Darius Dhlomo
Wim Coster & Ben Siemerink Darius Dhlomo Voetballer – bokser – muzikant – activist
Uitgeverij De Arbeiderspers / Het Sporthuis Amsterdam · Antwerpen
Redactie en uitgever hebben de grootste zorgvuldigheid betracht bij het achterhalen en regelen van de rechten op het beeldmateriaal. Diegenen die menen toch nog rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich wenden tot de uitgever. Copyright © 2010 Wim Coster & Ben Siemerink Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van bv Uitgeverij De Arbeiderspers, Herengracht 370-372, 1016 ch Amsterdam. No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means, without written permission from bv Uitgeverij De Arbeiderspers, Herengracht 370-372, 1016 ch Amsterdam. Omslag: Jan van Zomeren isbn 978 90 295 6724 4 / nur 480 www.arbeiderspers.nl www.uitgeverijhetsporthuis.nl
Inhoud
Warming-up 9 [i] in zuid-afrika In Baumannville in Durban 14 Trotse Zulu 17 De Dhlomo-clan 19 Rolmodellen 21 ‘Man of many talents’ 25 Voetballer 26 Bokser 31 Muzikant 33 Onderwijzer en jeugdwerker 34 Ondertussen in Almelo 39 Schier eindeloos wachten 43 [ii] in almelo en verderop ‘Wit van de mensen’ 52 Op het veld 53 ‘Wandelende kermis’ 57 Zeeën van tijd 58 Kleur op de groene velden 67 Mokone vertrokken, Zuma gekomen, Dhlomo gebleven 70 In de muziek 71
Heracles, Hercules, Huizenaar 73 Het laatste jaar bij Heracles 86 1961-1962: in Arnhem bij Vitesse 89 1962-1963: in Enschede met Abe bij de Boys 92 1963-1964: in Delft bij dhc 98 1964-1965: in Hengelo bij Tubantia 100 Ondertussen in Zuid-Afrika [1] 103 [iii] thuis in twente Meisjesdroom 108 Huwelijk 110 Reacties 113 Gescheiden wegen 114 [iv] aan het werk Geregeld leven in Hengelo 119 Tussenstation Dieren 122 Zwarte Klaas in Drenthe 123 Terug in Enschede 124 [v] darius weet wat swing is Rasentertainer 130 Oogcontact 133 [vi] activist en politicus Backbencher in de politiek 142 Ondertussen in Zuid-Afrika [2] 146
[vii] terug naar zuid-afrika Heldenstatus 157 De twijfel knaagt 159 Te veel veranderd 161 Betrokken op afstand 162 Ekusizaneni Children’s Home 165 [viii] uit de schaduw, in de schijnwerpers Bruggenbouwer 168 Serieus met een kwinkslag 169 Schaduwen dienen zich aan 173 Ondertussen in Zuid-Afrika [3] 174 Geheugen 175 Eens een entertainer... 179 Leraar 182 ‘He’s a legend!’ 186 Coolingdown 189 Literatuur 195 Overige bronnen 196 Illustratieverantwoording 197 Dank 198
Warming-up
December 2000 In de openingsscène van de film De Zwarte Meteoor, naar het gelijknamige boek van Tom Egbers uit 1995, vertolkt Darius Dhlomo de rol van dokter Steve Mokone. De hoofdpersoon, na vele omzwervingen en studies werkzaam in een Amerikaans ziekenhuis, beleeft door een nieuwsbericht een flashback naar zijn jaren als voetballegende bij Heracles in Almelo. De rol staat model voor de bekendheid van Darius ná het boek. Negen van de tien keren is de vraag, als het over hem gaat: ‘Is dat niet die voetballer waar Tom Egbers...?’ Nee dus! Het verhaal over Darius is juist níet ‘het verhaal van de man die Heracles kampioen maakte en daarna spoorloos verdween’. Darius heeft in Twente, in Nederland en in Zuid-Afrika een geheel eigen en veel langere geschiedenis. Die geschiedenis is lang onderbelicht gebleven door de slagschaduw die Studio Sportpresentator én Heraclied Tom Egbers opwierp met de welhaast mythische proporties die hij Steve Mokone aanmat als ‘zwarte meteoor’. Tom Egbers, zo zegt de flaptekst van de filmeditie van zijn boek De Zwarte Meteoor, ‘hoorde zijn hele jeugd verhalen over de legendarische Steve Mokone’. Hij werd, als telg van een slagersfamilie, geboren in de Almelose Bloemenbuurt in het jaar dat Mokone naar Heracles werd gehaald. Vader Jan Egbers bouwde de sla9
