WINDPARKEN IN FRYSLÂN
WERKELIJKHEID OFWINDHANDEL ? De plannen van de Provincie Fryslân op het gebied van duurzame windenergie hebben heel wat los gemaakt bij de inwoners van de dorpen die gelegen zijn in, of in de buurt van, de drie “zoekgebieden” waar volgens de provinciale structuurvisie “Fryslân Windstreek 2012” windparken moeten komen. Rode draad in die soms emotionele reacties is dat men sen zich overvallen voel en , in het bijzonder door het aantal windmolens dat ingetekend staat op de plankaarten: in de maximale variant ongeveer 350 stuks. En: de inwoners van die zoekgebieden zijn natuurlijk ook bang voor de aantasting van hun woon- en leefmilieu door al die windmolens. Hierna mijn poging om de plannen van de Provincie op hun merites - of gebrek daaraan -te beoordelen.
Omdat dit opstel ook bedoeld is om geïnteresseerden informatie te geven over de beleidsmatige en juridische achtergronden begin ik met een paragraaf over wetgeving en beleid, gevolgdd oor e e n paragraa f over besluiten en procedures. Daarna paragraaf 3 - formuleer ik mijn bezwaren en bedenkingen tegen de structuurvisie. In paragraaf 4 trek i k conclusies en formuleer ik aanbevelingen voor een radicaal andere aanpak. I n paragraaf 5 tenslotte een enkele afsluitende opmerking.
De paragrafen 3, 4 en 5 heb ik aan de Provincie toegezonden als mijn zienswijze op de structuurvisie. Kern van mijn boodschap: de structuurv isie is inhoudelijk volstrekt ondermaats; de Provincie kiest voor de belangen van projectontwikkelaars ten koste van de belangen van de inwoners van dorpen en kernen; en de Provincie laat een unieke kans liggen om het samen met de bevolking te do en. O pnieuw beginnen!
Prof. dr. Albert W. Koers Schettens 1
1. WETGEVING EN BELEID De structuurvisie “Fryѕlân Wіndѕtreek 2012” - eigenlijk: “ontwerp-structuurvisie” want hij moet nog door Provinciale Staten worden goedgekeurd- komt niet zomaar uit de lucht vallenen het is dus geen werkverschaffingsproject voor provinciale bestuurders en ambtenaren.Een drietal landelijke ontwikkelingen noopt de Provincie Fryslân in actie te komen.
Crisis- en Herstelwet Daar is ten eerste de Crisis- en Herstelwet van 2010 die de economische crisis wil bestrijden door het verkorten en vereenvoudigen van allerlei procedures zodat infrastructurele projecten sneller in uitvoering kunnen worden genomen. Onder die projecten worden ookwindparken gerekend. Meer in het bijzonder voert de Crisis- en Herstelwet een wijziging door in de Elektriciteitswet van 1998 die inhoudt dat de bevoegdheid voor de aanleg of uitbreiding vanwindparken met een capaciteit van 5 tot 100 MW in principe bij de provincies komt te liggen. Onder de 5 MW blijft de gemeente bevoegd en boven de 100 MW ligt de bevoegdheid bij hetRijk. Ter illustratie: de grootste op land te plaatsen windmolens hebben een capaciteit van 5 MW. Dus: de gemeente beslist overhet al dan niet mogen bouwen van één zo’n molen (of een paar kleinere), de provincies over een park met twee tot 20 molens van 5 MW en het Rijk gaat over parken met meer dan 20 van dit soort molens. Overigens wordt er pas van een “wіndpark” geѕproken alѕ het gaat om meer dan drie molens.
De bevoegdheid van een provincie met betrekking tot windparken van 5 tot 100 MW wordt op twee manieren nader uitgewerkt. Ten eerste, ingevolge artikel 9f van de Elektriciteitswet coördinerenGedeputeerde Staten de voorbereiding en bekendmaking van alle besluiten die nodig zijn voor de aanleg of uitbreiding van dit soort parken en nemenzij die besluiten behalve als het Rijk bevoegd is.Bij die besluiten kan het gaan om de omgevingsvergunning, ontheffing Flora- en faunawet, Watervergunning en Natuurbeschermingsvergunning. Als regelingen van gemeente of waterschappen de aanleg of u itbreiding onevenredig belemmeren, kunnen Gedeputeerde Staten die regelingen om dringende redenen buiten toepassing laten. Het bovenstaande betekent dat de z.g. “Provіncіale coördіnatіeregelіng” van de WetRuimtelijke Ordening 2012 van toepassing is op de aanleg of uitbouw van windparken tussen 5 en 100 MW. Wel is het zo dat Gedeputeerde Staten van deze regeling mogen afzien als niet is te verwachten dat toepassing ervan de besluitvorming zal versnellen of dat daaraananderszins aanmerkelijke voordelen verbonden zijn- lees: als de betreffende gemeente met overgave meewerkt aan de aanleg of uitbouw van het park. Gedeputeerde Staten mogen ook van de coördinatieregeling afzien als de provincie braaf is geweest en voldaan heeft aan de “mіnіmum realіѕatіenorm”, dat wіl zeggen: voldaan heeft aan een afspraak met het Rijk ingevolge artikel e, 9 lid 6 van de Elektriciteitswet waarbij de provincie zich verplicht de capaciteit aan windenergie met X MW uit te breiden binnen een termijn van Y jaren. Voor belanghebbenden heeft toepassing van de Provinciale coördinatieregelingbelangrijke gevolgen. Er is een inspraakronde waarin gereageerd kan worden op alle ontwerpbesluiten door het indienen van een “zіenѕwіјze”, maar er іѕ geen bezwaarprocedure, noch een beroepѕprocedure bij de rechtbank. Wat belanghebbenden- en dan alleen die belanghebbenden die bij de inspraak een “zіenѕwіјze” hebben іngedіend nog rest na de inspraak is beroep tegen de definitieve besluiten bij de Raad van State.Dit betekent een wezenlijke beperking van dejuridische instrumenten waarmee belanghebbenden kunnen ageren tegen de aanleg of uitbouw van een windpark. Ten tweede, de bevoegdheid van de provincie met betrekking tot windparken van 5 tot 100 MW wordt nog op een andere manier uitgewerkt en wel voor wat betreft het wijzigen en vaststellen van bestemmingplannen. Ingevolgeartikel 9e, lid 1 van de Elektriciteitswetmag een provincie gronden aanwijzen voor een windpark of -parken en mag de provincie voor die gronden een z.g. “іnpaѕѕіngѕplan” vaѕtѕtellendat het voor dat gebied geldende gemeentelijke bestemmingplan 2
terzijde schuift. Let wel: tot nu toe gaat om een bevoegdheid van de provincie en niet om en verplichting.Dat komt anders te liggen als een projectontwikkelaarvan een park tussen 5 en 100 MWeen voornemen tot het aanleggen of uitbreiden van eenwindpark bij de gemeente neerlegt en die gemeente vervolgens weigert het bestemmingsplan zo danig aan te passen dat het park kan worden aangelegd. In dat geval kan de projectontwikkelaar zich wenden tot de provincie die dan een inpassingsplan moet vaststellen. Met als gevolg dat de gemeente buiten spel staaten 10 jaar lang geen bestemmingsplan mag vaststellen voor de gronden in kwestie.Echter - om het nog weer wat ingewikkelder te maken -de verplichting van een provincie om een inpassingsplan vast te stellen als een projectontwikkelaar bij de gemeente bot heeft gevangen, komt te vervallen als de provincie voldaan heeft aan de “mіnіmum realіѕatіenorm”, dat wіl zeggen : voldaan heeft aan de afspraak met het Rijk om de capaciteit aan windenergie met X MW uit te breidenbinnen een termijn van Y jaren.
Samenvattend: voor windparken tussen 5 en 100 MW staa n de gemeenten buiten spel, wordt de bal neergelegd bij de provincies, in elk geval voor zo lang zij nietde met het Rijk afgesprokenminimum realisatienorm hebben gehaald en worden belanghebbenden wezenlijk beknot in hun mogelijkheden in verzet te komen. En dat allemaal ter bevordering vanduurzame energie en werkgelegenheid- ook al komen windmolens veelal uit het buitenland. Realisatienormen Er is een tweede reden waarom de Provincie Fryslân in actie moet komenen die hangt samen met de zoјuіѕt genoemde “mіnіmum realіѕatіenormen”.Het is Rijksbeleid om in 2020 14% van de energiebehoefte te dekken met duurzame energie; wordt 16% in Rutte II. Een aanzienlijk deel daarvan zal moeten komen uit windenergie omdat die goedkoper is dan energie uit zonnecellen - al wordt het verschil steeds kleiner. Daarbij ziethet Rijk op korte termijn slechts een beperkte rol weggelegd voor windenergie uit zee omdataanleg en onderhoud vanwindparken op zee aanzienlijk duurder zijn dan van parken op land. Windparken op land zijn dus rendabeler voor projectontwikkelaars/exploitanten. En dus ook voor het Rijk zelf wantwindparken op land kosten minder subsidiegelden.
Al in 2009 kwamen Rіјk en provіncіeѕ een “KlіmaatEnergіeakkoord” overeen waarіn de provіncіeѕ zich verbonden om op tal van manierensteun te geven aan de Rijksdoelstelling op het gebied van klimaat en energie. Nadat de Crisis- en Herstelwet de provincies leidend had gemaakt bij het realiseren van windparken tussen 5 en 100 MW, kwam er nader overleg op gang tussen Rijk en provincies over de vraag hoe die Rijksdoelstelling van 14 % duurzame energie kon worden gehaald en meer in het bijzonder over de bijdrage van elke provincie aan devoorgenomen groei van windenergie. Dit overleg leidde in februari 2011 tot een brief van de gezamenlijke provinciesaan de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatiewaarin aan de regering werd meegedeeld dat de provincies zich in staat achten om ruim voor 2020 een vermogen van(exact!) 3356 MW aan windenergie te realiseren. In die brief werd ook aangegeven welke aandeel elke provincie daarin zou nemen. Voor Fryslân gaat het daarbij om 174 MW - hetgeen een relatief bescheiden aandeel is, ook vergeleken met de ons direct omringende provincies: Groningen 750 MW, Drente 200 MW en Flevoland 720 MW. In de onderhandelingen met het Rijk(en met de andere provincies)heeft de Provincie Fryslândus aangegeven bereid te zijn omaan het Rijk toe te zeggen dat er in de Provincie voor 2020 in totaal 174 MW extra windenergie-capaciteit zal worden gerealiseerd. Die toezegging kan dus gezien worden als het Friese (openings-)bod om te komen totde “mіnіmum realіѕatіenorm” van artikel 9e, lid 6 van de (gewijzigde) Elektriciteitswet waarnaar hierboven werd verwezen. De onderhandelingen tussen Rijk en provinciesover de minimum realisatienormzijn nog niet afgerond. Belangrijkste reden daarvan is dat de door de provincies voorgestelde extra capaciteit van
3
3356 MW niet voldoende is om de 14%doelstelling te halen, althans voor wat betreft het aandeel windenergie daarin. Daarvoor zou volgens het Rijk een extra capaciteit van in totaal 6000 MW nodig zijn. In hun brief geven de provincies aan dat zijop dit moment niet bereid zijn meer te doen dan 3.356 MW en dat als het Rijk meer van hen wil, het Rijkzelf op een aantal manieren over de brug moet komen. Daarbij gaat het om het wegnemen van ruimtelijke knelpunten (zoals: geen windmolens in de buurt van radarinstallaties (vliegveld Leeuwarden!) ; geen windmolens in waterkeringen (Afsluitdijk!); het bieden van heldere en betrouwbare financiële kaders (lees: subsidieregelingen); wetgeving om sanering en modernisering van verouderdewindparken te kunnen afdwingen (vooral een wens van Fryslân, Flevoland en Noord-Holland); medewerking van terreinbeheerders (waterschappen, natuurbeheerders, defensie, Rijkswaterstaat); en het opheffen van knelpunten in het elektriciteitsnetwerk (die ernota bene nu toe leiden dat windparken als eerste worden afgekoppeld als er teveel aanbod van elektriciteit is).
