Wilde bijen in Amsterdam Zuid Een inventarisatie van wilde bijen in het openbaar groen van stadsdeel Zuid
A. Koster F.A.L. Nieuwenhuis
Augustus 2014 In opdracht van Gemeente Amsterdam, Stadsdeel Zuid
Woord vooraf (door Florinda Nieuwenhuis) Voor u liggen de resultaten van het onderzoek naar wilde bijen in Amsterdam Zuid. In dit onderzoek is door ecoloog en bijendeskundige Arie Koster geïnventariseerd welke bijensoorten in Zuid voorkomen en in welke getalen. Aanleiding van het onderzoek is de motie ‘Bijenlint en bijvriendelijk stadsdeel’ die in 2013 in de deelraad van stadsdeel Zuid is aangenomen. De motie roept op om in stadsdeel Zuid een bijenlint toe te passen en aandacht te besteden aan drachtplanten bij geveltuinen en parken in eigen beheer. Tevens roept de motie op bij het groenbeleid expliciet rekening te houden met drachtplanten zodat het aantal vlinders en bijen in stand blijven of verbeteren. Om het effect van deze motie te kunnen meten, is het nodig om te weten wat de huidige stand van zaken is. Koster heeft in 2000 al een inventarisatie naar wilde bijen in Amsterdam uitgevoerd. Door de resultaten van toen en nu te vergelijken kan een uitspraak gedaan worden over het gevoerde beleid van de afgelopen decennia. Tevens vormen de resultaten van nu een ijkpunt voor de motie. Waarom richt stadsdeel Zuid zich eigenlijk op bijen? Kort gezegd: bijen zijn goed voor mensen. Op regionaal en nationaal niveau zijn bijen van groot belang vanwege de bijdrage aan voedselproductie. Ruim 80% van de belangrijkste voedselgewassen is afhankelijk van bestuiving door bijen, waaronder fruit, groente en noten. Zonder bijen geen appels, aardbeien of koffie. Op lokaal (stadsdeel)niveau vertaalt het belang van bijen zich vooral in hun bijdrage aan de biodiversiteit en de kwaliteit van het groen. Ruim 80% van de bloemen en planten in de openbare ruimte, stadstuinen en parken is afhankelijk van bestuiving door bijen. Wilde bijen zorgen door kruisbestuiving voor een grote diversiteit aan bloemen en planten. Door deze diversiteit kunnen ecosystemen zich beter handhaven en zich aanpassen aan veranderingen. Bijen zijn bovendien belangrijk voor vogels en andere zoogdieren, doordat zij zelf gegeten worden en doordat zij vruchten- en zadendragende planten bestuiven. Foto: Honingbij op margriet (Florinda Nieuwenhuis)
Voor de kwaliteit van het openbaar groen zijn wilde bijen dus onmisbaar. Op haar beurt is het openbaar groen weer onmisbaar voor de stedelijke inwoners. Uit diverse studies blijkt de relatie tussen de gezondheid van inwoners van (hoog)stedelijke gebieden en hun gezondheid. “Mensen die in een groene omgeving wonen melden zich minder vaak bij de huisarts. Met name angststoornissen en depressies komen minder vaak voor in groene omgevingen. Maar ook andere gezondheidsproblemen als hoge bloeddruk, darmstoornissen en migraine doen zich minder vaak voor. Mensen in een groene omgeving zijn onder andere weerbaarder tegen stress (Alterra, 2009)”. Kleinschalig (buurt)groen heeft een positief effect op het sociale klimaat in een wijk. Buren ontmoeten elkaar vaker, maken makkelijker een praatje en spreken elkaar sneller aan. De sociale cohesie in de wijk gaat daarmee vooruit (Vreke et al, 2010). Bij ouderen blijkt dat het hebben van meer sociale contacten eveneens samenhangt met een kleinere kans op depressies en verlies van cognitieve functies (Gezondheidsraad 2004). Daarnaast blijkt dat een groener schoolplein leidt tot minder ruzie en minder pestgedrag onder schoolkinderen (de Vries et al, 2013). Wilde bijen en stedelijk groen vormen een mooie symbiose. Bijen dragen bij aan een grote variatie aan bloemen en planten. De ecologische kwaliteit van het groen wordt hiermee vergroot. Anderzijds blijkt de stedelijke omgeving steeds meer een uitvalsbasis te vormen voor wilde bijen. Ruim de helft van de bijensoorten staat op de rode lijst en is met uitsterven bedreigd. Maar waar de hoeveelheid wilde bloemen in het landelijke gebied achteruitgaat door monoculturen, intensivering en bestrijdingsmiddelen in de landbouw, groeit in het stedelijke groen juist de biodiversiteit door het
ecologisch beheer, maar ook door de gevarieerde geveltuinen en stadstuinen. En dit blijkt een zeer positief effect te hebben op bijenpopulaties (Koster, 2000). Samengevat kan worden gesteld dat bijen belangrijk zijn voor mensen. In directe zin vanwege de bestuiving van groente, fruit en noten. In indirecte zin vanwege de bijdrage van de bij aan de biodiversiteit. Groenelementen die goed voor bijen zijn, kenmerken zich door bloeiende bloemen, schone wateren en bomen die volledig tot groei en bloei komen. Kwalitatieve groengebieden, variërend van straatgroen, buurtgroen tot de grote parken, zijn weer van groot belang voor het welbevinden van de stedelijke mens. De bij is daarom een graadmeter voor onze leefomgeving. Een leefomgeving die goed is voor bijen, is gezond voor mensen.
Foto: Ecolint aan de Kalfjeslaan (Florinda Nieuwenhuis)
Inhoudsopgave 1. Inleiding 1.1 1.2
De functie van bijen Bijensterfte in Nederland
2. Levenswijze van wilde bijen 2.1 2.2 2.3 2.4
Bloembezoek Nestplaatsen Koekoeksbijen Vliegtijden en vliegperiode
3. Methode van onderzoek 3.1 3.2 3.3
Methode Onderzoekslocaties Periode van onderzoek
4. Resultaten van onderzoek 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9 4.10
Algemeen beeld wilde bijen in Zuid Kalfjeslaan Amsteldijk Van der Boechorsstraat Gijsbrecht van Aemstelpark Amstelpark Noordelijk talud Ringweg Zuid Vondelpark (met nadruk op Koeweide en ooievaarsreservaat) Beatrixpark inclusief Artsenijhof Sarphatipark
5. Conclusies en discussie Literatuurverwijzingen Bijlage 1: Overzicht waargenomen wilde bijen in Amsterdam Zuid Bijlage 2: Overzicht relevante drachtplanten en gidssoorten in Amsterdam Zuid
