Wijzigingen in de Capital Requirements Directive (II) MR. E.L.M. VAN KRANENBURG, MR. B.T.A. BALDWIN EN DR. MR. E.RM. JOOSEN
Dit artikel is het vervolg op het in aflevering 6 verschenen artikel ‘Wijzigingen in de Capital Requirements Directive (I)~ In dit tweede deel worden de onderwerpen besproken die pas in de nabije toekomst een definitieve status zullen krijgen. Onder andere wordt stilgestaan bij de recente publicatie van de zogenaamde CRD IV voorstellen waarmee in Europa het Basel III akkoord in bindende Europese regelgeving wordt omgezet.
1. Introductie Zoals we in deel 1 van dit artikel bespraken, worden de aanpassingen in de Capital Requirements Directive (CRD) door middel van een drietal wijzigingscycli, die CRD II, CRD III en CRD IV worden genoemd, doorgevoerd. Veel van de wijzigingen van CRD II en CRD III zijn reeds in ons land omgezet in aangepaste wet- en regelgeving. De in deel 1 besproken nieuwe regels zijn te beschouwen als de definitieve normatieve kaders voor de regelgeving op het vlak van risicobeheersing van securitisaties, kapitaaleisen voor hersecuritisaties, grote posities van banken, correcties op de wijze van waardering van posities in de handelsporte feuille, het beloningsbeleid bij financiële ondernemingen en het toezichtkader voor toezicht op internationale banken. In deel II volgen de (toekomstige) wijzigingen waarvan het uiteindelijke kader nog niet definitief is vastgesteld.
definities eigen vermogen bestand delen voor banken 2. Nieuwe
Een van de meest ingrijpende wijzigingen van de CRD die geen verband hield met de lessen die werden getrokken uit de financiële crisis, betreft de codificatie van de rege lingen betreffende de zogenaamde hybride kapitaalinstru menten voor banken. De Europese regelingen waren sinds de introductie in 19891 van de verschillende definities van bestanddelen van het ‘regulatoire kapitaal’ van banken nauwelijks aangepast. Het regulatoire kapitaal van ban ken kan bestaan uit verschillende financieringsinstrumen ten. Naast de opname van het geplaatste en gestorte deel 1
Het betreft de regelingen van Richtlijn 89/299/EEG betreffende het eigen vermogen van kredietinstellingen, Pb. EEG van 5 mei 1989, L 124, p. 16 cv.
TIJDSCHRIFT VOOR DE ONDERNEMINGSRECHTPRAKTIJK HUMMIR 7. 00001,180V 201 /OOS UII0001 80
van het kapitaal van de kredietinstelling als voornaamste bestanddeel, worden ingehouden winstreserves en overige bestanddelen van het onverdeeld kapitaal opgenomen als bestanddelen van het buffervermogen. In de regel zullen cumulatief preferente aandelen niet als regulatoir kapi taal mogen kwalificeren, vanwege de aanspraken van de houders van deze aandelen op een preferente uitkering van dividend. Daar staat tegenover dat bepaalde middellange of lange termijn achtergestelde leningen wel kunnen worden opgenomen als bestanddeel van het regulatoire kapitaal. In de praktijk werden tal van financieringsinstrumenten voor banken ontwikkeld die in hun aard kenmerken van ‘eigen vermogen’ en kenmerken van ‘vreemd vermogen’ vertoonden. Het gaat daarbij in de regel om gestructureerde financieringsproducten in de vorm van achtergestelde obli gaties. Deze ‘hybride’ instrumenten werden in de praktijk door toezichthouders erkend als bestanddeel van het regu latoire kapitaal. In sommige gevallen konden deze instru menten ook worden ingedeeld in de hoogste categorie van het regulatoire kapitaal, namelijk als Tier 1 kapitaal. Dat wil zeggen dat dergelijke ‘vreemd vermogen’ instrumenten, als het gaat om de ‘verliesabsorberende capaciteit’ gelijk wer den gesteld met het gewone aandelenkapitaal van de bank. De regelingen voor de erkenning van hybride instrumenten als (bestanddelen van) regulatoir kapitaal waren in Europa nog niet geharmoniseerd. Dat betekende dat in iedere lidstaat van de EU verschillende regelingen van toepassing konden zijn. Om een gelijk speelveld te introduceren voor alle banken in de EU werd sinds 2005 door de Europese Commissie gewerkt aan de introductie van Europese re gelgeving op dit vlak.2 De finale teksten van de Europese 2
Zie voor een totaaloverzicht van deze ontwikkelingen de bijdragen van WJ. Horsten, ‘Rondom het nieuws — Naar een gemeenschappelijke EU definitie van Tier 1 hybrids~ TFR 2008/3, TFR 2009/1 en TFR 2009/11-12.