gerij aan de Rietstraat uit en begon een supermarkt in de Aalderinkshoek. Egbers’ Engelse moeder Josy Duffy wist de supermarkt na het vroege overlijden van haar man draaiende te houden. Zij was al even sportminded als zijn vader. Ze zat bij Heracles op de tribune en leefde met de club mee in voor- en tegenspoed. Vele jaren later ging Egbers op zoek naar het verhaal achter de voetballer en hij schreef er een meeslepend boek over. Van een collega had hij namelijk een ingekleurde plaat gekregen van zijn favoriete voetbalclub, uit het seizoen 1958-1959. ‘Tussen al die beresterke boerenzonen stond een kleine donkere man. Dat was, dat moest wel...’ Inderdaad, het was Steve Mokone. Het boek uit 1995 werd een succes en leidde in 2000 tot een film van Guido Pieters, met Darius Dhlomo naast onder anderen Gijs Scholten van Aschat, Peter Tuinman en Thekla Reuten. In het jubileumboek De Tweekleur Omhoog, waarin journalist Albert Vondeling de geschiedenis van 101 jaar Heracles in de periode 1903-2004 beschrijft, worden aan Darius vijf pagina’s gewijd. Zijn jaren bij Heracles worden daarin kort, maar krachtig en prachtig, samengevat en besluiten met de zin: ‘De jaren in Almelo blijven voor Dhlomo voor altijd het “turning point” in zijn leven: ze hebben zijn hart zwart-wit gekleurd.’ Het hoofdstuk in dit boek vormt weer de aanleiding voor een plaats in de tentoonstelling ‘Echte Helden, 100 jaar sportgeschiedenis van Overijssel’, ter gelegenheid van de uitbreiding van het Historisch Centrum Overijssel in mei 2006. Darius is een van de twaalf Overijsselse sporthelden die daarbij centraal staan. Eén voor de negentiende eeuw, tien voor de decennia van de twintigste eeuw en Erben 10
Wennemars als vertegenwoordiger van de eenentwintigste eeuw. En zo krijgt Darius een plaats te midden van legendes als onder anderen Beb Bakhuijs, Han Hollander, Reinier Paping, Hennie Kuiper, Nico Rienks en Ellen van Langen. Ook van Darius wordt ter gelegenheid van de tentoonstelling door beeldend kunstenares Rana Berends een schilderij gemaakt, dat weer wordt opgenomen in een speciale sportkalender. Darius stráált, en niet alleen op de kalender. Hij is aanwezig als Erica Terpstra, voorzitter van noc*nsf, de tentoonstelling in Zwolle opent en kan het onmiddellijk uitstekend met haar vinden, zoals al blijkt tijdens de aanloop. Voor elke sportheld wordt door de muziekgroep Firma Weijland een couplet van het speciaal gecomponeerde lied ‘Echte Helden’ gezongen. Darius geniet met volle teugen. Och, Darius Dhlomo, u hoort bij mij! Uw linker is machtig, past zo heel goed bij die van mij. En uw zingen in jazzakkoorden kan mijn oren bekoren. Uw groot zwart-witte hart klopt voor ’n mens en de stad! Als het couplet over zijn heldendaden ten einde is, staat hij op en loopt als vanzelf op Hare Erica toe. Zij drukt hem aan haar boezem en roept in de microfoon: ‘Darius, ik ken je nog maar net, maar ik hou nu al van je!’ De tentoonstelling vormt ook weer de aanleiding voor een biografie. Wim Coster is nauw betrokken ge11
