Wijzigingsblad BRL 0203 Vrijdragende systeemvloeren van vooraf vervaardigd constructief beton
31 december 2014
Vaststelling, aanvaarding en bindend verklaring Vastgesteld door College van Deskundigen Constructief Beton d.d. 12 november 2014. Aanvaard door het Bestuur van de Stichting KOMO d.d. 24 december 2014. Dit wijzigingsblad is door Kiwa bindend verklaard per 31 december 2014.
Geldigheid kwaliteitsverklaringen Dit wijzigingsblad vervangt het wijzigingsblad d.d. 9 september 2013 bij BRL 0203 d.d. 1 juni 2006. Het wijzigingsblad d.d. 9 september 2013 is in dit wijzigingsblad opgenomen. De kwaliteitsverklaringen die op basis van die versie van de beoordelingsrichtlijn zijn afgegeven verliezen in elk geval hun geldigheid op 1 januari 2015.
Gebruiksrecht Het gebruik van dit wijzigingsblad door derden, voor welk doel dan ook, is uitsluitend toegestaan nadat een schriftelijke overeenkomst met Kiwa is gesloten waarin het gebruiksrecht is geregeld.
Aanleiding voor de wijziging Vanwege de implementatie van de Verordening bouwproducten zijn in dit wijzigingsblad vastgelegd de wijzigingen met betrekking tot de inhoud van de af te geven KOMO kwaliteitsverklaringen. Het betreft de paragraaf t.a.v. de CE-markering, het toelatingsonderzoek en de externe controle. Op basis van de gewijzigde BRL kunnen t.a.v. het Bouwbesluit of het Besluit bodemkwaliteit geen erkende kwaliteitsverklaringen worden afgegeven.
Wijzigingen Vervang de inhoud van de volgende paragraaf in de BRL door de aangegeven tekst.
1.2 Toepassingsgebied De geprefabriceerde vloerelementen zijn bestemd om gedurende een referentieperiode van 50 jaar te worden
toegepast in vrijdragende systeemvloeren van constructief beton (inclusief dakvloeren), voor zover hierop 2) geen andere certificeringsregeling van toepassing is . Voor de hoogte h van de vloerelementen geldt h 450 mm . 3)
Toelichting 1) Voor vloersystemen die niet (volledig) voldoen aan de vigerende normen dienen de aanvullende eisen opgenomen te zijn in een CUR Aanbeveling óf deze BRL. 2) Dit betekent bijvoorbeeld dat systeemvloeren, op basis van deze BRL, niet als afdekkingen voor mestkelders mogen worden toegepast, omdat hiervoor het certificaat Agrarische Betonproducten van toepassing is. 3) Voor het Slimline vloersysteem geldt dat de hoogte van de totale vloer (betonnen schil, stalen liggers en topvloer) groter dan 450 mm kan zijn.
Voeg een paragraaf toe met de volgende tekst
Vervang het restant van hoofdstuk 1 door de volgende tekst
1.3 Relatie met Europese Verordening bouwproducten (CPR, EU 305/2011) Op de producten die onder deze BRL vallen zijn de volgende geharmoniseerde Europese normen van toepassing: NEN-EN 1168 Kanaalplaatvloeren; NEN-EN 13224 Ribbenvloeren; NEN-EN 13747 Breedplaatvloeren NEN-EN 15037-1 Balkjes voor combinatievloeren; NEN-EN 15037-2 Betonnen vulelementen voor combinatievloeren.
1.4 Eisen te stellen aan onderzoeksinstellingen 1.4.1 Onderzoek uitgevoerd ten behoeve essentiële kenmerken Ten aanzien van de essentiële kenmerken zoals omschreven in de bijlage ZA van de geharmoniseerde Europese norm wordt uitgegaan van de waarden zoals opgenomen in de Prestatieverklaring van de betreffende producent. 1.4.2 Onderzoek uitgevoerd ten behoeve van overige kenmerken Indien door de leverancier in het kader van de externe controle rapporten van onderzoekinstellingen of laboratoria worden overgelegd om aan te tonen dat aan de eisen van de BRL wordt voldaan, zal moeten worden aangetoond dat deze zijn opgesteld door een instelling die voldoet aan de van toepassing zijnde accreditatienorm, te weten: NEN-EN-ISO/IEC 17020 voor inspectie-instellingen; NEN-EN-ISO/IEC 17021 voor certificatie-instellingen die systemen certificeren; NEN-EN-ISO/IEC 17024 voor certificatie-instellingen die personen certificeren; NEN-EN-ISO/IEC 17025 voor laboratoria; NEN-EN-ISO/IEC 17065 óf NEN-EN 45011 voor certificatie-instellingen die producten certificeren. Toelichting NEN-EN-ISO/IEC 17065 is op 15 september 2012 gepubliceerd en gaat NEN-EN 45011 vervangen. Hierbij geldt een overgangstermijn van 3 jaar.
Een instelling wordt geacht aan deze criteria te voldoen wanneer een accreditatiecertificaat kan worden overgelegd, afgegeven door de Raad voor Accreditatie (RvA) of een accreditatie-instelling waarmee de RvA een overeenkomst van wederzijdse acceptatie heeft gesloten. Deze accreditatie moet betrekking hebben op het voor deze BRL vereiste onderzoek. Indien geen accreditatiecertificaat kan worden overgelegd, zal de certificatie-instelling zelf verifiëren of aan de accreditatienorm is voldaan, of het desbetreffende onderzoek opnieuw zelf (laten) uitvoeren.