273
regelgeving zijn opgenomen in Richtlijn 2009/111/EG die voor 31 oktober 2010 in ons land dienden te zijn omgezet in een nieuwe regeling. De Nederlandse bepalingen waarmee de gewijzigde voor schriften van art. 57 e.v. van de Herziene Richtlijn Ban ken (HRB)3 zijn geïmplementeerd, zijn opgenomen in een
De emissie van hybride kapitaalinstrumenten zal in het huidige tijdperk aan nog meer complexe voorschriften zijn onderworpen. nieuwe Regeling hybride instrumenten banken en andere financiële ondernemingen (exclusief verzekeraars) Wft 2010~ (Regeling hybride instrumenten banken). Deze rege ling vervangt voor alle financiële ondernemingen behalve de verzekeraars de oude regeling van 2007. De regeling van 2007 was in zijn aard reeds een rechtstreekse omzet ting van de oorspronkelijke toezichthouderregelirig van DNB van 2004. Verzekeraars zullen (tot aan de invoering van Solvency II) hun eigen vermogensbestanddelen dienen vorm te geven conform de ‘oude regelingen’. Daarvoor is de oude tekst van de regeling van 2007 overgenomen in de Regeling hybride instrumenten verzekeraars Wft 2011.~ De bepalingen van de Regeling hybride instrumenten banken zijn van toepassing ingaande 1 januari 2011. Dat houdt in dat alle door banken geëmitteerde hybride instrumenten vanaf die datum aan de vereisten van de nieuwe regeling moeten voldoen. Voor instrumenten die zijn geplaatst voor de inwerkingtreding van de Regeling hybride instrumenten banken geldt eerbiedigende werking. Zie hieromtrent het bepaalde in art. S van de Regeling hybride instrumenten banken. In paragraaf 4 van deze bijdrage zullen we nog kort stil staan bij nieuwe ontwikkelingen op dit vlak, waar door de emissie van hybride kapitaalinstrumenten in het huidige tijdperk aan nog meer complexe voorschriften zal zijn onderworpen.6
3. Liquiditeitstoezicht In Europa bestonden tot voor kort nauwelijks geharmo niseerde regels voor het liquiditeitstoezicht op banken (en beleggingsondernemingen). De oorspronkelijke bepalin gen van de HRB voorzagen uitsluitend in een summiere 3
4
5 6
274
Richtlijn 2006/48/EG van 14juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (herschik king), PbEU van 30 juni 2006, L 177, p. 1 e.v. Regeling van De Nederlandsche Bank NV van 26 oktober 2010 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder hybride instrumenten gelijk kunnen worden gesteld met vermogensbestanddelen als bedoeld in de artikelen 90 tot en met 94 van het Besluit prudentiële regels Wft (Rege ling hybride instrumenten banken en andere financiële ondernemingen (exclusief verzekeraars) Wft 2010), Stcrt. 2010, nr. 17099. Stcrt.2010,nr.17101, De finale teksten van CRD II worden op dit vlak overigens pas eerst (en met grote vertraging) ingevoerd door aanpassing van het Besluit prudentiële regels Wft waarvoor eind juli 2011 een consultatietekst is gepubliceerd. In feite is de regeling voor hybride instrumenten pas compleet na inwerkingtreding van het aangepaste Bpr.
