Wmo: Tevredenheid met de Hulp bij het Huishouden in Heerlen 2013
Gemeente Heerlen Bureau Onderzoek & Statistiek Juli 2014
INHOUDSOPGAVE SAMENVATTING
1.
2.
INLEIDING
1
1.1
Vraagstelling
2
1.2
Methode
2
GEBRUIK EN ALTERNATIEVE OPLOSSINGEN
3
BOODSCHAPPENHULP 2.1
Gebruik boodschappenhulp
2.2.
Alternatieve oplossingen
3.
INFORMATIE EN ADVIES
4.
HULP BIJ HET HUISHOUDEN IN DE PRAKTIJK
BIJLAGEN: 1. Onderzoeksverantwoording 2. Vragenlijst
iv
SAMENVATTING In het onderhavig onderzoek wordt verslag gedaan van de gevolgen van het afschaffen van boodschappenhulp.
Deze
boodschappenhulp
werd
tot
november
2013
door
een
thuiszorgmedewerker verricht en was onderdeel van de indicatie Hulp bij het huishouden. Door deze afschaffing is de vraag ontstaan hoe burgers hiermee omgegaan zijn en welke alternatieve oplossingen zij gevonden hebben. Daarnaast is cliënten nog een aantal algemene vragen gesteld over de verstrekte informatie en advies door de consulent en de gepercipieerde kwaliteit van de hulp bij het huishouden. De doelgroep van het onderzoek bestond uit 700 Heerlenaren die in 2013 een indicatie hadden voor Hulp bij het huishouden, inclusief boodschappenhulp. Aan hen is een schriftelijke vragenlijst gestuurd.
Perceptie cliënten afschaffen boodschappenhulp door thuiszorgmedewerker De
helft
van
de
thuiszorgmedeweker
respondenten gedaan
geeft
werden.
aan Nu
dat
deze
de
boodschappen
‘voorziening’
niet
eerst
door
hun
meer
door
een
thuiszorgmedewerker geleverd wordt, rijst de vraag op welke wijze cliënten naar oplossingen gezocht hebben. De helft van de personen die voorheen gebruik gemaakt heeft van de boodschappenhulp heeft nog niet naar alternatieve mogelijkheden gezocht. De redenen die hiervoor genoemd zijn hebben betrekking op onvoldoende vermogen om zelf een oplossing te bedenken (39%) en een gebrek aan informatie over mogelijke alternatieven (36%). Alternatieve oplossingen afschaffen boodschappenhulp door thuiszorgmedewerker Cliënten die geconfronteerd zijn met de maatregel dat de boodschappenhulp niet meer door hun thuiszorgmedewerker gedaan wordt is gevraagd welke alternatieve oplossingen ze gevonden hebben. Een kleine meerderheid (55%) geeft aan dat ze gezocht hebben naar alternatieven (waarbij 15% uitbreiding van het aantal uren bij de gemeente aangevraagd heeft). Het leeuwendeel van de respondenten (63%) noemt dat ze als alternatief gebruik gemaakt hebben van de hulp van vrienden en/of familie. Deze alternatieve oplossing voldoet door bijna de helft van de cliënten minder aan hun wensen in vergelijking met de oorspronkelijke ‘ondersteuning / boodschappenhulp’. Daarentegen geeft bijna één op de drie aan dat deze alternatieve ondersteuning meer aan hun wensen voldoet. Invulling geïndiceerde uren boodschappenhulp Maar liefst de helft van de respondenten die recht hadden op boodschappenhulp heeft aangegeven dat ze hiervan geen gebruik hebben gemaakt. De meest frequent genoemde redenen hiervoor waren: anderen hebben boodschappen gedaan (44%), inzetten uren voor andere klussen (31%), zelf boodschappen gedaan (23%).
