WMO-beleidsplan 2012 – 2015
“De burger centraal - mensen helpen, zichzelf en anderen te helpen”
versie 8 ; oktober 2011
-2-
Inhoudsopgave Inleiding
Wettelijk kader Het beleidsplan 2012 – 2015 Totstandkoming Rapport Rekenkamercommissie
- 3- 3- 3- 4-
Algemene visie:
Algemeen Besturingsfilosofie De Kanteling Nieuwe ontwikkelingen op het gebied van de Wmo Demografische gegevens Financieel perspectief individuele verstrekkingen
- 5- 5- 6- 9-11-13-
De prestatievelden:
Leefbaarheid en sociale samenhang -16o Wat wil de gemeente bereiken -16o Wat doet de gemeente om dat te bereiken -17Preventieve ondersteuning jeugd -18o Wat wil de gemeente bereiken -19o Wat doet de gemeente om dat te bereiken -19Informatie, advies en cliëntondersteuning -20o Wat wil de gemeente bereiken -20o Wat doet de gemeente om dat te bereiken -21Mantelzorgers -21o Wat wil de gemeente bereiken -21o Wat doet de gemeente om dat te bereiken -21Vrijwilligers o Wat wil de gemeente bereiken -22o Wat doet de gemeente om dat te bereiken -22Bevorderen deelname maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren o Wat wil de gemeente bereiken -23o Wat doet de gemeente om dat te bereiken -23Verlenen individuele voorzieningen o Wat wil de gemeente bereiken -23o Wat doet de gemeente om dat te bereiken -24Maatschappelijke opvang, openbare geestelijke gezondheidszorg en verslavingsbeleid o Wat wil de gemeente bereiken -24o Wat doet de gemeente om dat te bereiken -24-
-3-
Inleiding Wettelijk kader De gemeente is verplicht om elke vier jaar een beleidsplan op te stellen. B&W werkt daartoe binnen de door de raad gestelde kaders een of meer beleidsplannen uit over het te voeren beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning. In het plan dient in ieder geval te worden aangegeven: wat de gemeentelijke doelstellingen zijn op de verschillende prestatievelden; hoe het samenhangende beleid wordt uitgevoerd en welke acties worden ondernomen in de periode die het plan bestrijkt; o Voor Beek: de verschillende prestatievelden worden afzonderlijk uitgewerkt. Hier wordt als eerste naar het gemeentelijk doel gevraagd: “Wat wil de gemeente bereiken?” Vervolgens wordt – eveneens per prestatieveld - beschreven wat de gemeente doet om haar doel te bereiken. In het uitvoeringsprogramma worden de concrete acties benoemd. In de onderstaande paragraaf wordt beschreven hoe samenhang in het beleid gerealiseerd wordt. welke resultaten de gemeente wenst te behalen in de periode die het plan bestrijkt; o Voor Beek: in het uitvoeringsprogramma worden per prestatieveld de indicatoren benoemd. welke maatregelen de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders nemen om de kwaliteit te borgen van de uitvoering van de maatschappelijke ondersteuning; o Voor Beek: de kwaliteit wordt éénmaal per jaar formeel gemeten via het door ODRP uitgevoerde klanttevredenheidsonderzoek. welke maatregelen worden genomen om de keuzevrijheid te bevorderen voor degenen aan wie maatschappelijke ondersteuning wordt verleend. o Voor Beek: in alle gevallen wordt – zeker met de Kanteling in het achterhoofd – gestreefd naar maatwerk. Dat betekent dat in gezamenlijkheid afspraken worden gemaakt. In dit proces zit ook een bepaalde keuzevrijheid voor de klant opgesloten. Echter: deze keuzevrijheid zal niet onbeperkt zijn. Vanwege doelmatigheidsoverwegingen zal steeds vaker ingezet worden op collectieve voorzieningen. De keuze is dan wel of geen gebruik maken. Daarnaast moet het plan de resultaten van het meningvormende totstandkomingsproces met burgers en organisaties beschrijven. o Dit is beschreven in de hieronder staande paragraaf “Totstandkoming” Het beleidsplan 2012 - 2015 Dit beleidsplan is het vervolg op het door uw raad op 20 december 2007 vastgestelde beleidsplan voor de periode 2008 – 2011. In de periode daarna is in 2009 nog een stand van zakennotitie uitgebracht, waarin u geïnformeerd bent over de status van de vele voornemens die in het beleidsplan waren opgenomen. Verder bent u in algemene, brede zin niet meer geïnformeerd over de voortgang van het beleidsplan. Wel over onderdelen daarvan, zoals via de uitvoeringsnota sport en de stand van zakennotitie over het jeugdbeleid . Totstandkoming Dit beleidsplan is in nauwe samenwerking met de werkgroep beleidsplanbewaking uit het Wmo-platform tot stand gekomen. Er hebben een zestal bijeenkomsten plaatsgevonden waar zowel gesproken is over de opzet als over de inhoud van het plan. Het conceptplan is ook besproken en toegelicht in het totale platform.
-4-
Binnen de gemeentelijke organisatie zijn alle betrokken disciplines bij de opstelling betrokken. Er hebben een tweetal bijeenkomsten plaatsgevonden waar het plan integraal besproken is. En last but not least is het plan – en dan vooral de nieuwe aspecten - besproken in een aparte themasessie van de commissie Inwonerszaken. Rapport Rekenkamercommissie De Rekenkamercommissie heeft een tweetal rapporten uitgebracht:
“Met of zonder schone lei?” op 8 september 2009 en “De Wmo op heuvels en in dalen” op 1 oktober 2010.
U hebt het eerste rapport op 10 december 2009 voor kennisgeving aangenomen waarbij opgemerkt dat de conclusies en aanbevelingen in het rapport in grote lijnen onderschreven worden. In de meeste gevallen leidt dat echter niet tot specifieke actiepunten, omdat zaken al lopen of al zijn opgepakt. De aanbeveling van de commissie om per prestatieveld doelstellingen, met daaraan gekoppelde resultaten te formuleren, die vervolgens concreet, meetbaar en tijdgebonden gemaakt worden, bij het volgende beleidsplan mee te nemen is overgenomen. Deze systematiek is nu terug te vinden in het nieuwe beleidsplan. e
In het 2 rapport heeft de Rekenkamercommissie in de gemeenten Beek, Eijsden, GulpenWittem, Meerssen, Nuth en Valkenburg aan de Geul onderzocht hoe het met de invoering en uitvoering van de Wmo is gesteld. Naar aanleiding hiervan heeft de commissie de gemeenten in het voorliggende rapport met elkaar vergeleken. De commissie heeft het vergelijk gemaakt naar aanleiding van de eerder in de verschillende gemeenten gemaakte bevindingen en de naar aanleiding daarvan opgestelde rapporten. Er hebben geen aanvullende gesprekken plaatsgevonden. Er is sprake van een vergelijk, maar “… de verschillen in aanpak zijn zo fundamenteel van aard dat een “benchmark” niet aan de orde is”. Het rapport is op 18 april j.l. door uw raad behandeld en voor kennisgeving aangenomen. Hierbij zijn een tweetal punten aangetekend: er moeten meer verbindingen worden gelegd tussen de Wmo en andere beleidsterreinen. Voor wat betreft ouderenbeleid is dit gebeurd in de dit jaar verschenen notitie ouderenbeleid. Voor wat betreft het taakveld Werk en Inkomen moet dit in de breedte nog verder worden opgepakt. de wijze van verantwoording van de kosten van de Wmo is een aandachtspunt, vooral daar waar het gaat om de samenhang tussen de verschillende producten te laten zien.
-5-
Algemene visie Algemeen Wat wil de gemeente met de Wmo en wat doet de gemeente in algemene zin om dat te bereiken? De kaders en beleidsuitgangspunten zijn te vinden in het Collegeprogramma Gemeente Beek 2010 – 2014 “Ondernemend Beek: veelzijdig en vitaal in Zuid-Limburg”. Hierin is bij programma 2 “maatschappelijke ondersteuning” in algemene zin opgenomen: “zelfredzaamheid voorop en zorg waar nodig” De gemeente krijgt een zwaardere rol bij de maatschappelijke ondersteuning van inwoners. Het streven is mensen te ondersteunen bij het zo lang en goed mogelijk zelfstandig leven. Met andere woorden, Beek wil de zelfredzaamheid van haar inwoners bevorderen. Maar hiervoor is wel zorg nodig. Zorg voor elkaar en vanuit de gemeente, welzijns- en zorginstellingen. Voor mensen die thuis wonen en voor mensen die in een zorgcomplex leven. Wij zijn ons bewust van onze solidariteit met minder bedeelden; in onze eigen samenleving en elders in de wereld. In datzelfde programma worden een aantal speerpunten genoemd waarvan het onderstaande in algemene zin van invloed is op de inhoud van het beleidsplan: ……………De verdere uitwerking van het beleid zal worden beschreven in het Wmobeleidsplan 2012-2015. Hierin wordt vooral aandacht geschonken aan het fenomeen “kanteling”. Dat houdt in dat niet meer wordt gekeken naar wélk product aan een zorgvrager kan worden aangeboden, maar dat de zorgvraag zélf centraal staat. Op deze manier wordt beter ingespeeld op de specifieke situatie van de aanvrager. Het Wmo-Platform wordt zowel bij het opstellen van het beleidsplan als bij de implementatie daarvan betrokken. De andere speerpunten die in het collegeprogramma worden genoemd, hebben betrekking op specifieke onderdelen in de prestatievelden. Indien van toepassing komen ze daar terug. Besturingsfilosofie In het vorige beleidsplan is aangegeven dat voor de korte termijn eerst de gemeente aan zet moest zijn en samen met alle betrokkenen vorm moest geven aan de Wmo. Daarom is toen 1 gekozen voor het scenario “de gemeente aan het roer” . Voor de langere termijn zou echter het scenario “stuurman van je eigen leven” meer van toepassing zijn. Een intermezzo. In de vorige paragraaf werd het project “de Kanteling” al kort benoemd. Doel hiervan is het stimuleren van een nieuwe manier van werken die mensen met een beperking betere kansen biedt om volwaardig mee te doen aan de samenleving. Het compensatiebeginsel vergt van gemeenten én burgers een nieuwe benadering: Gemeenten zullen meer tijd moeten nemen in het eerste gesprek met de klant. Het gesprek wordt meer vraagverhelderend, minder beoordelend. Burgers moeten afstappen van het zogenaamde claimdenken en alle mogelijkheden verkennen om hun probleem op te lossen. Hierbij staan behoud van regie over het eigen leven en zelfredzaamheid voorop. Zie verder de volgende paragraaf. Uit het vorenstaande mag voor wat betreft de besturingsfilosofie afgeleid worden dat het tijdperk van het scenario “stuurman van je eigen leven” zijn intrede heeft gedaan.
1
Zie voor de verschillende scenario‟s bijlage 1.