raambepaling die de individuele lidstaten verplichtte in hun nationale regelingen een raamwerk voor het liquiditeitstoe zicht te creeren. De desbetreffende regelingen in de verschil lende lidstaten liepen derhalve in verregaande mate uiteen. Nederland kende van oudsher een uitgebreide regeling die voortvloeide uit de Regeling liquiditeit van 2004 van DNB die in zijn aard een omzetting was van regels die DNB reeds geruime tijd voorheen hanteerde. Een van de meest ingrijpende veranderingen in het toezicht op banken van de laatste tijd betreft de introductie van verscherpte regels voor het liquiditeitstoezicht. Deze regels zijn niet alleen van belang voor het toezicht op banken in het thuisland, zij zijn ook van belang voor het liquiditeitstoezicht op de (activi teiten) van bijkantoren van EEA-banken in het gastiand. Het liquiditeitstoezicht op het bijkantoor is immers voor behouden aan de toezichthouder van het gastland waarin het bijkantoor van de EEA-bank werkzaam is. Zoals ook bij het solvabiliteitstoezicht het geval is, is er bij het toezicht op liquiditeit in feite sprake van eisen aan de kwalitatieve beheersingsorganisatie en regels betreffen de de kwantificering van de risico’s. Wat betreft de eisen aan de kwalitatieve beheersingsorganisatie is een nieuwe en uitgebreide regeling gegeven door aanpassing van de HRB na de inwerkingtreding van Richtlijn 2009/111/EG. In deze nieuwe regeling werden de verschillende inzichten neergelegd die de laatste jaren door het Base! Committee 011 Banking Supervision (BCBS) en het CEBS (thans de European Banking Authority (EBA)) zijn ontwikkeld voor het inrichten van een adequaat liquiditeitenbeheer.0 Wat betreft de kwantificering van de liquiditeitsrisico’s gaat het om regels die bepalen welke schulden van de bank als kortlopend of direct opeisbaar dienen te worden aangemerkt en die, derhalve, tot versnelde uitstroom naar bankcrediteuren kan leiden. Daartegenover staan de mogelijkheden van de bank om aan deze korte termijn verplichtingen te kunnen voldoen door het ter beschikking hebben van op korte ter mijn ter beschikking komende liquide middelen. Voor de berekening van deze twee getallen gelden in het liquiditeits toezicht uitgebreide regels. Deze regels zijn onlangs, mede naar aanleiding van de lessen die uit de financiële crisis zijn
7
8
In de Regeling Organisatie en Beheersing van 2002 werd het organiseren van een adequate beheersingsmethode voor liquiditeit opgesomd als een van de onderwerpen die banken dienden te adresseren in het kader van de beheersing van soliditeitrisico’s als onderdeel van de administra tieve Organisatie en interne controlesystemen van banken, In de Rege ling Liquiditeit van DNB van 2004 werden de principes gecodificeerd van het Memorandum inzake de liquiditeitsrapportage en toetsing van de liquiditeitsvereisten van 1juli2003. Het gaat daarbij om de volgende studies: Second Part of CEBS’s technical advice to the European Commission on Liquidity Risk Management; CEBS Guidelines on Liquidity Buffers & Survival Periods (2009); Guidelines of CEBS on the Management of Concentration Risk under the Supervisory Review Process (september 2010); CEBS revised Guidelines on Stress Testing (augustus 2010); CEBS Guidelines on Liquidity Cost BenefitAllocation (oktober 2010); BCBS Principles for Sound Liquidity Risk Management (september 2008); BCBS Guidelines on the Application of the Supervisory Review Process under Pillar2 (januari 2006); Liquidity Identity Card of CEBS (juni 2009) en BCBS International framework for Iiquidity measurement, standards and monitoring (december 2010).