weest bij het maken van de tentoonstelling. Hij heeft Darius uitgekozen als een van de twaalf ‘Echte Helden’ en vat het plan op een boek over hem te gaan schrijven. Ben Siemerink kent Darius al uit de jaren negentig, als journalist van De Twentsche Courant. Hij loopt rond met hetzelfde idee en als hij hoort van de plannen voor een boek, besluit hij te gaan bellen. De beide toekomstige auteurs van het boek zijn het er binnen vijf minuten na de telefonische kennismaking over eens dat ze het boek maar sámen moeten gaan schrijven. Aldus geschiedt. Het leidt tot talloze, vaak verrassende en soms voorspelbare gesprekken met Darius. Eerst aan de keukentafel bij hem thuis aan de Welnahorst in Enschede, steevast met allerlei lekkernijen die hij in huis heeft gehaald. De gesprekken leiden ook tot de, eerst nog voorzichtige, constatering dat zijn geheugen hem soms aardig in de steek begint te laten. Maar vaak ook weet hij te verbazen als hij komt met details, die gegrift staan op zijn rijk gevulde harde schijf. Zijn plakboeken komen tevoorschijn, vol knipsels en foto’s uit zijn Zuid-Afrikaanse tijd, opgeborgen in het kleine koffertje waarmee hij naar Nederland kwam. Er zijn ook knipsels van zijn jaren in Nederland, grote interviews, zoals dat in de Katholieke Illustratie in 1961 of met Johan Derksen in Sport International in 1983, videobanden met optredens bij Sonja Barend, Karel van de Graaf, Jules Deelder of in de toneelversie van De eerste neger, het boek van Rudie Kagie, tal van actualiteitenprogramma’s en artikelen in de regionale kranten. Sporen uit het rijke leven van een voetballer, bokser, muzikant, activist: van een entertainer met een verhaal. 12
[i] In Zuid-Afrika
Darius Themba Mfana Dhlomo gaat hij heten, het zesde kind in het gezin van een zwarte autospuiter en een wasvrouw, geboren op 9 augustus 1931 in Durban, ZuidAfrika. Vader en moeder Dhlomo doen er alles aan om hun kinderen vooruit te helpen in de wereld. Vader Elias werkt in een garage en staat ook, net als het hele gezin, thuis aan de tobbe, om zo wat extra’s te verdienen door de was te doen voor blanken. Thuis wordt Zulu gesproken, maar moeder Paulinah Sitole heeft zichzelf Engels geleerd, vooral om gemakkelijker contacten te kunnen leggen. Ook met blanken, want daar kunnen haar kinderen, hoopt ze, later misschien weer hun voordeel mee doen. De Dhlomo’s hebben het geluk, dat ze terecht zijn gekomen in een gedeelte van de stad met eenvoudige arbeidershuisjes die schoon en licht zijn en zelfs voorzien van stromend water en een wc in de tuin. Deze wijk, Baumannville in het centrale deel van Durban, vormt een betrekkelijke oase in de grote havenstad van de provincie Natal, het latere KwaZulu Natal, aan de Indische Oceaan. Een lutherse dominee zwaait de scepter in deze bijzondere wijk en drukt ook zijn stempel op het gezin Dhlomo. Bijvoorbeeld als het gaat om de naamgeving van de kinderen. De man is ooit onder de indruk geraakt van het verhaal over de Perzische koning Darius die vijf eeuwen vóór het begin van de christelijke jaar13
telling zijn rijk hervormde, maar wel de verschillende onderdelen ervan in hun waarde liet. Darius breidde zijn rijk naar het westen uit en drong zelfs door tot in Europa. Veel succes had hij daar overigens niet, want in 490 voor Christus werd hij door de Grieken verslagen bij Marathon. Op aanraden van de dominee krijgt het zesde kind van de Dhlomo’s bij de doop de naam van die vroege heerser in een verre wereld. Geen slechte keuze. Ook Darius uit Durban zal een organisator worden, heersen op verschillende terreinen – het veld, de mat, het podium – en zijn grenzen verleggen, tot in Europa. Hij laat er veel voor achter en moet tegelijkertijd accepteren dat hij ontworteld zal raken van zijn Zulu-achtergrond. Gelukkig kan Darius zijn Zulu-namen ‘Themba’ en ‘Mfana’ met zich mee blijven dragen. Ook die passen bij hem. Geloof, hoop en vertrouwen, vertalingen van het woord ‘themba’, zijn hem van nature eigen. Met die instelling stapt ‘mfana’ (jongen) Darius de wereld in. Als hij naar Europa vertrekt, is hij net 27 geworden.