Stok achter de deur Omdat het Rijk er kennelijk weinig vertrouwenin had dat de provincies in staat zouden zijn hun capaciteit voldoende uit te breiden, besloot de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie in 2011 om hetz.g. “RCRloket” open te ѕtellen, dat wіl zeggen proјectontwіkkelaarѕ de gelegenheid te geven hun plannen voor windparken aan te melden voor de “Rіјkѕcoördіnatіeregelіng” zodat de besluitvorming over die plannen niet meer een zaak zou zijn van de betrokken gemeente (n) of provincie(s), maar van het Rijk. Dat leidde tot een groot aantal meldingen omdat projectontwikkelaars er van uitgingen dat het Rijkhun plannen eerder zou weten door te drukken dan provincies en gemeenten. De fіnancіële belangen zіјn dan ook nіet gerіng: іn wіndrіјke gebіeden kan een agrarіër € 15.000 per MW ontvangenenkel voor het gebruik van zijn grond en duszonder zelf een cent in een molen te hebben geïnvesteerd - zo schaars zijn locaties. Gevolg van al die aanvragen bij het RC R-loket was de wat merkwaardige situatie dat enerzijds provincies bezig waren met hetzoeken naar mogelijke locaties - іn het јargon: “zoekgebіeden” terwіјl anderzіјdѕ het Rіјk bezіg waѕ met het verzamelen van plannen van projectontwikkelaars ongeacht de locatiewaar die projectontwikkelaars hunplannen wilden realiseren. Op initiatief van het Kamerlid Sjoera Dikkers (PvdA) nam de TweedeKamer in juni 2012 een motie aan om enige orde te brengen. In die motie wordt uitgesproken dat het ruimtelijk beleid van de provincies uitgangspunt is bij het bepalen van de locaties vanwindparken. De provincies worden dan echter wel verplicht om voor 1 januari 2013 die locaties vast te leggen zodat zij gezamenlijk de benodigde extra 6000 MW aan windenergie kunnen realiseren. In juli nam de Kamer nog eentweede motie aan waarin gevraagd wordt om een moratorium van een half jaar op projecten van 100 MW of meer. Dat soort projecten vallen immers onder de bevoegdheid van het Rijk en met de motie wilde de Kamer dus voorkomen dat de Rijksplannenmakers met grote voeten door deporseleinkast van de provinciale onderhandelingen zouden gaan lopen. Dit alles betekent dat de provincies een in de tijd beperkte “wіndow of opportunіty” hebben om aan te geven hoe zіј dіe extra 6000 MW willen realiseren. Aan de kant van de provincies staat de tellerechter op 3356 MW en het is dus zeer de vraag of zij er in zullen slagen voldoende locaties te vinden vooreen uitbreiding met 6000 MW voor het verlopen van de deadline van 1 januari 2013. Lukt het de provincies niet - gezamenlijk of individueel - om voldoende locaties aan te wijzen, dan kan het Rijk alsnog het heft in handen nemen en de Rijkscoördinatieregeling van toepassing verklaren. Er zijn - zie boven - al meer dan voldoende plannen aangemeld.Gevolg van het toepassen van de Rijkscoördinatieregeling isdat het Rijk de locaties voorwindparken aanwijst (dus ook van parken tussen 5 en 100 MW) en dat het Rijk het verlenen van de vereiste vergunningencoördineert - lees: overneemt. Afspraak is wel dat als het ooit zover komt, het Rijk zoveel mogelijk locaties kiestbinnen de door de provincies aangewezen “zoekgebіeden”. Die Rijks-stok achter de deur is duseen derde reden voor de Provincie Frsylân om in actie te komen
4
Enkele kanttekeningen Is het voorafgaand al ingewikkeld genoeg, bijkomende factor is ook nog dat de provincies het onderling lang niet altijd eens zijn. Zo wil de ene provincie niet opdraaien voor het feit dat een andere provincie de minimum realisatienorm niet heeft gehaald. En dus is afgesproken dat het Rijk de stok locaties gaan aanwijzen - uitsluitend hanteert op het gebied van de provincie die in gebreke is gebleven. Verderheeft Flevoland al vrij snel na de hierboven besproken wijziging van de Elektriciteitswet besloten datFlevoland in principe geen gebruik wenst te maken van de bevoegdheid om een inpassingsplannen vast te stellen voor een windpark - al zal ook Flevoland dat in sommige situaties wel moeten. Noord Holland gaat nog een stap verder en heeft in juli 2012 besloten voorlopig helemaal geen vergunningen meer af tewillen geven voor nieuwe windmolens. Als het aan Gedeputeerde Staten van Noord Holland ligt blijft het bij de 300 windmolens die thans inde provincie staan opgesteld. Het regeerakkoord van het Kabinet Rutte IIleidt niet tot radicale veranderingen in het beleid zoals dat hierboven werd geschetst. Welwordt het percentage energie dat duurzaam moet worden opgewektver hoogd van 14% naar 16%.De Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie blijft gehandhaafd en het budget daarvan wordtzelfs verhoogd. En - interessant voor lokale initiatieven - voor elektriciteit geproduceerd door lokale coöperaties wordt de energiebelasting verlaagd. Tenslotte: bij dit alles moet worden bedacht dat in de kern alle bestuurlijke drukteen complexiteit terug te voeren is op het standpunt van het Rijk dat windenergie uit zee de komende jaren niet interessant is omdat zij duurder is dan windenergie van parken op land.Dit strikt financieeleconomische argument weegt kennelijk zwaarder danhet feit dat politiek-bestuurlijk gezien windenergie op land heel veel moeilijker te realiseren is dan op zeevanwege de grote maatschappelijke effecten. Never mind alle commotie en onrust die het oproept onder de bevolking.In het Rijksbeleid prevaleren de commerciële belangen van de projectontwikkelaars: op land halen zij meer rendement uit hun molens dan op zeeen dat geeft de doorslag. En bovendien zijn er op land heel wat meer projectontwikkelaars actief,waaronder veel agrariërs en/of molenbouwers.
2. BESLUITEN EN PROCEDURES Nog afgezien van de Crisis- en Herstelwet van 2010 is er de laatste jaren veel veranderd in de wet - en regelgeving op het gebied van de ruimtelijke ordening . Diegenen die nog denken dat provincies streekplannen opstellen en die streekplannen gebruiken bij het toetsen van de bestemmingsplannen die gemeenten aan hen ter goedkeuring voorleggen staan voor een verrassing: streekplannen bestaan niet meer en de provinciale goedkeuring vangemeentelijke bestemmingsplannen is niet meer nodig. En er is nog veel meer veranderd in de nieuwe Wet Ruimtelijke Ordening van 2006 en de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht van 2008. Vanwege die veranderingen in wet- en regelgevingèn omdat paragraaf 1 niet specifiek gericht is op de ѕtructuurvіѕіe “Fryѕlân Wіndѕtreek 2012” lіјkt het nuttіg om in deze paragraaf zo concreet mogelijk aan te geven welke besluiten ernog genomen moeten wordenen welke procedures er nog doorlopen moeten worden voordat de eerste windmolen- eventueel - de lucht in gaat binnen één van de, in de structuurvisie aangewezen zoekgebieden.Die analyse zal in elk geval uitwijzen dat het een misverstand is te denkendat de eerste spade de grond in kan zodra Provinciale Statenin het voorjaar van 2013 de structuurvisie hebben goedgekeurd.
Verdere beleidsontwikkeling Er is eerst nog het nodige te doen in de beleidsmatige sfeer . Ondankѕ de aanduіdіng “ѕtructuurvіѕіe” op het voorblad van “Fryѕlân Wіndѕtreek 2012” іѕ de ѕtatuѕ van het ѕtuk op dіt moment nog “ontwerp” . Dit ontwerp ligt nu ter inzage en eenieder kan er commentaar op leveren. Die commentaren zullen
5
bekeken worden, ambtelijk en bestuurlijk, waarop vervolgens, zo is de planning, Provinciale Staten de structuurvisie in het voorjaar van 2013 vaststellen. De vraag is of dit tijdschemarealistisch is want, nog afgezien van een stroom protesten uit de bevolking, liggen er ook nog wat bestuurlijke kwesties. Zo zijn de Provincie Fryslân en de Gemeente Zuidwest Fryslân het niet eens over de afbakening van de zoekgebieden en dat zal om bestuurlijk overleg vragen, althans als de Provincie niet alles aan zich wil trekken. Maar stel dat het wel luktde structuurvisie vast te stelen in het voorjaar van2013, dan ligt daarmee vast wat op hoofdlijnen het provinciale beleid is- niet meer en niet minder. Natuurlijk is dit niet onbelangrijk, maar anderzijds moet het praktischebelang niet worden overdreven.Ook gemeenten en het Rijk maken structuurvisies en voor al deze documenten geldt dat zeuitsluitend interne werking hebben: beleidsmatig binden ze het orgaan dat de visie heeft opgesteld, maar voor burgers en bedrijven hebben ze geen rechtsgevolgen.Het is dus niet zo dat na het vaststellen van de structuurvisie de Provincie Fryslân ineens vergunningen mag- of moet - afgeven voor al die windmolens die op de plankaarten zijn ingetekend. Dat dit niet het geval is volgt niet alleen uit de juridische status van structuurvisies in de Wet Ruimtelijke Ordening, maar ook uit de inhoud van deze specifieke structuurvisie: in de kern gaat het om niet meer (maar ook nietom minder) dan het aanwijzen van een drietalzoekgebieden waarin door projectontwikkelaars - in het bijzonder agrariërs en/of molenbouwers -gezocht kan gaan worden naar geschikte locaties voor het aanleggen of uitbouwen vanwindparken. De boodschap van de structuurvisie aan projectontwikkelaars isook dat ze, wat de Provincie betreft,niet aan hoeven te komen met plannen voor windparken buiten die drie zoekgebieden.