-6-
De Kanteling Voor de invulling van deze paragraaf is voor een deel gebruik gemaakt van de publicatie “kantelen in de Wmo” van de VNG, waarin kort en bondig beschreven staat waar het om draait. Waar gaat de Kanteling over? Met de komst van de Wmo is een vernieuwend concept bij gemeenten geïntroduceerd: de compensatieplicht. Gemeenten hebben tot taak burgers te ondersteunen bij hun deelname aan de samenleving. Maar hoe de gemeente die verantwoordelijkheid moeten invullen, schrijft de wet niet voor. De Kanteling is een project van de VNG dat gemeenten ondersteunt om invulling te geven aan de compensatieplicht. Centraal hierbij staat – zoals in de vorige paragraaf al aangestipt een omslag van claim- en aanbodgericht werken (voorzieningen en hulpmiddelen) naar vraag- en resultaatgericht werken (participatie en zelfredzaamheid). Dit vergt aanpassingen van het denken binnen de gemeentelijke organisatie alsook in de relatie met burgers en partnerorganisaties. Compensatieplicht In tegenstelling tot de voormalige WVG zijn gemeenten niet meer verplicht om een aantal omschreven voorzieningen te verstrekken. Ze mogen zelf bepalen hoe ze individuele burgers ondersteunen bij hun deelname aan de samenleving. Artikel 4 van de Wmo verplicht B&W om burgers met een beperking te compenseren op de volgende vier domeinen: een huishouden kunnen voeren; zich kunnen verplaatsen in en om het huis; zich lokaal kunnen verplaatsen per vervoermiddel; medemensen kunnen ontmoeten en op basis hiervan sociale verbanden kunnen aangaan. De gemeenten moeten hierbij rekening houden met de persoonskenmerken en behoeften van de burgers. In de wet staat dan ook niet hoe de ondersteuning eruit moet zien. Wat telt is het resultaat. Over de manier waarop dit resultaat behaald wordt, gaat de kanteling. De domeinen in artikel 4 zijn daartoe vertaald in een achttal resultaten: wonen in een schoon en leefbaar huis; wonen in een voor hem/haar geschikt huis; beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften; beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding; thuis zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren; zich verplaatsen in,om en nabij het huis; zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel; de mogelijkheid hebben om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten. Samen met de burger moet in kaart worden gebracht wat de ondersteuningsbehoefte van de burger is en hoe deze burger gefaciliteerd moet worden of welke oplossingen hem of haar aangeboden moeten worden. De focus verschuift van het verstrekken van (individuele) voorzieningen naar vraagverheldering en het ontwikkelen van op de behoefte van het individu gerichte oplossingen. Dit vraagt ook een kanteling bij de burger zelf: de Wmo gaat in eerste instantie uit van zijn eigen kracht en verantwoordelijkheid. De relatie tussen burger en gemeente wordt hiermee wederkerig. Tot slot moet hier ook nog gewezen worden op een spanningsveld dat hier kan ontstaan. De financiële positie van de gemeenten zal er de komende periode – mede als gevolg van overheveling naar de gemeenten van Wmo-taken die thans nog door Rijk of Provincie worden uitgevoerd – niet beter op worden. Dat betekent dat bij eventuele bezuinigingen ook ge-
-7-
keken zal worden naar Wmo-zaken. En dat kan weer betekenen dat er maatregelen getroffen worden die onze burgers die maatschappelijke ondersteuning nodig hebben gaan voelen. Mogelijke voorbeelden: minder of minder snel hulp bij het huishouden, minder dagactiviteiten in het wijkcentrum enz. Maar hoe bewaar je dan toch voldoende kwaliteit? Dat zal van geval tot geval bekeken moeten worden. In kantelingstermen: dat zal in gezamenlijkheid in een arrangement moeten worden vastgelegd. Kernfuncties van de Kanteling Eerste contact Mensen met een probleem moeten zich op een bepaalde plek kunnen melden waar hun vraag opgepakt wordt. Dat kan b.v. via een buurvrouw, de huisarts of de thuishulp zijn, of ze melden zich rechtstreeks bij het Wmo-zorgloket van de gemeente. Het gesprek In het gesprek wordt de ondersteuningsbehoefte van de klant in beeld gebracht. De vraagverheldering sluit aan bij de eigen kracht van de burger. Wat kan iemand wél, en welke aanvullende ondersteuning is dan nog nodig? Pas als de ondersteuningsbehoefte in kaart is gebracht, wordt naar oplossingen gezocht. Het kan zijn dat dit een één gesprek duidelijk wordt, maar er kunnen ook meerdere gesprekken nodig zijn. Overigens hoeven niet alle vragen tot een gesprek te leiden. Sommige zaken kunnen snel en laagdrempelig opgelost worden. Het arrangement Het pakket aan oplossingen dat in het gesprek is afgesproken (en schriftelijk wordt vastgelegd), noemen we het arrangement. Het gaat om een onderling samenhangend pakket van informele ondersteuning, algemene en individuele voorzieningen. Meerdere partners en aanbieders zullen bij de uitvoering betrokken zijn. Toewijzing individuele voorziening De individuele voorziening kan onderdeel van een arrangement zijn. Deze wordt door middel van een beschikking toe- of afgewezen op basis van de Wmo-verordening.
Schematisch kan een en ander als volgt worden weergegeven:
Het gesprek
Eerste contact
Vraag verhelderen resultaat vaststellen
Oplossingen afspreken
Arrangement
Toewijzen voorziening
Hoe kun je in de praktijk kantelen?
Het zal duidelijk zijn dat er geen panklaar antwoord op deze vraag te geven is en dat er tal van zaken zijn (lokale context, historie, politiek bestuurlijke keuzes, hoe staan onze (keten)partners in het proces) die leiden tot het antwoord op deze vraag. Centrale vraag is:
-8-
“Op welke wijze bereiken we binnen onze gemeente het beste de doelstellingen van de Wmo, binnen de bestaande (beleids- en financiële) kaders, rekening houdend met de specifieke gemeentekenmerken en meewegend de belangen van burgers en partnerorganisaties, waarbij we kunnen rekenen op het grootst mogelijke draagvlak?” Op dit moment onderscheidt de VNG een tweetal modellen: De gemeente centraal
Het netwerk als basis
Vertrekpunt is de bestaande Wmo uitvoeringsorganisatie. Spil in deze benadering zijn goed gekwalificeerde en competente Wmo-consulenten, die werken vanuit een centraal Wmo-loket.
Vertrek[punt is nabijheid van verschillende partnerorganisaties bij de burger. Spil in deze benadering zijn professionals en vrijwilligers, die bij de burger thuis of op decentrale locaties in contact komen met de Wmodoelgroep.
Deze twee uitersten kunnen als volgt vertaald worden naar de eerder beschreven kernfuncties van de kanteling. De gemeente centraal
Het netwerk als basis
eerste contact
Burger heeft contact met de gemeente via het (digitale) Wmo-loket van de gemeente.
het gesprek
Wmo-consulenten voeren het gesprek. Aandachtspunten zijn deskundigheid, empathisch vermogen, een goed inzicht in de sociale kaart en de mogelijke oplossingsrichtingen. Door Wmo-consulenten van de gemeente, afhankelijk van de beoordeling en steeds in de context van de vrager en de vraag. De Wmo-consulent van de gemeente en de burger maken samen afspraken over de uitvoering van het arrangement.
Burger kan via voorposten in de wijk (welzijn, eerste lijn) in contact komen met de gemeente. Gemeentelijke partnerorganisaties hebben een signalerende functie en geleiden indien nodig / wenselijk door naar het Wmo-loket. Medewerkers van een partnerorganisatie voeren het gesprek. Aandachtspunt is een mate van eenduidigheid in de gespreksvoering.
toewijzing
arrangement
Door Wmo-consulenten van de gemeente, afhankelijk van de beoordeling en steeds in de context van de vrager van de vraag. Gespreksvoerder van een partnerorganisatie en de burger maken afspraken over de uitvoering van het arrangement.
In de praktijk is dit uiteraard geen kwestie van het één of het ander. Vele tussenvormen zijn mogelijk.
De kanteling in Beek “Beek” heeft de kantelingsbeweging al ingezet. In eerste instantie heeft veel verkennend en oriënterend onderzoek plaatsgevonden, gevolgd door gesprekken binnen de eigen organisatie, maar ook met andere betrokkenen (b.v. het Wmo-platform). Ook is met de gemeentes in de regio gesproken. De ambtelijke en bestuurlijke samenwerking en afstemming op het Wmo-terrein is voor de totstandkoming van deze wet opgestart en bestaat nog steeds. Ook op dit gebied kunnen we immers van elkaar leren en is het belangrijk dat er afstemming plaatsvindt.
-9-
Naar aanleiding van het vorenstaande is in Beek voor de volgende aanpak gekozen. Er is een bestaande situatie en deze vormt vooralsnog het uitgangspunt. Er bestaat op dit moment geen aanleiding om deze ingrijpend te wijzigen. Wel eventueel wat aan te scherpen. Hierover later meer. Hieruit volgt logischerwijs dat het model “de gemeente / het Wmo-zorgloket centraal” uitgangspunt is. Hierbij wordt ingezet op het keukentafel gesprek door eigen medewerkers. Onderscheid wordt gemaakt tussen vraagverheldering / vaststellen te behalen resultaat en het afspreken (en vastleggen) van oplossingen in een ondersteuningsarrangement. Indien nodig wordt een individuele voorziening verstrekt. Om dit te realiseren hebben de gemeenten Beek, Schinnen en Stein de handen in elkaar geslagen en gezamenlijk gezocht naar een modus om ondersteund te worden bij het kantelingsproces. Hiertoe zijn een zestal bureaus benaderd, waarvan op basis van een onderhandse aanbesteding uiteindelijk de keuze is gevallen op bureau RadarAdvies. 2
Voor Beek en Schinnen is er eerst een inrichtingsdocument opgesteld. Hiervoor is in eerste aanleg een inventarisatie van de bestaande situatie gemaakt. Hierbij is gekeken naar de cultuur en de eventueel noodzakelijke omslag, de uitvoeringspraktijk, de competenties van de gespreksvoerders en de gekantelde (collectieve) voorzieningen. Ook is gekeken naar de financiën, de formatie, plaats en functie van het Wmo-zorgloket en de visie op kantelen. Dit inrichtingsdocument wordt u ook de vergadering van vandaag aangeboden. U wordt op basis van dat document voorgesteld licht te geven voor de verdere vormgeving van het kantelingsproces in de gemeente Beek. Naar aanleiding van het inrichtingsdocument wordt er een uitvoeringsplan opgesteld om tot de vastgestelde inrichting te komen. Met de daadwerkelijke implementatie willen we zo snel mogelijk beginnen, getuige ook het voorstel in deze vergadering om een gekantelde Wmoverordening vast te stellen. Qua proces zal het nog wel enige tijd duren, voordat er ook echt gekanteld gewerkt gaat worden. En voordat al onze klanten zich “gekanteld” gaan opstellen zal er nog wel wat spreekwoordelijk water door de Maas gaan. Het is duidelijk: wij willen vanuit het idee “niet schrijven maar doen” met de kanteling van start gegaan. Al gaande het proces zullen zaken vanuit de praktijk ingevuld worden en vorm krijgen. Wij willen hierover met alle betrokkenen blijven communiceren en zullen alle partijen hiervan op de hoogte houden. Nieuwe ontwikkelingen op het gebied van de Wmo Een viertal ontwikkelingen dat betrekking heeft op de maatschappelijke ondersteuning kan hier niet onbesproken blijven. Het gaat om welzijn nieuwe stijl, de overheveling van de AWBZ-functie begeleiding naar de gemeente, de overheveling van de jeugdzorg naar de gemeenten en de nieuwe wet werken naar vermogen. Welzijn nieuwe stijl Veel gemeenten, waaronder Beek, hebben zich bij de invoering van de Wmo in eerste instantie gericht op het op orde krijgen van de nieuwe taken (hulp bij het huishouden, informatie en advies, mantelzorgondersteuning, etc.). Begin 2011 zijn de meeste gemeenten nog niet toegekomen aan het in de volle breedte benutten van de ruimte die de Wmo biedt voor maatwerk, verbinden en integrale aanpak. De Minister wil de doorontwikkeling van en in de Wmo met kracht stimuleren. Voorwaarden voor succes zijn onder andere dat de (sturings)relatie tussen gemeenten en welzijnsorganisaties en de kwaliteit en professionaliteit van het welzijnswerk op orde zijn. Om op deze twee punten een verbeterslag te kunnen ma-
2
Voor Stein hoefde geen inrichtingsdocument te worden opgesteld, omdat die gemeente al in een eerder stadium besloten had te kantelen.
