Wijkgericht werken In beweging Opleiding voor docenten en studenten zorg en welzijn
Deze opleiding is ontwikkeld en onder licentie uitgegeven door Novire.
Inleiding ‘Wijkgericht werken’ staat voor de veranderingen in de zorg en welzijn anno 2015 en de komende jaren. Er is in de zorg een fundamentele omwenteling aan de gang. Per 2015 zijn wet- en regelgeving sterk veranderd. Deze verandering is slechts het zichtbare deel van de veel ingrijpender omslag die gaande is. Een omslag die een stevige verandering in denken en werken vraagt. Van budget naar output. Van systeemgericht naar klantgericht. Van publiek naar privaat. Van bureaucratisch naar ondernemend. Van instellingsgericht naar zorg dicht bij de burger. Met oog voor wie die burger is. Wie zijn naasten zijn. Hoe de burger in zijn eigen omgeving functioneert en hoe er gedacht wordt vanuit mogelijkheden in plaats van beperkingen. In zijn eigen omgeving. In zijn eigen wijk. Wijkgericht.
Omwenteling vraagt om nieuwe vaardigheden van zorgprofessionals Deze omwenteling heeft effect op alle betrokkenen. Op alle ‘spelers in het veld’. Iedere speler neemt gaandeweg een andere rol in. Soms gaat dat langzaam, maar in veel gevallen ook heel snel. De burger, de klant, en de maatschappij stellen andere vragen aan zorgorganisaties en daarmee ook direct aan zorgprofessionals. Ook hier gelden dezelfde omwentelingen. Het goede nieuws is dat er in de kern alleen maar weer meer behoefte is aan methodisch werken vanuit een holistisch mensbeeld: de mens in al zijn facetten, in zijn gehele systemische context. Met dit als vertrekpunt dient er een stevig product te worden geleverd, wat aantoonbare maatschappelijke meerwaarde oplevert. Dit product moet echter worden geleverd aan een burger in een steeds complexer wordende samenleving. Wat zijn daar de effecten van op de vaardigheden die de studenten van vandaag nodig hebben om morgen in dit werkveld een bijdrage te kunnen leveren? Ook hier gaat het om een omwenteling die voor beroepsprofessionals net zo geldt als voor het gehele werkveld. We zijn daar immers onderdeel van.
Een nieuwe module voor een nieuwe benaderingswijze in een nieuwe tijd Deze brochure beschrijft de verandering en de effecten daarvan op de vaardigheden van de professionals. Novire heeft de analyse van deze effecten niet alleen beschreven, maar tevens vertaald in een praktische module voor aankomende zorgprofessionals: de module ‘wijkgericht werken’. Deze module omvat kennis en vaardigheden rondom de transitie in de zorg en de hernieuwde benaderingswijze van de burger binnen de maatschappelijke context. Maatschappelijke veranderingen zorgen voor een nieuwe beroepshouding van de zorgprofessional. Nieuwe technologieën en een nieuwe manier van kennis delen horen hier bij. De transitie in de zorg anno 2015/2016 is daarbij slechts het startpunt. Het veranderen zal de constante zijn. Het werkveld heeft behoefte aan nieuwe professionals die anticiperen op de huidige en komende veranderingen. Die weten hoe zij zelf op de hoogte blijven en kunnen reflecteren vanuit hun eigen rol op deze veranderingen. Die concrete tools en handvatten hebben aangereikt gekregen om continue op de hoogte te blijven. En die hun kennis en vaardigheden vertaald zien in een persoonlijke certificering.
2
Een unieke win-win-win Met deze module ontstaat er een unieke win-win-win voor alle betrokkenen in het speelveld: 1. De burger die straks bediend wordt krijgt een professional tegenover zich die breed is opgeleid en weet om te gaan met de transitie in de zorg en de niveau 5 wijkverpleegkundige en/of de maatschappelijke werker; 2. De student en docent ontvangen een extra expertise en een brede deskundigheidsbevordering op resultaat (landelijke registratie); 3. Het Hoornbeeck College toont duurzame innovatie aan, heeft een primeur in het onderwijs en kan zich profileren naar ketenpartners en stakeholders; 4. Het gedachtegoed van Novire – van productgericht naar klantgericht – wordt van binnenuit toegepast en uitgedragen.
Strategische meerwaarde De strategische meerwaarde voor het Hoornbeeck College is hierdoor als volgt: » Studenten ervaren hoe de geleerde methodiek zich verhoudt tot maatschappelijke vereisten; » Docenten ervaren dat een uniform proces mogelijk is, met professionele ‘uitstapjes’ naar de verschillende sectoren; » Studenten en docenten ontvangen een landelijke registratie (via accreditatie Improvement Model Novire) voor het behaalde assessment; » Het Hoornbeeck College heeft een mogelijkheid om innovatie op een hoger plan te trekken en duurzaam te borgen op micro- (klantproces in relatie tot student en docent), meso- (organisatie en ketenpartner) en macroniveau (financier, toezichthouder, stakeholder). De kennis en inzichten die de studenten opdoen blijven duurzaam door jaarlijkse een fresh up te organiseren, meest op basis van e-learning.
Novire Novire onderscheidt zich in haar kennis en instrumenten. Van het hoogste abstractieniveau tot de details en finesses: alles is consequent vanuit de klant opgebouwd. ‘180-graden-andersom’. Het gedachtegoed is vervat in een denkmodel dat door de Raad voor Accreditatie is geaccepteerd als landelijk keurmerk voor productcertificatie. Daarnaast zorgt Novire er altijd voor dat haar kennis en instrumenten voldoen aan de meest recente eisen, maar tegelijkertijd zeer innovatief inspelen op maatschappelijke ontwikkelingen. Novire is een kenniscentrum en strategisch adviesbureau dat een totaaloplossing biedt voor zorg en welzijn in kennis, service en software. Novire biedt een software-as-a-service oplossing waarmee zorgorganisaties hun klant- en medewerker- en organisatieprocessen volgens de nieuwste kaders en richtlijnen kunnen uitvoeren. De kennis is volledig gestandaardiseerd in zowel software, maar ook in trainings- en opleidingsprogramma’s die leiden tot persoonlijke certificering voor alle rollen en functies die zorg uitvoeren en bij zorg betrokken zijn. Novire werkt samen met partijen in het werkveld om kennis te delen, en om te zetten in software en services en kennis te delen en te verspreiden.
3
Courageux Courageux is samenwerkingspartner van Novire. Courageux heeft afgelopen jaar als gastdocent ervaring opgedaan met het opleiden van verpleegkundigen en heeft anderzijds ervaring opgedaan met het instrument en filosofie van Novire. Daarnaast heeft Courageux zowel in formele- als informele zorg ruime ervaring opgedaan en trainingen aangeboden ten aanzien van het leren omgaan met de nieuwe wet,- en regelgeving.
