1
Witte plekken in de geschiedschrijving van Hindostanen in Suriname Chan E.S. Choenni Inleiding In de bestaande studies over Hindostanen in Suriname is onlangs een omvangrijke studie getiteld Sarnami Hindostani 1920-1960 toegevoegd. In deze studie behandelen Gharietje Choenni & Chan Choenni de worteling, identiteit en gemeenschapsvorming van Hindostanen in Suriname. Deze studie is onlangs verschenen bij uitgeverij KIT (Koninklijk Instituut voor de Tropen). Met deze studie gebaseerd op ondermeer oral history is een belangrijke leemte opgevuld met betrekking tot de geschiedschrijving over de periode 1920-1960. Aan de voorafgaande periode van de Hindostaanse contracttijd (1873-1921) zijn reeds enkele studies gewijd (zie: De Klerk 1953, Hoefte 1998, Bhagwanbali 2011, Bhagwanbali 2012). Daarentegen is de Hindostaanse geschiedenis met betrekking tot de periode 1960-2010 nog onvoldoende onderzocht en te boek gesteld. Wij zullen nu dieper ingaan op de behoefte aan kennisverzameling en beschrijving van de contemporaine geschiedenis van Hindostanen in Suriname, namelijk de periode 1960-2010. Het zij opgemerkt dat de politieke ontwikkelingen na het jaar 2000 nog niet op evenwichtige wijze historisch kunnen worden geduid, omdat er te weinig distantie kan worden betracht. De recente turbulente politieke ontwikkelingen in Suriname zijn nog niet voldoende uitgekristalliseerd. Hanteren van de oral history methode om het verleden te reconstrueren zal in dit opzicht op beperkingen stuiten. Niet alle informanten zullen de toedracht van verschillende gebeurtenissen willen benoemen, soms ook uit angst voor repercussies. Wij beperken ons in dit verband daarom tot het jaar 2000, zij het dat slechts bepaalde patronen in beeld kunnen worden gebracht. Culturele en sociaal-economische ontwikkelingen tot 2010 kunnen wel tot op zekere hoogte adequaat worden beschreven. In dit artikel schetsen wij in vogelvlucht de ontwikkelingen tussen 1945-2010 en geven de leemten aan in de geschiedschrijving van de Hindostanen in Suriname. Vervolgens behandelen wij de perspectieven die nodig zijn voor adequate etnische studies. Daarna staan wij stil bij de rol die de zogeheten diaspora-onderzoekers kunnen spelen. Indiase diaspora-onderzoekers kunnen in het bijzonder met betrekking tot Hindostanen een belangrijke rol spelen. Tenslotte formuleren wij tien thema’s die onderwerp van studie en onderzoek moeten zijn met betrekking tot de Choenni 2014
2
contemporaine geschiedenis van Hindostanen. De kennis uit deze studies en onderzoeken kunnen ertoe bijdragen dat de belangrijke witte plekken in de Hindostaanse geschiedschrijving van 19602010 worden opgevuld. Grootste bevolkingsgroep Er zijn nogal wat witte plekken in de Hindostaanse geschiedschrijving met betrekking tot de periode 1960-2010. Daarnaast is de periode 1945-1960 in de ontwikkeling van de Hindostaanse gemeenschap van cruciaal belang geweest. De urbanisatie na de Tweede Wereldoorlog en de enorme bevolkingsgroei zijn van grote invloed geweest op de etnische en politieke verhoudingen in Suriname. Hindostanen werden omstreeks 1970 de grootste bevolkingsgroep en eisten gaandeweg hun plaats in de Surinaamse samenleving op, maar met behoud van hun eigen cultuur. De Hindostaanse bevolkingsgroep werd in politiek opzicht een van de belangrijke machtsblokken en streefde naar volwaardig burgerschap en representatie in het landsbestuur. Dat lukte echter ten dele. Gaandeweg ontstond in de jaren zeventig etnische polarisatie, mede omdat de Hindostaanse partij (de VHP) die de macht deelde met een kleine Creoolse partij (de PNP) te kampen kreeg met grote tegenstand van vooral Creoolse intellectuelen, ambtenaren en vakbonden. Dit had grote gevolgen voor Suriname. In 1973 kwam de grote Creoolse partij (de NPS) aan de macht ondersteund door een radicale nationalistische partij (de PNR). De ‘Creoolse’ regering kondigde de onafhankelijkheid van Suriname aan in 1975 (Dew 1978: 176,177). De (aangekondigde) onafhankelijkheid in 1975 had echter niet de instemming van de overgrote meerderheid van de Hindostaanse bevolking. De overhaaste onafhankelijkheid mondde ondermeer uit in een massale emigratie naar Nederland. Ondanks de massale emigratie van Hindostanen bleef na de onafhankelijkheid van Suriname de Hindostaanse groep echter nog steeds de grootste bevolkingsgroep. De beloften om na de onafhankelijkheid meer etnische representativiteit tot stand te brengen in de staatsapparaten zoals in het leger werden niet nagekomen door de toenmalige regering. De regering die ook na de onafhankelijkheid werd gedomineerd door de Creoolse partij onder leiding van premier H. Arron vertoonde bovendien steeds meer autoritaire trekken. De Hindostaanse bevolkingsgroep bleef in politiek opzicht een marginale rol spelen tot 1980.
Choenni 2014
3
Twee tegengestelde ontwikkelingen In 1980 voltrokken zich turbulente ontwikkelingen in Suriname. De staatsgreep gepleegd door ontevreden militairen leidde tot verzwakking van de etnische politiekvoering in Suriname. Na 1980 en in het bijzonder in de 21ste eeuw zijn er twee tegengestelde ontwikkelingen te ontwaren wat betreft de rol en betekenis van etniciteit in Suriname. Enerzijds zien wij in bepaalde mate een depolitisering van de etnische politiek. Hindostanen werden benoemd op functies die voorheen niet voor hen waren weggelegd, zoals van (waarnemend) President. Er voltrokken zich ook politieke veranderingen daarna binnen de Hindostaanse gemeenschap en in de brede Surinaamse samenleving. Om de rol van en nadruk op etniciteit te verminderen werden pogingen ondernomen om natievorming te bevorderen. Zelfs de term natie-creatie kwam op1. Er ontstonden partijen en partijcombinaties naast de traditionele Hindostaanse partij (de VHP), die multi-etnisch zijn. Er ontstond politieke pluriformiteit binnen de Hindostaanse gemeenschap en samenwerking over de etnische grenzen heen binnen de partij-combinaties. De etnische factor en etnische belangenbehartiging leken bij delen van de Hindostaanse groep minder belangrijk te worden. Mede door de opkomst van een grote multi-etnische partij i.c. partijcombinatie (de NDP) die een alternatief werd voor de traditionele etnische partijen. Etnisering vrijetijdsbesteding Anderzijds zien wij mede door de opkomst van de diaspora’s dat toenemende etnisering op het culturele vlak plaatsvindt. Met diaspora’s wordt in dit verband bedoeld de toenemende belangstelling voor en intensivering van de relaties tussen personen die dezelfde etnische herkomst delen maar in verschillende landen wonen; vaak generaties lang. In het bijzonder onder de van oorsprong Aziatische groepen vond het diaspora ‘denken’ ingang. De Indian Diaspora werd een veelgebruikt begrip, ook met betrekking tot de Hindostanen in Suriname. Daarmee wordt bedoeld dat ondermeer de groep Hindostanen in Suriname steeds vaker door India en 1
Zie: Menke 2008. Gelet op de multi-etnische samenstelling van de Surinaamse bevolking en de relatieve geringe etnische vermenging (ongeveer12% is van Gemengde afkomst) zijn omschrijvingen als een multi-etnische staat of een multicultureel land adequater. Te meer daar vaak Suriname wordt geroemd om het harmonisch samenleven van verschillende bevolkingsgroepen. Het streven naar minder nadruk op etniciteit schoot echter door in 1980. Zo werd bij de volkstelling van 1980 de etnische afkomst niet meer geregistreerd. Wel werd de (spreek) taal van de burgers geregistreerd. Deze volkstelling bleek grotendeels onbruikbaar, omdat in Suriname ook toentertijd de etnische factor een belangrijke dimensie was. De omvang van de verschillende bevolkingsgroepen was bijvoorbeeld een belangrijk gegeven, dat echter in deze volkstelling niet kon worden vastgesteld.