- 10 -
ken heeft het ministerie van VWS samen met de VNG en werkgeversorganisatie MOgroep het landelijke programma „Welzijn Nieuwe Stijl‟ gelanceerd. Het programma faciliteert, stimuleert en ondersteunt de doorontwikkeling van de Wmo. Welzijn Nieuwe Stijl kent een drietal hoofddoelstellingen, namelijk de Wmo gemeenschappelijker, professioneler/effectiever en efficiënter uit te voeren. Om deze doelen te bereiken biedt het stimuleringsprogramma ondersteuning aan gemeenten en welzijnsaanbieders bij de bredere invulling van de Wmo. Welzijn nieuwe stijl kent een achttal 8 bakens (kenmerken). Deze geven richting aan de kwaliteitsontwikkeling van het welzijnswerk en zijn daarmee ook voor de gemeente als opdrachtgever relevant. Het gaat om gericht op de vraag achter de vraag gebaseerd op de eigen kracht van de burger direct er op af formeel en informeel in optimale verhouding doordachte balans van collectief en individueel integraal werken niet vrijblijvend, maar resultaatgericht gebaseerd op ruimte voor de professional Overhevelen van de AWBZ-functie begeleiding naar gemeenten In het regeerakkoord is opgenomen dat de functie begeleiding van de AWBZ overgeheveld wordt naar de gemeenten. Begeleiding valt uiteen in individuele begeleiding en groepsgewijze begeleiding (begeleiding in dagdelen, dagbesteding). De AWBZ-functie begeleiding was de afgelopen jaren volop in beweging, met als doel om de AWBZ terug te brengen tot de kern. Kenmerken van begeleiding Ongeveer 176.000 Nederlanders maakten op 1 januari 2010 gebruik van begeleiding uit de AWBZ. Zij moeten daar een indicatie voor aanvragen bij Bureau Jeugdzorg (18-) of het CIZ. BJZ en CIZ kennen indicaties voor begeleiding toe op grond van matige of ernstige beperkingen in de sociale redzaamheid, de mogelijkheid zich te bewegen of te verplaatsen, het psychisch functioneren, geheugen- en oriëntatiestoornissen of probleemgedrag. Cliënten die gebruik maken van begeleiding of dat tot voor kort deden, vormen een zeer gedifferentieerde groep. De grootste cliëntengroepen zijn cliënten met een psychiatrische aandoening, een verstandelijke handicap of een somatische beperking. De opdracht aan gemeenten De cliënten die momenteel begeleiding ontvangen zijn burgers met serieuze beperkingen; cliënten met lichte beperkingen hebben sinds de invoering van de Pakketmaatregel immers al hun aanspraak op AWBZ-zorg verloren. De overheveling geeft gemeenten de opdracht om zorg en ondersteuning aan deze cliënten te bieden. Vanwege een opgelegde doelmatigheidskorting van 5 % is het van belang dat gemeenten daarbij vernieuwende oplossingen ontwikkelen. De grootste besparings- en verbetermogelijkheden zijn (aldus de VNG) te bereiken door de zorg meer in samenhang te organiseren met andere gemeentelijke voorzieningen en een groter beroep te doen op collectieve oplossingen, sociale netwerken en de eigen kracht van burgers. Dergelijke oplossingen moeten deels door zorgaanbieders worden ontwikkeld, maar ook moet samenwerking worden gezocht met welzijnsinstellingen en woningcorporaties. Tijdpad Voorbereiden wet- en regelgeving: dec. 2010 - zomer 2011; Parlementaire behandeling: zomer 2011- januari 2012; Voorbereiding op de invoering: eind 2011 – januari 2013; Start overgangsjaar: 1 januari 2013; Volledige invoering: 1 januari 2014.
- 11 -
De over te hevelen begeleiding is zeer divers: qua doelgroepen, qua activiteiten en qua aanbieders. Gemeenten zullen aldus de VNG bij de keuzes voor de uitvoering geleid worden door twee overwegingen: a. Financiële beheersbaarheid. De AWBZ-functie begeleiding was financieel onbeheersbaar door de ruime omschrijving van grondslagen en doelgroepen en door de invoering van het persoonsgebonden budget. Gemeenten zullen de uitvoering zo opzetten dat zij maximaal kunnen sturen op volume en kosten. b. Beheersing van bestuurslast. Als de grote variëteit van begeleidingsactiviteiten zich rechtstreeks vertaalt in een even grote variëteit van cliëntprocessen en inkoopprocessen, dan zullen met name kleine gemeenten in de problemen komen. Er zal gezocht worden naar clustering, combinaties en andere samenwerkingsvormen. Onderbrengen van de jeugdzorg bij de gemeenten De provinciale jeugdzorg (Wet op de jeugdzorg), jeugdbescherming en jeugdreclassering, jeugd-ggz (Zorgverzekeringswet) en de zorg voor licht verstandelijk gehandicapte jeugd (AWBZ) worden overgeheveld naar gemeenten. Samen met de tijdelijke regeling Centra voor Jeugd en Gezin (CJG) komt er één financiering en een nieuw wettelijk kader voor al deze vormen van ondersteuning en hulp aan kinderen en hun opvoeders. Het kabinet beoogt hiermee het volgende: Realiseren van inhoudelijke en organisatorische veranderingen in het geheel van de jeugdzorg. Terugdringen van de stijgende vraag naar gespecialiseerde zorg door de „hulp dichtbij‟ eerder en sneller in te zetten. Een structurele bezuiniging van € 300 miljoen. De eerste bezuiniging van 80 miljoen euro staat ingeboekt voor 2015. Gemeenten moeten een robuust aanbod van ambulante, toegankelijke en laagdrempelige hulp opzetten. Ook moeten zij de jeugdbescherming (voogdijmaatregelen en jeugdreclassering) op regionale schaal organiseren en financieren. De VNG is voorstander van decentralisatie van de jeugdzorg, maar alleen als gemeenten daarbij voldoende middelen, beleidsvrijheid en uitvoeringsruimte wordt geboden. Over de voorwaarden van de decentralisatie is op dit moment echter nog veel onduidelijk. Nader overleg tussen Rijk en VNG vindt nog plaats. Wet werken naar vermogen Het kabinet heeft besloten tot de invoering van één regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt (WWB, WIJ, WAJONG en WSW) die erop gericht is zoveel mogelijk mensen te laten werken naar vermogen. De Wajong wordt gedecentraliseerd wat betreft de re-integratie van gedeeltelijk arbeidsgehandicapten. Het kabinet wil met minder geld meer mensen aan het werk helpen. In dat kader kondigt het kabinet bezuinigingen aan op de WSW, Wajong en op re-integratiemiddelen. Gemeenten worden in staat gesteld om meer mensen te laten werken door het ontschotten van de budgetten en de inzet van het instrument loondispensatie (tijdelijk werken onder het minimumloon). Welke gevolgen deze wet heeft voor de Wmo, bijvoorbeeld voor de inzet van uitkeringsgerechtigden in de zorg, moet blijken nadat meer bekend is over de inhoud van de wet. Demografische gegevens Algemene gegevens In de onderstaande tabel is de verwachte bevolkingsomvang in Beek tot en met het jaar 2040 opgenomen. De eerste kolom geeft de verwachting uit 2007 aan, de tweede, die uit 2009 en de derde en laatste kolom geeft de meest recente verwachting aan, die door het E‟til in 2009 is becijferd. Wat opvalt is dat de laatste twee kolommen redelijk met elkaar vergelijkbaar zijn.
- 12 -
Jaar
beleidsplan 2008 - 2011 15699 15520 15345 15173 15007 14840 14678 14516 14355 15205 14041 13887 13738 13588
2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024 2025 2030 2035 2040
stand van zaken noti3 tie 2009 16264 16177 16067 15960 15836 15734 15618 15503 15377 15255 15141 15019 14896 14780 14118 13350 12427
beleidsplan 20124 2015 16.133 16.022 15.884 15.757 15.613 15.497 15.374 15.258 15.139 15.023 14.913 14.801 14.684 14.575 13.976 13.286 12.425
Tevens wordt in de E‟til prognose uit 2009 een uitsplitsing naar de Beekse wijken gegeven. Dit levert het volgende overzicht op. jaar 2012 2015 2020 2025
Beek 8275 8075 7754 7472
Spaubeek 3489 3394 3229 3069
Neerbeek 2484 2442 2381 2330
Genhout 1281 1252 1198 1151
Geverik/Kelmond 604 595 574 553
Procentueel gezien is de bevolkingsafname (2012 t.o.v. 2025) het grootst in Spaubeek (13,6%), gevolgd door Beek en Genhout (11,1%). In Geverik/Kelmond bedraagt de afname 8,7% en in Neerbeek 6,4%. Hoewel uit de E‟til prognose niet afgeleid kan worden bij welke leeftijdsgroepen de afname het meest merkbaar is, ligt het voor de hand dezelfde conclusie te volgen als bij de stand van zaken notitie uit 2009, naar aanleiding van de prognose van de Provincie. De minder snelle afname leidt daar tot grotere groepen in de categorieën 40-60, 60-80 en >80. “Dat betekent vervolgens –– dat de groep die op basis van leeftijd meer behoefte heeft aan extra ondersteuning, voor de middellange termijn groter is dan gedacht. En dat betekent dat 5 de uitdaging om dat te realiseren er sowieso blijft en zelfs groter wordt.” De gevolgen van krimp, ontgroening en vergrijzing Krimp is een daling van het aantal inwoners in een bepaalde plek of regio. De oorzaken van krimp zijn verschillend. Er kan sprake zijn van demografische ontwikkelingen zoals een hoger sterftecijfer in verhouding tot het geboortecijfer. Dit kan ook gelden voor migratie wanneer er meer mensen vertrekken uit een gebied dan dat er bijkomen is er sprake van een migratietekort. Krimp wordt vaak in één adem genoemd met ontgroening en vergrijzing. Deze begrippen hangen sterk met krimp samen, maar hebben niets te maken met de omvang-, maar met de samenstelling van de bevolking. Het feit dat het aantal inwoners in Beek in de komende decennia naar verwachting met uiteindelijk 20 tot 30% zal afnemen heeft uiteraard gevolgen, ook voor het brede terrein van de
3
Uit: Rapport bevolkingsprognose 2008 – 2040 Provincie Limburg E‟til prognose 2009 5 Citaat uit de stand van zaken notitie uit 2009. 4
- 13 -
Wmo. In eerste instantie betekenen minder mensen meer groen, minder verkeer, minder vervuiling enz. Zaken dus, die de kwaliteit van leven in positieve zin beïnvloeden. Toch kunnen ook negatieve gevolgen optreden. Krimp zal, in combinatie met ontgroening en vergrijzing, gevolgen hebben voor terreinen als wonen, ruimte, onderwijs, zorg- en welzijnsvoorzieningen en werk. Daarom moeten er tijdig maatregelen genomen worden. Omgaan met bevolkingsdaling vergt een bewustwording bij betrokken partijen en erkenning dat bevolkingsdaling een onomkeerbaar proces is. Het heeft dus geen zin om de bevolkingsafname tegen te gaan maar om de gevolgen van krimp aan te pakken, de ongewenste effecten te beperken en kwaliteit aan het gebied toe te voegen. In Beek gebeurt dat ook al op diverse terreinen vanuit de bovenstaande visie, Er is voor gekozen om per beleidsterrein – indien van toepassing – in te spelen op de gevolgen van krimp, ontgroening en vergrijzing. Vandaar ook geen overkoepelende notitie, maar invulling per beleidsveld. Dat betekent dat als krimp van invloed is op één van de prestatievelden van de Wmo, dat ook daar terug te vinden is. Financieel perspectief individuele verstrekkingen Nu de gemeente voor meerdere jaren verantwoordelijk is voor de HH, wordt een goed beeld gekregen van de financiële ontwikkelingen van de individuele voorzieningen. De totale kosten zijn in 4 jaar ongeveer 7% toegenomen. Kosten per voorziening over de periode 2007-2010 2007 2008 HH Zin € 1.272.309 € 1.302.227 HH Pgb € 410.563 € 682.130 Regiotaxi € 318.434 € 308.915 vervoersvoorzieningen € 28.920 € 95.907 woonvoorzieningen € 305.565 € 281.490 rolstoelen € 274.235 € 225.700 eigen bijdrage -€ 169.565 -€ 222.476 Totaal € 2.440.461 € 2.673.893
2009 € 1.455.798 € 510.568 € 338.740 € 107.430 € 267.823 € 225.258 -€ 312.675 € 2.592.942
2010 € 1.743.339 € 360.663 € 331.806 € 53.178 € 155.299 € 278.963 -€ 308.270 € 2.614.978
Bovenstaande kan vertaald worden in de volgende grafiek € 3.000.000 € 2.500.000 HH Zin
€ 2.000.000
HH Pgb Regiotaxi
€ 1.500.000
vervoer woonv.