In Baumannville in Durban Durban, de hoofdstad van de provincie Natal, telt in de jaren van Darius’ jeugd tussen de drie- en vierhonderdduizend inwoners. De stad is Engels georiënteerd vanwege de settlers uit het begin van de negentiende eeuw en werd in 1835 ook genoemd naar de Britse generaal Sir Benjamin d’Urban. Ongeveer een derde van de bevolking behoort tot de blanken, die bijna allemaal Europe14
se wortels hebben en verder zijn er Aziaten, zwarten en kleurlingen. In de voorstad Durban North mogen geen niet-blanken wonen en ook in het voorname Berea, gebouwd op de heuvels, zijn ze niet echt welkom. De havenstad aan de Indische Oceaan, in het zuidoosten van Zuid-Afrika, kent veel handel en industrie en is ook het spoorwegcentrum voor een wijde regio. Bovendien wordt Durban steeds belangrijker als badplaats, met name in het winterseizoen. Het klimaat is mediterraan. De zomer is er heet en vochtig, maar ondanks de malaria die er dan kan optreden, trekt de stad ook in die periode steeds meer bezoekers. In Durban, kortom, is altijd wat te doen. Een bijzonder gedeelte werd gevormd door de enclave Baumannville, gesticht in een moerasachtig gebied ten zuiden van de rivier de Umgeni, in de oostelijke Vlei, nog geen kilometer van de zee en vlak bij een vliegveld. Het gebied kreeg de vorm van een vijfhoek van iets minder dan veertig hectare groot, met aan de oostkant barakken die toebehoorden aan de uitgever van het Indian Magazine. In het zuiden stonden gebouwen van de spoorwegen, met opslagplaatsen voor steenkool; aan de westkant liep de spoorlijn naar het noorden en in het noorden lag een braakliggend stuk grond van de stad. Je kon er alleen komen vanaf de zuidkant, via de winderige Bulldog Road, en via het noorden, waar een weg vlak langs de gebouwen van de uitgever liep. Er woonden ongeveer achthonderd mensen. Ze vormden een eiland van Afrikaanse families, in een archipel van duizenden Indiërs en van Afrikaanse mannen die woonden in barakken eromheen, vooral aan de Somtseu Road. De stichting van Baumannville was een belangrijk 15
moment in de geschiedenis van Durban. De stadsbestuurders lieten daarmee zien dat ze zwarten accepteerden als stedelingen en niet langer als louter losse arbeidskrachten, die zelf hun onderdak maar moesten zien te vinden in allerlei primitieve bouwsels, overal buiten de stad. Het voordeel voor de gevestigde orde was bovendien dat de ongeregelde groepen mensen zo ook beter onder controle waren te houden. Eerst kreeg een grote groep ongetrouwde mannen een eigen plek, Somtseu geheten. Een paar jaar later, in 1915 en 1916, werden er op initiatief van het vooraanstaande gemeenteraadslid J. M. L. Baumann ook huizen gebouwd voor gezinnen. Het begin van Baumannville, zoals het eerste blok van 36 huizen en daarna ook de rest ging heten, lag vlak bij Somtseu. Het beleid van het stadsbestuur was erop gericht om hier, in hun ogen, fatsoenlijke gezinnen, die in verboden of overvolle gebieden woonden, te vestigen. Het ging meestal om mensen met enige opleiding, sommige waren leraar of vertaler, die, net als de christenen, gingen trouwen als ze een gezin wilden stichten. In 1928 stonden er 120 volledig ingerichte huizen. Later werden nog een kinderverblijf en een wasserij gebouwd. Hier en daar was een tuintje aangelegd. De eerste huizen werden gebouwd van rode baksteen; de latere waren wit, al bleven ze dat meestal niet lang, vanwege de dampen vanaf het spoorwegcomplex. In en door dit bijzonder stukje Durban wordt Darius gevormd. Hij gaat er zes jaar naar de lagere school en daarna naar de Inkamane, naar de middelbare school in Vrijheid, en volgt dan een vooropleiding om rechten te kunnen gaan studeren in Fort Harare. Omdat hier16