1. Inleiding 1.1.
De functie van bijen
Honingbijen Honingbijen zijn belangrijk voor de bestuiving van fruit, groente, kruiden, specerijen en noten. Ruim 80% van de belangrijkste voedselgewassen is afhankelijk van bestuiving door honingbijen. Honingbijen dragen daarmee voor grofweg een miljard euro bij aan de Nederlandse economie (Blacquière, 2009). In mindere mate dragen ook hommels en wilde bijen bij aan bestuiving van gewassen. Een afname van de bijenvolken kan daarom een groot probleem opleveren voor de landen tuinbouw. Deze bezorgdheid heeft wereldwijd en in Nederland tot verontrustende berichten in de media geleid (o.a. Zembla 24-01-2013, Trouw 7-8-2013). Wilde bijen Voor een goed functionerend stedelijk ecosysteem zijn bijen onmisbaar. Ruim 80% van de planten en bloemen is afhankelijk van bestuiving door wilde bijen. De aanwezigheid van wilde bijen levert een meer gevarieerde flora op. Doordat bijen ook zaden- en vruchtendragende planten bestuiven, zijn bijen ook onmisbaar voor vogels, insecten en andere zoogdieren die daarvan eten. Veel soorten insecten zijn op hun beurt ook weer voedsel voor vogels en andere dieren. Bijen zijn onmisbaar voor de biodiversiteit en gezonde ecosystemen. Biodiversiteit refereert aan het aantal soorten organismen in het landschap en in ruime zin ook aan de variatie in het landschap. Deze variatie vergroot de kans dat soorten zich kunnen aanpassen als een situatie ten nadele van de soort wijzigt. Bijen dragen niet alleen bij aan de bevruchting, maar door het overbrengen van genen van verschillende planten leveren ze een bijdrage aan genetische variatie en daardoor aan de vitaliteit van plantenpopulaties. Een hoog kwalitatief ecosysteem draagt weer bij aan de bodemvruchtbaarheid, preventie van overstromingen, waterzuivering, maar ook aan recreatie en toerisme.
1.2.
Bijensterfte in Nederland
Honingbijen Nationaal en internationaal is er grote bezorgdheid over de hoge percentages wintersterfte onder honingbijen volken. Het is normaal dat 8%van de bijenvolken de winter niet overleeft. De afgelopen jaren was dat in Nederland drie keer zo hoog. Na de winter van 2013 heeft 15% van de bijenvolken de winter niet overleefd. Dit is beter dan de jaren ervoor, maar het is nog te vroeg om van herstel te spreken. Afbeelding 1: Wintersterfte honingbijen in Nederland
Bron: Nederlands Centrum Bijenonderzoek
Massale wintersterfte bij bijen treedt steeds vaker op. Er is niet één afzonderlijke oorzaak die deze sterfte kan verklaren. Waarschijnlijk spelen meerdere factoren een rol: de achteruitgang van het areaal aan bloeiende planten de parasitaire varroamijt (Varroa destructor) de ziekteverwekker Nosema (Nosema ceranae) het gebruik van bestrijdingsmiddelen/gewasbeschermingsmiddelen genetisch gemodificeerde gewassen klimaatverandering het aantal professionele imkers dat steeds kleiner wordt en waarmee ook de kennis van het bijenhouden verdwijnt Wilde bijen Door de problematiek rondom de honingbijen, krijgt de situatie van de wilde bijen ook aandacht. In 2003 verscheen de Rode Lijst van de Nederlandse bijen. Op deze lijst zijn soorten geplaatst die in Nederland als bedreigd of verdwenen beschouwd worden. 56% van de (destijds) 338 uit Nederland bekende bijensoorten staan op deze lijst. Maar liefst 35 soorten waren sinds 1970 niet meer in ons land gevonden en 83 soorten staan als (ernstig) bedreigd te boek. In 2006 werd in wetenschappelijk tijdschrift Science een studie gepubliceerd naar de Nederlandse en Britse bijenfauna. Hieruit bleek dat de soortenrijkdom aan bijen in de meeste Nederlandse gebieden sterk afgenomen is. Ook bleek dat plantensoorten die door bijen worden bestoven sterker achteruit zijn gegaan dan andere plantensoorten. “ Ondanks de gaten in onze kennis is het duidelijk dat in sommige Europese landen en in vele landschappen er nu minder bijen en/of minder bijensoorten rondvliegen dan een jaar of 50 geleden” (Biesmeijer, 2012). Oorzaken voor de achteruitgang van wilde bijen zijn onder andere: Verarming van de flora. Het aantal plantensoorten en de dichtheid aan bloemen zijn afgenomen. Dit geldt met name voor het agrarisch gebied: intensivering en schaalvergroting van de landbouw hebben een sterke afname van bloemenrijkdom in het landschap tot gevolg gehad. Hierdoor kunnen bijen minder of geen voedsel vinden. Het landschap bevat minder kleine landschapselementen. Het Nederlandse landschap is uniformer en strakker ingericht, waardoor 'rommelige plekjes' verdwijnen en variatie in habitats verdwijnt. Doordat bijen afhankelijk zijn van een leefgebied waarin zowel de voedselplanten als de nestelgelegenheid op korte afstand van elkaar liggen, is deze insectengroep extra gevoelig voor versnippering van leefgebieden. Gebruik van bestrijdingsmiddelen in landbouw, maar ook in stedelijk gebied (openbaar groen en huishoudelijk gebruik); Afname van geschikte nestgelegenheid doordat er minder dood hout, riet of ander materiaal achterblijft in het openbaar groen of tuinen. Toch is het niet zo dat het alleen maar slecht gaat met wilde bijen. Zo blijkt dat de stedelijke omgeving juist steeds meer een habitat vormt voor wilde bijen. “In de jaren ’80 en ’90 was er in het algemeen sprake van een ‘nulsituatie’ voor wilde bijen in het openbaar groen. Wilde bijen kwamen niet of nauwelijks in het openbaar groen voor. Kruiden werden niet of nauwelijks getolereerd. Spontane ontwikkeling van planten werd met allerlei methoden en middelen tegengegaan. Verder is het niet uitgesloten dat wilde bijen nadelig werden beïnvloed door het gebruik van diverse pesticiden. Nestgelegenheid in de bodem, dood hout en plantenstengels waren zo goed als afwezig of zwaar verstoord; in de voortdurend omgewoelde bodems kregen bijen nauwelijks kans om te nestelen. In het overgrote deel van de particuliere tuinen heerste vaak dezelfde cultuur. Pas eind jaren ’90 en de jaren rondom de eeuwwisseling begon dit tij te keren. Veel gemeenten begonnen met het toepassen van ecologisch groenbeheer. Ook door de nodige bezuinigingen en groter besef van de negatieve gevolgen van chemische bestrijdingsmiddelen, werd het groenbeheer minder intensief en milieuvriendelijker” (Koster, 2000). In 2000 heeft Koster onderzoek gedaan naar wilde bijen in stedelijk groen. Uit dit onderzoek blijkt dat ecologisch beheer een van de belangrijkste factoren is voor de aanwezigheid van wilde bijen.