€ 1.000.000
rolstoelen eigen bijdrage
€ 500.000
Totaal
€0 2007 -€ 500.000
2008
2009
2010
- 14 -
Hieronder worden de voorzieningen kort toegelicht. HH De HH heeft meerdere ontwikkelingen doorgemaakt. Ten eerste hebben we met name het eerste jaar ervoor gezorgd dat er minder HH+ werd verstrekt. Binnen de Awbz werd deze duurdere hulp te vaak ingezet. We zagen de eerste jaren een lichte toename van het aantal klanten. Dat aantal is nu stabiel, ongeveer 350 zorg in natura en 100 Pgb. Er is wel een verschuiving ontstaan van Pgb naar zorg in natura omdat ongeveer 50 bewoners van Vivantes nu via zorg in natura geleverd krijgen. Dit heeft de kosten doen toenemen omdat het uurtarief voor zorg in natura hoger is. Verder zijn de kosten toegenomen doordat zorgaanbieders de zogeheten alfahulp niet meer mochten inzetten voor de zorg in natura. Dit had grote gevolgen voor het uurtarief. Bij de aanbesteding in 2009 kwam dit ook uit. De kosten voor de zorg in natura namen in 2010 sterk toe. Die van het Pgb namen iets af, echter niet in dezelfde mate. Ten slotte zijn we overgestapt van indiceren per klasse naar indiceren per uur. Extra uren zijn zo niet meer mogelijk zonder een nieuwe beoordeling. Dit werkt kostenbesparend. Genoemde ontwikkelingen liggen achter de rug en op korte tot middellange termijn zijn er geen bijzondere verwachtingen ten aanzien van het beleid. Wel gaan we in de Westelijke Mijnstreek het beleid van de HH waar mogelijk aanscherpen. Deze aanscherping kan betekenen dat we minder vaak en minder uren verstrekken. Dit moet op termijn de kosten gelijk houden of mogelijk verminderen. Ook de kanteling speelt daarbij een rol (elders in dit beleidsplan). Regiotaxi De komende jaren gaat de financiering van de Regiotaxi wijzigen. In 2013 moet dit voltooid zijn. Dan rekenen de gemeenten af per gereisde zone door de klant (of afstand bij de OVchip) en niet meer naar rato van inwoners. Voor de gemeente Beek pakt dit gunstig uit. Dit financieel voordeel betekent echter niet dat er een bezuiniging te realiseren valt. Het financieel voordeel betekent dat de kosten –zoals oorspronkelijk verwacht- niet sterk toenemen, maar niet of nauwelijks toenemen. De verwachting is dat de gemeente Beek in 2013 op het niveau zit van 2010. Er zijn overigens nog meer ontwikkelingen. De belangrijkste daarvan is dat het OV-project heeft geleid tot onbeperkt reizen met Veolia voor mensen met een Wmo-indicatie voor € 60 per jaar. Bekeken wordt of dit uitgebreid kan worden naar andere doelgroepen. Wanneer klanten met een Wmo-indicatie meer gebruik maken van het openbaar vervoer en minder van de Regiotaxi, betekent dit een kostenbesparing. Vervoersvoorzieningen Hieronder vallen de scootmobielen én het forfetaire bedrag dat we verstrekken aan een 30tal klanten. Om met de laatste te beginnen: dit is nog op basis van een oude regeling. Het vaste bedrag is bedoeld om de eigen vervoerskosten te betalen. Klanten kunnen daarnaast ook gebruik maken van de andere voorzieningen (indien recht). Deze voorziening kan afgebouwd worden. Dit levert ongeveer € 30.000 op. Door het invoeren van een inkomensgrens en het invoeren van een eigen bijdrage wordt het aantal verstrekkingen scootmobielen tot een minimum beperkt. De kosten van deze voorzieningen kunnen stabiel gehouden worden. Woonvoorzieningen Hiervan zijn de kosten lastig in te schatten. Een paar voorzieningen kunnen heel duur zijn. We doen er alles aan om mensen met een beperking en vooral mensen die door ouderdom niet meer in de oude woning kunnen wonen, naar een geschikte woning te laten verhuizen.
- 15 -
De verwachting is dat de kosten stabiel blijven. Rolstoelen Ook hier kunnen enkele voorzieningen (elektrische rolstoelen) het verschil maken. Daarnaast vallen onder deze post de onderhoudskosten van alle voorzieningen. Dit is ongeveer € 100.000 per jaar. Dit is niet in de aanbesteding meegenomen. Bij een nieuwe aanbesteding (2012) zal hiervoor aandacht zijn. Ook hier kunnen we spreken van stabiele kosten. Eigen bijdrage Sinds 2009 wordt de eigen bijdrage voor alle voorzieningen gevraagd. Klanten met een hoger inkomen betalen de voorziening voor een groot deel zelf of vragen het niet meer aan. Conclusie Het weergeven van het financieel perspectief in absolute getallen zou op basis van vele onzekerheden zijn, en dus speculatief. Daarom is dit niet gedaan. Wel kan geconcludeerd worden dat na 4 jaar Wmo een lijn in de individuele verstrekkingen te ontdekken is. Deze is stabiel. De komende jaren verwachten we voor de huidige voorzieningen geen negatieve financiële ontwikkeling. Hoe De Kanteling financieel gaat uitvallen is moeilijk te voorspellen. De VNG heeft doorgerekend dat het traject gemeenten uiteindelijk geld kan opleveren. Dan moeten echter eerst alle randvoorwaarden goed worden ingevuld (dat er goed gekanteld wordt) en moet rekening gehouden worden met frictiekosten in het begin van et proces. Omdat de kosten van de hulpmiddelen via de algemene uitkering van het rijk wordt vergoed, kan niet worden gesteld of de vergoeding van het rijk voldoende is. Wat betreft de HH weten we dat het tekort ongeveer € 190.000 per jaar is.
- 16 -
De prestatievelden Leefbaarheid en sociale samenhang Uit het collegeprogramma: “Wij streven naar een samenhangende ketenstructuur in de zorg en de samenwerking binnen de 1e lijn. Wij willen hierbij de betrokken ketenpartners inschakelen, waaronder de GGD, om dit te onderzoeken en te realiseren, niet alleen binnen de gemeente Beek maar binnen de gehele Westelijke Mijnstreek. Uiteindelijke doel is om te komen tot wijkgebonden zorg, waar voor diegenen die het nodig hebben maatwerk geboden kan worden.” De afgelopen raadsperiode is geen nieuwe subsidieverordening vastgesteld. Wel zijn de kaders van een nieuw subsidiebeleid vastgelegd in een nota subsidiebeleid. Wij zullen de kaders in deze nota verder uitwerken en in het jaar 2011 voorstellen doen om te komen tot een nieuwe en geactualiseerde subsidieverordening. In 2009 zijn een tweetal verenigingsconsulenten aangesteld. Deze kunnen verenigingen in de meest brede zin ondersteunen. De inzet van de consulenten zal in de komende periode verder invulling moeten krijgen. In elk geval zal worden ingezet op het Vereniging voor de Toekomsttraject waarbij verenigingen kunnen leren hoe ze zich moeten toerusten op de gevolgen van de maatschappelijke ontwikkelingen voor hun vereniging. Tevens kunnen verenigingen ondersteund worden die activiteiten willen aanbieden voor mensen met een beperking, ouderen en chronisch zieken. In het begin is de ondersteuning sterk gefocust op sportverenigingen. In de komende periode zal dit verbreed moeten worden naar sociaal culturele verenigingen en initiatieven.
Algemeen Leefbaarheid en sociale samenhang zijn veelomvattende begrippen. Leefbaarheid laat zich definiëren als: het wonen in een prettige en veilige omgeving, met de mogelijkheid om (thuis of in de buurt) gebruik te kunnen maken van (eenvoudige) zorg-, welzijns- en gemaksdiensten. De volgende speerpunten worden beschreven:
betrokkenheid bij de wijk voorzieningenniveau zorg en welzijn in de buurt
Met sociale samenhang wordt de onderlinge betrokkenheid van mensen bij maatschappelijke organisaties en andere maatschappelijke verbanden en bij de samenleving bedoeld. De volgende speerpunten worden beschreven:
florerend verenigingsleven participatie bij totstandkoming gemeentelijk beleid sport en bewegen cultuurparticipatie
Wat wil de gemeente bereiken Betrokkenheid bij de wijk De gemeente streeft ernaar om mensen mede verantwoordelijk te maken voor en mee te laten denken over wat er in de gemeente en meer bepaald in hun wijk gebeurt. Dit moet een organisch proces zijn. Voorzieningenniveau Uitgangspunt is dat de Beekse “brede” voorzieningen (b.v. bibliotheek en muziekschool) te vinden zijn in de kern Beek. Daarnaast moet in elke buurt een aanvaardbaar voorzieningen-
- 17 -
niveau zijn. De “aanvaardbaarheid” is in elke wijk verschillend. Daar waar mogelijk ondersteunt de gemeente het zo breed mogelijk houden of maken van het voorzieningenniveau, waarbij opgemerkt dat zakelijke aspecten bij vooral ondernemers reden kunnen zijn om een bepaalde voorziening te sluiten of op te heffen. In dit verband moet ook het zelfoplossend vermogen van de mensen in ogenschouw worden genomen. Zorg en welzijn in de wijk Zorg en welzijn horen in de wijk. Mensen moeten zoveel mogelijk in hun eigen buurt van deze diensten gebruik kunnen maken. Florerend verenigingsleven Verenigingen hebben binnen een gemeenschap een brede functie (participatie in de samenleving, recreatie, bruisende gemeenschap enz.) De gemeente wil verenigingen daarom financieel en inhoudelijk ondersteunen. Participatie bij totstandkoming gemeentelijk beleid De gemeente wil haar burgers zoveel mogelijk betrekken bij de totstandkoming van beleid. Dit vergroot het draagvlak en de betrokkenheid. Sport en bewegen De gemeente wil sport en bewegen als middel gebruiken om een aantal zaken te bereiken: het opdoen van sociale contacten (voorkomen eenzaamheid, deel uitmaken van een sociale structuur, integratie diverse doelgroepen), bevorderen gezondheid en fitheid (en daarmee langere zelfstandigheid, minder valongelukken en minder gezondheidsproblemen), structuur in het leven brengen van bijvoorbeeld mensen in een reïntegratietraject of psychiatrische patiënten en het actief laten deelnemen van mensen uit instellingen (bijvoorbeeld gehandicaptenzorg) aan de samenleving. Cultuurparticipatie De gemeente wil de deelname aan de cultuur bevorderen. Cultuur is immers een wezenlijk deel van onze samenleving. Kunst en cultuur verrijkt de mens en verbindt mensen met elkaar. Wij willen bereiken dat elke inwoner van Beek zowel passief, maar liever nog actief met kunst, media en cultureel erfgoed aan de slag gaat. Passief, als beschouwer, als bezoeker, als toeschouwer. Actief, als kunstenaar, als lid van een muziekvereniging of koor, als amateurtoneelspeler, als breakdancer, etc. etc. Een cursus beeldhouwen kan iemand bijvoorbeeld helpen om weer sociale contacten te leggen na lange tijd ziek te zijn geweest. Een revue voor en door wijkbewoners kan lokale buurtnetwerken versterken. Een expositie met werk van jongeren met een verstandelijke beperking kan een positief effect hebben op de integratie van deze mensen. Wat doet de gemeente om dat te bereiken Betrokkenheid bij de wijk e
In de 2 helft van 2011 is een pilot wijkgericht werken van start gegaan in de wijk Beek-West. Het is de bedoeling dat als de pilot succesvol is, dit buurtgericht werken in alle Beekse wijken wordt uitgerold. De pilot wordt in 2012 geëvalueerd. Voorzieningenniveau Indien daar aanleiding toe is, wordt de instandhouding van bestaande voorzieningen gestimuleerd of gefaciliteerd. Denk aan de versboerderij van Beaumont of de Plusmarkt in Spaubeek. Dit wordt van geval tot geval bekeken. Hierbij wordt ook gebruik gemaakt van de resultaten uit het 4-jaarlijkse burgeronderzoek, of wordt ingespeeld op andere signalen uit de wijk.