SDU UIT5EVERS / NUMMER 7, NOVEMOER 2011 TIJDSCHRIFT VOOR DE ONDERNEMINGSRECHTPRAKTIJI(
WIJZIGINGEN IN DE CAPITAL REQUIREMENTS DIRECTIVE (II)
getrokken, reeds enigszins aangepast. De meest omvang rijke wijziging van de berekeningsmethoden zal komen bij de introductie van de CRD IV regelingen. Hierop zullen we nog in paragraaf 4 kort ingaan. In de Nederlandse wet- en regelgeving is een groot aan tal wijzigingen van bestaande regelgeving ingevoerd die strekt tot implementatie van de Europese regels uit Richt lijn 2009/111/EG, maar die mede beoogt een duidelijke leidraad te geven over de wijze waarop DNB zal toezien op de wijze waarop banken hun liquiditeitenbeheer heb ben georganiseerd. Ten eerste is in dat kader de Regeling Liquiditeit Wft, die gold sinds 1 januari 2007 (en die in feite een letterlijke omzetting was van de regeling van DNB van 2004), vervangen door de Regeling Liquiditeit Wft 2011.~ Ten tweede is onlangs door DNB de Beleidsregel Liquiditeit Wft 2011 uitgebracht.’° Ten slotte is door DNB op 1 juli 2011 een Handleiding Uitgangspunten voor het Internal Liquidity Adequacy Assessment Process (ILAAP) uitgebracht (Handleiding ILAAP). Deze Handleiding ILAAP geeft een gedetailleerde beschrij ving van de wijze waarop DNB de interne organisatie van de liquiditeitenbeheersing zal toetsen. Het ILAAP is on derdeel van het zogenaamde Internal Capital Adequacy Assessment Process (ICAAP) dat banken (en beleggingson dernemingen) verplicht eenmaal per jaar een onderzoek te doen naar de kapitaaltoereikendheid van de bank in het licht van de door de bank gelopen risico’s.1’ Met andere woor den: is de door de bank berekende solvabiliteit inderdaad toereikend om als buffer te dienen voor de verliezen die de bank lijdt, indien zich een of meer risico’s voordoen. De re sultaten van dat ICAAP worden door de bank ingebracht in het jaarlijkse overleg met DNB. DNB evalueert, uit hoofde van het bepaalde in art. 3:18a Wft, periodiek of het door de bank verrichte onderzoek en de uitkomsten daarvan beant woorden aan de door DNB gemaakte observaties over de door de bank gelopen risico’s. Dit Supervisory Review and Evaluation Process (SREP) kan uiteindelijk leiden tot aan wijzingen van DNB tot het treffen van nadere maatregelen. Zie hieromtrent art. 3:llla Wft. Met de publicatie van de Handleiding ILAAP wordt door DNB een belangrijk onderdeel van het ICAAP in kaart ge bracht en verduidelijkt dat het risicobeheer ter zake van de liquiditeitspositie van de bank een fundamenteel onderdeel is van het zogenaamde Basel II Pillar 2 proces bij het toe zicht op banken. In de Beleidsregel Liquiditeit Wft 2011
9
Regeling van De Nederlandsche Bank NV van 26 oktober 2010 houdende regels ingevolge de artikelen 108, tweede lid, en 111, zesde lid, van het Besluit prudentiële regels Wft met betrekking tot de posten van de vereiste en de aanwezige liquiditeit en de weging daarvan, Stcrt. 2010, 17 092. 10 Beleidsregel van De Nederlandsche Bank NV van 23juni2011, houdende uitgangspunten voor de evaluatie, bedoeld in artikel 3:18a van de Wet op het financieel toezicht van het Internal Liquidity Adequacy Assessment Process van banken en beleggingsondernemingen en met betrekking tot de toepassing van de Regeling liquiditeit Wft 2011, Stcrt. 2011,11 626. 11 Zie art. 3:74a Wft voor de rechtsgrondslag van de regelingen in het Bpr op dit vlak.
TIJDSCHRIFT VOOR DE ONDERNEMINGSRECHTPRAKTIJK NUMMET 7 NOVEMBOR 2011/
SOU
UITGI 000S
wordt verduidelijkt welke concrete maatregelen en sancties DNB kan opleggen in het kader van het liquiditeitenbeheer indien DNB meent dat dat tekortschiet. Deze maatregelen worden ingekaderd in de regeling van art. 3:llla Wft, maar de maatregelen zoals in de Beleidsregel weergegeven zijn nader toegespitst op liquiditeitsbeheer in tegenstelling tot de in art. 3:111 a Wft beschreven maatregelen die onzes inziens nader toegespitst zijn op het bewaken en verbeteren van de solvabiliteit. Om die reden zal door middel van aan passing van het bepaalde in de art. 3:18a, 3:74a en 3:llla Wft zoals is voorgesteld in het Wetsvoorstel CRD II aan passingen, een duidelijker reikwijdte worden vastgesteld van de onderwerpen die deel dienen uit te maken van het ICAAP en het SREP. Het recent vastgestelde beleid van DNB en de gepubli ceerde Handleiding ILAAP worden gezien als overbrug ging naar en lopen vooruit op de nieuwe regels die zullen gelden voor de kwantificering van de benodigde liquiditeit als gevolg van de Basel III voorstellen. In deze voorstel len is een gemeenschappelijke ratio gedefinieerd voor de korte termijn (éénmaands) liquiditeit, de zogenaamde ‘Liquidity Coverage Ratio’ en de lange termijn weerbaar heid voor liquiditeitseisen gemeten in een horizon van één jaar (de zogenaamde ‘Net Stable Funding Ratio’. In de hier na volgende paragraaf worden deze voorstellen nog kort aangestipt.