In deze brochure In deze brochure nemen we u door de ontwikkelingen in het werkveld (hoofdstuk 2), om daarna in hoofdstuk 3 verder in te zoomen op de effecten van alle trends en ontwikkelingen op de vaardigheden van de professionals. Ieder vak in het huidige onderwijs kan op basis van deze benodigde vaardigheden al reflecteren wat dit voor impact heeft op de lessen die vandaag en morgen gegeven worden. Omdat de transitie in de zorg een verstrekkende werking hebben, wil het Hoornbeeck deze kennis duurzaam borgen in een module ‘wijkgericht werken’. In deze module worden kennis en aan te leren vaardigheden samengebracht en door innovatieve ICT heel praktisch gemaakt. De module Wijkgericht werken sluit helemaal aan op de kwalificatiedossiers van de verschillende opleidingen binnen Zorg en Welzijn: de veranderingen laten immers zien dat we de stevigheid moeten vinden in holistisch en methodisch werken. In hoofdstuk 3 is de inhoud van de opleiding en de afzonderlijke blokken beschreven. Compleet met eindtermen. Zowel voor de opleiding voor studenten en docenten. In hoofdstuk 4 treft u de confrontatie van de module wijkgericht werken met de kwalificatiedossiers van de verschillende opleidingen. Deze module Wijkgericht werken heeft een hoge kwaliteitsstandaard en omvat een persoonlijke certificering. In hoofdstuk 5 leest u over deze persoonlijke certificering. Om in hoofdstuk 6 tenslotte inzage te krijgen in de studiebelasting.
Meer mogelijkheden In deze folder leest u alles over de volledige module Wijkgericht werken. De module wordt gegeven aan docenten en studenten. Wanneer de persoonlijke certificering door docenten is behaald, kunnen zij de module aan studenten geven. De module bevat een totaaloplossing: aan kennis, materialen, instrumenten en software. Zowel voor de praktische toepassing van de kennis in bijvoorbeeld een elektronisch cliëntendossier (ECD), maar ook in e-learning. De module is zo kant en klaar om gegeven te worden. Maar er zijn meer mogelijkheden met deze module. De inhoud ervan is namelijk relevant voor alle vakken en alle docenten, ook wanneer de docent de module Wijkgericht werken niet zelf geeft. Immers, de veranderingen zijn zo omvangrijk dat het alle vaardigheden van de zorgprofessional raakt. Novire verzorgt de opleiding ook in meerdere (maatwerk)varianten. Zo kan er dieper op de inhoud worden ingegaan op onderdelen, kan er zo kennisoverdracht plaatsvinden en zelfs kunnen er deelcertificaten worden afgegeven. We hopen u met deze brochure een volledig overzicht te geven. Novire Scherpenzeel, juni 2015
4
Inhoud 1. Van ontwikkelingen naar één uniform zorg- en welzijnsproces binnen het speelveld van de zorg en welzijn 2. De effecten van de trends en ontwikkelingen op de vaardigheden van de professional 3. Opleidingsprogramma Wijkgericht werken 4. Kruistabel Opleidingsprogramma en kwalificatiedossiers 5. Werkwijze en voorwaarden persoonlijke certificering 6. Studiebelasting studenten en docenten
5
1. Van ontwikkelingen naar één uniform zorg- en welzijnsproces binnen het speelveld van de zorg en welzijn De maatschappelijke ontwikkelingen binnen zorg- en welzijn beginnen bij een andere kijk op de ‘klant’, op de burger.
1. De participerende burger is het uitgangspunt In de eerste plaats staat de klant als participerende burger centraal. Men is voor alles en eerst gewoon mens, gewoon burger. Voor een deel kan je vervolgens patiënt (of cliënt) (publiek) zijn, danwel consument (privaat).
2. Van klantopdracht en maatschappelijke opdracht naar organisatie in plaats van andersom Vanuit het burgerschap is het voor zorgorganisaties de uitdaging om hun businessmodellen ‘180-graden’ om te keren. Niet de organisatie het uitgangspunt laten zijn, maar de klant. De klantopdracht en de maatschappelijke opdracht (missie) van een organisatie moeten leiden tot een passend product, tot professionals met juiste deskundigheden, tot passende middelen, een kloppende businesscase en uiteindelijk – als sluitpost – een passende organisatie, met structuren en processen.
6
3. Burger wil en kan eigen leven vorm geven: een basiswaarde Basiswaarde is een veronderstelling dat ‘de burger in staat is zijn of haar eigen leven vorm te geven, ondanks gezondheids- of welzijnsbeperking’. Deze basisvoorwaarde wordt onderschreven door onderzoek, zoals dat bijvoorbeeld door Prof. dr. Theo B. C. Poiesz (TIAS, Universiteit van Tilburg) is uitgevoerd en waartoe het Triade-model heeft geleid. De kern van het Triade-model is dat op gedragsverandering drie factoren bepalend zijn, te weten Motivatie, Capaciteit en Gelegenheid. Een fundamenteel nieuw uitgangspunt (‘je kan het wél in plaats van je kan het niet’ of: ‘je hoort er wel bij in plaats van niet’) maakt dat er nieuwe motivatie ontstaat tot gedragsverandering. Een verandering die noodzakelijk is in de zorg.
4. Verhouden tot wet- en regelgeving en een volledig nieuwe scope Vanuit deze basiswaarde hebben we ons – als zorgorganisaties en zorgprofessionals – te verhouden tot de huidige wet- en regelgeving in een volledig nieuwe scope. Dieper en breder dan ooit te voren. De scope behelst vier componenten:
Goede zorg kan ook echt alleen maar goede en veilige zorg zijn, wanneer de juridische ordening en bedrijfsmatige basis kloppen. Hoge kwaliteit kan alleen binnen dat kader leiden tot zo groot mogelijk veiligheid en tot aantoonbaar maatschappelijk resultaat en rendement (te meten op uitkomsten en resultaten).
7
5. Het gaat over uitkomsten en resultaten Echte meerwaarde en echt maatschappelijk rendement laat zich zien in concrete uitkomsten en resultaten. Dat geldt op alle niveaus. Vooral en eerst in het klantproces zelf. Behalen we wat we beogen te bereiken? En zijn onze doelen gelieerd aan de maatschappelijke opdracht en maatschappelijke context, maar ook aan de individuele klantopdracht? Waar klantwaarden leidend zijn? Waar het product volgend is? Uitkomsten moeten steeds duidelijker zichtbaar gemaakt worden. Het gaat steeds minder om processen en verwachtingen, maar steeds meer om concrete en aantoonbare uitkomsten. Om directe meerwaarde. Deze directe meerwaarde begint daarom bij de klant en de medewerker. De resultaten en uitkomsten van de interactie tussen de klant en de medewerker bepalen de uitkomsten en resultaten van een team en daarmee van de gehele organisatie. Resultaten op klantniveau worden zo zichtbaar gemaakt en dragen bij aan resultaten op organisatieniveau. Of maken de verbeterpotentie inzichtelijk.
Deze nieuwe vorm van transparantie geeft hele concrete handvatten voor verbetering: het geeft greep op het zorgproces en greep op de organisatie.
8
6. Te bewerkstelligen en gefaciliteerd door één uniform proces Om hier te komen, moet gewoon het ‘normale zorgproces’ worden uitgevoerd. Branche-overstijgend. Het ging immers niet langer eerst om het product, maar eerst om de mens. De mens heeft een hulpvraag, maar is altijd eerst mens. De hulpvraag kan op verschillende levensterreinen liggen. Op het gebied van fysieke of lichamelijke gesteldheid. Maar ook op het gebied van randvoorwaarden zoals wonen, financiën. Kans om te ontplooien en te groeien in werk en opleiding. Ingebed in sociale relaties en netwerken, maar vooral in gezinsrelaties, omdat dat is waar je vandaan komt. Met als basis ‘waartoe en waarvoor’: zingeving. En zoals dat bij mensen werkt, hangt alles met elkaar samen. Door deze uitgangspunten te vervatten in metingen en die als startpunt te nemen, volgt het verdere proces ‘vanzelf’.
