beleid en politiek
Witte steenkool met een rood randje Sportvisserij wil garantie voor visgeleiding bij waterkrachtcentrales Er is veel aandacht voor duurzame, groene energie. Naast wind en zon wordt daarbij ook gekeken naar waterkracht. Waterkrachtcentrales vermorzelen echter ook veel passerende vissen. Voor de georganiseerde sportvisserij is de winning van ‘witte steenkool’ zonder goed werkende visgeleidingssystemen, onacceptabel. Tekst Franklin Moquette Fotografie Janny Bosman, Sportvisserij Nederland en Robert Weijman
In februari van dit jaar oordeelde de Raad van State dat de rechtbank van Maastricht vorig jaar terecht de vergunning voor de bouw van een waterkrachtcentrale in de Maas bij Borgharen heeft vernietigd. Aanleiding was het hoger beroep dat Rijkswaterstaat en Waterkrachtcentrale Borgharen tegen dit besluit hadden aangespannen.
Milieu Effect Rapportage
In het begin van de jaren negentig ontwikkelde de Provinciale Limburg-
12
nr. 23 - maart 2012
se Energiemaatschappij (PLEM) plannen om in de stuw van Borgharen een waterkrachtcentrale te bouwen. De PLEM was niet de eerste energiemaatschappij die op het idee was gekomen om de stroming en het hoogteverschil te benutten bij de stuwen in onze grote rivieren. In de Lek bij Hagestein (1958), in de Rijn bij Maurik (1988), in de Maas bij Linne (1989) en Lith/Alphen (1990) draaiden toen al waterkrachtcentrales.
Bij geen van deze centrales was echter rekening gehouden met de stroomafwaartse vismigratie. Vissen lopen een grote kans om door de turbines te moeten gaan en daarbij ernstig gewond te raken of zelfs te sterven. Aangezien de stuw van Borgharen grenst aan de Grensmaas en er toen al rekening werd gehouden met trek-vissen zoals paling, zeeforel en zalm, werd een Milieu Effect Rapportage (MER) opgesteld.
Mediation
Niet alleen voor (schier)alen vormen de turbines van waterkrachtcentrales een groot gevaar…
Tegen de weigering van de vergunning ging Arbra in beroep bij de rechter. Die oordeelde in 2007 dat Arbra en RWS er via een mediationtraject samen uit moesten komen. Drie jaar later was men er echter nog niet. Belangrijkste struikelblokken waren de twijfels die RWS had aangaande de effectiviteit van de geplande hevelvispassage (een buisconstructie die in de plaats zou komen van de kersverse bekkenvistrap) en het beoogde visgeleidingssysteem. Arbra vroeg om een ‘expert-opinion’ over het visgeleidingssysteem. Een onafhankelijk bureau (Vivion) schakelde een aantal experts in op het gebied van vismigratie. Zij concludeerden dat het beoogde systeem niet aan de gestelde eisen zou voldoen.
Politieke bemoeienis … maar ook jonge vis, zoals deze smolt, worden er door beschadigd of gedood .
Belanghebbenden kregen de kans om hierop in te spreken.