1.5 Kwaliteitsverklaring Op basis van de KOMO-systematiek die van toepassing is voor deze beoordelingsrichtlijn worden de volgende kwaliteitsverklaringen afgegeven: • KOMO attest, voor prestaties van het product in het bouwdeel en in relatie tot Bouwbesluit 2012. De uitspraken in dit attest zijn gebaseerd op hoofdstuk 4 van deze beoordelingsrichtlijn • KOMO kwaliteitsverklaring voor productcertificatie. De uitspraken in deze kwaliteitsverklaring zijn gebaseerd op de hoofdstukken 5 Producteisen en bepalingsmethoden en 6 Eisen aan het kwaliteitssysteem van deze beoordelingsrichtlijn.; Op de website van de Stichting KOMO (www.komo.nl) staat het model attest en de model kwaliteitsverklaringen vermeld die voor deze beoordelingsrichtlijn van toepassing zijn. Een af te geven attest en de kwaliteitsverklaringen moeten hiermee overeenkomen. Vervang paragraaf 3.1 door de volgende tekst:
3.1 Toelatingsonderzoek 3.1.1 Toelatingsonderzoek voor het KOMO attest Ten behoeve van het verkrijgen van een KOMO attest voert de certificatie instelling onderzoek uit. Tot het toelatingsonderzoek behoren: A. Nagaan of de gedeclareerde waarden van de essentiële kenmerken (zoals vermeld in de door de aanvrager versterkte prestatieverklaring) minimaal gelijkwaardig zijn aan de relevante voorwaarden zoals vastgelegd in hoofdstuk 4 van deze beoordelingsrichtlijn. B. De certificatie instelling beoordeeld in hoeverre de overige (Bouwbesluit gerelateerde) productkenmerken minimaal gelijkwaardig zijn aan de relevante voorwaarden zoals zijn vastgelegd in hoofdstuk 4 van deze beoordelingsrichtlijn. C. Bepaling van de prestaties in de toepassing.
Wijzigingsblad BRL 0203 Vrijdragende systeemvloeren van vooraf vervaardigd constructief beton
31 december 2014 blz. 2 van 15
3.1.2 Toelatingsonderzoek voor de KOMO kwaliteitsverklaring Ten behoeve van het verkrijgen van een KOMO kwaliteitsverklaring voert de certificatie instelling onderzoek uit. Tot het toelatingsonderzoek behoren: D. Controle van door de aanvrager verstrekte c.q. te verstrekken documenten waarbij nagegaan wordt of voldaan wordt aan de eisen zoals vastgelegd in deze beoordelingsrichtlijn. E. Beoordeling van de door de aanvrager verstrekte c.q. te verstrekken prestatieverklaring(en) (opgesteld in het kader van de Europese Verordening bouwproducten) waarbij nagegaan wordt of de gedeclareerde waarden van de essentiële kenmerken (zoals vermeld in de prestatieverklaring) minimaal voldoen aan de voorwaarden zoals vermeld in deze beoordelingsrichtlijn. F. Bepaling van de overige productkenmerken zoals opgenomen in deze beoordelingsrichtlijn voor zover het geen essentiële kenmerken zijn zoals vermeld in bijlage ZA van de betreffende geharmoniseerde Europese norm(en) waarbij eveneens nagegaan wordt of deze kenmerken voldoen aan de eisen in deze beoordelingsrichtlijn
3.2 Beoordeling van het kwaliteitssysteem 3.2.1 Beoordeling van het kwaliteitssysteem voor het KOMO attest In relatie tot de productkenmerken (waaronder de essentiële kenmerken vastgelegd in de Prestatieverklaring opgesteld in het kader van de Europese Verordening bouwproducten) vindt t.b.v. het KOMO attest geen beoordeling van het kwaliteitssysteem plaats. 3.2.2 Beoordeling van het kwaliteitssysteem voor de KOMO kwaliteitsverklaring In relatie tot de essentiële kenmerken (zoals vastgelegd in de prestatieverklaring opgesteld in het kader van de Europese Verordening bouwproducten) vindt ten behoeve van de KOMO-kwaliteitsverklaring geen beoordeling van het kwaliteitssysteem en/of controle van monsters plaats. De kwaliteitsbewaking valt voor de essentiële kenmerken onder de Factory Production Control (FPC) zoals omschreven in de bijlage ZA van de geharmoniseerde Europese norm(en). ®
Ten behoeve van het verkrijgen van de KOMO -kwaliteitsverklaring in relatie tot de overige productkenmerken voert de certificatie instelling onderzoek uit. Tot het toelatingsonderzoek behoren: • Beoordeling van het productieproces • Beoordeling van het kwaliteitssysteem en het IKB-schema • Toetsing op de aanwezigheid en het functioneren van de overige vereiste procedures Vastgesteld moet worden in hoeverre het kwaliteitssysteem in overeenstemming is met de eisen zoals die zijn vastgelegd in hoofdstuk 6 van deze beoordelingsrichtlijn.
Vervang hoofdstuk 4 door de volgende tekst. (De inhoud van het hoofdstuk is niet gewijzigd t.o.v. het wijzigingsblad bij BRL 0203 d.d. 9 september 2013, alleen is “Attest(-met-productcertificaat)” in de gehele tekst van hoofdstuk 4 vervangen door “Attest”).
Wijzigingsblad BRL 0203 Vrijdragende systeemvloeren van vooraf vervaardigd constructief beton
31 december 2014 blz. 3 van 15
4 Bouwbesluit gerelateerde eisen en bepalingsmethoden 4.1 Algemeen In dit hoofdstuk zijn de aan het Bouwbesluit gerelateerde prestatie-eisen voor nieuwbouw opgenomen waaraan de vloerconstructie moet voldoen, evenals de bepalingsmethoden om vast te stellen dat aan de eisen wordt voldaan. De Bouwbesluiteisen voor “verbouw” zijn in dit hoofdstuk niet expliciet genoemd, maar kunnen in voorkomende gevallen wel van toepassing zijn voor vloeren. Vloeren die voldoen aan de eisen voor nieuwbouw kunnen zondermeer toegepast worden in verbouwprojecten.
Tabel Bouwbesluit Beschouwde afdelingen van het Bouwbesluit
Afdeling
Artikel; Leden
Algemene sterkte van de bouwconstructie
2.1
Sterkte bij brand
2.2
Beperking van het ontstaan van een brandgevaarlijke situatie Beperking van het ontwikkelen van brand en rook
2.8 2.9
Beperking van uitbreiding van brand Verdere beperking van uitbreiding van brand en beperking van verspreiding van rook Bescherming tegen geluid van buiten, nieuwbouw (facultatief) Bescherming tegen geluid van installaties, nieuwbouw (facultatief) Geluidwering tussen ruimten (facultatief) Wering van vocht (Facultatief) Bescherming tegen ratten en muizen Energiezuinigheid, nieuwbouw (Deels facultatief)
2.10 2.11
2.2, 2.3 en 2.4 lid 1a en 1b, 2 en 3 2.10 lid 1t/m 7 en 9, 2.11 lid 1, 2a, 2b en 2g 2.57 2.67, 2.68 lid 1 t/m 4, 2.69, 2.70 en 2.71 2.84 lid 1 t/m 5 2.94
3.1 3.2 3.4 3.5 3.10 5.1
3.2, 3.3 en 3.4 3.8 en 3.9 3.16 en 3.17 3.21, 3.22 lid 1 en 3.23 3.69 5.3; 1, 2 en 3 en 5.4
Normen of Praktijkrichtlijnen die genoemd worden in het kader van eisen die ontleend zijn aan publiekrechtelijke regelgeving zijn bedoeld, zoals daarin aangewezen.
