TINGELINGELING!
Winkelen, shoppen, kopen, verkopen, het winkeltje, de kiosk, de markt, de galerij: waar hebben we allemaal centen voor nodig? En waar halen we wat?
Tingelingeling! doet de bel van de winkel. De deuren glijden vanzelf open. Overal kun je zo naar binnen. Bij de juwelier in de stad bel je aan. Aan de kiosk kun je zo iets kopen. Of ook in de grote stations. En waar haal jij je pakje friet? Heb jij veel nodig per dag? Waar kun je dat dan vinden? Wie zijn de mensen die het verkopen? Waar komen die spullen vandaan? Wie maakt ze en wie kan ze herstellen? Is er nog een snoepwinkel in jouw dorp? Winkelen jullie alleen nog in het warenhuis? Tingelingeling ! …. : de ijscoman of de winkelbel? 01 Eet jij graag kiwi en mango? Lust jij lasagne, spaghetti en pizza? Dat is hier niet altijd te koop geweest. In de winkels had je heel gewone dingen. De sint, de Kerstman en de paashaas brachten vroeger ook gewone dingen mee. Er waren wel meer winkels dan nu. Je vond ze in bijna elke straat: een boekenwinkel, een juwelier, een groenteboer, een melkboer, een slagerij, een bakkerij, een schoenlapper, een kruidenier. Dat was best een leuke tijd. Nu is het warenhuis zelf een stad geworden. Met straten en pleintjes en overal druk verkeer.
02 Eten en drinken kopen we heel vaak. Wat vind jij nu echt een lekkernij? Appelmoes, rodekool of spinazie? Sommige mensen eten nooit vlees of vis. Ze willen alleen maar groenten, fruit en rijst. Sommige mensen nemen ook geen eieren of melk. Nou, iedereen heeft zijn eigen smaak. Waar hou jij van: zuur? Zoet? Bitter? Zout? Ben jij voor of tegen het eten van vlees? Lust jij ook mosselen en sardientjes? Of vind je dat dit ook niet kan? Eet jij elke dag wel wat fruit? En … verzorg jij je tanden goed? Neem je ’s ochtends tijd voor je ontbijt? Goed: dan mag je een zuurtje als vieruurtje! 03 Wat kopen we nog elke week wel eens? Mijn pa koopt elke dag de krant in het station. Mijn ma leest elke maand Groei & Bloei. Je kunt zeker al raden waar dat over gaat? Dus koopt ze ook vaak bloembollen en zaden. Haar tuin ziet er altijd prachtig uit. Mij pa rookt niet meer. Dus: geen tabak meer van de kiosk! Zelf neem ik een sapje op school, in de pauze. Daar betalen mijn ouders voor. Ik blijf ook ’s middags eten op school. Dat betalen ze natuurlijk ook. Een busje brengt de soep en het eten. Lekker? Nou ja, dat valt soms mee. Vooral vandaag: donderdag = frietjesdag! 04 Mooi weer vandaag? Laten we iets lekkers maken. Wat je nodig hebt: je pa, zijn barbecue. Dan nog een ananas, kokosmelk en rietsuiker. Zo, hier gaan we dan. Roep je pa om de barbecue klaar te zetten.
Wacht tot de kooltjes witte as worden. Trek de bladeren los van de ananas. Snijd de schil eraf. Snijd nu de ananas in ronde schijven. Haal met een lepeltje het middenstukje uit elke schijf. Doop de schijven aan beide kanten in de kokosmelk. Dan in de rietsuiker. Leg de schijfjes op het rooster. Draai ze om na twee minuten. Nog even … en dan: mooi bruin? Eet smakelijk! 05 Tja, dat was toch niet moeilijk, hé. Pa zette de barbecue klaar. Ma kocht alles wat je nodig had. Zie je nu hoe veel werk een kok heeft? En je ma of pa wanneer ze thuis koken? Je moet heel veel vooraf nadenken. Wat wil ik klaarmaken? Hoeveel mag het kosten? Voor hoeveel mensen moet ik koken? Wat zal ik met de resten doen? En … wat eten we morgen dan? Kiezen … kopen … bereiden … opdienen: geen fluitje van een cent, hoor! Meestal weer elke dag opnieuw. Snap je nu de drukte in de warenhuizen? 06 Is er een markt in jouw dorp of stad? Of misschien zelfs eens een rommelmarkt? Daar is het altijd ook erg druk. Kramen, auto’s, paraplu’s, parasols, fietsen, … Je vindt en ziet er van alles en nog wat. Sommige steden hebben elke week een marktdag. Wat een drukte, vooral in de vakantie! Drie kopen, twee betalen, mevrouwtje! Ik doe er nog een appel bij, meneer! De markt begint al heel vroeg. Na de middag komt dan de vuilniswagen. De marktkramers pakken in en vertrekken weer.