9
7. Waartoe wij ons allen verhouden: ieder in de eigen rollen. Langs de as van ‘burgerschap en maatschappelijke context’ Binnen de samenleving hebben alle belanghebbenden een rol. De burger – met zijn netwerk, binnen zijn wijk – verhoudt zich tot de maatschappelijke context en v.v.. In deze tijd meer dan ooit. En het zal steeds meer gaan worden. Politiek en wet- en regelgeving hebben beperkte invloed. Maatschappelijke tendensen en technologische ontwikkelingen zorgen voor grote veranderingen, waar we ons allen toe te verhouden hebben. De zorg zal ingrijpend gaan veranderen. Hoe moeten we ons daartoe verhouden? Nu en in de toekomst? Iedereen kan zelf stappen zetten. Met elkaar brengen we de beweging. De beweging zal voortdurend en continue zijn. Het op de hoogte blijven van ontwikkelingen en het kunnen ordenen van ieders rol, van ieders belang, teneinde de eigen rol en beweging te bepalen, is van groot belang. Daartoe moet de professional van de toekomst uitgerust en toegerust zijn!
10
2. De effecten van de trends en ontwikkelingen op de vaardigheden van de professional Het beroepsprofiel Het beroepsprofiel van de zorgprofessional, of het nu over zorg of welzijn gaat, verhoudt zich tot al deze veranderingen. De zorgprofessional is er zelf verantwoordelijk voor om – eenmaal in het werkveld – zichzelf tot dit beroepsprofiel te verhouden. Om blijvend aan te sluiten op de veranderingen en ontwikkelingen in de omgeving en om aan te sluiten bij de kracht en de mogelijkheden van de burger. Omdat de omgeving verandert, zijn er andere vaardigheden nodig. Hiertoe verhoudt zich het beroepsprofiel en daarmee de opleiding. De ontwikkelingen hebben we in grote lijnen al gezien, maar wat zien we wanneer we dat meer uitwerken? In het onderstaande overzicht zetten we de trends en ontwikkelingen in de sector uiteen en plaatsen we deze naast de effecten op de vaardigheden van toekomstige professional. Zo kan ieder vak binnen de bestaande opleidingen ook zien op welke manier zij een bijdrage kan leveren aan de ontwikkeling van deze vaardigheden. En is het uiteraard de basis voor de module Wijkgericht werken.
De ordening We bouwen de trends en ontwikkelingen op vanuit de Klant (1), de burger. Deze plaatsen we naast de maatschappelijke tendensen, waar een organisatie zich in haar Missie (2) toe te verhouden heeft. De klantvraag en de maatschappelijk opdracht gecombineerd leidt tot een in te zetten Product (3). Van het product kunnen de in te zetten Medewerkers (4), met hun beroepsprofielen en vaardigheden, en de in te zetten Middelen (5), zoals huisvesting, worden afgeleid. Dit alles bij elkaar genomen moet voor een organisatie leiden tot een kloppende businesscase onder het onderdeel Financiën (6). Om het totaal tenslotte organisatorisch te verankeren onder het hoofdstuk Organisatie (7). Langs deze ordening ordenen we de trend. Om daarop te reflecteren: wat hebben dan de professionals nodig?
11
Maatschappelijke thema’s, trends en ontwikkelingen ten aanzien van de Klant:
Effecten op vaardigheden richting de Klant:
1. De klantvraag is meer dan ooit gericht op het behalen van welzijns- en gezondheidsdoelen.
1. De bejegening is belangrijker; veel meer vanuit gelijkwaardig burgerschap dan de verhouding
2. Er is een andere kijk op gezondheid in ontwikkeling. Gezondheid gaat steeds meer om ‘in staat zijn om met beperkingen om te gaan, om aanpassen en om zelf regie voeren’ dan het volledig voorkomen van deze beperkingen.
‘zorgvrager – zorgverlener’. 2. Klantwaarden, klantwensen en bejegening zijn nadrukkelijker in beeld, dáárbij aansluiten zorgt voor effectieve zorg, voor meerwaarde en voor onderscheidend vermogen.
Health as the ability tot adapt, and tot self-manage (Machteld Huber, 2014).
3. Uitgaan van mogelijkheden van de klanten in plaats van beperkingen. 4. Samenwerking met de klant in plaats van ‘zorgen voor’.
3. Klanten worden steeds meer participerende burger dan zorgafhankelijke patiënt of cliënt.
5. Samenwerking met het netwerk van de klant is steeds belangrijker.
4. Klanten participeren in heel veel gevallen al, bijvoorbeeld doordat zij zelf mantelzorger zijn.
6. Bewustzijn van de juridische afbakening van wie de klant is en wat zijn of
5. Klanten worden ouder.
haar rechten zijn (zelfstandig, zelfbewust, zelfbeschikking, eigen regie en
6. Klanten zijn mondiger.
bekwaam en bevoegd en vrijheidsbeperking).
7. Oudere klanten doen niet gemakkelijk een beroep op zorgverlening, omdat zij uit de generatie komt ‘die zijn eigen boontjes dopt’. 8. Klanten moeten benaderd gaan worden met ‘Wie bent u?’ in plaats van ‘Wat wilt u?’
7. Bewustzijn moet er meer komen over wat effecten van eigen handelen zijn richting de klant en hoe je in dat licht wel en niet communiceert, ook via de sociale media. 8. Creativiteit is nodig om een inactief netwerk te mobiliseren 9. Creativiteit en signaleringsvermogen zijn nodig om een actief netwerk te ondersteunen en
Regie houden betekent richting geven aan het leven overeenkomstig de waarden die belangrijk zijn voor de cliënt. De vraag aan de cliënt moet daarom zijn: “Wie bent u?” in plaats van “Wat wilt u?”. Deze vraag geeft zicht op de identiteit van de cliënt en waarden die belangrijk zijn in
verstevigen. 10. Aandacht is nodig voor voorgeschiedenis, voor het netwerk en voor ‘waar je als mens vandaan komt’.
diens leven (Goldsteen et.al.,2007).
11. Kennis is nodig van hoe een klantvraag kan worden omgezet in een klantopdracht en er een
9. Klanten vragen om voldoende oog zijn voor dingen die juist niet gezegd (mogen of kunnen)
12. Mogelijkheden en vaardigheden moeten er zijn om verwachtingen te managen richting
juist beroep kan worden gedaan op de juiste aanspraken. worden. 10. Klanten vragen om een open mens-tot-mensgesprek waarin er in zijn geheel naar de mens en zijn of haar situatie wordt gekeken. 11. Klanten hebben behoefte aan een op maat advies op het moment dat het hen schikt en willen hierover kunnen overleggen. 12. Klanten nemen niet meer vanzelfsprekend het advies en de raad van de zorgverlener over
formele zorg. 13. Kennis en vaardigheden moeten er zijn om risico’s te kunnen signaleren wanneer een klant wel zorg nodig heeft en deze niet ontvangt. Hoe vind je je weg in de ingewikkelde richtlijnen en tussen de veelheid aan instanties? 14. Mutaties in klantgegevens (zoals persoonlijke gegevens en verzekeringsgegevens) dienen
(‘de dokter zal het wel weten’), maar hebben behoefte aan afstemming en advies op een
tijdig te worden gesignaleerd en te worden doorgegeven, omdat anders de administratieve
gelijkwaardig niveau, waarbij de waarden en wensen van de klant het vertrekpunt zijn
processen niet goed verlopen.