Choenni 2014
4
Indiase onderzoekers wordt beschouwd als deel uitmakend van wereldwijde Indiase diaspora. India voert een politiek om de contacten met de Indiase diaspora te verbreden en te intensiveren. Er zijn zelfs faciliteiten geschapen om het bezoek aan en investeringen in India te vergemakkelijken. De PIO (People of Indian Origin) card voorziet hierin. Hindostanen behorend tot en met de vierde generatie kunnen een dergelijke kaart verkrijgen. Culturele goederen Maar vooral de toenemende en makkelijkere toegankelijkheid van de ‘culturele goederen’ uit India vergroot de etnische identificatie. Bollywood –een verzamelterm voor de omvangrijke commerciële film-, dans- en muziekindustrie uit India en in het bijzonder de stad Mumbai (voorheen Bombay)– is een van de belangrijke culturele goederen. Religie en religieuze artefacten (zoals boeken, symbolen en beelden) is een ander voorbeeld van een cultureel goed. Bollywood heeft een grote invloed op de etnisering van de vrije tijdsbesteding onder Hindostanen in Suriname. De Hindostaanse radio- en televisiezenders kunnen ongebreideld putten uit het omvangrijke repertoire van Bollywood (Gowricharn 2009, Choenni 2011). Sterker nog: de verschillende shows en songcontests in India worden via de satelliettelevisie ook in Suriname bekeken. Het is niet ongebruikelijk dat de winnaars daarna worden ingevlogen om in Suriname een show te geven. Wat betreft mode, smaak en religieuze praktijken is er ook sprake van etnisering2. Kortom: in cultureel opzicht voltrok zich vooral op de drempel van 21ste eeuw mede gefaciliteerd door ontwikkelingen op ICT terrein een bijzondere ontwikkeling. Met name de van oorsprong Aziatische bevolkingsgroepen konden door het toegankelijker en goedkoper wordende aanbod van culturele goederen uit de landen van herkomst niet alleen hun cultuur blijven behouden, maar er ontstond ook een revival. Radio en later (satelliet)televisiezenders voorzien de Hindostaanse gemeenschap van een eigen etnisch cultureel aanbod. De politiek van India, Indonesië en China met betrekking tot hun diaspora’s leidde echter ook tot intensivering van de 2
De Hindostaanse/Indiase cultuur wordt in de woorden van Ulf Hannerz een ‘contemporary complex culture’: “These are cultures in the making, there is culture–building going on; the processual point of view keeps time in the picture” (Hannerz 1992:38).
Choenni 2014
5
banden met deze landen. De opkomst van het diaspora 'denken' in de 21ste eeuw leidde dus tot een herleving van etnische identificatie en loyaliteiten in Suriname. Ondanks pogingen om een Surinaamse algemene cultuur te creëren bleven de verschillende bevolkingsgroepen hun eigen cultuur koesteren en beleven. De verschillende bevolkingsgroepen bleven als identificeerbare entiteiten bestaan. Wel wordt de Creoolse cultuur als ‘algemene Surinaamse’ cultuur aanvaard in de zin dat bijvoorbeeld de algemene (televisie)zenders (ABC, STVS, Apintie) zich vooral richten op deze groep en deels ook op andere groepen. De van oorsprong Aziatische groepen hebben daarnaast hun eigen televisiezenders. De Hindostaanse gemeenschap heeft ondermeer de zenders Radika, RBN/Rapar, Trishul, Sangeet Mala en Amor tot hun beschikking. Labels Het is onmiskenbaar dat Creoolse en de zogeheten gemengde groep zichzelf vaker afficheren als Surinamers, terwijl de van oorsprong Aziatische groepen hun eigen etnische labels al dan bedekt gebruiken om zich te onderscheiden. Een modus vivendi is ook om een benaming te gebruiken uit de eigen taal (bijvoorbeeld de voetbalvereniging Jai Hind of de Javaanse partij Pertjaja Luhur), zodat duidelijk is op welke bevolkingsgroep men zich richt3. Men weet dus welke (etnische) groep wordt bedoeld. Het moge duidelijk zijn: onder de algemene noemer Surinamer of Surinaams wordt in Suriname meestal niet verstaan de van oorsprong Aziatische groepen. Daarom is een etnisch onderscheid nodig wil men deze groepen includeren in een discours. Suriname was en is dus een bijzondere multi-etnische samenleving gebleven. Geschiedschrijving over de verschillende bevolkingsgroepen met betrekking tot de periode 1945-2010 blijft dan ook naast de algemene geschiedschrijving nodig. Welvarende groep In sociaal-economisch opzicht zien wij dat na een lastige periode van schaarste en gierende inflatie de Surinaamse economie zich langzamerhand herstelde en vooral in de 21ste eeuw de welvaart toenam. Suriname werd een medium developed country. In infrastructureel opzicht 3
De Javaanse politieke leider P. Somohardjo introduceerde de term “de mensen die op mij lijken” toen hem werd verweten dat hij etnische labels hanteerde. Het hanteren van etnische labels werd vanwege politieke correctheid ontmoedigd. Wij zijn allen Surinamers is het motto. Etnische labelling werd niet in het belang van de natievorming geacht. Somohardjo wilde echter de Javaanse groep “accomoderen” in het overheidsapparaat en moest dus een etnische duiding hanteren. De Javaanse groep en de Marrongroep als de twee zich emanciperende groepen articuleren hun eigen groepsbelangen veel openlijker dan andere groepen.