Ze maken zich klaar voor de volgende dag. Ken jij de beroemdste marktkramer van ons land? Hij is ook een bekende zanger geweest! 07 O, zijn er dan nog overschotjes van vanmiddag? En van gisteren ook nog, merk ik? De restjes en de verpakkingen vinden apart hun weg. Glas, plastic, karton, papier, etensresten … Groter afval brengen we naar het afvalpark. Ook met tuinafval rijden we naar daar. De kleine dingen stoppen we thuis in aparte zakken. Elke week komen hier de vuilniswagens langs. Zorg dat je dan met alles in orde bent! Anders laten de mannen je zakken staan. Ze kleven er dan een kort bericht op. Daardoor weet je: fout! Juist sorteren is een kunst. Zo helpen we het milieu schoon houden. Dat is voor iedereen heel erg belangrijk. 08 Spullen hoeven niet altijd nieuw te zijn. Soms heb je niet genoeg geld om iets te kopen. Dan ga je naar de koopjeswinkel. Mensen kunnen daar zelf ook hun spullen kwijt. Die worden dan verder verkocht. Meestal zijn dat meubelen, kleren en snuisterijen. Ook op de rommelmarkt vind je zulke spullen. Die kosten een stuk minder dan in de winkel of het warenhuis. Zo is er ook minder afval op de wereld. Sommige dingen worden een tweede keer gebruikt. Vroeger gebeurde dat zelfs met tv’s, computers, en nu nog vaak met auto’s. Soms ben je zelfs echt in de mode als je je kleedt met oudere spulletjes!
09 Ook op het internet kun je winkelen. Dat gebeurt al meer en meer. Je hebt er wel je betaalkaart voor nodig. Daar staat je eigen nummer op. Op je computer thuis klik je aan wat je wil. Dat stop je dan in een wagentje. Je tikt het nummer van je kaart in om te betalen. Net als in het warenhuis … maar thuis. Misschien ga jij toch liever naar de galerij. Daar regent het nooit en het is er warm. Je vindt er ook bijna alles. Je kunt er zelfs naar de kapper. Of iets drinken of eten. Je kent vast wel zo’n galerij niet ver van je huis. Er staan soms veel auto’s op de parking. 10 Soms ook moeten dingen hersteld worden. Of moet iets weer schoongemaakt worden. Ook dat kost centen. De auto moet even naar de garage voor nazicht. Ma wil een andere kleur voor de muren. Het fototoestel van grote broer is stuk. Mijn fiets is ook al niet meer in orde. Soms ook gaat ma naar de wassalon. Met kleren, gordijnen of beddengoed. Wanneer het hevig regent en het dak lekt, moet de dakwerker zo vlug mogelijk komen. Misschien ook wel de loodgieter. Licht en water en warmte kosten dus centen. En … ai: moet jij volgende week ook niet eens bij de tandarts langs? 11 Soms komt de kermis in de stad. Of er is een groot feest met veel mensen. Daar moet je dan wel vooraf voor sparen. Een wafel of een ijsje krijg je niet voor niks. En de kermis is peperduur.
Voor een rondje op iets leuks betaal je veel. Heb jij wel zoveel zakgeld? Of krijg je nog wat extra van oom of tante? Niet ieder kind krijgt zomaar zakgeld. Dan betalen pa of ma wel eens iets. Zeg: heb jij een spaarvarken op je kamer? En hoe dik is dat beestje al? Spaar je voor een spel of een cd of een dvd? Wie betaalt jouw zitje in de schouwburg of in zaal 3 van de bioscoop? 12 Ook reizen kost centen: varen, vliegen, rijden. Hoe verder je wil gaan, hoe duurder dat wordt. Het reisbureau kan je helpen. Daar moet je ook voor betalen. Of wil jij liever goedkoop kamperen? Een tent is niet zo duur als een hotel. En je kookt zelf je eigen potje. Toch moet je ook alweer veel aankopen. Waar je woont of waar je toekomt. Wat kies jij: de zee, de bergen of de bossen? De Noordzee, Zwitserland of de Ardennen? Huur jij daar een huisje of een kamer? Slaap je in de tent of in een hotel? Betaal je ginder met euro’s of ben je echt wel heel ver weg? 13 Wat doe je intussen met Baziel de hond? Die kan echt niet mee op reis. We zoeken een fijn huis voor hem. Hij krijgt er lekker eten. Ze gaan er ook elke dag mee wandelen. Misschien wordt hij wel een beetje droevig. Maar dat duurt niet zo lang. Hij kan er nieuwe vrienden maken. Voor dat hondenhotel betalen we natuurlijk ook. En voor zijn lekkere brokjes. Als we weer thuis zijn, nemen we hem mee uit. Dan mag hij naar de salon van de trimster.