De ideale situatie vanuit ervaringsdeskundigheid komt overeen met de deliberatieve zorgverhouding tussen de cliënt en de zorgverlener (Emanuel & Emanuel, 1992). Deliberatie 12
klanten vanwege de onzekerheid over de mogelijke of juist onmogelijke toegang tot de
wil zeggen dat de waarden die de cliënt belangrijk vindt worden verkend en besproken. Het zorgaanbod sluit aan bij en versterkt de waarden van de cliënt. De zorgverlener staat niet als expert boven de cliënt, maar naast de cliënt in dit deliberatieproces. 13. Klanten willen meer met techniek doen en bijvoorbeeld inzage hebben in hun eigen dossier. Steeds meer wordt duidelijk dat het dossier het dossier van de klant is, altijd en overal. Niet alleen wanneer iemand toevallig eens een keer een kopie opvraagt. 14. Klanten hebben via sociale media meer invloed op de opinie. 15. Het netwerk van de klant is steeds belangrijker. 16. Maar netwerken zijn vaak al betrokken en daarmee is de zorg voor het netwerk van net zo groot belang als de zorg voor de klant zelf. 17. Klanten zonder netwerk komen nog meer op achterstand. 18. Klantvraag is zwaarder, want het duurt langer voordat er een beroep op de formele zorg wordt gedaan. 19. De klantvraag is complexer door een toenemende co-morbiditeit. 20. De klantvraag is complexer doordat zorg op alle leefgebieden nodig is. 21. De klantvraag is complexer omdat de complexiteit van de samenleving toeneemt. 22. Er is een grotere kans op sociale isolementen. Sociaal isolement vergroot de kans op kwetsbaarheid. Het is om die reden van groot belang om het sociale netwerk te mobiliseren van beperkt sociaal zelfredzame mensen. Vaak zijn de sociale netwerken klein of zwak, of zijn er verstoorde relaties. Van zorgverleners wordt verwacht dat zij, gebruik makend van de principes van Eigen Kracht conferenties, condities tot contactherstel scheppen. Het moge duidelijk zijn dat een keukentafelgesprek hiertoe niet voldoende is, maar dat intensievere begeleiding en ondersteuning nodig zijn (de Jong, 2014). 23. De klantvraag is moeilijk om te zetten in een geformaliseerde aanspraak; de omgeving en de wet- en regelgeving is zoveel complexer geworden. 24. Er is veel onduidelijkheid over welke klantvragen wel en niet bediend kunnen worden, wat de totale klantvraag is, of deze wel bediend kan worden. 25. Het is moeilijker om klanten te vinden, werven en binden. Het is niet vanzelfsprekend dat klanten ook kunnen worden bediend. 26. Zorgvuldige communicatie en verwachtingenmanagement is steeds belangrijker. 27. Voor de klanten is de huisarts de spin in het web: hij of zij is een laagdrempelig aanspreekpunt en heeft ook steeds meer preventieve taken. 28. Klanten zijn onrustig over de transitie, omdat er veel verandert in één keer en de consequenties van de transitie onduidelijk zijn, zowel zorginhoudelijk als financieel.
Maatschappelijke thema’s, trends en ontwikkelingen ten aanzien van de organisaties:
Effecten op vaardigheden richting de Missie van de organisaties:
1. Maatschappelijke legitimatie van de zorg staat onder druk: zorg in de vertrouwde vorm
1. Er is kennis nodig van welke aanspraken er wel en niet gemaakt kunnen worden op zorg.
is niet meer vanzelfsprekend. Het ‘recht op zorg’ verschuift naar een ‘mogelijkheid tot ondersteuning’. 2. Maatschappelijk gezien verschuift de focus van ‘zorgen voor een burger, omdat deze niet meer mee kan doen in de samenleving’ naar ‘ondersteunen zodat een burger zoveel mogelijk wél mee kan doen’. 3. De scheidslijn tussen publieke en private zorgactiviteiten verschuift. Er is sprake van een overheveling van het publieke naar het private domein. 4. Een organisatie dient zich steeds meer bewust te zijn van de klantopdrachten enerzijds en haar maatschappelijke legitimatie anderzijds: daar ligt in de kern haar bestaansrecht. Dit is een fundamentele kanteling omdat tot nu toe de zorgsector haar bestaan ontleende van wie de organisatie is, hoe lang de organisatie al bestaat en welke producten zij biedt. Bestaansrecht moet aantoonbaar worden door resultaten en uitkomsten van de zorg, waarbij participatie en kwaliteit van leven van de burger centraal staan. De klantvraag is leidend, het product is volgend. 5. Invloed van verzekeraars wordt steeds groter. Hier spelen commerciële belangen de boventoon; het gaat om schadelast-reductie en de beste zorg vooral tegen de beste prijs. 6. Een deel – niet geneeskundige - zorg wordt dichter bij de burger georganiseerd en bij gemeentes belegd. Hierdoor versnippert de zorg, hebben organisaties met zeer veel uiteenlopende eisen te maken en ontstaat er rechtsongelijkheid. 7. Aan de andere kant – bij de geneeskundige zorg – treedt ook meer versnippering op, omdat er in plaats van met regiogebonden representanten van de verzekeraars met alle individuele verzekeraars zaken gedaan moeten gaan worden. 8. In de overheveling die gaande is, worden nieuwe werkwijzen door financiers (bijvoorbeeld gemeenten) toegepast, maar is er ook sprake van kennisachterstand in de sector ten aanzien van het verleden van de zorg, de aard van de zorgvragen en ontwikkelde kwaliteitsstandaarden. 9. De complexiteit van de wet- en regelgeving neemt sterk toe. De wet-en regelgeving verandert in hoog tempo en dit heeft effect op de werkwijzen van de organisatie. De organisatie moet blijvend op de hoogte zijn van deze veranderingen en de impact die dat heeft op haar werkprocessen, systemen en Medewerkers. 10. Functiescheiding in de zorg neemt af, vooral bij de gemeenten. Daar ligt het vaststellen van de aanspraak, het betalen en het controleren, en soms zelf het uitvoeren van de zorg in één hand. Er zijn geen zuiverende controlesystemen meer aanwezig.
2. Er is een basishouding nodig waarbij we uitgaan van de totale mens, als gelijkwaardige, waarbij we als professional kijken naar wat er allemaal wel kan en we ondersteunen om de mogelijkheden uit te bouwen. 3. Er is kennis nodig van wat publieke en wat private activiteiten zijn binnen de zorg en welke impact dat heeft op de uitvoering van de zorgtaken. 4. Kennis is nodig van de maatschappelijke eisen die gesteld worden aan organisaties, zodat de medewerker vanuit zijn of haar eigen rol daarop kan reflecteren en de eigen bijdrage kan leveren binnen het geheel. 5. Er moet kunnen worden omgegaan met lokale verschillen binnen bijvoorbeeld gemeenten. Deze moeten kunnen worden geplaatst binnen het totale wettelijke kader wat momenteel geldt in Nederland. 6. Het moet helderheid zijn over de verschillende verzekeraars, hun rol en de mogelijkheden en beperkingen die dit geeft voor zorgprofessionals. 7. Er zijn vaardigheden nodig om professionele kennis van zorg ook te delen met andere stakeholders die een andere rol hebben en geen of minder kennis van de professionele standaarden. 8. Er is bekendheid nodig van de rollen van alle stakeholders in de zorg, alle ‘spelers in het veld’, zodat de professional zich daartoe kan verhouden.
Maatschappelijke thema’s, trends en ontwikkelingen ten aanzien van het Product::
Effecten op vaardigheden richting het Product:
1. Organisaties dienen hun klantvraag en maatschappelijke opdracht te vertalen in een
1. De professional moet in staat zijn om een product te herkennen en de richtlijnen rondom
onderscheidend en duidelijk product. Het moet duidelijk zijn welk product ze leveren aan wie en wat de meerwaarde van dit product is voor de klant. 2. In dit product moet aandacht zijn en blijven voor alle leefgebieden. Hierin moet de Klantvraag uitgangspunt zijn en moet het Product volgen. In plaats van andersom.
de levering van dat product te kunnen toepassen. 2. Het product moet worden geleverd in echt contact met de klant. Met oog voor de waarden van de klant en de wensen van de klant ten aanzien van de bejegening. 3. Hierbij moet er oog zijn voor alle leefgebieden, er moet holistisch worden gekeken, omdat de mens nu eenmaal ‘in zijn geheel mens is’.
