Wilde bijen in Deventer 2012
Jan Smit, Frank van der Meer, Erik van der Spek & Wim Klein
Wilde bijen in Deventer 2012
Jan Smit, Frank van der Meer, Erik van der Spek & Wim Klein
Colofon © 2012, Jan Smit, Frank van der Meer, Erik van der Spek & Wim Klein Leden van de sectie Hymenoptera van de Nederlandse Entomologische Vereniging.
Foto’s voorpagina: Jan Luykenkolk, zeer bloemrijk rondom de oostelijke plas. Foto Jan Smit. Andrena flavipes, vrouwtje. Foto Albert de Wilde. Foto achterpagina: bloeiende hei op het Wechelerveld. Foto Jan Smit.
Vormgeving: Jan Smit Voermanstraat 14 6921 NP Duiven e-mail:
[email protected]
Druk: Drukkerij Presikhaaf Arnhem Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotocopie, microfilm, of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means, without permission from the publisher.
2
Wilde bijen in Deventer 2012
Inhoudsopgave Inhoudsopgave ...........................................................................3 Dankwoord ..................................................................................5 Samenvatting ..............................................................................6 1 Inleiding ...................................................................................7 1.1 De aanleiding ....................................................................7 1.2 Terreinen ..........................................................................7 1.3 Onderzoeksvragen ...........................................................8 2 Wilde bijen .............................................................................11 2.1 Uiterlijk ............................................................................11 2.2 Levenswijze ....................................................................11 2.3 Voedsel ...........................................................................12 2.4 Nestelwijze ......................................................................12 2.5 Voortplanting ...................................................................13 2.6 Broedparasieten .............................................................13 2.7 Vliegtijd ...........................................................................14 3 Onderzoeksmethode .............................................................15 3.1 Veldonderzoek ................................................................15 3.2 Literatuurstudie ...............................................................15 4 Bijen en terreinbeheer ...........................................................16 4.1 Bijen als indicatoren........................................................16 4.2 Beheer voor bijen............................................................16 4.3 Beheer en nestgelegenheid ............................................17 4.4 Kansen in stedelijke gebieden voor bijen .......................18 4.5 Onderzoek naar bijen in stedelijke gebieden .................19 5 Resultaten ..............................................................................20 5.1 Aantal soorten bijen ........................................................20 5.2 Zeldzame bijensoorten ...................................................20 5.3 Bedreigde bijensoorten ...................................................21 5.4 Bloembezoek ..................................................................22 5.5 Broedparasieten .............................................................23 5.6 Overzicht wespen ...........................................................25 6 De terreinen ...........................................................................26 6.1 Beschrijvingen ................................................................26 6.2 IJsselkade .......................................................................26 6.3 Jan Luykenkolk ...............................................................28 6.4 Oostriklaan ......................................................................30 6.5 Oude begraafplaats ........................................................32 6.6 Rijsterborgherpark ..........................................................33 6.7 Vlierspadpark ..................................................................35 6.8 Wechelerveld ..................................................................37 6.9 Wezenland ......................................................................39 7 Conclusies .............................................................................41 8 Literatuur ................................................................................42 Bijlage 1 – Soortenlijst bijen......................................................43 Bijlage 2 – Soortenlijst wespen .................................................46
Wilde bijen in Deventer 2012
3
4
Wilde bijen in Deventer 2012
Dankwoord Onze dank gaat uit naar de gemeente Deventer, met name de stadsecoloog Erik Lam, die ons gevraagd heeft om een inventarisatie uit te voeren naar het voorkomen van wilde bijen in een achttal terreinen (stadsparken en bermen) in de stad Deventer. Dank aan Albert de Wilde en Gerard Scholte voor de toestemming om hun foto’s te gebruiken in dit rapport. EIS-Nederland wordt bedankt voor het beschikbaar stellen van de vliegtijddiagrammen. Dank aan Ina Smit-Willemsen voor haar hulp bij het inventariseren.
Figuur 1. Mannetje tuinbladsnijder (Megachile centuncularis), gevonden in drie terreinen in Deventer. Foto Albert de Wilde.
Wilde bijen in Deventer 2012
5
Samenvatting Het jaar 2012 is uitgeroepen tot jaar van de bij. Aanleiding voor de gemeente Deventer onderzoek te laten doen naar het voorkomen van wilde bijen binnen de gemeentegrenzen. Leden van de Sectie Hymenoptera van de Nederlandse Entomologische Vereniging hebben daarop dit jaar in een achttal, door de gemeente aangewezen terreinen, een inventarisatie uitgevoerd gedurende de periode maart t/m augustus. De biologie van de wilde bijen wordt globaal beschreven. Het belang van terreinbeheer ten behoeve van de bijen en de mogelijkheden die er zijn voor wilde bijen in stedelijk gebied worden in een apart hoofdstuk behandeld. De resultaten van deze inventarisatie worden vergeleken met een eerdere bijeninventarisatie uit 1999. In 2012 zijn er in totaal 103 soorten wilde bijen aangetroffen. Daarvan zijn er 67 soorten vrij
zeldzaam tot zeldzaam en 19 soorten die op de rode lijst staan. Tevens is er een overzicht gemaakt van de aangetroffen bijen met een broedparasitaire levenswijze en hun gastheren, in totaal waren dat 26 soorten. In Deventer zijn 20 soorten wilde bijen gevonden die uitsluitend stuifmeel verzamelen van bepaalde plantensoorten en daarvan dus sterk afhankelijk zijn. Zij worden vermeld samen met hun drachtplanten. Van elk onderzocht terrein wordt een beschrijving gegeven en worden de elementen in dat terrein benoemd, die van belang zijn voor bijen. De bijzondere bijensoorten worden genoemd, evenals andere opmerkelijkheden met betrekking tot bijen. Het huidige beheer wordt kort geschetst en er worden adviezen gegeven voor het beheer, die gunstig zijn voor bijen. Een overzicht van de aangetroffen bijen- en wespen soorten staat in de bijlagen 1 en 2.
Figuur 2. Oeverbegroeiing van de grote Jan Luykenkolk, met belangrijke planten voor gespecialiseerde bijen. Foto Jan Smit.
6
Wilde bijen in Deventer 2012
1 Inleiding 1.1 De aanleiding Het jaar 2012 is door een aantal verschillende natuurorganisaties uitgeroepen tot het ‘Jaar van de bij’. Meer dan de helft van onze wilde bijensoorten staat op de rode lijst (Peeters & Reemer 2003). Het gaat dus slecht met de wilde bijen in ons land. Daarvoor zijn enkele oorzaken aan te wijzen. In het Nederlandse landschap is het aanbod van bloemen sterk verschraald, onder andere door vermesting en het verdwijnen van kleine landschapselementen. Ook de versnippering van leefgebieden, het gebruik van bestrijdingsmiddelen en de klimaatverandering worden genoemd als oorzaken voor het verdwijnen van bijensoorten (Biesmeijer 2012). Daarnaast is er sinds enkele jaren een grote sterfte onder de honingbijen. Veel wilde planten in ons land zijn voor hun bestuiving afhankelijk van voornamelijk wilde bijen. Ook veel land- en tuinbouwgewassen worden door wilde bijen of honingbijen bestoven. Voor de gemeente Deventer was het ’Jaar van de bij’ aanleiding om een inventarisatie te laten uitvoeren naar het voorkomen van wilde bijensoorten in een aantal terreinen in de stad. In 1999 heeft er in Deventer een eerdere inventarisatie plaatsgevonden van wilde bijensoorten (Koster 1999). Doel daarbij was het ecologisch gehalte van het groenbeheer van de gemeente Deventer te beoordelen aan de hand van het voorkomen van wilde bijensoorten. De bijen fungeerden daarbij als indicator. Sinds 1999 is er in het groenbeheer van alles veranderd en soms juist bestendigd. In dat kader is het interessant om opnieuw een onderzoek te doen naar het voorkomen van wilde bijen.
1.2 Terreinen Tijdens het onderzoek van Koster in 1999 zijn 15 terreinen onderzocht. Een aantal hiervan is intussen bebouwd of heeft een andere bestemming gekregen. In het onderzoek van 2012 zijn er van de door Koster onderzochte terreinen zes opnieuw onderzocht, daarnaast zijn er twee nieuwe toegevoegd; Vlierspadpark en Wechelerveld. In tabel 1 staat een beknopt overzicht van de geïnventariseerde terreinen. Bij de grootte staan de afmetingen van het op bijen onderzochte deel van het betreffende gebied. In hoofdstuk 6 (pag. 26) worden de gebieden uitgebreider beschreven. Op de kaart van Deventer op pagina 9 en 10 (Figuur 4 en 5) zijn de terreinen aangegeven met het nummer dat ervoor staat in tabel 1, in rode kleur.
Tabel 1. Overzicht en korte karakterisering van de onderzochte terreinen. Gebieden
Grootte
Soort terrein
Onderzoek
1
IJsselkade
1,5 ha
bermen, dijktalud
2012
1999 Koster
2
Jan Luykenkolk
5,5 ha
park
2012
1999 Koster
3
Oostriklaan
1
ha
bermen, bloemrijke grasvelden
2012
1999 Koster
4
Oude Begraafplaats
1,5 ha
begraafplaats, met zandpaden
2012
1999 Koster
5
Rijsterborgherpark
4,5 ha
park
2012
1999 Koster
6
Vlierspadpark
1,5 ha
natuurlijk park, begraasd
2012
7
Wechelerveld
4
recreatiegebied: heide, zandplek
2012
8
Wezenland
2,2 ha
park, in omvorming
2012
Wilde bijen in Deventer 2012
ha
1999 Koster
7
1.3 Onderzoeksvragen De gemeente Deventer wil graag een antwoord op de onderstaande vragen: 1. Hoe ziet de huidige wilde bijenfauna in deze tereinen er uit? 1.1 Welke veranderingen zijn er in het voorkomen van wilde bijen in vergelijking met het onderzoek in 1999? 2. Welke elementen in de gebieden zijn belangrijk voor wilde bijen? 3. Welke beheersmaatregelen zijn gunstig voor de wilde bijen?
Figuur 3. Bloeiende wilgen bij de Jan Luykenkolk, belangrijke drachtplanten voor veel vroege voorjaarsbijen. Foto Jan Smit.
8
Wilde bijen in Deventer 2012
6
2 8
4 1
5
Figuur 4. Plattegrond van de westelijke helft van Deventer, met de ligging van de terreinen nr. 1, 2, 4, 5, 6 en 8.
Wilde bijen in Deventer 2012
9
7
3
Figuur 5. Plattegrond van de oostelijke helft van Deventer, met de ligging van de terreinen nr. 3 en 7.
10
Wilde bijen in Deventer 2012
2 Wilde bijen 2.1 Uiterlijk Veel mensen denken bij het woord bijen aan honingbijen. Honingbijen komen in het wild in ons land niet voor, het zijn huisdieren die worden gehouden door imkers. Er zijn echter veel soorten wilde bijen, waarvan een groot aantal helemaal niet op honingbijen lijkt. Veel soorten zijn sterk behaard, de sterkst behaarde bijen zijn de hommels. Er zijn echter ook nagenoeg kale bijensoorten. Binnen de wilde bijen is een grote variatie aan kleuren, de meeste soorten zijn bruin tot zwart. Er zijn echter veel soorten die veel feller gekleurd zijn, bijvoorbeeld metallic groen, rood en zwart of geel en zwart. Die laatste soorten zijn qua kleur vaak niet van een wesp te onderscheiden (Fig. 6). De wespbijen (Nomada) hebben hun Nederlandse naam zelfs aan die kleuren van enkele soorten te danken. Een aantal soorten van dit genus is echter ook rood-zwart gekleurd.
een buikschuier. Die bestaat uit enkele dichte rijen, schuin naar achteren staande haren op de buiksegmenten. Tot deze bijenfamilie behoren o.a. wolbijen (Anthidium), kleine harsbij (Anthidiellum), klokjesbijen (Chelostoma), tronkenbij (Heriades), metselbijen (Hoplitis), behangersbijen (Megachile), metselbijen (Osmia). De maskerbijen van het genus Hylaeus hebben geen verzamelapparaat, zij vervoeren het stuifmeel voor de larven in de krop.
Figuur 7. Vrouwtje viltvlekzandbij (Andrena nitida), met sterk behaarde achterpoot. Foto Albert de Wilde.
2.2 Levenswijze
Figuur 6. Vrouwtje smalbandwespbij (Nomada goodeniana). Foto Albert de Wilde.
Bij veel bijengenera hebben de vrouwtjes een verzamelapparaat van haren, waarmee ze het stuifmeel goed naar hun nest kunnen vervoeren. Hommels (en honingbijen) hebben hiervoor een zogenaamd korfje op de scheen van de achterpoten. Dat bestaat uit een aantal lange haren op de randen van een enigszins uitgeholde scheen, waardoor een ‘mandje’ voor het stuifmeel ontstaat. Veel andere genera: zandbijen (Andrena), zijdebijen (Colletes), pluimvoetbijen (Dasypoda), groefbijen (Lasioglossum), dikpootbijen (Melitta) hebben sterk behaarde achterpoten (Fig. 7). Tussen de beharing aan de poten en dikwijls ook tussen de haren aan de zijkant van het borststuk, wordt het stuifmeel verzameld. De vrouwtjes van de genera die tot de Megachilidae behoren, verzamelen het stuifmeel in Wilde bijen in Deventer 2012
De meeste soorten wilde bijen zijn solitair, dat wil zeggen dat ieder vrouwtje een eigen nest maakt. Een nest bestaat meestal uit een gang, waarin ze een broedcel maakt, deze bevoorraadt ze met stuifmeel, legt daar een ei bij en sluit de cel af. Daarna maakt ze een volgende broedcel. In de plek en de manier van nestbouw zijn tussen de soorten grote verschillen. Bij sommige soorten hebben verschillende vrouwtjes hun nesten vlak naast elkaar in de grond, in grote aggregaties. Een aantal soorten, zoals de hommels, heeft een sociale levenswijze. Deze bijen leven in zogenaamde volken, die geleid worden door een koningin, die de eitjes legt. De rest van zo’n volk bestaat uit werksters die het overige werk doen, zoals voedsel halen, het nest uitbouwen en schoon houden. Later in het jaar komen er nieuwe koninginnen en mannetjes, deze paren, waarna de bevruchte koninginnen gaan overwinteren. De rest van het volk sterft. Er zijn echter soorten met een levenswijze die tussen solitair en uitgesproken sociaal in liggen. Met name bij de groefbijen van het genus Lasioglossum komen soorten voor met
11
verschillende mate van socialiteit. Een aantal soorten van dit genus is uitgesproken solitair (o.a. Lasioglossum leucozonium), terwijl andere soorten (Lasioglossum malachurum) tussen voorjaar en nazomer een paar generaties van werksters hebben. Diverse andere soorten hebben een mindere mate van sociaal gedrag, bijvoorbeeld met één werkstergeneratie. Bij de sociale soorten verdedigen de werksters het nest, ze vallen een indringer aan en steken die met hun angel. Alleen vrouwtjes (en werksters) van bijen hebben een angel, mannetjes niet. Bijen gebruiken de angel alleen om zich te verdedigen. Van veel solitaire soorten, bijvoorbeeld zandbijen (Andrena), is de angel te zwak om door onze huid te kunnen dringen.