4. CRD IV: de eerste contouren Op 20 juli 2011 publiceerde de Europese Commissie het concept voor de CRD IV voorstellen die de Europese om zetting van het Basel III akkoord’2 vormen. De CRD IV voorstellen vallen uiteen in een voorstel voor een richtlijn13 (CRD IV Richtlijn) en een voorstel voor een verordening’4
Op welke wijze zullen banken in de toekomst hun activiteiten kunnen blijven financieren? (CRD Verordening). Alles bij elkaar gaat het hier om circa 2000 bladzijden tekst indien de beide Impact Assessment Studies die door de Europese Commissie zijn georgani
12
Basel III is neergelegd in een aantal documenten: Base! Ill:A global regulatory framework for more resilient banks and banking systems (de cember 2010; herziene versie gepubliceerd in juni 2011) en Base! III: International framework for liquidiiy risk measurement, standards and monitoring (december 2010). Deze documenten dienen te worden gelezen in samenhang met de verschillende werkdocumenten die door het BCBS zijn gepubliceerd. 13 Proposal for a Directive of the European Parliament and of the Council on the access to the activity of credit institutions and the prudential supervision of credit institutions and investment firms and amending Directive 2002/87/EC of the European Parliament and of the Council on the supplementary supervision of credit institutions, insurance under takings and investment firms ina financial conglomerate, COM(201 1)453 (Final) van 20juli2011. 14 Proposal for a Regulation of the European Parliament and of the Council on prudential requirements for credit institutions and investment firms, COM(201 1)452 (Final) van 20juli2011.
275
Onderwerp van de regeling
Wijziging bestaande regeling of Regeling in CR0 Verordening of CR0 IV Richtlijn? introductie nieuwe regeling?
Uniforme EU-brede regeling (Single Rule Book)
Nieuw systeem
De CRD Verordening beoogt een einde te maken aan de vele keuzemogelijkheden voor nationale wetgevers die de CRD richtlijn toeliet. Veel onderwerpen die op niveau van een richtlijn werden geregeld, worden voortaan op het niveau van een uni form geldende Verordening geregeld.
Introductie van een Liquidity Coverage Ratio
Nieuwe regeling
De CRD Verordening introduceert een nieuwe definitie voor de kwantificering van de noodzakelijke korte termijn (één maand) liquiditeitbuffers (een ratio waarvan de teller bestaat hoogwaar dige liquiditeiten die ter beschikking staan van de bank en de noemer bestaat uit de berekende netto positie voor uitgaande verplichtingen).
Introductie van een Net Stable Funding Ratio
Nieuwe regeling
Introductie van een Leverage Ratio
Nieuwe regeling
De CRD Verordening introduceert een verplichting voor banken tot het meten en het nemen van maatregelen voor de dekking van verplichtingen over een periode van één jaar. Banken dienen een zogenaamde ‘leverage ratio’aan te houden waarbij banken tegenover de niet op risico gewogen activa (dat wil zeggen er wordt geen rekening gehouden met krediet risicovermindering) ten minste een vast percentage van 3% ‘toetsingsvermogen’ dienen aan te houden
Kapitaaleisen en de definitie van eigen vermogen
Wijzigingen van de regelingen
De liberalisering die CRD II bracht ten aanzien van het gebruik van (innovatieve) hybride kapitaalinstrumenten wordt terug gedraaid door de nieuwe bepalingen van de CRD Verordening. Voorts wordt bepaald dat het zogenaamde Tier 3 kapitaal (kortiopende achtergestelde leningen) niet langer kan behoren tot het regulatoire bankkapitaal.