Uit onderzoek onder thuiswonende kwetsbare ouderen blijkt dat zij diverse problemen ervaren op het fysieke, psychische en sociale vlak (Bindels, 2014). Veel ouderen ontvangen reeds een behandeling voor de fysieke problemen, maar ondersteuning op het psychische en sociale vlak ontbreekt. Veel ouderen geven aan eenzaam te zijn of in een sociaal isolement te verkeren of gevoelens van een depressie te ervaren na het verlies van een partner. Verder ervaren veel ouderen problemen bij het aanvragen van voorzieningen en hebben hierbij behoefte aan
4. De uitkomsten van het product moet zichtbaar gemaakt worden door bijvoorbeeld metingen van zelfstandigheid of kwaliteit van leven uit te voeren. 5. Kennis is nodig van risicosignalerings-instrumenten en deze dienen tijdig te worden toegepast. 6. Vaardigheden moeten er zijn om bij gesignaleerde risico’s de juiste wegen kunnen worden behandeld.
ondersteuning.
7. Kennis is nodig van risico’s ten aanzien van medicatieveiligheid en de wijze waarop er
3. Het product van de organisatie moet veel meer dan vroeger aansluiten op de vragen uit de
8. Professionals dienen tijdig te evalueren en de doelrealisatie zichtbaar te maken.
gehandeld moet worden. markt. Dit is een complexer ‘spel’, omdat de vraag in de markt sterk verandert. 4. Zorgvragen veranderen doordat de vraag van de klant (zie Klant hierboven). Deze vraag verandert van ‘binnenuit’, maar ook door beïnvloeding ‘van buitenaf’. Van binnenuit wil zeggen dat de klant zichzelf anders ontwikkelt (ouder wordt etc). Van ‘buitenaf’ wil zeggen dat de maatschappij impulsen geeft waardoor er anders naar klantvragen wordt aangekeken. 5. Een goed product komt tot stand door ‘zorg om’. Vanuit de ‘zorgen om’ moet er steeds inventiever een manier gevonden worden om te kunnen ‘zorgen voor’. Financiering is niet vanzelfsprekend. In het zorgproces zelf moet er gewerkt worden vanuit het principe ‘zorgen met’.
9. Vaardigheden moeten er zijn om te reflecteren op de gestelde doelen met de klant en welke eigen bijdrage er aan deze doelen geleverd kan worden. 10. Bewustzijn moet er zijn dat verantwoording van de geleverde zorg en activiteiten niet iets anders is dan zorg verlenen. Dat het integraal onderdeel is van het totale proces. 11. Tijdig rapporteren op uitkomsten is nodig. Professionals moeten in kunnen schatten welke rapportages noodzakelijk zijn om vast te leggen en op welke manier dat het beste kan gebeuren. 12. Bij het rapporteren moeten professionals op de hoogte zijn van de eisen die aan privacy worden gesteld. 13. Bij het rapporteren moeten professionals op de hoogte zijn van de tijd die beschikbaar is
Goede zorg is een cyclisch proces.
voor de verantwoording; de prioriteit moet liggen bij de operationele zorgverlening, maar de
• Het begint met ‘zorgen om’; dat wil zeggen het vaststellen van de specifieke behoeften aan
verantwoording moet ook nauwkeurig geschieden en de lading dekken.
zorg. Aandachtigheid is de bijbehorende deugd. • De tweede fase is het ‘zorgen voor’; hier komt het aan op het op zich nemen van zorg vanuit een gevoelde (versus functionele) verantwoordelijkheid. • Dan komt het uitvoeren van zorg, en is deskundigheid vereist.
15
14. Professionals moeten de vaardigheden hebben om tijdig de eigen werkzaamheden te registreren en te verantwoorden. 15. Er zijn vaardigheden nodig om samen te werken met informele zorgers.
• Zorg ontvangen is de vierde fase, waarbij nagegaan wordt of de geboden zorg aansluit bij de behoefte en zo nodig wordt aangepast. Dit vraagt om responsiviteit. • Ten slotte is er de fase van het ‘zorgen met’, waar zorg vanuit solidariteit tot stand komt, en vanuit de deugd vertrouwen. In de wijkzorg is veel aandacht voor de fase van de uitvoering van zorg en de vereiste deskundigheid. Echter, de andere fasen zijn minstens zo belangrijk als het gaat om de kwaliteit van de zorgrelatie (Tronto, 2013). 6. Organisaties dienen binnen deze beide veranderingen een eigen visie op het product te hebben en het product stevig en onderscheidend ‘in de markt’ te zetten. 7. Het product moet aansluiten op de wet- en regelgeving en de eisen van de financiers. Ook dit is complexer, omdat het aantal financiers en wetten toeneemt, en de samenhang ertussen afneemt. 8. Het product moet aantoonbaar rendabel zijn. Dit moet vooraf – bij de uitgangspunten – al zo zijn, omdat in de realisatie en de declaratiefase veel meer risico’s zijn, bijvoorbeeld op het niet uitbetaald krijgen van delen van de zorg, waardoor de businesscase van de organisatie kwetsbaar is. 9. Het product moet aan de algemeen geldende eisen voldoen van deskundigheid, bekwaamen bevoegdheid, maar ook weer binnen de financiële kaders passen. 10. Het product moet in gezamenlijkheid tussen de klant en de medewerker tot stand komen. Het kan geen eenrichtingsverkeer zijn, maar moet in evenwichtigheid en openheid tot stand komen. ‘Goede zorg is geen eenrichtingsverkeer. Zorg kan niet (paternalistisch) worden opgelegd. Iemand moet ontvankelijk zijn voor zorg. Zorgbehoeften veranderen en zorg dient daar steeds opnieuw op te worden afgestemd. Benodigde deugden voor goede zorg zijn onder meer aandacht, verantwoordelijkheid, deskundigheid, responsiviteit en vertrouwen. Goede zorg begint met ‘zorgen om’; dat wil zeggen het vaststellen van de specifieke behoeften aan zorg. Aandachtigheid is de bijbehorende deugd. Het gaat daarbij om oog en oor voor de identiteit van de cliënt en diens levensverhaal (Tronto, 2013). 11. Het product moet voldoen aan de professionele standaarden, zoals binnen het vakgebied gebruikelijke methodieken. 12. Het product moet voldoen aan de veiligheidsvereisten, zoals de richtlijnen van de inspectie voor medicatieveiligheid, voor het voorkomen van vrijheidsbeperkende maatregelen, het signaleren van risico’s, het signaleren en rapporteren rondom kinder- en ouderenmishandeling etc..