2.3 Voedsel Volwassen bijen halen voor hun eigen voedselvoorziening nectar uit bloemen. Nectar bestaat uit koolhydraten, dat is de brandstof voor het lichaam van de bijen. Alleen wanneer het lichaam ei- of zaadcellen moet produceren, eten ze wat stuifmeel, dat eiwitrijk is. Voor het halen van nectar hebben ze meestal geen speciale voorkeur voor plantensoorten. De larven krijgen vooral stuifmeel als voedsel, dat bevat veel eiwit, een prima bouwstof. Vaak wordt het stuifmeel vermengd met een beetje nectar. De planten waarop de vrouwtjes het stuifmeel verzamelen noemen we drachtplanten. Veel bijensoorten hebben min of meer voorkeur voor bepaalde planten of plantenfamilies. Naar de mate waarin ze gespecialiseerd zijn kunnen we drie groepen onderscheiden: • Polylectisch: deze vrouwtjes verzamelen het stuifmeel op planten van verschillende plantenfamilies, variërend van 2 tot 20. • Oligolectisch: deze vrouwtjes verzamelen het stuifmeel op de planten van één plantenfamilie of zelfs van één plantengenus. • Monolectisch: deze vrouwtjes verzamelen het stuifmeel op één plantensoort.
Figuur 8. Vrouwtje pluimvoetbij (Dasypoda hirtipes), een oligolectische bij die op composieten vliegt. Foto Albert de Wilde. 12
Als ‘tegenprestatie’ voor het leveren van voedsel zorgen de bijen voor de bestuiving van de bloemen. Zonder bloemen kunnen er geen bijen leven, maar zonder bijen zouden er veel minder bloemen zijn.
2.4 Nestelwijze De mannetjes hebben verschillende strategieën om paringsbereide vrouwtjes te vinden. Sommige mannen vliegen in vaste patronen boven de nestaggregatie, andere omzwermen de drachtplanten, of de plekken waar de vrouwtjes vaak zitten te zonnen. Deze verschillende strategieën kunnen ook binnen een populatie door de mannetjes van één soort door elkaar gebruikt worden. Wanneer een vrouwtje eenmaal gepaard heeft, gaat ze aan de slag met de nestbouw, in veel gevallen paart ze daarna niet meer. Bijen kunnen op totaal verschillende plekken in het terrein nestelen. De meeste soorten zijn hierin obligaat, vrouwtjes van eenzelfde soort leggen hun nest vrijwel altijd op dezelfde manier aan. We onderscheiden drie verschillende nestelwijzen. • endogeïsch: de vrouwtjes maken het nest in de bodem • hypergeïsch: de vrouwtjes maken het nest bovengronds • broedparasieten: deze gedragen zich als een koekoek, ze maken niet zelf een nest, maar maken gebruik van het werk van andere soorten (zie paragraaf 2.6 Broedparasieten, pag. 13) Solitaire soorten die in de grond nestelen, maken meestal een hoofdgang, van waaruit de broedcellen als korte zijgangetjes gegraven zijn. De vorm en het aantal van deze cellen verschillen vaak per soort en soms per individu. Nadat een cel bevoorraad is met stuifmeel, wordt er een ei in gelegd en wordt de cel met een prop grond afgesloten. Daarna wordt er verderop aan de hoofdgang een nieuwe broedcel gegraven.
Figuur 9. Vlierspadpark, steil wandje met nestgangen er in. Foto Jan Smit. Wilde bijen in Deventer 2012
Bijen die in gangen in hout of in plantenstengels nestelen, zijn gedwongen lineair te nestelen. Ze beginnen achteraan met een broedcel. Wanneer deze bevoorraad is met stuifmeel en er een ei bij gelegd is, wordt die cel met een tussenschot afgesloten. Daarna wordt een nieuwe voedselvoorraad aangelegd, een ei erbij en de cel wordt afgesloten. Dit gaat zo door tot de gang bijna vol is. Als laatste is er bij een aantal soorten een kleine lege cel, het zogenaamde atrium, die is afgesloten met een extra dikke prop. Waarschijnlijk is het atrium een maatregel om parasitering tegen te gaan. Opvallend is dat de jonge bijen in omgekeerde volgorde uitkomen, degene uit de laatst gevulde cellen het eerst. Meestal zijn dit mannetjes. Behangersbijen (Megachile) hebben hun nestgang in hout of in de grond. Zij bekleden die gang met ovale stukjes blad die ze zelf uit bladeren van struiken knagen. In een nestgang wordt een aantal broedcellen gemaakt die gescheiden worden door tussenschotjes, gemaakt van enkele ronde stukjes blad.
2.5 Voortplanting Zodra een larve uit het ei komt, gaat deze zich voeden met de voedselvoorraad. Om te kunnen groeien, moet een larve enkele keren vervellen. De larven van de meeste soorten vervellen een keer of vijf, tot ze volgroeid zijn, dan gaan ze verpoppen. Afhankelijk van de soort kan de pop al vrij snel uitkomen, dan kan er een tweede generatie komen, of dan overwintert het volwassen insect. Wanneer het uitkomen plaats vindt in het volgende jaar, dan kan ook de larve of de pop overwinteren. Zodra de nieuwe generatie weer te voorschijn komt, begint de cyclus van voren af aan. Bij sociale soorten is de vorming van het nest er op gericht om aan het eind van het seizoen, meestal in de zomer, een nieuwe generatie mannetjes en koninginnen voort te brengen. Deze paren, waarna de bevruchte koninginnen zich verstoppen om te overwinteren. Het oude volk, inclusief de mannetjes, sterft intussen langzamerhand uit.
2.6 Broedparasieten
Figuur 10. Vrouwtje van de tuinbladsnijder (Megachile centuncularis) met een stukje blad, dat dient als behang voor de nestgang. Foto Albert de Wilde.
De vrouwtjes van bijen die een broedparasitaire levenswijze hebben, verzamelen geen stuifmeel voor hun larven. Zij leggen hun eieren in nesten van andere soorten, hun gastheer. De vrouwtjes daarvan leggen een voedselvoorraad in hun cellen aan voor hun eigen larven. Het vrouwtje van de broedparasiet (bijvoorbeeld wespbijen - Nomada) verstopt vaak haar ei in de celwand, zodat het niet wordt opgemerkt door het vrouwtje dat het nest gemaakt heeft. De broedparasieten worden ook wel koekoeksbijen genoemd. De larve van de broedparasiet komt meestal als eerste uit en vernietigt of consumeert het ei van de gastheer, waarna de larve zich verder voedt met de stuifmeelvoorraad in de broedcel. In sommige gevallen (bloedbij - Sphecodes) vernietigt het vrouwtje van de broedparasiet het ei van de gastheer voordat ze zelf haar ei legt.
Metselbijen (Osmia, Hoplitis) en klokjesbijen (Chelostoma) maken tussenschotjes van klei of leem, soms vermengd met andere materialen. Sommige soorten kauwen plantaardig materiaal fijn dat ze gebruiken om tussenschotjes van te maken. De grote wolbij (Anthidium manicatum) bekleedt een holte met wollige haren die het vrouwtje van planten schraapt. Hommels gebruiken was om er broedcellen van te bouwen, binnen in een ruimte, zoals een spouwmuur, een nestkastje of een oud muizenhol. De was produceren de vrouwtjes zelf. Figuur 11. Vrouwtje dikkopbloedbij (Sphecodes monilicornis). Foto Albert de Wilde.
Wilde bijen in Deventer 2012
13
In de literatuur worden veel relaties tussen gastheren en broedparasieten genoemd. Van de meeste van deze relaties is nog veel niet duidelijk. In slechts weinig gevallen is de relatie bewezen, door uitkweken of uitgraven. De meeste gegevens berusten op waarnemingen van de broedparasiet bij het nest van de (vermeende) gastheer.
Bij veel bijensoorten komen de mannetjes eerder te voorschijn dan de vrouwtjes, meestal ongeveer een week eerder (Fig. 14). We noemen dat proterandrisch. In ons land komen alleen bij de grote wolbij (Anthidium manicatum) de vrouwtjes het eerst (proterogynisch).
2.7 Vliegtijd Onder vliegtijd kunnen twee verschillende periodes verstaan worden, de tijd dat de soort vliegt op de dag en de periode in het jaar. Wilde bijen vliegen gewoonlijk alleen op dagen en momenten, dat het zonnig weer is, maar als het erg warm is, ook als het bewolkt is. Voorjaarsbijen vliegen bij lagere temperaturen dan zomerbijen. Hommels zijn ook bij minder goed weer nog buiten actief, omdat zij hun lichaamstemperatuur voor een groot deel zelf kunnen reguleren. Dat doen ze door met hun vleugels te trillen, hun dichte beharing helpt om de warmte vast te houden. Bijen leven slechts een paar weken, alleen de soorten waarvan volwassen exemplaren overwinteren, leven langer. Het moment waarop de nieuwe vrouwtjes en mannetjes van een soort in de loop van het jaar te voorschijn komen, verschilt per soort. De ene soort is er in het vroege voorjaar, de andere in de zomer. Veel soorten hebben één generatie per jaar, enkele o.a. wimperflankzandbij (Andrena dorsata), (Fig. 13) hebben er twee, een voorjaarsgeneratie en een zomergeneratie (Fig. 12).
Figuur 14. Vliegtijddiagram van goudpootzandbij (Andrena chrysosceles), de mannen komen eerder tevoorschijn dan de vrouwen.
Soorten met een geheel of gedeeltelijk sociale levenswijze hebben meer generaties per jaar, zij zijn vaak een groot deel van het jaar aanwezig. De koninginnen van de hommels vliegen al in het vroege voorjaar, na enkele weken komt de eerste generatie werksters, waarna enkele generaties van werksters elkaar opvolgen. Werksters kunnen tot in de herfst vliegen. De mannetjes kunnen nog tot laat in de herfst aanwezig zijn.
Figuur 12. Vliegtijddiagram van wimperflankzandbij (Andrena dorsata), een soort met twee generaties per jaar.
Figuur 13. Vrouwtje wimperflankzandbij (Andrena dorsata). Foto Albert de Wilde. 14
Wilde bijen in Deventer 2012
3 Onderzoeksmethode 3.1 Veldonderzoek Het veldonderzoek in de terreinen van de gemeente Deventer is uitgevoerd in de maanden maart tot en met augustus 2012. Aan het onderzoek namen deel: Frank van der Meer, Wim Klein, Jan Smit en Erik van der Spek. De meeste terreinen zijn in de loop van het jaar acht keer of vaker bezocht, waarbij ernaar gestreefd is de dagen zodanig over het bijenseizoen te spreiden, dat een goed beeld verkregen kon worden van de bijenfauna. In tabel 2 staat een overzicht van de onderzoeksdagen. Op enkele dagen zijn de terreinen door twee onderzoekers tegelijk bezocht. Tabel 2: Onderzoeksdagen per gebied.
x x
x x x x
x x x
x x x x
x
x x
Wezenland
x
Wechelerveld
x
Naast een overzicht van de voorkomende soorten wilde bijen is er ook een lijst opgesteld van de wespensoorten die zijn aangetroffen. Vlierspadpark
Rijsterborgherpark
x x x
Oude begraafplaats
x x
Oostriklaan
24 maart * 27 april 30 april 12 mei 13 mei * 26 mei * 28 mei 14 juni * 15 juni 17 juni 18 juni 19 juni 20 juni 4 juli 23 juli 24 juli 23 augustus 29 augustus
Jan Luykenkolk
Data
IJsselkade
Terreinen
x
x
x
x x
x x
x
x
x x x
x
x
x
x
x
x x x
x
x
x
x
x
x x x
x
x
x
x
x
x
x x x
x
x x
x
x
x x
keer moest het onderzoek afgebroken worden wegens regen. De bijen werden gezocht op bloemen en op mogelijke nestplaatsen, ook zijn ze vaak zonnend aangetroffen op bladeren. Op de onderzoeksdagen zijn in het veld herkenbare bijensoorten genoteerd. De overige soorten zijn met een insectennet gevangen, gedood en meegenomen om ze later te determineren. Het meegenomen materiaal is geprepareerd, voorzien van een etiket en daarna gedetermineerd. Vervolgens is het opgenomen in de collectie van de onderzoekers, of in de collectie van het Museon te Den Haag. Er is een kwalitatieve inventarisatie uitgevoerd, dat wil zeggen dat alleen gekeken is naar het voorkomen van de verschillende soorten, niet naar de aantallen waarin ze op de verschillende locaties gevonden zijn.
3.2 Literatuurstudie Voor het vervaardigen van het verslag van deze inventarisatie is gebruik gemaakt van diverse publicaties. Een overzicht van de gebruikte artikelen en boeken staat in het hoofdstuk ‘Literatuur’, op pag. 42. Om een goede vergelijking te kunnen maken met de bestandssituatie van de wilde bijen in Deventer in het verleden, was het verslag van Koster (1999) van de vorige inventarisatie belangrijk. Dat verslag leverde als het ware een nulmeting op voor het huidige onderzoek. In het hoofdstuk ‘Resultaten’ (pag. 20) worden de gegevens van de beide onderzoeken, uit 1999 en uit 2012, met elkaar vergeleken.
x
* twee onderzoekers op dezelfde dag Er is meestal geïnventariseerd bij zonnig weer, gewoonlijk tussen 10.00 uur en 18.00 uur. Bijen zijn zonliefhebbers en gewoonlijk alleen actief bij mooi weer. Bij heel warm weer kunnen ze ook vliegen op dagen dat er bewolking is. Op een aantal onderzoeksdagen werd het weer in de loop van de dag slechter en zijn sommige terreinen met bewolkt weer bezocht, wat meteen een negatieve invloed had op het aantal actieve bijen. Een enkele Wilde bijen in Deventer 2012
Figuur 15. Zicht op de IJsselkade, geen goed inventarisatieweer. Foto Erik van der Spek.
15
4 Bijen en terreinbeheer 4.1 Bijen als indicatoren In het stedelijk gebied is de hoeveelheid terreinen met enige natuurwaarde gewoonlijk erg beperkt. Het zijn meestal parken, plantsoenen, bermen, privé tuinen, begraafplaatsen en (tijdelijk) ruderale terreinen. Stadsparken worden intensief door de burgers gebruikt, er zijn veel paden en de grasvelden worden vaak belopen en regelmatig gemaaid. Wanneer er in dergelijke terreinen een grote biodiversiteit aanwezig is, dan is dat een aanwijzing voor een goede ecologische kwaliteit (Koster 2000). Veel en verschillende soorten bloeiende planten zijn een voorbeeld van deze biodiversiteit. Bij de wilde planten horen echter ook de bestuivers: de wilde bijen. Een gevarieerde fauna van wilde bijen is een indicator voor een grote biodiversiteit en een goede ecologische kwaliteit.