2. Levenswijze van wilde bijen (door Arie Koster) 2.1.
Bloembezoek
In Nederland zijn ongeveer 350 soorten wilde bijen waargenomen. Zeker eenderde van de soorten is zeldzaam. Tientallen soorten zijn ooit eens of enkele keren in Nederland waargenomen of komen alleen lokaal of regionaal voor. Bijen leven uitsluitend van plantaardige voedingsstoffen. Voor hun energiebehoefte gebruiken ze nectar en voor de larven verzamelen ze, met uitzondering van de parasitaire bijen, stuifmeel. Vooral voor het laatste zijn ze volledig afhankelijk van bloeiende planten. Dus zonder bloemen geen bijen. Veel soorten bijen vliegen op veel verschillende soorten planten. In het stedelijk gebied zijn dit zijn meestal de meer algemene bijensoorten. Ze zijn niet afhankelijk van één plantensoort en kunnen daardoor op veel plaatsen voorkomen. Sommige soorten bijen vliegen alleen op één bepaalde plantenfamilie, of zelfs plantengeslacht. Ook deze bijen hebben een zekere speling om bij het wegvallen van één van de soorten op een andere plantensoort te foerageren. De specialisten zijn het kwetsbaarst. Ze zijn van één of enkele zeer nauw verwante plantensoorten afhankelijk. Verdwijnt de plant dan verdwijnt ook de bij. Kwetsbaar zijn waarschijnlijk ook de soorten die in twee generaties vliegen. De eerste generatie vliegt in het voorjaar, de tweede in de zomer. In beide seizoenen moeten bloeiende planten aanwezig zijn. In ons intensief gebruikte en beheerde landschap is dat vaak niet het geval. 2.2.
Nestplaatsen
Behalve bloemen is ook nestgelegenheid van groot belang. De nestgelegenheid is zeer gevarieerd. Veel soorten bijen nestelen in open, onbegroeide zandige tot lemige, vlakke of iets hellende bodem, maar er zijn ook bijen die in steile kantjes nestelen. De nestholte graven ze dan zelf. In stedelijke beplantingen vliegen bijen, die zwaar met stuifmeel zijn beladen, frequent de beplantingen in; vrijwel zeker hebben ze op deze zwaar beschaduwde plekken hun nesten. Veel kleine bijen leven in holle stengels, of in allerlei gaatjes in muren en hout. Er zijn bijen die in gallen en slakkenhuizen leven. Wilde bijen nestelen niet uitsluitend in de openbare ruimte, er komen ook situaties voor waar openbaar groen grenst aan particuliere tuinen, waarin soorten in de bodem, in gaatjes en spleten van muren, in gaten van hout, bijv. schuren, rietmatten en schroefgaten van tuinmeubelen nestelen. De laatste jaren wordt er ook kunstmatige nestgelegenheid aan gebracht: nestkastjes met rietstengels, bosjes bamboestokjes en houtblokken met gaten van verschillende grootte. De diversiteit, dus het aantal bijensoorten hangt af van de plantensoorten, nestgelegenheid en het landschap. In een milieu of landschap dat erg eenvormig is, zullen geen of weinig bijensoorten voorkomen. In een tuin met allerlei soorten planten en allerlei nestgelegenheid kunnen op een kleine oppervlakte wel tientallen soorten wilde bijen aanwezig zijn. Bijen hebben ook plaatsen nodig om de paren. De mannetjes vliegen of zitten afwachtend op luwe en warme plekken zoals randen van beplantingen of ruige kruidachtige vegetaties, waaronder brandnetelbegroeiingen. De meeste wilde bijen leven solitair, maar enkele tientallen soorten leiden in meer of mindere mate een sociale levenswijze. Bij hommels is dat bij ruim 20 soorten het sterkst ontwikkeld. Net als bij Honingbijen is er een taakverdeling binnen het volk. Er is in ieder geval steeds een vrouwtje aanwezig dat de eitjes legt en er zijn werksters die voor het broed zorgen en voedsel halen. Bij solitaire bijen doet het vrouwtje alles alleen. 2.3.
Koekoeksbijen
Een groot aandeel van de bijensoorten zijn parasitaire bijen. Ze bouwen geen nest en kennen geen broedzorg, maar leggen hun eitjes bij andere bijen in het nest. Dit gedrag is te vergelijken met de koekoek die haar eieren bij zangvogels legt. Parasitaire bijen worden daarom wel koekoeksbijen genoemd. Het effect is dat het broed van de gastvrouw zich niet of slecht ontwikkelt. De aanwezigheid
van koekoeksbijen zegt ons iets over de kwaliteit van het ecosysteem. Koekoeksbijen kunnen pas tot ontwikkeling komen als de bijen waarvan ze afhankelijk zijn, in voldoende mate voorkomen. 2.4.
Vliegtijden en vliegperiode
Wilde bijen vliegen, net als vlinders, alleen als het mooi weer is. Het moet zonnig zijn en er mag niet te veel wind staan of als de zon ontbreekt, moet het zwoel weer zijn. Op zonnige en luwe plekken zijn ze het meest aan te treffen. In het vroege voorjaar vliegen ze vaak alleen op het middelste gedeelte van de dag bijvoorbeeld van 11.00 tot 16.00 uur. Op normale zomerse dagen vliegen ze meestal tussen 10.00 en 18.00 uur. Op echt warme dagen vliegen de meeste wilde bijen tussen 9.00 en 19.00 uur; enkele bijen gaan door tot ca. 20.00 uur. Hommels zijn vrijwel altijd aanwezig. Ze vliegen onder allerlei weersomstandigheden al bij ca. 8-9 ºC en bijna op alle soorten bloemen. Als het warm genoeg is vliegen ze tussen zonsop- en onsondergang. De eerste hommels, dat wil zeggen de koninginnetjes, zijn soms eind februari – begin maart al waar te nemen. Bij de andere wilde bijen vliegen enkele soorten vanaf half maart. Er zijn soorten die uitsluitend in het voorjaar vliegen, soorten die alleen in de zomer zijn waar te nemen en enkele soorten die ook in de vroege herfst nog op de laatste bloeiende planten zijn te vinden. Sommige bijensoorten brengen twee generaties per jaar voort: in het voorjaar en in de zomer. Tussen de twee generaties in kunnen deze soorten een korte periode afwezig zijn. Alleen hommels vliegen continu van het vroege voorjaar tot ver in de herfst (eind oktober). Ook dan hebben we te maken met koninginnetjes die op zoek zijn naar een plek om te kunnen overwinteren en op de laatste bloeiende planten nectar verzamelen. In dit onderzoek worden hommels vrijwel volledig buiten beschouwing gelaten. Sommige groefbijen met een sociale levenswijze hebben ook een vliegperiode van het voorjaar tot in het najaar.