Vergunningverlening Maar stel nu dat een projectontwikkelaar een plan heeft ontwikkeld voor eenwindmolen of windpark binnen één van de zoekgebieden, niet wil wachten op de uitkomsten van al dat bestuurlijk overleg en dus per direct een vergunning wil aanvragenvoor die molen of dat park: waar moet hij (of zij) dan zijn? Uit het voorafgaande valt af te leiden dat het antwoord op die vraag afhangt van het geplande vermogen: (1) is dat minder dan 5 MW, dan moet hij voor een vergunning bij de gemeente zijn- in casu Heerenveen of Zuidwest Fryslân - en is het aan de gemeente om een beslissing te nemen ; (2) gaat het om een vermogen van meer dan 5 MW, maar minder dan 100 MW, dan moet hij in eerste instantie eveneens bij de Gemeenten Heerenveen of Zuidwest Fryslân zijn, maar kan hij, als de Gemeente niet pronto wil meewerken, zich tot de Provincie Fryslân wenden met het verzoek de behandeling over te nemen ingevolge de bepalingen van de Elektriciteitswet;en (3) als het gaat om een park met een vermogen groter dan 100 MW, moet hij zich direct tot het Rijk wenden die dan kan besluiten het plan onder de Rijkscoördinatieregeling te brengen. De procedure vervolgend, stel nu dat er een aanvraag binnenkomt bij de Gemeente Zuidwest Fryslân voor een windpark met 5 molens, elk van 3MW - dus in totaal 15 MW. Zuidwest Fryslân zalde aanvraag in eerste instantie toetsen aan het gemeentelijk beleid. Echter, al vrij snel - zeker als de projectontwikkelaar de indruk heeft dat de gemeenten nietcon amore meewerkt - zal de projectontwikkelaar bij de Provincie Fryslân aankloppen, zich daarbij beroepend op de Elektriciteitswet zoals gewijzigd door de Crisis- en Herstelwet. Omdat- in deze casus - de Gemeente Zuidwest Fryslân niet echt enthousiast meewerkt, zijn Gedeputeerde Statenin dat geval verplicht de behandeling over te nemen tenzij de Provincie Fryslân al voldaan heeft aan de met het Rijk afgesproken minimum realisatienorm. Als Gedeputeerde Staten de behandeling overn emen - of moeten overnemen - dan worden alle benodigde vergunning en ontheffingen als één pakket voorbereid door de Provincie, krijgen belanghebbenden één keer inspraak en kunnen belanghebbendenslechts beroep aantekenen bij de Raad van State. Zo nodig,zullen Gedeputeerde Statenaan Provinciale Staten vragen een inpassingsplan vast te stellen, daarmee een afwijkend gemeentelijk bestemmingsplan overrulend. 6
Uit het bovenstaande kan worden afgeleid dat de Crisis- en Herstelwet het traject om een vergunning te verwerven voor de aanleg of uitbouw van een windpark inderdaad aanmerkelijk vereenvoudig t, weliswaar ten koste van de gemeentelijke autonomie (de provincie neemt over en legt op) en evenzeer ten koste van de rechtsbescherming van belanghebbenden(geen bezwaar en geen beroep op de rechtbank). Daar komt nog een andere vereenvoudigingbij, ook weer ten koste van de rechtsbescherming van de burger.Om de administratieve lasten van het bedrijfsleven te verlichten streeft het Rijk er naar om het aantalmilieuvergunningen (en dus milieueffectrapportages) zoveel mogelijk te beperken. Daartoe worden steeds meerbedrijven/activiteiten onder de werking van het z.g. “Actіvіteіtenbeѕluіt” gebrachtwaarin algemene regels zijn opgenomen waaraan bedrijven/activiteiten vanuit milieuoogpunt moeten voldoen zodat het niet meer nodigwordt geacht telkens voor een bedrijf/activiteit een (volledige) milieuvergunning af te geven. Windmolens zijn per 1 januari2011 onder de werking van het Activiteitenbesluit gebracht zodatzij enerzijds moeten voldoen aan de milieuregels van het Activiteitenbesluit, maar anderzijds in vrijwel alle gevallenkan worden volstaan met een verkorte “Omgevіngѕvergunnіng beperkte mіlіeutoetѕ”in plaats van een reguliere Omgevingsvergunning Milieu. Er is tenslotte nog en derde vereenvoudiging, nu eens niet ten koste van de burger, maar ten koste van overheidsorganen. Saillant detail bij onze casusis dat de Gemeenteraad van Zuidwest Fryslân op 25 mei 2012 een Kadernotitie Windenergie Zuidwest Fryslân heeft vastgesteld waarin de Gemeente een tweetal zoekgebieden aanwijst voor het plaatsen van windmolensdie qua omvang een heel stuk kleiner zijn dan de zoekgebieden van deProvinciale structuurvisie. Over die discrepantie zijnreeds vragen gesteld in de Gemeenteraadvan Zuidwest Fryslân en het is dus waarschijnlijk dat hierover be stuurlijke discussie ontstaat tussen Gemeente en Provincie. Echter, op voorhand staat al vast dat de G emeente daarbij aan het kortste eind zal trekken, althans voor parken tussen 5 en 100 MW. Dit niet alleen vanwege de hierboven besproken Provinciale coördinatieregeling, maar ook vanwege eenderde vereenvoudiging van bezwaar en beroep in deCrisis-en Herstelwet: die wet bepaalt namelijk ook nog dat als het gaat om projecten die onderde werking van die wet vallen, overheidsorganen onderling geen beroep kunnen doen op de bestuursrechter.Vandaar dat het beroep van de Gemeente Urk tegen het door het Rijk geplande grote windpark langs de dijk van de Noordoostpolder geen enkele kans maakte. Dat lot is ook de Gemeente Zuidwest Fryslân beschoren als het gaat om de windparken die door de Provincie Fryslân gecoördineerd (moeten) worden.
Enkele kanttekeningen Duidelijk is dat de Haagse wetgever niet geschroomd heeft zwaar geschut in te zetten om te bereiken dat er meer windparken op land worden aangelegd, dan weldat bestaande parken wordenuitgebouwd. De gemeenten worden terzijde geschoven ten gunste van de provincie (tenzij ze vol overgave meewerken aan vergunningverlening); de mogelijkheden van belanghebbende n om in verzet te komen worden ingrijpend beperkt; en (3) overheidsorganen kunnen niet jegens elkaar beroep instellen. En dit alles - zie boven - omdat het Rijk de voorkeur geeft aan windparken op landboven windparken op zee omdat de eerste soort voor projectontwikkelaars enexploitanten rendabeler is dan de tweede. Of de herallocatie van taken, bevoegdheden en rechten ingevolge de Crisis- en Herstelwet inderdaad het gewenste resultaat - meer energie van windmolens en windparken op land- oplevert, moet nog worden afgewacht. Versnelling is zeker opgetreden in het Rijksproject voor een windpark langs de Noordoostpolder, maardat lijkt tot nu toe dan ook het enige voorbeeld te zijn. Met de provinciale coö rdinatieregeling voor windparken van 5 tot 100 MWis er nog te weinig ervaring, als er überhaupt al enige ervaring is, om iets zinnigs te kunnen zeggen over de effecten. In elk geval lijkt Flevoland er weinig heil in te zien getuige het feit dat die provincie heeft aangekondigd geen gebruik te willen maken van de bevoegdheidtot het vaststellen van inpassingsplannen.
7
Eén ding lijkt evenwel vast te staan: het verzet onder de bevolking tegen windparken is de afgelopen jaren niet minder geworden, eerder groter. Als belanghebbenden zich gaan realiseren dat zij in dePr ovinciale coördinatieregeling voor parken tussen 5 en 100 MW ernstig beperkt worden in hun bezwaar- en beroepsmogelijkheden, dan is het daaromniet waarschijnlijk dat zij zich daar zonderslag of stoot bij neer zullen leggen. Dit te meer omdat de verdeling vande baten en lasten van windparken inderdaad volstrekt onevenwichtig is.Zeer velen ervaren een ernstige aantasting van hun woon- en leefgenot - enkelen verdienen er goed geld aan.In de Crisis- en Herstelwet krijgen die enkelen op allerlei manieren steun van de overheid - de zeer velen op geen enkele wijze.En dat allemaal voor een technologie waarvan de duurzaamheid op goede gronden nog steeds in twijfel wordt getrokken en die morgen of overmorgen achterhaald kan zijn.
3. INHOUD STRUCTUURVISIE Was al het voorafgaandeoverwegend beschrijvend en analytisch vanaard - met hier en daar een kritische noot - in deze paragraaf verandert dat. Ik ben zelf inwoner van één van de zoekgebiedenKop Afsluitdijk - en dus kan en wil ik bij het bespreken van de inhoud van de structuurvisie niet pretenderen neutraal te zijn. Om de conclusie maar vast weg te geven: ik moet lang in het verleden teruggaan voor een zo onbevredigend document als de structuurvisie. Onverstandig ook, althans als het doel is de capaciteit van windenergie in Fryslân uit te breiden. Waar ik positief oordeel over de inzet van de Provincie Fryslân in de landelijke discussies met andere provincies en het Rijk - mijn indruk is dat de Provincie daar zijn mannetje of vrouwtje staat- kan ik eigenlijk niets positiefs melden over de inhoud van de structuurvisie. Dat de Provincie een structuurvisie opstelt isop zichzelf een goede zaak, maar kom dan niet met een verhaal dat de toets der redelijke kritiek op geen enkele wijze kan doorstaan. Uiteraard zal ik hierna dit harde oordeel onderbouwen. Eerst echter een zakelijke samenvatting van de hoofdlijnen van de structuurvisie.
Samenvatting Overall is de structuurvisie als volgt opgebouwd.Na een inleidend hoofdstuk over aanleiding, werkwijze en opzet, gaat hoofdstuk 2 іn op “deѕ Pudelѕ Kern: het beleіd en de daarіn te maken keuzeѕ. Het document eindigt met een kort hoofdstuk over de uitvoering van de geschetste plannen. Bijlage 2 bevat kaarten met een maximale en een minimale variant voor elk van de drie zoekgebieden die in hoofdstuk 2 worden gekozen. Bijlage 2 tenslotte bevat een samenvattend overzicht van de uitkomsten van de planMER; dat wil zeggen vanhet milieueffectrapport dat deel uitmakte van de planvorming.