Figuur 16. Rijsterborgherpark, traditioneel beheerd park. Foto Erik van der Spek.
De aanwezigheid van rode lijstsoorten en van specialisten, bijen die gebonden zijn aan bepaalde plantensoorten, geven hier nog meer waarde aan. Wanneer dan ook nog de broedparasieten van dergelijke soorten zijn aangetroffen, is de natuurwaarde van een dergelijk terrein extra hoog in te schatten. Indien de bijendiversiteit in een stadspark groot is, is erg aannemelijk dat dit mede een gevolg is van het ecologisch groenbeheer.
4.2 Beheer voor bijen Afhankelijk van de hoofdfunctie van het (deel-) gebied kan het beheer op een of andere manier mede op wilde bijen en andere insecten worden aangepast. Door op terreinen niet overal het
16
beheer toe te passen wat bij het meest intensief beheerde deel van het gebied in het kader van de functie nodig is, valt veel te winnen. Voor de wilde bijen, en mogelijk na soms enige gewenning voor de burgers door een aantrekkelijkere woonomgeving, voor de stadsimkers door een betere dracht en voor de groenbeheerders door uitdagender werk. En wellicht bespaart de gemeente nog wat kosten. Ecologisch groenbeheer heeft een gunstig effect op het voorkomen van wilde bijen in de stad (Koster 2000). Bij de beschrijving van de verschillende terreinen (Hoofdstuk 6, pag. 26) worden per terrein gerichte beheer adviezen gegeven. Drachtplanten en gefaseerd maaien Voedsel is één van de beperkende factoren voor wilde bijen. Ze hebben stuifmeel als voedsel voor de larven en wat nectar voor de volwassen dieren nodig. Op het juiste moment moet er de juiste hoeveelheid planten in bloei staan om dit voedsel te leveren. Een deel van de wilde bijen is daarbij ook afhankelijk van stuifmeel van een specifieke soort of groep van soorten (pag. 22 ‘Bloembezoek’). Fasering van de beheerwerkzaamheden dient om te voorkomen dat lokaal geen voedsel aanwezig is. Door niet in een heel gebied met gras of kruiden tegelijk te maaien of er struiken af te zetten, blijft er bovendien ruimte voor soorten die zich op dat moment in een levensfase bevinden dat ze het gewas niet kunnen verlaten. Bij bijen speelt dit bij soorten die nestelen in holle stengels. Gebruiken ze de stengels al, dan worden eieren, poppen of volgroeide dieren die nog in rust zijn voor het uitvliegen, verwijderd. Bij vlinders kunnen zowel eieren, rupsen als poppen met gemaaid gras worden afgevoerd. Gazon De gazongedeelten in parken hebben vanwege hun functie een intensief maaibeheer nodig. Ook hier kan gefaseerd maaien de waarde van het gazon voor insecten verbeteren. Door per maaibeurt verspreid 50% te maaien blijven in de rest van de gazons en binnen vliegafstand bloeiende planten als paardenbloem en witte klaver beschikbaar. Wanneer het park groot genoeg is om delen van het gazon als bloemrijk grasland te beheren neemt de ecologische waarde van het gebied nog verder toe. Bloemrijk grasland Bloemrijk grasland zal, afhankelijk van de voedselrijkdom van de bodem, één of twee keer per jaar gemaaid moeten worden. Faseren is vooral bij vaker maaien gewenst. Bij de eerste maaibeurt, wanneer de voorjaarsbloei bijna over is, 50% van de oppervlakte maaien in verspreide Wilde bijen in Deventer 2012
delen. Bij wegbermen daarbij zo mogelijk met de tegenover elkaar liggende delen verspringen. Binnen een maand zullen daar de zomerbloeiers gaan bloeien, dan kunnen de resterende delen gemaaid worden, met uitzondering van de 10% van de oppervlakte die dat jaar niet wordt gemaaid.
Figuur 17. Maaien van kruidenrijke berm langs IJsselkade. Foto Erik van der Spek.
Bij de tweede maaibeurt, of op schralere bodems de jaarlijkse maaibeurt faseren is niet nodig. Het is wel wenselijk om zo laat mogelijk in het jaar te maaien, als de groei gestopt is, verschilt per jaar, gemiddeld na 1 november. Late soorten, maar ook hommelkoninginnen kunnen dan nog van de laatste nectar en stuifmeel profiteren. Laat maaien betekent in een groeizame herfst en winter ook, dat er weinig nagroei van grassen optreedt. Dit geeft meer ruimte aan de voorjaarskruiden en daarmee voedsel voor insecten op een moment dat er nog weinig voedsel is. Kruidenrijke ruigte Ruigten op braakliggende gronden, of bewust als ruigte beheerde percelen kunnen zeer kruidenrijk zijn (= vaak bloemrijk) en zijn daarmee van groot belang voor wilde bijen en andere insecten. De bodem is vaak schraal, een maaibeheer als op bloemrijkgrasland is gewenst. Bij langdurige braakligging kan het aandeel grassen toenemen. Het jaarlijks ploegen, spitten of frezen van een klein deel van de oppervlakte kan de ruigteomstandigheden bewaren. In alle gevallen is het goed om 10% van de oppervlakte, bij grote percelen in verspreide stukken, niet te maaien en pas volgend jaar weer mee te nemen en dan andere delen te laten staan. Dit om niet vliegende soorten en levensfases voor het gebied te behouden. Heide Bij het maaien, chopperen of plaggen van de heide om deze te verjongen, dit gefaseerd in ruimte en tijd uitvoeren. Bij geïsoleerde, kleine percelen maximaal de helft van de oppervlakte, overigens maximaal 0,5 ha aaneengesloten bewerken.
Wilde bijen in Deventer 2012
Afzetten struiken Afzetten van struiken en boomsingels kan noodzakelijk zijn. Ook hier is gefaseerd werken van groot belang. In het bijzonder bij drachtplanten die bloeien in periodes, dat er weinig anders bloeit. Dit geldt in het bijzonder voor de wilgen die voor veel voorjaarssoorten de enige of de belangrijkste drachtplant zijn. In enig jaar moet niet meer dan 1/3 van de struiken of knotwilgen worden afgezet. En bij voorkeur pas na twee jaar het volgende derde deel. Bij grotere oppervlakte of aantallen kan dit ook over de het gehele gebied groepsgewijs worden verspreid. Concurrentie van honingbijen Honingbijen kunnen voedselconcurrenten zijn voor wilde bijen, wanneer de hoeveelheid beschikbaar voedsel de beperkende factor is. Op de heide is dit het geval zolang de struikhei niet bloeit. Hier is relatief veel nestgelegenheid aanwezig voor bodemnestelaars. Wanneer plaatsing van volken honingbijen wordt toegestaan zou dit beperkt moeten worden tot 0,5 volk/ha, waarbij alle kasten op één locatie zouden moeten staan aan de rand van het gebied. Zo kan er zonering door afstand optreden. Deze locatie moet bij voorkeur niet naast de meest geschikt nestlocaties liggen.
4.3 Beheer en nestgelegenheid Naast voedsel is nestgelegenheid op relatief korte afstand van de voedselbron van groot belang. Nestlocaties moeten in ieder geval een deel van de dag in de zon liggen. Bodemnestelaars Een groot aantal wilde bijen nestelt in de bodem, daarbij kunnen specifieke eisen gesteld worden aan de grondsoort, helling en mate van begroeiing. Een kort gemaaid gazon kan ongeschikt zijn als voedselbron maar met voldoende zon en een niet te humusrijke bodem, wel geschikt zijn als nestgelegenheid. Zo nestelt er een groot aantal grijze zandbijen (Andrena vaga) in het als gazon beheerde talud naar de IJssel langs de Kapjeswelle (mond. mededeling A. Koster). Deze op wilgen vliegende bij haalt het stuifmeel vermoedelijk aan de overkant van de IJssel. De meeste bijensoorten hebben een voorkeur voor kale of nauwelijks begroeide bodems. Deze nemen meer warmte op. Kale, belopen / betreden paden of bermen kunnen op de minder intensief gebruikte delen een grote concentratie aan nesten bevatten. Andere soorten hebben ook een kale bodem nodig, maar dan in de vorm van steile kanten. In enigszins ruigere delen van het openbaar groen is het van belang vooral ook kleine, kale plekken, al of niet steil, zolang mogelijk te laten bestaan en niet (netjes) bij te werken. Waar ruimte is voor wat meer wildheid kunnen wilde bijen geholpen worden
17
gebruikt worden. Oude muizennesten en nestkastjes kunnen door hommels gebruikt worden om er een nest in te bouwen. De boomhommel gebruikt hiervoor alleen bovengrondse holten, de aardhommel doet zijn naam eer aan door ondergrondse holten te gebruiken.
Figuur 18. Nestgangen in steil wandje. Foto Erik van der Spek.
door kleinschalig te plaggen en steile kantjes te maken (Fig. 18). Hier en daar een vierkante meter, meer is zeker niet erg, te plaggen en dit jaarlijks herhalen, kan al een wezenlijke verbetering in nestgelegenheid opleveren. Dit geldt ook voor een steil randje van 10-20 cm hoog en een meter lang, zoals te vinden is in het begin van het Vlierspadpark. Een aantal uren zon per dag op deze plekken is wel essentieel. Op kale plekken kan een concentratie van nesten optreden, daarbij kan een plek, die het hele jaar door in de zon ligt, gelegenheid bieden aan een variatie aan soorten. Incidenteel kan een dergelijke kolonie wanneer die te intensief betreden wordt kort worden afgezet een simpel touwtje tussen enkele paaltjes. Met een korte verklaring voor het publiek werkt dat vaak uitstekend. Voorkomen moet worden dat door het afschermen de betreding zolang wegvalt, dat de vegetatie de kans krijgt de locatie ongeschikt te maken als nestplaats. Holtenestelaars Holle stengels en kevergangen in dood hout vormen voor andere soorten nestgelegenheid. Veel soorten gebruiken ook andere gangen in hout of in steen en enkele soorten nestelen in lege slakkenhuizen. Indien vanwege de veiligheid dode bomen geveld moeten worden, verdient inkorten tot een veilige hoogte, bijvoorbeeld drie meter, de voorkeur. Maar ook stamstukken van een meter of iets meer laten staan is al nuttig. Het maken van een kunstwerk van een dode boom kan een goed alternatief zijn voor staand dood hout, wanneer het hier in vergaande mate mag vergaan. De kunstenaar zou er op gewezen kunnen worden, dat wanneer geboorde gaten deel kunnen uitmaken van het kunstwerk, dit een extra (natuurlijke) dimensie aan het kunstwerk geeft. Het plaatsen of met een buurt (-school) maken van bijenhotels, kan op plaatsen waar geen staand dood hout aanwezig is een goed en educatief aantrekkelijk alternatief zijn (Fig. 19). Ook andere holtes kunnen als nestgelegenheid
18
Figuur 19. Nestkast voor wilde bijen. Foto Jan Smit.
Ruigtenestelaars Een klein aantal soorten wilde bijen nestelt in ruigte of tussen afgevallen blad. Delen van de vegetatie die een jaar mogen overstaan zijn bijvoorbeeld geschikt als nestgelegenheid voor de akkerhommel. Het tussen struiken laten liggen van gevallen blad is ook gunstig voor bijvoorbeeld egels.
4.4 Kansen in stedelijke gebieden voor bijen Grote delen van ons land worden ingenomen door bebouwing en industrie. Veelal liggen deze urbane gebieden in een landschap dat verder bepaald wordt door intensief gebruikt cultuurland, dat meestal erg arm is aan wilde bijen. In stedelijke gebieden komt een redelijke diversiteit aan bijensoorten voor, dankzij het warmere microklimaat en kleinschalige structuren (Cornelissen 2012, Zurbuchen & Müller 2012). In potentie hebben de stedelijke gebieden echter nog veel meer mogelijkheden voor wilde bijen. Er zijn vaak veel mogelijkheden om te nestelen voor bovengronds nestelende soorten, maar door
Wilde bijen in Deventer 2012
de (vooral in privé tuinen toenemende) verhardingen zijn de mogelijkheden voor in de grond nestelende soorten beperkt. Privétuinen, stadsparken en industrieterreinen maken vaak grote delen van het grondgebruik in een stad uit. Dergelijke terreinen kunnen zowel voedsel als nestgelegenheid bieden voor wilde bijen. Bij een beheer dat vooral gericht is op het vergroten van het areaal aan geschikte waardplanten, kan het stedelijk gebied een belangrijke rol vervullen bij het behoud van de biodiversiteit (Cornelissen 2012, Zurbuchen & Müller 2012, Banaszak-Cibicka & Zmihorski, 2012). Naast voedsel moet er voor de wilde bijen ook nestgelegenheid zijn, bij voorkeur op relatief korte afstand van de voedselplanten. Wilde bijen zijn tamelijk plaatsgebonden, ze foerageren meestal in de omgeving van hun nestplaatsen. Veel exemplaren gaan niet verder dan 100 tot 300 meter om stuifmeel te halen. De bijen, ook kleine soorten, kunnen echter veel verder vliegen om stuifmeel te halen. Kleine soorten tot 1100 m, grotere tot 1400 m en zelfs 2200 m (Esser 2005, Zurbuchen, Landert et al. 2010).
broedcellen al met 25% of meer af (Zurbuchen & Müller 2012). Ook vergroot een langere afwezigheid van een vrouwtje de kans op parasitering. Daarnaast heeft een grotere vliegafstand grote invloed op het aantal levensvatbare nakomelingen, bij een toename van deze afstand met 150 meter kan dit aantal zelfs met ruim 70% dalen (Peterson & Roitberg, 2006). De voorkeurterreinen van wilde bijen zijn droog en bloemrijk, met een mozaïekpatroon van verschillende landschapselementen dicht bij elkaar. Binnen de bebouwde kom zijn ruderale terreinen vaak plekken met de grootste soortenrijkdom aan bijen (Zurbuchen & Müller 2012). Dat kunnen ook kleine stukjes zijn, zo werden op een plek van een paar m² met wat kale grond en een paar soorten wilde planten in het ‘aanhangsel’ van het Rijsterborgherpark, een paar bijensoorten gevangen, die niet in de rest van het park gevonden waren.
4.5 Onderzoek naar bijen in stedelijke gebieden Er zijn slechts enkele voorbeelden van inventarisaties in Nederland naar bijen die zich binnen de bebouwde kom ophouden.
Figuur 20. Klein landschapselement; illegaal paadje in Rijsterborgherpark, biedt nestgelegenheid voor bijen . Foto Frank van der Meer.