4.2 Technische bouwvoorschriften uit het oogpunt van veiligheid, Bouwbesluit hoofdstuk 2 4.2.1 Algemene sterkte van de bouwconstructie, Bouwbesluit afdeling 2.1 Prestatie-eis Voor de vloerconstructie zijn de artikelen 2.2, 2.3 en 2.4 lid 1 a en 1b, 2 en 3 van toepassing. Grenswaarde Een vloerconstructie bezwijkt gedurende de in NEN-EN 1990 bedoelde ontwerplevensduur niet bij de fundamentele belastingscombinaties als bedoeld in NEN-EN 1990. Een vloerconstructie bezwijkt gedurende de in NEN-EN 1990 bedoelde ontwerplevensduur niet bij de buitengewone belastingscombinaties als bedoeld in NEN-EN 1990, als dit leidt tot het bezwijken van een andere bouwconstructie die niet in de directe nabijheid ligt van die vloerconstructie. Daarbij wordt uitgegaan van de buitengewone belastingen als bedoeld in NEN-EN 1991. Een vloerconstructie toegepast als dak bezwijkt gedurende de in NEN-EN 1990 bedoelde ontwerplevensduur niet bij de buitengewone belastingscombinaties als bedoeld in NEN-EN 1990. Daarbij wordt uitgegaan van stootbelastingen als bedoeld in NEN-EN 1991 Toelichting Het is mogelijk dat voor bepaalde projecten privaatrechtelijk strengere eisen worden gesteld dan de hierboven omschreven eisen. Voor ieder project geldt dat de gestelde eisen eenduidig vast moeten liggen, zodat deze onderdeel uitmaken van de controle van de berekeningen door de certificatie-instelling.
Wijzigingsblad BRL 0203 Vrijdragende systeemvloeren van vooraf vervaardigd constructief beton
31 december 2014 blz. 4 van 15
Bepalingsmethode De sterkte van de vloerconstructie dient te worden bepaald volgens NEN-EN 1992. Indien voor de elementen beton wordt gebruikt met lichte toeslagmaterialen, dient hiervoor CUR-Aanbeveling 39 te worden gebruikt. In afwijking van het hierboven gestelde dient de sterkte van het Slimline vloersysteem tevens bepaald te worden volgens NEN-EN 1993. Toelichting 1. De vermelde CUR-Aanbevelingen staan niet in het Bouwbesluit, maar leveren voor Nederland breed gedragen rekenregels. 2. Bij projecten in categorie 1 en 2 volgens bijlage 8 van de Criteria 73, draagt de producent geen verantwoordelijkheid voor de berekening van de vloerelementen, en is het aspect “Sterkte van de bouwconstructie” binnen het kader van het attest, niet van toepassing.
Attest Het attest vermeldt onder welke voorwaarden de vloerconstructie voldoet aan de sterkte-eisen en dat de sterkte van de vloerconstructie op projectniveau bepaald dient te worden.
4.2.2 Sterkte bij brand, Bouwbesluit afdeling 2.2 Prestatie-eis Voor de vloerconstructie zijn de artikelen 2.10 lid 1t/m 7 en 9, 2.11 lid 1, 2a, 2b en 2g van toepassing. Grenswaarde Een vloerconstructie waarover of waaronder een vluchtroute voert, bezwijkt niet binnen 30 minuten bij brand in een subbrandcompartiment waarin die vluchtroute niet ligt. Een vloerconstructie bezwijkt bij brand in een brandcompartiment waarin die vloerconstructie niet ligt, niet binnen de in tabel 2.10.1 respectievelijk 2.10.2 van het Bouwbesluit aangegeven tijdsduur door het bezwijken van een bouwconstructie binnen of grenzend aan dat brandcompartiment. Voor zover dat brandcompartiment een woonfunctie is, geldt dit niet voor een vloerconstructie van een aan dat brandcompartiment grenzend subbrandcompartiment of grenzende buitenruimte. Bepalingsmethode De tijdsduur van het bezwijken van de vloerconstructie wordt bepaald volgens NEN-EN 1992, NEN-EN 1993 (uitsluitend Slimline vloer) óf NEN 6069. Dwarskrachtcapaciteit voorgespannen kanaalplaatvloer bij brand Voor de voorgespannen kanaalplaatvloer dient, in aanvulling op de rekenkundige bepalingsmethode van het buigend moment in de brandsituatie, voor een brandwerendheid m.b.t. bezwijken van 60 minuten en hoger tevens het dwarskrachtdraagvermogen in de brandsituatie bepaald te worden. Hiervoor dient de berekeningsmethodiek volgens Annex G van de NEN-EN 1168 gebruikt te worden in combinatie met de NEN-EN 1992-1-1 en NEN-EN 1992-1-2. Dikte van de toplaag voorgespannen kanaalplaatvloer bij brand Indien niet anders wordt aangetoond geldt afhankelijk van de gevolgklasse een maximale dikte voor de toplaag zoals aangeven in onderstaande tabel. Toelichting De dikte van de toplaag is gedefinieerd als het totaal van de dikte van de druklaag en de dikte van de cementgebonden afwerklaag, tenzij samenwerking wordt verhinderd. Bij hechtende afwerklagen met een druksterkteklasse van maximaal D15 mag, voor de bepaling van de dikte van de toplaag, de dikte van de afwerklaag voor de helft worden meegerekend. De te beschouwen dikte van de toplaag geldt voor het midden van de overspanning. Door een eventuele opbuiging van de kanaalplaten kan de toplaagdikte nabij de opleggingen groter zijn.
Wijzigingsblad BRL 0203 Vrijdragende systeemvloeren van vooraf vervaardigd constructief beton
31 december 2014 blz. 5 van 15
Maximale dikte van de toplaag Gevolgklasse Maximale toplaagdikte in het midden van de overspanning [mm] 1 geen beperking 2a, 2b en 3 50 Toelichting De beschrijving van de gevolgklasse staat in bijlage A van NEN-EN 1991-1-7, inclusief nationale bijlage.