Choenni 2014
6
werd het land ontsloten en het verschil tussen Paramaribo en de districten werd in het bijzonder wat betreft de Hindostaanse groep welhaast irrelevant. De metafoor “Boyti bestaat niet meer” illustreert dat de verschillen tussen Stadshindostanen en Boytihindostanen (Hindostanen uit de districten) zijn geminimaliseerd. Mede door de emigratie van een grote groep van met name tot de middenklasse behorende Hindostanen ontstond ruimte voor de onderliggende groepen op mobiliteit in de Surinaamse samenleving. Ook Hindostaanse vrouwen realiseerden hun emancipatie en bereikten hogere regionen van het onderwijs. Zij drongen langzamerhand ook door tot hogere posities. Als gevolg van de veerkracht en ijver binnen de Hindostaanse bevolkingsgroep bleef deze groep overeind als een economisch vitale gemeenschap. Het is onmiskenbaar dat de Hindostanen een welvarende bevolkingsgroep in Suriname vormen. Natuurlijk is er een groep Hindostanen die tot de groep armen behoort, maar verhoudingsgewijs is deze groep in omvang klein. Niet onvermeld mag blijven dat er ook sociale problemen bleven bestaan in de Hindostaanse gemeenschap. In bepaalde opzichten is zelfs een toename waar te nemen4. Het sociaal economisch succes van Hindostanen in Suriname, hun relatieve succes op cultureel vlak en dat het feit dat zij minder succesvol zijn in politiek opzicht heb ik aangeduid als een bijzondere stijl van integratie. Deze stijl heb ik omschreven als Integratie Hindostani Stijl (zie: Choenni 2011). Deze processen en in het bijzonder de sociaal-economische, culturele en politieke integratie van Hindostanen in Suriname moeten worden bestudeerd, onderzocht en te boek worden gesteld. Het etnisch perspectief zal in dit verband leidend moeten zijn. Wij kunnen vaststellen dat met betrekking tot de geschiedschrijving van Hindostanen en in het bijzonder over de periode na 1975 relatief weinig is gepubliceerd. Een van de redenen is dat vooral in de periode na 1980 etnische studies i.c. specifiek op Hindostanen gerichte studies niet op prijs werden gesteld in het kader van de bevordering van de zogeheten natievorming. Complementair Het moge duidelijk zijn dat Suriname een multi-etnische samenleving was en nog steeds is. Etnisch onderzoek is legitiem en biedt inzicht in betekenisvolle processen binnen de Surinaamse samenleving. Etnisch onderzoek is complementair aan algemeen onderzoek en dient dus gefaciliteerd te worden en niet beschouwd te worden als ondermijnend voor de natievorming. De 4
Zie in dit verband Choenni 2009.
Choenni 2014
7
recente actualisering tot het jaar 2011 van de studie Geschiedenis van Suriname die door H. Buddingh is geschreven, moge ten voorbeeld dienen. Deze studie is weliswaar een verrijking, maar te algemeen. Want de ontwikkeling van de afzonderlijke bevolkingsgroepen wordt nauwelijks behandeld in deze studie. Daarom is het hanteren van de etnische lens noodzakelijk om op een betekenisvolle wijze de contemporaine geschiedenis van de Hindostanen te boek te stellen. Er moet dan ook gestreefd worden naar een evenwichtige kennisopbouw over de contemporaine geschiedenis van Hindostanen in Suriname. Het historisch onderzoek onder Hindostanen moet zich ook richten op de pijnlijke episoden van de Surinaamse geschiedenis. Alvorens verder in te gaan op deze aspecten en onderzoeksthema’s aan te duiden is het nuttig om het onderzoeksperspectief bij etnische studies voor het voetlicht te brengen. In de notitie met betrekking tot het seminar over de Surinaamse geschiedschrijving wordt in het kader van dekolonisatie van geschiedschrijving impliciet de indruk gewekt dat onderzoekers die in Suriname wonen beter in staat zouden zijn de Surinaamse geschiedenis te schrijven (Notitie IMWO 2012). Er is wel veel voor te zeggen dat in Suriname de focal point moet liggen van de Surinaamse geschiedschrijving. Er ontbreken echter voorlopig de nodige voorzieningen in Suriname om deze ambitie te realiseren. Een groot deel van het relevante kader woont (en werkt) in Nederland. Samenwerking tussen experts uit beide landen is dan ook geboden. Insiders en outsiderperspectief Voor het verrichten van etnisch onderzoek is een specifieke expertise vereist. Ten onrechte wordt echter verondersteld dat uitsluitend onderzoekers behorende tot de betrokken etnische groep deze studies kunnen verrichten. Voor het onderzoeken van de beleving van bepaalde aspecten van (dagelijks) leven en het adequaat reflecteren daarvan is een insidersperspectief nodig. Men kan als insider in de betrokken gemeenschap de juiste ingang vinden, de juiste toon aanslaan, vertrouwen krijgen en de signalen opvangen en deze adequaat decoderen. Maar gekwalificeerde onderzoekers die niet tot de te onderzoeken gemeenschap behoren kunnen als outsiders echter evenzeer bepaalde aspecten van het (dagelijks) leven onderzoeken en beschrijven. Soms kan de insider een blinde vlek hebben. Daarnaast zijn er bepaalde aspecten van de sociale werkelijkheid die iedereen mits hij/zij de juiste onderzoeksmethoden en technieken hanteert kan onderzoeken en beschrijven. Gedacht kan worden aan (analyse van) Choenni 2014
8
cijfermatige gegevens en de sociaal-economische ontwikkelingen. In dit verband is het volgende kentheoretisch model verhelderend. Wij kunnen vier kennisdomeinen van de sociale werkelijkheid in kaart brengen door vier kwadranten te onderscheiden en toe te passen op de Surinaamse geschiedschrijving. Ken-theoretisch model etnische geschiedschrijving5.
III
I Outsiders Algemene Kennis
Kennis
IV
Niet voor
Insiders
iedereen
Kennis
II
Choenni 2013 1. Het eerste kwadrant (rechtsboven) omvat het algemene kennisdomein. Dit domein kan mits men de juiste onderzoeksmethoden hanteert door elke onderzoeker gekend worden. Dit is objectieve kennis beschikbaar voor iedereen. Of de onderzoeker in Nederland, Suriname of elders is geboren doet niet ter zake. Als hij/zij maar de juiste kwalificaties en vaardigheden heeft. Dus een autochtoon Nederlandse onderzoeker die slavenregisters of immigratieaantallen bestudeert en analyseert kan uitstekend werk doen met betrekking tot de Surinaamse geschiedschrijving. Het uitsluiten van deze onderzoeker omdat hij/zij niet in Suriname is geboren, is dus kortzichtig en getuigt van een eng nationalistische opvatting. 2. Het tweede kwadrant (linksonder) omvat het kennisdomein dat primair het beste door de insiders gekend kan worden. Onderzoekers behorend tot de bestudeerde gemeenschap 5
Mede gebaseerd op Simpson & Yinger 1985: 7- 9. Zie voor een discussie over insiders en outsidersperspectief Merton 1973:112-136.