1
Informatie en advies Eén op de drie respondenten heeft aangegeven dat ze door de gemeente geadviseerd zijn over mogelijke alternatieve oplossingen. Gemiddeld genomen waarderen zij het advies van de gemeente met een 6,0. Hierbij wordt de vriendelijkheid van de consulent het hoogst gewaardeerd (6,6). De meerderheid van de cliënten (57%) is van mening dat zij tijdig informatie ontvangen hebben over de beslissingen rondom de maatregelen in het kader van de boodschappenhulp; hiertegenover staat dat bijna één op de vijf cliënten van mening is dat ze de informatie niet tijdig ontvangen hebben. Hulp bij het huishouden in de praktijk Het leeuwendeel van de Heerlense cliënten (81%) maakt gebruik van MeanderGroep voor het verkrijgen van de hulp bij het huishouden. De grote meerderheid van de cliënten is tevreden over de organisatorische aspecten van de hulp bij het huishouden. Hierbij wordt een goede planning het hoogst gewaardeerd.
2
1.
INLEIDING
Sinds 1 januari 2007 is de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in werking getreden. In deze nieuwe wet is een aantal bestaande wetten samengevoegd. De volgende bestaande wetten zijn ondergebracht in de Wmo: -
de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg);
-
de Welzijnswet;
-
een gedeelte van de AWBZ. Het betreft hier hulp bij het huishouden (HH1 en HH2).
Door de
Wmo zijn gemeenten verantwoordelijk geworden voor de maatschappelijke
ondersteuning van hun inwoners. De taken die gemeenten door de Wmo hebben gekregen zijn in de wet omschreven in de zogenoemde prestatievelden. Deze taken kunnen als volgt worden omschreven1: 1. de leefbaarheid van gemeenten vergroten; 2. jongeren en ouderen ondersteunen; 3. informatie en advies geven; 4. ondersteunen van vrijwilligers en mantelzorgers; 5. zorgen dat mensen met een beperking mee kunnen doen; 6. voorzieningen voor mensen met een beperking; 7. opvang voor mensen met problemen; 8. openbare geestelijke gezondheidszorg; 9. zorgen voor mensen met een verslaving. In aanloop van de drie grote transities (decentralisatie AWBZ, jeugdzorg en de participatiewet) waar de gemeenten in 2015 voor staan, heeft de gemeente Heerlen een aantal maatregelen genomen. Deze maatregelen dienen de zelfredzaamheid van de burger te bevorderen. Deze zelfredzaamheid betekent dat burgers meer aanspraak dienen te doen op hun eigen sociale netwerk en niet uitsluitend een beroep kunnen doen op hulp en steun van de overheid. Reeds in 2013 is een aantal van deze maatregelen ter bevordering van de zelfredzaamheid van de burgers ingevoerd. In concreto gaat het om de volgende twee Heerlense maatregelen: 1) Vanaf 1-11-2013 heeft een groot aantal burgers geen recht meer op hulp bij boodschappen2. Dit betekent dat deze extra ‘voorziening’/ ‘service’ weggevallen is uit de indicatie. 2) Vanaf 2013 kan een grote groep geen gebruik meer maken van de pgb familieregeling. In het onderhavige onderzoek wordt de eerste maatregel nader onderzocht. Aangezien het eerste (pilot) jaar van de maatregelingen ten einde is en om in de toekomst het beleid concreter te kunnen vormgeven is het noodzakelijk het effect van deze maatregel te meten.
1 Brochure Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport: Iedereen moet kunnen meedoen, september 2006. 2 De hulp bij boodschappen is een onderdeel van de hulp bij huishouden (Hbh)
3
Voorts is het van belang om mogelijke alternatieven voor de het wegvallen van de boodschappenhulp in kaart te brengen. In de huidige onderzoeksrapportage wordt dus ingezoomd op het onderdeel Hulp bij het huishouden (Hbh). Doelgroep De doelgroep van het huidige onderzoek heeft betrekking op personen die op 1-1-2013 (tot 111-2013) een indicatie hadden voor Hbh boodschappen doen. Deze groep personen hoeft niet per definitie de hbh in te zetten voor de boodschappen. Interessant is of personen de hbh ook ingezet hebben voor het doen van boodschappen en zo niet, hoe zij dit georganiseerd hebben.
1.1
Vraagstelling
De volgende onderzoeksvragen kunnen onderscheiden worden:
Hoe wordt het afschaffen van hulp bij boodschappen door betroffen doelgroep ervaren?
Hoe wordt het afschaffen van hulp bij boodschappen opgelost?