- 18 -
Zorg en welzijn in de wijk Zorg- en welzijnsdiensten worden zoveel mogelijk in de wijk aangeboden. Als locatie kunnen gemeenschapshuizen, scholen of andere lokaliteiten die al breed bezocht worden gebruikt worden. Florerend verenigingsleven Verenigingen kunnen via subsidiering op 4 manieren ondersteund worden: via een waarderingssubsidie, via een stimuleringssubsidie, via een activiteitensubsidie of via de faciliteringsregeling. Daarnaast heeft de gemeenten één verenigingsconsulent in dienst van wiens expertise verenigingen gebruik kunnen maken. Participatie bij totstandkoming gemeentelijk beleid Indien beleid moet worden opgesteld, wordt altijd ook de vraag gesteld of en zo ja hoe, betrokkenen hierbij moeten worden betrokken. Het Wmo-platform (of een werkgroep hieruit) is wat dat betreft een redelijk vaste gesprekspartner. Sport en bewegen Naast de mogelijkheden die er zijn door de inzet van de combinatiefunctionarissen (uitvoering NJOY op en na schooltijd voor de jeugd en ondersteuning van verenigingen), wordt ook geanticipeerd op (tijdelijke) financiële mogelijkheden die het Rijk biedt. Zo wordt gebruik gemaakt van de NASB-middelen in de periode 2010-2013 t.b.v. beweegactiviteiten voor jeugd met een indicatie en voor gehandicapten en andere doelgroepen met een bewegingsachterstand. Verder vindt er via een Vereniging van de toekomst traject ondersteuning plaats aan verenigingen om aanbod te ontwikkelen voor doelgroepen als gehandicapten, ouderen en chronisch zieken. E.e.a. sluit daarbij aan op de ontwikkeling van het Centrum voor aangepast sporten in Beek. In de Westelijke Mijnstreek zal worden gestart met een regionale aanpak gehandicaptensport. Dit is met name bedoeld om belemmeringen om deel te nemen aan sporten terug te dringen/ weg te nemen. Denk hierbij aan een vervoersregeling, aansluiting op de Wmo (aanschaf specifieke sportmaterialen) en het realiseren van een behoeftegericht aanbod sporten beweegactiviteiten realiseren met een logische verdeling over de regio. Verder zal in aansluiting op de sportdatabank van het Huis voor de Sport een specifiek overzicht van de sport- en beweegmogelijkheden in Beek (voor zowel valide sporters als sporters met een beperking) in beeld worden gebracht. Cultuurparticipatie Cultuurparticipatie moet jong geleerd worden. Daarom willen we sterk inzetten op cultuureducatie, o.m. via het uitbouwen van de activiteiten van NJOY, en de samenwerking met de basisscholen. Daarnaast worden ook de culturele verenigingen op de in deze gemeente gebruikelijke wijze ondersteund. Preventieve ondersteuning jeugd
Uit het collegeprogramma: “Het jeugdbeleid is vastgelegd in de “nota jeugdbeleid, 2007-2010, idealen in uitvoering”. De stand van zaken van de verschillende onderdelen opgenomen in deze nota is afgelopen jaar beschreven. De uitgangspunten en actiepunten in deze nota zijn voor een deel al uitgevoerd en verankerd. Deels moeten ze nog verder uitgewerkt worden. Hiermee willen wij eerst aan de slag. Eén van de speerpunten zal zijn de jongerenparticipatie. Verder zal het beleid ten aanzien van de maatschappelijke stages verder worden uitgebouwd. Doel is jongeren kennis te laten maken met di-
- 19 -
verse aspecten in het maatschappelijk leven en hier een dusdanige betrokkenheid te kweken zodat de interesse en deelname – bijvoorbeeld in een vereniging - vastgehouden wordt. Aan de zorgkant is de verdere uitbouw van het Centrum voor jeugd en gezin het belangrijkste speerpunt. In de loop van de tijd zal de ketenbenadering en het doorlopend volgen van de ontwikkeling van het kind vervolmaakt moeten worden.” Via het NJOY-project worden diverse buitenschoolse laagdrempelige activiteiten voor de Beekse jeugd aangeboden. Ook worden in overleg met de deelnemende scholen – met het doel om zoveel mogelijk kinderen te betrekken – activiteiten onder schooltijd uitgevoerd. In de komende jaren dient NJOY (nog) verder verankerd en uitgebouwd te worden. Een uitdaging hierbij is activiteiten te ontwikkelen voor de oudere jeugd. Verder krijgt de groep kinderen met een beperking ook extra aandacht en zullen daar waar mogelijk verbanden gelegd worden met het centrum voor aangepast sporten de Haamen. De werkzaamheden worden uitgevoerd door een scholenconsulent, die nauw banden heeft met de verenigingsconsulent.
Algemeen De gemeente moet zich richten op de binnen haar grenzen wonende jeugdigen – en in voorkomende gevallen hun ouders – bij wie sprake is van een verhoogd risico als het gaat om ontwikkelingsachterstand of uitval zoals schooluitval of criminaliteit, maar voor wie zorg op grond van de Wet op de jeugdzorg niet nodig is dan wel voorkomen kan worden. De volgende speerpunten worden beschreven: De bovengenoemde onderdelen maatschappelijke stage en jongerenparticipatie worden hieronder als zodanig niet als speerpunt beschreven. Dit omdat de gemeenten bij maatschappelijke stages slechts een beperkte rol hebben, namelijk het realiseren van de makelaarsfunctie met de volgende kerntaken: 1) versterken vrijwilligerswerk en zo nodig verzorgen van passend aanbod voor leerlingen 2) ondersteunen organisaties bij plaatsen van stagiairs en vrijwilligers 3) bevorderen dat stagiair vrijwilliger van toekomst wordt De gemeenten Sittard-Geleen, Stein, Schinnen en Beek hebben gezamenlijk een stagemakelaar aangesteld, om de bovenstaande kerntaken uit te voeren. De vier colleges hebben hiervoor een plan van aanpak 2010-2012 vastgesteld. Eén van de opdrachten van de makelaar was een interactieve website te realiseren. De gemeenten Beek, Schinnen, Stein en Sittard-Geleen en de vier scholen voor voortgezet onderwijs, Trevianum, Graaf Huyn College, DaCapo College en SG Groenewald hebben dit jaar het convenant Maatschappelijke Stage ondertekend. Hiermee is de samenwerking tussen deze partijen bekrachtigd en zijn ieders taken en verantwoordelijkheden vastgelegd. De gezamenlijke missie van scholen en gemeenten is de leerlingen door een maatschappelijke stage kennis te laten maken met de samenleving en hen daaraan een onbetaalde bijdrage te laten leveren. Voor wat betreft de jingerenparticipatie hebben we al sinds enige jaren de Jeugdraad. Verder heeft het project Mind Your business gedurende één jaar gelopen. Dit heeft geresulteerd in een jongerenwebsite www.mijn-streek.nl. Voor het overige zijn er op dit moment geen specifieke acties te melden op dit gebied. Centrum Jeugd en Gezin Zorgstructuren NJOY Wat wil de gemeente bereiken Centrum Jeugd en Gezin De gemeente wil dat er een Centrum voor Jeugd en Gezin is, waar ouders, opvoeders en kinderen van 0 tot 23 jaar met al hun problemen terecht kunnen en door deskundigen geholpen kunnen worden. Het betreft deskundigen op het gebied van opvoeden en opgroeien.
- 20 -
Deze luisteren naar het probleem en zoeken gezamenlijk met de cliënt naar een oplossing. Consultatiebureau, GGD, maatschappelijk werk, Bureau Jeugdzorg en andere professionals werken hiervoor nauw samen. Soms heeft men zelf een oplossing, soms moet de cliënt worden doorverwezen. Zorgstructuren Op de basisschool moeten kinderen met een schooloverstijgende problematiek in het zorgadviesteam (ZAT) besproken kunnen worden. De intern begeleider (IB‟er) van de school brengt een casus (leerling) in in het zorgoverleg. Een pedagogisch medewerker (PIW), een jongerenwerker, iemand van de GGD en iemand van Bureau Jeugdzorg buigen zich gezamenlijk over het probleem. Zonodig wordt de aanwezige problematiek opgepakt. De gemeente wil de zorgadviesteams inbedden in de zorgstructuur op scholen maar daarnaast ook een verbinding leggen met het Centrum voor Jeugd en Gezin. Problematieken kunnen elkaar immers overlappen. Daarnaast moet de zorgstructuur 0-4 jaar ook een plek hierin krijgen. NJOY Via NJOY probeert de gemeente de jeugd meer aan het bewegen te krijgen. Hierbij gaat NJOY zich steeds meer richten op de jeugd die niet (meer) vanzelfsprekend lid is van een sport- of culturele vereniging of die onvoldoende beweegt. Het gaat om de jeugd vanaf 12 jaar, leerlingen van het Speciaal onderwijs, jeugd met een achterstand in de motorische ontwikkeling, jeugd met (dreigend) overgewicht, jeugd met een beperking (verstandelijk of lichamelijk) of chronische ziekte. Wat doet de gemeente om dat te bereiken Centrum Jeugd en Gezin De gemeente zorgt voor een verdere inbedding van het CJG. Daarom wordt nog eens goed gekeken naar de organisatie, de bemensing en de organisatorische inrichting om tot een optimale overlegstructuur en hulpverlening te komen. Ook worden er publiciteitsacties ondernomen, om het CJG meer bekendheid te geven. Zorgstructuren Er wordt momenteel bekeken hoe de ZAT‟s het beste vorm kunnen krijgen binnen de scholen en of ze wel in de huidige vorm gecontinueerd moeten worden. Gekeken wordt naar een alternatief, waarmee hetzelfde op een betere manier bereikt wordt. NJOY Naast de bestaande NJOY-activiteiten om jeugd kennis te laten maken met diverse vormen van sport en cultuur worden er ook specifieke activiteiten aangeboden om het bereik te verhogen c.q. activiteiten voor speciale doelgroepen: Aanbod via naschoolse opvang Voor kinderen met overgewicht is er Slim kids (9-12 jaar) en Real fit (13-18 jaar). Toeleiding naar dit aanbod gebeurt via de jeugdarts (GGD) of huisarts. Jaarlijkse sportintegratiedag voor gehandicapten Activiteit Motorische Remedial Teaching voor leerlingen eerste en tweede jaar met een motorische achterstand (nu op Groenewald in ontwikkeling) Aanbod op maat voor Beekse leerlingen in het speciaal onderwijs (nagaan interesses en welke ondersteuning /begeleiding/ hulpmiddelen zijn nodig, nagaan welke mogelijkheden er zijn bij de verenigingen en realiseren van het aanbod en begeleiding) Kwaliteitsimpuls bewegingsonderwijs op de basisscholen om de leerkrachten meer volgens leerlijnen en met aandacht voor motorische vaardigheden te laten werken. Zie verder onder het kopje “sport en bewegen”.
