Met bonzend hart
Willem Nijholt Met bonzend hart Brieven aan Hella S. Haasse
Em. Querido’s Uitgeverij bv Amsterdam · Antwerpen 2011
Copyright © 2011 Willem Nijholt Voor overname kunt u zich wenden tot Em. Querido’s Uitgeverij bv, Singel 262, 1016 ac Amsterdam. Omslag Anneke Germers Omslagbeeld archief Willem Nijholt Foto auteur Manon Bruininga isbn 978 90 214 4014 9 / nur 301 www.querido.nl
Het kan zijn, dat iemand aan een gebeurtenis denkt en zich daarbij een weg herinnert. Geen complete weg, maar een deel, een stuk in het midden. Van het begin weet hij nog wel iets, maar van het einde is niets te zien, zelfs het einde van de wereld niet. A. Alberts, Een kolonie is ook maar een mens
Voor maatje
Cordelle, 3 juli 2004
Dag lieve Hella,
Nu ik de datum boven de brief tik realiseer ik me ineens hoe lang ik al niets van me heb laten horen. Le temps court (om het cliché maar eens wat minder afgezaagd te laten klinken) en ook dát besef ik ineens nu ik van mijn broer uit Australië een oud familiealbum heb toegestuurd gekregen. Kiekjes die al meer dan zeventig jaar ingeplakt zitten en vele verhuizingen over heel Java hebben overleefd. Mijn vader was sergeant-majoor instructeur en hopte van Gombong naar Sinkel op Atjeh; van Magelan naar Djokja, van Poerworetjo naar Malang tot aan Soemenep op Madoera toe en dat zijn dan nog maar een paar van de garnizoensplaatsen waar mijn moeder in een tijdelijk onderkomen haar hoed aan de kapstok hing en dan eerst door het huis banjerde op jacht naar schorpioenen en ander eng ongedierte dat, zoals je zelf wel weet, zo’n leegstaand huis in een mum van tijd was gaan bevolken – ik zie haar opeens weer met een schoen in de hand een hoek in vliegen en páts! ja hoor, dan klonk het ‘die doet ons geen kwaad meer’. En altijd Payeran, de oppas, erbij voor als er ’ns slangen aan het nestelen waren. Meestal was het zo’n keurig ‘lagere-standshuisje’ even buiten het centrum en niet te ver van de tangsi, maar vers witgekalkt en met iets van een tuin aan een weg met veel bomen, waar het ’s morgens en ’s namiddags lekker koel was en waar m’n vader dan na een dag drillen op het exercitieveld, fris gemandied en in pyjama wat heen en weer ging slenteren met m’n broer en mij. Er zit een kiekje bij waar ik altijd blij van werd als ik ernaar keek (vóór mijn broer in ’59 emigreerde en het album mee kreeg), niet omdat ik me die momentopname bewust kon herinneren – ik was nog een peuter en kon net lopen toen die foto werd gemaakt – maar omdat mijn vader daar met mij alléén op staat. Hij was meestal meer met 7
mijn broer (ik was nou eenmaal niet het dochtertje waar hij zo op gehoopt en eigenlijk op gerekend had). Ik loop daar op m’n blote kakkies en met een ernstige bolle toet in mijn tjelana monjet langs de camera bijna het kader uit; hij staat meters achter me, zoals hij altijd stond, linkerbeen naar voren, handen ontspannen langs het lijf. Zijn gezicht verraadt geen emotie, het kijkt toe. De weg is verhard en je ziet aan beide kanten hoge, slanke bomen. Duidelijk trekt de ondergaande zon nog wat vlekken licht over het asfalt met zich mee en in zo’n vlek komt een Javaan in het wit gekleed aangeslenterd. De achtergrond wordt ingevuld door een wit huis met zo’n driehoekig puntdak. Niet echt ’n vrolijk kiekje ontdek ik; op de achterkant staat in mijn moeders handschrift ‘onze kleine dikkie’ en ook dat doet een beetje pijn, want ik was het moederskindje en maatje is al zo lang dood. De symboliek in de foto zie ik nu pas. Ik ben altijd een beetje van mijn vader weggekropen en heb tegelijkertijd naar contact verlangd. Dat contact had hij met Jan wel, zijn eerste kind, dat niet anders dan een jongen kón zijn. Het zou na mij nog zeven jaar duren voor het meisje er kwam. Mijn zusje. Toen was Holland al in oorlog en gauw ook Indië en was hij weg en zaten wij in het kamp. En daar liep het album meteen zijn eerste beschadiging op toen de Jap bij ‘barang inspectie’ met schor gegrom de foto’s van mijn vader in uniform eruit scheurde. De restjes die zijn blijven plakken zijn er de littekens van. Maar wat zit ik je nu toch lastig te vallen met mijn herinneringen! Misschien omdat ik na zo’n eeuwigheid je bijna niet eens dúrf te vragen hoe het met je gaat, Hella. Ik heb het gevoel dat ik je verwaarloosd heb, maar ik heb zo’n onbarmhartig zware tournee achter de kiezen. Wel veel succes en volle zalen, maar vijf à zes voorstellingen in de week en geen prettige sfeer onderling, dat sloopt een mens. Daardoor kwam ik overdag tot helemaal niets. En nu zit ik wéér over mezelf te kakelen. Acteurs toch. Zo, en nu moet je weten dat ik heel vaak aan je denk en dat ik dan een kaarsje opsteek bij ‘Moeder Van Altijddurende Bijstand’ en al is het ’n soort afgoderij en zal het niets aan de loop van het lot veranderen, toch geeft het me een gevoel van iets 8