13. Dit product moet op individueel niveau bij iedere klant ingezet en aantoonbaar geleverd worden. 14. Dit product moet tijdig geëvalueerd worden om daarmee uitkomsten en resultaten te meten. 15. Er moet meer gewerkt gaan worden met e-health. E-health is een ruim begrip en kan worden gedefinieerd als “het gebruik van internettechnologie, om gezondheid en gezondheidszorg te ondersteunen of te verbeteren” (Schalken, 2013). De verwachting is dat Ehealth, mits goed ingezet, kan bijdragen aan betaalbare, toegankelijke zorg van hoge kwaliteit. Daarnaast wordt gedacht dat E-health de vrijheid en zelfredzaamheid van zorggebruikers kan versterken, dat het oplossing kan bieden voor het dreigend personeelstekort in de zorg en kan bijdragen aan het verbeteren van de patiëntveiligheid in de zorg (Hulsbosch et al., 2006). 16. Er is veel meer ‘vinger aan de pols’-contact nodig, vooral ook om het hele informele zorgnetwerk te ondersteunen en tijdig te ontlasten. 17. De uitkomsten en resultaten – afgezet tegen de beoogde doelen – van het product moet aantoonbaar zijn. Dit zijn resultaten, afhankelijk van het type klant, op het gebied van zelfstandigheid, kwaliteit van leven, risicosignalering en -beheersing, doelrealisatie en klantwaardering. 18. Het leveren van het product moet inhoudelijk en kwantitatief goed verantwoord worden, waarbij dit is terug te voeren op een juiste inzet van deskundigheden en een werkelijke levering aantoonbaar en navolgbaar is. 19. Organisaties moeten in staat zijn om producten te leveren en de voortgang bij individuele klanten te monitoren en bij te sturen: de meerwaarde van de organisatie bestaat namelijk door de aantoonbare meerwaarde van het product.
17
Maatschappelijke thema’s, trends en ontwikkelingen ten aanzien van de Medewerker:
Effecten op vaardigheden richting de Medewerker:
1. De inzet van de medewerkers dient qua uren en deskundigheden afgestemd te zijn op het te
1. Vaardigheden zijn nodig om je als professional zelf te toetsen aan het inhoudelijke
leveren product en de aantallen klanten aan wie dat product geleverd moet worden. 2. Medewerkers moeten aantoonbaar gekwalificeerd zijn. 3. Betrouwbaarheid van de medewerkers dient door maatschappelijke gevoeligheid beter aangetoond te worden (discussie over VAR verklaringen die maar blijft opspelen). 4. Medewerkers dienen meer allround te zijn, want de burgers die zij bedienen hebben ook slechts zelden één afgebakende hulpvraag. 5. Medewerkers maken of breken de kwaliteit van de zorg, omdat de kwaliteit voor meer dan 80% wordt bepaald door de relatie tussen de klant en de medewerker. 6. Taken en verantwoordelijkheden van medewerkers zijn onduidelijker, omdat de organisaties waar medewerkers in een transitie verkeren: er is veel meer onduidelijkheid en onzekerheid. 7. Er vindt een veel strakkere sturing plaats op inzet en kosten van medewerkers, omdat de gehele bedrijfsvoering van de organisatie onder druk staat. 8. Sturing van medewerkers zal veel meer plaats moeten gaan vinden op basis van de uitkomsten van het zorgproces bij de klant zelf. Resultaten die daar behaald worden zijn de input voor het coachings- en aansturings-, maar ook beoordelingsproces van de medewerkers. 9. Medewerkers moeten meer samen kunnen werken met andere professionals. Multidisciplinaire samenwerking vraagt om wederzijds vertrouwen en heldere werkroutines tussen hulpverleners. Het betekent dat de samenwerkende organisaties in verbinding staan met elkaar en dat ze inzicht hebben in elkaars taken. Dit vraagt om commitment van het management om samen te werken, en om het ruimte geven aan professionals om lokale oplossingen te realiseren (Janssen, et.al., 2014). 10. Medewerkers moeten aandacht en vertrouwen kunnen geven. Ze moeten ‘present’ zijn’. Men moet in staat zijn om een gelijkwaardige relatie op te bouwen met klanten. • ‘Present zijn’ wordt gezien als een belangrijke deugd in de zorg. Present zijn betekent dat de zorgverlener aandachtig aanwezig is en de ander echt ontmoet (Baart, 2011).
18
beroepsprofiel en de grenzen van de eigen kennis en kunde te kunnen onderscheiden. 2. Vaardigheden zijn ook nodig om op een gestructureerde manier bevindingen en risico’s vanuit de zorgpraktijk te kunnen rapporteren binnen de organisatie. 3. De professional heeft oog nodig voor de eigen bijdrage die hij of zij levert aan de kwaliteit van het totaal: de organisatiekwaliteit wordt alleen gevormd door de resultaten van de individuele medewerkers bij elkaar opgeteld. 4. Professionals moeten vanuit de eigen rol kunnen handelen, ook al is er in de organisatie sprake van onduidelijkheid en ruis. 5. Er zijn vaardigheden nodig om om te gaan met een strakkere aansturing in het kader van de bedrijfsvoering. 6. Er zijn vaardigheden nodig om binnen deze organisatie de eigen positie te bepalen en vanuit de eigen taak en rol de voor de medewerker bestaande activiteiten tijdig, juist en volledig uit te voeren. 7. Mutaties van persoonlijke gegevens dienen tijdig te worden doorgegeven, omdat anders de administratieve processen niet goed verlopen.
• Professionele instrumenten en handelingskaders zijn niet dominant in de eerste ontmoeting. Het opbouwen van vertrouwen is het belangrijkste doel. De vertrouwensrelatie is de basis voor het verlenen en ontvangen van zorg (Bindels, 2014). • Bij het ontwikkelen van vertrouwen gaat het enerzijds om betrouwbaar zijn voor de cliënt, anderzijds om het geven van vertrouwen aan de cliënt (Sevenhuijsen, 2003). • De cliënt en diens netwerk bepalen samen met de zorgverlener het ondersteuningsplan en bereiken samen resultaten (de Jong, 2014). 11. Medewerkers ‘ontgroenen’. Meer oudere medewerkers treden uit. Overall is er een te verwachten tekort aan medewerkers in relatie tot de zorgvraag. Technologie zal meer en meer ingezet moeten worden om dit gat te dichten.
19
Maatschappelijke thema’s, trends en ontwikkelingen ten aanzien van de Middelen:
Effecten op vaardigheden richting de Middelen:
1. Door de ontrafeling van publieke en private diensten en zorg worden feitelijk private
1. Er zijn vaardigheden nodig om met ICT om te kunnen gaan.
middelen (met name huisvesting en wonen) ontrafeld uit de publieke zorg. Dit heeft een
2. Er is kennis nodig van zuinig omgaan met materialen en middelen.
grote impact op organisaties en de manier waarop er naar deze middelen gekeken moet
3. Professionals moeten op de hoogte zijn van wat ze wel en niet mogen doen met gegevens
worden. 2. Jarenlang is er zonder kloppende bedrijfsmatige basis (businesscase) met deze huisvesting gewerkt. Hierdoor zijn er niet-marktconforme gebouwen ontwikkeld, omdat de veronderstelling was dat de overheid deze gebouwen in de komende decennia wel zou vergoeden. Nu dat niet meer zo is (scheiden van wonen en zorg) moet er met andere ogen naar het vastgoed worden gekeken. Wanneer dit vastgoed wordt vergeleken met de eisen die de reguliere Woningwet stelt aan woningen, ontstaat er in veel gevallen een mismatch. Een mismatch tussen het bieden van service, voldoen aan basiseisen en de kosten die gerekend moeten worden om een kloppend businessmodel te houden. Hieruit blijkt dat in de afgelopen jaren de overheid een taak heeft vervuld die eigenlijk voor de woningmarkt was. 3. Organisaties hebben het risico gelopen dat door te dure gebouwen er middelen aan de zorg onttrokken zijn, om deze kosten te dekken. Daarmee is de zorg uitgehold. Daarmee zijn organisaties nu op achterstand om de inhoudelijke concurrentieslag aan te kunnen in de zorgmarkt zelf. Het vastgoed is dan van prestige een blok aan het been geworden. 4. Door de grotere financiële druk op organisaties kunnen middelen niet langer verspild worden. Er moet bezuinigd worden en dat wordt ook gedaan bij de middelen, zoals materialen en hulpmiddelen, maar ook aan het verblijf gelieerde kosten zoals maaltijden etc. (afname verspilling ook in het kader van milieu-overwegingen). 5. Tegelijkertijd worden ICT-middelen steeds belangrijker. De technologische mogelijkheden nemen toe en ook de klant stelt steeds meer vragen over inzicht in het eigen dossier. 6. Organisaties dienen steeds beter op de hoogte te zijn van de waarborgen die rondom deze ICT-middelen moeten worden geregeld. Er is een veel grotere afhankelijkheid van ICT en van de continuïteit van de systemen nu dan ooit. 7. Bovendien worden er ook ten aanzien van de privacywetgeving steeds zwaardere eisen gesteld. Het ‘lekken’ of ‘op straat laten slingeren’ van gegevens, zonder deze te melden, kan leiden tot zeer zware boetes en imagoschade.