Met een risicoanalyse volgens NEN-EN 1991-1-7 waarbij rekening mag worden gehouden met aanvullend getroffen maatregelen, kan op basis van gelijkwaardigheid worden aangetoond dat een dikkere toplaag toelaatbaar is. Attest Het attest geeft de prestaties waaraan de vloerconstructie voldoet met de bijbehorende randvoorwaarden en dat de sterkte van de vloerconstructie bij brand op projectniveau bepaald dient te worden. Voor voorgespannen kanaalplaatvloeren vermeldt het attest per gevolgklasse de maximale dikte van de toplaag.
4.2.3 Beperking van het ontstaan van een brandgevaarlijke situatie, Bouwbesluit afdeling 2.8 Prestatie-eis Voor een vloerconstructie is artikel 2.57 van toepassing. Grenswaarde De bovenzijde van een vloer ter plaatse van of nabij een stookplaats voldoet aan brandklasse A1 fl, indien: a. ter plaatse van of in de nabijheid van die stookplaats een intensiteit van de warmtestraling kan optreden, die, bepaald volgens NEN 6061, groter is dan 2 kW/m², of b. in het materiaal een temperatuur kan optreden, die, bepaald volgens NEN 6061, hoger is dan 90ºC. Bepalingsmethode De brandklasse dient te worden bepaald volgens NEN-EN 13501-1. Toelichting Vloerelementen van uitsluitend steenachtig materiaal voldoen zonder onderzoek aan klasse A1 respectievelijk A1fl. Voor vloerelementen die gedeeltelijk bestaan uit andere, niet-steenachtige materialen zal de bijdrage tot brandvoortplanting door middel van (beproevings)rapporten aangetoond moeten worden.
Attest Het attest vermeldt dat de vloerconstructie van uitsluitend steenachtig materiaal voldoet aan klasse A1 respectievelijk A1fl volgens NEN-EN 13501-1. Voor vloerelementen die aan de onderzijde zijn voorzien van brandbare materialen zal de toepassing worden beperkt tot boven kruipruimten of ruimten van geringere hoogte.
4.2.4 Beperking van het ontwikkelen van brand en rook, Bouwbesluit afdeling 2.9 Prestatie-eis Voor een vloerconstructie zijn de artikelen 2.67, 2.68 lid 1 t/m 4, 2.69, 2.70 en 2.71 van toepassing. Grenswaarde Voor een vloerconstructie geldt brandklasse volgens tabel 2.66 van het Bouwbesluit en de rookklasse s1 (fl) volgens de bovenvermelde artikelen van het Bouwbesluit. De bovenzijde van een vloer toegepast als dak is niet brandgevaarlijk. Bepalingsmethode De brandklasse en rookklasse dient bepaald te worden volgens NEN-EN 13501-1. Het niet brandgevaarlijk zijn dient bepaald te worden volgens NEN 6063.
Wijzigingsblad BRL 0203 Vrijdragende systeemvloeren van vooraf vervaardigd constructief beton
31 december 2014 blz. 6 van 15
Toelichting Vloerelementen van uitsluitend steenachtig materiaal voldoen zonder onderzoek aan brandklasse A1(fl) en rookklasse s1(fl) en zijn niet brandgevaarlijk.
Certificatieonderzoek Voor vloerelementen die gedeeltelijk bestaan uit andere, niet-steenachtige materialen zal de brandklasse, de rookklasse en het niet brandgevaarlijk zijn door middel van (beproevings)rapporten aangetoond moeten worden. Attest Het attest vermeldt de brandklassen en rookklassen van een vloerconstructie. Voor vloerelementen die aan de onderzijde zijn voorzien van brandbare materialen zal de toepassing worden beperkt tot boven kruipruimten of ruimten van geringere hoogte. Voor vloerelementen toegepast als dak zal worden aangegeven dat deze zonder verdere afwerking aan de bovenzijde niet brandgevaarlijk zijn.
4.2.5 Beperking van uitbreiding van brand, Bouwbesluit afdeling 2.10 Prestatie-eis Voor een vloerconstructie is artikel 2.84 lid 1 t/m 6 van toepassing. Grenswaarde De weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) van een brandcompartiment dient te voldoen aan de eisen in artikel 2.84 van het Bouwbesluit. De brandwerendheid van de vloerconstructie kan hierbij maatgevend zijn. Bepalingsmethode De WBDBO dient te worden bepaald volgens NEN 6068. Attest Het attest vermeldt de brandwerendheid van de vloerconstructie.
4.2.6 Verdere beperking van uitbreiding van brand en beperking van verspreiding van rook, Bouwbesluit afdeling 2.11 Prestatie-eis Voor een vloerconstructie is artikel 2.94 van toepassing. Grenswaarde De weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) van (beschermd) subbrandcompartiment een dient te voldoen aan de eisen in artikel 2.94 van het Bouwbesluit. De brandwerendheid van de vloerconstructie kan hierbij maatgevend zijn. Bepalingsmethode De WBDBO dient te worden bepaald volgens NEN 6068. Attest Het attest vermeldt de brandwerendheid van de vloerconstructie.
4.3 Technische bouwvoorschriften uit het oogpunt van gezondheid, Bouwbesluit hoofdstuk 3 4.3.1 Bescherming tegen geluid van buiten, nieuwbouw. Bouwbesluit afdeling 3.1 (Facultatief) Prestatie-eis Voor een vloerconstructie zijn de artikelen 3.2, 3.3 en 3.4 van toepassing. Grenswaarde De geluidsbelasting van buiten en de binnen toegestane geluidsbelasting resulteren in een grenswaarde voor de totale omhullende constructie. Een grenswaarde voor een vloerconstructie kan niet worden vastgesteld.
Wijzigingsblad BRL 0203 Vrijdragende systeemvloeren van vooraf vervaardigd constructief beton
31 december 2014 blz. 7 van 15
Bepalingsmethode De karakteristieke geluidwering van de bouwconstructie dient te worden bepaald volgens NEN 5077. Toelichting Voor toetsing aan de eisen in het Bouwbesluit is een beoordeling van de totale constructie vereist. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de massa per m² van de vloerconstructie. Naast de vloerelementen en hun aansluitdetails zijn ook andere constructiedelen van belang, evenals hun aansluitdetails.