Bezwaren
Verschillende organisaties hadden nogal wat bezwaren tegen de geplande waterkrachtcentrale. Vooral het visgeleidingssysteem voor de stroomafwaartse vismigratie, riep twijfels op. Inmiddels is PLEM, Essent geworden. Deze maatschappij was in eerste instantie van plan om de benodigde vergunningen aan te vragen maar kwam tot de conclusie dat een rendabele bedrijfsvoering nauwelijks mogelijk was voor een waterkrachtcentrale op die locatie. Rond 2004 kwam de firma Arbra echter met een nieuw initiatief om in de stuw van Borgharen een waterkrachtcentrale te realiseren. In 2006 werd de aanvraag voor de diverse vergunningen ingediend. Een MERprocedure werd niet noodzakelijk geacht en bezwaren daartegen van de betrokken hengelsportorganisaties (Sportvisserij Nederland, Hengelsportfederatie Limburg en Visstand Verbetering Maas) werden niet ontvankelijk verklaard. Begin
2007 waren bijna alle noodzakelijke vergunningen verleend door de provincie en de gemeente Maastricht. Alleen de vergunning in het kader van de Wet op de Waterhuishouding werd door Rijkswaterstaat (RWS) geweigerd. Zij maakte op basis van artikel 4.7. van de Europese Kaderrichtlijn Water een belangenafweging en volgde daarbij het ‘Stappenplan Kaderrichtlijn water, toepassing KRW op fysieke projecten’. Hierbij geldt dat bij nieuwe ingrepen van groot openbaar belang, alle haalbare stappen moeten zijn ondernomen om negatieve effecten op de waterkwaliteit tegen te gaan. Negatief in dit verband was de vissterfte in de turbines. Van belang hierin was het ontbreken van een bewezen, goed functionerend visgeleidingssysteem. Het door Arbra aangeboden alternatief werd beschouwd als een onvoldoende op zijn deugdelijkheid beproefd systeem. Inmiddels was RWS wel begonnen met de bouw van een nieuwe bekkenvispassage in de stuw van Borgharen die eind 2007 gereed was.
Inmiddels was de politiek zich met de zaak gaan bemoeien. Een kamermeerderheid was van mening dat RWS de ontwikkeling van waterkracht in de Maas frustreerde. De Tweede Kamer was van mening dat de bouw van de nieuwe bekkenvistrap de komst van een waterkrachtcentrale uitsloot op diezelfde plaats. Het leidde er toe dat op 28 juni 2007 een motie in de Tweede Kamer werd aangenomen die de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat tot een proefneming dwong. Dit om aan te tonen dat de beoogde hevelvispassage minstens even goed zou presteren als de bijna voltooide bekkenvistrap. Bij de stuw in de Maas bij Roermond werd een proefopstelling gebouwd van de hevelvispassage en vergeleken met de daar reeds bestaande bekkenvistrap. De klassieke bekkenvistrap bleek bij deze proeven voor de stroomopwaartse migratie op alle punten veel beter te presteren dan de hevelvispassage. Ondanks dit resultaat werd er intensief gelobbyd voor een waterkrachtcentrale bij Borgharen.
Nieuwe vergunningaanvraag
Het mediationtraject zat muurvast en Arbra besloot om in april 2010 een nieuwe vergunningaanvraag in te dienen voor een waterkrachtcentrale. De vergunningaanvraag verschilde op slechts één punt
nr. 23 - maart 2012
13
beleid en politiek
van de aanvraag uit 2006 die was afgewezen: de hevelvispassage was door een vertical slot vispassage (klein bekkenmodel) vervangen. Het door de groep van experts ontoereikend geachte visgeleidingssysteem stond echter nog ongewijzigd in de vergunningaanvraag. In juli 2010 werd door RWS de ontwerpvergunning voor de waterkrachtcentrale verleend en later verleende de Provincie Limburg de ontwerpvergunning in het kader van de NB-Wet. Sportvisserij Nederland (ook namens Sportvisserij Limburg), Visstandverbetering Maas en de Waalse Overheid dienden zienswijzen in tegen de vergunningverlening in het kader van de Waterwet. Onder meer werd gesteld dat de waterkrachtcentrale onaanvaardbaar grote vissterfte zou veroorzaken onder vooral de migrerende vissoorten. Bovendien zouden de vistrap en het visgeleidingssysteem niet voldoen aan de norm ‘best beschikbare technologie’ (BBT). Daarmee zou deze waterkrachtcentrale een inbreuk zijn op de Europese Kaderrichtlijn Water en de in 2009 ondertekende Benelux-beschikking aangaande vismigratie.