20
van klanten in het kader van de privacy-wetgeving.
8. ICT afhankelijk neemt sterk toe. Er is een kloof tussen de kennis die ICT leveranciers hebben over de zorg en de kennis die zorgleveranciers hebben over ICT. Deze kloof wordt groter naarmate de complexiteit van de omgeving toeneemt. 9. Hierdoor nemen ICT risico’s ook sterk toe. Zorgaanbieders zijn afhankelijk voor hun gehele primaire proces en declaratiestromen van ICT. Zorgaanbieders worden per direct afgerekend op het niet voldoen aan de externe eisen, of het niet tijdig declareren. Zij hebben echter geen invloed op de manier waarop de ICT functioneert en welke prioriteiten ICT leveranciers kiezen en de kennis die zij hebben.
21
Maatschappelijke thema’s, trends en ontwikkelingen ten aanzien van de Financiën:
Effecten op vaardigheden richting de Financiën:
1. Financiën zijn schaarser. Organisaties moeten nu veel meer doen met veel minder middelen.
1. Professionals dienen hun bijdrage te leveren aan de bedrijfsvoering van de organisatie door
2. De declaratiestromen zijn vele malen ingewikkelder geworden en daardoor nemen de administratieve lasten substantieel toe. 3. Door de vele verschillende vormen van subsidies, financieringsstromen en declaratievormen neemt het aantal opties voor declareren toe en is het zeer moeilijk het overzicht te houden in het ‘woud van alle verschillende eisen en standaarden’. Iedere gemeente en verzekeraar heeft zijn eigen richtlijnen. Iedere organisatie moet van al deze eisen verstand hebben en houden. 4. Het is veel onzekerder of een zorgorganisatie nog betaald krijgt voor de zorg en diensten die geleverd zijn. 5. Tarieven staan sterk onder druk. 6. Verblijf wordt voor lagere zorgvragen niet meer vergoed. Er is sprake van extramuralisering en veel organisaties dienen daar nog op in te spelen. Het administratieve proces van extramurale zorg komt veel nauwer dan het administratieve proces van intramurale zorg. 7. Risico’s op onrechtmatige declaraties (in de verkeerde financieringsstromen) neemt toe en de sancties die daarop volgen worden steeds steviger. 8. Overheid betaalt niet langer voor mismatches in de bedrijfsvoering; het beleid van de overheid is dat de markt zijn werking moet doen en als er geen bestaansrecht is, dit dan vanzelf duidelijk moet worden. Tot nu toe werden verliezen – onder dreiging van oplopende wachtlijsten – opgevangen. 9. Door de algehele druk op de sector neemt ook de druk van accountants toe. De eisen die accountants stellen aan de navolgbaarheid en de rechtmatigheid van de declaraties neemt sterk toe. 10. Verkopen van zorgproducten is niet meer zo vanzelfsprekend. Verzekeraars en gemeenten scherpen hun inkoopbeleid aan, waardoor aanbestedingen veel tijd kosten en geen garantie bieden op een goede uitkomst.
22
tijdig, juist en volledig hun registraties in te leveren. 2. Hierbij rekening houden met de gemaakte afspraken rondom verlof en eventuele meeruren.
Maatschappelijke thema’s, trends en ontwikkelingen ten aanzien van de Organisatie:
Effecten op vaardigheden richting de Organisatie:
1. Organisaties hebben – in algemene zin – grote moeite om de bedrijfsvoering en
1. Er zijn vaardigheden nodig om als medewerker eerst te kijken naar wat er door de
businessmodel ‘om te wentelen’. Om de draai te maken van 180 graden, waarbij niet langer de organisatie zelf het uitgangspunt is, maar de klant en de maatschappelijke opdracht dit zijn. 2. Organisaties zien zich geconfronteerd met nieuwe producten en nieuwe concurrenten, met informele zorg, met nieuwe technologieën en moeten daarin de beweging meemaken, terwijl zij nog met heel veel lijnen vastzitten aan het oudere businessmodel. Het is voor nieuwe organisaties makkelijker te starten met ene nieuw businessmodel en ‘vers bloed’ dan het omturnen van bestaande systemen, structuren en culturen. 3. Beheersing van basale processen en documenten moet in orde zijn. In een tijd van onduidelijkheid moet er een basis zijn om op terug te vallen. Documentenbeheer en inzicht voor alle Professionals is een basisvoorwaarde. Professionals dienen deze documenten en informatiestromen te gebruiken zodat zij ook op de hoogte zijn van alle wijzigingen die voor hen relevant zijn. 4. Kwaliteitssystemen in de zorg zullen op de schop gaan. Bestaande kwaliteitssystemen zoals HKZ en ISO zijn procescertificeringen: bij een goed kwaliteitssysteem zal de kwaliteit van de zorg ook wel goed zijn. Hierbij wordt niet gekeken naar alle bedrijfsmatige en juridische risico’s. In deze transitie is dat niet meer voldoende. Er moet gewerkt gaan worden met productcertificeringen, waarbij de uitkomsten van het zorgproduct aantoonbaar goed zijn (effecten en resultaten). Hoe een organisatie of medewerker dit realiseert, is minder van belang. 5. Organisaties hebben te maken met zwaardere controles van de Inspectie voor de Gezondheidzorg (IGZ). Omdat de algehele risico’s toenemen in het werkveld, nemen ook de eisen van de IGZ toe. De IGZ werkt meer en meer toe naar de principes van ‘horizontaal toezicht’ waarbij er sprake is van het principe ‘high trust, high penalty’. Een organisatie dient dus heel goed op de hoogte te zijn van wat er op klantniveau, tussen de klant en de medewerker gebeurt, omdat daar de toetsing plaatsvindt. 6. Het imago van de organisatie is veel belangrijker geworden. Door de sociale media moet er strakker worden gemonitord en moet er meer aan crisisbeheersing worden gedaan. Uitingen van Professionals op sociale netwerken staan direct in verband met het imago van de organisatie.
23
organisatie al is vastgesteld aan documenten en systemen en vandaaruit te handelen. 2. Er moet bekendheid zijn met kwaliteit van zorg en de medewerker levert een bijdrage door te melden en te signaleren en te rapporteren. 3. Er moeten vaardigheden zijn op het gebied van omgaan met sociale media en het professioneel handelen in dezen.