Choenni 2014
9
delen het zelfde referentiekader en vaak ook de taal. Betrokkenheid is van groot belang alsook het inlevingsvermogen. Het invoelen en precies decoderen van signalen is van groot belang. Wel moet de onderzoeker de kennis zodanig reflecteren dat deze intersubjectief is en door outsiders gedeeld kan worden. De historische studie van Choenni & Choenni (2012) over Hindostanen in Suriname is een voorbeeld van kennis verzameld vanuit een insidersperspectief, maar gerapporteerd op een zodanige wijze dat intersubjectieve kennis tot stand komt. 3. Het derde kwadrant (linksboven) omvat het kennisdomein dat primair het beste door de outsiders gekend kan worden. Onderzoekers die niet tot de gemeenschap behoren maar de betreffende gemeenschap wel kennen en expertise bezitten kunnen zinvol onderzoek doen. Een juiste mix van distantie en betrokkenheid is belangrijk. Er zijn vele vooral autochtoon Nederlandse onderzoekers (bijvoorbeeld De Klerk 1953, Van Stipriaan 1993, Hoogbergen 1996, Voorhoeve & Lichtveld 1975, De Waal Malefijt 1963, Speckmann 1965), maar ook Amerikaanse onderzoekers (Price1975, Brana Shute 1979) die uitstekende etn(ograf)ische onderzoeken hebben verricht en daarover hebben gepubliceerd. Zij moeten wel deze kennis intersubjectief maken (voor insiders). Het is dus van groot belang om niet vanuit een eng nationalistisch perspectief deze onderzoekers te weren met betrekking tot onderzoek in Suriname en de Surinaamse geschiedschrijving. Zij kunnen juist door hun outsidersperspectief bepaalde aspecten adequaat reflecteren. Bovendien betreft het de Surinaamse geschiedschrijving. Dat is deels geschiedschrijving van de kolonialistische en deels de postkolonialistische periode. Juist de autochtoon Nederlandse onderzoekers die weliswaar outsiders zijn, kunnen als kenners van de koloniale geschiedenis en de daarbij behorende mores een bijzondere en betekenisvolle kijk geven op de Surinaamse geschiedenis. 4. Het vierde kwadrant (rechtsonder) omvat het kennisdomein dat nog niet voor iedereen beschikbaar is. Het betreft kennis dat (nog) niet gekend worden omdat het bijvoorbeeld om de uniciteit van ervaringen gaat of verschijnselen en gebeurtenissen die niet bekend zijn. Persoonlijke ervaringen kunnen echter zodanig worden gecommuniceerd dat er intersubjectieve kennis ontstaat. Choenni 2014
10
In dit model wordt er van uitgegaan is dat door steeds meer onderzoek en kennisverzameling het kennisdomein van algemene kennis wordt vergroot (kwadrant1) ten koste van de drie andere kwadranten. Insiders- en outsiderskennis wordt intersubjectief gemaakt en draagt dus bij tot een adequate geschiedschrijving. Onderzoekers van eigen bodem? Uiteraard is het kennisdomein van de Surinaamse geschiedenis niet precies zo gecompartimentaliseerd als wordt aangegeven in dit model. Een model is slechts een hulpmiddel. Er zijn ook tussenvormen. Een autochtoon Nederlandse onderzoeker kan een zodanige ‘going native’ attitude hebben ontwikkeld dat hij/zij welhaast een insider is geworden. Dus hij/zij kan in grote mate een insiderperspectief hanteren. In het kader van de ‘dekolonisatie van Surinaamse geschiedschrijving’ zou echter wel moeten worden gestimuleerd dat veel meer dan voorheen onderzoekers en rapporteurs/schrijvers die vanuit een insiderperspectief onderzoeken en studies verrichten aan bod komen. Het insidersperspectief is echter niet voorbehouden aan onderzoekers die in Suriname wonen. Surinaamse onderzoekers die in het buitenland wonen en vrij regelmatig Suriname bezoeken kunnen ook als insiders worden beschouwd. De stelling dat onderzoekers die in Suriname wonen beter in staat zouden zijn de Surinaamse geschiedenis te schrijven is dan ook onhoudbaar. Zouden onderzoeker die geboren en getogen zijn in Suriname doch in het buitenland wonen minder in staat zijn de Surinaamse geschiedenis te schrijven? Wellicht kan deze stelling gelden voor een onderdeel van de contemporaine geschiedschrijving van Suriname. Maar als de betrokken onderzoeker regelmatig Suriname bezoekt en /of tijdelijk in Suriname verblijft valt ook dit bezwaar weg. Geschiedschrijving van Suriname dient dus niet voorbehouden te zijn aan onderzoekers die in Suriname zijn geboren en nog steeds in Suriname wonen. Dit getuigt dus van een eng nationalistische opvatting van geschiedschrijving en beperkt de mogelijkheden met betrekking tot de geschiedschrijving van Suriname. Complementariteit Voor een adequate geschiedschrijving van Suriname is het combineren van de data verkregen uit het algemeen perspectief, het outsidersperspectief en het insiderspersectief de juiste methode. Met andere woorden: deze perspectieven vullen elkaar dus aan en dienen aan bod te komen. Door een combinatie van de data ontstaat een completer beeld van de Surinaamse geschiedenis. Choenni 2014
11
Wel is het nodig dat veel meer dan voorheen het insidersperspectief aan bod komt. En dat middelen worden beschikbaar gesteld aan de onderzoekers die vanuit het insidersperspectief onderzoek kunnen verrichten. Etnische studies in het kader van de geschiedschrijving van Suriname verdienen prioriteit. Maar samenwerking tussen de onderzoekers die verschillende perspectieven hanteren is geboden. Juist in het licht van beperkte middelen en mogelijkheden en de urgentie van geschiedschrijving van Suriname moet complementariteit voorop staan. Ideologische discussies over de Surinaamse geschiedschrijving en de pretentie om de geschiedenis van de twintigste eeuw te herschrijven, terwijl een groot deel van deze geschiedenis nog niet eens is geschreven leiden af van het uiteindelijke doel. In de notitie van IMWO wordt het doel geformuleerd als: “het aandragen van bouwstenen voor een meerjaren onderzoeksprogramma” (Notitie IMWO 2012: 2). Wat betreft de dekolonisatie van de geschiedschrijving stelt B. Brereton dat in de Engelsprekende landen van het Caribisch gebied de geschiedschrijving al is gedekoloniseerd (Brereton 2013). Bestudering van de recente literatuur en geschiedschrijving van deze landen leert dat er niet bijster veel verschil is in inzichten en wetenswaardigheden vergeleken met de periode van bijvoorbeeld 50 jaar geleden. Er moeten dus niet al te hoge verwachtingen zijn van de zogeheten dekolonisatie van geschiedschrijving. Diaspora–onderzoekers Gelet op de