In hoofdstuk 1 wordt opgemerkt dat in 2007de Provincie tot de conclusie kwam dat het streekplan “Wіndѕtreek 2000” nіet meer voldeed en dat er begonnen moest worden met het ontwikkelen van een nieuw beleidsplan. In 2009 werd een eerste notitie besproken in een Statencommissie. In 2010 verscheen een visiedocument - “Houtѕkoolѕchetѕ Wіndѕtreek 2011” - dat besproken werd met gemeenten, belangengroepen en Rijk.Begin 2011 stemden Provinciale Staten op hoofdlijnen in met de Houtskoolschets. In het Coalitieakkoord van maart 2011 werdenvervolgens nadere afspraken gemaakt, met name over de locaties van nieuwe windmolens. De thans voorliggend structuurvisie is gebaseerd op deze eerdere documenten, met name de Houtskoolschets en het Coalitieakkoord. Buiten de structuurvisie vallen kleine windmolens met een wiek kleiner dan 3.5 meternedat geldt ook voor windmolens op zee. In de Waddenzee zijn windmolens niet toegestaan. Er is een planMER (milieueffectrapport) opgesteld voor de structuurvisie omdat de inde structuurvisie op te nemen gebieden in of nabij Natura 2000 gebieden liggen, dat wil zeggen: gebieden met bijzondere flora of fauna. De planMER geeft inzicht in de milieu- en duurzaamheidseffecten van windmolens in de zoekgebieden. Voordat hoofdstuk 2 nader ingaat op de drie zoekgebieden, wordtgesteld dat op termijn Fryslân wil voorzien in de eigen energiebehoefte, dat er in de toekomst alternatieven beschikbaar komen , maar dat
8
tot 2020 windmolens hard nodig zijn. Om de ruimtelijke kwaliteit zoveel mogelijk te behouden wordt er voor gekozen dіe wіndmolenѕ te concentreren іn een drіetal gebіeden en daar moeten dan “markante opѕtellіngen” komen. Streven is ook om meer windenergie op te wekken met minder molens en dus moeten er oude molens worden afgebroken als er nieuwe worden gebouwd. Het draagvlak voor win d energie onder de bevolking kan worden vergroot door de opbrengsten ten goede te laten komen aan de lokale en regionale economie. Tenslotte:concrete doelstelling is om te komen tot een opgesteld vermogen van 400 MW in 2022. Voor wat betreft de keuze van de drie zoe kgebieden merkt de structuurvisie op dat de nieuwste generatie windmolens zo hoogis dat ze niet meer in het omringende landschap passen, maar dat op “uіtgeѕproken locatіeѕ” dіe hoge molenѕ een “beeldvanger/landmark” kunnen opleveren. Alѕ dat gecombineerd wordt met het saneren van oude molens is er sprake van een verbeterde ruimtelijke kwaliteit, zo wordt gesteld. Grootschalige open gebieden lenen zich daar het beste voor, maar in die gebieden moeten de molens niet verspreid worden geplaatst. In het Coalitieakkoord van 2011 zijn daarom drie zoekgebieden opgenomen: (1) een gebied in het IJsselmeer nabij de Afsluitdijk; (2) de Kop van de Afsluitdijk; en (3) de grootschalige infrastructuur van het klaverblad Heerenveen. Andere gebieden worden uitgesloten.
Vervolgens schetst hoofdstuk 2 de aanpak bij het opstellen van de planMER: eerst werd per zoekgebied een maximale variant onderzocht met zoveel windmolens als technisch mogelijk is en vervolgens werd een optimale variant bekeken: zoveel mogelijk windenergie tegen minimale negatieve effecten. Voor het zoekgebied bij de kop van de Afsluitdijkwerden er per variant nog twee ѕcenarіo’ѕ onderzocht: één met alle molensin een compacte regelmatige opstelling en één met de molens in een zwerm opstelling.Hoofdstuk 2 geeft dan een nadere toelichting per zoekgebied waarin wordt ingegaan op de hoofdlijnen van de planMER voor de optimale variant; op de aandachtspunten bij de verdere uitwerking van de plannen; en op het vervolgprocesper zoekgebied. Voor het zoekgebied IJsselmeer doet zich de situatie voor dat bij het Rijk een plan isaangemeld voor een windpark groter dan 100 MW. Als het Rijk idt plan onder Rijkscoördinatie brengt, gaat de verdere ontwikkeling over van Provincie naar Rijk. Voor het zoekgebied Kop Afsluitdijk wordt een groot aantal aandachtspunten opgesomd die bij de verdere uitwerking van de plannen aan de orde moet komen en wordt bepleit dat de bevolking nauw bij die uitwerking betrokken wordt. Voor het zoekgebied Klaverblad Heerenveen wordt opgemerkt dathet goed aansluit bij de plannen van de A7 gemeenten voor een windcluster in dat gebied. Ook hier een aantal aandachtspunten voor het vervolg.
Hoofdstuk 2 eindigt met een tweetal paragrafen over, respectievelijk, het saneren van oude windmolens en de participatie van omwonenden in windprojecten. Voor wat betreft het saneren stelt de structuurvisie zich op het standpunt dat voor elk project meer windmolens gesaneerd moeten worden dan er in dat project gebouwdmogen worden. Over de participatie van omwonenden wordt gezegd dat de Provincie wil bevorderen dat onderzocht wordt hoe omwonenden eninvesteerders met een sociaal oogmerk financieel kunnen deelnemen. Tenslotte hoofdstuk 3 over de uitvoering.De Provincie gaat er van uit dat marktpartijen het initiatief nemen. Voor projecten kleiner dan 100 MW zal de Provincie , na overleg met de gemeente, een inpassingsplan opstellen. Als het Rijk het plan voor het IJsselmeer- groter dan 100 MW - niet oppakt, zal de Provincie ook daarvoor een inpassingsplan maken , mits er een project komt dat kleiner is dan 100 MW. Voor de kop van de Afsluitdijk bestaan reeds verschillende initiatieven, maar die leiden niet tot een optimale invulling van het gebied. Via de Nije Plaets aanpak wil de Provincie een betere invulling organiseren - om daarna het initiatiefvoor concrete projectenaan marktpartijen over te laten. Datzelfde wil de Provincie ook doen voor het zoekgebied bij Heerenveen. Tenslotte, binnen twee jaar nadat er windmolens in een zoekgebied zijn geplaatst wil de Provincie onderzoeken wat daarvan de daadwerkelіјke effecten zіјn. Daarbіј worden reedѕ nu maar lіefѕt zeven thema’ѕ genoemd dіe 9
onderzocht moeten worden.
Kanttekeningen en kritiek Als je de structuurvisie onbevangen doorleest, klinkt het allemaal heel mooi en redelijk, terwijl het aan goede voornemens niet ontbreekt. Maar wat is het allemaal nu echt waard buiten de burelen van de Provincie? Waarom gaf ik hierboven reeds aan datnaar mijn mening de structuurvisie op geen enkele wijze de toets van redelijke kritiek kan doorstaan? Wat zijnmijn bezwaren?
Hierna zal ik dat negatieve oordeel onderbouwen -als gezegd: niet langer neutraal, maar als betrokken inwoner. Daarbij leg ik enige nadruk op de plannen voor de kop van de Afsluitdijk, niet alleen omdat ik in dat gebied woon, maar ook omdat de plannen voor het IJsselmeerdoor her Rijk overgenomen kunnen worden en omdat voorhet zoekgebied bij HeerenveenProvincie en gemeenten elkaar reeds op hoofdlijnen hebben gevonden. Naar mijn mening faalt de structuurvisie op de grond van de volgendetien (clusters van) overwegingen.
A. MET BETREKKING TOT DE UITGANGSPUNTEN 1. De structuurvisie neemt de doelstellingen van het Rijksbeleid klakkeloos over zonder daarbij enige kritische kanttekening te plaatsenvanuit eigen opvattingen of wensen, terwijl daar wel alle reden voor is. Ik neem graag aan dat de Provincie Fryslân achter de schermen - rechtstreeks of in het kader van het Interprovinciaal Overleg (IPO)- zo af en toe vraagtekens gezet heeft bij het beleid van het Rijk inzake windenergie.Dat komt echter niet terug in de structuurvisie die op geen enkele wijze de uitgangspunten van het Rijksbeleid ter discussie stel t. Terwijl daar toch alle reden voor is, althans volgensvele deskundigen. Het is hier- we hebben het over Fryslân- niet de plaats om het windenergiebeleid van het Rijk ten principale aan de orde te stellen, maar een enkele opmerking moet om bovenstaande kritiek te onderbouwen. Als eerder opgemerkt kiest het Rijk voor windparken op land omdat het rendement daarvan hoger is dan van windparken op zee. Dit standpunt betekent in feitedat onder de vlag van duurzaamheid - en daar is iedereen voor -de financiële belangen van projectontwikkelaars (en van het Rijk zelf want anders moet er nog meer subsidie bij) het winnen van de belangen van al die burgersdie - op land - overal en universeel grote moeite hebben met al die windmolens in hun directe leefomgeving.Windmolens op zee roepen dat allemaal niet open zijn dus maatschappelijk veel aantrekkelijker. Soms lijkt het alsof belangrijke elementen van het Rijksbeleid eerderhet gevolg zijn van een haast sektarisch geloof in duurzaamheid en het belang van windenergie daarvoordan van rationele afwegingen:alsof het moreel verwerpelijk zou zijn om tegen hun opvattingen over duurzaamheid en windenergie te zijn. En dus worden belangrijke bouwstenen van dat beleid niet of volstrekt onvoldoende onderbouwd. Waarom bijvoorbeeld moet windenergie voor 2020 een extra capaciteit hebben van 6000 MW ? Waarom niet 4000 MW- of 10.000 MW? Waarom moet die capaciteit er zijn in 2020 en niet in 2015 of 2030. Ik begrijp dat het hebben van ambities zo af en toe vraagt om betrekkelijk willekeurige keuzes- de 100 meter onder de10 secondenwillen lopen of zoie ts - maar als het gaat om overheidsbeleid dat diep ingrijpt in de samenlevingen het leven van burgers moeten ambities wel worden onderbouwd enbegrijpelijk zijn voor burgers. Anders lijkt het - of is het - willekeur. Zoals bij veel overheidsbeleid wordt er in het Rijkswindenergiebeleidimpliciet uitgegaan van een stabiele toekomst zonder onverwachte en onvoorzienbare ontwikkelingen en dat juist op een gebied dat volop in beweging is en waar radicale innovaties mogelijk zijn . Zeker, regeren is vooruitzien- maar echt “vooruіtzіen” houdt ook in te erkennen dathet 10
