Mens naast God
Wil Doornenbal
Mens naast God Wie doet wat?
Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer
Andere boeken van Wil Doornenbal: Komt het door mij? Leven met jezelf… en anderen Geloven zoals je bent Samen verder (met Cobi Wattez) Wat wil jij? Wat wil ik? (met Cobi Wattez)
Ontwerp omslag: Mulder van Meurs Ontwerp binnenwerk: zetR, Hoogeveen De bijbeltekst in deze uitgave is ontleend aan de Nieuwe Bijbelvertaling © Nederlands Bijbelgenootschap 2004 ISBN 978 90 239 2074 8 NUR 770 © 2012 Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer Alle rechten voorbehouden.
Woord vooraf
Er zijn soms opmerkingen van mensen, die je jaren bij blijven. Bij mij is dat de reactie van een studente na een psychologiecollege. We liepen de zaal uit toen ze zei: ‘Ik vind geloven eigenlijk niet zo positief. Je krijgt er zwakkere mensen door. Want als je gelooft, zoek je hulp in iets buiten jezelf. Maar dan word je niet zo sterk als iemand die alles uit zichzelf haalt. Ik vind veel mensen die geloven wat onzekere typen.’ Haar opmerking heeft me erg beziggehouden. Het onderwerp ‘wat doet het christelijk geloof bij iemand’ boeit me namelijk mateloos. Ik besef wel dat ik daar, sinds mijn studententijd, niet als een ‘neutrale’ toeschouwer mee bezig ben. Toen proefde ik namelijk bij een studiegenoot iets persoonlijks in haar omgang met God wat ik heel aantrekkelijk vond en ook wel sterk. Ik ging het Nieuwe Testament erop nalezen. En al lezend kwam ik tot de overtuiging dat het christelijk geloof niet primair inhoudt dat je instemt met enkele (kerkelijke) leerstellingen, maar dat je een relatie met Jezus Christus hebt. Ik nam uiteindelijk de uitdaging aan om met Christus die relatie te beginnen; ik zei ‘ja’ tegen Hem en ging met Hem verder op weg. Een beslissing waar ik nog steeds erg blij mee ben en die ik meteen weer zou nemen als ik opnieuw voor de vraag stond. Sindsdien ben ik er steeds mee bezig om er woorden voor te vinden hoe je je als mens optimaal ontwikkelt binnen de relatie met God. Hoe zijn we bedoeld? Is het wel gezond om te geloven? Worden we er geen onnatuurlijke mensen door? Als het christelijk ge5
loof bijvoorbeeld praat over het verloochenen van ons ‘zelf’, wat blijft er dan nog van ons als persoon over? Moeten we dan steeds dingen doen die tegen onszelf ingaan en die we in wezen niet leuk vinden? Of als het christelijk geloof zegt dat we de Geest van God nodig hebben, waar blijven we dan met onze eigen geest? Is het de bedoeling dat we een soort leeg appartement worden, waarin de Heilige Geest alleen de dienst uitmaakt? Is ons ‘zelf’, onze eigen sturende geest, er welkom of zelfs nodig? Ik bezoek soms meetings en diensten waar de bal totaal bij de mens ligt. Christus is daar voor de christenen op zijn hoogst een voorbeeld en een inspiratie. Voor de rest moet je het zelf doen. Ik kom ook wel in bijeenkomsten waar de nadruk alleen op de Geest ligt. Hij spreekt, leidt en doet dingen. En hoe meer dat buiten de mens om gaat, des te dieper ervaart men Gods grootheid. Zo kwam ik er op een moment toe me te gaan verdiepen in de vraag hoe we eigenlijk oorspronkelijk bedoeld zijn. En hoe de relatie met God er oorspronkelijk uitzag. Daarvoor ben ik het scheppingsverhaal nauwkeurig gaan volgen. Als je dat verhaal leest, kun je het helemaal laten kleuren door kennisvragen, zoals: wat neemt men letterlijk en wat niet? Of: hoe past het verhaal bij de moderne, wetenschappelijke veronderstellingen en vindingen? Als ik het verhaal op die manier lees, raakt de boodschap van het verhaal bij mij wat op de achtergrond. En daarmee ook een beeld van wie en hoe de mens oorspronkelijk is. Nu ben ik met een andere focus gaan lezen. De geschiedenis wordt verteld in een bepaalde stijl, dat is duidelijk, maar wat wil de verteller eigenlijk zeggen? Welke ‘boodschap’ brengt hij over? Ik wil bij het lezen specifiek kijken naar wat er gebeurt, naar hoe God en mensen met elkaar omgaan, naar welke vrijheid ze hebben en welke processen er spelen. Ik probeer daarin niet te speculeren. Maar als een observator tracht ik zo nauwkeurig mogelijk te registreren wat ik voor mijn ogen zie gebeuren en wat mijn oren horen. Deze benadering heeft mij heel veel gedaan. Ik ‘wist’ al wel dat 6
