WILD
Written by Williëtte Wolters-Groeneveld
Logline Een jager en een gewonde vrouw ontmoeten elkaar in de zeer vroege ochtend in een jachthut. Hun karakters en hun woorden schampen langs elkaar heen, maar er blijkt veel onder de oppervlakte te liggen. De hut biedt een onbedoelde intimiteit waarbij de rollen gaan kantelen: wie is de jager en wie is aangeschoten wild? Personages Van der Woude, jager, 60 jaar. Hij is fors en gezet. Ongelukkig getrouwd, bars en verhard. Hij houdt meer van zijn hond dan van zijn vrouw. In de natuur voelt hij zich op zijn plek. Jagen doet hij met overtuiging om de wildstand te reguleren. Hij denkt in termen van jager en prooi, sterken en zwakken. Alba, een ranke kleine vrouw van 35 jaar, lang blond haar. Na mishandeld te zijn door haar vriend met wie zij samenwoont, is zij het huis uitgevlucht. Zij heeft geen plek om naar toe te gaan en is in de vroege ochtend de hei opgegaan. Synopsis Een jager treft bij toeval een mishandelde vrouw aan in de hoogzit van waaruit hij op zwijnen wil jagen. De jager, Van der Woude, is denigrerend naar de vrouw, genaamd Alba. In hun gesprekken blijven ze in hun eigen werelden, maar het ene woord lokt het volgende uit. Zij krijgt zicht op haar eigen zwakheid in haar relatie en raakt vastbesloten zich niet meer te laten kleineren door mannen. Hij vertelt over zijn eigen trauma, iets wat hij nooit doet. Dat kan gebeuren omdat ze anoniem voor elkaar zijn en de hoogzit een onbedoelde intimiteit biedt. Deze intimiteit wordt tenslotte een valkuil voor de jager, waarmee er een rolwisseling plaatsvindt tussen jager en opgejaagde. Wie is de jager en wie is aangeschoten wild? SCENARIO 1.
EXT. LANDWEG - OCHTEND
Van der Woude, een forse, gezette man van ongeveer 60 jaar (de jager) fietst met over een verlaten landweg. Zijn geweer hangt in een foedraal over zijn schouder. Hij draagt een oude groene waxcoat, een jagershoed en groene laarzen. De fiets (met fietstassen) rammelt en piept een beetje. Vogelgeluiden. 2. EXT. HEIDE - OCHTEND Grote gesloten slagboom met opschrift 'INRIT VRIJHOUDEN VOOR BRANDWEER'. Van der Woude stapt af en kwakt zijn fiets tegen de slagboom. Uit de fietstas pakt hij een verrekijker die hij om zijn nek hangt. Lopend gaat hij verder. De hei is vol spinnenwebben. Er hangen nevels ('witte wieven'). Af en toe blijft hij staan om naar de wildsporen op het zandpad te kijken. De sporen van zwijnen zijn te zien en hier en daar omgewoelde stukken. Tussen struiken zien we de schim van een rennende in het wit geklede vrouw die opgaat in de
2. nevels. De man stopt om scherp te luisteren en te kijken in de richting van die schim. Hij loopt verder. Hoort geknor. Blijft weer staan om te luisteren. Hij loopt verder en gaat van het pad af. De schim tussen de nevels is weer zichtbaar voor ons, niet voor de man. Hij kijkt om zich heen, ook door zijn verrekijker en haalt zijn schouders op. De begroeiing wordt ondertussen wat hoger. Tegen de bosrand aan staat een hoogzit, waar hij naar toe loopt. 3. EXT. HOOGZIT - OCHTEND Van der Woude gaat moeizaam het houten laddertje aan de achterkant van de hut op. 4.1.