Tegenpartijrisico
Aanvullende prudentiële buffer (Capital conservation buffer)
Anti-cyclische kapitaalbuffer
Nieuwe regeling
Nieuwe regeling
Nieuwe regeling
(Countercyclical capital buffer)
De CRD Verordening voorziet in een nieuw regime dat aanvul lende solvabiliteitseisen oplegt aan banken voor het (krediet) risico op tegenpartijen. Onder andere beoogt dit voorschrift de onderhandse (OTC) handel van derivaten in te dammen en partijen te stimuleren hun weg te zoeken naar afwikkeling van derivaten in een systeem waarin een centrale clearinginstelling zorgt voor waarborgen terzake van het tegenpartijrisico. De CRD IV Richtlijn legt alle nationale wetgevers op een regeling in te voeren die banken verplicht om aanvullende solvabiliteit aan te houden. Deze aanvullende solvabiliteit bedraagt 2,5% bovenop de BIS norm van 8%. De CRD IV Richtlijn geeft aan Nationale wetgevers de optie om een regeling te treffen voor het vormen van een anti-cyclische kapitaalbuffer. Deze kapitaalbuffer strekt tot ontmoediging van kredietverstrekking in tijden waarin er een ‘credit bubble’dreigt te ontstaan.
Afhankelijkheid van externe
Nieuwe regeling
kredietbeoordelingen door credit rating agencies
De CRD IV Richtlijn zal een regeling bevatten omtrent de afwegingen die banken en beleggingsondernemingen dienen te maken bij het doen van investeringen of het verstrekken van krediet. Te grote afhankelijkheid van de beoordelingen van derden (credit rating agencies) dient te worden bestreden.
Corporate Governance
Wijziging van bestaande regeling
Regeling in de CRD IV Richtlijn die de corporate governance bij
Sanctionering
Nieuwe regeling
banken en beleggingsondernemingen dient te versterken. Regeling in de CRD IV Richtlijn die verplicht tot het vaststellen van een uniform pakket aan maatregelen dat toezichthouders treffen bij inbreuk op de regelgeving door onder toezicht staande banken en beleggingsondernemingen.
276
SDU IiIIGtVtRS
HJ?.~MLR 1. ~OVEMB[~ 20fl TiJDSCHRIFT VOOR DE ONDERNEMINGSRECHTPRAKTIJK
WIJZIGINGEN IN DE CAPITAL REQUIREMENTS DIRECTIVE (II)
seerd, worden meegeteld. De enorme ommekeer die deze voorstellen in de wet- en regelgeving teweeg zullen bren gen, plaatsen de wijzigingen van CRD II en CRD III die we in de voorafgaande paragrafen bespraken in de scha duw. Een uitvoerige bespreking van alle voorstellen vergt beduidend meer ruimte dan ons ter beschikking staat. Voor dit artikel volstaan we met een kort signalement van de verschillende onderwerpen die in de CRD Verordening en de CRD IV Richtlijn zullen worden geregeld.15 Een ander is weergegeven in de tabel op p. 276. Het is de bedoeling dat de CRD IV Richtlijn en CRD Ver ordening in het najaar van 2011 zullen worden behandeld door de voorbereidingscommissies van de Europese Raad en het Europese Parlement en dat in de loop van het voor jaar van 2012 definitieve teksten ter goedkeuring en vast stelling door de Europese Raad en het Europees Parlement worden ingebracht. De definitieve vastgestelde teksten van richtlijn en verordening zouden dan rond 1 juli 2012 in het Publicatieblad van de Europese Unie moeten verschij nen. Lidstaten zouden dan nog zes maanden hebben om de bepalingen de CRD IV Richtlijn om te zetten in nationale wetgeving. De eerste reeks regels die met deze voorstellen worden geïntroduceerd dient op 1 januari 2013 in werking te treden.