Werd het aanvankelijk recht op hulp bij boodschappen ook daadwerkelijk ingezet voor hulp bij boodschappen of werd hier een andere invulling aan gegeven?
Bij de onderzoeksgroep wordt de focus gelegd op: a) Wat zijn de effecten van deze veranderingen voor de cliënt? b) Hoe wordt het alternatief voor hulp ingevuld (en hoe heeft advies van de gemeente hieraan bijgedragen)? Heeft dit ook gevolgen voor de kwaliteit van de geboden hulp? (voorbeeld: na het wegvallen van de indicatie zijn taken overgenomen door de familie/buren. Het kan zo zijn dat familieleden/buren een andere invulling geven aan de gevraagde hulp dan de professional voorheen). c) Heeft de cliënt begrip voor deze noodzakelijke bezuinigingsmaatregel?
1.2
Methode
Cliënten die in de periode januari t /m oktober 2013 een indicatie hadden voor Hbh inclusief boodschappenhulp zijn benaderd middels een schriftelijke vragenlijst (zie bijlage 2). Het onderzoek is in mei uitgevoerd onder een steekproef van 600 personen. Uiteindelijk hebben 379 personen de vragenlijst ingevuld en geretourneerd, hetgeen een respons betekent van 63% (zie verder bijlage 1 voor de onderzoeksverantwoording).
4
Weergave onderzoeksuitkomsten De onderzoeksuitkomsten zijn gepresenteerd in de vorm van grafieken, tabellen en aanvullende commentaren. Daarbij worden de gegevens op de volgende twee manieren weergegeven: -
percentages;
-
schaalscores.
Voor een goede interpretatie van de onderzoeksuitkomsten moeten over het gebruik van deze percentages en schaalscores vooraf de volgende technische opmerkingen worden gemaakt. - Percentages De berekening van percentages is gebaseerd op alle respondenten (onderzoeksdeelnemers) die een antwoord op de vraag gegeven hebben, inclusief ‘geen mening’ en exclusief ‘niet van toepassing’. - Schaalscores Incidenteel is in deze rapportage ook gebruik gemaakt van schaalscores. In die gevallen is de respondent gevraagd in welke mate zij tevreden zijn over een bepaald onderwerp. Deze scores zijn vervolgens omgerekend naar een gemiddelde schaalscore van 0 (zeer laag) t/m 10 (zeer hoog). Deze schaalscore geeft een indicatie van de waardering die de burger heeft voor een bepaald onderwerp.
5
3.
GEBRUIK EN ALTERNATIEVE OPLOSSINGEN BOODSCHAPPENHULP
In dit hoofdstuk wordt allereest ingegaan op het gebruik van boodschappenhulp door cliënten die in 2013 een indicatie voor Hulp bij het huishouden hadden (inclusief boodschappenhulp). Indien cliënten geen gebruik gemaakt hebben van de boodschappenhulp wordt beschreven wat de reden(en) hiervan is (zijn). Verder komt ter sprake wat het oordeel van cliënten is over de bezuinigingsmaatregel en welke veranderingen deze maatregel bij hen teweeg gebracht hebben. Daarnaast wordt besproken welke oplossingen cliënten zelf gevonden hebben als gevolg van het afschaffen van de boodschappenhulp.
3.1
Gebruik van boodschappenhulp
Meer dan de helft van de cliënten die hulp bij het huishouden ontvangen (52%) geeft aan dat de boodschappen eerst door de thuiszorgmedewerker gedaan werden. Hierbij is noch de leeftijd
noch
de
gezinssamenstelling
(alleenstaand
versus
samenwonend
met
partner/andere(n)) van belang. Een kleine meerderheid (48%) geeft aan geen gebruik te hebben gemaakt van de boodschappenhulp. Hiervoor hadden zij de mogelijkheid om een aantal redenen aan te geven. Deze zijn weergegeven in tabel 3.1. Tabel 3.1: Redenen geen gebruik boodschappenhulp Reden
Relatief (in %)*
Anderen hebben boodschappen gedaan
44%
Inzetten voor andere klussen
31%
Zelf boodschappen gedaan
23%
Gebruik bezorgservice supermarkt
3%
Anders
7%
* de sommatie van de afzonderlijke items bedraagt geen 100%, aangezien meerdere antwoordcategorieën mogelijk waren
Uit bovenstaande tabel blijkt dat de meest frequente reden van cliënten om geen gebruik te maken van de boodschappenhulp is dat zij een beroep doen op anderen voor hun boodschappen (44%). Hierbij zijn de genoemde redenen die cliënten geven afhankelijk van de leeftijdscategorie. Zo geven vooral jongeren tot 18 jaar aan dat zij de uren ingezet hebben voor andere klussen. Met name de cliënten in de leeftijdscategorie 65-74 jaar hebben zelf de boodschappen gedaan (31%) t.o.v. 75 plussers (18%).