beperkte capaciteit aan onderzoekers en middelen ten behoeve van de Surinaamse geschiedschrijving zullen partners moeten worden gezocht buiten het Surinaams–Nederlands netwerk. In dit verband kan aansluiting worden gezocht bij de opkomst van diasporastudies en diaspora–onderzoekers. Wat betreft onderzoek naar Hindostanen en hun geschiedschrijving hebben al enkele diaspora i.c. Indiase onderzoekers een belangrijke bijdrage geleverd (Arya 1968, Gautam (geen jaartal), Awasthi 2012). Helaas zijn er nauwelijks onderzoekers uit de verschillende landen behorend tot de Indiase diaspora die onderzoek in Suriname hebben gedaan. Een van de belemmeringen is natuurlijk de Nederlandse taal ook met betrekking tot de documenten. Toch zou gestimuleerd moeten worden dat er wordt samengewerkt vanuit een comparatief perspectief. Hoe is bijvoorbeeld de integratie van de Indians verlopen in de landen die behoren tot “Indentured India Diaspora”. Er kan vanuit het vergelijkend perspectief inzicht ontstaan in de bijzondere ontwikkeling van de Hindostaanse gemeenschap in Suriname. Een Choenni 2014
12
belangwekkende vraag is in hoeverre de ontwikkeling van de Hindostaanse gemeenschap in Suriname dat niet behoort tot de Engelssprekende en Fransprekende landen uniek kan worden genoemd. De afgelopen jaren is het historische project Bidesia uitgevoerd. Dit project had de ambitie om de culturele ontwikkeling van Hindostaanse gemeenschap in Suriname en in Nederland en de relatie met India te bestuderen en te documenteren. Het erfgoed werd tentoongesteld in deze landen. In India is er in Allahabad een tentoonstelling over de Hindostaanse migratie ingericht in het Pant Institute. Dit project heeft gepoogd de continuïteit van en verandering in de Hindostaanse cultuur vast te leggen. Dat is ten dele gelukt. Helaas is vanwege het gebrek aan financiële middelen dit project niet gecontinueerd (zie: Kahe Gaile Bides, Pant Institute 2010). Continuering van het Bidesia project in aangepaste vorm verdient aanbeveling. Invloed India Vooral in de 21ste eeuw zien wij dat de opkomst van diaspora’s een grote invloed van de herkomstlanden met zich meebrengt. De toenemende prominentie van India en de invloed van Bollywood op de Hindostaanse bevolking in Suriname is een van recente ontwikkelingen die in het kader van de contemporaine geschiedenis en geschiedschrijving aandacht behoeft. Maar ook de politieke en sociaal-economische ontwikkelingen in de laatste decennia van de vorige eeuw dienen te worden te boek gesteld. Gedacht kan worden aan de verwerking van politieke trauma’s i.c. de onafhankelijk(strijd) van Suriname en het gevoel van verweesd zijn in de Hindostaanse gemeenschap als gevolg van de grote emigratie van Hindostanen. De urbanisatie van Hindostanen en de emancipatie van Hindostaanse vrouwen (uitmondend in hogere deelname aan hoger onderwijs ten opzichte van mannen) en het verschil tussen de verschillende generaties Hindostaanse vrouwen is een thema dat nog weinig aandacht heeft gekregen. Tenslotte is de politieke integratie i.c. opkomende de politieke pluriformiteit een onderwerp dat nadere studie waard is. Kennisverzameling en kennisopbouw aan de hand van de volgende thema’s voor historisch onderzoek zullen ertoe moeten bijdragen dat een evenwichtig beeld tot stand komt van de Hindostaanse geschiedenis in de periode 1975-2010. Gelet op de beperkte capaciteit en beperkte middelen kunnen een beperkt aantal onderzoeken en studies worden verricht. Het is ook zaak om
Choenni 2014
13
prioriteiten te stellen voor de komende 5 - 10 jaar. Al deze overwegingen monden uit het volgende voorstellen ten behoeve van de historiografie van de Hindostanen van 1945-2010. Tien onderzoeksthema’s Tentatief noemen wij tien onderzoeksthema’s voorzien van een werktitel die prioriteit genieten in verband met de opvulling van de witte plekken in de geschiedschrijving van Hindostanen over de periode 1945-2010. 1. Beleving van onafhankelijkheid(strijd) en politieke trauma’s onder Hindostanen: 1970-1980. Dit onderwerp is politiek gevoelig. Toch is het van belang om te reconstrueren welke tegenstellingen er waren en in welke mate etnische tegenstellingen een rol hebben gespeeld voorafgaand aan en na de onafhankelijkheid van Suriname. In hoeverre speelde een dreigend stembusoverwinning van de VHP ook een rol als een van redenen voor de coup in 1980? Aan de hand van oral history kan inzicht worden verworven in deze periode en de redenen voor de (politieke) vlucht naar Nederland. Een deel van de potentiële informanten is echter al overleden. Het is van belang dat een dergelijk onderzoek op korte termijn wordt uitgevoerd. 2. Hindostanen trekken weg uit de landbouw: 1945-1980. De rijstbouw leverde steeds minder rendement op onder een groot deel van Hindostaanse landbouwers. Zij trokken weg uit de landbouw en kwamen in andere sectoren terecht. In het district Nickerie bleven velen echter in de landbouw werken. Hoe zijn deze processen verlopen? Wat is de rol geweest van de grootlandbouw ( het landbouwbedrijf in Wageningen en het bedrijf van Van Dijk)? 3. De urbanisatie van Hindostanen: 1945-2000. Parallel aan deze ontwikkeling springt de urbanisatie van Hindostanen in het oog. De vestiging in Paramaribo en ook de uitbreiding van (groot) Paramaribo heeft geleid tot verstedelijking. Grote stukken land van Hindostanen werden verkaveld. Velen werden daardoor bemiddeld. Het verschil tussen Stadshindostanen en Boytihindostanen vervaagde gaandeweg. Hoe hebben deze processen zich voltrokken en welke invloed heeft de urbanisatie gehad op de sociale cohesie binnen de Hindostaanse gemeenschap?
Choenni 2014
14