Ruim 50% van de exemplaren van een soort gaat echter niet ver, omdat dit meer tijd kost en er minder tijd over blijft om de nesten te bevoorraden en dat dus minder nakomelingen oplevert (Zurbuchen, Cheesman et al. 2010). Bij een geringe toename van de vliegafstand naar de voedselplanten neemt het aantal bevoorrade
Wilde bijen in Deventer 2012
Na een aantal jaren van onderzoek in de stad Maastricht, had Lefeber (1983a, 1983b) daar 139 soorten wilde bijen aangetroffen. Dat is 39% van de soorten die in ons land voorkomen. Koster heeft onderzoek gedaan in het stedelijk groen in 26 gemeenten en heeft daar in totaal 113 soorten wilde bijen waargenomen. Dat is ongeveer 30% van de soorten die in ons land voorkomen. Gemiddeld werden er in de 26 gemeenten 23 soorten waargenomen (slechts 6% van de soorten in Nederland). Daarbij moet worden opgemerkt dat het onderzoek vaak steekproefsgewijs heeft plaats gevonden (Koster 2000). Bij zijn onderzoek naar wilde bijen in Deventer in het kader van het ecologisch groenbeheer heeft Koster 36 soorten wilde bijen (exclusief hommels) waargenomen (Koster 1999). Op een stuk spoordijk midden in de gemeente Westervoort zijn in een lange onderzoeksperiode van 20 jaar 124 soorten wilde bijen aangetroffen (Smit 2008). Dat is bijna 35% van de soorten uit ons land. Daarmee is duidelijk dat het aantal soorten wilde bijen dat binnen de bebouwde kom kan leven, aanzienlijk is. Hieronder kunnen zich ook behoorlijk wat zeldzame en bedreigde soorten bevinden (Lefeber 1983a,1983b, Smit 2008, Zurbuchen & Müller 2012).
19
5 Resultaten Voor een overzicht van de aangetroffen soorten en in welke terreinen ze zijn gevonden, zie Bijlage 1 ‘Soortenlijst bijen’ (pag. 43).
5.1 Aantal soorten bijen In ons land zijn tot op heden ongeveer 355 soorten wilde bijen waargenomen. Daarvan zijn in Deventer bij de inventarisatie in 2012 in de acht terreinen in totaal 103 soorten waargenomen. Bij de inventarisatie in 1999 zijn in totaal 36 soorten waargenomen in 15 terreinen. In 1999 zijn de hommels niet meegeteld in de inventarisatie, in 2012 wel: in totaal 10 soorten. Wanneer we alleen kijken naar de zes gebieden die bij beide inventarisaties zijn onderzocht, dan zijn daar 20 soorten gevonden in 1999 en 103 soorten in 2012. Een toename van 83 soorten. Van sommige gebieden was bij de inventarisatie in 1999 slechts één soort wilde bij waargenomen, dat zal niet te maken hebben met een toenmalig gebrek aan bijen, maar met een minder intensieve inventarisatie. Bij het onderzoek in 1999 is ook aandacht besteed aan de beplanting, in het kader van het ecologisch groenbeheer. In 2012 is de inventarisatie van de bijen tamelijk intensief uitgevoerd. Dit kan een deel van de toename van het aantal soorten verklaren, maar het is vrijwel zeker dat het continueren van het ecologische groenbeheer een belangrijke positieve factor is (Koster 2000). Een overzicht van de aantallen soorten wilde bijen die in de verschillende terreinen tijdens het onderzoek in 2012 zijn aangetroffen, staat in tabel 3. In deze tabel staan ook de aantallen soorten uit 1999. In de laatste kolom wordt aangegeven hoeveel soorten van dit terrein uit 2012 vermeld worden in de Rode Lijst (Peeters & Reemer 2003). Zie voor meer informatie hierover paragraaf 5.3 ‘Bedreigde bijensoorten’ (pag. 21).
In de terreinen in Deventer is het aantal in de grond nestelende soorten het hoogste, in totaal 53 soorten. Van de bovengronds nestelende soorten zijn 19 aangetroffen. Een klein aantal soorten (5) kan zowel boven- als ondergronds nestelen. Broedparasieten, 26 soorten, maken niet zelf een nest, maar profiteren van bevoorraden van het nest door andere soorten.
5.2 Zeldzame bijensoorten Veel van de 355 soorten wilde bijen in ons land zijn vrij zeldzaam tot erg zeldzaam, een aantal soorten is slechts een enkele keer in ons land waargenomen. Bij het bepalen van de zeldzaamheidsklasse is het voorkomen in uurhokken (5 x 5 km) afgezet tegen alle Nederlandse uurhokken (totaal 1674) (Peeters & Reemer 2003). Wanneer een bijensoort te boek staat als zeldzaam of zeer zeldzaam, is het echter goed mogelijk dat deze soort plaatselijk met een grote populatie voorkomt. Van de 103 bijensoorten in de terreinen in Deventer zijn er 67 soorten vrij zeldzaam tot zeldzaam. Een overzicht van de aantallen in de verschillende terreinen staat in tabel 4, gerangschikt naar zeldzaamheidsklasse. Daarin is ook een vergelijking gemaakt met de aantallen zeldzame soorten die in 1999 zijn aangetroffen. In de soortenlijst (Bijlage 1, pag. 43.) wordt bij elke soort de zeldzaamheidsklasse aangegeven.
Tabel 3. Aantal gevonden bijensoorten per terrein. Aantal soorten wilde bijen Terreinen
IJsselkade Jan Luykenkolk Oostriklaan Oude Begraafplaats Rijsterborgherpark Vlierspadpark Wechelerveld Wezenland Totaal aantal soorten
20
Grootte
1,5 5,5 1,5 1,5 4,5 1,5 3 2
ha ha ha ha ha ha ha ha
1999
2012
Rode lijst 2012
2 1 16 1 8 3
31 50 26 24 43 45 50 28
7 10 2 2 4 6 5 4
20
103
19
Wilde bijen in Deventer 2012
Tabel 4. Zeldzame soorten per terrein en per zeldzaamheidsklasse. Zeldzaamheidsklasse Vrij zeldzaam
Terreinen
Zeldzaam
Zeer zeldzaam
Totaal 1999 + 2012
1999
2012
1999
2012
1999
2012
IJsselkade
1
11
1
6
-
-
19
Jan Luykenkolk
1
15
-
8
-
2
26
Oostriklaan
4
5
1
2
-
-
12
Oude Begraafplaats
1
6
-
4
-
-
10
Rijsterborgherpark
2
13
1
9
-
-
23
Vlierspadpark
---
14
---
8
---
1
23
Wechelerveld
---
21
---
7
---
-
28
Wezenland
1
13
-
3
-
-
17
Totaal aantal soorten
7
44
3
21
0
2
68
5.3 Bedreigde bijensoorten Ruim 55% van de wilde bijensoorten in Nederland staat in de Rode lijst, waarmee de bijen één van de meest bedreigde diergroepen in ons land zijn. Wanneer een bijensoort echter te boek staat als zeldzaam of zelfs zeer zeldzaam, dan wil dat nog niet zeggen dat deze soort ook bedreigd is. Dat is afhankelijk van de eventuele achteruitgang van deze soort en de mate waarin dit plaats vindt. Het is heel goed mogelijk dat een zeer zeldzame soort helemaal niet bedreigd is, omdat het leefgebied goed beschermd is.
Van de 103 soorten die in 2012 in de terreinen in Deventer zijn waargenomen, staan er in totaal 19 in de rode lijst. Hiervan zijn er 0 ernstig bedreigd, 5 bedreigd, 13 soorten kwetsbaar en 1 gevoelig. In tabel 5 staat een overzicht van de aantallen bedreigde soorten uit 1999 en uit 2012 per gebied, gerangschikt naar de rode-lijstcategorie. In de Bijlage 1 ‘Soortenlijst bijen’ op pag. 43 wordt bij elke soort de categorie uit de Rode Lijst vermeld.
Figuur 21. Vrouwtje gedrongen wespbij (Nomada guttulata), een zeer zeldzame, bedreigde soort. Foto Gerard Scholte.
Wilde bijen in Deventer 2012
21
Tabel 5. Bedreigde soorten per terrein en per rode-lijstcategorie. Rode-Lijstcategorie Terreinen
Ernstig bedreigd
Bedreigd
Gevoelig
Kwetsbaar
Totaal 1999 + 2012
1999
2012
1999
2012
1999
2012
1999
2012
IJsselkade
-
-
1
3
-
-
-
4
8
Jan Luykenkolk
-
-
-
3
-
1
-
6
10
Oostriklaan
-
-
-
-
-
-
1
2
3
Oude Begraafplaats
-
-
-
-
-
-
-
2
2
Rijsterborgherpark
-
-
-
1
-
-
1
3
4
Vlierspadpark
---
-
---
2
---
-
---
4
6
Wechelerveld
---
-
---
-
---
-
---
5
5
Wezenland
-
-
-
-
-
-
-
4
4
Totaal aantal soorten
-
-
1
5
-
1
2
13
20
5.4 Bloembezoek Bloemen zijn als voedselbron onmisbaar voor bijen, veel bijensoorten zijn min of meer gespecialiseerd in hun bloembezoek (zie paragraaf 2.3 ‘Voedsel’, pag. 12). Broedparasieten (26 soorten) verzamelen geen stuifmeel voor hun larven.
Van de 77 stuifmeel verzamelende soorten die in Deventer zijn aangetroffen is er één monolectisch, zijn er 19 oligolectisch en 57 polylectisch. Een overzicht van de drachtplanten waarop de monoen oligolectische bijensoorten het stuifmeel verzamelen staat in tabel 6.
Tabel 6. Overzicht van de mono- en oligolectische bijensoorten in Deventer en hun drachtplanten. Plantenfamilie Plantengenus Apiaceae - schermbloemenfamilie Asteraceae - composietenfamilie
Campanulaceae – klokjesfamilie Campanula Ericaceae - heifamilie Calluna vulgaris Fabaceae - vlinderbloemenfamilie
Lythraceae - kattenstaartfamilie Lythrum salicaria Primulaceae - sleutelbloemfamilie Lysimachia Ranunculaceae - ranonkelfamilie Ranunculus - boterbloem Salicaceae - wilgenfamilie Salix
22
Bijensoort
Opmerking
Andrena proxima Colletes daviesanus Dasypoda hirtipes Heriades truncorum Osmia niveata Panurgus banksianus Panurgus calcaratus
vooral op fluitenkruid (Anthriscus sylvestris)
Chelostoma rapunculi Melitta haemorrhoidalis Andrena fuscipes Andrena labialis Andrena wilkella Chalicodoma ericetorum
vooral op Lathyrus
Melitta nigricans
Monolectisch
Macropis europaea
vooral op Lysimachia vulgaris
Chelostoma florisomne Andrena praecox Andrena vaga Andrena ventralis Colletes cunicularius
Wilde bijen in Deventer 2012
5.5 Broedparasieten In de acht gebieden in Deventer zijn 26 bijensoorten met een broedparasitaire levenswijze gevonden, op een totaal van 103 bijensoorten. Ongeveer een kwart van het aantal bijensoorten is dus broedparasiet. In tabel 7 staat een overzicht van de soorten die
in Deventer zijn aangetroffen, met hun (waarschijnlijke) gastheren. De gegevens zijn ontleend aan Westrich (1989) en Smit (2004). De gastheren die niet in Deventer aangetroffen zijn, staan grijs gedrukt en zijn niet voorzien van een Nederlandse naam.
Tabel 7. Overzicht van de broedparasitaire bijensoorten in Deventer, met hun (waarschijnlijke) gastheren. Broedparasiet
Gastheer
Wetenschappelijke naam
Nederlandse naam
Wetenschappelijke naam
Bombus campestris
Gewone koekoekshommel
Bombus humilis Bombus pascuorum Bombus pomorum Bombus pratorum Bombus ruderarius Bombus hypnorum Bombus terrestris Andrena barbilabris Andrena gravida Andrena bicolor Andrena chrysosceles Andrena carantonica Andrena nigroaenea Andrena nitida Andrena minutula Andrena semilaevis Andrena subopaca Andrena flavipes Andrena bimaculata Andrena tibialis Andrena cineraria Andrena nigroaenea Andrena nitida Andrena tibialis Andrena labiata Andrena cineraria Andrena vaga Andrena apicata Andrena clarkella Andrena fulva Andrena helvola Andrena synadelpha Andrena varians Andrena haemorrhoa Lasioglossum sexstrigatum Andrena dorsata Colletes cunicularius Lasioglossum pauxillum Lasioglossum punctatissimum Lasioglossum nitidiusculum Lasioglossum quadrinotatulum Halictus maculatus Halictus tumulorum Lasioglossum leucozonium Lasioglossum quadrinotatulum Lasioglossum lativentris Lasioglossum malachurum
Bombus norvegicus Bombus vestalis Nomada alboguttata Nomada bifasciata Nomada fabriciana
Boomkoekoekshommel Grote koekoekshommel Bleekvlekwespbij Bonte wespbij Roodzwarte dubbeltand
Nomada flava
Gewone wespbij
Nomada flavoguttata
Gewone kleine wespbij
Nomada fucata Nomada fulvicornis
Kortsprietwespbij Roodsprietwespbij
Nomada goodeniana
Smalbandwespbij
Nomada guttulata Nomada lathburiana
Gedrongen wespbij Roodharige wespbij
Nomada leucophthalma
Vroege wespbij
Nomada panzeri
Sierlijke wespbij
Nomada ruficornis Nomada sheppardana Nomada zonata Sphecodes albilabris Sphecodes crassus
Gewone dubbeltand Geeltipje Variabele wespbij Grote bloedbij Brede dwergbloedbij
Sphecodes ephippius
Bosbloedbij
Wilde bijen in Deventer 2012
Nederlandse naam Akkerhommel Weidehommel Boomhommel Aardhommel Witbaardzandbij Weidebij Tweekleurige zandbij Goudpootzandbij Meidoornzandbij Zwartbronzen zandbij Viltvlekzandbij Gewone dwergzandbij Halfgladde dwergzandbij Witkopdwergzandbij Grasbij Grijze rimpelrug Asbij Zwartbronzen zandbij Viltvlekzandbij Grijze rimpelrug Ereprijszandbij Grijze zandbij
Vosje Breedrandzandbij Roodgatje Gewone franjegroefbij Wimperflankzandbij Grote zijdebij Kleigroefbij Fijngestippelde groefbij
Parkbronsgroefbij Matte bandgroefbij
23
Broedparasiet
Gastheer
Wetenschappelijke naam
Nederlandse naam
Wetenschappelijke naam
Nederlandse naam
Sphecodes gibbus
Pantserbloedbij
Andrena vaga Colletes cunicularius Halictus maculatus Halictus rubicundus Halictus sexcinctus Lasioglossum brevicorne Lasioglossum leucopus Lasioglossum semilucens Lasioglossum nitidiusculum Lasioglossum sexstrigatum Lasioglossum morio Halictus rubicundus Lasioglossum albipes Lasioglossum calceatum Lasioglossum malachurum Andrena argentata Andrena barbilabris Andrena humilis Andrena ventralis Lasioglossum leucozonium Lasioglossum prasinum
Grijze zandbij Grote zijdebij
Sphecodes marginatus
Sphecodes miniatus
Verscholen dwergbloedbij
Gewone dwergbloedbij
Sphecodes monilicornis
Dikkopbloedbij
Sphecodes pellucidus
Schoffelbloedbij
Roodpotige groefbij
Gewone smaragdgroefbij Halfglanzende groefbij Gewone franjegroefbij Langkopsmaragdgroefbij Roodpotige groefbij Berijpte groefbij Gewone geurgroefbij
Witbaardzandbij Roodbuikje Matte bandgroefbij
Figuur 22. Vrouwtje variabele wespbij (Nomada zonata), een broedparasiet. Foto Albert de Wilde.