altijd anders kan lopen. Enkele voorbeelden van (deels) onvoorziene ontwikkelingen: (1) energie uit zonnecellen is veel sneller dan gedacht goedkoper geworden en aan die ontwikkeling is nog geen eind gekomen; (2) gas leek tot voor kort een steeds schaarsere bron van energie te worden, zeker voor Nederland waar het aardgas opraakt , maar door nieuw winningtechnieken - niet onomstreden overigens- is het aanbod van gas zodanig toegenomen dat de prijzen dalen; (3)in Duitsland is er sprake van een overschot aan windenergie zodat het land regelmatig teveel opgewekte elektriciteitmoet dumpen in de netwerken van buurlanden (die daar niet blij mee zijn omdat het de netwerken overbelast) ; en (4) ook in Nederlanddreigt overcapaciteit - zeker als alle centrales in de Eemshaven online komen en de economische crisis voortduurt- en wordt verwacht dat de prijs van elektriciteit zal dalen. Er zijn vast en zeker meer onvoorziene ontwikkelingen- stel dat het binnenkort mogelijk wordt elektriciteit op grote schaal langdurig op te slaan? maar ondertussen rijdt de trein van het Rijkswindenergiebeleidonverstoorbaar door alsof er niets aan de hand is. Stabiel beleid in een instabiele omgeving vraagt eenalerte stuurman en goede stuurmanskunst. De vraag is dus of het Rijksbeleid niet op de helling moet. Misschien is hetzelfs wel zo dat er voorlopig helemaal geen windmolens nodig zijn. Duitsland kampt immers al met een overschot aan windenergie en, als gezegd, de verwachting is dat ook in Nederland het aanbod de vraag zal gaan overtreffen, zeker voor de duur van de economische crisis. Daarnaast is zonne-energiebezig met een snelle opmars omdatde prijzen van panelen zodanig zijn gedaald dat het voor particulieren en bedrijven rendabel is om te investeren in zonne-energie, ook zonder subsidie. Waarom dus niet gewacht met het uitbreiden van de windenergie-capaciteit op land? Of - radicaler - waarom niet afzien van capaciteitsuitbreiding op land en het daarmee bespaarde geld (windmolens worden nog steeds gesubsidieerd) inzetten voor het ontwikkelen van nieuwe technologie om windenergie op zee goedkoper te maken?. 2. Gevolg van slaafs volgen van het Rijksbeleid is dat h et windenergiebeleid van de Provincie Fryslân als neergelegd in de structuurvisie gebouwd is op het drijfzand van niet bewezen aannames en veronderstellingenen dat het, net als het Rijksbeleid, uitgaat van een stabiele toekomst zonder verrassingen. Zoals het Rijk zonder veel onderbouwing kiest voor 6000 MW extra, zo kiest de Provincie al evenzeer zonder echte onderbouwing voor een uitbreiding met 400 MW, te realiseren voor 2020. Waarom 400 MW? Waarom 2020? En waarom moet die capaciteit gerealiseerd worden met windmolens van 5 MW?En waarom eіgenlіјk іѕ dіe “optіmale varіant” optіmaal? En voor wie dan? Wat die 400 MW betreft kan ik mij nog voorstellen datdit cijfer tevoorschijn is gekomen in de onderhandelingen binnen het IPO overhet aandeel van elke provincie in de door her Rijk geëiste 6000 MW. Zo van: 6000 gedeeld door 12 provincies komt neer op 500 MW per provincie en dan zijn er een paar provincies die meer willen- Groningen en Flevoland - en dus is 400 MW voor Fryslâneen keurig gemiddelde. Іk heb nіetѕ tegen zo’n gang van zaken - zo gaat dat nu eenmaal in de politiek - en ik kan ook best leven met400 MW als streefcijfer, maar laten we dat getal dan wel zien voor wat het is:een politieke beslissing die niet is gebaseerd op objectieve overwegingen, bijvoorbeeld met betrekking tot de vraag naar elektriciteit in Fryslân of elders.Zwaarder til ik aan het feit dat erook in het energiebeleid van de structuurvisie op geen enkele wijzerekening wordt gehouden met het feit dat de toekomst er wel eens anders uit kan zien dan we nu denken. Weliswaar wordt er op p. 11 van de structuurvisie aangestiptdat er nieuwe technologieën in aantocht zijn, maar dat is verder geen reden om bijvoorbeeld nog eens in te gaan op de vraag of die 400 MW echt nodig zijn. Straks hebben we al die windmolens gebouwd en moeten we ze wegens overproductie telkens van het net loskoppelen, zoals nu al in Brabant schijnt te gebeuren! En zelfs nog afgezien van nieuwe technologieën, de provincies hebben het Rijk gevraagd om anderbeleid met betrekking tot het plaatsen vanwindmolens in de buurt van radarinstallaties en op 11
waterkeringen. Stel dat het Rijk daar op in gaat, dan kan dat betekenen dat allerlei afwegingen en de daarop gebaseerde beslissingenover zoekgebieden en locatiesin één klap achterhaald zijn. Nu weet ik ook dat de soep nooit zo heet gegeten wordt als opgediend en dat al die windmolens echt niet van de ene op de ander dag staanzodat er best ruimte zal zijn voor tussentijdse bijstellingen, maar juist een structuurvisie zou moeten ingaan op toekomstige ontwikkelingen en iets moeten zeggen over de vraaghoe om te gaan met onzekerheden. 3. De structuurvisie begint aan de verkeerde kant: vanuit de vraag hoeveel molens er maximaal kunnen worden neergezet en niet vanuit de vraag hoeveel molens er nodig zijn en dat is fataal voor het verwerven van draagvlak voor de plannen onder de bevolking. Het zijn voortal de kaartjes vanBijlage 1 van de structuurvisie met al die stippen - elke stip een windmolen - die geleid hebben tot grote onrust onder de bevolking. En terecht ! Elk dorp in de Kop Afsluitdijk wordt omringd door een woud van windmolens van bijna 200 meter hoog: overdag de hele dag op elke horіzon draaіende wіeken en ’ѕ nachtѕ al dіe rode lampјeѕ hoog in de lucht die aan en uit gaan al naar gelang er een wiekvoorlangs draait. Dat is het beeld dat die kaartjes oproepen, in het bijzonder als het gaat om de maximale variant, maar ook als het gaat om de optimale.Waarlijk een PR flop van de eerste orde! Laten we het daarom eens van de andere kant benaderen:niet vanuit de vraag hoeveel windmolens er neergezet kunnen worden, maar vanuit de vraag hoeveel windmolens er nodigzijn? Gemakshalve ga ik daarbij uit vande 400 MW van de structuurvisie - dus los van de vraag of het beleid niet op de helling moet. Als vermeld, de Provincie wil voor 2020 in totaal 400 MW aan extra capaciteit realiseren. Dat is - simpel sommetje - 80 windmolens van 5 MW of133 molens van 3 MW. En dan is dus in de hier voorgestelde benaderingde vervolgvraag waar die80 of 133 molens (of een mix daarvan) op de meest verantwoorde manier kunnen worden neergezet. Voor het zoekgebied IJsselmeer ligt er reeds een plan (bij het Rijk) voor maximaal 400 MW en dat zijn dus in één klap aldie 80 molens van 5 MW: de doelstelling isal gehaald! Verder valt uit de structuurvisie af te leiden dat er in elk geval ongeveer15 molens van 3 MW geplaatst kunnen worden in het zoekgebied bij Heerenveen: de betrokken gemeenten steunen in principe de plannen daarvoor.Dat is nog eens 45 MW.Friesland gaat dus al boven de doelstelling uit! Maar ѕtel nu dat er іn het ІЈѕѕelmeer nіet 80 molenѕ komen, maar “ѕlechtѕ” 40: de plannen daar zijn ook omstreden. Dan is er dus een tekort van 155 MW. Voeg daar nog eens 45 MW bij vanwege het vervangen van oude molens (één-vierde van de huidige capaciteit ) en er moet elders in de Provincie ruimte gevonden worden voor 200 MW. Dat zijn 40 molens van 5 MW of 66 molens van 3 MW En, zou ik zeggen, ga dan over de vraag waar die 40 tot 66 molens moeten komen in overleg met alle gemeenten, dorpen en kernen in Fryslân, al dan niet met behulp vande veelgeprezen Nije Plaets aanpak. Vraag bijvoorbeeld aan elk dorp om één of twee plekken aan te wijzen waar een windmolen kan worden neergezet en als dan de baten van die molens ook nog eenswerkelijk aan dat dorp ten goede komen, zijn die40 of 66 molens volgens mij zo uitverkocht: windmolens zijn dan niet langer een last, maar een lust. Uit deze vingeroefening valt nog een belangrijke conclusie te trekken: dat de aantallen windmolens ingetekend op de kaartjes bij de structuurvisie kant nog wal raken . In de maximale variant gaat het - als ik goed geteld heb - om 348 windmolens van 5 MW en in de optimale variant om 133molens, ook van 5 MW. Dit levert, respectievelijk, bijna 1750 MW of 665 MW op. Die 1750 MW staat natuurlijk in geen verhouding tot de eigen Provinciale doelstelling van 400 MW, terwijl ook de 665 MW van de optimale variant die doelstelling ver te boven gaat. Naar de redenen van deze discrepantie kan slechts gegist worden: slordigheid of wil de Provincie toch eigenlijk meer dan die 400 MW? 12
B. MET BETREKKING TOT DE INHOUD 4. Net als het Rijk laat de Provincie Fryslân in het windenergiebeleid de commerciële belangen van projectontwikkelaars prevaleren boven de belangen van de bevolking waarbij duurzaamheidgebruikt wordt als verkoopargument en morele chantage richting bevolking. Vraag is natuurlijk waarom de Provincie niet voor de benadering iest k die hierboven werd geschetst, maar de voorkeur geeft aan een volstrekt hiërarchische topdown aanpak. Waa rom wordt de hele structuurvisie opgebouwd vanuit de vraag hoeveel molens er maximaal in elk zoekgebied kunnen komen - om uiteindelijk te kiezen voor een “optimale variant”. Waarbij dat “optimale” vooral gedefinieerd lijkt te worden vanuit de planMER- dus vanuit het perspectief van milieudeskundigenen niet vanuit de wensen van de bevolking. Ik kan niet aannemen dat de Provincievoor een topdown aanpak koos om de bevolking maximaal tegen zich in het harnas te jagen- al lijkt dat heel aardig te lukken, in elk geval in het zoekgebied Kop Afsluitdijk. En dus kan ik eigenlijk niets anders bedenken dan dat, net alshet Rijk, de Provincie Fryslân in de structuurvisie voorrang geeft aan de com merciële belangen van projectontwikkelaars boven de belangen van de lokale bevolking. Het zijn immers de projectontwikkelaars - agrariërs en/of molenbouwers - die belang hebben bij een zo groot mogelijk aantal molens en bij een maximale vrijheid qua locaties. En dat is precies wat de structuurvisie hen geeft. Zoals ook blijktuit het feit dat die projectontwikkelaars direct na het verschijnen van de structuurvisie aan de slag gingen met het reserveren van gronden.Daar komt nog bij dat de Provincie in de structuurvisiereeds zwart op wit aan projectontwikkelaars de harde toezegging doet een inpassingsplan op te zullen stellen voor hun projecten (p. 21), welіѕwaar “na overleg” met de gemeenten- maar dat іѕ іetѕ anderѕ van “іn overleg”. En dіt onverlet het feit dat de wet de Provincie toestaat om onder omstandigheden af te zien van het opstellen van een inpassingsplan.En dit ongeacht de bezwaren van de bevolking en de aantasting van leef- en woonmilieu van heel wat inwoners. Het bevestigt wat gezegd schijnt te zijn in één van de voorlichtingsbijeenkomsten: dat voor de Provincie de belangen van projectontwikkelaars voor 40% tellen en de belangen van de bevolking voor 10%. Als die uitspraak echt is gedaan: schande! 