Foto: Bloemrijke berm naast de werf van stadsdeel Zuid aan de Van Heenvlietlaan (Florinda Nieuwenhuis)
3. Methode van onderzoek 3.1.
Methode
Het onderzoek in Amsterdam Zuid heeft langs en in beplantingen, in grazige vegetaties (grasland en bermen) en in ruige vegetaties plaatsgevonden. De bijen zijn zoveel mogelijk per plantensoort verzameld. Dit gebeurde met een insectennet met een doorsnede van 36 cm. Het kwam ook geregeld voor dat bijen boven verschillende plantensoorten bleven vliegen. De soorten die hier zijn verzameld zijn niet gekoppeld aan een plant. De bemonstering heeft op zonnige dagen, tussen 10.00 en 18.00 uur (op de zomerse dagen van juli tussen 9-18.00) plaatsgevonden. Onder optimale omstandigheden, bij zonnig weer, weinig wind en een temperatuur tussen de ca. 15-23 graden krijgt men een redelijke indruk hoe het met de wilde bijen is gesteld. Voor de data van de bemonstering wordt verwezen naar bijlage 1 en 2. De determinatie heeft aan de hand van verschillende gespecialiseerde tabellen plaatsgevonden. 3.2.
Onderzoekslocaties
De volgende groene elementen in stadsdeel Zuid zijn geïnventariseerd: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Kalfjeslaan (vanaf de Amstel tot aan van der Boechorststraat) Kade van de Amsteldijk (vanaf de Kalfjeslaan tot aan Ceintuurbaan) Van der Boechorsstraat (vanaf de Kalfjeslaan tot aan Gijsbrecht van Aemstelpark) Gijsbrecht van Aemstelpark Amstelpark Noordelijk talud Ringweg-Zuid Vondelpark (met nadruk op Koeweide en Ooievaarsreservaat) Beatrixpark inclusief Artsenijhof Sarphatipark
Deze locaties komen overeen met de hoofdgroenstructuur van het stadsdeel. Afbeelding 2: Ecologische en hoofd groenstructuur Amsterdam
Bron: maps.amsterdam.nl
3.3.
Periode van onderzoek
De inventarisatie is in drie fasen verricht: begin april- begin maart midden juni tweede helft van juli.
Foto: Inventarisatie wilde bijen Amsterdam Zuid door A. Koster (Florinda Nieuwenhuis)
4. Resultaten van onderzoek 4.1.
Algemeen beeld wilde bijen in Zuid
In totaal zijn 42 wilde bijen in Stadsdeel Zuid waargenomen, exclusief hommels. Voor het totale overzicht, zie bijlage 1. Dat is aanzienlijk meer dan bij de inventarisatie van 2000. Toen waren in Amsterdam Zuid 24 wilde bijensoorten waargenomen. Soorten die in de eerdere inventarisatie niet of sporadisch zijn waargenomen, zijn nu duidelijk in de onderzochte landschapselementen aanwezig. Dit zijn: Behangersbijen, Maskerbijen, Wormkruidbij, Grote wolbij, Slobkousbij, Tronkenbij. Tronkenbij en de minder voorkomende Grote klokjesbij zijn ten opzichte van de landelijk verspreidingsatlas van 2012 (Peeters et al.) nieuw voor Amsterdam. Ook het aantal bijen per soort is aanzienlijk groter. Het aantal parasitaire bijen in Zuid is iets toegenomen: van 9 in 2000 naar 11 in 2014. In Amsterdam zijn sinds 1980 ca. 20 soorten parasitaire bijen (koekoeksbijen) waargenomen. In totaal is de wilde bijenstand van Amsterdam-Stadsdeel Zuid aanzienlijk verbeterd. Deze vooruitgang is voornamelijk toe te schrijven aan het minder intensieve beheer ten opzichte van 2000 en het terugdringen en uiteindelijk geheel afschaffen van het gebruik van de chemische onkruidbestrijding. In de landschapselementen of gedeelten daarvan waar integraal ecologisch beheer wordt gevoerd, is de wilde bijenstand extra toegenomen. Dit betreft de Kalfjeslaan, de Amsteldijk en de ecologisch beheerde gedeelten van het Vondelpark. Een aantal planten is van groot belang voor het overleven van bepaalde bijensoorten. Dit zijn de zogenoemde ‘gidssoorten’. Als deze planten verdwijnen, heeft de betreffende bij weinig kans op overleven. Een voorbeeld is de Grote kloklesbij die op een Akkerklokje vliegt of de Slobkousbij die op de Grote Wederik fourageert. In bijlage 2 is een overzicht gegeven van de belangrijkste bijenplanten in op de onderzochte locaties en zijn de gidssoorten aangegeven. 4.2.
Kalfjeslaan
De Kalfjeslaan is vanaf de Amstel tot aan de Van der Boechorststraat geïnventariseerd. Het betreft een lintvormig parkachtig landschapselement, met een grote structuurvariatie (habitatvariatie) en een grote floristische diversiteit. Er is een grote verscheidenheid van allerlei overgangen van korte grazige begroeiingen naar hoge kruidachtige vegetaties en houtige begroeiingen. Bijenplanten/drachtplanten zijn in het hele park dominant. Solitaire wilde bijen en hommels komen talrijk voor. Het hele park is een goed drachtgebied voor honingbijen. De beplanting wordt gekenmerkt door een diverse in het voorjaar bloeiende kruidlaag, door een zoomvegetatie en wordt afgewisseld door open plekken met grazige tot ruige bloemrijke begroeiingen. In de periode van 1985-2000 kwamen hier geen of nauwelijks solitaire bijen voor. Deze zijn nu talrijk aanwezig. Dit is voor het overgrote deel toe te schrijven aan het ecologisch uitgevoerde beheer. 4.3.
Amsteldijk
De inventarisatie betreft vooral de kade en de plekken bij de woonboten die vanaf de Kalfjeslaan tot aan Ceintuurbaan zijn geïnventariseerd. Vanaf de Kalfjeslaan tot aan de Kennedylaan is ook de smalle afscheidingsberm tussen het wandelpad en de rijweg geïnventariseerd. Een smal lintvormig landschapselement waarin riet en bloemrijke ruigte domineren. Grote delen van de afscheidingsberm zijn grazig, een groot gedeelte hiervan is bloemrijk en wordt gedomineerd door gewoon duizendblad en gele composieten. Een ander gedeelte heeft een ruderaal karakter. Hierin zijn vooral honingklavers dominant. Deze dominantie zal de komende jaren afnemen. De bodem van de tussenberm is door betreding op veel plekken tamelijk verdicht. In de periode van 1985-2000 kwamen hier geen of nauwelijks solitaire bijen voor. Deze zijn nu talrijk aanwezig. Dit is voor het overgrote deel toe te schrijven aan het ecologisch uitgevoerde beheer en de grote structuurvariatie bij de woonboten. 4.4.