24
Wilde bijen in Deventer 2012
In de terreinen in Deventer zijn wespen aangetroffen uit 7 families. Van de Sapygidae en de Ampulicidae zijn geen soorten gevonden. In tabel 8 staat een overzicht van de aantallen soorten per terrein, per familie. Voor een totaaaloverzicht van de soorten en in welke terreinen ze zijn aangetroffen, zie Bijlage 2 ‘Soortenlijst wespen’ (pag. 46).
5.6 Overzicht wespen Tijdens het onderzoek in de terreinen van de gemeente Deventer is ook aandacht besteed aan de daar voorkomende soorten angeldragende wespen. In ons land komen angeldragende wespen voor uit 12 verschillende families; Bethylidae, Chrysididae, Dryinidae, Embolemidae, Mutillidae, Sapygidae, Tiphiidae, Pompilidae, Vespidae, Ampulicidae, Sphecidae, Crabronidae. Tijdens de inventarisatie is geen aandacht besteed aan de Bethylidae, de Dryinidae en de Embolemidae. De mieren (Formicidae) behoren eveneens tot de angeldragers, ook die zijn in de inventarisatiewerkzaamheden niet meegenomen.
Van de wespensoorten die in Nederland voorkomen is er geen rode lijst. De status van de soorten die in ons land voorkomen wordt vermeld in ‘De wespen en mieren van Nederland’ (Peeters et al. 2004). De status is bij elke soort aangegeven in Bijlage 2 op pag. 46.
Tabel 8. Overzicht van de aantallen soorten wespen per familie per terrein.
Terreinen
Chrysididae
Mutillidae
Tiphiidae
Pompilidae
Vespidae
Sphecidae
Crabronidae
Totaal aantal soorten
Wespenfamilies
IJsselkade
-
-
1
-
3
-
1
5
Jan Luykenkolk
-
-
-
-
3
-
1
4
Oostriklaan
-
-
1
1
2
-
2
6
Oude Begraafplaats
-
-
-
4
6
-
6
16
Rijsterborgherpark
-
-
-
-
2
-
2
4
Vlierspadpark
-
-
1
1
6
-
11
19
Wechelerveld
2
1
1
7
6
1
22
40
Wezenland
-
-
-
-
1
-
10
11
Totaal per familie
2
1
1
10
14
1
34
63
Figuur 23. Hedychrum gerstaeckeri, een goudwesp (Chrysididae). Foto Albert de Wilde.
Wilde bijen in Deventer 2012
25
6 De terreinen 6.1 Beschrijvingen In de terreinbeschrijvingen wordt de ligging van de verschillende gebieden in Deventer aangeduid met Amersfoortcoördinaten (Ac.). Elk gebied wordt in het kort beschreven. Voor de ligging in Deventer wordt verwezen naar de kaarten op pagina 9 en 10. Bij de meeste beschrijvingen staat een kaartje van het betreffende gebied. Onder grootte wordt verstaan de afmeting van het deel van het gebied dat op bijen is geïnventariseerd. Wanneer niet het hele gebied, maar een deel ervan is onderzocht,
wordt dat op het kaartje aangegeven met arcering of omranding. De belangrijke landschapselementen voor bijen worden vermeld, soms voorzien van een foto. Daarnaast worden planten genoemd, waarvan de bloemen belangrijk of aantrekkelijk zijn voor bijen. De bijzondere of vermeldenswaardige soorten bijen van het terrein worden op een rij gezet. Het beheer van het terrein, zoals dat nu wordt uitgevoerd, wordt kort beschreven. Voor elk terrein worden beheeradviezen gegeven, die een positieve uitwerking hebben op bijen.
6.2 IJsselkade Terreinbeschrijving Onder de IJsselkade (Ac. 206-474) wordt verstaan de bermen tussen de weg en de fiets- en voetpaden, plus het dijklichaam (Nr. 1 op de kaart op pag. 9). Afmeting van het geïnventariseerde dee: vanaf de berm naast de weg, tot aan het hek onder aan de dijk, ca. 1,5 ha. Door de zuid-expositie vangt de dijk veel zon op en is daardoor aantrekkelijk voor bijen om in te nestelen. In de niet-geïmpregneerde afrasteringspalen onder aan de dijk zitten vraatgangen van kevers, en dat is nestgelegenheid voor bijen, o.a. Heriades. Bloemen De berm tussen weg en fietspad is bloemrijk, bestaat uit mooi open bloemrijk grasland met o.a. gewone kruisdistel, klein streepzaad en tijm. In juli mooi bloeiend, met duifkruid, tijm (Fig. 26), gele composiet, etc., maar in die periode weinig bijen, enkele hommels en een zandbij. Het dijklichaam is vroeg in het voorjaar nagenoeg zonder bloemen, er bloeit alleen wat speenkruid. Desondanks zijn er vrij veel bijen waargenomen, die er waarschijnlijk nestelen. In april domineert de paardenbloem (Fig. 25), deze is belangrijk voor de nectar- en stuifmeelvoorziening van een aantal soorten zandbijen. In mei is de vegetatiestructuur geheel gewijzigd, glanshaver overheerst, daar onder is rode klaver de belangrijkste nectar- en stuifmeelleverancier, vergezeld van boterbloem en enkele composieten. Hoger op de dijk, waar de vegetatie minder hoog is, een kleine, gele klaversoort.
26
Figuur 24. Overzicht van de IJsselkade. Foto Erik van der Spek.
Op de boterbloemen bij de spoorbrug is een ranonkelbij gevonden. In juni is van het dijklichaam alleen het deel tussen de spoorbrug en ongeveer de Perenstraat nog bloemrijk met o.a. aardaker (Fig. 27). Wilde bijen in Deventer 2012
In juli was de dijk gemaaid. In augustus veel pastinaak, rolklaver, rode klaver, enkele jacobskruiskruid. In eerste deel van dit terrein is de uitloop naar de rivieroever bloemrijk, in juli zijn hier diverse bijensoorten gevonden.
Figuur 25. Paardenbloemen op de dijk van de IJsselkade in april. Foto Frank van der Meer.
afvoeren. Dit het volgende jaar op de delen doen waar dit niet gebeurd is. Af en toe een jaar helemaal niet maaien. Dijk Op het gedeelte tussen spoorbrug en Perenstraat het beheer van jaarlijks hooien grotendeels voortzetten. Het overige deel verschralen door deels een vroege (mei) maaibeurt, 50% van de lengte in blokken van 100-200m en volgend jaar de andere blokken een vroege maaibeurt. In het uiteindelijke beheer jaarlijks 10% in verspreide delen niet maaien, die stukken het volgende jaar wel maaien en andere laten staan. Niet voor de bijen, maar voor b.v. vlinders als bruin zandoogje en St Jansvlinder. Indien de afrasteringspalen vervangen dienen te worden geen geïmpregneerde palen gebruiken en de nieuwe palen naast de oude bevestigen, de oude laten staan.
Bijen In dit terrein, met name op de dijk, zijn zeven bijensoorten van de Rode lijst gevonden: weidebij Andrena gravida, donkere klaverzandbij Andrena labialis, geelstaartklaverbij Andrena wilkella, bonte wespbij Nomada bifasciata, roodsprietwespbij Nomada fulvicornis, smalbandwespbij Nomada goodeniana en ranonkelbij Chelostoma florisomne. Beheer De berm van de IJsselkade tussen weg en fietspad wordt beheerd als bloemgras. Soms een wijziging van twee keer per jaar maaien en ruimen naar één keer per jaar maaien en ruimen. Er is in het verleden wel meer op gewezen dat groepen bloeiende planten moeten blijven staan. De dijk wordt eens per jaar gemaaid. De bovenkant van de dijk en de berm tussen voetpad en fietspad worden frequent gemaaid en beheerd als gazon.
Figuur 26. Tijm in de berm van de IJsselkade in juni. Foto Erik van der Spek.
Beheeradviezen Bermen weerskanten voetpad Bij voorkeur deze bermen gefaseerd maaien zodat bijen kunnen uitwijken naar delen waar nog wel klavers en paardenbloemen bloeien. Overigens kan kort gras in de zon wel een goede nestlocatie zijn. Kruidenrijke berm De kruidenrijke berm naast de weg onder schrale omstandigheden laat maaien en afvoeren en 10% tot volgend jaar laten staan. Onder voedselrijke omstandigheden een extra gefaseerde beurt van maaien en afvoeren of een gedeelte na de heftigste grasgroei maaien en
Wilde bijen in Deventer 2012
Figuur 27. Aardaker op de dijk van de IJsselkade in juni. Foto Erik van der Spek.
27
6.3 Jan Luykenkolk Terreinbeschrijving De Jan Luykenkolk (Ac. 205/206-476) is een park met twee waterpartijen (kolken). Nummer 2 op de kaart op pag. 9. Geïnventariseerde deel ca. 5, 5 ha. Aan de noordwestkant van de grote kolk is een helling, zuid geëxponeerd, die mogelijkheden biedt om te nestelen. Aan de oostkant ook hellingen, met bijennesten. Hellende oppervlakken zijn relatief droog en vangen veel zonnestralen wanneer ze op het zuiden liggen, ideaal voor bijen om te nestelen. In de struikenrand een ruig hoekje met kale grond en klimopereprijs (Fig. 31), waarop dwergzandbijen vlogen. Bloemen Langs de beide kolken aan de zuidkant staan enkele wilgenstruwelen. Ook staan er verspreid langs de grote plas enkele treurwilgen. Wilgen zijn erg belangrijk voor de vroege voorjaarsbijen. In de gazons rond de grote kolk alleen madeliefje, paardenbloem en kleine ooievaarsbek. Het grasland rondom de kleine kolk is bloemrijk en daardoor bijenrijk (Fig. 32). Een populatie gewone ereprijs Fig. 28) is belangrijk voor de ereprijszandbij Andrena labiata, de gastheer van één van de zeldzaamste bijen in Deventer: gedrongen wespbij Nomada guttulata. Aan de westkant in mei een flink plakkaat vogelmelk, dat niet was mee gemaaid. Trok veel bijen.
Figuur 28. Kaart van de Jan Luykenkolk.
Bijen Dit terrein is rijk aan bijen, er zijn 50 soorten aangetroffen, het meeste van de acht terreinen in Deventer. Hierrvan staan tien soorten in de Rode lijst, meer dan in de andere terreinen. De meeste daarvan zijn gevonden in het bloemrijke, oostelijke deel rond de kleine kolk: weidebij Andrena gravida, grijze rimpelrug Andrena tibialis, zesvlekkige groefbij Lasioglossum sexnotatum, tuinbladsnijder Megachile centuncularis, roodsprietwespbij Nomada fulvicornis, smalbandwespbij Nomada goodeniana, gedrongen wespbij Nomada guttulata (Fig. 30), blauwe metselbij Osmia caerulescens, variabele wespbij Nomada zonata en bosbloedbij Sphecodes ephippius. In de helling in het oostelijke deel zit een kleine kolonie van de grijze zandbij Andrena vaga. Dankzij het voorkomen van de grote kattenstaart en de grote wederik zijn er populaties van de kattenstaartdikpoot Melitta nigricans en de slobkousbij Macropis europaea.
Figuur 29. Jan Luykenkolk, gewone ereprijs. Foto Jan Smit.
De bloemrijke begroeiing langs de waterkant in juli en augustus bevat o.a. grote wederik, grote kattenstaart en Canadese guldenroede. In de struikenrand langs de flat staat Diervilla rivularis een struik die in juli veel honingbijen en hommels trok. 28
Figuur 30. Gedrongen wesspbij (Nomada guttulata). Foto Gerard Scholte. Wilde bijen in Deventer 2012
Beheeradviezen Indien de wilgen gesnoeid moeten worden, deze gefaseerd afzetten, geen kaalslag in één jaar, liefst 3-jaarlijkse cyclus. Grasland bij kleine kolk en langs de hoofdwegen: zoveel mogelijk één jaarlijkse maaibeurt en dan 10% in verspreide delen niet maaien, die stukken het volgende jaar wel maaien. Indien het beheer van twee maal per jaar maaien en afvoeren wordt voortgezet dit faseren in niet te grote stukken en de maaitijd aanpassen aan het feitelijke groeiseizoen en 10% van de oppervlakte per jaar niet maaien. Figuur 31. Jan Luykenkolk, kale grond en klimopereprijs, beide belangrijk voor bijen. Foto Frank van der Meer.
Beheer Rond de Kleine Jan Luykenkolk wordt al tien jaar het gras als laag bloemgras beheerd, een keer per jaar maaien en afvoeren. In het gras worden wandelstroken gemaaid. De gazons rond de grote Jan Luykenkolk worden frequent gemaaid.
Grasland rond de grote kolk: zo mogelijk het gazon gefaseerd maaien 50% per maaibeurt in verspreid liggende stukken. Dan blijft er altijd een deel beschikbaar waar witte klaver en paardenbloem bloeien kan. Voor de soorten die in holtes nestelen zou (kunstmatige) nestgelegenheid een goede aanvulling zijn. In de bermen van de Roland Holstlaan en de Zwolse weg zou een graslandbeheer zoals langs de kleine kolk kunnen plaatsvinden.
Figuur 32. Het bloemrijke grasland rond de kleine Jan Luykenkolk in mei, domein voor veel bijensoorten. Foto Jan Smit.