INT. HOOGZIT - OCHTEND
De hoogzit heeft aan de zijkanten planken als bankjes. Aan de voorkant is de hut halfopen. Onder het 'raam' is een vensterbankje. Op een van de bankjes aan de zijkant zit een vrouw. Haar gezicht vertoont rode gezwollen plekken. Een verse wond zit op de grens van voorhoofd en haar. Ze draagt een witte jurk met vegen en een grote witte sjaal. Ze zit ineengedoken, haar voeten op het bankje en haar armen rond haar benen geslagen. Als ze de man ziet kruipt ze nog meer in elkaar. Ze kijken elkaar een ogenblik doordringend aan. De vrouw is bangig. De man gaat breeduit zitten op de plank tegenover haar. VAN DER WOUDE Een eenzame kip in de
nacht. (Hij snuift.)
VAN DER WOUDE (CONT’D) Een vos ruikt die al van afstand.
Hij lacht rauw. De vrouw kijkt gespannen naar hem. Met zorg en aandacht haalt hij zijn geweer uit het foedraal. Demonstratief zet hij zijn geweer in de hoek naast het deurtje. VAN DER WOUDE Wat moet die verdwaalde kip hier? Die hoort bij d'r haan. ALBA Ik dacht het niet. (Ze zit hevig te rillen.) VAN DER WOUDE Er lóópt wat rond in het bos tegenwoordig. (MORE)
3. VAN DER WOUDE (CONT'D) Ik ben hier graag alleen met m'n geweer. De man pakt zijn verrekijker en tuurt door de halfopen voorkant van de hut over de hei. Op zo'n vijftig meter afstand staat een troep zwijnen te wroeten. De vrouw kijkt naar de jager, die zijn blik naar buiten gericht houdt. Ze vermant zich.
huis.
ALBA Ik kan niet meer naar
VAN DER WOUDE Da's een beste zeug. Tijd om aan te leggen. De man pakt zijn geweer, laadt het en zet het tegen zijn schouder. Na een kleine stilte waarin hij aan het richten is, barst de vrouw in snikken uit. Geïrriteerd laat de jager het wapen weer zakken. VAN DER WOUDE (CONT’D) ( (Fel) Heb ik de dierenbescherming soms op bezoek! Hij werpt een zijdelingse blik op de vrouw die als versteend blijft zitten na deze uitbarsting. Dan begint zij weer te rillen. Zij slaat haar handen voor haar gezicht, de wond op haar voorhoofd begint door de aanraking weer te bloeden. Hij ziet het en kijkt weer door zijn verrekijker. VAN DER WOUDE (CONT’D) Bloed moet er altijd vloeien. En dan ontweien. Smerig werk, maar het moet. MET DE PUNT VAN HAAR SJAAL DEPT DE VROUW MET TRAGE BEWEGINGEN DE WOND. VAN DER WOUDE Een jager kiest zijn exemplaren zorgvuldig uit. Die waarmee wat mis is, die moet je hebben. Vaak al verstoten door de groep. De jager zet zijn geweer weer tegen zijn schouder. De zeug staat nu tussen twee andere zwijnen ingeklemd. De jager legt zijn geweer op zijn knieën, strijkt er even over. VAN DER WOUDE (CONT’D) Het is een spel. Maar het moet hard gespeeld worden. Met schampschoten bereik je niks.
4.
De varkens rommelen door. De zeug blijft zich verstoppen. Hier en daar dringt zonlicht door de nevels. De jager zet zijn geweer in de hoek bij het deurtje. Er heerst enige tijd stilte in de hoogzit. Luidruchtig snorkelt de man zijn snot op en kijkt naar opzij. Van top tot teen neemt hij de vrouw op. Zij staart in het niets. VAN DER WOUDE (CONT’D) Sodemieter toch eens op! De vrouw aarzelt even, staat op en doet het deurtje open. VAN DER WOUDE (CONT’D) (Met gedempte stem) Verstoor het spul niet! Naar de achterkant het bos in! Met de wind mee! Alba gaat weg. 4.2.