voor uiteindelijk het geld ontbreekt, besluit hij leraar te worden en hij gaat daarvoor naar het St. Francis College. Behalve zijn opvoeding en zijn opleidingen draagt Darius echter ook de lange traditie en de trots met zich mee van de Dhlomo’s, die behoren tot de Zulu’s.
Trotse Zulu In de omgeving van Darius wordt vaak verteld over Shaka Zulu (1778-1828). In de negentiende eeuw onderwierp deze roemruchte koning en militair leider de omringende volkeren, waardoor een tamelijk ontwrichte situatie ontstond en sommige volkeren, of delen ervan, wegvluchtten. De blanken waren in die tijd vooral actief aan de kusten, met uitzondering van de Kaapkolonie. Darius voelt zich aangesproken door de verhalen over Shaka’s gespierde torso, waardoor deze al op jonge leeftijd uitblonk in alle vechtsporten. Volgens de overlevering doodde Darius’ grote held, nog geen twintig jaar oud, met zijn blote handen zelfs eens een luipaard. Maar ook Shaka’s wil om te winnen en diens strategisch inzicht spreken hem aan. Het leven van Shaka Zulu werd flink geromantiseerd, al kostte de strijd vele honderdduizenden mensen het leven. Ook in de eigen gelederen vielen de nodige slachtoffers, want Shaka kende geen genade voor mannen die in zijn ogen laf waren geweest tijdens een gevecht. Als krijgsheer rustte hij zijn krijgers uit met wapens die pasten bij zijn ideeën. Hadden de Zulu-strijders aanvanke17
lijk grote schilden en meerdere speren – assegaaen – die ze van verre naar hun tegenstanders wierpen, Shaka rustte hen uit met slechts één, korte, steekspeer, zodat zijn krijgers altijd een wapen in handen hadden, terwijl hun tegenstanders met lege handen stonden nadat ze hun speer hadden weggeworpen. Die strategie dwong de Zulu-krijgers tot man-tegen-mangevechten en het nauwlettend bestuderen van de tegenstander. Door te kijken naar de stand van de voeten zochten ze naar de zwakke plekken in de verdediging. Shaka’s manschappen moesten hun leren schoeisel afzweren en lopen en vechten op blote voeten en zij droegen kleine schilden om hun snelheid en wendbaarheid te vergroten. Wie na een veldslag zonder speer terugkeerde, werd zonder pardon gedood. Darius neemt de verhalen over Shaka Zulu gretig in zich op en later probeert hij de levensfilosofie en de nieuwe gevechtsstrategieën van de grote Zulu-koning toe te passen in zijn eigen leven, vooral in de sporten die hij bedrijft. Als voetballer en bokser bestudeert hij nauwlettend het voetenwerk van zijn tegenstanders, waarmee deze hem – indachtig de krijgsfilosofie – hun zwakte tonen. Van Shaka heeft Darius ook de ijzeren wil om te winnen, maar altijd in de wetenschap dat je een gevecht of een wedstrijd kunt verliezen. En dat je van verliezen kunt leren door grondig te analyseren hoe het komt dat je hebt verloren. Maar het belangrijkste wat hij in zijn jeugd meekrijgt vanuit de Zulu-cultuur is respect en zelfrespect. Deze waarden worden gevoed door de rol die enkele leden van de familieclan spelen in het leven van zwart Zuid-Afrika. 18