Juridisch traject
Sportvisserij Nederland en Visstandverbetering Maas gingen met respectievelijk Scheffer Advocaten en DAS rechtsbijstand een juridisch traject in. Behalve een zienswijze voor de vergunningaanvraag in het kader van de Waterwet (Rijkswaterstaat) werden ook zienswijzen ingediend voor de vergunningaanvraag in het kader van de Natuurbeschermingswet. RWS vergezelde de definitieve vergunningverlening met een notitie waarmee zij de bezwaren probeerde te ontzenuwen. Alle partijen, zowel de hengelsportorganisaties als de ondernemer, waren het niet eens met diverse punten in de vergunning en de motivatie en gingen hier tegen in beroep. De ondernemer vond dat er in de vergunning te strenge en onrechtvaardige voorwaarden waren opgenomen. De hengelsportorganisaties vonden dat de voorwaarden daar-
14
nr. 23 - maart 2012
entegen nog niet stringent genoeg waren en dat die waterkrachtcentrale er eigenlijk helemaal niet mocht komen. Gezien de gecompliceerdheid van de materie vroeg de Rechtbank van Maastricht aan de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB) om advies. Dit mondde uit in een adviseringsrapport aan de rechtbank. Hierin plaatste StAB enkele kritische kanttekeningen bij de vergunning.
Rechtszitting
In april 2011 vond in Maastricht de zitting plaats voor de bestuursrechter. Op 13 juli vernietigde de rechtbank van Maastricht de vergunning in het kader van de Waterwet. Zij oordeelde dat de twee bestaande waterkrachtcentrales in de Maas zoveel schade aan de visstand berokkenden dat er geen ruimte meer was voor een derde centrale. Bovendien was er geen uitzicht op beperking van de vissterfte in de komende jaren. Ondanks dit positieve resultaat had de hengelsport op een paar belangrijke punten geen gelijk gekregen. Om die reden ging Sportvisserij Nederland tegen de uitspraak in beroep.
Beroep tegen NB-Wet vergunning
Intussen had de Provincie Limburg de vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet verleend. Visstandverbetering Maas ging hiertegen in beroep. Wat betreft de NB-Wet vergunning was VVM van mening dat onvoldoende rekening was gehouden met de in deze wet en voor de Grensmaas aangewezen kwetsbare vissoorten. Het ging hierbij om soorten als de rivierdonderpad en de zalm. Vooral de laatste soort was belangrijk omdat de regering van Wallonië bezig is met een kostbaar herstelprogramma voor de zalm. Een beroep tegen vergunningverlening voor de NB-Wet komt automatisch direct bij de Raad van State terecht. Deze zaak diende in augustus 2011 in Den Haag. Op 14 september kwam de uitspraak. Ook de vergunning voor de waterkrachtcentrale in het kader van de NB-Wet werd vernietigd. De motivering daarbij was dat het college
Zonder visgeleidingsysteem is de nieuwe vistrap bij Borgharen voor niets aangelegd.
nr. 23 - maart 2012
15
beleid en politiek
van gedeputeerde Staten van Limburg zich onvoldoende had vergewist of de sterfte onder de zalmsmolts met drie wkc’s binnen de door RWS gehanteerde 10 procentnorm bleef, geen zodanige effecten had dat niet meer werd voldaan aan voor de populaties van de kwalificerende vissoorten geldende verbeterdoelstelling. Noch uit het besluit, noch uit de daaraan ten grondslag gelegde passende beoordeling bleek dat het college de effecten van het project heeft beoordeeld in het licht van de instandhoudingsdoelstellingen en de staat van instandhouding van de kwalificerende soorten. De Provincie was volgens de Raad van State te weinig uitgegaan van het ‘verbeterprincipe’, dat wil zeggen dat je je als overheid niet tevreden moet stellen met de status quo, maar moet streven naar verbetering in de situatie van bedreigde soorten. Juist dit ‘verbeterprincipe’ was voor Sportvisserij Nederland en VVM een belangrijke reden om toch tegen de gunstige uitspraak van de rechtbank van Maastricht in beroep te gaan. Op enkele cruciale punten was Sportvisserij Nederland namelijk niet in het gelijk gesteld, zoals de uitleg van de EU Kaderrichtlijn Water en de Benelux-beschikking aangaande vismigratie (2009). De Rijksoverheid stelt zich echter op het standpunt dat door de komst van een waterkrachtcentrale geen noemenswaardige verslechtering van de situatie zal optreden.