INT. HOOGZIT - OCHTEND
De jager haalt een heupflacon met sterke drank uit zijn jaszak en neemt een slok. VAN DER WOUDE Hè hè! Dat werd tijd. Hij zet het flesje neer op het nu lege bankje. Hij gaat eens verzitten en kijkt door zijn verrekijker. Het deurtje gaat weer open, de vrouw komt terug. VAN DER WOUDE (CONT’D) Wat krijgen we nou! Je was toch opgerot? ALBA Ik heb me bedacht. Ik laat me niet nog een keer wegjagen. Hier kan ik tenminste zitten. VAN DER WOUDE Elfenbankjes anders genoeg in het bos. (Hij lacht om zijn eigen grap.) ALBA Ik geloof niet meer in sprookjes. Maar ik houd mijn mond wel hoor. Van mij hebt u geen last. VAN DER WOUDE Daar kan mijn vrouw nog wat van leren.
5.
Alba reikt naar de heupflacon die naast haar staat. Van der Woude dreigt haar op haar hand te slaan. VAN DER WOUDE Blijf met je poten van die slok af, vrouwtje! ALBA Alba, ik heet Alba. Ik laat me niet meer kleineren. VAN DER WOUDE Ik begin die vent van jou te begrijpen geloof ik. Hij kijkt door zijn verrekijker naar de zwijnen en neemt nog een slok uit de heupflacon. Van der Woude en Alba kijken elkaar niet aan, kijken alleen naar buiten. ALBA Hij sloeg, hij ramde. Ze laat de wond op haar voorhoofd zien aan Van der Woude. Die kijkt niet en neemt nog een slok. ALBA (CONT’D) Vooral als hij gedronken had zaten zijn handen los. Maar vannacht… (Kleine stilte)
(Zachter:) Toch was ik stapelgek op hem. Ik was zó verblind. (Alba doet vermoeid haar ogen dicht. ) VAN DER WOUDE Ze zien sowieso al slecht, maar als die varkens in de koplampen van auto's kijken, dan zien ze helemaal niks meer. Ze kachelen zo de weg op. Je rijdt je auto total loss op zo'n beest. Het is net een blok beton. Die stadse mensen hebben daar geen benul van. Van der Woude kijkt even minachtend naar Alba die aan de wond op haar voorhoofd voelt en naar haar hand kijkt of er bloed aan kleeft. VAN DER WOUDE (CONT’D) Bloed moet er altijd vloeien.
6. Hij richt zijn geweer op een zwijn. VAN DER WOUDE (CONT’D) (Fel) Die zeug moet eraan. Dat moet. Die deugt niet meer voor het leven. Net als bij de mensen. Daar heb je er ook bij die verworden zijn. Zwakkelingen moet je opruimen. (Steels kijkt hij even naar Alba. Zij kijkt verschrikt naar hem.) Na een paar seconden haalt hij het geweer van zijn schouder. Dan kijken ze beiden weer voor zich uit. VAN DER WOUDE (CONT’D) Of ze ruimen zichzelf op…. (Hij kijkt plotseling triest voor zich uit. Het geweer legt hij op zijn knieën.) ALBA Opruimen, ik moest altijd opruimen van hem. Het huis moest tot in de puntjes verzorgd zijn. Ik mocht nog geen krant laten liggen van hem. Hij controleerde alles elke dag. Dat is toch gestoord! Zou een kind kunnen gedijen in zo'n omgeving? En ik wilde heel graag een kind, héél graag… Misschien wel om mijn eigen leegte op te vullen. Is dat egoïstisch? Ik had het beschermd en gekoesterd. En ik had het doordrenkt met liefde.
(Stilte)
Achteraf ben ik blij dat het een miskraam werd. Gegeneerd slaat ze haar handen voor haar ogen en snikt ze een paar keer. Dan grijpt ze met een ferm gebaar de heupflacon, zet die aan haar mond, neemt een slok, trekt een grimas door de sterkte van de drank en veegt met de rug van haar hand haar mond af. Ze zet de fles weer terug en sluit haar ogen. Er heerst enige tijd stilte, waarin Van der Woude Alba zit te bekijken.