De Dhlomo-clan In de ‘vallei van de duizend heuvels’ tussen Durban en Pietermaritzburg, waar de rivieren de Umgeni en de Msunduzi elkaar ontmoeten, vindt de later wijdvertakte Dhlomo-clan zijn oorsprong. De familienaam Dhlomo is ontleend aan een gebied in de vallei, genaamd eMakhabeleni. Letterlijk: plaats of huis van de Makhabela, ofwel Dhlomo. Daar, in een huis met de Zulu-naam Abendlu Encane, ‘Klein Huis’, legt de grootvader van Darius met zijn dertien vrouwen de basis voor de latere Dhlomo-clan. Zo baart de jongste vrouw MaGasa een zoon met de naam Elias, die later de vader van Darius wordt. Een van de oudere vrouwen baart twee zonen, die in de eerste helft van de twintigste eeuw zullen uitgroeien tot prominente leden van de Dhlomo-clan. Vader Elias en moeder Paulinah zijn beiden geboren in Kranskop, een heel klein plaatsje niet ver van Durban. Wanneer, dat weten ze zelf niet precies. Hun geboortepapieren zijn verloren gegaan, evenals de datum van hun huwelijk, ook in Kranskop. De vader van Elias is priester, zijn moeder is de tante van de befaamde componist Reuben T. Caluza. De vele kinderen van Darius’ grootvader gaan heel verschillende wegen. Werd Darius’ vader autospuiter, twee van zijn ooms, of eigenlijk halfooms, R. R. R. en H. I. E. Dhlomo, geboren in respectievelijk 1901 en in 1903, geven in de jaren veertig als journalist, schrijver en dichter voor het eerst een eigen, zelfbewuste stem aan de zwarte voorhoede van het moderne Zuid-Afrika. Deze Robert Dhlomo en zijn jongere broer Herbert Isaac Ernest groeien op in een nederzetting bij Pietermaritzburg, de toenmalige 19
hoofdstad en tweede stad van Natal, ten noordwesten van Durban. Ze komen terecht in een omgeving waarin muziek, literatuur en onderwijs een belangrijke rol spelen. Herbert is een multitalent. Tijdens zijn opleiding tot onderwijzer krijgt hij de smaak van het lezen te pakken. Shakespeare heeft zijn bijzondere belangstelling. Hij vertolkt diens stukken op het toneel, maar ontpopt zich ook als zanger, pianist en violist én als sportman. Met zijn broer Robert maakt Herbert, na een carrière in het onderwijs en het bibliotheekwezen, een tijdlang deel uit van de leiding van de Zulu-krant Ilanga Lase Natal, de Zon van Natal, in Durban, die later fuseert met The Bantu World in Johannesburg. Voor de krant schrijft Herbert onder meer essays over de overgang van de traditionele zwarte Afrikaanse cultuur naar de moderniteit. Reuben Caluza, een neef van Darius’ moeder, geldt daarbij als een rolmodel. Als deze in eigen land als gevierde Zulu-componist na een studiereis in Amerika terugkeert in Durban, is hij als musicus volledig ‘herboren’. Ver weg van zijn vaderland, studie makend van moderne compositietechnieken, heeft Caluza de rijkdom, de betekenis, de boodschap, de gevarieerdheid en het grote belang van de traditionele Afrikaanse muziekvormen opnieuw leren ontdekken. Herbert Dhlomo heeft een zwakke gezondheid en verblijft vanaf 1953 regelmatig in ziekenhuizen vanwege hartproblemen. Na een hartaanval komt hij op 23 oktober 1956 te overlijden. In zijn korte leven heeft hij zo’n vijftien toneelstukken, honderden gedichten en talrijke artikelen en essays geschreven. Geschriften, die onmiskenbaar hebben bijgedragen aan het zelfbewustzijn van 20