God groot is, maar dat Hij zó groot is, zó liefdevol en zó goed – dat heb ik tot nu toe nooit zo diep gevoeld. Dat de mens zichzelf serieus moet nemen geloofde ik altijd al wel, maar dat hij zó serieus wordt genomen, dat stond me nooit zo helder voor ogen als nu. De resultaten van mijn ontdekkingen vind je in de hoofdstukken 1 tot en met 9. Misschien vind je ze hier en daar wat ongewoon, en prikkelen ze je tot het zelf gaan lezen en kijken. Jij zult zelf weer andere dingen dan ik ‘zien en horen’. Met in mijn achterhoofd de vraag naar Gods bedoeling met de mens in het scheppingsverhaal beschrijf ik vanaf hoofdstuk 10 hoe wij in ons huidige, beschadigde bestaan ook nog mens naast God kunnen zijn. Ik lees daarvoor de ervaringen van twee mensen: David en Paulus. En ik sta stil bij onszelf. Wat wil de Heilige Geest in en met ons? Hij zal zeker niet tegen zijn oorspronkelijke scheppingsplan ingaan en ons geen andere God doen kennen dan Hem, door wie alles begon. Hoe kunnen wij met de Geest van Christus omgaan? Zijn we bedoeld als een soort doorgeefluik? Krijgen we briefjes uit de hemel? Hoe belangrijk zijn we zelf? Voor mij heeft deze zoektocht ertoe geleid dat ik mijzelf, als mens naast God, serieuzer neem dan ooit. Ik voel me dieper geliefd en wezenlijker van belang. Wat dat betekent kan dit boekje je vertellen. Ik streef in dit boekje niet naar volledigheid, maar wat ik heb gevonden deel ik graag met je. Ten slotte: de hoofdstukken zijn met opzet kort en praktisch gehouden. Aan het eind vind je discussievragen, stellingen of suggesties voor verdere studie, zodat het boekje ook voor groepen bruikbaar is.
7
Inhoud
1.
Robbeneiland
11
2.
Doctor of dominee?
17
3.
Grenzen
22
4.
Geïnspireerd leven
27
5.
Briefjes uit de hemel?
32
6.
Merci, dat jij er bent
37
7.
Klein gehouden?
42
8.
Schaamte
48
9.
Het leven willen
53
10. Samen ervoor gaan
59
11. Het lukt niet
65
12. Ruimte voor jezelf
71
13. Nieuwe stijl
77
14. Als leven pijn doet
83
Noten
89
1. Robbeneiland
Toen we vanmorgen wakker werden, wisten we direct wie we waren. Ons ‘zelf’ voelde zo vertrouwd aan, dat we er geen moment aan hoefden te wennen. We wisten waar we gisteren met onszelf gebleven waren. En we vonden het heel gewoon om de draad weer op te pakken en met ons ‘zelf’ de nieuwe dag in te gaan. Tijdens één dag kan de relatie met onszelf heel sterk wisselen, afhankelijk van de mensen aan wie we ons spiegelen. Soms zien we het helemaal met onszelf zitten. Maar hebben we te maken met mensen die succesvoller zijn dan wijzelf, dan voelen we ons zomaar negatief. Het kan slechts een klein gevoelsflitsje zijn, dat maar even naar binnen slaat. En toch, in die ene tel bezeert het onze persoonskern. We worden bang dat we slechter uitkomen dan een ander. Of we voelen boosheid opkomen omdat we minder in huis lijken te hebben dan een ander. Niet voor niets wordt er veel onderzoek gedaan naar zelfaanvaarding. De psychologie heeft nuttige dingen te zeggen over oorzaak en gevolg, over wat wel en wat niet werkt. Waar zij echter als ‘neutrale’ wetenschap geen antwoord op geeft is de vraag: waarom zou ik mijn ‘zelf’ eigenlijk serieus nemen? Waartoe? En met welke verwachting? Bij die vragen komen we op het terrein van levensbeschouwing en geloof.