Attest In het attest staat de massa per m² per vloertype vermeld en dat door middel van berekeningen, dan wel beproevingen volgens NEN 5077 óf door toetsing aan het gestelde in NPR 5070 moet worden aangetoond, dat de geluidwering van de totale constructie aan de genoemde eis voldoet. In het attest kunnen aansluitdetails zijn opgenomen met de bijbehorende karakteristieke geluidwering.
4.3.2 Bescherming tegen geluid van installaties, nieuwbouw. Bouwbesluit afdeling 3.2 (Facultatief) Prestatie-eis Voor een vloerconstructie zijn de artikelen 3.8 en 3.9 van toepassing. Grenswaarde Voor de in bovenvermelde artikelen van het Bouwbesluit vermelde verblijfsgebieden geldt dat een installatie maximaal een karakteristiek installatie-geluidsniveau mag veroorzaken, zoals vermeld in tabel 3.7 van het Bouwbesluit (30 dB respectievelijk 35 dB). Toelichting Deze grenswaarden gelden voor de totale omhullende constructie van een verblijfsgebied. Een grenswaarde voor een vloerconstructie kan niet worden vastgesteld.
Bepalingsmethode Het karakteristieke installatie-geluidsniveau in een verblijfsgebied dient te worden bepaald volgens NEN 5077. Toelichting Voor toetsing aan de eisen in het Bouwbesluit is een beoordeling van de totale constructie vereist. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de massa per m² van de vloerconstructie. Naast de vloerelementen en hun aansluitdetails zijn ook andere constructiedelen van belang, evenals hun aansluitdetails.
Attest In het attest staat de massa per m² per vloertype vermeld en dat door middel van berekeningen, dan wel beproevingen volgens NEN 5077 óf door toetsing aan het gestelde in NPR 5070 moet worden aangetoond, dat de geluidwering van de totale constructie aan de genoemde eis voldoet. In het attest kunnen aansluitdetails zijn opgenomen met de bijbehorende karakteristieke geluidwering.
4.3.3 Geluidwering tussen ruimten van verschillende gebruiksfuncties, nieuwbouw. Bouwbesluit afd. 3.4 (Facultatief) Prestatie-eis Voor een vloerconstructie zijn de artikelen 3.16, 3.17 en 3.17a van toepassing. Grenswaarde Het karakteristieke lucht-geluidniveauverschil en het gewogen contact-geluidniveau is niet groter dan de in bovenvermelde artikelen en tabel 3.15 van het Bouwbesluit vermelde waarden. Toelichting Deze grenswaarden gelden voor de totale omhullende constructie van een verblijfsgebied. Een grenswaarde voor een vloerconstructie kan niet worden vastgesteld.
Bepalingsmethode Het karakteristieke lucht-geluidniveauverschil en het gewogen contact-geluidniveau dienen te worden bepaald volgens NEN 5077. Toelichting Voor toetsing aan de eisen in het Bouwbesluit is een beoordeling van de totale constructie vereist. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de massa per m² van de vloerconstructie. Naast de vloerelementen en hun aansluitdetails zijn ook andere constructiedelen van belang, evenals hun aansluitdetails.
Wijzigingsblad BRL 0203 Vrijdragende systeemvloeren van vooraf vervaardigd constructief beton
31 december 2014 blz. 8 van 15
Attest In het attest staat de massa per m² per vloertype vermeld en dat door middel van berekeningen, dan wel beproevingen volgens NEN 5077 óf door toetsing aan het gestelde in NPR 5070 moet worden aangetoond, dat de geluidwering van de totale constructie aan de genoemde eis voldoet. In het attest kunnen aansluitdetails zijn opgenomen met de bijbehorende geluidwering.
4.3.4 Wering van vocht. Bouwbesluit afdeling 3.5 (Facultatief) Prestatie-eis Voor een vloerconstructie zijn de artikelen 3.21, 3.22 lid 1 en 3.23 van toepassing. Grenswaarde De in artikel 3.21 1, 2 en 3 gespecificeerde scheidingsconstructies dienen waterdicht te zijn. Een vloerconstructie die de scheiding vormt tussen een verblijfsgebied, een toiletruimte of een badruimte en een kruipruimte mag een specifieke luchtvolumestroom van ten hoogste 20.10-6 m³/(m².s) hebben. Een vloerconstructie waarvoor een warmteweerstand als bedoeld in artikel 5.3 van het Bouwbesluit geldt, heeft aan de zijde die grenst aan een verblijfsgebied een factor van de temperatuur van de binnenoppervlakte, die niet kleiner is dan de in tabel 3.20 van het Bouwbesluit aangegeven waarde. De wateropname mag op de in artikel 3.23 van het Bouwbesluit gespecificeerde plaatsen van een 1/2 scheidingsconstructie gemiddeld niet groter zijn dan 0,01 kg/(m².s ) en op geen enkele plaats groter dan 0,2 1/2 kg/(m².s ). Bepalingsmethode De waterdichtheid van de scheidingsconstructie dient te worden bepaald volgens NEN 2778. De specifieke luchtvolumestroom van een vloerconstructie dient te worden bepaald volgens NEN 2690. De factor van de temperatuur van de binnenoppervlakte dient bepaald te worden volgens NEN 2778. De wateropname dient bepaald te worden volgens NEN 2778. Certificatieonderzoek Door middel van de aangegeven bepalingsmethoden of door middel van toetsing aan het gestelde in NPR 2652 moet worden aangetoond dat aan de gestelde eisen wordt voldaan. Attest In het attest zal worden opgenomen, dat de waterdichtheid bij de toepassing van de vloerelementen als dakvloer, verzekerd dient te worden door de dakbedekkingsconstructie. Voor de begane grondvloer kunnen in het attest voeg- en aansluitdetails worden opgenomen, die een voldoende luchtdichtheid waarborgen. Voor wat betreft kruipluikuitvoering, leidingdoorvoeren en eventueel aan te brengen waterkerende lagen zal in het attest een algemene verwijzing naar NPR 2652 worden opgenomen. Voor de factor van de temperatuur van de binnenoppervlakte kunnen in het attest details met randvoorwaarden worden opgenomen die aan de gestelde eisen voldoen. In het attest zal worden opgenomen, dat aan de eis voor wat betreft het indringen van vocht vanuit de toiletruimte of badruimte in de constructie dient te worden voldaan d.m.v. een vloer- respectievelijk wandafwerking.