Wilde bijen in Deventer 2012
29
6.4 Oostriklaan Terreinbeschrijving De Oostriklaan (Ac. 211-473/474) is te verdelen in een stuk noordelijk van het spoor en een stuk zuidelijk. Nummer 3 op de kaart op pag. 10. Afmeting van het geïnventariseerde deel 0,5 ha. Zuidelijke deel De oostkant is een winkelcentrum. Aan de westkant is naast het sportcentrum een rijtje struiken en een bloemrijk grasveld (Fig. 34), waar overigens bebouwing gepland is. Tussen de parkeerplekken zijn kleine, bloemrijke veldjes (Fig. 39). Noordelijke deel De oostkant is een heel smalle berm, begrensd met een beukenhaag, daarachter grasvelden van de flats, met bloemperken, o.a. lavendel met in juli veel hommels en honingbijen. Aan de westkant bij de parkeerplaats een ruig stukje, verderop veel gemaaide gazons op enigszins heuvellig terrein, tussen de flats (Fig. 38). Dit terrein is eigendom van een projectontwikkelaar. Naast de rotonde bij de Vlinderparkweg is een zeer bloemrijk veld (Fig 35). Hier zijn ook delen met een vrij lage begroeiing en wat open grond, potentiële nestgelegenheid voor bodemnestelaars. Bloemen Zuidelijke deel Struikenrij met voor bijen belangrijke struiken als meidoorn en roosachtige (Fig. 36 en 37), met ondergroei van stinkende gouwe, fluitenkruid. Bloemrijke, kleine veldjes tussen de parkeerplaatsen met scherpe boterbloem, margriet en later rolklaver, rode klaver en duizendblad. Het grote veld naast het sportcentrum in juni zeer bloemrijk: rode en witte klaver, margriet,
Figuur 34. Bloemrijk grasland naast het sportcentrum. Foto Jan Smit. 30
Fig. 33. Kaart van de Oostriklaan, Rode arcering = onderzochte gebied. Blauw gearceerd is later ook onderzocht
biggenkruid, akkerdistel, bont kroonkruid, jacobskruiskruid. Noordelijke deel Ondergroei in de struiken net boven het station van ooievaarsbek, veel bezocht door hommels. In één van de gazons is een perk met o.a. koekoeksbloem, madelief, ooievaarsbek, paardenbloem en vergeet-mij-niet. Toch weinig bijen hier. Naast de rotonde bij de Vlinderparkweg een zeer bloemrijk veld, met zeer veel rode klaver, witte
Figuur 35. Bloemrijk grasland naast rotonde. Foto Erik van der Spek. Wilde bijen in Deventer 2012
klaver, rolklaver, biggenkruid, kroonkruid, rolklaver, kleine klavers, etc. Figuur 36 en 37. Oostriklaan
Bloeiende meidoorn. Foto Jan Smit.
Bloeiende roos. Foto Frank van der Meer.
Beheer De gazons en de bermen van het noordelijke deel worden veelvuldig gemaaid. De bloemrijke graslanden worden eind juni / begin juli gemaaid. Beheeradviezen Bloemrijke graslanden: Zo veel mogelijk één late, jaarlijkse maaibeurt en dan 10% in verspreide delen niet maaien, die stukken het volgende jaar wel maaien. Wanneer vaker gemaaid moet worden dan faseren in niet te grote stukken en de maaitijd aanpassen aan het feitelijke groeiseizoen. Bramen in ondergroei van plantsoen met bomen en struiken deels handhaven. De gazons bij voorkeur gefaseerd maaien zodat bijen kunnen uitwijken naar delen waar nog wel klavers en paardenbloemen bloeien. Voor de soorten die in holtes nestelen zou kunstmatige nestgelegenheid een goede aanvulling zijn.
Bijen In de Oostriklaan zijn twee soorten van de Rode lijst gevonden: lathyrusbij Chalicodoma ericetorum en zesvlekkige groefbij Lasioglossum sexnotatum. Op het bloemrijke grasland naast het sportcentrum bevinden zich kolonies van de pluimvoetbij Dasypoda hirtipes, matte bandgroefbij Lasioglossum leucozonium, grote roetbij Panurgus banksianus en kleine roetbij Panurgus calcaratus, die allemaal stuifmeel verzamelen op de biggenkruiden. Nadat begin juli alles gemaaid was, zijn er van deze bijen niet of nauwelijks nog exemplaren gevonden.
Figuur 39. Bloemrijk veldje tussen de parkeerplaatsen bij het sportcentrum. Foto Jan Smit.
Figuur 38. Oostriklaan, gazons tussen de flats, nauwelijks interessant voor bijen. Foto Jan Smit.
Wilde bijen in Deventer 2012
31
6.5 Oude begraafplaats Terreinbeschrijving De oude begraafplaats (Ac. 207-474/475) is ongeveer 1,5 ha groot. Nummer 4 op de kaart op pag. 9. De oudste bomen zijn als solitair opgegroeid, in de loop der jaren is daar allerlei houtopslag tussen ontstaan. Het grootste aaneengesloten groene element is het bosgedeelte op het achterste stuk van de begraafplaats. Hier ligt slechts een zeer klein aantal graven verspreid. Het groen heeft hier een natuurlijke functie, waarbij het bos met een struikachtige rand overgaat in de kruidlaag langs de paden. Over de gehele begraafplaats is loofhoutopslag van vlier, prunus en esdoorn. Het terrein is in het vroege voorjaar redelijk licht op een aantal plekken, later in het jaar is het door het bladerdek van de bomen nogal donker. Bloemen In het vroege voorjaar veel holwortel (Fig. 40 en 42) met een beetje scylla en sneeuwroem. In mei veel bloei van donkere ooievaarsbek, overblijvende ossetong (Fig. 41), gewone ereprijs. In juni biggenkuid. Langs het achterste pad groeit een flinke pluk heggenrank, er is geen heggenrankbij (Andrena florea) gevonden.
Figuur 40. Oude begraafplaats in maart. Foto Jan Smit.
Beheer Oude Begraafplaats, is sinds 1995 in beheer bij de Stichting Oude Begraafplaatsen Deventer en de stichting Natuur Anders heeft sinds die tijd het groen onderhoud gedaan. Het beheer is erop gericht de natuur zoveel mogelijk zijn gang te laten gaan, opslag van struiken en bomen wordt niet verwijderd. Beheeradviezen Voorkomen dat de open stukken dicht groeien met struiken. Struikenopslag weg halen en eens per jaar maaien, liefst laat in het seizoen. Maaisel afvoeren. Voor de holtenestelaars zou kunstmatige nestgelegenheid een goede aanvulling zijn. Wanneer dode bomen kunnen blijven staan is dit een goed alternatief. Indien vanwege de veiligheid dode bomen geveld zouden moeten worden verdiend inkorten tot een veilige hoogte, b.v. drie meter, de voorkeur. Maar ook stamstukken van een meter of iets meer laten staan is al nuttig.
Figuur 41. Overblijvense ossetong. Foto Jan Smit.
Bijen Op de Oude begraafplaats zijn twee soorten van de Rode lijst gevonden: zesvlekkige groefbij Lasioglossum sexnotatum en de tuinbladsnijder Megachile centuncularis. Dit terrein is in het voorjaar echt hommelland, er vlogen koninginnen van veel exemplaren en soorten. Later in het jaar (juli) echter nauwelijks nog, te weinig geschikte bloemen.
Figuur 42. In maart veel holwortel. Foto Frank van der Meer.
32
Wilde bijen in Deventer 2012
6.6 Rijsterborgherpark
Figuur 43. Kaart van het Rijsterborgherpark, inclusief een stukje park ten zuid-westen van de Singel.
Terreinbeschrijving Het Rijsterborgherpark (Ac. 207-474) is een traditioneel stadspark, met een waterpartij, veel grasvelden, bomen en struikenpartijen (veelal uitheemse soorten). Nummer 5 op de kaart op pag. 9. Het wordt intensief gebruikt door het publiek. Het geïnventariseerde deel is ruim 4,5 ha groot. Op plekjes waar struiken gerooid zijn, ruige stukjes met bloemen en kale grond. In het aan het park ‘hangende’ stuk aan de overkant van de Singel, is een helling langs het Hovenpad met zuidwest-expositie, met open plekjes en tamelijk kruidenrijk (Fig. 44). Vlak bij de woonhuizen is een kleine ruigte met open plekken en wilde planten, die in juli meteen 4 soorten bijen opleverde, die niet in de rest van het park gevonden zijn.
Figuur 44. Rijsterborgherpark, helling langs het Hovenpad, hier nestelt o.a. Lasioglossum sexnotatum. Foto Frank van der Meer.
Wilde bijen in Deventer 2012
Figuur 45. Rijsterborgherpark in maart, veld met sneeuwroem. Foto Jan Smit.
Bloemen In het vroege voorjaar veel helmbloem, scylla’s, sneeuwroem (Fig. 45) en weidegeelster. In april stonden hier en daar de paardenbloemen massaal in bloei (Fig. 46), deze plant is een belangrijke stuifmeelleverancier voor veel bijen. In het oostelijk deel van het park, meer naar het station toe, groeit op wat beschaduwde plekken massaal een cultivar van de gele dovenetel, die door veel hommels werd bezocht. In juni veel gewone ereprijs en overblijvende ossetong. Na het voorjaar is het grootste gedeelte van het park niet erg interessant meer voor bijen, slechts wat witte klaver (Hommel, honingbij). Alleen een smalle zoom langs de vijvers is nog begroeid met bloeiende planten: zoals kamille en wolfspoot (Fig. 47). Naar het westen toe is een steile, ruige oever, met o.a. braam, harig wilgenroosje, canadese guldenroed, etc. Hier wel enkele wilde bijen.
33
Nog iets verder naar het westen toe is een plek met een aantal wederikplanten, hier zaten enkele slobkousbijen (Macropis europaea). Aan de kant van de spoorlijn, vlak bij de Singel bloeit in juli een groep Diervilla rivularis, waarop verschillende soorten hommels en honingbijen. De andere bloeiende struiken trokken in juli hoogstens enkele honingbijen.
Beheer Het park wordt voornamelijk cultuurlijk onderhouden, de gazons worden kort gehouden. Er is hier en daar wel meer ruimte voor natuurlijker beheer. Beheeradviezen Zo mogelijk de gazons gefaseerd maaien, 50% per maaibeurt in verspreid liggende stukken. Dan blijft er altijd een deel beschikbaar waar witte klaver en paardenbloem bloeien kan. Plaatselijk gras uit laten groeien tot bloemrijk hooiland. Laat de helling langs het Hovenpad verder verschralen en probeer wat open stukje te houden. Langs de oever van de vijver worden nu rond bomen stukken niet mee gemaaid, deze stroken zouden wat vergroot kunnen worden.
Figuur 46. Bloeiende paardenbloemen, belangrijke drachtplanten voor bijen. Foto Frank van der Meer.
Bijen In het Rijsterborgherpark zijn vier soorten van de Rode lijst gevonden: weidebij Andrena gravida, zesvlekkige groefbij Lasioglossum sexnotatum, tuinbladsnijder Megachile centuncularis en smalbandwespbij Nomada goodeniana. In het voorjaar was er een flinke kolonie van het roodbuikje Andrena ventralis, verdeeld over enkele schaars begroeide locaties onder bomen.
Voor de soorten die in holtes nestelen zou (kunstmatige) nestgelegenheid een goede aanvulling zijn. Wanneer dode bomen kunnen blijven staan is dit een goed alternatief. Indien vanwege de veiligheid dode bomen geveld zouden moeten worden verdiend inkorten tot een veilige hoogte, b.v. drie meter, de voorkeur. Dit is dit jaar hier al gebeurd met een dode paardekastanje. Ook stamstukken van een meter of iets meer laten staan is al nuttig. Het boomkunstwerk kan een goed alternatief zijn voor staand dood hout wanneer het hier in vergaande mate mag vergaan. Bij eventuele nieuwe boomkunstwerken zou de kunstenaar er op gewezen kunnen worden, dat wanneer geboorde gaten deel kunnen uit maken van het kunstwerk, dit een extra dimensie aan het kunstwerk kan geven.
Figuur 47. Oeverzone met bloeiende planten in het Rijsterborgherpark. Foto Erik van der Spek.
34
Wilde bijen in Deventer 2012
6.7 Vlierspadpark
Fig, 48. Kaart Vlierspadpark; rood omrand het onderzochte park.
Terreinbeschrijving Het Vlierspadpark (Ac. 206-477) is gelegen aan de noord-westkant van Deventer. Op de kaart op pag. 9 nummer 6. De grootte van het geïnventariseerde deel bedraagt ruim 1,5 ha. Er grazen extensief enkele Veluwse landgeiten (Fig. 51). Door betreding van de geiten en spelende kinderen ontstaan kale stukje grond en steile wandjes langs de waterberging en op de aardenstoel (Fig. 49), die mogelijkheden bieden aan bijen om te nestelen. In de aardenstoel in de waterberging zijn veel nesten van bijen en wespen, deze is ook bloemrijk in juli. De zandheuveltjes verderop zijn tamelijk ruig begroeid, veel mos. Achteraan staan hoge en dichte struwelen van hazelaar, niet interessant voor bijen.
In het terrein staan diverse meidoorns. Veel plakkaten van gewone ereprijs. Half juni staat er redelijk wat te bloeien. In juli in het voorste stuk veel bloeiende witte klaver, druk bezocht door honingbijen en hommels (Fig. 50). Veel rolklaver met diverse behangersbijen (Chalicodoma, Megachile). Verderop veel marjolein, voornamelijk bezocht door hommels en honingbijen. Er staat veel gevklekte rietorchis en ruige anjer, beide planten zijn niet interessant voor bijen. Langs de waterpartijen grote kattenstaart met kattenstaartbij (Melitta nigricans) en enkele grote wederik, waarop een mannetje van de slobkousbij (Macropis europaea) gevonden is.
Figuur 50. Waterberging in Vlierspadpark, met veel witte klaver langs de rand. Foto Erik van der Spek.
In augustus veel bloeiende blauwe knoop en knoopkruid, bezocht door hommels en veel zweefvliegen. Bijen In het Vlierspadpark zijn zes bijensoorten van de Rode lijst aangetroffen: lathyrusbij Chalicodoma ericetorum, zesvlekkige groefbij Lasioglossum sexnotatum, gedrongen wespbij Nomada guttulata, vroege wespbij Nomada leucophthalma, blauwe metselbij Osmia caerulescens en zwartbronzen houtmetselbij Osmia niveata.
Figuur 49. Aardenstoel in Vlierspadpark, kruidenrijk en veel nestgelegenheid. Foto Jan Smit.
Bloemen Ijn het vroege voorjaar weinig bloei, aanplant van enkele bloeiende wilgen zou veel kunnen bieden voor de voorjaarsbijen.
Wilde bijen in Deventer 2012
Aan de noordkant bevindt zich een kleine kolonie van de grijze zandbij Andrena vaga, die haalt het stuifmeel op wilgen. Op de bloeiende ereprijs vloog de ereprijszandbij Andrena labiata, de broedparasiet daarvan is de gedrongen wespbij Nomada guttulata, een zeer zeldzame, bedreigde soort.
35
Beheer Sinds de aanleg 15 jaar geleden is er hetzelfde beheer gevoerd, begrazing en onderhoud door de Stichting Natuur Anders. In 2010 zijn door het waterschap de twee bergingsbassins en de aardenstoel in een van de bassins aangelegd. Het is aan de voorzijde bij de Otter nu vrij kaal. Beheeradviezen Het park is in begraasde toestand heel goed. Een van de zeldzame geitenbegrazingen met een mooie kruidenrijke begroeiing. Nu er op het achterste deel geen geiten lopen moet daar gemaaid en gehakt worden. De kruidenrijke en grasruigten jaarlijks - 10%. De struwweelranden jaarlijks in delen terugzetten, zodanig dat het struweel zicht niet uitbreidt. De groei bepaalt het jaarlijkse percentage. De kleine heidestukken niet jaarlijks maaien, incidenteel in delen maaien kan op termijn nodig zijn om te verjongen. Wel zal jaarlijks struik- en boomopslag getrokken moeten worden. Nu het vee hier weg is kan dit een negatief effect hebben op steile randen en open grond, dit kan jaarlijk kleine stukken plaggen en afsteken nodig maken.