6
Begrip voor maatregel Vanwege bezuinigingsmaatregelen door de centrale overheid heeft de gemeente Heerlen besloten om de boodschappenhulp niet langer meer onderdeel uit te laten maken van de Hulp bij het huishouden. Aan cliënten is gevraagd of ze begrip kunnen opbrengen voor deze maatregel. De helft van de cliënten (51%) heeft totaal geen begrip voor de maatregel, 41% begrijpt dat deze maatregel noodzakelijk is ondanks dat het vervelend is en een fractie van 8% heeft begrip van deze maatregel en ervaart er ook geen hinder door. De attitude van cliënten over deze maatregel hangt af van hun feitelijke huidige situatie. Cliënten die niet geconfronteerd zijn met een verandering in het aantal uren geïndiceerde hulp bij het huishouden reageren doorgaans positiever op de maatregel dan cliënten waarbij het aantal geïndiceerde uren Hbh gedaald is. Zie tabel 3.2. Tabel 3.2: Relatie tussen attitude over maatregel en verandering in aantal geïndiceerde uren Hbh Begrip, maar
Begrip, maar
Totaal geen
vervelend
geen hinder
begrip
Minder/geen uren Hbh
42%
4%
54%
Niets veranderd uren Hbh
37%
24%
39%
Totaal
41%
8%
51%
3
3.2
Alternatieve oplossingen
Op welke wijze zijn cliënten die geconfronteerd zijn met minder of geen uren geïndiceerde hulp bij het huishouden hiermee omgegaan? Om deze vraag te beantwoorden is hun gevraagd of ze naar aanleiding van deze maatregelen naar oplossingen gezocht hebben en zo ja, welke oplossingen dit dan zijn. Bijna de helft van de cliënten (45%) geeft aan dat ze nog niet naar alternatieve oplossingen gezocht hebben (hiervan geeft 13% aan van mening te zijn dat het aantal uren hulp bij het huishouden voldoende is). De redenen hiervoor zijn veelvuldig. De meest frequent genoemde reden die cliënten gaven was dat ze niet in staat waren om alternatieve oplossingen te bedenken/te regelen (39%). De genoemde redenen staan weergegeven in tabel 3.3.
3
In het onderhavige onderzoeken waren slechts 3 personen die aangegeven hadden geen uren huishoudelijke hulp meer te ontvangen. Vanwege de grootte van deze groep zijn deze personen toegevoegd aan de categorie ‘minder uren huishoudelijke hulp’
7
Tabel 3.3: Redenen om niet tot alternatieve oplossingen te zoeken Reden
Relatief (in %)*
Niet in staat om zelf een oplossing te bedenken/regelen
39%
Niet op de hoogte van alternatieve mogelijkheden
36%
Nog niet aan gedacht
5%
Nog niet aan toegekomen
5%
Weet niet
7%
Andere reden
11%
* de sommatie van de afzonderlijke items bedraagt geen 100%, aangezien meerdere antwoordcategorieën mogelijk waren
Een kleine meerderheid van de cliënten (55%) geeft aan dat ze gezocht hebben naar alternatieve oplossingen (hiervan heeft 15% uitbreiding van het aantal uren bij de gemeente aangevraagd). Naast de aanvraag voor het uitbreiden van het aantal uren bij de gemeente heeft een ruime meerderheid van de cliënten aangegeven dat ze vooral een beroep doen op hulp van vrienden en/of familieleden (63%). Tabel 3.4 geeft de oplossingsalternatieven weer. Tabel 3.4: Oplossingsalternatieven afschaffen boodschappenhulp/minder uren Hbh Reden
Relatief (in %)*
Hulp van vrienden en/of familie
63%
Hulp van buren
11%
Inschakelen betaalde hulp
11%
Bezorgservice supermarkt
4%
Boodschappenhulp Baanbrekend werk
3%
Nog geen adequate oplossing gevonden
6%
Andere oplossing
16%
* de sommatie van de afzonderlijke items bedraagt geen 100%, aangezien meerdere antwoordcategorieën mogelijk waren
Aan cliënten die een alternatieve oplossing gevonden hebben is gevraagd hoe zij deze ondersteuning beoordelen. Grafiek 3.1 geeft de verdeling van de antwoordcategorieën weer.