Wijzigingsblad BRL 0203 Vrijdragende systeemvloeren van vooraf vervaardigd constructief beton
31 december 2014 blz. 9 van 15
4.3.5 Bescherming tegen ratten en muizen. Bouwbesluit afdeling 3.10 Prestatie-eis Voor vloerconstructies is artikel 3.69 van toepassing. Grenswaarde Een scheidingsconstructie zoals gespecificeerd in artikel 3.69 van het Bouwbesluit mag geen openingen hebben die breder zijn dan 0,01 m. Attest Het attest vermeldt als toepassingsvoorwaarde dat vloerconstructies waarop deze eis van toepassing is geen openingen mogen hebben die breder zijn dan 0,01 m.
4.4 Technische bouwvoorschriften uit het oogpunt van energiezuinigheid en milieu, nieuwbouw. Bouwbesluit hoofdstuk 5 4.4.1 Energiezuinigheid, nieuwbouw. Bouwbesluit afdeling 5.1 (Deels facultatief) Prestatie-eis Voor een vloerconstructie zijn de artikelen 5.3 lid 1, 2 en 3 en 5.4 van toepassing. Grenswaarde De warmteweerstand van een scheidingsconstructie zoals gespecificeerd in artikel 5.3 van het Bouwbesluit is ten minste 3,5 m²K/W. De luchtvolumestroom van het totaal aan verblijfsgebieden, toiletruimten en badruimten van een gebruiksfunctie is niet groter dan 0,2 m³/s. Toelichting De grenswaarde voor de luchtvolumestroom geldt voor het totaal aan verblijfsgebieden, toiletruimten en badruimten van een gebruiksfunctie. Een grenswaarde voor een vloerconstructie kan niet worden vastgesteld.
Bepalingsmethode De warmteweerstand van de scheidingsconstructie dient te worden bepaald volgens NEN 1068. De luchtvolumestroom dient te worden bepaald volgens NEN 2686. Certificatieonderzoek Door middel van berekening volgens de aangegeven bepalingsmethode dient aangetoond te worden, dat de warmteweerstand van de geïsoleerde vloerconstructie aan de gestelde eis voldoet. Door middel van de omschreven bepalingsmethode kan worden bepaald wat de maximale bijdrage van de vloerconstructie inclusief de aansluitdetails is tot de luchtvolumestroom. Indien uit het attesteringsonderzoek bij "Wering van vocht van buiten" blijkt, dat aan de daar gestelde eis met betrekking tot de specifieke luchtvolumestroom is voldaan, kan beproeving volgens NEN 2686 achterwege blijven. Attest In het attest zal de waarde van de warmteweerstand worden vermeld, met de relevante producteigenschappen van de geïsoleerde scheidingsconstructie. In het attest zal worden opgenomen, dat de luchtdoorlatendheid van de vloer verwaarloosbaar is. Het attest kan toepassingsvoorbeelden geven van vloerconstructies inclusief de aansluitdetails met de bijbehorende luchtvolumestroom.
Wijzigingsblad BRL 0203 Vrijdragende systeemvloeren van vooraf vervaardigd constructief beton
31 december 2014 blz. 10 van 15
Vervang de tekst in paragraaf 5.1 door het volgende:
T.a.v. de in dit hoofdstuk opgenomen eisen t.a.v. de essentiële kenmerken vindt geen toelatingsonderzoek plaats en wordt geen verklaring opgenomen in de kwaliteitsverklaring. De vermeldingen t.a.v. het toelatingsonderzoek en de verklaring in de kwaliteitsverklaring in dit hoofdstuk t.a.v. de essentiële kenmerken moeten worden verwijderd.
Verwijder geheel hoofdstuk 7 Samenvatting onderzoek en controle uit de BRL.
Vervang de inhoud van paragraaf 8.6 “Aard en frequentie van de externe controle” door de volgende tekst:
8.6.1 Externe controle voor het KOMO attest De certificatie instelling voert 1x per 5 jaar een herbeoordeling van de prestaties in de toepassing uit, of zoveel eerder als nodig is. 8.6.2 Externe controle voor de KOMO kwaliteitsverklaring In relatie tot de essentiële kenmerken (zoals vastgelegd in de prestatieverklaring opgesteld in het kader van de Europese Verordening bouwproducten) vindt ten behoeve van het KOMO kwaliteitsverklaring geen beoordeling van het kwaliteitssysteem en/of controle van monsters plaats. De kwaliteitsbewaking valt voor de essentiële kenmerken onder de Factory Production Control (FPC) zoals omschreven in de bijlage ZA van de geharmoniseerde Europese norm. In relatie tot de overige productkenmerken vindt door de certificatie instelling periodiek controles plaats van het kwaliteitssysteem, het productieproces en de producteigenschappen waarbij nagegaan wordt of voldaan wordt aan de eisen in deze beoordelingsrichtlijn. Over de aan te houden controlefrequentie beslist het College van Deskundigen Constructief Beton. Vanaf het afsluiten van de certificatieovereenkomst en gedurende het eerste volledige kalenderjaar is de bezoekfrequentie vastgesteld op 6 controlebezoeken per jaar. Per kalenderjaar beoordeelt de certificatie instelling de resultaten van de controlebezoeken. Op basis hiervan kan de certificatie instelling in overleg met het College van Deskundigen “Constructief Beton” besluiten de frequentie terug te brengen naar 5 controlebezoeken per jaar en het volgende jaar eventueel naar 4 controlebezoeken per jaar. Voor leveranciers die niet beschikken over een kwaliteitssysteemcertificaat op basis van de ISO 9001, vindt eenmaal per jaar een aparte controle plaats op het kwaliteitssysteem. De bevindingen van elke uitgevoerde controle zullen door de certificatie-instelling naspeurbaar worden vastgelegd in een rapport.
Vervang in alle teksten van de BRL de term “attest-met-productcertificaat” door “attest” respectievelijk “kwaliteitsverklaring”.
Besluit bodemkwaliteit (Bouwstoffenbesluit) Verwijder hoofdstuk 5 met betrekking tot het Besluit bodemkwaliteit en alle verwijzingen naar het Besluit bodemkwaliteit (Bouwstoffenbesluit) uit de BRL.