- 21 -
Informatie, advies en cliëntondersteuning Wat wil de gemeente bereiken Bij de invulling van de Kanteling (zie hiervoor) wordt gekozen voor het model van “de gemeente / het Wmo-zorgloket centraal”. Verder wordt uiteraard gebruik gemaakt van het netwerk van partnerorganisaties. Hét zorgloket is het Wmo-zorgloket in het gemeentehuis. Het gemeentelijk Wmo-zorg loket wordt nadrukkelijk gepositioneerd als dé plek om ondersteuning te krijgen bij de deelname aan de samenleving. De gemeente zorgt voor een zichtbaar en toegankelijk loket. Zichtbaar betekent in dit verband naast de voor de hand liggende fysieke zichtbaarheid ook zichtbaarheid in lokale media, folders en op andere plaatsen waar de burger zich mogelijk meldt. De burger zal weten dat het Wmo-zorgloket de plek is waar hij hulp kan krijgen bij het versterken van zijn zelfredzaamheid en participatie. Het loket zal niet alleen zichtbaar en toegankelijk zijn voor de burgers zelf, maar ook voor de partnerorganisaties. Ondanks de strategie om de burger zoveel mogelijk direct naar het Wmo-zorgloket te laten komen zullen veel vragen en problemen in eerste instantie op andere plaatsen gemeld of gesignaleerd worden. Vaak is een eerste contact met de eigen huisarts, een ouderenadviseur of een medewerker van een zorgaanbieder met wie al contact is. Vertrouwde mensen die makkelijk bereikbaar zijn. En last but not least kan het ook een gemeenteambtenaar zijn, bijvoorbeeld iemand die belast is met de uitvoering van de Wwb. Voorop staat dat degene die om een gesprek vraagt, dat doet na overleg met en instemming van degene om wie het gaat. Goede onderlinge contacten tussen medewerkers en medewerkers van partnerorganisaties op uitvoeringsniveau zijn hierbij van groot belang. Het gaat erom elkaar te kennen en de contacten te onderhouden. Door regelmatig bijeenkomsten te organiseren waar verschillende maatschappelijke organisaties zich presenteren en waarbij de medewerkers onderling kunnen kennismaken blijft het netwerk in ontwikkeling. Ook zal extra aandacht worden besteed aan kennis verwerven van de sociale kaart van de gemeente en de regio. Samen met de partnerorganisaties wordt gezorgd voor de informatievoorziening. Wat doet de gemeente om dat te bereiken De kennis van de huidige Wmo-consulenten moet worden verbreed en verdiept. Het is de bedoeling dat dat in het voorjaar van 2012 gaat plaatsvinden. Ook wordt een deugdelijke sociale kaart opgesteld die in de loop van 2012 operationeel zal zijn. Bekeken wordt of de dienstverlening van het Wmo-loket nog verder verbreed moet worden. B.v. richting mantelzorgers en potentiële zorgvrijwilligers als burgers die een beroep op zorgvrijwilligers willen doen. Ook wordt bekeken of de dienstverlening van het Zorgloket verdiept moet worden. Dan gaat het b.v. om informatie, advies en doorverwijzing naar andere voorzieningen dan de individuele voorzieningen in de Wmo. De daadwerkelijke ondersteuning of het doen van een aanvraag voor een voorziening vindt echter elders plaats, dat is de taak van de verschillende (partner)organisaties op het terrein van wonen, welzijn en zorg. Naast het fysiek loket dient het digitale loket te worden uitgebreid. Hier kunnen cliënten maar nadrukkelijk ook partnerorganisaties terecht voor informatie over de Wmo in het algemeen en de voorzieningen waarvoor cliënten bij de gemeenten terechtkunnen in het bijzonder. In alle gevallen kunnen onderlinge digitale verbindingen helpen om de informatie van het Wmoloket en de partnerorganisaties aan elkaar te koppelen. Mantelzorg en vrijwilligers Uit het collegeprogramma: “Er zal worden ingezet op het uitrollen van de activiteiten en maatregelen uit de nota mantelzorg, waardoor de taken van mantelzorgers verlicht worden en de positie van mantel-
- 22 -
zorgers wordt verbeterd. Om dit te realiseren willen wij in de komende periode inzetten op de volgende speerpunten: - de bekendheid vergroten van het begrip mantelzorg en het Steunpunt Mantelzorg, - verbetering van informatievoorziening en - de bekendheid vergroten van respijtzorg (hierbij krijgen mantelzorgers de mogelijkheid hun zorgtaken even helemaal aan een ander over te laten) en het aanbod daarvan. Deze speerpunten zijn vertaald in een twaalftal aanbevelingen die zijn neergelegd in de nota mantelzorg.”
Voor wat betreft mantelzorgers Wat wil de gemeente bereiken De gemeente wil de positie van mantelzorgers verbeteren en de taken van mantelzorgers verlichten. Om dit te realiseren wordt in de komende periode ingezet op de volgende speerpunten: - de bekendheid vergroten van het begrip mantelzorg en het Steunpunt Mantelzorg, - verbetering van informatievoorziening en - de bekendheid vergroten van respijtzorg (hierbij krijgen mantelzorgers de mogelijkheid hun zorgtaken even helemaal aan een ander over te laten) en het aanbod daarvan. Wat doet de gemeente om dat te bereiken Om dat te bereiken worden een dertiental acties uitgezet:
Bekendheid vergroten van het begrip mantelzorg, het Steunpunt Mantelzorg Westelijke Mijnstreek, en het ondersteuningsaanbod bij mantelzorgers en verwijzers. Bevorderen registratie van mantelzorgers plus waardering door middel van aanbieden gratis lidmaatschap van Mezzo bij registratie Vereenvoudiging formulieren Evaluatie en zonodig verbeteren van de “gids voor de mantelzorger” Bevorderen signalering en doorverwijzing door middel van protocol signalering en doorverwijzing van mantelzorger Bevorderen van signalering en doorverwijzing bij medewerkers van Wmo-zorgloket Training vraagverheldering voor mantelzorg voor de Wmo-zorgloketmedewerkers Onderzoek naar mogelijkheid voor lokaal Alzheimercafé Educatie vraaggericht aanbieden Onderzoek doen naar de mogelijkheid van verbreding van toekennen van hulp bij het huishouden naar het toekennen van huishoudelijke hulp voor overbelaste mantelzorgers ook wanneer de mantelzorger niet bij de zorgvrager woont. 6 In kaart brengen van regionaal en landelijk aanbod aan respijtzorg en bekendheid vergroten van respijtzorg De inzet van materiële hulp laten aansluiten bij de wensen en behoeften van de mantelzorger. Onderzoek doen naar de mogelijkheid van het realiseren van mantelzorgwoningen
Voor wat betreft vrijwilligers Wat wil de gemeente bereiken Voor een succesvolle Kanteling is het van groot belang dat er voldoende (zorg)vrijwilligers beschikbaar zijn. Niet alle ondersteuning hoeft immers met professionals te gebeuren en niet alle activiteiten moeten met professionals worden opgezet. Integendeel. Dat kan ook met vrijwilligers. In onze gemeente zijn vrijwilligers aanwezig die zich belangeloos inzetten voor anderen, dus ook voor burgers met beperkingen, of deze nu lichamelijk, verstandelijk of psychisch van aard zijn. Uiteraard moet hier wel de kanttekening gemaakt worden, dat het vrijwilligerswerk onder druk staat. Daarom moeten alle zeilen bijgezet worden om een voldoende aanbod te krijgen.
6
Respijtzorg: het tijdelijk overnemen van mantelzorg, om de mantelzorger te ontlasten.
- 23 -
Wat doet de gemeente om dat te bereiken Inmiddels hebben acht vrijwilligersorganisaties zich verenigd in samenwerkingsverband Streekzorg: Buddyzorg Limburg (o.a. aidspatiënten); MEElange (verstandelijk gehandicapten); Nationale vereniging De Zonnebloem, Nederlandse Rode Kruis, Partners In Welzijn (vrijwilligerscentrale), stichting Horizon (psychiatrische patiënten), thuishulpcentrale De Brug en Telehulp Limburg. Streekzorg draagt eraan bij dat een goede match tot stand komt tussen zorgvrager en zorgvrijwilliger. Wij hebben dit gebeuren samen met de andere gemeenten in de Westelijke Mijnstreek (financieel) ondersteund. Eind 2011 vindt er een evaluatie plaats waarin bekeken wordt of er nog verbeteringen kunnen plaatsvinden. Verder biedt de gemeente haar vrijwilligers vele vormen van ondersteuning en willen wij het vrijwilligerswerk stimuleren: - er is een vrijwilligerssteunpunt bij PIW voor hulpvragen van individuele vrijwilligers; - er is een vacaturebank bij PIW; - er is een verenigingsconsulent die verenigingen ondersteunt bij vragen op beleidsmatig gebied; - een groot aantal vrijwilligersorganisaties wordt ondersteund; - verenigingen kunnen deelnemen aan het traject „Vereniging van de toekomst‟, dit traject anticipeert op maatschappelijke ontwikkelingen en maakt verenigingen toekomstbestendig; - er is een digitaal subsidieloket, een database voor vrijwilligersorganisaties met subsidiemogelijkheden; - jaarlijks worden vrijwilligers bedankt voor hun inzet door middel van een vrijwilligersavond; - er is een vrijwilligersplatform dat de belangen behartigt van het vrijwilligerswerk en de gemeente op dit gebied adviseert; - de gemeente Beek heeft voor al haar vrijwilligers een vrijwilligersverzekering afgesloten; - organisaties worden gestimuleerd om deel te nemen aan NL doet; - PIW biedt een scholingsaanbod; - In verband met de maatschappelijke stage van scholieren wordt een stagemakelaar gesubsidieerd, deze stagemakelaar heeft als taak het vrijwilligerswerk te versterken en stages te bieden aan leerlingen die zelf geen stageplek kunnen vinden, vrijwilligersorganisaties te ondersteunen bij het plaatsen van vrijwilligers en stagiairs en het bevorderen dat de maatschappelijke stagiair van nu de vrijwilliger van de toekomst wordt. Tot slot zijn wij we eind dit jaar gestart met de opstelling van een nota vrijwilligerswerk (in navolging van de nota mantelzorg) om verder te onderzoeken hoe we nog meer maatregelen kunnen nemen om het vrijwilligerswerk te stimuleren en te te ondersteunen. Bevorderen deelname maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren Uit het collegeprogramma: “In 2011 zal een kadernota ouderenbeleid worden gepresenteerd. Een onderdeel hiervan zal zijn dat mensen zolang mogelijk in hun eigen vertrouwde omgeving moeten kunnen blijven wonen. Het woon- en voorzieningenaanbod wordt per kern bezien en zonodig aangepast. Hier moet sprake zijn van maatwerk. Een en ander wordt onderzocht en neergelegd in een lokaal uitvoeringsprogramma wonen – welzijn – zorg. Daar waar mogelijk zal de brede school of ander multifunctioneel te gebruiken gebouw ingezet worden als multifunctioneel centrum waar diverse voorzieningen in kunnen worden ondergebracht. Om de mobiliteit van ouderen te verbeteren en om het toewijzingsproces te ontbureaucratiseren wordt onderzocht of aan 75-plussers zonder medische indicatie een Wmo-pasje voor het gebruik van de Regiotaxi verstrekt kan worden.”
Wat wil de gemeente bereiken De gemeente Beek wil voor alle mensen met een beperking en ouderen het juiste aantal woningen, op de juiste plek en van de juiste kwaliteit realiseren. Het woningaanbod dient zorggeschikt te zijn nabij de zorginfrastructuur.