Van der Boechorststraat
Het vijvertalud vanaf de Kalfjeslaan tot aan Gijsbrecht van Amstelpark is volledig geïnventariseerd. Het vijvertalud is overwegend bedekt met een ruige grazige vegetatie. Langs het oevergedeelte is riet
en harig wilgenroosje dominant. Onder en rondom de bomen domineert fluitenkruid. Op andere plekken komt paarse dovenetel talrijk voor. De totale vegetatie is tamelijk soortenarm. In juli is riet dominant aanwezig. Voor andere fauna elementen kan dat van betekenis zijn. De wilde bijen zijn hier hoogst waarschijnlijk sterk toegenomen. Vooral in het voorjaar zijn solitaire bijen vrij talrijk aanwezig. Een groot gedeelte hiervan nestelt in het talud. Ze foerageren op wilgen die op het vijvertalud voorkomen, op de bloemen in de vegetatie, maar ook op planten die buiten deze parkstrook liggen. Eind mei-half juni is de vegetatie op het vijvertalud vrijwel volledig uitgeboeid en heeft dan geen betekenis meer voor bijen en andere bloembezoekende insecten. 4.5.
Gijsbrecht van Aemstelpark
Het hele park is geïnventariseerd. Het Gijsbrecht van Aemstelpark is een park met een sterke recreatiedruk. Opgaande bomen zijn dominant. Ten opzichte van andere parken is er relatief veel schaduw. Met uitzondering van de onderbegroeiing van de beplantingen is het beheer in het grootste deel van het park intensief en vooral gericht op recreatief gebruik. Langs de waterpartijen komt pleksgewijs bloemrijke ruigte voor. Het oostelijk gedeelte van het park (tussen de van Heenvlietlaan en van Leijenberglaan wordt gedeeltelijk extensief beheerd dit betreft voornamelijk de taluds van de waterpartijen die gedeeltelijk of geheel zijn omgevormd en met zand verschraald. In het natte gedeelte komt bloemrijke ruigte voor. De tuinkamers tussen de flats zijn esthetisch zeer wisselend van kwaliteit. Ten opzichte van 2000 is de bijenstand duidelijk toegenomen, maar blijft hier ver achter ten opzichte van de Kalfjeslaan. Dit is grotendeels toe te schrijven aan het recreatieve gebruik en het daarop afgestemde beheer. Op het vijvertalud dat grenst aan de Heenvlietlaan is de bijenstand in sterke ontwikkeling.
Foto: bloeiende berm aan de Amsteldijk (Florinda Nieuwenhuis)
4.6.
Amstelpark
Het Amstelpark is grotendeels geïnventariseerd, inclusief de vaste plantentuin. Het Amstelpark is een voormalig Floriade park. Met een zeer rijke variatie aan cultuurplanten en een heemtuin. Bomen, heesters en halfheesters hebben de overhand. Ondanks de grote verscheidenheid aan planten, is het terrein relatief arm aan wilde bijen. Het voorjaarsaspect is daarbij middelmatig en de zomerbijen met name de buikverzamelaars en maskerbijen zijn weinig waargenomen. Dit is voor een deel toe te
schrijven aan intensief beheer wat vooral gericht is op de gemiddelde bezoeker van het park. Het is niet met zekerheid vaste te stellen of de bijenstand ten opzichte van 2000 is toegenomen of eventueel afgenomen. Met de ervaring met tientallen gelijksoortige parken in Nederland en elders Europa mogen we er van uitgaan dat de bijenstand is toegenomen. De heemtuin wordt ecologisch verantwoord beheerd, de open plekken zijn misschien iets te veel opgesloten door hoge bomen. Maar dat kan niet met zekerheid worden beweerd. Enkele nieuwe ecologische plekken zijn in ontwikkeling, maar dat resulteert vaak niet direct tot een zichtbare verbetering van de wilde bijenstand. Geduld en een consequent beheer zijn in deze gevallen het recept voor toename van wilde bijen. 4.7.
Noordelijk talud Ringweg- Zuid
Alleen het noordelijke talud is in juli geïnventariseerd. Het talud is bedekt met een ruige, maar bloemrijke vegetatie. Beemdooievaarsbek en late guldenroede zijn co-dominant. Wilde bijen komen hier weinig voor. Wel veel hommels en de vegetatie wordt druk door honingbijen bezocht. 4.8.
Beatrixpark inclusief Artsenijhof
Dit park is in het vroege voorjaar volledig geïnventariseerd.(d.w.z. een quickscan van een dag). Daarna was door werkzaamheden het gedeelte bij de heuvel en verder, ontoegankelijk. Een intensief gebruikt recreatiepark dat rijk is aan bomen, heesterbeplantingen en bosachtige structuren. De grazige begroeiing is volledig bestemd voor recreatief gebruik en wordt daarom frequent gemaaid. Zomen zijn er niet. Langs de oevers komen wel plekken met bloemrijke ruigte voor. De beplantingen hebben op veel plekken een kruidlaag. Zeer aspectbepalend is de vaste plantentuin aan de noordzijde van het park. Deze bestaat vrijwel volledig uit tuinplanten die door een aantal zomerbijen pleksgewijs druk worden bezocht. Een plek met veel wilde bijen is de medicinale kruidentuin, de Artsenijhof, met meer dan 200 soorten kruiden. De Artsenijhof wordt beheerd door vrijwilligers. Ten opzichte van 2000 is het aantal soorten bijen in het Beatrixpark toegenomen. Dit is exclusief de soorten die waargenomen zijn in de Artsenijhof. Deze locatie is namelijk in 2000 niet geïnventariseerd, waardoor geen trend kan worden bepaald voor de Artsenijhof. 4.9.
Sarphatipark
Het Sarphatipark is gedeeltelijk geïnventariseerd. Een plek bij een vijverkant is niet geïnventariseerd. Dit park is een van de meest intensief gebruikte parken van het land. Voor ecologisch groenbeheer is hier nauwelijks ruimte. Door het intensieve gebruik is er zelfs nauwelijks ruimte voor een kruidlaag in de beplanting. Er zijn weinig wilde bijen aangetroffen in het park. De meeste wilde bijen zijn waargenomen in de kleine educatieve tuin bij de ingang van het park. 4.10.
Vondelpark
Het hele park is geïnventariseerd met nadruk op de Koeweide en het Ooievaarsreservaat. Het Vondelpark is een bomenrijk park met grote grasvelden die zeer intensief worden gebruikt. De heester beplanting bevat op veel plekken een rijke voorjaarsbloeiende kruidlaag. Langs de vijverkanten bevinden zich hier en daar bloemrijke ruigte. Twee afgesloten plekken worden integraal ecologisch beheerd. Dat zijn de Koeweide en het Ooievaars reservaat. Op beide terreinen komen veel wilde bijen voor. Dit geldt ook voor het overgrote deel van het totale park. Maar dat betreft dan de voorjaarsbijen die worden gedomineerd door de Gewone sachembij. De Koeweide en het Ooievaarsreservaat worden gekenmerkt door een grote variatie in de vegetatiestructuur. Verder ook door een grote diversiteit aan bijenplanten. Ten opzicht van 2000 is het aantal bijen en bijensoorten in het Vondelpark sterk toegenomen.