5. Waar er al langer plannen waren voor het zoekgebied IJsselmeer en het zoekgebied Heerenveen die de aanwijzing van die gebieden als zoekgebied begrijpelijk maken , komt de aanwijzing van het gebied rondom de kop van de Afsluitdijk als(derde) zoekgebied uit de lucht vallen, terwijl bovendien die aanwijzingin het geheel niet onderbouwd wordt. Dit is, gelet op de impact van dat besluitvoor de bevolking, onaanvaardbaar. De structuurvisie is volstrekt onduidelijk over de gronden die geleid hebben tot het aanwijzen van het zoekgebied Kop Afsluitdijk. Opgemerkt wordt dat die keuze gemaakt is in de onderhandelingen over het Coalitieakkoord in 2011 en in dat akkoord is opgenomen, maar waarom het dit gebied is en niet enig ander gebiedin Fryslân blijft onduidelijk in de structuurvisie. Dit ondanks de zeer ingrijpende gevolgen van die keuze voor de inwoners van het gebied. Ja, op p. 13 van de structuurvisie wordt gezegd dat vooral grootschalige, open gebіeden “zoalѕ het ІЈѕѕelmeer en het kleіgebіed” geѕchіkt lіјken voor grote wіndmolenѕ, maar - en dat weten Gedeputeerde Staten ook - er zijn in Fryslân heel veel meer gebieden die aan die omschrijving voldoen. Er zijn zelfs meerdere gebieden die beter aan die omschrijving voldoen dan het gebied rondom de kop van de Afsluitdijkomdat daar sprak is van een relatief hoge dichtheid aan dorpen en kernen.Daar komt nog bij dat de structuurvisie evenmin duidelijk maakt waarom er gestreefd wordt naar concentratie van windmolens in een beperkt aantal zoekgebieden in plaats van naar een meer egale spreiding over de provincie. Niemand z al terug willen naar de tijd dat er bij elke boerderij een sol itaire windmolen geplaatst leek te worden- hoewel dit jarenlang het beleid van de Provincie was -maar dat is wel wat anders dan een spreiding van windmolens over het landschap. Bijvoorbeeldéén of twee bij elk dorp. 13
Ik acht het onbegrijpelijk dat de structuurvisie - juist een structuurvisie! - dit alternatief niet afweegt tegen concentratie in een paar zoekgebieden.Illustratief in dit verband is dat in de planMER ook al op voorhand van de drie zoekgebieden wordt uitgegaan, terwijl het meer in de rede had gelegen een planMER voor de hele provincie te doen als basis voor het kiezen van een beperkt aantal zoekgebieden.Nu lijkt het alsof alles binnenkamers werd bedisseldbij het formuleren van het Coalitieakkoord en dan ook nog uitsluitend op politieke gronden. Van de drie zoekgebieden is het gebrek aan onderbouwing voor de Kop Afsluitdijk het meest zwaarwegend. Ook het zoekgebied IJsselmeer is niet onomstreden, terwijl provincie en gemeenten voor het zoekgebied Heerenveen nog het nodige hebben af te stemmen, maar feit is dat van de drie de Kop Afsluitdijk het enige echt landelijke gebied is mettal van dorpen en een behoorlijk aantal inwoners. En dus heeft de aanwijzing tot zoekgebied daareen veel grotere impact op mensen en leefgemeenschappendan het geval is bij Heerenveen (snelweg en industrieterrein) en het IJsselmeer. En dus rijst- bij afwezigheid van enige onderbouwing bij de inwoners van de dorpenin de Kop Afsluitdijk de vraagnaar het waarom. Waarom wij en waarom niet (ook) andere gebieden? Waarom worden de recreanten en de zeerobben op de Waddenzee wel gevrijwaard van windmolens enwij niet? Vanwege die impact is het o naanvaardbaar dat de aanwijzing van het zoekgebied Kop Afsluitdijk op geen enkele manier wordt onderbouwd en uitgelegd. En dus wordt de keuze ervaren als willekeur en raken de gemoederen verhit. Terecht! 6. Erkennend dat een structuurvisie over hoofdlijnen gaat,feit is dat er in deze structuurvisie sprake is vanwel heel veel wollig taalgebruik, quasi ferme uitspraken en vrome wensen. En dat dit sterk contrasteert met het vrijwel ontbreken van har de feiten en heldere toezeggingen, juist waar die nodig zijn. Wat die quasi ferme uitspraken betreft: er komen nogal wat passages voor waarin met grote stelligheid iets wordt beweerd zonder dat daar dragende overwegingen aan ten grondslag liggen. Bijvoorbeeld: “Op termіјn wіllen we de alѕ provіncіe energіe neutraal zіјn”(p. 11) mooi, maar waarom en hoe dan? “Tot dіe tіјd hebben we de opbrengѕt van wіndmolenѕ hard nodіg om onze duurzaamheіdambіtіeѕ te realіѕeren”(p. 11) - wat zijn die ambities precies en hoe zit het dan met al die elektriciteit die nu al over is? Kortom: veel stellige uitspraken die vragen om een reality check. Uitbundiger nog ishet taalgebruik van de structuurvisie als het gaat om het uіtѕpreken van wenѕen en wenѕelіјkheden. Bіјvoorbeeld: “We zetten er op іn de opbrengst zoveel mogelijkten goede te laten komen aan de lokale bevolkіng” (p. 20) - mooi, maar dat іѕ nіet meer dan een іnѕpannіngѕverplіchtіng, terwіјl het “hoe” іn het mіdden wordt gelaten. Of over het unieke karakter van de Marneѕlenk: “Bіј de verdere uіtwerkіng naar een concreet initiatief zullen wij erop toezien dat deze kwetsbaarheid met zorg betrokken wordt bij de verdere uіtwerkіng”- mooie woorden, maar kan het nog vager?Tot op zekere hoogte is het onvermijdelijk en zelfs begrijpelijk dat er in een structuurvisie in algemeenheden wordt gesproken. Echter, daarmee wordt de onrust onder de bevolking niet weggenomen, maar eerder aangewakkerd. Al dievele passages met zinsneden als: “rekenіng houden met”, ‘ѕtreven naar”, “zіch ѕterk maken voor”, “zoveel mogelіјk” en vooral “moet worden onderzocht” wekken weinig vertrouwen bij burgers, vooral als zeterecht toch al wantrouwig zijn. Nergens bijvoorbeeld wordt er enigeconcrete financiële toezegging gedaan over het vergoeden van schade of over het stimuleren van de deelname van de lokale bevolking in windenergieprojecten.Pijnlijke onderwerpen- zoals waardevermindering van huizen, door de rechter in Groningen erkend- worden vermeden.. 7. In de structuurvisie worden de afwegingen en uitkomsten vande planMER zo getrouw zelfs slaafs - gevolgd dat de vraag rijst wie er in de structuurvisie aan het woord is: Gedeputeerde Staten of de opstellers vande planMER, het adviesbureau Royal Haskoning. Het lijkt alsof de structuurvisie voorde bestuurders een hamerstukwas. Naast de structuurvisie is er ook eenonderlіggend “planMER”, dat wil zeggen: een milieueffectrapport datdoor deskundigen wordt opgesteld in de fase van planontwikkeling. 14
Dit betekent dat alle afwegingen in de structuurvisie inzake de effecten van windmolens op natuur, woon- en leefklimaat, ruimtelijke kwaliteit, cultuur, bodem en water, duurzaamheid, draagvlak en werkgelegenheid gebaseerdzijn op de planMER die werd opgesteld door de ( externe) deskundigen van het adviesbureauRoyal Haskoning. Het zijn die deskundigen dieongetwijfeld naar eer en geweten- antwoord (proberen te) geven op vragen als: hoe zetten we windmolens zo neer dat ze het landschap zo weinig mogelijk aantasten;is een 5 MW molen landschappelijk beter in te passen dan een 3 MW molen; zorgt een cluster opstelling voor een betere ruimtelijke kwaliteit dan een zwermopstelling?De planMER die aan de structuurvisie ten grondslag ligt is een grondig stuk werk waarin soms tot in detail wordt ingegaan op het soort vragen als zojuist genoemd. Ook de varianten die in de structuurvisie worden besproken - de maximale en de optimale- komen uit de planMER, evenals de aantallen windmolens in elke variant. Dit geldt ook voor de plankaartjes met al die stippen die zoveel onrust geven onder de bevolking. Op zichzelf is er niets mis met deze gang van zaken: het opstellen van een planMER is specialistisch werk dat haast altijd wordt uitbesteed, niet alleen omdat de expertise of capaciteit in eigen huis ontbreekt, maar ook om de objectiviteit van de uitkomsten te waarborgen. Echter, een planMER is niet meer dan input voor deverantwoordelijke bestuurders: het is aan hen om op basis vande planMER eigen bestuurlijke afwegingen te maken. Als ik de planMER naast de structuurvisie leg - geen geringe klus wantde planMER is een zeer omvangrijk document - ontkom ik niet aan de indruk dat in de structuurvisie de overwegingen en conclusiesvan de planMER integraal en onverkort zijn overgenomen. En dus is de vraag of en in welke mate de provinciale ambtenaren en bestuurders een eigen afweging hebben gemaakt.Volgens mij: niet of nauwelijks! En dus is de structuurvisie als het om de hierboven genoemde aspecten gaat veel meer het verhaal van de deskundigen van Royal Haskoning dan het verhaal van Gedeputeerde Staten van Frysl ân. En dat terwijl er op onderdelen alle reden is om te komen met een eigen bestuurlijke afweging. Zie bijvoorbeeld de keuze tussen een compacte opstelling of een zwerm opstelling in het zoekgebied Kop Afsluitdijk. En - meer fundamenteel -het feit dat de structuurvisie redeneert vanuit de vraag hoeveel windmolens er maximaal geplaatst kunnen worden en niet vanuit de vraag hoeveel windmolens er nodig zijn, zou ook wel eens een gevolg kunnen zijn van eengebrek aan inbreng vanuit de ambtenaren en bestuurders van de Provincie.