7. 4.3. INT. HOOGZIT - OCHTEND Dan gaat hij wat verzitten en begint weer te praten. VAN DER WOUDE De biggen hebben het goed dit jaar. Het was een goed mastjaar. Maar er zijn toch altijd van die scharminkels bij. Die gaan eraan. Is het niet linksom, dan wel rechtsom. De keilers eten rustig de kadavers van hun eigen biggen op. (Alba opent verschrikt haar ogen.) ALBA (Maakt geluid van afschuw) VAN DER WOUDE Ze vreten alles: eikels, larven, kadavers. Alles. (Zachter) ) Zelfs aan mijn zoon waren ze begonnen. Niet om aan te zien. ALBA Zoon? (Van der Woude zet zijn vuisten tegen zijn slapen.) VAN DER WOUDE Hij was niet te vinden. De eikel! Het duurde dagen. Hij neemt een slok en geeft de flacon door aan Alba. Die neemt ook gretig een slok en zet de flacon op het vensterbankje. VAN DER WOUDE (CONT’D) De kogel was dwars door zijn kop gegaan. (Alba kijkt erg verschrikt naar hem. Hij blijft voor zich uit kijken.) ALBA Ooooh! (Zij slaat haar hand voor haar mond.) Van der Woude kijkt vermoeid voor zich uit. Stilte. VAN DER WOUDE Het leven was te groot voor hem. Het was net een paplam. Te aanhankelijk. Ik gaf af en toe een mep, om hem te harden. (MORE)
8. VAN DER WOUDE (CONT'D) Het hielp geen moer. En toen op een dag…. (Hij staart een moment in de verte.) VAN DER WOUDE (CONT’D) Waarom vertel ik dit… Hij kijkt naar haar. Zij kijkt naar hem. Zij raakt even zijn arm aan. VAN DER WOUDE (CONT’D) Jij praat veel, vrouwtje. Erg veel. (Geïrriteerd trekt ze haar arm weer terug.) Hij richt zijn blik weer naar buiten waar geen zwijn meer te zien is. VAN DER WOUDE (CONT’D) Een mens moet zijn eigen beste vriend zijn, anders wordt het niks. Hij neemt weer een slok, de flacon is leeg, hij houdt hem op zijn kop. Het geweer, dat nog op zijn schoot lag, zet hij in de hoek. VAN DER WOUDE (CONT’D) (Lacht sarcastisch) ) Je moet goed gezelschap aan jezelf hebben. Ten diepste is een mens alleen. Alba kijkt verwonderd naar hem en kijkt dan voor zich uit. Ze slaat haar armen om haar middel van de kou. Hij neemt haar verlekkerd op van top tot teen, en weer terug. Alba voelt zich ongemakkelijk in de lange stilte.
4.4.
INT. HOOGZIT - OCHTEND
Dan legt Van der Woude een hand op haar been. Zij bevriest van schrik. Er volgt een kleine worsteling. VAN DER WOUDE Ho ho! Ik dacht dat je het koud had. Alba weet zich los te rukken. Zij springt op en grist het wapen uit de hoek. Terwijl zij achterwaarts het deurtje openduwt, priemt zij het geweer op de borst van de jager.
zwijn!
ALBA Zwijn dat je bent! Goor
9. 5. EXT. HOOGZIT -
OCHTEND
Met een paar treden tegelijk, zich met één hand vasthoudend, in de andere het geweer, gaat Alba het laddertje af en springt tussen de hei. Van der Woude gaat achter haar aan, is door zijn postuur veel trager. Op het trapje blijft hij een moment staan om haar met zijn blik te volgen. Hij zwaait met een vuist in de lucht. VAN DER WOUDE Verdomme! Vuile slet. M'n nieuwe Browning! Zij rent weg, springend over de heidestruikjes. moeizaam achter haar aan. Zij is veel sneller en flinke voorsprong. Dan stopt zij, draait zich om jager en richt op hem. Hij rukt de hoed van zijn zwaait kwaad met zijn armen.
Hij rent heeft al een naar de hoofd en
VAN DER WOUDE ( (Schreeuwt) Een ree draait verschrikt zijn oren en gaat ervandoor. De vrouw rent weer verder, springend. Het geweer houdt zij triomfantelijk met twee handen boven haar hoofd. Dan slaat zij het geweer met veel agressie kapot tegen een boom/ gooit het in het water. Geluid van opvliegende vogels.
EINDE