8
Grafiek 3.1: Oordeel alternatieve ondersteuning
Kan ik (nog) niets over zeggen
9%
Ondersteuning voldoet minder aan wensen
46%
Ondersteuning is niet beter/niet slechter
30%
Ondersteuning voldoet meer aan wensen
15%
0%
5%
10% 15% 20% 25% 30% 35% 40% 45% 50%
9
4.
INFORMATIE EN ADVIES
In het vorige hoofdstuk zijn met name alternatieve oplossingen aan bod gekomen die cliënten gevonden hebben naar aanleiding van de maatregelen op het gebied van de hulp bij het huishouden. In het huidige hoofdstuk wordt ingegaan op de rol die de gemeente gespeeld heeft bij het vinden van deze oplossingen. Concreet is gevraagd of de gemeente de cliënt geadviseerd heeft over alternatieve oplossingen. Uit grafiek 4.1 blijkt dat bijna één op de drie cliënten aangeeft dat de gemeente hun geadviseerd heeft over mogelijke alternatieve oplossingen. Grafiek 4.1: Advies gemeente over alternatieve oplossingen
30% Ja Nee
70%
Aan de cliënten die wel een advies van de gemeente gekregen hebben is gevraagd in hoeverre ze tevreden zijn over de volgende aspecten:
Deskundigheid van de consulent;
Vriendelijkheid van de consulent;
Aandacht van de consulent voor mijn probleem;
Tijd die de consulent voor mij neemt.
De antwoordcategorieën zijn omgerekend naar een schaalscore van 0 (zeer laag) naar 10 (zeer hoog). In grafiek 4.2 wordt deze schaalscore per aspect weergegeven, inclusief de gemiddelde schaalscore van de vier adviesaspecten. Uit deze grafiek blijkt dat het oordeel van de cliënt over het advies van de cliënt gemiddeld een voldoende scoort. Cliënten zijn nog het meest tevreden over het gedrag van de consulent: vriendelijkheid wordt met een 6,6 namelijk het hoogst gewaardeerd.
10
Grafiek 4.2: Schaalscore advies consulent (0 = zeer laag; 10 = zeer hoog)
GEMIDDELDE SCHAALSCORE ADVIES CONSULENT
6,0
Tijd die consulent voor mij neemt
6,0
Aandacht consulent voor mijn probleem
5,9
Vriendelijkheid consulent
6,6
Deskundigheid consulent
5,9 5,4
5,6
5,8
6,0
6,2
6,4
6,6
6,8
Cliënten die geconfronteerd zijn met de bezuinigingsmaatregelen hebben van de gemeente de gelegenheid gekregen om een zienswijze in te dienen en hun standpunt kenbaar te maken. Ongeveer een op de vier (23%) cliënten heeft hiervan gebruik gemaakt. Vooral cliënten die te maken hebben gekregen met minder/geen uren hulp bij het huishouden. Om cliënten voldoende tijd te geven om naar alternatieve maatregelen te zoeken is het essentieel dat zij tijdig door de gemeente geïnformeerd worden over het besluit om de boodschappenhulp niet langer onderdeel te laten vormen van de hulp bij het huishouden. Tabel 4.1 geeft de mening van de respondenten weer. Tabel 4.1: Tijdige informatie ontvangen over beslissingen boodschappenhulp Reden
Relatief (in %)*
Ja
57%
Nee
18%
Weet niet / geen mening
25%
Een meerderheid van de respondenten (57%) geeft aan dat zij tijdig geïnformeerd zijn, een kwart heeft geen mening (25%) en een minderheid van 18% is niet tijdig geïnformeerd.