5. Conclusies en discussie In totaal zijn in 2014 in stadsdeel Zuid 42 wilde bijen waargenomen, exclusief hommels. Dat is aanzienlijk meer dan bij de inventarisatie van 1998-2000. Toen waren in Amsterdam Zuid 24 wilde bijensoorten waargenomen. In de periode 1980-1990 was het net als in vrijwel alle andere gemeenten in Nederland slecht gesteld met de wilde bijen in de openbare ruimte van Amsterdam. Er was een schril contrast tussen bijvoorbeeld spoorwegen, haventerreinen en het openbaar groen. Onder invloed van de maatschappelijke discussie over wel of geen natuur in de stad die halverwege de jaren tachtig zijn hoogtepunt bereikte verminderde de toepassing van chemische bestrijdingsmiddelen in de openbare ruimte en werd er ruimte gemaakt voor meer natuur in de stad. Dat gebeurde door ecologisch groenbeheer. Rond 1995 werden aan de hand van de wilde bijen de resultaten zichtbaar. Dat was aanleiding voor een landelijk onderzoek naar het voorkomen van wilde bijen in de openbare ruimte. Amsterdam deed daaraan mee. Dat onderzoek werd in 2000 afgerond. De algemene conclusie was dat de wilde bijenstand door ecologisch groenbeheer aanzienlijk was toegenomen. Dit was ook in Amsterdam het geval. Deze conclusie is nog steeds voor een belangrijk deel van toepassing. Het gaat beter met de Amsterdamse wilde bijen dan in 2000. Maar we zijn er nog niet. In Stadsdeel Zuid ligt het wel duidelijk voor de hand dat ecologisch groenbeheer een zeer positief effect heeft op de wilde bijenstand. Maar de intensiteit van het ecologisch groenbeheer is niet in alle parken en andere delen van de Ecologische en Hoofd groenstructuur van Amsterdam Zuid gelijk. Dat heeft ten dele te maken met de instensiteit van het gebruik, deels door het laten liggen van kansen om de natuur te versterken. Ook in het beheer zijn er op verschillende locaties verbeteringen mogelijk, wat de bijenstand ten goede zal komen. Amsterdam Stadsdeel Zuid is op de goede weg. Maar kansen om de wilde bijenstand te verbeteren kunnen nog meer benut worden. Op veel plekken zouden planten voor gespecialiseerde bijen kunnen worden geïntroduceerd. Dat kan het beste kleinschalig gebeuren. Als daarbij ook burgers betrokken kunnen worden vangt men twee vliegen in een klap: een betere bijenstand en gemotiveerde en wellicht meer tevreden burgers. Dit laatste is ook een aspect van stadsecologie.
Literatuurverwijzingen Alterra (2009), Groen is gezond; belangrijkste conclusies uit het vitamine G onderzoeksprogramma, edepot.wur.nl/14424. J.C. Biesmeijer et al (2006), Parallel Declines in Pollinators and Insect-Pollinated Plants in Britain and the Netherlands, Science J. C. Biesmeijer (2012), Oorzaken van de achteruitgang van wilde bijen in Noordwest Europa, Entomologische berichten 77 (1.2)2012 Gezondheidsraad en Raad voor Ruimtelijk, Milieu- en Natuuronderzoek (2004). Natuur en gezondheid. Invloed van natuur op sociaal, psychisch en lichamelijk welbevinden. Den Haag: Gezondheidsraad en RMNO. A. Koster ( 2000). Wilde bijen in relatie tot het groenbeheer in Amsterdam: een inventarisatie van wilde bijen in het openbare ruimte. Peeters et al (2012), Landelijke verspreidingsatlas. T. Blacquière (2009), Visie Bijenhouderij en Insectenbestuiving, analyse van bedreigingen en knelpunten, Wageningen Universiteit. J. Vreke et al (2010), Niet bij rood alleen: buurtgroen en sociale cohesie, Alterra. S. Vries, de et al (2013), Groene schoolpleinen; wat levert het op? Effecten van vier schoolpleinen in een krachtwijk in Rotterdam 2010-2013, Wageningen Universiteit/Alterra Determinatie bijen Ebmer, P.A.W., 1969. Die Bienen des Genus Halictus Latr. sl. Im Grossraum von Linz (Hymenoptera, Apidae). Naturkundliches Jahrbuch der Stadt Linz 15: 133-183. Ebmer, P.A.W., 1970. Die Bienen des Genus Halictus Latr. sl. Im Grossraum von Linz (Hymenoptera, Apidae). Naturkundliches Jahrbuch der Stadt Linz 16: 19-82. Ebmer, P.A.W., 1971. Die Bienen des Genus Halictus Latr. sl. Im Grossraum von Linz (Hymenoptera, Apidae). Naturkundliches Jahrbuch der Stadt Linz 17: 63-156. Ebmer, P.A.W., 1973. Die Bienen des Genus Halictus Latr. sl. Im Grossraum von Linz (Hymenoptera, Apidae). Naturkundliches Jahrbuch der Stadt Linz 19: 123-158; Fig 145-154. Koster, A., 1986. Het genus Hylaeus in Nederland (Hymenoptera, Colletidae). Zoologische Bijdrage 36: 1-120 p. Scheuchl, E., 1996.Illustrierte Bestimmungstabellen der Wildbienen Deutschlands und Osterreichs. Band II. Megachilidae - Melittidae. Eigenverlag, Velden. 116 p. Schmid-Egger, C. & E. Scheuchl, 1997. Illustrierte Bestimmungstabellen der Wildbienen Deutschlands und Osterreichs. Band IIl. Andrenidae. Eigenverlag, Velden. 180 p. Schmiedeknecht, O., 1920. Die Hymenopteren Nord- und Mitteleuropas. 2e aufl. Verlag G. Ficher. 1062 p. Zanden, G. van der, 1982. Tabel en verspreidingsatlas van de Nederlandse niet parasitaire Megachilidae. Nederlandse niet parasitaire Megachilidae. Eis, Leiden p. 47.
Behangersbijen (Megachile) Grote bladsnijder (M. willughbiella)
↑
Tuinbladsnijder (M. centucularis)
↑
1 2
Bloedbijen (Sphecodes) Dikkopbloedbij (S. molinicornis)
NAZ
Gewone dwerggroefbij (S. miniatus)
NAZ
Panzerbloedbij (S. gibbus)
NAZ
Schoffelbloedbij (S. pellucides)
NAZ
3 4 5 6
Groefbijen (Halictus) Roodpotige groefbij (H. rubicundus)
NAZ
Parkbronsgroefbij (H. tumulorum)
NAZ
7 8
Groefbijen (Lasioglossum) Gewone geurgroefbij (L. calceatum) 9
NAZ
10 Gewone smaragdgroefbij (L. leucopus) 11
NAZ
12
Klokjesbijen (Chelostoma) Grote klokjesbij (C. rapunculi)
NA
13
Maskerbijen (Hylaeus) Gewone maskerbij (H. communis)
↑
14 Resedamaskerbij (H. signatus)
NAZ
Tuinmaskerbij (H. hyalinatus)
NAZ
15 16
Metselbijen (Osmia) Rosse metselbij (O. bicornis) 17
Sachembijen (Anthophora) Gewone sachembij (A. plumipes)
↑
18
Slobkousbijen (Macropis) Gewone slobkousbij (M. europaea)
NAZ
19
Tronkenbijen (Heriades) Tronkenbij (H. truncorum) 20
Vondelpark Koeweide
8
12
NA
Sarphatipark
Vondelpark
7
Beatrixpark Artsenijhof
Ringweg-Zuid
17
10 13
13
5
VondelparkOoievaarsres.