aanzien van de ‘increased costs’ clausules17 in de LMA do cumentatie is, nadat Basel III werd gepubliceerd, de discus sie losgebarsten.18 Los van de te onderhandelen verdeling van kosten voor na leving van wet- en regelgeving die tussen banken en hun cliënten plaats kan vinden, is er ook nog een interessant (macro-)economisch vraagstuk. Namelijk: op welke wijze zullen banken in de toekomst hun activiteiten kunnen blij ven financieren? Duidelijk is dat de vraag naar kapitaal dat voldoet aan de kwalitatieve eisen van Basel III enorm zal toenemen. Sommige banken zijn reeds op dit moment doende om hun strategieën op dit vlak te heroverwegen.’9 Veel van het onderzoek naar de effecten voor de kapitaalmarkten van de nieuwe eisen in de regelgeving richt zich op de concurrentiepositie van banken op de internationale ka pitaalmarkten.2° Hoe zich deze wijzigingen verhouden tot de wijzigingen van de regelgeving voor andere financiële ondernemingen, bijvoorbeeld de regelingen in Solvency II voor (her)verzekeraars, als het gaat om de toename van vraag naar kwalificerend regulatoir kapitaal, is tot dusverre echter, voor zover wij konden nagaan, nauwelijks in kaart gebracht. Over de auteurs Mr. Ella L,M. van Kranenburg. mr. Ben T.A. Baidwin en dr. mr. Bart RM. Joosen zijn als partner verbonden aan FMLA Financial Markets Lawyers te Amster dam.
5. Slotbeschouwingen De financiële crisis is circa vier jaar geleden begonnen en het heeft niet lang geduurd totdat duidelijk werd dat po litici en beleidsmakers zouden komen met een reeks zeer ingrijpende voorstellen voor aanpassing van het toezicht op banken en andere financiële ondernemingen. De finale contouren van al deze veranderingen zijn zo langzamer hand duidelijk. Alhoewel veel van de nieuwe regels pas eerst in de loop van de komende acht jaar definitief gefa seerd zullen worden toegepast, zijn de consequenties voor de bancaire sector groot. Reeds dit jaar werden banken in Nederland door DNB aangespoord om plannen te ontwik kelen voor de implementatie in hun eigen organisaties van Basel 111.16 Dat betekent dat banken geacht worden reeds nu na te denken over de toepassing van regels die pas vanaf 2013 in werking zullen treden, waarbij de uiteindelijke vol ledige reeks nieuwe regels in de loop van 2018 van toepas sing zal zijn. Een interessante vraag is welke effecten al deze nieuwe re gels voor banken zullen hebben voor de cliënten van deze instellingen. Zoals bij de invoering van Basel II gebruikelijk was, werden de kosten voor implementatie van Basel II op grond van bepalingen in de standaard leningdocumenta tie, ontwikkeld door de Loan Market Association (LMA), doorgaans afgewenteld op de cliënten van banken. Ook ten
15
Zie voor een uitvoerige bespreking van de totstandkomingsgeschiedenis van de CRD IV voorstellen: E.RM. Joosen, ‘Op weg naar Bazel III en CRD 1V TFR 2010/7-8. 16 Zie de pagina’s ~Migratie naar Basel lll~en ~Monitoring Basel III” op DNB’s website www.toezicht.dnb.nl.
TIJDSChRIFT VOOR DE ONDERNEMINGSRECH1PRAKTIJK :IIJMME 81 IOVIMKER 20:
SDU VISt VERS
17
Dergelijke clausules geven banken het recht om de hogere fundingkos ten waar een bank als gevolg van de (nieuwe) regelgeving mee wordt geconfronteerd, door te berekenen aan de kredietnemer. 18 Zie de notitie van 17november2011 aan de leden van LMA, te raadple gen (voor LMA leden) via http://wwwioan-market-assoc.com. 19 Zie in ons land bijvoorbeeld de in de recente periode door Rabobank uitgegeven ‘Convertible Contingent Bonds~ Zie hierover: David Bishop, Ethan Zuofei Liu, Patrick Murray en Téa Solomonia, Contingent Convertible Bonds: Comments on the December2009 Consultative Document Strengthe ning the Resilience of the Banking Sector, 16april 2010, te downloaden via www.bis.org. 20 Zie bijvoorbeeld de “Resuits of the comprehensive quantitative impact study~ gepubliceerd door BCBS in december 2010, te raadplegen via www.bis.org.
277