11
5.
HULP BIJ HET HUISHOUDEN IN DE PRAKTIJK
Dit hoofdstuk beschrijft de hulp bij het huishouden als voorziening die burgers ontvangen hebben. Hierbij wordt ook ingegaan op de waardering van cliënten over hun zorgaanbieder die de hulp bij het huishouden geleverd heeft. Heerlense cliënten maken met name gebruik van MeanderGroep voor het verkrijgen van de hulp bij het huishouden (81%). Sevagram en Parkstad Thuiszorg worden beide slechts door één op 10 cliënten genoemd. Ruim 80% van de cliënten is (zeer) tevreden over de keuzemogelijkheden tussen de verschillende aanbieders van hulp bij het huishouden. Organisatorische aspecten Aan cliënten is gevraagd of ze van mening zijn dat een aantal aspecten van organisatorische aard goed geregeld zijn. In concreto heeft dit betrekking op: - Tijdig starten zorgaanbieder; - Ontvangen aantal toegekende uren; - Planning van de hulp (tijdstip van de dag, dag in de week); - Prettig overleg met zorgaanbieder; - Vervanging bij ziekte en verlof van vaste hulpverlener; - Mogelijkheid om bij zorgaanbieder terecht te kunnen bij vragen of klachten. In grafiek 5.1 wordt weergegeven welk aandeel van de cliënten van mening is dat bovengenoemde aspecten goed georganiseerd zijn. Het gaat hierbij om het gemiddelde van de drie zorgaanbieders samen. Aangezien het leeuwendeel van de cliënten gebruik maakt van MeanderGroep (81%), hebben de percentages voornamelijk hierop betrekking. Uit onderstaande grafiek blijkt dat het leeuwendeel van de cliënten van mening is dat de organisatorische aspecten van de hulp bij het huishouden goed geregeld zijn. Cliënten zijn het meest content over de goede planning van de hulp.
12
Grafiek 5.1: Mening over organisatorische aspecten zorgaanbieder
Terecht bij zorgaanbieder voor vragen/klachten
81%
Vervanging bij ziekte/verlof vaste hulpverlener
82%
Prettig overleg met zorgaanbieder
88%
Goede planning van de hulp
96%
Ontvangen aantal toegekende uren
94%
Tijdig starten zorgaanbieder
94% 70%
75%
80%
85%
90%
95%
100%
13
14
BIJLAGEN
BIJLAGE 1: ONDERZOEKSVERANTWOORDING Hieronder wordt kort de opzet van het onderhavige onderzoek en de verantwoording van de uitvoering beschreven. Aan de orde komen achtereenvolgens de onderzoeksmethode, responsverantwoording, achtergrondgegevens respondenten en betrouwbaarheid en nauwkeurigheid. Onderzoeksmethode Het onderzoek naar de hulp bij het huishouden is in de vorm van een schriftelijke enquête (zie bijlage 2) in de periode mei-juni 2014 uitgevoerd. Deze enquête is gehouden onder een steekproef van Heerlense burgers die in 2013 in het kader van de Wmo een indicatie hadden voor de Hulp bij het huishouden, inclusief boodschappenhulp. De personen die voor het onderzoek zijn geselecteerd middels een aselecte steekproef, hebben per post een schriftelijke vragenlijst en begeleidende brief van de gemeente Heerlen ontvangen met het verzoek de vragenlijst in te vullen en binnen 10 dagen in een bijgesloten portvrije antwoordenveloppe te retourneren. Om de privacy te kunnen waarborgen zijn aan de respondenten geen naam- en adresgegevens gevraagd. Na 10 dagen is een schriftelijke rappelbrief gestuurd met het doel om de respons te optimaliseren. Responsverantwoording In totaal bestond de steekproef uit 600 cliënten. Uiteindelijk hebben 379 personen de vragenlijst ingevuld en geretourneerd, hetgeen een onderzoeksrespons van 63% oplevert. Met het oog op de lengte van de vragenlijst en de aard van de doelgroep mag deze respons zeer tevredenstellend genoemd worden. Tabel I geeft een verdeling van de achtergrondkenmerken geslacht en leeftijd weer. Tabel I: Achtergrondgegevens respondenten naar geslacht en leeftijd GESLACHT - Man - Vrouw LEEFTIJD - < 65 jaar - 65-74 jaar - 75-84 jaar - 85 jaar GEZINSSAMENSTELLING - Alleenstaand - Samenwonend
Percentage 19% 81% 14% 17% 33% 36% 89% 11% i
Uit bovenstaande tabel blijkt dat de verhouding man:vrouw gemiddeld circa 1:4 is. Met betrekking tot de leeftijdsverdeling valt op dat gemiddeld genomen 7 op de 10 respondenten 65 jaar of ouder is. Qua gezinssamenstelling blijkt dat bijna 90% van de respondenten alleenstaand is. Dit is niet verwonderlijk, gezien de aard van de toegekende indicatie en de voorwaarden die hieraan verbonden zijn om in aanmerking te komen voor hulp bij het huishouden.