- 24 -
Op het gebied van welzijn geldt dat ouderen op de hoogte dienen te zijn van het voorzieningenaanbod in de gemeente Beek. Daarnaast moeten ouderen zich veilig voelen in hun omgeving. Wij willen preventief voorlichting en advies geven over voorliggende voorzieningen zodat de oudere geïnformeerd is over de mogelijkheden wanneer de zorgbehoefte zou toenemen. Daarnaast wil de gemeente, samen met de oudere, zoeken naar de mogelijkheden om de belemmeringen weg te nemen die de oudere ondervindt bij het zelfstandig wonen en functioneren. Dit kan het verstrekken van een individueel hulpmiddel inhouden maar ook het bieden van een andere oplossing (bv. een boodschappendienst). Wat doet de gemeente om dat te bereiken Wij leveren een financiële bijdrage aan instellingen en verenigingen die zich inzetten om de gemeentelijke doelen ten aanzien van het ouderenbeleid te realiseren (Denk aan subsidie ouderenverenigingen, maaltijdvoorziening). Daarnaast is er een algemeen aanbod maatschappelijk werk, themabijeenkomsten en hulpverlening in groepsverband. Er is een steunpunt Mantelzorg, een wijksteunpunt maar er zijn ook overlegstructuren die bijdragen aan het welzijn van de oudere in Beek. Ook worden welzijnsactiviteiten aangeboden. Te denken valt aan Maatjesproject, Bieb aan huis, ouderenadviseurs e.d. In de nabije toekomst gaat de gemeente Beek het regionale uitvoeringsprogramma WWZ actualiseren, een lokaal uitvoeringsprogramma WWZ opstellen en worden alle bewegingsactiviteiten in kaart gebracht om een optimaal aanbod te creëren. Er wordt een Ouderenwijzer samengesteld en een vriendschapscursus aangeboden. Op deze manier kunnen ouderen zo lang en zo prettig mogelijk, in een veilige en fijne leefomgeving, zelfstandig blijven wonen. Verlenen individuele voorzieningen Wat wil de gemeente bereiken Het verstrekken van individuele voorzieningen heeft tot doel personen met een beperking het mogelijk te maken langer zelfstandig te laten wonen en zelfstandig te laten functioneren. Zelfstandig wonen, betekent niet altijd in dezelfde woning. Soms is het nodig naar een geschikte woning te verhuizen, b.v. een gelijkvloerse woning. Zelfstandig functioneren, hangt samen met het wonen, de mobiliteit en de regie voeren over je eigen leven. De verstrekking wordt gedaan op individuele basis. De belanghebbende vraagt zelf aan en er wordt beoordeeld of er beperkingen zijn én of er behoefte is aan compensatie. De verstrekking wordt niet altijd individueel verstrekt, deze kan ook collectief worden vormgegeven, zoals de Regiotaxi.
Wat doet de gemeente om dat te bereiken Zelfstandig kunnen wonen en functioneren voor een gehandicapte of een oudere hangt niet alleen af van individuele voorzieningen. In de eerste plaats moeten er voldoende algemene (collectieve) voorzieningen zijn zodat zelfstandig functioneren mogelijk blijft. Deze voorzieningen komen vanuit commerciële of non-profit organisaties, zoals boodschappendiensten, maatjesprojecten etc. De non-profit organisaties zijn op vele gebieden actief en krijgen soms subsidie. Ook de gemeente speelt hierin een grote rol. Denk aan de leefbaarheid in de wijken en het stimuleren van het voorzieningenniveau en het verstrekken van subsidies aan organisaties die meehelpen bepaalde doelen te bereiken. Daarnaast wordt er veel gedaan door de directe omgeving van de hulpbehoevende. Dat kan zijn familie, buren of kennissen. Deze leveren incidenteel of structureel een bijdrage. De laatste noemen we mantelzorgers. De mantelzorger heeft bijzondere aandacht van de gemeente.
- 25 -
Een inventarisatie van wat er voor de ouderen en gehandicapten is, levert een goed beeld op van wat er ontbreekt. De laatste inventarisatie is in 2008 gedaan. Hieruit bleek dat er op alle gebieden (wonen, welzijn, zorg) voorzieningen zijn, ook voor degene met een beperking. Na een inventarisatie kan bepaald worden wat en óf er aanvullend nog vanuit de gemeenten of onder de regie van de gemeente nog iets gedaan moet worden. In 2008 is er niets aanvullend gedaan omdat dat niet nodig bleek. Uit het kantelingsonderzoek zal blijken of er nu nog aanvullende voorzieningen noodzakelijk zijn. Maatschappelijke opvang, openbare geestelijke gezondheidszorg en verslavingsbeleid Uit het collegeprogramma: “De prestatievelden 7,8 en 9 (maatschappelijke- en vrouwenopvang, OGGZ en verslavingszorg) – waar de betrokkenheid van met name kleinere gemeenten altijd wat minder is geweest- zullen veelal op regionale schaal nadere invulling krijgen Dit zal op interactieve wijze gebeuren; het Wmo-Platform -als vertegenwoordiger van de doelgroep- krijgt hierin een grote rol.”
Wat wil de gemeente bereiken De prestatievelden 7, 8 en 9 worden in onderling verband beschreven. Er moet voldoende adequate opvang zijn (in de regio) voor dak- en thuislozen, verslaafden en de doelgroep die gebruik maakt van de openbare geestelijke gezondheidszorg. Speciale aandacht verdient de groep mensen met een lichte beperking, die vanwege de Pakketmaatregel AWBZ, het recht op begeleiding hebben verloren. Deze groep loopt immers gevaar om af te glijden omdat zij onvoldoende in staat zijn zonder hulp zelfstandig te wonen. Het eerste contact met de Wmo is voor deze groep niet zozeer de plek waar zij hun probleem aandragen als wel de plek waar hun probleem gesignaleerd wordt. Een woningcorporatie kan zo‟n signalerende functie hebben, maar bijvoorbeeld ook de buurvrouw. Bij het eerste contact gaat het er dus ook om het hebben van herkenbare plekken voor het melden van signalen over burgers. Met andere woorden, het resultaat van het eerste contact moet zijn dat de meest kwetsbare burger (of zijn of haar vertegenwoordiger) weet naar welke (opvang)voorziening hij toe kan met zijn vraag. Wat doet de gemeente om dat te bereiken Wij zorgen ervoor dat mensen uit de doelgroep die uit Beek komen terecht kunnen in de (veelal regionale) opvangvoorzieningen. Hiertoe maken wij afspraken met de betreffende instellingen en de regiogemeenten. Met de regiogemeenten en instellingen willen wij ook voldoende kenbaar maken, waar mensen voor welke opvang terecht kunnen. Dat geldt zowel voor mensen uit de doelgroep zelf als voor signalerende instanties, personen of hulpverleners. Zonodig zal een inventarisatie plaatsvinden, waarna een publiciteitsmiddel ingezet kan worden. Verder wordt de afstemming, samenhang en samenwerking binnen het kader van het convenant Veiligheidshuis/OGGZ verder verfijnd. Voor de mensen die vanwege de Pakketmaatregel geen begeleiding meer krijgen, maar die toch nog nodig hebben, worden passende maatregelen (maatwerk) getroffen.
- 26 -
- 27 -
Uitvoeringsprogramma behorend bij WMO-beleidsplan 2012 – 2015
- 28 -
Inhoudsopgave Vooraf
-29-
De prestatievelden:
Leefbaarheid en sociale samenhang o Relevante documenten -29o Acties (wie, wat, tijdspad, indicator) -29Preventieve ondersteuning jeugd o Relevante documenten -31o Acties (wie, wat, tijdspad, indicator) -31Informatie, advies en cliëntondersteuning o Relevante documenten -32o Acties (wie, wat, tijdspad, indicator) -32Mantelzorgers o Relevante documenten -33o Acties (wie, wat, tijdspad, indicator) -33Vrijwilligers o Relevante documenten -33o Acties (wie, wat, tijdspad, indicator) -33Bevorderen deelname maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren o Relevante documenten -33o Acties (wie, wat, tijdspad, indicator) -33Verlenen individuele voorzieningen o Relevante documenten -34o Acties (wie, wat, tijdspad, indicator) -34o Maatschappelijke opvang, openbare geestelijke gezondheidszorg en verslavingsbeleid o Relevante documenten -34o Acties (wie, wat, tijdspad, indicator) -34-
- 29 -
Vooraf Voordat met de daadwerkelijke uitwerking wordt begonnen, een tweetal opmerkingen. Kijkend naar de indicatoren: die kunnen hier en daar nog wat smarter. Daar zijn we intern, maar ook met onze partners mee bezig. We zullen bij elke terugblik op het plan hier op terugkomen en verbeteringen kenbaar maken. Verder hebben we de uitwerking van de onderwerpen waar nog separate beleidsnota‟s over verschijnen (oudernota, vrijwilligerswerk en uitvoeringsprogramma mantelzorgondersteuning) niet in dit beleidsplan verwerkt. Deze uitwerking staat al in de betreffende nota‟s en zal bij een volgend beleidsplan wel worden meegenomen. De prestatievelden Leefbaarheid en sociale samenhang
Relevante documenten betrokkenheid bij de wijk
raadsvoorstel wijkgericht werken
informatie (rapportage) naar aanleiding van “vitaal Spaubeek”
voorzieningenniveau
resultaten uit het laatste burgeronderzoek.
losse besluitvorming
het nog op te stellen accommodatiebeleidsplan
zorg en welzijn in de buurt
afspraken over productafname bij Partners in Welzijn
florerend verenigingsleven
subsidiebeleid “stimuleren en ondersteunen”, september 2011
overzicht toegekende activiteitensubsidies en faciliteringsregeling
overzicht waarderings- en stimuleringssubsidies
participatie bij totstandkoming gemeentelijk beleid
nota interactief beleid
nota burgerparticipatie
sport en bewegen
Kader- en uitvoeringsnota Sport en bewegen Beek 2008
Sport- en beweegprogramma Beek 2011-2014 (19 september 2011)
- 30 -
cultuurparticipatie Cultuurnota 2012-2016 Acties (wie, wat, tijdspad, indicator) betrokkenheid bij de wijk Nr. 1.
Wat Uitvoering pilot wijkgericht werken
Wie Wijkplatform ; gemeente is hier ook bij betrokken
Wanneer e Start 2 helft e 2011, 1 evae luatie: 1 helft 2012
Indicator Positieve- en negatieve punten die uit de evaluatie naar voren komen
Wie Gemeente
Wanneer Voortdurend
Gemeente en aanbiedende instellingen
Voortdurend
Indicator Aantal stimulerende- of faciliterende maatregelen Toename van het aantal gebouwen dat multifunctioneel gebruikt wordt
Wie Gemeente, welzijns- en zorginstellingen
Wanneer Voortdurend
voorzieningenniveau Nr. 1.
2.
Wat Instandhouding bestaande voorzieningen stimuleren of faciliteren Multifunctioneel gebruik van gebouwen
zorg en welzijn in de wijk Nr. 1.
Wat Zorg- en welzijnsdiensten in de wijk aanbieden
Indicator Toename aantal zorg- en welzijnsdiensten dat in de wijk wordt aangeboden
florerend verenigingsleven Nr. 1.
Wat Ondersteunen verenigingen via subsidiering
Wie Gemeente
Wanneer Voortdurend
Indicator Toename toekenningen verzoeken om stimuleringssubsidie of activiteitensubsidie
participatie bij totstandkoming gemeentelijk beleid Nr. 1.
Wat Betrekken van betrokkenen bij de totstandkoming of uitvoering van gemeentelijk beleid
Wie Gemeente
Wanneer Voortdurend
Indicator Aantal malen betrokkenen betrokken bij uitvoering of standkoming nieuw beleid
dat zijn de totvan
- 31 -
sport en bewegen Nr. 1.
Wat Inzet middelen
2.
3.
4.
Wie Regie bij gemeente
Wanneer 2011-2013
Ontwikkelen aanbod in kader Centrum Aangepast Sporten Regionale aanpak gehandicaptensport
Verenigingsconsulenten Beek
doorlopend
Regie bij Huis voor de Sport i.o.m. regiogemeenten
Start 2011
Beekse invulling van sportdatabank
Verenigingsconsulenten Beek
Realisatie zomer 2011, daarna doorlopend actualisatie
NASB-
Indicator Voortvloeiend uit sport- en beweegprogramma Beek 20112014 Toename aantal activiteiten voor speciale doelgroepen in Beek O.b.v. plan van aanpak worden regionaal keuzes gemaakt over de verdere invulling. Dan pas zijn indicatoren vast te stellen. Toename aantal bezoekers website
cultuurparticipatie Nr.
Wat Nog nader te omschrijven acties neergelegd in het uitvoeringsprogramma voortvloeiend uit de cultuurnota 2012 2016
Wie Gemeente, NJOY, Culturele Werkgroep Beek, combinatiefunctionaris
Wanneer Start 2011
Indicator Toename aantal cultuureducatieactiviteiten, toename aantal deelnemers via NJOY, mening participanten.