Buitenlandse expertise
In de uitspraak van de Rechtbank van Maastricht werd een duidelijke hint gegeven dat Sportvisserij Nederland en Visstandverbetering Maas er goed aan zouden doen hun standpunten met een advies van experts te onderbouwen. Dr. Jörg Schneider van Het Duitse Büro für Fischökologische Studien (BFS), is een expert op het gebied van vismigratie en de problemen die door waterkrachtcentrales worden veroorzaakt en stond de sportvisserij bij. Het grootste probleem dat bureau BFS tegenkwam is het grote aantal data en meningen met betrekking tot de sterfte van aal en
16
nr. 23 - maart 2012
(jonge) zalmen. Voor de verlening van de vergunning was alleen uitgegaan van ‘directe sterfte’. Uit diverse onderzoeken is bekend dat er veel uitgestelde sterfte optreedt onder vissen die de doorgang door turbines overleven. Volgens BFS dient zowel de directe als de uitgestelde sterfte te worden meegenomen.
Kritische houding
Sportvisserij Nederland is niet tegen het opwekken van zogenaamde groene stroom, maar neemt een kritische houding aan ten aanzien van de vissterfte bij deze manier van energieopwekking. Bij Belfeld staat ook een nieuwe waterkrachtcentrale in de Maas gepland. Deze centrale voert veel minder water door de turbines als de centrales bij Linne en Lith, waardoor de vissterfte aanzienlijk lager is. Ook bij lagere afvoeren worden vissen via een fijnrooster weggeleid naar de bovenzijde (overlaat) of kunnen ze simpelweg onder de centrale door (aal zal hier veel gebruik van maken). Ook zou er een visvriendelijke turbine worden toegepast. Populaties van migrerende vissoorten staan erg onder druk. Bij de vergunningaanvraag zal dan ook aandacht worden gevraagd bij de waterbeheerder voor dit aspect. Een ander voordeel van deze centrale is, dat er een tweede (extra) vispassage wordt aangelegd. Dit betekent een verbetering voor de stroomopwaartse vismigratie. In de ontwerpvergunning voor deze waterkrachtcentrale stelt de Waterdienst van Rijkswaterstaat in het advies dat eigenlijk alle nieuwe waterkrachtcentrales in de Maas het principe van deze centrale zouden moeten volgen: veel water dat om de turbinemodules heen stroomt (hoge bypass ratio) en een laag vermogen. Niettemin stelt Sportvisssserij Nederland zich ook ten opzichte van deze centrales kritisch op. Elke procent sterfte van vis is er één teveel.
Terecht vernietigd
Als Nederland rekening houdt met de implementatie van de EU Kaderrichtlijn Water en de Benelux Beschikking met betrekking tot
migrerende vissoorten heeft Nederland zonder meer de verplichting om de bescherming van de zalmsmolts en schieraal die stroomafwaarts van België migreren, te maximaliseren. Nederland heeft daarnaast ook de verplichting haar eigen Nationaal Aalherstelplan na te komen. In feite is er nog steeds geen aangetoond goed werkend visgeleidingssysteem voor Borgharen en tot nu toe is er ook geen overeenkomst voor visvriendelijk turbinebeheer met de twee elektriciteitsbedrijven die de andere twee waterkrachtcentrales exploiteren. Gelukkig heeft de rechtbank van de Raad van State dit ingezien en geoordeeld dat de rechtbank van Maastricht vorig jaar terecht de vergunning heeft vernietigd voor de bouw van de waterkrachtcentrale Borgharen.
Maximaal toegestane sterfte De maximaal toegestane sterfte van 10 procent door alle waterkrachtcentrales in de Maas zou een aanvaardbare sterfte kunnen zijn voor gezonde, veerkrachtige natuurlijke populaties, maar de situatie van trekvissen in het stroomgebied van de Maas laat een ander beeld zien. Gezien de precaire situatie van de Europese aal en het feit dat er nog steeds geen zichzelf instandhoudende populatie van zalm als resultaat van het Belgische zalmherstelprogramma bestaat, is deze 10 procent norm al te hoog ingeschat. Een globaal sterftecijfer van meer dan 20 procent lijkt veel realistischer gezien de aanwezigheid van reeds twee waterkrachtcentrales.