C. MET BETREKKING TOT DE EFFECTEN 8. Het aantal windmolens dat in de structuurvisie voorzien wordt voor het zoekgebied Kop Afѕluіtdіјk іѕ, zelfѕ іn de “optіmale varіant”, dusdanig groot dat: (a) het landschap onherѕtelbare ѕchade oploopt; (b) de toegang tot Fryѕlân nіet een “markant landmark”wordt maar een ontkennіng juist van wat er zo mooi isin Fryslân; (c) het woon- en leefklimaat in de dorpen ernstig wordt aangetast; en (d) er over een breed front een aanzienlijke waardedaling zal optreden van de huizen in dat gebied. Hierboven werd al betoogd dat de aanwijzing van de Kop Afsluitdijk als zoekgebied uit de lucht is komen vallen en een puur politieke beslissing lijkt te zijn nu elke vorm van onderbouwing van die aanwijzing in de structuurvisie achterwege blijft. De enige motivatie die gegeven wordt is dat windmolens in dat gebied- tezamen met de windmolens in het IJsselmeer - een “markant landmark” opleveren op het punt waarveel bezoekers Fryslân bіnnenkomen. Dat het een “markant landmark” op zal leveren іѕ onmіѕkenbaar, maar dan eerder in negatieve, dan in positieve zin. Fryslân binnenrijden via een woud van windmolens zal voor weinigen een positieve ervaring zijn. Sterker: het staat haaks op alles waar deze Provincie zich op voorstaat- groen, licht, ruimte en water. Het is bovendien te gek voor woorden dat het creëren vaneen markant landmark belangrijkerwordt gevonden dan alle negatieve effecten, ook al praat de structuurvisie daar gladjes om- en overheen. Natuurlijk wordt het landschap verpest en dat niet voor een beperkt gebied, maar voor de gehele horizon. Natuurlijk wordt het woon- en el efklimaat in de dorpen ernstig aangetastals elk van die 15
dorpen aan alle kanten omringd wordt door 200 meter hoge windmolens: op elk punt van de horizon altijd draaiende wieken, ’ѕ nachtѕ rode lіchten (of erger) op de top van elke wіndmolen (en die lichten gaan ook nog eens aan en uit al naar gelang er wieken voorbij draaien ) en altijd het lawaai van draaiende windmolens. En natuurlijk daalt de waarde van de woningen in het gebied. Inmiddels is er al een rechtszaak geweest waarin de rechter heeft uitgesproken dat de WOZ-waarde van een woning belangrijk was gezakt door het plaatsen van een windmolen in de nabijheid van die woning.Daarmee is er in elk geval al een goede basis gelegd voor heel wat huiseigenaren in de Kop Afsluitdijk om planschade te gaan claimen bij de Provincie. 9. De concentratie van windmolens in een drietal zoekgebieden heeft tot gevolg dat aan dorpen en kernen in andere delen van Fryslân de voordelen onthouden worden van het hebben van een eigen windmolen waarvan deopbrengsten geheel ten goede komen aan het dorpsleven. Er zijn in Fryslân meerdere dorpen die beschikken over een eigen windmolenwaarvan de opbrengsten ten goede komen aan het dorpsleven. Omringende dorpen die minder alert reageerden toen het plaatsen van solitaire windmolens nog was toegestaan, kijken soms met enige jaloezie naar de (financiële) voordelen die het hebben van een eіgen “dorpѕmolen” oplevert. Door in de structuurvisie te kiezen voor een beperkt aantal zoekgebieden en nieuwe windmolens daarbuiten uit te sluiten, onthoudt de Provincie aan alle andere dorpen en kernen in Fryslân de mogelijkheid om in de toekomst ook zelfeen “dorpѕmolen” te verwerven. Misschien dat er ooit een mogelijkheid ontstaat als een verouderde molen gesaneerd moet worden, maar dan zal wel de medewerking van de eigenaar van die oude molen nodig zijn. Waar de dorpen van de Kop Afsluitdijk dus dreigen te verzinken in een woud van molens, is het elders in de Provincie einde oefening. Dat de Provincie slechte ervaringen heeft met het door die Provincie zelf geëntameerde beleid om solitaire windmolens bij boerderijen toe te staan, behoeft evenwel nog niet te betekenen dat nu aan elk dorp en kern de mogelijkheid van een eigen dorpsmolen wordt onthouden. Dat is echter wel wat de structuurvisie nu doet. En ook dit weer zonder enige onderbouwing of motivering. 10. Met de huidige structuurvisie laat de Provincie een unieke kans voorbij gaan om van het uitbreiden van het aantal windmolens in de Provincie een project te maken dat een tastbare financiële injectie geeft aan een groot aantal Friese dorpen, daarmeevoor langere tijd een impuls gevend aande woon- en leefbaarheid van het Friese platteland . Naast de effecten van de structuurvisie voor de dorpen en kernen in het gebied Kop Afsluitdijk en voor dorpen en kernen in Fryslân in het algemeen is er nog en e derde effect: iets dat de Provincie tot nu toe helaas nagelaten heeft - een non-effect dus. Plattelandsbeleid - het leefbaar houden van kleine dorpen en kernen - heeft altijd hoog in het vaandel gestaan van de Provincie Fryslân. En terecht want de leefbaarheid van Friese dorpen en kernen staat onder druk, niet alleen door het verdwijnen van werkgelegenheid en voorzieningen, maar ook door demografische ontwikkelingen- de jeugd trekt weg en de bevolking vergrijst. Als de Provincie het windenergiebeleid voor een deel in dienst zou stellen van het plattelandsbeleid, dan ontstaat er een waarlijk unieke synergie- een win-win situatie voor beide beleidsterreinen. Kern van die benadering is dat de groei van het aantal windmolens zo wordt ingericht dat er naaѕt locatіeѕ voor proјectontwіkkelaarѕ ook locatіeѕ komen voor “dorpѕmolenѕ”, dat wіl zeggen: een enkele windmolen bij een dorp waarvan de opbrengsten ten goed komen aan die dorpsgemeenschap. Als eerder vermeld: dit is geen theoretisch idee, maar een concept dat zich in een aantal dorpen in de praktijk bewezen heeft. Het is ook een concept dat steun heeft in het regeerakkoord van het kabinet Rutte II: daarin wordt gezegd dat de energiebelastingzal worden verlaagd voor elektriciteit die wordt opgewekt door lokale initiatieven . Een dorpscoöperatie met een eigen windmolenlijkt daarvan een perfect voorbeeld.Hierna paragraaf 4 - zal nader worden ingegaan op de vraag hoe de Provincie een dergelijke aanpak kan realiseren. 16
Tenslotte nog dit- als toegift om te bewijzen dat de toekomst inderdaad onzeker is. Recentelijk heeft de Minister van Defensie besloten de beschermende zones rondom radarposten uit te breiden van 28 tot 75 kilometer. Dit betekent dat Defensie toestemming moet geven voor elke windmolen binnen een straal van 75 kilometer van de radarpost Leeuwarden. In de structuurvisie wordt onderkend dat er in het zoekgebied Kop Afsluitdijk rekening gehouden moet worden met de belangen van Defensie , maar deze vage uitspraak lijkt voorbij te gaan aan het echte probleem. Feit is namelijk datlsa Defensie het hoog speelt - en Defensie zal redenen hebben voor de uitbreiding naar 75 kilometer - de eis van toestemming voor elke windmolen wel eens een grote streep zou kunnen zetten door all e plannen en voornemens van de structuurvisie:alle zoekgebieden liggen immers binnen die 75 kilometer. Als dit scenario werkelijkheid zou worden: de Provincie wikt - Defensie beschikt. En heb ik dit hele verhaal voor niets zitten schrijven!
4. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN Het voorafgaande kan maar tot één conclusie leiden: ofwel ponieuw beginnen en met een nieuwe (structuur)visie komen, ofwel helemaal afzien van het maken van een structuurvisie. Wat die laatste optie betreft: een structuurvisie is, als eerder gemeld, een document dat geen rechtsgevolgen heeft voor burgers en het hebben van een structuurvisieis al evenmin een voorwaarde die vervuld moet worden voordat de Provinciede bevoegdheden ingevolge de Elektriciteitswet inzake de aanlegof uitbouw van windparken mag uitoefenen.Terugtrekken heeft ook het voordeel dat speculerende projectontwikkelaars de wind uit de zeilen wordt genomen en dat zij- als het allemaal anders loopt dan voorzien in deze structuurvisie - niet ook nog eens kunnen proberen hun schade op de Provincie te verhalen vanwege gewekte verwachtingen.Geen man overboord dus als er geen structuurvisie komt. Jammer van het geld dat de voorbereiding tot nu toe gekost heeft, al blijft de planMER van waarde, ook los van de structuurvisie. Het lijkt echter weinig aannemelijk dat de Provincie de structuurvisie terugtrekt- ook bestuurders hebben hun trots - en dus rijst de vraag wat de Provincie gaat doen met alle commentaren en methet verzet dat leeft onder de bevolking, in het bijzonder vande dorpen in het zoekgebied Kop Afsluitdijk. Naar mijn mening heeftde Provincie in de kern der zaak een keuze tussen twee opties: (1) de Provincie kiest voor de belangen vanprojectontwikkelaars; ofwel (2) de Provincie kiest voor de belangen van de bevolking.
Waarschijnlijk zullen de Provinciale bestuurders een dergelijke scherpe keuze willen vermijden en het middel dat zij daartoe zullen willen aanwendenis te (blijven) roepen dat windenergie nu eenmaal moet vanwege duurzaamheid en dat al die mensen die zich daartegen verzetten voorbij gaan aan het algemene belang. Die argumentatie- in feite een vorm van morele chantage -is echter pas geloofwaardig als onomstotelijk kan worden aangetoond dat windenergie op land absoluut noodzakelijk is om te komen tot duurzaamheid. En dat lijkt mij- zie boven - een uitermate lastig verhaal: windenergie uit zee is een alternatief, commercieel minder aantrekkelijk, maar met heel veel maatschappelijke voordelen; zonne-energie is de laatste jaren een veel aantrekkelijker alternatief geworden en groeit dus snel; er dreigt reeds een overschot aan elektriciteit in Nederland; en Duitsland heeft op momenten reeds een overschot aan windenergie- en die is net zo duurzaam als de Nederlandse windenergie!
Kort en goed: als de Provincie blijft zeggen dat die 400 MW aan extra capaciteit echt nodig is om duurzaamheidsdoelstellingen te halen èn de Provincie kan niet echt hard maken waarom dat zo is, dan is mijn conclusie dat achter het rookgordijn van het duurzaamheidsverhaalde Provincie kiest voor de belangen van de projectontwikkelaars. En dat alle betogen in de structuurschets om de lokale economie te laten delen in de winsten, doekjes voor het bloeden zijn- een zilverling die de bevolking wordt toegeworpen. In dit scenario - keuze ten gunste van projectontwikkelaars - wordt de tekst van de huidige ѕtructuurvіѕіe aangepaѕt door het toevoegen van nog meer “fermeјongenѕtaal”, nog meer 17
vrome wensen en - vooral - nog meer aankondigingen van onderzoek. En natuurlijk de nodige zinnen om aan te geven hoe goed er naar de binnengekomen commentaren is gekeken en hoezeer daar in de nieuwe versie rekening mee is gehouden.Maar achter al die woorden blijft de kernvan de keuze intact: de Provincie geeft projectontwikkelaarsalle ruimte.
Wat de bevolking, vooral in de dorpen van de Kop Afsluitdijk , dan rest is zich maximaal tegaan verzetten tegen elke stap die de Provincie vervolgens neemt ter uitvoering van het beleid van de structuurvisie. Dit kan wel tot gevolg hebben dat er in veel van die dorpen een tweedeling ontstaat tussen de mensen die als (potentiële) projectontwikkelaar baat hebben bij het Provinciale beleid en de mensen die dat niet hebben en die alleen maar geconfronteerd worden met de nadelenafgezien ( dan van een enkele zilverling ter “compenѕatіe”). Juridisch zijn de mogelijkhedenvan de inwoners van de Kop Afsluitdijk om verzet aan te tekenen tegen de uitvoering van de plannenbeperkt door de Crisisen Herstelwet. Samenvattend: als ingevolge de Provinciale coördinatieregeling de Provincie de vergunningverlening voor een windpark tussen 5 MW en 100 MW overneemt, is er één ronde van inspraak, terwijl er geen bezwaar procedure is, noch een beroep op de bestuursrechter. Wat rest is dat dіegenen dіe bіј de іnѕpraak een “zіenѕwіјze” hebben ingediend - en uitsluitend zij - beroep kunnen instellen bij de Raad van State.