Figuur 51. Inventarisatiewerk in Vlierspadpark, links de landgeiten. Foto Erik van der Spek.
inkorten tot een veilige hoogte, b.v. drie meter, de voorkeur. Maar ook stamstukken van een meter of iets meer laten staan is al nuttig. Wanneer dit niet mogelijk is, is het plaatsen van bijenhotels te overwegen. Vanwege de hoge mate van natuurlijkheid van dit park heeft een zo natuurlijk mogelijk vorm, het inspitten van een dik stamstuk met voorgeboorde gaten, hier echter de voorkeur.
Meer staand dood hout zou goed zijn voor de holte nestelaars. Wanneer vanwege veiligheid dode bomen geveld zouden moeten worden, verdiend
Figuur 52. Vlierspadpark, bloemrijk in juli. Foto Jan Smit.
36
Wilde bijen in Deventer 2012
6.8 Wechelerveld
Fig, 53. Kaart van het Wechelerveld; rood gearceerd het onderzochte deel.
Terreinbeschrijving Het Wechelerveld (Ac. 209/210-476/477) is een natuur- en wandelgebied van bijna 50 hectare met bos en heide. Nummer 7 op de kaart op pagina 10. Er is alleen geïnventariseerd op de open plekken, met zand en (geplagde) heide. De grootte van dat deel van het gebied is ongeveer 4 ha. In het terrein ligt een heideveld, waarvan een deel aan de zuidkant geplagd is. Aan de zuidkant van het geplagde deel liggen al eerder geplagde stukken. In het gebied ligt een zandplek met wilgen en andere bloeide planten (Fig. 54). Door het terrein loopt een zandweg, die in de zanderige bermen nestgelegenheid biedt. De bermen zijn kruidenrijk.
Figuur 54. Kaal zand met bloeiende kruiden in het Wechelerveld. Foto Jan Smit.
Wilde bijen in Deventer 2012
Figuur 55. Wechelerveld, bloeiende wilgen in maart. Foto Jan Smit.
Bloemen In het vroege voorjaar bloeien op verschillende plekken wilgen (Fig. 55), belangrijk voor de vroege voorjaarsbijen. Tegen het omheinde stuk naast de zandplek, is een ruigte met veel zevenblad en smeerwortel. Later in het jaar staat hier biggenkruid en engelwortel. In de bermen van de zandweg staan ook enkele wilgen, verder in de loop van het jaar o.a. paardenbloem, rolklaver, jacobskruiskruid, engelwortel (Fig. 57). In april is er weinig bloei, zodat een verwilderde fruitboom ten westen van de heideveldjes een welkome voedselbron is voor bijen. Hier stond ook kruipwilg in bloei, in deze periode zijn de grotere wilgen uitgebloeid.
37
In mei bloeit er veel tormentil en een muursoort langs een zandpaadje door het noordelijke deel van de heide. Deze minuscule bloempjes zijn nu belangrijke stuifmeelbronnen bronnen voor kleine groefbijtjes. Langs de paden in het bos staat nagelkruid, waarop bijen zijn aangetroffen. In juni veel biggenkruid, ook tussen de hei (Fig. 56), en een enkele vuilboom. In het geplagde stuk en de wegberm in juli veel rolklaver aantrekkelijk voor bijen (Anthidiellum, Megachile). Floristisch gezien zijn de klokjesgentianen zeer interessant, het zijn geen drachtplanten voor de aangetroffen bijensoorten.
Beheer Het Wechelerveld is in eigendom van de Stichting IJssellandschap en maakt onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur. Het is de afgelopen twee jaar opengehakt (heideveldjes vergroot en met elkaar verbonden). Verder wordt er kleinschalig geplagd en opslag verwijderd door de vrijwilligersorganisatie “De Groene Knoop”. Beheeradviezen Voortzetten van het heidebeheer. Meer staand dood hout zou goed zijn voor de holte nestelaars. Wanneer vanwege veiligheid dode bomen geveld zouden moeten worden verdiend inkorten tot een veilige hoogte, b.v. drie meter, de voorkeur.
Figuur 56. Biggenkruiden in het Wechelerveld. Foto Erik van der Spek.
Bijen In het Wechelerveld zijn vijf soorten bijen van de Rode lijst aangetroffen: heidezandbij Andrena fuscipes, zesvlekkige groefbij Lasioglossum sexnotatum, roodharige wespbij Nomada lathburiana, vroege wespbij Nomada leucophthalma en bosbloedbij Sphecodes ephippius. Op de wilgen kunnen de gastheren van de beide soorten wespbijen foerageren: donkere wilgenzandbij Andrena apicata, zwart-rosse zandbij Andrena clarkella en grijze zandbij Andrena vaga. Deze soorten zijn niet in het gebied gevonden. Op de zandplek en in de hei bevindt zich een kolonie van de pluimvoetbij Dasypoda hirtipes. Op de hei is één van de specifieke heidebijen aangetroffen: een mannetje van de heidezandbij Andrena fuscipes. Of dit een relict is van een oude populatie, of een nieuwe vestiging is niet duidelijk. De hei is wat aan de kleine kant voor grote populaties heidebijen. En de voedselconcurrentie van honingbijen is groot Het terrein is rijk aan wespensoorten, er zijn 40 soorten aangetroffen, waaronder veel soorten graafwespen.
38
Figuur 57. Bloeiende engelwortel in juli in de berm van de Wechelerweg. Foto Jan Smit.
Figuur 58. Aardbeivlinder op het Wechelerveld Foto Frank van der Meer. Wilde bijen in Deventer 2012
6.9 Wezenland
Fig, 59. Kaart van Wezenland; rood gearceerd het onderzochte deel. Ingezette foto: nieuwe aanleg in voortgang. Foto Erik van der Spek.
Terreinbeschrijving Het Wezenland (Ac. 208-476) is een park met enkele flats erin. Nummer 8 op de kaart op pag. 9. Het parkachtige deel (gearceerd) dat onderzocht is op bijen, is ruim 4,5 ha groot. Incidenteel zijn ook stukken van de rest van het park bekeken.
Op het speelterrein tussen flat 2 en 3 liggen lage heuveltjes, die in maart nog niet op de schop gegaan zijn, later grotendeels wel (Fig. 60).
Het park is bijna helemaal op zijn kop gezet, nagenoeg alles is vergraven en er zijn nieuwe, betonnen wandelpaden aangelegd (Fig. 59). Naar het noorden is het park verder uitgebreid, boven de zandwetering. Rondom de grote plas is enige ruigte, met bloemrijke stukken. Langs de natuurvriendelijke oever van de Zandwetering in juni plaatselijk veel kruiden waarop vooral honingbijen vlogen. Figuur 60. Speelheuvels in Wezenland. Foto Jan Smit. Wilde bijen in Deventer 2012
39
Bloemen Langs het water veel wilgen, verschillende soorten. Sommigen bloeiden in maart anderen nog helemaal niet, gunstige spreiding van de bloei voor de wilgenliefhebbers onder de bijen. Op de bloemrijke reststukken: rode klaver, kamille, zevenblad, biggenkruid (Fig. 61). In juli berenklauw en grote wederik. In de boomspiegels van de nieuwe aanleg o.a. kamille en jacobskruiskruid (Fig. 62) waarop enkele bijen gevonden zijn. Op de speelheuvels bloeien paardenbloemen en ereprijs. Hier en daar zijn hoekjes met bloemrijk grasland gespaard gebleven. In de berm van de Raalterweg op open plekken, vooral bij de verkeerslichten veel biggenkruid.
Boven kale zandplekken, die ontstaan zijn door de graafwerkzaamheden, vloog de voor rul zand typische witbaardzandbij Andrena barbilabris met haar broedparasiet, de bleekvlekwespbij Nomada alboguttata. De nesten zullen vanwege de werkzaamheden waarschijnlijk wel verloren zijn gegaan. Beheer Tot het moment van de grootschalige reconstructie van het Wezenlandpark werd het park tamelijk extensief onderhouden. Het was een vrij donkere en dichte strook bomen langs de stadsrand. In juli zijn alle resterende ruige, bloemrijke stukjes gemaaid. Beheeradviezen De natuurvriendelijke oever van de Zandwetering tot het parallel lopende pad biedt kansen bij een hooiland beheer. Dan 10% in verspreide delen niet maaien, die stukken het volgende jaar wel maaien. Bij voorkeur laat in het seizoen maaien. Wanneer vaker gemaaid moet worden dan faseren in niet te grote stukken en de maaitijd aanpassen aan het feitelijke groeiseizoen. Bij sterke grasgroei kan (deels) maaien en afvoeren voor de start van de kruidengroei mogelijk tot een grotere bloemrijkdom leiden. Vanaf de flats zou een extensivering van het beheer doorgevoerd kunnen worden, zowel bij het gras- als bij het plantsoenbeheer. Indien mogelijk zou er op delen beheerd kunnen worden, zoals op het westelijk deel van het Vlierpadspark. Voor de soorten die in holtes nestelen zou kunstmatige nestgelegenheid een goede aanvulling zijn.
Figuur 61. Bloemrijk hoekje, gespaard bij de omvorming. Foto Jan Smit.
Bijen In het Wezenland zijn verhoudingsgewijs niet veel bijensoorten aangetroffen, mede te wijten aan de grootscheepse omvorming van dit park. De nieuwe inrichting hier betekent dat dit jaar bijna een nulmeting is gedaan naar het voorkomen van wilde bijen. Toch zijn er vier soorten van de Rode lijst gevonden: ranonkelbij Chelostoma florisomne, smalbandwespbij Nomada goodeniana, roodharige wespbij Nomada lathburiana en bosbloedbij Sphecodes ephippius. De ranonkelbij haalt het stuifmeel op boterbloemen en nestelt in vraatgangen in hout en holle stengels, bijvoorbeeld van de rieten daken op de huizen aan de overkant van de Raalterweg. Op de speelheuvels nestelt de grijze zandbij Andrena vaga.
40
Figuur 62. Boomspiegel met bloeiende planten, oase voor bijen. Foto Jan Smit.
Wilde bijen in Deventer 2012
7 Conclusies Er zijn tijdens de inventarisatie in de acht terreinen in Deventer 103 bijensoorten aangetroffen, 29% van het totale aantal soorten dat ooit in ons land is waargenomen. Dat is een behoorlijk aantal soorten bijen, zeker wanneer je bedenkt dat er in slechts één seizoen is geïnventariseerd. Daarbij kwam dat het weer dit voorjaar voor bijen en dus voor het inventariseren van bijen niet geweldig was. Met name de maand april, gewoonlijk een maand met veel bijensoorten, was koud en nat. Des te opmerkelijker dat er toch zoveel wilde bijensoorten gescoord zijn. Ruim meer dan de helft van de soorten die in Deventer zijn gevonden (67), zijn vrij zeldzaam tot zeer zeldzaam. Op de Rode lijst van de Nederlandse bijen (Peeters & Reemer 2003) staan 188 van de 355 soorten die in ons land voorkomen, dat is ruim meer dan de helft van de soorten. Hierbij zijn 35 soorten die uit ons land verdwenen zijn. In Deventer zijn 19 soorten van de rode lijst aangetroffen. Dit onderstreept nog maar eens wat in paragraaf 4.4 (pag. 18) gesteld wordt, dat het stedelijke gebied een belangrijke rol kan vervullen bij het in stand houden van een aantal van deze bedreigde soorten. Onder de aangetroffen soorten wilde bijen bevinden zich 20 soorten die gespecialiseerd zijn in hun bloembezoek. Deze soorten stellen meestal hogere eisen aan hun leefgebied dan de nietgespecialiseerde soorten. Aan de voorwaarden voor deze soorten wordt in een aantal van de gebieden in Deventer voldaan. Het voorkomen van veel soorten wilde bijen wordt ongetwijfeld gunstig beïnvloed door het ecologische beheer dat op veel plekken in
Deventer gevoerd wordt (Koster 2000). En continuering of zelf uitbreiding van het ecologische beheer zal alleen maar gunstig zijn voor de bijen. Mogelijkheden Er liggen echter nog meer kansen voor wilde bijen in Deventer, daarvoor worden per terrein adviezen voor het beheer gegeven. Met name voor soorten die in oude kevergangen, of andere holtes nestelen zijn er mogelijkheden voor het creëren van meer nestgelegenheid. Dit kan op een natuurlijke manier, door dode of zieke bomen langzamerhand te laten vergaan. Ook kan er op een kunstmatige manier nestgelegenheid gemaakt worden in dode boomstammen, of door het maken van nestkastjes voor wilde bijen. Samenvatting beheeradviezen 1. Gazon: maai 50% in delen per maaibeurt. 2. Bloemenweiden en ruigte: 10% in een jaar niet maaien 3. Bloemenweiden en ruigte: bij verschralen of e voedselrijkheid van de rest bij de 1 maaibeurt 50% tegelijk maaien. 4. Wilgen en andere drachtstruiken: 1/3 per 3 jaar afzetten. 5. Heide verjonging: maximaal 50% bij kleine plekken en anders niet groter dan 0,5 ha aaneengesloten op 5% van de oppervlakte tegelijk. 6. Honingbijen: alleen bij veel dracht in beperkte mate toelaten. 7. Zorg voor zonnige plekken met kale bodem en voor steile kantjes. 8. Zorg voor nestholtes in dood hout en takken, eventueel via kunstnesten. 9. Zorg voor ruigtes voor ruigtenestelaars. 10. Geniet van alles wat hier van profiteert.
Figuur 63. Gewone franjegroefbij (Lasioglossum sexstrigatum), aangetroffen in zes van de acht terreinen. Foto Albert de Wilde.
Wilde bijen in Deventer 2012
41
8 Literatuur Banaszak-Cibicka, W. & M. Zmihorski, 2012. Wild bees along an urban gradient: winners and losers. – Journal of Insect Conservation 16: 331-343. Biesmeijer, J.C. 2012. Oorzaken van de achteruitgang van wilde bijen in NoordwestEuropa. - Entomologische Berichten 72(1-2): 14-20. Cornelissen, A.C.M., 2012. Bijen in en rond de stad; een literatuurstudie. - Entomologische Berichten 72(1-2): 120-124. Esser, J., 2005. Die Seidenbiene Colletes daviesanus Smith 1846. - Nibuk, NeunkirchenS., Inaugural-Dissertation, 182 p. Koster, A., 1999. Wilde bijen in relatie tot het groenbeheer in Deventer. - IBN-DLO Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek, 52 p. Koster, A., 2000. Wilde bijen in het stedelijk groen. - Alterra-rapport 048, 220 p. Lefeber, V., 1983a. Bijen en wespen (Hymenoptera, Aculeata) binnen de stedelijke bebouwing van Maastricht. - Natuurhistorisch Maandblad 72(8): 143-146. Lefeber, V., 1983b. Bijen en wespen (Hymenoptera, Aculeata) binnen de stedelijke bebouwing van Maastricht, II. - Natuurhistorisch Maandblad, 72(12): 253-255. Peeters, T.M.J. & M. Reemer, 2003. Bedreigde en verdwenen bijen in Nederland (Apidae s.l.). Basisrapport met voorstel voor de Rode Lijst. Stichting European Invertebrate Survey Nederland, 96 p. Peeters, T.M.J., C. van Achterberg, W.R.B. Heitmans, W.F. Klein, V. Lefeber, A.J. van Loon, A.A. Mabelis, H. Nieuwenhuijsen, M. Reemer, J. de Rond, J. Smit & H.H.W. Velthuis, 2004. De wespen en mieren van Nederland (Hymenoptera: Aculeata). - Nederlandse Fauna 6 - NNM Leiden, KNNV Utrecht, EIS Leiden, 507 p.