de generatie zwarte Zuid-Afrikanen die opgroeide in het midden van de vorige eeuw. Een generatie die zich uiteindelijk, mede geïnspireerd door mannen als Herbert en Robert Dhlomo, zal weten te bevrijden van het juk van de Apartheid. Voor Darius zijn het helden, die hem sterken in zijn zelfbewustzijn. In Baumannville vindt het gezin van de Dhlomo’s een bedding om zich te ontwikkelen en vooruit te komen in de wereld, al sukkelen vader en moeder Dhlomo regelmatig met hun gezondheid. Zij overlijden relatief kort na elkaar. Eerst, in 1948, vader Elias en daarna, in 1952, moeder Paulinah. De kinderen hebben dan al hun weg gevonden. De oudste drie zijn jongens. Cleopas werkt net als zijn vader in een autogarage. Levi wordt dominee. Harry is erg goed in zwemmen en cricket en wordt zwemtrainer. Na deze drie jongens worden er twee meisjes geboren, Irmgard en Myrna, die beiden werk vinden in de verpleging. Dan volgt Darius. Irmgard heeft al vroeg de rol van haar moeder aangevuld en overgenomen. Zij is de motor van het gezin en stimuleert haar broers en haar zus om opleidingen te gaan doen en kansen te grijpen.
Rolmodellen Dagelijks moet Darius als kind met zijn vriendjes lopend, dwars door een witte buurt, naar de zwarte lagere school. ’s Morgens heen, ’s middags weer terug. Het is de kortste weg. Waar wel een ‘prijs’ voor moet worden betaald. Voortdurend moeten de zwarte jongens zich de 21
pesterijen en soms ook handtastelijkheden van blanke jongens in de buurt laten welgevallen. Tot Darius er op een dag genoeg van heeft. Met zijn vaste groep medescholieren beraamt hij – naar zijn grote voorbeeld Shaka Zulu – een krijgsplan om in de tegenaanval te gaan. Als ze uit school de vaste route door de witte buurt naar huis nemen, verbergen ze heimelijk een houten knuppel onder hun kleding. Wanneer een groep blanke jongens hen zoals gebruikelijk opwacht vlak voor de grens van hun territorium om een robbertje te vechten, doen de zwarte jongens aanvankelijk net alsof ze op de vlucht slaan. Totaal onverwacht echter houden ze opeens de pas in, halen hun knuppels tevoorschijn en gaan in de tegenaanval. De overdonderde blanke jongens krijgen een flink pak slaag en blazen de aftocht. Voortaan kunnen Darius en zijn medescholieren ongehinderd en met opgeheven hoofd door vijandelijk gebied naar en van school. Hoe zelfbewust en zelfverzekerd hij ook is, hij heeft één grote angst: hij is doodsbang voor kikkers, nadat hij een keer opgesloten is geraakt onder een woning waar in een vochtige kelder tientallen van deze groene beestjes huizen. Die angst raakt hij nooit meer kwijt. Dat Nederland wel een ‘kikkerlandje’ wordt genoemd, weet hij echter niet zolang hij nog in Durban woont. Op aanraden van zijn moeder gaat Darius veel om met oudere vriendjes, omdat hij het juist met kinderen van zijn eigen leeftijd nogal eens aan de stok krijgt. Hij moet zijn agressie, of is het levensdrift, blijkbaar kwijt. Toch wordt later, als hij naam begint te maken als bokser, over hem gezegd dat hij vecht als een tijger maar dat hij buiten de ring nog geen vlieg kwaad zou doen. Met zijn vriendjes is hij regelmatig te vinden in het 22