4. Invloed van de emigratie uit Suriname op de Hindostaanse gemeenschap in Suriname:19702010. Van de Hindostaanse groep is aanzienlijk en vitaal deel geëmigreerd naar Nederland. Hoewel de (familie) relaties grotendeels intact zijn gebleven ontstond een gevoel van verweesd zijn (zie: Choenni 2009). Er kwamen echter ook mogelijkheden voor mobiliteit van onderliggende delen van de Hindostaanse gemeenschap. Er kwamen banen beschikbaar en landerijen werden van de hand gedaan voor een appel en ei. Anderen kregen zelfs bezittingen van de emigranten en (financiële) ondersteuning. Welke invloed is er geweest van deze ontwikkelingen op de mobiliteit van de Hindostaanse gemeenschap in Suriname? 5. Ontwikkeling van het Hindostaanse culturele– en organisatieleven: 1945-2010. Omstreeks 1960 had zich een zelfbewuste etnische groep geformeerd. Er ontstond een drang naar profilering. Verschillende organisaties kwamen op, maar ook de invloed van Bollywood nam toe. Ook was er de invloed van de Hindostaanse gemeenschap in Nederland. Commerciële shows gelieerd aan Bollywood ontwikkelden zich parallel aan shows van Hindostaanse muziek en zanggroepen. Kortom: dit onderzoek zou het culturele landschap van de Hindostaanse gemeenschap moeten beschrijven in periode 1945-2010. 6. Politieke integratie van en pluriformiteit onder Hindostanen in Suriname: 1980-2010. Een bijzonder thema dat zeker nader onderzoek en studie behoeft is politieke pluriformiteit die na 1980 is ontstaan binnen de Hindostaanse gemeenschap. Voor 1980 waren er tegenover de VHP en de dominerende leider J. Lachmon dissidente groepen. Het meest sprekende voorbeeld was de Aktiegroep onder leiding van P. Chandie Shaw in de jaren zestig. Maar tijdens en vooral na militaire periode ontstonden nieuwe rivaliteiten en splitsingen. Na het overlijden van de Hindostaanse leider J. Lachmon werd de politieke pluriformiteit versterkt. Welke factoren verklaren de toegenomen politieke pluriformiteit onder Hindostanen na 1980? 7. Hindostaans burgerschap 1960 -2000. Na 1960 streefde de Hindostaanse groep naar volwaardig burgerschap. Na de samenwerking met de Creoolse groep en een tijdelijke machtspositie als grootste bevolkingsgroep volgde een periode van politieke marginalisatie. Tijdens en na de militaire periode werden Hindostanen tot op zekere hoogte deelgenoot van de politieke macht. In sociaal-economisch opzicht werd de Hindostaanse groep welvarend. De focus zal moeten liggen op de sociale–economische en Choenni 2014
15
politieke integratie van de Hindostaanse groep. De Lalla Rookh Leerstoel is voornemens de komende jaren deze studie te verrichten. 8. Emancipatie van Hindostaanse vrouwen in Suriname: 1945-2010. Er heeft zich gaandeweg een bijzondere ontwikkeling voltrokken met betrekking tot de Hindostaanse vrouwen in Suriname. Na een periode van onderdrukking, achterstand en achterstelling voltrekt zich na de onafhankelijkheid van Suriname een emancipatieproces. Mede onder invloed van de emancipatie van de Hindostaanse vrouw in Nederland voltrekt zich ook in Suriname een emancipatie onder Hindostaanse vrouwen. Deze studie zal een beeld moeten geven over de emancipatie van Hindostaanse vrouwen in Suriname. Daarbij kan ook een vergelijking worden gemaakt tussen de verschillende generaties. 9. Veranderende genderverhoudingen onder Hindostanen 1980-2010. Een opmerkelijke ontwikkeling onder Hindostanen in Suriname is dat in de 21ste eeuw het gemiddelde opleidingsniveau van Hindostaanse vrouwen aanzienlijk is toegenomen. Er lijkt sprake te zijn van een gemiddeld hoger opleidingsniveau bij jongere generatie Hindostaanse vrouwen vergeleken met de mannen. Het lijkt dat Hindostaanse mannen een grote voorkeur hebben om snel geld te verdienen -vooral in de handel- en minder een voorkeur hebben voor academische studies. Dit heeft ook gevolgen voor genderverhoudingen binnen de Hindostaanse gemeenschap. Een deel van Hindostaanse vrouwen schijnt niet te huwen en/of relaties aan te gaan buiten de eigen etnische groep. Dit onderzoek moet de onderwijsprestaties in beeld brengen en de gevolgen hiervan beschrijven ten aanzien van de genderverhoudingen.
10. Hindostaanse cultuur: continuïteit en verandering tussen 1960-2010. De Hindostaanse cultuur is in Suriname springlevend. Maar vergeleken met de vorige eeuw lijkt de invloed van Bollywood te zijn toegenomen. In 21ste eeuw zien wij de snelle opkomst van India als economische macht. Daarnaast laat India zijn invloed als culturele macht duidelijk gelden richting de Indian Diaspora en dus ook in Suriname. Deze ontwikkeling heeft natuurlijk zijn weerslag op Hindostanen in Suriname. Vooral de invloed van het digitale India en Bollywood nam de laatste jaren toe, dankzij de ontwikkeling van transport -en ICT mogelijkheden zoals satelliettelevisie en internet.
Choenni 2014
16
Maar niet alleen de geneugten van de Indiase media namen de laatste jaren een hoge vlucht, ook de activiteiten van de Indiase regering gericht op de Hindostaanse gemeenschap in de Indian diaspora werpen vruchten af.6 Uiteraard is er sprake van een grote diversiteit aan identiteiten en identificaties binnen de Indian Diaspora, maar de gemeenschappelijke afstamming en cultuur is een erkende en herkenbare identificatie met India en de Indiase ‘roots’. Dit onderzoek zou in samenwerking met (Indiase) diaspora-onderzoekers kunnen worden uitgevoerd. Tenslotte zij vermeld dat al deze onderzoeken en studies de nodige expertise en inzet van financiële middelen vergen. Derhalve dienen keuzen te worden gemaakt. Omdat oral history als methode bij bepaalde onderzoeken noodzakelijk is zal dat een selectiecriterium moeten zijn. Thema’s als de beleving van de onafhankelijkheid en de grote emigratie uit Suriname lenen zich goed voor om middels het interviewen van informanten de geschiedenis van Hindostanen in periode 1945-2010 in beeld te brengen en te boek te stellen.
6
Bijvoorbeeld door de activiteiten van Indiase regering (Ministry of Overseas Indian Affairs), die sinds 2003 de jaarlijkse ‘Diasporaconferentie’ (Pravasi Bharatiya Divas) in India organiseert. De organisatie GOPIO (Global Organisation of People of Indian Origin) heeft in januari 2011 een memorial opgericht bij de haven van Kolkata( voorheen Calcutta) ter nagedachtenis van de contractarbeiders die het land in de twee voorgaande eeuwen verlieten. GOPIO is voornemens ter plekke een museum en studiecentrum op te richten. Het is te verwachten dat deze plek gaandeweg een referentiepunt voor de nakomelingen wordt en bijdraagt aan de versterking van de Indian Identity and Heritage.
Choenni 2014
17