Wijzigingsblad BRL 0203 Vrijdragende systeemvloeren van vooraf vervaardigd constructief beton
31 december 2014 blz. 11 van 15
10 Lijst van vermelde documenten 10.1 Publiekrechtelijke regelgeving 10.1.1 Bouwbesluit 2012 Bouwbesluit 2012 Stb. 2011, 416, 676, Stb. 2012, 441, Stb. 2013, 75, 244, 462, Stb. 2014, 51, 232 en 342 en de Regeling Bouwbesluit 2012 Stcrt. 2011, 23914, Stcrt. 2012, 13245, Stcrt. 2013, 5457, 16919, Stcrt. 2014, 4057.
10.1.2 CPR Europese Verordening bouwproducten, EU 305/2011
10.2 Normen / normatieve documenten: NEN 1068:2012 NEN-EN 1168:2005 NEN-EN 1607:2013 NEN-EN 1609:2013 NEN 1775:1997 NPR 2652:2008 NEN 2686:1988 NEN 2690:1991
NEN 2778:1991 NPR 5070:2005 NEN 5077+C1:2008/C3:2012
NEN 6061:1991/A3:2012 NEN 6063:2008 NEN 6068:2008/C1:2011 NEN 6069:2011 NEN-EN 1990+A1+A1/C2:2011 NEN-EN 1991-1-2+C1:2011 NEN-EN 1991-1-7+C1:2011
Thermisch isolatie van gebouwen; Rekenmethoden. Vooraf vervaardigde betonproducten - Kanaalplaatvloeren, inclusief wijzigingsblad A3: 2011. Materialen voor de thermische isolatie van gebouwen. Bepaling van de treksterkte loodrecht op de oppervlakte. Materialen voor de thermische isolatie van gebouwen. Bepaling van de wateropname bij kortstondige gedeeltelijke onderdompeling. Bepaling van de bijdrage tot brandvoortplanting van vloeren, november 1991, inclusief wijzigingsblad A1: 1997 (bestaande bouw). Vochtwering in woongebouwen - Wering van vocht van binnen –Wering van vocht van buiten - Voorbeelden van bouwkundige details. Luchtdoorlatendheid van gebouwen. Meetmethoden, inclusief wijzigingsblad A2: 2008. Luchtdoorlatendheid van gebouwen. Meetmethoden voor de specifieke volumestroom tussen kruipruimte en woning, inclusief wijzigingsblad A2: 2008. Vochtwering in gebouwen. Bepalingsmethoden, inclusief wijzigingsblad A4: 2011. Geluidwering in woongebouwen - Voorbeelden van wanden en vloeren in steenachtige draagconstructies. Geluidwering in gebouwen - Bepalingsmethoden voor de grootheden voor geluidwering van uitwendige scheidingsconstructies, luchtgeluidisolatie, contactgeluidisolatie, geluidniveaus veroorzaakt door installaties en nagalmtijd. Bepaling van de weerstand tegen het ontstaan van brand bij stookplaatsen. Bepaling van het brandgevaarlijk zijn van daken, maart 2008 Bepaling van de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag tussen ruimten. Beproeving en klassering van de brandwerendheid van bouwdelen en bouwproducten. Eurocode – Grondslagen van het constructief ontwerp, inclusief nationale bijlage NB:2011 Eurocode 1: Belastingen op constructies – Deel 1-2: Algemene belastingen – Belasting bij brand, inclusief nationale bijlage NB:2011 Eurocode 1: Belastingen op constructies - Deel 1-7: Algemene belastingen - Buitengewone belastingen: stootbelastingen en ontploffingen, inclusief nationale bijlage NB:2011
Wijzigingsblad BRL 0203 Vrijdragende systeemvloeren van vooraf vervaardigd constructief beton
31 december 2014 blz. 12 van 15
NEN-EN 1992-1-1+C2:2011
Eurocode 2: Ontwerp en berekening van betonconstructies - Deel 1-1: Algemene regels en regels voor gebouwen, inclusief nationale bijlage NB:2011
NEN-EN 1992-1-2+C1:2011
Eurocode 2: Ontwerp en berekening van betonconstructies – Deel 1-2: Algemene regels – Ontwerp en berekening van constructies bij brand, inclusief nationale bijlage NB:2011
NEN-EN 1993-1-1+C2:2011
Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies - Deel 1-1: Algemene regels en regels voor gebouwen, inclusief nationale bijlage NB: 2011 NEN-EN 1993-1-2+C1:2006 Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies - Deel 1-2: Algemene regels - Ontwerp en berekening van constructies bij brand, inclusief nationale bijlage NB: 2007 NEN-EN 13224:2011 Vooraf vervaardigde betonproducten - Ribbenvloeren. NEN-EN 13501-1:2007+A1:2009 Brandclassificatie van bouwproducten en bouwdelen - Deel 1: Classificatie op grond van resultaten van beproeving van het brandgedrag. NEN-EN 13747:2005+A2:2010 Vooraf vervaardigde betonproducten - Breedplaatvloeren. NEN-EN 15037-1:2008 Vooraf vervaardigde betonproducten - Combinatievloeren - Deel 1: Balken. NEN-EN 15037-2:2009+A1:2011 Vooraf vervaardigde betonproducten - Combinatievloeren - Deel 2: Betonnen vulelementen, maart 2011. Criteria 73
Eisen te stellen aan het kwaliteitssysteem voor een productcertificaat voor elementen van vooraf vervaardigd constructief beton
CUR Aanbeveling 39
Beton met grove lichte toeslagmaterialen
Wijzigingsblad BRL 0203 Vrijdragende systeemvloeren van vooraf vervaardigd constructief beton
31 december 2014 blz. 13 van 15
BOUWBESLUITINGANG In de onderstaande tabel is aangegeven over welke artikelen van het Bouwbesluit de kwaliteitsverklaring een uitspraak kan doen (afhankelijk van het vloertype en de toepassing). De tabel zal opgenomen worden in het KOMO attest(-metproductcertificaat). Afdeling Bouwbesluit Nr. en titel
Grenswaarde/ bepalingsmethode
Prestatie volgens kwaliteitsverklaring
Opmerkingen i.v.m. toepassing
Hoofdstuk 2 – Technische bouwvoorschriften uit het oogpunt van veiligheid 2.1 2.2
2.8
2.9
Algemene sterkte van de bouwconstructie
Uiterste grenstoestand bepaald volgens NEN-EN 1992 Sterkte bij brand Tijdsduur van brandwerendheid m.b.t. bezwijken, bepaald volgens NEN-EN 1992, NEN-EN 1993 óf NEN 6069, Beperking van het ontstaan van Brandklasse bepaald een brandgevaarlijke situatie volgens NEN-EN 13501-1.