Liefde die leven wekt In dit hoofdstuk gaan we met bovenstaande vragen naar de prachtige scheppingsverhalen uit Genesis 1 en 2 die wel heel bijzonde11
re redenen geven om onszelf serieus te nemen. Ze nemen ons eerst mee naar een woeste en doodse aarde, leeg en donker. En ze introduceren moeiteloos een sprekende God.1 Niet een groep goden die onderling strijd voeren, zoals in vele mythologieën, maar één sprekende Oppermachtige. Later wordt Hij in de Bijbel ook beschreven als degene die niets en niemand nodig heeft om te bestaan.2 Als de Eeuwige, een door niemand in het leven geroepene, is Hij van niemand afhankelijk en heeft Hij van niemand bevestiging van zijn waarde nodig. Hij weet. Hij is. Zo’n bestaan doet ons duizelen. Maar het wordt nog wonderlijker als juist deze God uit liefde besluit om leven buiten zichzelf te wekken. Geen pragmatische reden, geen economische aanleiding, maar enkel zijn liefde. Door zijn initiatief gaan op de chaotische aarde water en land, licht en donker, dag en nacht elkaar afwisselen. We horen over flora die bloeit en vrucht draagt, over land- en zeedieren die in leven worden geroepen. En over God die, evaluerend terugkijkend, ziet dat het zo goed is. Wat is ontstaan, is ‘tov’. Dat woord drukt uit dat iets te gebruiken is waarvoor het is bedoeld. De dingen kunnen voldoen aan de bestemming die Hij eraan gegeven heeft.3 Met een terugkerende zin vol rust en vol schoonheid geeft het verhaal iets van Gods ‘wezen’ weer: ‘God zag dat het goed was.’ Hij, die in zichzelf bestaat, bekijkt de planten waarvan Hij houdt. En Hij beziet de dieren, waarvan Hij het fijn vindt dat ze bestaan. Later herkennen we diezelfde liefde in Jezus Christus als Hij zijn leerlingen wijst op de veldbloemen. ‘Zie je wel hoe veel mooier dit bloemetje is dan eertijds onze grote koning Salomo, die met goud omringd werd?’4 Wat moet Christus aandachtig gekeken hebben! Zat Hij rustig op een steen alles in zich op te nemen? Even later zegt Christus tegen zijn leerlingen: ‘Weet je wel dat elk musje door God gekend wordt? Ook als zo’n vogeltje valt?’ Ook dat ontgaat Christus niet. Hij kijkt, Hij ziet. We zien in Hem zijn Vader. Daar kunnen we stil van worden. God heeft het leven lief: de elementen, de natuur, het vogeltje, de bloem.
12
Mens-zijn: een spannend bestaan We kunnen van die schepping echter geen romantisch plaatje maken zoals je wel in kinderboeken ziet, met onschuldige vlindertjes en bloemen die uit zichzelf keurig binnen hun perkjes blijven. Vanaf het begin, nog voordat in Genesis 3 het kwaad roet in het eten gooit, blijken er heftige tegenkrachten aan het werk te zijn. Zelfs de goede ‘tuin van Eden’ kan niet aan zichzelf worden overgelaten, maar moet worden bewerkt en ook bewaakt.5 Wie zal dat gaan doen? Het verhaal verbaast ons nog meer als het vertelt over een groots, uniek, ongedacht plan. ‘God zei: Laten wij mensen maken die ons evenbeeld zijn, die op ons lijken.’6 Hij die geen wezens buiten zichzelf nodig heeft, wil uit liefde mensen rondom zich hebben, die op Hem lijken. Niet op geesten, engelen of wat voor wezens we ook maar kunnen bedenken. Nee, ze moeten lijken op de Schepper zelf. Prachtig beeldend wordt het proces in Genesis 2 weergegeven. We zien God daar als een pottenbakker aan het werk om de mens te vormen. Als basismateriaal gebruikt Hij geen klei, maar stof. ‘Kan onze start nog lager beginnen?’ kunnen we denken. Maar wat de mens zijn mogelijkheden en zijn waarde geeft is niet zijn ruwe grondstof. Hij wordt evenbeeld van God door de adem die zijn Maker in zijn neusgaten blaast. God draagt zijn eigen geest, zijn ruach, over in de mens. ‘Hij vormde hem uit stof, uit aarde, en blies hem levensadem in de neus. Zo werd de mens een levend wezen.’7 Wat een ongedachte actie van de Schepper. Hij drukt iets van zichzelf uit in schepselen die zowel natuur zijn, door hun lichaam, alsook geestelijk, door zijn ruach. En daarmee wordt de spanning van ons mens-zijn direct aangegeven. Het is de bedoeling dat de mens deze twee aspecten niet met zichzelf laat vechten. Maar dat gaat moeilijk worden, zoals we verderop in ons boek zullen zien. Bij het scheppen van de mens wordt er niet meteen een grote groep in het leven geroepen, zoals bij de dieren en de planten, 13
maar slechts de enkeling: één man en één vrouw. Elk vanaf het begin met een eigen voorgeschiedenis en met een eigen naam. Slechts twee mensen. Kan het kwetsbaarder? Kan het persoonlijker? De uniekheid en het belang van de individuele mens wordt hier sterk onderstreept. Er zijn godsdienstige stromingen die onze persoonlijkheid als een barrière zien tussen God en mens. Je ware bestemming zou je vinden door je ‘zelf’ te verliezen en te versmelten met God. Het bijbelse scheppingsverhaal kent dat probleem niet. Juist als unieke persoonlijkheid stelt de Schepper de mens vóór zich als zijn beelddrager, als iemand die op Hem lijkt. Dit voorrecht is niet slechts voor speciale mensen weggelegd. We ontmoeten in het scheppingsverhaal niet de voorouders van één bepaald ras of één bepaalde nationaliteit. God laat zich vertegenwoordigen door ‘de’ mens.8 Mensen blijken gelijkwaardig. Voor ieder mens geldt dat hij Gods evenbeeld is, lijkend op God.