Geraadpleegde literatuur Adhin, J.H. (red.) (1973), 100 jaar Suriname; gedenkboek i.v.m. een eeuw immigratie, Paramaribo: Nationale Stichting Hindostaanse Immigratie. Ahearn, Laura M. (2001), ‘Language and Agency’ in: Annual Review of Anthropology 30, 119. Amersfoort van, Hans, (2001), Transnationalisme, moderne diaspora’s en sociale cohesie, Amsterdam: IMES. Arya, Usarbodh (1968), Ritual folksongs of the Hindus of Surinam, Leiden: Brill. Awasthi, Pushpita (2012) Surinam Ka Srijnatmak Sahitya (HINDI), Sahitya Akademie. Azimullah, E. et al. (red.) (1963), Van Britsch-Indisch emigrant tot burger van Suriname, ’sGravenhage: Jongeren Vereniging Manan. Azimullah, E. (1986), Lachmon, een politieke biografie, Paramaribo: Vaco Press. Bakker, F.L. (1999), Hindoes in een Creoolse wereld, Zoetermeer: Meinema. Barth, Fredrik (1969), Ethnic Groups and Boundaries, Bergen-Oslo: Universitetsforlaget. Bhabha, Homi K, (1994), "The Postcolonial and Postmodern: The Question of Agency.", in: The Location of Culture. London: Routledge. Bhagwanbali, R. (1996), Contracten voor Suriname, Den Haag: Amrit. Bhagwanbali, R. (2010), De nieuwe awatar van slavernij: Hindoestaanse migranten onder het indentured labour systeem naar Suriname 1873-1916, Den Haag: Amrit. Bhagwanbali, R. (2011), Tetary, de koppige. Het verzet van Hindoestanen tegen het Indentured Labour Systeem in Suriname, 1873-1916, Den Haag: Amrit. Brana Shute, Gary (1979), Some aspects of youthful identity management in a Paramaribo Creole neighborhood, in: KILV journal, Leiden.. Brereton, B. (forthcoming 2013), The Decolonization of Anglophone Caribbean Historiography, Paramaribo: IMWO. Bruijne de, G.A. (1976), Geografische verkenningen Paramaribo 5, Bussum: Romen. Buddingh, H. (1998), Geschiedenis van Suriname, Utrecht: Het Spectrum. Buddingh, H. (2012), Geschiedenis van Suriname, Amsterdam: Nieuw Amsterdam/NRC boeken. Carter M. & K. Torabully (2002), Coolitude; an Anthology of the Indian Labour Diaspora, London: Anthem Press. Chaturvedi, Vinayuk (1996), A related development, the publication of Subaltern Studies IX Chaturvedi, Vinayak (2000), Mapping subaltern studies and the postcolonial. London, Verso. Choenni 2014
18
Choenni, C. (1982), Hindoestanen in de politiek, een vergelijking tussen Trinidad, Guyana en Suriname, Rotterdam: Futile. Choenni, C. & Adhin, K. (2003), Hindostanen: Van Brits-Indische emigranten via Suriname tot burgers van Nederland, Den Haag: Sampreshan. Choenni, C. (2005), Cultural identity and political development, the Indians of Suriname, in: La Guerre, John & Bissessar, Ann Marie (eds.), Calcutta to Caroni and the Indian Diaspora, St. Augustine, Trinidad: School of Continuing Studies Press. Choenni, C. (2009),
Madad Sahara Sahayta, analyse en aanpak sociale problematiek van
Hindostanen in Suriname, Haarlem: Seva Network foundation. Choenni, C.E.S. (2011), Integratie Hindostani Stijl, Oratie Vu, Amsterdam: Vrije Universiteit. Dew, E, (1978), The difficult flowering of Surinam, The Hague: Martinus Nijhoff. De Klerk, C.J.M. (1953), De immigratie der Hindostanen in Suriname, Urbi et Orbi: Amsterdam. De Klerk, C.J.M. (1951), Cultus en ritueel van het orthodoxe Hindoeïsme in Suriname, Urbi et Orbi: Amsterdam. Dew, E. (1978), The difficult flowering of Suriname, The Hague: Martinus Nijhoff. Encyclopedie van Suriname (1977), Amsterdam: Elsevier. Emmer, P.C. (1986), Colonialism and immigration; indentured labour before and after slavery, Dordrecht: Martinus Nijhoff Press. Fokken, Margriet (2011), Dutch Interest and South Asian men and women in the Suriname Colonial Reports between 1873-1917, Groningen: Universiteit Groningen. Ganga, Bish (2008), Lalbahadoer, een fatale liefde, Koopman & Kraaijenbrink Publishing. Gautam, Mohan K. "The construction of the Indian image in Surinam: Deconstructing Colonial Derogatory Notions and Reconstructing of the Indian Identity", available online at: [http://www.saxakali.com/indocarib/sojourner7b.htm] Geertz, Clifford (200), The Interpretation of Cultures, New York: basic Books. Gobardhan-Rambocus, L. & Hassankhan, M. (red.) (1993), Immigratie en ontwikkeling, Paramaribo: Anton de Kom Universiteit. Gobardhan-Rambocus, L, Hassankhan, M.S. en Egger, J.L. (1995), De Erfenis van de Slavernij, Paramaribo: Anton de Kom Universiteit. Gobardhan-Rambocus, L. (2001), Onderwijs als sleutel tot maatschappelijke vooruitgang. Een taal- en onderwijsgeschiedenis van Suriname, 1651-1975, Zutphen: Walburg Pers. Choenni 2014
19
Gowricharn, R. (1990), Economische transformatie en de staat: over agrarische modernisering en economische ontwikkeling in Suriname, Den Haag: Uitgeverij Ruward. Gowricharn, R. (ed.) (2006), Caribbean Transnationalism, Lanham: Lexingtonbooks. Gowricharn, R. (2006), Ethnicity and Political Stability in Plural Societies, in: Gowricharn, R. (ed.) Caribbean Transnationalism, Lanham: Lexingtonbooks. Gowricharn, R. (2009), Changing forms of transnationalism, in: Ethnic and Racial Studies, vol.32, No. 9. Grepen uit 125 jaar maatschappelijke ontwikkeling van Hindostanen (1998), Paramaribo/Den Haag: IMWO/Nauyuga, Amrit. Hamilton P. & Shopes, L. (2008), Oral History and Public Memoires, Philadephia; Temple University Press. Hannerz, U. (1992), Cultural complexity, studies in the social organization of meaning, New York: Columbia University Press: Helman, A. (red.) (1977), Cultureel Mozaïek van Suriname, Zutphen: Walburg Pers. Hira, Sandew (1983), Van Priary tot en met De Kom: de geschiedenis van het verzet in Suriname 1630-1940, Rotterdam: Futile. Hoefte, Rosemarijn (1998), In place of Slavery; A social history of British Indian and Javanese Laborers in Suriname, University of Florida: Gainesville. Hoefte, Rosemarijn & Peter Meel (eds.), (2001), 20th Century Suriname: Continuities and Discontinuities in a New World Society, Kingston: Ian Randle Publishers/Leiden: KITLV Press Hoogbergen, Wim S.M. (1996), Het kamp van Broos en Kaliko: de geschiedenis van een AfroSurinaamse familie, Amsterdam: Prometheus. Jain, R. (1998), Indian Diaspora, globalization and multiculturalism: a cultural analysis, in: Contributions to Indian sociology, vol. 32, No.2, 337-360. Jain R. K. (1998), Indian diaspora, globalisation and multiculturalism: a cultural analysis, in: Contributions to Indian sociology, 32, No.2, Sage publications. Jain R. K. (2003), A Civilization Theory of Indian Diaspora and its Global Implications, in: Gopio International (2003) Indian Diaspora; Global identity, New Delhi: Kalinga publications. Jayaram, N. (2000), The dynamics of Language in Indian Diaspora: The case of Bhojpuri/Hindi in Trinidad, in: sociological Bulletin, vol.49, No.1.