Betrouwbaarheid en nauwkeurigheid De essentie van steekproefonderzoek is, dat door het ondervragen van een beperkt deel (steekproef) van de bevolking niet alleen uitspraken worden gedaan over degenen die geënquêteerd zijn maar ook over de totale populatie waaruit die steekproef is getrokken. In dit geval alle burgers die een indicatie hebben voor de hulp bij het huishouden. Daarbij dient men wel steeds te beseffen dat dit steekproefonderzoek een benádering van de werkelijkheid vormt: geen enkele steekproef is een exacte afspiegeling van de totale bevolking. Dit hoeft op zich geen bezwaar te zijn zolang de marges waarbinnen de steekproefonnauwkeurigheid valt bekend (en acceptabel) zijn. Daartoe kunnen de zgn. nauwkeurigheidsmarges van de steekproef worden berekend; binnen deze marges vallen de ‘werkelijke’ uitkomsten voor de totale bevolking. Bij het berekenen van de bruto steekproef
(aantal
verstuurde
vragenlijsten)
is
rekening
gehouden
met
deze
nauwkeurigheidsmarges. Normaliter wordt bij het berekenen van de nauwkeurigheidsmarges uitgegaan van 95% betrouwbaarheid. Dit betekent dat wanneer het onderzoek 100 maal herhaald wordt, 95 keer een waarde gevonden wordt die binnen de berekende nauwkeurigheidsmarges ligt. Tabel II laat – uitgaande van een betrouwbaarheid van 95% – voor verschillende steekproefgroottes en voor verschillende mogelijke antwoordpercentages zien hoe groot de nauwkeurigheidsmarges zijn.
ii
Tabel II: Nauwkeurigheidsmarges steekproefgroottes, op basis van 95% betrouwbaarheid Netto steekproefgrootte (= aantal respondenten) 100 200 300 400 500 1.000 2.000 3.000 4.000
Antwoordpercentages in onderzoek
10% of 90% 20% of 80% 30% of 70% 40% of 60% 6,4% 7,8% 9,0% 9,6% 4,2% 5,5% 6,4% 6,8% 3,4% 4,5% 5,2% 5,5% 2,9% 3,9% 4,5% 4,8% 2,6% 3,5% 4,0% 4,3% 1,9% 2,5% 2,8% 3,0% 1,3% 1,8% 2,0% 2,1% 1,1% 1,4% 1,6% 1,8% 0,9% 1,2% 1,4% 1,5%
50% 9,8% 6,9% 5,7% 4,9% 4,4% 3,1% 2,2% 1,8% 1,5%
Een voorbeeld: bij een steekproefgrootte van 400 respondenten (bij benadering in het onderhavige onderzoek) en een antwoordpercentage van bijv. 20% is de nauwkeurigheidsmarge plus of min 3,9%, dat wil zeggen dat het werkelijke percentage in de onderzoekspopulatie tussen 16,1% en 23,9% ligt.
iii
BIJLAGE 2: VRAGENLIJST TEVREDENHEID MET DE HUISHOUDELIJKE HULP 2013
iv
v
vi
vii
viii
ix