Zelfwaarde bedreigd Door de eeuwen heen is er getheoretiseerd over wat dat ‘lijken op God’ concreet inhoudt. God wordt door heel de Bijbel heen consequent beschreven als Geest, dus het kan niet louter op ons lichaam betrekking hebben. Sommigen gaan ervan uit dat het onze psychische vermogens betreft, bijvoorbeeld dat wij via taal communiceren, abstract denken, in vrijheid plannen maken en evalueren. Anderen denken bij deze beeldspraak aan de bedoeling met ons leven, namelijk Gods zaakwaarnemer zijn op aarde: ‘… zij moeten heerschappij voeren over de vissen van de zee en de vogels van de hemel, over het vee, over de hele aarde en over alles wat daarop rondkruipt.’9 Of we nu bij ‘evenbeeld van God’ denken aan eigenschappen van de mens of aan zijn functie, in beide gevallen bedoelen we dat we in ieder mens een afspiegeling zien van de Schepper. Kunnen we ons er iets bij voorstellen dat we ook zelf Gods evenbeeld zijn? 14
Ons leven is gewoontjes en het vliegt zó snel voorbij, dat we ons soms afvragen wat we werkelijk betekenen. Het scheppingsverhaal is wat dat betreft een heel tegendraads verhaal. Het gaat dwars tegen onze beleving in en zegt: ‘Ja, jij daar, kleine, individuele mens, op jouw plekje: je bent van hoge komaf, besef je dat wel? God verbindt zich zegenend met jouw leven. Je weerspiegelt Hem, je bent uniek als individu en van onschatbare waarde. En dat geldt trouwens ook voor je medemens.’ Als het scheppingsverhaal tot ons doordringt, bevestigt ons innerlijk dat het gelijk heeft. Vanbinnen voelen we iets aan van onze mysterieuze waarde, die we gerespecteerd willen hebben. Dat merken we maar al te goed, als mensen ons niet erkennen. Dat kan ons tot in de kern van onze persoon kwetsen. Intuïtief weten we dat deze waarde bij onze bestemming past. Ook al valt het in de praktijk niet altijd mee om onszelf daarin te bevestigen. Nelson Mandela werd met een levenslange gevangenisstraf naar Robbeneiland verbannen. Het lukte hem om als zwarte gevangene zijn zelfwaarde te behouden. Als bewakers minachtend riepen: ‘Hé boy…,’ zei hij: ‘Wilt u mij alstublieft bij mijn naam noemen?’ Hij bleef bovendien zijn levensbestemming serieus nemen. Ook al had hij geen zicht op vrijlating, hij ging toch rechten studeren. Toen hij in 1994 na 27 jaar gevangenisstraf tot de eerste zwarte president van Zuid-Afrika werd benoemd, stond daar geen verbitterd en gebroken mens, maar een man die zichzelf en zijn bestemming serieus was blijven nemen. En zo heeft hij zijn land op een unieke manier gediend. Ons Robbeneiland is wellicht niet zo zwaar als het zijne. Maar ook wij hebben de uitdaging om ons onze waarde en onze levensbestemming niet te laten ontnemen.
15
Suggesties voor groepsgesprek 1. Wat spreekt je aan in dit hoofdstuk en/of geeft je meer inzicht? Waarbij heb je vragen? 2. Vind je het belangrijk dat we onszelf niet meer of minder dan anderen voelen? Hoezo? 3. Stelling: Het christelijk geloof met zijn hoge normen werkt eraan mee dat mensen zich minderwaardig gaan voelen. 4. Voor verdere studie: welke redenen geven de volgende verzen je om jezelf wel/niet waardevol te vinden: Genesis 1:26-28; Jesaja 43:1-4; Psalm 139:13, 14; Jeremia 29:11-13; 1 Petrus 1:18-21?
16