Choenni 2014
20
Jayaram, N. (2004), The Indian Diaspora, dynamics of migration, New Delhi: Sage. Jayaram, N. (2006), The metamorphosis of caste among Trinidad Hindus, in: New Delhi: Sage. Jayaram, N. ( 2009), The study of Indian Diaspora, in: Atal, Y.(ed.), Sociology and social anthropology in India, Delhi: Pearson. Kahe gaile Bides (2010), Why did you go overseas? On Bhojpuri migration since the 1870’s and contemporary culture in Uttar Pradesh and Bihar, Suriname and the Netherlands, Suriname Resource book of the Bidesia Project, compiled by Mousumi Majumder, Allahabad: Mango. Karsten, R. (1930), De Britsch-Indiërs in Suriname, een korte schets, ‘s Gravenhage: Martinus Nijhoff. Kempen van, M. (2002), Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur, deel IV, Paramaribo: Okopipi. Kempen van, M. (2003), Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur, deel I en deel II, Breda: de Geus. Koloniaal Verslag, Jaargangen vanaf 1870 tot 1923. Koning, A. de (2009), Voorbij het multiculturele paradijs, in: OSO, nr. 1. Koning, A. de (2011), Shadows of the Plantations?, in: NWIG vol. 85, nr. 3 & nr. 4. Kruijer, J.J. ( 1949), Landbouw-coöperatie onder de Aziatische Bevolkingsgroepen van Suriname en Brits Guyana, in: Nieuwe West-Indische Gids, nr. 31. Kruijer, J.J. ( 1968), Suriname en zijn buren, landen in ontwikkeling, J.A. Boom en Zoon: Meppel. Lampe, P.H.J. (1927), Suriname: sociaal-hygiënische beschouwingen, Amsterdam: J.H. de Bussy. Lamur, H.E. (1973), The Demographic Evolution of Surinam, Den Haag: Martinus Nijhoff. Legêne, P.M. (1950), Suriname, land mijner dromen, Den Haag: J.N. Voorhoeve. Mac Leod, Cynthia (1987), Hoe duur was de suiker, Paramaribo: Vaco. Merton, Robert K. (1973), The Sociology of Science: Theoretical and Empirical Investigations, Chicago: University of Chicago Press. Leydesdorff, Selma (2004), De mensen en de woorden. Geschiedenis op basis van verhalen, Amsterdam: Meulenhoff. Marshall, Edwin Kenneth (2003), Ontstaan en ontwikkeling van het Surinaams nationalisme: natievorming als opgave, Delft: Eburon. Choenni 2014
21
Maynes, Mary Jo, Jennifer L. Pierce & Barbara Laslett (2008), 'Telling Stories. The use of personal narratives in the social sciences and history', New York: Cornell University Press. Meel, P. (1994), Verbroederingspolitiek en nationalisme, in: Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden, nr. 4, vol. 109. Menke, J. (2008), Natievorming en natiecreatie, Paramaribo: SWI. Mishra, Vijay (2007),The Literature of the Indian Diaspora: Theorizing the Diasporic Imaginary, Taylor & Francis ltd. Misir, Prem, (ed.), (2006), Cultural identity and Creolization in National Unity: the Multiethnic Caribbean, Lanham; University Press of America. Mitrasing, F.E.M. (1956), Tien jaar Suriname: van afhankelijkheid tot gelijkgerechtigdheid, Leiden: Luctor et Emergo. Mitrasingh, B.S. (red.) (1998), Hindostanen, van contractarbeiders tot Surinamers, Paramaribo. Notitie (2012), Symposium Geschiedschrijving Suriname, Paramaribo: IMWO. Oostindie, G. (1990), De onvoltooide dekolonisatie, Leidschrift, Leiden: Subfaculteit Geschiedenis. Portelli, Allessandro (1998), ‘What makes oral history different?' in: Perks R. & Thomson A., The oral history reader, London: Routlegde. Price, R. (1975), Saramaka Social Structure: Analysis of a Maroon Society in Surinam, Río Piedras, Puerto Rico: Institute of Caribbean Studies. Price, R. (2002), "Maroons in Suriname and Guyane: How Many and Where." New West Indian Guide, nr.76. Rahman Khan, Munshi (2003), Het dagboek van Munshi Rahman Khan, Den Haag: Amrit. Ramsoedh, H. (1990), Suriname 1933-1944. Koloniale politiek en beleid onder gouverneur Kielstra, Delft: Eburon. Ramsoedh, H. (2006), Dertig jaar Surinamistiek 1975-2005, in: Een liber Amicorum voor André Loor, Paramaribo: IOL. Ray, Manas (2004), Bollywood and Diaspora, in: Gosh, Lipi (ed.), Indian Diaspora in Asian and Pacific regions, Jaipur & New Delhi: Rewat Publications Ritchie, D.A. (ed.) (2011), The Oxford handbook of Oral History, Oxford: Oxford University Press. Scholtens, Ben (1986), Opkomende arbeidersbeweging in Suriname, Nijmegen: Masusa. Choenni 2014
22
Scholtens, Ben (1985), Politieke ontwikkelingen in Suriname tijdens de Tweede Wereldoorlog, in: OSO, nr. 2. Sedney, J. (1977), De toekomst van ons verleden, Paramaribo. Simpson G.J.& J.M. Yinger (1985), Racial and Cultural Minorities, New York: Plenum. Smith, M G. (1965), The plural society in the British West Indies, Berkeley: University of California Press. Snellen, E. (1933), De aanvoer van arbeiders voor den landbouw in Suriname, proefschrift: Wageningen. Speckmann, J.D. (1963c), Enkele uitkomsten van een sociologisch onderzoek onder de Hindostaanse leerlingen van de muloschool in Nieuw Nickerie, in: Nieuwe West-Indische Gids, nr. 41. Speckmann, J.D. (1965), Marriage and kinship among Indians of Surinam, Assen: Van Gorcum. Spivak, Gayatri Chakravorty (1988). " Can the Subaltern Speak?" in: Cary Nelson and Lawrence Grossberg (eds.), Marxism and the Interpretation of Culture. Urbana, IL: University of Illinois Press. Spivak, Gayatri Chakravorty, and Rosalind C. Morris (2010 ), Can the subaltern speak?: reflections on the history of an idea. New York: Columbia University Press. Stipriaan, A. van (1993), Surinaams contrast. Roofbouw en overleven in een Caraïbische plantagekolonie 1750-1863, Leiden: KITLV Uitgeverij, Stipriaan, A. van & Polimé, T. (2009), Kunst van overleven. Marroncultuur uit Suriname, Amsterdam: KIT Publishers. Thomson, A. (2011), Memory and remembering in oral history, in: Ritchie, D.A. (ed.) The Oxford handbook of Oral History, Oxford: Oxford University. Thomson, Alistair (2007), 'Four paradigms in Oral History', in: Oral History Review 34 (1). Thompson, Paul (1998), 'The voice of the Past' in: Perks R. & Thomson A., The oral history reader, London: Routlegde. Thompson, Paul (1975), The Edwardians, Bloomington & London: Indiana University Press. Tinker, H. (1974), A New system of Slavery: The Export of Indian Labour Overseas 1830-1929, London: Oxford University Press. Tosh, John (2006), The Pursuit of History, fourth edition, London: Pearson Longman.
Choenni 2014
23
Tjon Sie Fat, P.B. (2009), Chinese New Migrants in Suriname, Amsterdam: Amsterdam University Press. Van Dijk W.& J.G.F.Getrouw (1961), De ontwikkeling van de Surinaamse geschiedenis, Zeist: Dijkstra. Van Lier, R. (1978), Samenleving in een grensgebied, Zutphen: Walburg Pers. Van Traa, A. (1946), Suriname 1900-1940, Deventer: Van Hoeve. Verkade - Cartier van Dissel, E.F. (1937), De mogelijkheid van landbouw-kolonisatie voor blanken in Suriname, Amsterdam: J.J. Paris. Vernooij, J. (1974), De Rooms-Katholieke Kerk in Suriname vanaf 1866, Paramaribo: Westfort. Gorcum. Voorhoeve, J.& U.M. Lichtveld , (1975), Creole drum, An Anthology of Creole Literature in Surinam. London: Yale University Press, Walllot J.P. & N. Fortier (1998), Archival science and oral sources, in: Perks R & Thomson A., The oral history reader, London: Routlegde. Wikipedia. Willemsen, Glenn (red.) (1983), Suriname, De schele onafhankelijkheid, Amsterdam: De arbeiderspers. Younger, Paul, (2010), New Homelands, Hindu communities in Mauritius, Guyana, Trinidad, South Africa, Fiji and East Africa, Oxford University Press.
Prof dr. Chan E.S. Choenni is bijzonder hoogleraar Hindostaanse Migratie aan Vrije Universiteit Amsterdam. Hij bekleedt de Lalla Rookh Leerstoel.
Choenni 2014