Gijsbr. van Aemstelpark
9
Amstelpark
Van der Boechorststraat
Totaal aantal bijensoorten
Matte bandgroefbij (L. leucozonium)
17 12 26
Amsteldijk
Legenda ↑ : Toegenomen t.o.v. 2000 NAZ : Nieuw in Amsterdam Zuid NA : Nieuw in Amsterdam
Gewone franjegroefbij (L. sexstrigatum)
Kalfjeslaan
Wilde bijen in Stadsdeel Zuid Inventarisatie 2014
Beatrixpark
Bijlage 1: Overzicht waargenomen wilde bijen in Amsterdam Zuid
Wespbijen (Nomada) Bleekvlekwespbij (N. alboguttata)
NA
Donkere wespbij (N. marshaella)
NAZ
Geeltipje (N. sheppardana)
NAZ
Gewone kleine wespbij (N. flavogutata)
NAZ
21 22 23 24 Gewone dubbeltand(N. ruficornis)
NA
Rood-Zwarte dubbeltand (N. fabriciana)
NA
Smalbandwespbij (N. goodeniana)
NA
25 26 27
Wolbijen (Anthidium) Grote wolbij (A. manicatum)
NAZ
28
Zandbijen (Andrena) Erepijszandbij (A. labiata) 29 Fluitenkruidbij (A. proxima) 30 Gewone dwergzandbij (A. minutula) 31 Goudpootzandbij (A. chrysosceles) 32 Grasbij (A. flavipes)
NAZ
33 Grijze rimpelrug (A. tibialis) 34 Grijze zandbij (A. vaga)
NAZ
Roodbuikje (A. ventralis)
NAZ
Roodgatje (A. haemorrhoa)
NAZ
35 36 37 Tweekleurige zandbij (A. bicolor) 38 Viltvlekzandbij (A. nitida)
↑
39 Vosje (A. fulva) 40 Witbaardzandbij (A. barbilabris) 41
Zijdebijen (Colletes) Wormkruidbij (C. daviesanus) 42
↑
Sarphatipark
Beatrixpark Artsenijhof
Beatrixpark
Vondelpark-Ooievaarsres.
Vondelpark Koeweide
Vondelpark
Ringweg-Zuid
Gijsbrecht van Aemstelpark
Van der Boechorststraat
Kalfjeslaan
Legenda ↑ : Toegenomen t.o.v. 2000 NAZ : Nieuw in Amsterdam Zuid NA : Nieuw in Amsterdam
Amstelpark
Amsteldijk
Wilde bijen in Stadsdeel Zuid Inventarisatie 2014
1
Andrena subopaca
2 Andrena carantonica 3
Lasioglossum leucopus
4
Nomada flava
Hommels (Bombus) Niet verzameld, maar verspreid over stadsdeel Zuid waargenomen. Aardhommel (B. terrestris) Akkerhommel (B. pascorum) Boomhommel (B. hypnorum) Steenhommel (B. lapidarius) Tuinhommel (B. hortorum) Weidehommel (B. pratorum)
Sarphatipark
Beatrixpark Artsenijhof
Beatrixpark
VondelparkOoievaarsres.
Vondelpark Koeweide
Vondelpark
Ringweg-Zuid
Gijsbrecht van Aemstelpark
Van der Boechorststraat
Kalfjeslaan
Amstelpark
Amsteldijk
Bijen die in 2000 worden vermeld, maar 2014 niet zijn waargenomen
Gijsbrecht van Aemstelpark
Ringweg-Zuid
Vondelpark
Vondelpark Koeweide
Vondelpark Ooievaarsres.
Beatrixpark
X
X
X
3
5
3
Planten worden onder meer bezocht door:
Sarphatipark
Kalfjeslaan Van der Boechorststraat
Amsteldijk
Voornaamste bijenplanten in stadsdeel Zuid
Amstelpark
Bijlage 2: Overzicht relevante drachtplanten en gidssoorten in Amsterdam Zuid
()= Niet gezien in Stadsdeel Zuid
Milieu
Akkerdistel * 5
Akkerklokje * Akkerkool Akkermelkdistel *
5
1
2
1
3
3
3
X
3
2
X
X
Beemdooievaarsbek Bezemkruidskruid
Boerenwormkruid *
2
X
3
3
Brede lathyrus * Citroengele honingklaver *
X X
Echte kamille
Echte koekoeksbloem
X
X
Fluitenkruid *
X
3 X
X
5
X
X X
5
X
X
X X
X
2
1
X
1
3
3
X
X
X
X
X
X
5
5
2
5
5
X
X
X
X
X
X
X
X
Gewone brunel
3
Slobkousbij Grote klokjesbij
Beplanting
Groefbijen
Ruderaal
Groefbijen
Ruigte
Zandbijen
Pionier
Groefbijen
Grasland, ruigte
Wormkruidbij
Ruigte/pionier
Behangersbijen
Beplanting
Grote wolbij
Beplanting
Zandbijen
Ruigte
Zandbijen
Woonboten
Behangersbijen
Ruderaal
Zandbijen
Beplanting
(Zandbijen)
Beplanting
Maskerbijen
Pionier/woonboten (Wormkruidbij)
X
Gevlekte dovenetel *
Gewone engelwortel
X
5
Gevlekt longkruid *
Gewone berenklauw *
X
X
Gelderse roos Gele morgenster
pol
pol
Echte valeriaan Eenstijlige meidoorn *
X
3
Daslook
Dolle kervel *
1
pol
Boswilg * Braam
X
5
Bont kroonkruid *
Bosandoorn *
X
Ruderaal Woonboot, grasland
X
5
X
2
X
2
5
X
X
X
X
3
X
X
X
X
Grasland
(Zandbijen)
Ruigte (nat)
Hommels
Beplanting
Zandbijen
Beplanting, grasland, ruigte
Zandbijen
Beplanting
(Zandbijen)
Grasland
(Groefbijen)
Beplanting
Gewone sachembij
Beplanting, grasland
Gewone sachembij
Grasland, ruigte
Maskerbijen
Grasland
Vooral hommels
Natte ruigte, grasland
(Maskerbijen)
Gewone ereprijs * Gewone margriet * Gewone paardebloem * Gewone raket *
3
3
3
3
3
X
1
2
X
X
Sarphatipark
Beatrixpark
Vondelpark Ooievaarsres.
Vondelpark
Vondelpark Koeweide
X
X
X
X
2
5
3
X
X
X
X
X X
5 1
X
Grote kattenstaart *
1
5
X
2
Grote ratelaar
5
5
3
4
Grote wederik *
1
Pol.
Grote zandkool
1
Harig wilgenroosje
5
X
1
Hondsdraf
3
X
X X
X
Pol.