Preventieve ondersteuning jeugd Relevante documenten Centrum Jeugd en Gezin
collegenota‟s over het CJG
Zorgstructuren
collegenota‟s over de zorgstructuren
NJOY
Kader- en uitvoeringsnota Sport en bewegen Beek 2008
Sport- en beweegprogramma Beek 2011-2014 (19 september 2011)
Acties (wie, wat, tijdspad, indicator) Centrum Jeugd en Gezin Nr. 1.
Wat Onderzoek naar or-
Wie Gemeente regie, andere
Wanneer 2011/2012
Indicator Beslissing
over
- 32 -
2.
ganisatie, bemensing en organisatorische inbedding van het CJG Publiciteitsacties
partijen die bij het CJG zijn betrokken
definitieve tuur CJG
struc-
CJG
2011/2012
Toename gebruik van de diensten van het CJG
Wie Gemeenten
Wanneer 2011/2012
Indicator Beslissing over definitieve vormgeving ZAT‟s
Indicator Toename aantal activiteiten binnen de BSO Toename aantal deelnemers uit Beek Kwalitatief goed aanbod door deelnemende verenigingen en voor deelnemende gehandicapten Toename aantal deelnemers aan MRT-project per school Aanbod op maat voor deelnemende leerlingen SO Toename aantal scholen dat werkt volgens leerlijn
Zorgstructuren Nr. 1.
Wat Onderzoek naar vormgeving ZAT‟s
NJOY Nr. 1.
Wat Aanbod via naschoolse opvang
Wie Scholenconsulent
Wanneer Doorlopend
2.
Slim Kids en Real Fit (of vergelijkbaar aanbod) Sportintegratiedag voor gehandicapten
In 2011 door de GGD, daarna mogelijk via Orbis VV Caesar i.s.m. deelnemende verenigingen en ondersteuning door verenigingsconsulent
Doorlopend
Na ontwikkeling MRTproject verdere implementatie in de regio Aanbod op maat voor Beekse leerlingen SO
Gemeente Beek i.o.m. regiogemeenten en medewerking van participerende scholen Gemeente Beek
Realisatie vanaf najaar 2011
Kwaliteitsimpuls bewegingsonderwijs
Scholenconsulent
3.
4.
5.
6.
Jaarlijks
Realisatie vanaf voorjaar 2011 Doorlopend
Informatie, advies en cliëntondersteuning Relevante documenten
Beleidskader Wmo 2007
Kader en beleidsuitgangspunten Wmo-beleidsplan 2008 – 2011
Wmo-beleidsplan 2011
Acties (wie, wat, tijdspad, indicator) Nr. 1.
Wat Onderzoek positionering, verbreding en verdieping Wmozorgloket
Wie Gemeente, daarbij ondersteund door RadarAdvies
Wanneer Start 2011
Indicator Besluitvorming en implementatie in 2012
- 33 -
2.
3.
Onderzoek of kennis Wmo-consulenten verbreed of verdiept moet worden Verdere digitalisering Wmo-zorgloket als het gaat om informatie en advies
Gemeente, daarbij ondersteund door RadarAdvies
Start 2011
Besluitvorming en implementatie in 2012
Gemeente
Start 2012
Toename gebruik digitale loket.
Mantelzorg en vrijwilligers Voor wat betreft mantelzorgers Relevante documenten
Nota mantelzorgondersteuning gemeente Beek 2010 – 2013 en het daaruit voortvloeiende uitvoeringsprogramma.
Acties (wie, wat, tijdspad, indicator) Nr.
Wat Nog nader te omschrijven acties neergelegd in het uitvoeringsprogramma voortvloeiend uit de Nota mantelzorgondersteuning gemeente Beek 2010 – 2013
Wie
Wanneer
Indicator
Voor wat betreft vrijwilligers Relevante documenten
collegenota‟s over vrijwilligerswerk. Er is nog geen vrijwilligersnota. Deze wordt in 2012 verwacht.
Acties (wie, wat, tijdspad, indicator) Nr.
Wat Nog nader te omschrijven acties neergelegd in het uitvoeringsprogramma voortvloeiend uit de nota vrijwilligerswerk
Wie
Wanneer
Indicator
Bevorderen deelname maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren Relevante documenten Nota ouderenbeleid Gemeente Beek 2012 - 2015 Seniorenmonitor 2008 Klant- en burgeronderzoek 2009 Acties (wie, wat, tijdspad, indicator)
- 34 -
Nr.
Wat Nog nader te omschrijven acties neergelegd in het uitvoeringsprogramma voortvloeiend uit de Ouderennota
Wie
Wanneer
Indicator
Verlenen individuele voorzieningen Relevante documenten
Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Verordening en toelichting individuele voorzieningen in het kader van de Wmo, gemeente Beek. Besluit nadere regelen en toelichting gemeente Beek. Beleidsregels verantwoording Pgb gemeente Beek.
Acties (wie, wat, tijdspad, indicator)
Nr. 1
Wat De kanteling verder vormgeven.: opstellen inrichtingsdocument; opstellen uitvoeringsplan; implementatie.
Wie Gemeente, daarbij ondersteund door RadarAdvies,
Wanneer vanaf augustus 2011
Indicator Toename tevredenheid cliënten
Maatschappelijke opvang, openbare geestelijke gezondheidszorg en verslavingsbeleid Relevante documenten
Convenant Veiligheidshuis diverse, met name door de regiogemeenten(n) opgestelde beleidsnotities
Acties (wie, wat, tijdspad, indicator) Nr. 1.
2.
Wat Onderzoek naar het aanbod van opvangmogelijkheden voor de doelgroep in de gemeente Beek en in de regio. Zonodig: een informatiebijeenkomstvoor mogelijke signalerende instanties over het aanbod van voorzieningen
Wie Gemeente
Wanneer Start najaar 2011
Indicator Een rapport en daaruitvoorvoeiend aanbevelingen
Gemeente
afhankelijk van 1
Meer bekendheid van het aanbod
bijlage 1 Uit: “kaders en beleidsuitgangspunten beleidsplan wet maatschappelijke ondersteuning 2008 – 2011” mei 2007
- 35 -
Besturingsfilosofie van de Wmo Algemeen De gemeenten kunnen zich op verschillende manieren positioneren bij de vormgeving van de Wmo. De Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling heeft in dit verband een advies uitgebracht onder de titel ”Inhoud stuurt beweging”, met als ondertitel “Drie scenario‟s voor het lokale debat over de Wmo”. Deze drie scenario‟s kunnen de gemeenten ondersteunen bij het maken van een keuze. De scenario‟s Hieronder worde de scenario‟s kort beschreven: de gemeente aan het roer Stelling is dat de samenleving het best gedijt bij een krachtige gemeente, die investeert in het zelfredzaam maken van mensen. De nadruk ligt op de ondersteuning van kwetsbare burgers. Het initiatief ligt bij de gemeente en zij voert de regie. Om dit scenario te doen slagen is een stevige gemeente nodig. De gemeente kiest voor een brede, integrale aanpak met een sterke samenhang en afstemming tussen verschillende beleidsterreinen: inkomen en werk, inburgering en integratie, wonen, welzijn en zorg. Het doel is burgers meer mogelijkheden te bieden voor maatschappelijke participatie en onmacht bij burgers om te zetten in zelfsturing en activering. De gemeente financiert en faciliteert. Budgetten worden gebundeld en samenwerkingsverbanden worden gestimuleerd. De gemeente koopt de diensten van professionele aanbieders in en de voorzieningen zijn vooral collectief en preventief. stuurman van je eigen leven Individuen zijn zelf verantwoordelijk voor het uitvoeren van de Wmo. Om op de steun van anderen te kunnen rekenen, zullen ze ook zelf hun bijdrage leveren. Principes van zelfregie bepalen de inhoud van de Wmo. Het is voor en door de mensen zelf. De individuen zijn autonoom. De concepten includerend beleid, waar bij alle beleid rekening wordt gehouden met mensen met beperkingen, en zelfregie zijn uitgangspunten. Doel is dat mensen met beperkingen zo veel mogelijk stuurman van hun eigen leven zijn. Daarbij hebben ze de beschikking over zelfgekozen arrangementen. Mensen met beperkingen zijn daarbij als geen ander deskundig over de barrières die hen belemmeren om volwaardig te kunnen meedoen. Centraal thema is het vergroten van de competentie voor zelfregie en daarmee voor maatschappelijke participatie. De ondersteuning vindt plaats voor en door cliënten. Bij dit scenario past het beschikbaar stellen van een participatiebudget. Dit lijkt op een persoonsgebonden budget, maar de reikwijdte is veel ruimer. Het is het resultaat van een bundeling van verschillende regelingen. De burger is actief als consument en onafhankelijk. de burger en zijn verbanden De burger en zijn of haar verbanden en haar sociale omgeving staan centraal. De burger en het particulier initiatief staan centraal. Mensen maken deel uit van vele verbanden, zoals de familie, belangenorganisaties, verenigingen, of religieuze organisaties. De waarde van dergelijke verbanden wordt door de nieuwe wet meer dan zichtbaar. De burger en zijn netwerk is in dit scenario het centrale thema van het gemeentebeleid. Of burgers daadwerkelijk onderlinge steun verlenen is hun eigen keuze. Er bestaan tal van informele en spontane initiatieven. Er wordt op grote schaal informele zorg verleend en er bestaat een grote diversiteit aan vrijwilligerswerk en buurtinitiatieven. In dit scenario ligt het primaat bij verbanden van burgers, maar ook buurten, gezinnen en verenigingen zijn verantwoordelijk. Gemeenten leggen zich toe op het faciliteren en het vermijden van ongewenste uitkomsten. De arrangementen ontstaan van onderop. Binnen de gemeente wordt dan ook altijd een ondergrens van collectieve voorzieningen vastgesteld. Als burgers onder deze grens dreigen te komen, springt de gemeente bij. Boven deze ondergrens drijft dit scenario
- 36 -
op de informele ondersteuning van burgers aan elkaar. Meedoen vindt plaats via het particulier initiatief. Bureaucratie en paternalisme worden zoveel mogelijk vermeden. Een keuze uit de drie scenario‟s De drie scenario‟s schetsen natuurlijk een kunstmatig beeld. Want we beginnen niet met een schone lei. Er bestaan overal mengvormen en elke gemeente is daarbij weer anders. Veel beleid ligt al vast. De welzijnsvoorzieningen, woningaanpassingen, hulpmiddelen en mobiliteitsvoorzieningen zijn jaren geleden tot stand gekomen. De wijze waarop voorzieningen worden toegekend, zijn vastgelegd. Mensen ontlenen daaraan ook hun rechten en zekerheden. Veel van de beleidsinvulling hangt ook af van de financiële ruimte die de komende jaren beschikbaar komt. En tot slot is ook de vraag hoe groot de gemeentelijke beleidsvrijheid is en de interactie daarbij met burgers en belangenorganisaties. Desondanks is het toch mogelijk om via een redenatiewijze tot een keuze te komen. En die redenatiewijze is simpel: de gemeente is op dit moment aan zet en zal samen met alle betrokkenen vorm moeten geven aan de Wmo. Vandaar dat het zeker de eerste tijd het beste is dat de gemeente de touwtjes in handen houdt. Aansluiting wordt dan ook gezocht bij de situatie die op dit moment het meest aansluit bij de werkelijkheid en dat is in feite het scenario “de gemeente aan het roer”. Daarnaast mogen we ook niet vergeten dat de Wmo een grote zwarte schaduw voor zich uit heeft geworpen als het gaat om financiële risico‟s voor de gemeenten. Hoewel nog steeds niet duidelijk is hoe groot de tekorten zullen zijn (want dat er tekorten zullen komen, staat eigenlijk al vast), ligt het voor de hand dat de gemeente hier “bovenop” wil zitten en zonodig wil (bij)sturen. Er zal in die situatie een evenwichtige afweging gemaakt moeten worden tussen het algemeen belang versus het individuele belang. Overigens: met het oog op de risico‟s van kosten en de ongewenste gemeentelijke bemoeizucht die gepaard gaan met het scenario “de gemeente aan het roer”, tenderen wij om op termijn de koers meer te verleggen naar het scenario “stuurman van je eigen leven” onder het motto “mensen helpen zichzelf te helpen”.