42
Peterson, J.H. & B.D. Roitberg, 2006. Impacts of flight distance on seks ratio and resource allocation to offspring in the leafcutter bee Megachile rotundata. – Behavioral Ecology and Sociobiology 59: 589-596. Smit, J., 2004. De wespbijen (Nomada) van Nederland (Hymenoptera: Apidae). Nederlandse Faunistische Mededelingen 20: 33-125. Smit, J., 2008. Uitgerangeerd. 20 jaar onderzoek naar bijen en wespen op het emplacement van Westervoort. – Duiven, eigen uitgave, 41 p. Westrich, P. 1989. Die Wildbienen BadenWürttembergs. - Eugen Ulmer Verlag, Stuttgart, 972 p. Zurbuchen, A., L. Landert, J. Klaiber, A. Müller, S. Hein & S. Dorn, 2010. Maximum foraging ranges in solitary bees: only few individuals have the capability to cover long foraging distances. - Biological Conservation 143: 669676. Zurbuchen, A., S. Cheesman, J. Klaiber, A. Muller, S. Hein & S. Dorn, 2010. Long foraging distances impose high costs on offspring production in solitary bees. - Journal of Animal Ecology 79: 674-681. Zurbuchen, A. & A. Müller, 2012. Wildbienenschutz - von der Wissenschaft zur Praxis. - Zürich, Bristol-Stiftung; Bern, Haupt, 162 p.
Wilde bijen in Deventer 2012
Bijlage 1 – Soortenlijst bijen Categorieën van de Rode lijst
Zeldzaamheidsklasse
EB BE KW GE TNB
a z zz zzz
= ernstig bedreigd = bedreigd = kwetsbaar = gevoelig = thans niet bedreigd
= algemeen = vrij zeldzaam = zeldzaam = zeer zeldzaam
Wilde bijen in Deventer 2012
x
x
x x x x
x
x
x
x
x x
x x
x
x x
x
x x x x x x x x x
x
x x
x
x x
x x
x
x x x
x
x
x
x x
x
x
x
x x
x x
x
x
x x x
x
x
x
x x x
x
x x x x x
x x
x x
x x x x x x x
x x
x x x x x x x x x
x x x x x x x
x x x x x x x x
x x x x x x x
x x x x x
x x x x x x x
x x
x x
Rode lijst
Zeldzaamheidsklasse
Wechelerveld
x x x x
x
Wezenland
Vlierspadpark
Rijsterborgherpark
Witbaardzandbij Tweekleurige zandbij Meidoornzandbij Goudpootzandbij Asbij Wimperflankzandbij Grasbij Gewone rozenzandbij Vosje Heidezandbij Weidebij Roodgatje Donkere klaverzandbij Ereprijszandbij Gewone dwergzandbij Zwartbronzen zandbij Viltvlekzandbij Vroege zandbij Fluitenkruidbij Halfgladde dwergzandbij Witkopdwergzandbij Breedrandzandbij Grijze rimpelrug Grijze zandbij Roodbuikje Geelstaartklaverzandbij Kleine harsbij Grote wolbij Gewone sachembij Gewone koekoekshommel Tuinhommel Boomhommel Steenhommel Veldhommel Boomkoekoekshommel Akkerhommel Weidehommel Aardhommel Grote koekoekshommel
Oude begraafplaats
Andrena barbilabris Andrena bicolor Andrena carantonica Andrena chrysosceles Andrena cineraria Andrena dorsata Andrena flavipes Andrena fucata Andrena fulva Andrena fuscipes Andrena gravida Andrena haemorrhoa Andrena labialis Andrena labiata Andrena minutula Andrena nigroaenea Andrena nitida Andrena praecox Andrena proxima Andrena semilaevis Andrena subopaca Andrena synadelpha Andrena tibialis Andrena vaga Andrena ventralis Andrena wilkella Anthidiellum strigatum Anthidium manicatum Anthophora plumipes Bombus campestris Bombus hortorum Bombus hypnorum Bombus lapidarius Bombus lucorum Bombus norvegicus Bombus pascuorum Bombus pratorum Bombus terrestris Bombus vestalis
Oostriklaan
Nederlandse naam
Jan Luykenkolk
Wetenschappelijke naam
IJsselkade
Terreinen
TNB TNB TNB TNB TNB TNB TNB TNB TNB KW BE TNB BE TNB TNB TNB TNB TNB TNB TNB TNB TNB KW TNB TNB KW TNB TNB TNB TNB TNB TNB TNB TNB TNB TNB TNB TNB TNB
a z a z z z a z a z zz a zz zz z a a z zz zz a zz z z z z z z z a a a a a zz a a a a
43
44
Wezenland
Wechelerveld
x
x
x x x
x x x
x x x
x x x x x
x
x
x x
x
x x x x x
x
x x
x
x
x
x x
x
x
x x x
x x
x
x x
x x
x
x x
x x
x x x
x x x x
x x
x x x
x x
x
x x x
x x
x x x
x x
x
x x
x x x
x x x x
x x
x
x x x
x x x x
x
x
x x
x x
x
x
x x x x
x x x x
x
x x x
x x x x x
x x
x
x
x x x
x x
x
x
x x x
x
x x x x
x
x
x
x
x x
x
Rode lijst
Zeldzaamheidsklasse
x
Vlierspadpark
Rijsterborgherpark
Lathyrusbij Ranonkelbij Grote klokjesbij Grote zijdebij Wormkruidbij Pluimvoetbij Roodpotige groefbij Parkbronsgroefbij Tronkenbij Zwartgespoorde houtmetselbij Kortsprietmaskerbij Gewone maskerbij Poldermaskerbij Tuinmaskerbij Berijpte groefbij Gewone geurgroefbij Breedkaakgroefbij Gewone smaragdgroefbij Matte bandgroefbij Glanzende groefbij Ingesnoerde groefbij Langkopsmaragdgroefbij Kleigroefbij Fijngestippelde groefbij Halfglanzende groefbij Zesvlekkige groefbij Gewone franjegroefbij Biggenkruidgroefbij Glanzende bandgroefbij Gewone slobkousbij Tuinbladsnijder Gewone behangersbij Grote bladsnijder Klokjesdikpoot Kattenstaartdikpoot Bleekvlekwespbij Bonte wespbij Roodzwarte dubbeltand Gewone wespbij Gewone kleine wespbij Kortsprietwespbij Roodsprietwespbij Smalbandwespbij Gedrongen wespbij Roodharige wespbij Vroege wespbij Sierlijke wespbij Gewone dubbeltand Geeltipje Variabele wespbij Rosse metselbij Blauwe metselbij Zwartbronzen houtmetselbij Bosmetselbij Grote roetbij
Oude begraafplaats
Chalicodoma ericetorum Chelostoma florisomne Chelostoma rapunculi Colletes cunicularius Colletes daviesanus Dasypoda hirtipes Halictus rubicundus Halictus tumulorum Heriades truncorum Hoplitis leucomelana Hylaeus brevicornis Hylaeus communis Hylaeus confusus Hylaeus hyalinatus Lasioglossum albipes Lasioglossum calceatum Lasioglossum laticeps Lasioglossum leucopus Lasioglossum leucozonium Lasioglossum lucidulum Lasioglossum minutissimum Lasioglossum morio Lasioglossum pauxillum Lasioglossum punctatissimum Lasioglossum semilucens Lasioglossum sexnotatum Lasioglossum sexstrigatum Lasioglossum villosulum Lasioglossum zonulum Macropis europaea Megachile centuncularis Megachile versicolor Megachile willughbiella Melitta haemorrhoidalis Melitta nigricans Nomada alboguttata Nomada bifasciata Nomada fabriciana Nomada flava Nomada flavoguttata Nomada fucata Nomada fulvicornis Nomada goodeniana Nomada guttulata Nomada lathburiana Nomada leucophthalma Nomada panzeri Nomada ruficornis Nomada sheppardana Nomada zonata Osmia bicornis Osmia caerulescens Osmia niveata Osmia uncinata Panurgus banksianus
Oostriklaan
Nederlandse naam
Jan Luykenkolk
Wetenschappelijke naam
IJsselkade
Terreinen
KW KW TNB TNB TNB TNB TNB TNB TNB TNB TNB TNB TNB TNB TNB TNB TNB TNB TNB TNB TNB TNB TNB TNB TNB KW TNB TNB TNB TNB KW TNB TNB TNB TNB TNB KW TNB TNB TNB TNB BE KW BE KW KW TNB TNB TNB GE TNB KW BE TNB TNB
zz z z z a a a a z zz z a a a z a zz z a zz z z zz z zz zz a a z a z z a z zz z zz z a z z zz z zzz z zz z a a zzz a z zz zz z
Wilde bijen in Deventer 2012
Wilde bijen in Deventer 2012
x x
x x
x x x x x x
31
50
25
24
43
44
x
x x 50
28
Rode lijst
Zeldzaamheidsklasse
x
Wezenland
Wechelerveld
103
x
Vlierspadpark
Totaal
Rijsterborgherpark
Kleine roetbij Grote bloedbij Brede dwergbloedbij Bosbloedbij Pantserbloedbij Verscholen dwergbloedbij Gewone dwergbloedbij Dikkopbloedbij Schoffelbloedbij
Oude begraafplaats
Panurgus calcaratus Sphecodes albilabris Sphecodes crassus Sphecodes ephippius Sphecodes gibbus Sphecodes marginatus Sphecodes miniatus Sphecodes monilicornis Sphecodes pellucidus
Oostriklaan
Nederlandse naam
Jan Luykenkolk
Wetenschappelijke naam
IJsselkade
Terreinen
TNB TNB TNB KW TNB TNB TNB TNB TNB
z z z z z zz z a a
19
45
Bijlage 2 – Soortenlijst wespen Statuscategorieën
Trendcategorieën
U UZ ZZ Z VZ MA VA A ZA UA
SA A S T ST
= uitgestorven = uiterst zeldzaam = zeer zeldzaam = zeldzaam = vrij zeldzaam = minder algemeen = vrij algemeen = algemeen = zeer algemeen = uiterst algemeen
= sterk afgenomen = afgenomen = stabiel = toegenomen = sterk toegenomen
Hedychridium roseum Hedychrum gerstaeckeri Mutillidae
Mierwespen
Smicromyrme rufipes
Gewone mierwesp
Tiphiidae
Keverdoders
Tiphia femorata
Gewone keverdoder
Pompilidae
Spinnendoders
Anoplius infuscatus Anoplius nigerrimus Anoplius viaticus Arachnospila anceps Arachnospila spissa Auplopus carbonarius Caliadurgus fasciatellus Dipogon subintermedius Priocnemis fennica Priocnemis parvula Vespidae
Gewone borstelspinnendoder Zwarte borstelspinnendoder Roodzwarte borstelspinnendoder Gewone zandspinnendoder Eentand-zandspinnendoder Koolzwarte metselspinnendoder Tuinspinnendoder Gewone baardspinnendoder Noordse zaagpootspinnendoder Heide-zaagpootspinnendoder Plooivleugelwespen
Ancistrocerus gazella Ancistrocerus nigricornis Ancistrocerus oviventris Ancistrocerus parietinus Ancistrocerus parietum Ancistrocerus trifasciatus Dolichovespula saxonica Eumenes pedunculatus Polistes dominula Symmorphus bifasciatus
46
x
x
Wezenland
Wechelerveld
Goudwespen
Vlierspadpark
Chrysididae
Rijsterborgherpark
Nederlandse naam *)
Oude begraafplaats
Wetenschappelijke naam
Oostriklaan
Familie
Jan Luykenkolk
Familie
IJsselkade
Terreinen
VZ MA
T S
x
VA
A
x
x
VA
A
x
x x x x x
A MA A A VA VA VA VA VA MA
S A A S A S S S T A
VA VA MA VA VA A A MA Z A
A S A S A S T S ST S
x x x
x x x x x
x x
x x x
x
x
x Saksische wesp Franse veldwesp
x x x
x
x
x
Trend
x x
x
x
Status
x x
Wilde bijen in Deventer 2012
Langsteelgraafwespen
Ammophila sabulosa Crabronidae
Grote supsendoder Graafwespen
x
Alysson spinosus Cerceris arenaria Cerceris quadricincta Cerceris rybyensis Crabro cribrarius Crabro peltarius Crabro scutellatus Crossocerus annulipes Crossocerus distinguendus Crossocerus exiguus Crossocerus megacephalus Crossocerus nigritus Crossocerus ovalis Crossocerus podagricus Crossocerus wesmaeli Diodontus minutus Ectemnius continuus Ectemnius lapidarius Ectemnius lituratus Gorytes laticinctus Lindenius albilabris Lindenius panzeri Lindenius pygmaeus Mellinus arvensis Mimesa lutaria Mimumesa unicolor Nysson spinosus Oxybelus bipunctatus Oxybelus uniglumis Pemphredon austriaca Pemphredon inornata Pemphredon lethifer Tachysphex pompiliformis Trypoxylon clavicerum Totaal
Wezenland
Sphecidae
Wechelerveld
Hoornaar Duitse wesp Gewone wesp
Vlierspadpark
Symmorphus gracilis Vespa crabro Vespula germanica Vespula vulgaris
Rijsterborgherpark
Nederlandse naam *)
Oude begraafplaats
Wetenschappelijke naam
Oostriklaan
Familie
Jan Luykenkolk
Familie
IJsselkade
Terreinen
x
S S A S
x
A
A
x x
VA A VA A A A A VA MA MA VA VA VA MA A A A VA MA VA A MA VZ A VA VA MA A A VZ A VA A VA
x
x x
x
x
x
x x x Grote zeefwesp Kleine zeefwesp Bleke zeefwesp
x x x
x x x x x
x x x x
x x x x x x x x
x
x
x x x
x
x x x
x
x
Halmvliegendoder
x x x x
Gewone vliegendoder
63
x
x
x
x x x x x x x
19
40
x
x
x x
x 5
4
6
16
4
Trend MA VA A A
x x
Status
T S S S S A S A S A A S A S A S S A T ST S A A A S S A S A ST S A S S
11
*) veel soorten wespen hebben (nog) geen Nederlandse naam
Wilde bijen in Deventer 2012
47
48
Wilde bijen in Deventer 2012
Sectie Hymenoptera