X X
X
5
pollen
Herik *
5
X
X
X
pol X X
Hondsroos
5
X 3
X
X
X
X
X
X
Hopklaver
3
Jacobskruiskruid *
5
X
3
3
Kale jonker
2
Klein hoefblad
X
Klein streepzaad *
X
X
X
Kleine leeuwentand
3
X
X
3pt
X
3
X
Koninginnenkruid
5
X
pol.
X
5
Koolzaad *
3
X
5
X
Kruipende boterbloem *
3
X
Luzerne
X
X
Groot kaasjeskruid
Look zonder look *
X
X
Groot hoefblad
Late guldenroede
X
X
Grijskruid
Kruldistel
()= Niet gezien in Stadsdeel Zuid
X
3
3
Knoopkruid
Planten worden onder meer bezocht door:
5
Gewoon biggekruid Gewoon duizendblad * Grauwe wilg *
Heelblaadje *
Ringweg-Zuid
Gijsbrecht van Aemstelpark
Van der Boechorststraat
3
Gewone rolklaver * Gewone smeerwortel *
Kalfjeslaan
Amstelpark
Amsteldijk
Voornaamste bijenplanten in stadsdeel Zuid
3
X
3
X
2
Grasland, natte ruigte
Gewone sachembij
Grasland
Zandbijen
Grasland
Womkruidbij
Beplanting
Zandbijen
Pionier, grasland
Groefbijen
Ruigte
Zandbijen
Ruderaal
Zandbijen
Natte ruigte
Behangersbijen
Grasland
Vooral hommels
Natte ruigte
Slobkousbij
Pionier
Zandbijen
Behangersbijen
Behangersbijen
Natte ruigte, grasland
Tronkenbij
Ruderaal
Zandbijen
Beplanting/gras
Gewone sachembij
Beplanting
Zandbijen
Grasland
Groefbijen
Pionier, grasland
Groefbijen
Nat grasland
(Slobkousbij)
Pionier
Zandbijen
Pionier, grasland
Zandbijen
X
Grasland
Groefbijen
X
X X
X
Grasland
(Zandbijen)
X
pol
X
Natte ruigte
Groefbijen
X
X
X
Ruderaal
Zandbijen
X
X X
X
Grasland/beplanting (Rosse metselbij) Ruderaal
X X
Ruigte
(Zandbijen)
X
Beplanting
Zandbijen
Pionier, ruderaal, grasland
Behangersbijen
Grasland
Zandbijen, groefbijen
3
3
X
X 3
X
X
X
X X
Behangersbijen
X
X
Moerasrolklaver *
Groefbijen
Grasland
1
X X
Zandbijen
Ruderaal
dom
X
2
2
Grasland
2
2
Moerasmelkdistel
X
Behangersbijen
X
3
2
X
3
(Ereprijsbij)
Grasland
2
X
3
X
Grasland
pol
1
Moerasandoorn *
X
X
Pol
Madeliefje *
X
X
X
Milieu
5
2
X
pol
Natte ruigte
Grote wolbij
Natte ruigte
Groefbijen
Natte ruigte
Behangersbijen
3
Peen
X
X
3
Pinksterbloem
X
X
3
()= Niet gezien in Stadsdeel Zuid
Sarphatipark
X
Planten worden onder meer bezocht door:
Beatrixpark
X
Vondelpark Ooievaarsres.
Paarse dovenetel *
Vondelpark Koeweide
2
Vondelpark
X
Ringweg-Zuid
Kalfjeslaan
2
Gijsbrecht van Aemstelpark
Amstelpark
Muskuskaasjeskruid
Van der Boechorststraat
Amsteldijk
Voornaamste bijenplanten in stadsdeel Zuid
X 3
X
X
X
X
X
X
X
X
Milieu Grasland Open gras/pionier
Gewone sachembij
Grasland
(Maskerbijen)
Grasland
(Zandbijen)
Pastinaak
Poelruit 1
Reukeloze kamille *
X
X
Reuzenberenklauw
1
X
Ruige leeuwentand * Robertskruid
X
Rode klaver
3
X
Natte ruigte
1
X
Woonboot
Grote klokjesbij
Ruderaal
(Wormkruidbij)
X
Ruigte
Maskerbijen
3
Grasland
Zandbijen
X
Beplanting
Zandbijen
Grasland
Vooral hommels
3 X
X
X
X
X
Behangersbijen
Grasland
Zandbijen
X
5
2
X
X
X
X
Sleedoorn
X
2
3
Slanke sleutelboem *
X
Beplanting
Sint Janskruid
3
X
X
X
X
Grasland
2 3
X 3
X
Spaanse aak Speenkruid *
X
1
Scherpe boterbloem *
Smalle weegbre *
X
pol.
Prachtklokje *
Ruig klokje *
X
3
X
X
X
X
X 5
X
5
Speerdistel
1
X
X
Stinkende gouwe Symphytum Grandiflorum* Vertakte leeuwentand *
2
X
X
Vijfvingerkruid
3
X
X
X
X
Beplantingen
Gewone sachembij
Beplanting
Zandbijen
Grasland
Groefbijen
Beplanting
Zandbijen
Beplanting/Grasland Rosse metselbij
X
Ruderaal
(Behangersbijen)
Beplanting
Zandbijen)
Beplanting
Gewone sachembij
Grasland
Groefbijen
Beplanting
Groefbijen
Vogelkers
Beplanting
(Zandbijen)
Vogelwikke
Grasland, ruigte, ruderaal
(behangersbijen
1
Watermunt
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
5
X
X X
X
Wede
Wlide bertram * Wilde cichorei *
3
Wilde marjolein Wilde reseda Witte dovenetel
Womkruidbij
X
Zandbijen
X
X
X
3 3
2
X
3
3
Wolfspoot
Grasland
(mestelbijen)
Pionier
Maskerbij
X
Ruig gras/Beplanting
Gewone sachembij
Ruderaal
Zandbijen, groefbijen
X
Grasland
Vooral hommels
X
X
X
X 3
3 X
X
Zeepkruid
pol
X
X
Zevenblad
3
X
3
Zwarte mosterd *
2
X
2
X
1
Zwarte toorts
X
X
3
Zandbijen
G1X maaien sept
1
3
(Bloedbijen)
Ruderaal Garsland
X
Witte klaver
Ruigte/grasland 5
X
Witte honingklaver *
X
X X
X
X
X X
X 5
Ruigte
(Slobkousbijen)
Pionier
Hommels
Beplanting
Zandbijen
Ruderaal
Zandbijen, groefbijen
Grasland
(Groefbijen)
legenda oranje= *= 1= 2= 3= 4= 5= Pol = x=
Gidsplant, belangrijke plant voor bijen Op plant is bij gevangen Minder dan 20 planten 20 -100 planten Talrijk veel meer van 100 Plaatselijk dominant Meer dan 100 m² Meer of enkele pollen of klusters van planten Wel waargenomen, niet gekwantificeerd