Beperking van het ontwikkelen van brand en rook
Maximale dikte toplaag voor voorgespannen kanaalplaatvloeren volgens artikel 4.2.2 van BRL 0203. Vloerelementen van uitsluitend steenachtige materialen voldoen aan klasse A1fl..
Brandklasse volgens tabel 2.66 van het Bouwbesluit en rookklasse s1fl, bepaald volgens NEN-EN 13501-1. Niet brandgevaarlijk volgens NEN 6063.
Vloerelementen van uitsluitend steenachtig materiaal voldoen zonder onderzoek aan brandklasse A1(fl) en rookklasse s1(fl) en zijn niet brandgevaarlijk..
2.10 Beperking van uitbreiding van brand
WBDBO volgens artikel 2.84 van het Bouwbesluit, bepaald volgens NEN 6068.
Kleinste waarde volgens tabel 3 van dit attest of 120 minuten.
2.11 Verdere beperking van uitbreiding van brand en beperking van verspreiding van rook
WBDBO en weerstand tegen Kleinste waarde volgens tabel 3 rookdoorgang volgens artikel van dit attest of 120 minuten. 2.94 van het Bouwbesluit, bepaald volgens NEN 6068.
Vloerelementen die aan de onderzijde zijn voorzien van brandbare materialen mogen uitsluitend toegepast worden, als begane grondvloer boven kruipruimten of ruimten van geringere hoogte. Vloerelementen die aan de onderzijde zijn voorzien van brandbare materialen mogen uitsluitend toegepast worden, als begane grondvloer boven kruipruimten of ruimten van geringere hoogte. Vloerelementen die aan de onderzijde zijn voorzien van brandbare materialen mogen uitsluitend toegepast worden, als begane grondvloer boven kruipruimten of ruimten van geringere hoogte. Vloerelementen die aan de onderzijde zijn voorzien van brandbare materialen mogen uitsluitend toegepast worden, als begane grondvloer boven kruipruimten of ruimten van geringere hoogte.
Hoofdstuk 3 – Technische bouwvoorschriften uit het oogpunt van gezondheid 3.1
Bescherming tegen geluid van buiten, nieuwbouw
Karakteristieke geluidwering volgens artikel 3.2, 3.3 en 3.4 van het Bouwbesluit, bepaald volgens NEN 5077.
Massa van de vloerconstructie.
3.2
Bescherming tegen geluid van installaties, nieuwbouw
Karakteristiek geluidsniveau volgens artikel 3.8 en 3.9 van het Bouwbesluit, bepaald volgens NEN 5077.
Massa van de vloerconstructie.
3.4
Geluidwering tussen ruimten van verschillende gebruiksfuncties, nieuwbouw
Karakteristieke luchtgeluidniveauverschil en het gewogen contactgeluidniveau volgens artikel 3.16, 3.17 en 3.17a en tabel 3.15 van het Bouwbesluit, bepaald volgens NEN 5077.
Massa van de vloerconstructie en aansluitdetails.
Wijzigingsblad BRL 0203 Vrijdragende systeemvloeren van vooraf vervaardigd constructief beton
De geluidwering van de gehele constructie dient te worden bepaald. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de massa van de vloerconstructie. De geluidwering van de gehele constructie dient te worden bepaald. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de massa van de vloerconstructie. De geluidwering van de gehele constructie dient te worden bepaald. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de massa van de vloerconstructie.
31 december 2014 blz. 14 van 15
Afdeling Bouwbesluit Nr. en titel 3.5 Wering van vocht van buiten
3.10 Bescherming tegen ratten en muizen
Grenswaarde/ bepalingsmethode Waterdicht bepaald volgens NEN 2778. Specifieke luchtvolumestroom begane grondvloeren boven kruipruimten 20.10-6 m³/(m².s), bepaald volgens NEN 2690. Waar van toepassing (artikel 5.3 van het Bouwbesluit) is de temperatuur van de binnenoppervlakte niet kleiner dan waarde in tabel 3.20 van het Bouwbesluit, bepaald volgens NEN 2778. Wateropname op plaatsen volgens artikel 3.23 van het Bouwbesluit gemiddeld niet groter dan 0,01 kg/(m².s1/2) en op geen enkele plaats groter dan 0,2 kg/(m².s1/2) Een scheidingsconstructie zoals gespecificeerd in artikel 3.69 van het Bouwbesluit mag geen openingen hebben die breder zijn dan 0,01 m
Prestatie volgens kwaliteitsverklaring Specifieke luchtvolumestroom van de vloerelementen zonder doorvoeren en openingen is kleiner dan 20.10-6 m³/(m².s). Voor de begane grondvloer kunnen in het attest voeg- en aansluitdetails worden opgenomen, die een voldoende luchtdichtheid waarborgen. Van de in het attest opgenomen aansluitdetails is de temperatuurfactor vermeld.
Opmerkingen i.v.m. toepassing Wanneer de vloerelementen als dakvloer worden toegepast, dient de waterdichtheid gegarandeerd te worden d.m.v. een dakbedekkingsconstructie. Ter voorkoming van indringing van vocht dient de vloerconstructie in een toiletof badruimte te worden voorzien van een afwerking.
Vloerconstructies waarop deze eis van toepassing is mogen geen openingen hebben die breder zijn dan 0,01 m.
Hoofdstuk 5 – Technische bouwvoorschriften uit het oogpunt van energiezuinigheid en milieu 5.1
Energiezuinigheid, nieuwbouw
Warmteweerstand schedingsconstructie (artikel 5.3 van het Bouwbesluit) 3,5 m²K/W, bepaald volgens NEN 1068. Luchtvolumestroom van het toaal aan verblijfsgebieden, toilet- en badruimten 0,2 m³/s, bepaald volgens NEN 2668.
Warmteweerstand per vloertype in tabel 4 van het attest.
Luchtvolumestroom van de vloerelementen zonder doorvoeren en openingen is verwaarloosbaar.
Wijzigingsblad BRL 0203 Vrijdragende systeemvloeren van vooraf vervaardigd constructief beton
31 december 2014 blz. 15 van 15