Die zal Baziel dan eens heel goed verzorgen. Soms kost het centen als je mooi wil zijn. Ja, voor Baziel hebben we ook een spaarvarkentje. 14 Loop jij er zelf ook graag piekfijn bij? Kies jij zelf je kleren en je kleuren? Hoeveel paar schoenen staan er bij je bed? Hoeveel keer per jaar ga je naar de kapper? Mode is makkelijk als je veel centen hebt. Soms kun je alleen maar verlangen … Veel spullen zijn peperduur. Daarom ook kopen veel mensen tweedehands. Ze wachten tot er koopjes in de winkels zijn. Die zijn in januari en in juli. Koopjes noemen we ook: solden. Soms betaal je dan de helft minder. Iets van 100 € kost dan bijvoorbeeld maar 50 €. Nee, het leven is niet goedkoop. En met hoeveel zijn jullie thuis? 15 En hoe zit dat als je een kindje koopt? Nou: het kindje zelf komt wel gratis. Je hebt er alleen een ma en een pa voor nodig. Maar … het kindje heeft nog van alles nodig. Net als de andere mensen. Alles eerst in het klein natuurlijk. Gelukkig komen mensen met geschenken op bezoek. Kleine kleertjes en kleine schoentjes zijn ook duur. Er moet een wiegje zijn om in te slapen. Later een bedje, en veel speelgoed. En het kindje groeit als kool. Het moet al vlug grotere schoenen en kleren. Het eet en drinkt ook meer en meer. En weldra is het ook al zo groot dat het elke week wat zakgeld wil!
16 Nu verklap ik je een droom die veel mensen hebben. Ik droomde … dat ik de lotto won. Ik had plotseling zoveel geld dat ik in een kasteel moest gaan wonen. Mijn huisje was veel te klein geworden. Ja, juist: het was een kasteel van goud. Er werkten zeven butlers voor mij. Ik trouwde met een mooie filmster en we aten elke dag twee liter vruchtenijs. In mijn park liepen tien struisvogels. Ook was er een doolhof van marsepein. Mijn zwembad was gevuld met rode prik. Ik kwam wel elke dag eens op tv. Want de arme mensen kregen veel van mij. Rrr … rrr … rrr … de wekker! 17 Tja, dromen zijn wel gratis voor niks. Een hobby is dat gewoonlijk niet. Verzamel je spullen of doe je aan sport? Bespeel je misschien een instrument? Lezen, zeg je? O, dan ga ja naar de bieb. Dat kost echt maar een fluitje van een cent. Je droomt van een grote moto? En jij wil dolgraag je eigen paar ski’s? Zou je graag leren tekenen of schilderen? Wil je heel vaak naar verre landen trekken? Hou je zielsveel van paarden? Iedereen wil wel wat. Maar dan moet het spaarvarken eten krijgen. Je kunt van sparen even je hobby maken. Is dat geen goed idee? 18 Kijk naar het nieuws of lees de krant. Er zijn ook veel arme landen in de wereld. Soms gebeuren er vreselijke rampen. Dan moeten de mensen geholpen worden. Denk maar aan de tsunami van 2004.
Tweemaal al was er een groot concert tegen de armoede in Afrika. Bono en Madonna waren er. Ook in andere werelddelen zijn er arme landen. In Azië en Zuid-Amerika. Kinderen leven er soms tussen de vuilnis. Of ze gaan bedelen op straat. Ze horen nooit het tingelingeling van een winkelbel. Of het ting-ting van de kassa in het warenhuis. Ze moeten met heel weinig overleven. 19 Heel lang geleden was er nog geen geld. Toen ruilden de mensen dingen. Of ze betaalden met andere zaken. Zout of peper bijvoorbeeld. Peper vond je hier niet en was duur. Reizigers brachten de peper van heel ver mee. Zo werd die hier ook bekend. Je kent toch het woord peperduur? Papiergeld en centen zijn eigenlijk ook maar dingen. Ze bestaan uit papier, goud, zilver, brons, nikkel, koper. We ruilen dat geld dus ook voortdurend. Vroeger had elk land zijn eigen munten. In ons land was dat de frank. In Nederland was het de gulden. Nu heb je de euro in veel landen van Europa. 20 Wat is het duurste ding op de wereld? Misschien is dat wel een diamant. In de juwelendoos van een koningin. En het goedkoopste … is gratis. Maar denk je dat je zuiver water en zuivere lucht gratis voor niks krijgt? Nee hoor, meestal toch niet meer. Het kost ook al geld om water te zuiveren. En we betalen ook voor licht en warmte. Een stukje grond om op te bouwen kost veel centen. Die moet je verdienen
door een beroep te leren en te werken. Weinig mensen zijn vanzelf rijk geworden. Tingelingeling … hoor ik daar weer de ijscoman? 21 Maar … waar haal je nu al die centen? Waar zijn de centen van ma en pa? De bank bewaart die spaarcenten. Die groeien elk jaar een beetje. Een deel ervan gebruiken ze dus elke maand. Ze betalen met gewoon geld of met een kaart. Het geld halen ze uit de muur aan de bank. Of ze gaan gewoon de bank binnen. De kaart past in een toestel. Dat staat in alle warenhuizen aan de kassa en ook in bijna elke winkel. Op zo’n kaart staat geld dat je niet ziet. Handig en makkelijk is dat. Zo, heb je genoeg bij je? Wil je nu je centen kwijt? Tingelingeling! -------------------------------------------------------------------------------------------------