buurthuis in Baumannville. Want de zwarte arbeiders krijgen niet alleen een fatsoenlijke behuizing, er wordt ook voor gezorgd dat zij en hun kinderen zich in hun vrije tijd kunnen ontspannen. Zo worden er films gedraaid – meest Amerikaanse muziek- en sportfilms – waaraan de zwarte jeugd zich kan vergapen. Zangers als Frank Sinatra en Bing Crosby spreken hem aan, al zoekt hij altijd, als vanzelf, naar een eigen interpretatie van hun songs. Boksers als de Engelse kampioen Freddy Mills spreken eveneens zeer tot zijn verbeelding. Zijn strenge boksleraar in Durban leert hem wat ‘the noble art of self-defence’ inhoudt: niet zomaar iemand in elkaar slaan, maar op een faire manier je tegenstander uitschakelen en zo jezelf en anderen laten zien wat je kunt. Het zijn echter vooral zwarte Amerikaanse zangers als ‘king of the juke-box’ Louis Jordan en Nat King Cole of de boksers Joe Louis en Joe Wallcot die rolmodellen worden voor Darius. Er gaat een wereld voor hem open. Zwarten, die sterren zijn! Helden, die respect afdwingen. Ook bij blanken. Niet met de nek worden aangekeken, vernederd en achtergesteld, zoals hij van kinds af aan vrijwel dagelijks aan den lijve ervaart. De films die hij ziet, laten hem niet alleen af en toe wegdromen uit de wrede werkelijkheid van de Apartheid. De helden van het witte doek laten hem ook zien dat het mogelijk is hier definitief aan te ontsnappen. Als hij net zo kan worden als zijn zwarte voorbeelden van het witte doek, dan zal hij door de blanken niet langer respectloos worden behandeld. Met name de vernederende behandeling van ouderen uit de zwarte gemeenschap door blanken ervaart Darius als onrechtvaardig. 23
Een jonge blanke kan een oudere zwarte afkafferen, zonder dat deze de kans heeft te reageren. Als een blanke en een zwarte elkaar op straat tegenkomen, is het vanzelfsprekend dat de zwarte uitwijkt. Als Darius onderweg naar school een oudere zwarte door een blanke met ‘boy’ hoort aanspreken, snijdt hem dat door de ziel. Hij is woedend als hij ziet dat een ‘black-man’ uren op een stoep moet zitten, omdat hij zijn identiteitspapieren niet bij zich heeft. Inwendig verzet hij zich tegen dergelijke toestanden. Maar ook in woord en geschrift. En in daad, als hij de kans krijgt. Ondertussen worden hem thuis wel waarden en normen als respect voor ouderen, zelfs voor je vijand, met de paplepel ingegoten. Want Afrikanen worden opgevoed met een sterk respect voor ouderen. Darius is zich er dus al op jonge leeftijd van bewust dat hij als lid van een vooraanstaande Zulu-clan de eer van de ouderen moet verdedigen. Openlijk verzet tegen het tot in de haarvaten van de Zuid-Afrikaanse maatschappij doorgedrongen Apartheidssysteem is nauwelijks mogelijk. Maar soms winnen trots en gevoel voor rechtvaardigheid het bij de Zulu-jongen Darius van wat zijn verstand hem ingeeft. Hij wordt overigens niet alleen beïnvloed door Amerikaanse voorbeelden. Zo speelt hij net als zijn jongste broer cricket, toch bij uitstek de exclusieve ‘witte’ sport van de Britse elite. Hij heeft bij de kenners een bijzondere reputatie als left-hand batsman en rechtshandige spinbowler. Dat hij als telg van een zwart geslacht van schrijvers, uitgevers en leraren cricket speelt, lijkt aan te geven dat de Britten de scheidslijnen van de Apartheid wat minder scherp trekken dan de Boeren elders in Zuid-Afrika. Toch geven sommige zwarten aan lie24