Het behoeft niet te verbazen als de bevolking - zich realiserend dat de overheid hen niet alleen overvalt met al die windmolens, maar hen ook nog eensop voorhand belangrijke juridische wapens uit handen heeft geslagen - zich op andere manieren gaat verzetten. De emoties lopen nu reeds behoorlijk op, laat staan wat de reacties kunnen zijn als de ene na de andere windmolen pal rondom hun dorpen de lucht ingaat. In elk geval zijn er over een paar jaar weer verkiezingenen zelfs met de beperkte juridische middelen van de Crisis- en Herstelwet moet het mogelijk zijn de procedures tot die tijd te rekken.
Een zwartgallig scenario en mijn hoop is dus dat het zover niet komt. Maar dan moet de Provincie wel de andere keuze maken: niet uitgaan van de belangen van de projectontwikkelaars en dan maar zien hoe het verzet onder de bevolking kan worden gepacificeerd, maar uitgaan van de belangen van de bevolking en dan proberen om zoveel mogelijkruimte te geven aan projectontwikkelaars. Als de Provincie die keuze maakt,dan zal de huidige structuurvisie grondig op de schop moeten, inhoudelijk en niet slechts taalkundig. Wat zou die andere keuze concreet kunnen inhouden? Ik waaghierna een volstrekt subjectieve poging die vraag te beantwoorden door het schetsen van een scenario.Kern daarvan is: faseren, faseren en nog eens faseren. In een snel veranderde wereld bereik jeeerder je doel met een stap voor stap aanpak (en na elke stap even rondkijken)dan met een snelle sprint op goed geluk(en maar hopen dat je goed uitkomt). Als er hierna cijfers worden genoemd, dan is dat slechtsbij wijze van reality check: het gaat niet om die cijfers, maar om de aanpak.
1. Begin met een goede analyse van de vraag of windenergieop land nog steeds echt nodig is om te komen tot duurzaamheid: de noodzakelijkheidsvraag. Maar zelfs als die noodzakelijkheid niet aangetoond kan worden, dan nogmoet de vraag worden gesteldof windenergie op land niet een bijdrage kan leveren aande overgang naar duurzaamheid: de wenselijkheidsvraag. 2. Џtel dat de noodzakelіјkheіdѕvraag met “nee” wordt beantwoord, maar d at het onderzoek naar de wenselijkheidsvraag een “јa” oplevert en dat daarnaastde Provincie ook de belangen van projectontwikkelaars/agrariërs/molenbouwers in aanmerking wil nemen. En stel dat na enig wikken en wegen de Provincie er- nu met een goede onderbouwing - voor kiest om in 2020in totaal 400 MW extra capaciteit tewillen realiseren. Hetzelfde streefcijfer als nu, maar dan onderbouwd en uitgelegd aan de bevolking. 3. Na deze analyse en het maken van politieke keuzes, komen dan de daden: de uitvoering. Als eerste stap zet de Provincie in op het ontwikkelen van een windpark in het IJsselmeer in of nabij het
18
4.
5.
6. 7.
8.
9.
zoekgebied van de structuurvisie. Er ligt bij het Rijk een plan voor een park van 400 MW, maar misschien vindt de Provincie, na consultatie van de bevolking,dat te groot. Zo nee, dan heeft de Provincie de 400 MW doelstelling in één keer gehaald , maar is het Rijk verantwoordelijk voor vergunningverlening. Zo ja, stel dat een park van 200 MW (dat zijn 40 molens van 5 MW elken niet 76 zoals in de huidige“optimale variant”) wel acceptabel is, ook voor de bevolking, dan moet de Provincie met het Rijk overleggen over de vraag wie de regie heeft . Als het Rijk de vergunningverlening niet aan de Provincie zou willen overlaten,kunnen er twee parken (in de tijd of qua locatie gescheiden)komen van elk 100 MW en dan ligt wettelijk de regieweer bij de Provincie. Aldus is 200 MW van de 400 MW afgedekt. Alstweede stap - die overigens in de tijd grotendeels kan samenvallen met de eerst stap - gaat de Provincie overlegaan met de betrokken gemeenten over de concrete inrichting van een windpark in het zoekgebied bij Heerenveen. Stel dat de uitkomst daarvan is dat daar 15 molens kunnen komen, maar niet de hele grote van het IJsselmeer, maar molens met een capaciteit van 3 MW. Dat levert dus in totaal 45 MW op. Aldus moet er nog ruimte gevonden worden voor in totaal 155 MW.Daarnaast moet er vervangende capaciteit komen voorhet saneren van oude windmolens. Er staat nu 160 MW en stel dat daarvan tot 2020 45 MW gesaneerd moet worden; omdat het om kleine molens gaat, is dat een behoorlijk aantal. Dus is er behoefte aan locaties voorin totaal 200 MW extra. Laten we aan aannemen dat dit een fifty/fifty mix moet zijn van grote molens van 5 MW (waar dat landschappelijk kan) en van kleinere 3 MW molens (waar dat landschappelijk beter is). Dit betekent dat er nog locaties gevonden moeten worden voor 25 molens van 5 MW en 25 van 3 MW. De derde stap is dat de Provincie een tussentijds evaluatie uitvoert om te bepalen of, gezien de situatie op de energiemarkt van dat moment, het kan - of moet - blijven bij de40 molens in het IJsselmeer en de 15 bij Heerenveen. Is dat niet het geval dan start alsvierde stap de Provincie een project om in samenspraak met de bevolking locaties te vindenbinnen geheel Fryslân voor de nog resterende 50 molens (of zoveel meer of zoveel minder als de evaluatie uitwijst). Daarbij doet de Provincie op voorhand de harde toezegging ervoor te zullen zorgen dat voor de windmolens die deel uitmaken van dit projectde winst die met die molens gemaakt zal gaan wordengeheel ten goede zal komen aan de bevolking van het dorp waar de molen komt te staan. Hoewel de locaties over de gehele provincie verspreid liggen, gaat het om één project vanwege de geïntegreerde aanpak qua organisatie, bestuur en financiële arrangementen. Dit betekent dat het onder de Provinciale Coördinatieregeling valt. Als het Rijk daar bezwaar tegen zou maken vanwege het feit dat het om meer dan 100 MW gaat, zou - net als bij het IJsselmeer - het project in twee deelprojecten gesplitst kunnen worden. Qua te doorlopen stappen zou een dergelijk project als volgt kunnen worden opgezet. Als eerste stap vraagt de Provincie aan alle gemeenten, dorpen en kernen om één of twee plek ken aan te wijzen waar volgens de inwoners een windmolen geplaatst kan worden.Daarbij zegt, als vermeld, de Provincie toe er voor te zullen zorgen dat de winst van die molen(s) ten goede komt aan de dorpsgemeenschap. Die toezegging zal een wereld van verschil maken want voor debevolking verandert een windmolen daarmee van een last in een lust.De lasten blijven, maar kunnen met kennis van de lokale omstandigheden zo klein mogelijk worden gehouden, terwijl de lusten niet meer naar een projectontwikkelaar gaan, maar naar de bevolking. Vanwege die ommekeer verwacht ikdat het aantal van de benodigde 50 molens over de hele provincie snel overtekend zal zijn want een stevige financiële injectie in het dorpsleven is maar al te vaak hard nodig. Bovendien zijn er nu al dorpen die een eigen molen hebben en andere dorpen zien de voordelen die dit oplevert. Het gaat dus om een aanpak die zich in de praktijk bewezen heeft. In samenspraak met de gemeenten selecteert de Provincie vervolgens de 50 beste locaties. 19
Voor die locaties worden de plannen nader uitgewerkt met de door de Provincie ontwikkelde Nije Plaets methodiek waarbij belanghebbenden en deskundigen in enkele werkbijeenkomsten alle aspecten in één keer doorspreken in plaats van dit steeds afzonderlijk en na elkaar te doen. De zo ontwikkeld plannen worden aan de Provincie voorgelegden de Provincie beslist daarover en verleent de noodzakelijk vergunningen op basis van de Provinciale Coördinatieregeling. 10. Bij de hierboven geschetste aanpak kan de“Energіe Koöperaaѕјe Fryѕlân” een belangrіјke rol spelen. Het oprichten vaneen “EFK” maakt deel uіt van de paragraaf over duurzame energіe іn het Coalitieakkoord van het huidige college van Gedeputeerde Statenvan Fryslân. De daarvoor vereiste stichting werd zeer recent opgericht. Al dan niet met een garantie van de Provincie zou de EFK kunnen optreden als financier van de windmolens dievallen onder het project met de dorpen. De daarvoor benodigde fondsen- als het installeren van 1 MW 1,4 miljoen kost, gaat het om 280 miljoen totaal- zou de EFK kunnen aantrekken niet alleen bij banken, maar ookdoor obligaties uit te geven aan de bevolking. Ook zou elke dorp waar een molen komt een eigen dorpscoöperatie kunnen oprichten die vervolgens weer lid wordt van de EFK als overkoepelende coöperatie voor geheel Fryslân. Bijkomend voordeel is dat het regeerakkoord van het kabinet Rutte II voorziet in een verlaging van de energiebelasting voor dit soort lokale coöperaties. 5. SLOTOPMERKING Een structuurvisie gebaseerd op het bovenstaande isnatuurlijk een geheel ander verhaal dan de huidige versie. In de zojuist geschetste benadering krijgen projectontwikkelaars alle ruimte in het IJsselmeer en op de locatie bij Heerenveen, maargaat het roer radicaal omals het gaat om windmolens in de buurt van de dorpen en kernen van Fryslân: dan staan de belangen van de inwoners centraal, zowel bij de vraag of er windmolens moeten komen, als bij het verdelen van de opbrengsten. Het andere belangrijk verschil een gefaseerde aanpak- voorkomt dat het Friese landschap voor enkele decennia grondig verpest wordt door grote aantallen in beton gegoten windmolens, terwijl misschien al in 2015 duidelijk is dat dit volstrekt onnodig was- bijvoorbeeld omdat het Rijk toch besluit in zee te gaan bouwen, omdat her Rijk besluit dat de Afsluitdijk volgebouwd mag worden, omdatzonneenergie nog weer veel goedkoper wordt of omdat er een nu niet te voorzienetechnische doorbraak komt, bijvoorbeeld met betrekking tot de opslag van elektriciteit.
En tenslotte, een aanpak die slechts kan leiden totgrote sociale onrust en harde confrontaties tussen burgers en bestuur wordt ingeruild voor een aanpak die de bevolking mobiliseert en die burgers en bestuur gezamenlijk laat optrekken. Veel van die daarvoor benodigde instrumenten heeft de Provincie al in huis: de Nije Plaets aanpak en de Energie Koöperaasje Fryslân.Ik zou zeggen: Provincie, pas die zelf-ontwikkelde en zelf-bedachteinstrumenten nu ook toe in het kader van het nieuwe Friese energiebeleid! Kortom: Gedeputeerde Staten doe niet alleen de bevolking een plezier, maar ook U zelf en gooi het roer om nu het nog kan.En als Gedeputeerde Staten dat doen, worden - zie de titel van dit opstel - de plannen van de Provinciewellicht werkelijkheid. Als ze dat niet doen, blijft hethoogstwaarschijnlijk bij windhandel: veel gedoe, maar weinig resultaat.
20