7. Nieuwe managementstijlen worden ontwikkeld en uitgeprobeerd. Professionals krijgen met veel veranderingen te maken. Ook trends en hypes. Een voorbeeld hiervan zijn zelfsturende teams. Een principe dat goed kan werken, maar tevens – wanneer een team niet goed gefaciliteerd wordt – veel risico’s in zich heeft. 8. Management by ICT wordt steeds belangrijker. Resultaten en uitkomsten van de zorg die in de ICT zichtbaar worden en leiden tot aansturing en control van de processen en de medewerkers.
24
Concluderend en samenvattend: veel risico’s, maar zijn er ook kansen? Het totaal aan maatschappelijke thema’s, trends en ontwikkelingen laat zien dat er veel aan de hand is. De uiteenzetting is vooral gelabeld in termen van risico’s en uitdagingen. Dit komt door de fundamentele omwenteling die gaande is. Van organisatiegericht naar klantgericht. De gehele sector moet de puzzel opnieuw leggen vanuit de klant als burger én vanuit de maatschappelijke opdracht. Deze andere benadering ligt aan het begin van de gehele keten: van Klant en Missie naar Product naar Medewerker naar Middelen naar Financiën en naar Organisatie. Is er een mismatch aan het begin, dan is er een mismatch in de hele keten. Andersom geldt ook: wanneer er een match is aan het begin, dan heeft dat effect op de gehele keten. Wetend dat zorgvragen er zijn en deze toenemen, dan liggen daar de kansen! Er is veel te doen, maar dit moet op een andere gedaan worden. Om zo toekomstbestendig te worden of te blijven. Daarmee is echter nog niet alles gezegd, want de omgeving is complex en de invloed kan beperkt zijn. Zo is er geen grip op het beleid van gemeenten en geen grip op bijvoorbeeld het beleid van verzekeraars. Het is daarom voor organisaties en voor professionals van groot belang te weten waar de invloedssfeer ligt en de eigen positie vanuit de klant te versterken. Op die manier kunnen de stormen van de transitie worden doorstaan.
25
3. Opleidingsprogramma Wijkgericht werken Het opleidingsprogramma Het opleidingsprogramma Wijkgericht werken bestaat uit verschillende lessen waarbij in iedere les één rol uit het maatschappelijk speelveld wordt belicht. Zo worden studenten meegenomen om vanuit ieder gezichtspunt naar de ontwikkelingen te kijken. Na een algemene introductieles (les 1), stappen we in de schoenen van de burger (les 2). Daarna kijken we naar de maatschappelijke context (les 3): hoe zitten de structuren en wetten in elkaar? Vervolgens kijken we in les 4 naar de ‘wijk’. Wat verstaan we daaronder? De wijk is het netwerk. Hoe kijken we naar de burger binnen zijn netwerk, binnen zijn systeem? In les 5 gaan we de focus richten op de zorgorganisatie: wat speelt daar en waarom? Om tenslotte – in de resterende lessen 6 tot en met 9 – al het voorgaande te bundelen en nu te reflecteren wat dit allemaal betekent voor onze rol als professional. Wat moeten wij dan doen? of juist niet?
Leren door doen Dat is belangrijk: ieder vanuit de eigen rol en op het eigen niveau. Bij iedere les kijken we al naar ‘wat betekent het voor mijn rol?’. We maken dat praktisch in casuïstieken die toegepast moeten worden binnen de verschillende werkvelden. Per opleiding andere casuïstiek, maar toegesneden op de algemene uitdagingen in het werkveld en op de specifieke uitdagingen van iedere branche en iedere sector. De casuïstieken betreffen alle mogelijke werkvelden van de studenten, zoals: - Verpleging, Verzorging met Wonen, - Verpleging, Verzorging Thuis, - Geriatrische revalidatie, - Ziekenhuiszorg, - Gehandicaptenzorg, - Geestelijke gezondheidszorg met verblijf, - Geestelijke gezondheidszorg thuis, - Zorg voor Multi-problem gezinnen, - Jeugdzorg, - Maatschappelijke opvang, Vrouwenopvang, - Gezinsopvang, - Ambulante teams rondom huiselijk geweld, - Welzijn, - Maatschappelijk werk, - Kinderopvang, - Mantelzorgondersteuning, - Vrijwilligerszorg, - Forensische zorg, - Medische kindzorg.
26
De casuïstieken verwerken de leerlingen in ICT, zodat niet alleen praktische kennis wordt opgedaan en deze wordt toegepast op papier. Juist in een tijd dat ICT zo belangrijk is, passen we dit meteen in. Zo zijn de studenten klaar voor de uitdagingen in het werkveld. Vooral omdat ze de verandering kunnen duiden en zo om kunnen gaan met alle verschillen en verschillende fases van transities die zij in het werkveld bij organisaties kunnen aantreffen. Praktische vorming door praktische toepassing. Dat zijn de sleutelwoorden.
De e-learning zorgt ervoor dat de theoretische kennis zelfstandig kan worden opgedaan. Het e-learningsprogramma toetst de studenten op de mate waarin de theorie wordt beheerst.
In de ICT-werkomgeving werken de studenten met electronische dossiers, die zijn afgestemd op de casuistieken. Metingen uitvoeren samen met klanten, plannen opstellen, plannen, rapporteren, signaleren, afstemmen, evalueren en registreren: door het verwerken in de ICT is de uitwerking navolgbaar en leren studenten meteen om vaardig te worden met ICT. Zodat de studenten zijn toegerust om in de praktijk ook met de verschillende systemen te werken die in het werkveld worden toegepast.
27
Het programma THEM A | W EEK
1. De eerste oriëntatie Wat is ons speelveld? Wat gaan we leren? En waarom? Wat kunnen we aan het einde van deze keuzemodule? Hoe werkt de techniek? Hoe is de opbouw en hoe werken we met casuïstiek? Globale inhoud • Werken aan de randvoorwaarden • Tooling leren kennen • Introductie op de keuzemodule • Ingaan op het belang van de keuzemodule • Kennis nemen van de opbouw en werkwijze bij deze module • Duidelijk uitlijnen wat er van de student/docent wordt verwacht en wat de student van de docent en de techniek mag verwachten • Toelichten van de waarde en voorwaarden van de persoonlijke certificering • Een eerste casus doorlopen (overview), zodat onzekerheden worden weggenomen en duidelijk is waaraan gewerkt zal gaan worden in de komende weken Casuïstiek in deze les In deze les voeren we een casus uit waarbij het totale methodische proces in de software wordt doorlopen. De hele methodische cirkel lopen we door. Dit doen we samen. We nemen de student bij de hand, zodat de techniek eigen wordt, maar ook de werkwijze duidelijk. Bovendien laten we zien op welke onderdelen we in welke les dieper ingaan. Op deze manier krijgt de student inzicht in het uiteindelijke eindresultaat en wordt duidelijker waarom iedere les bijdraagt aan dit resultaat. In de casussen pakken we verschillende klantgroepen als voorbeeld, zodat we én meer kennis opdoen, maar ook ervaren dat de verschillen niet zo groot zijn.
Eindtermen voor persoonlijke certificering student Aan het einde van deze eerste les (incl. zelfstudie): -
Kent de student de globale indeling van deze keuzemodule;
-
Weet de student hoe de module is opgebouwd en waarom;
-
Kent de student de globale termen uit het model van de ‘as van de maatschappelijke context en de burger’;
-
Kent de student het verschil tussen een burger, patiënt/cliënt en een consument;
-
Weet de student dat hij of zij vooruitstrevende kennis op doet;
-
Kent de student de opbouw van de komende lessen op basis van het model;
-
Heeft de student kennis gemaakt met de ICT-tools en de e-learningomgeving;
-
Heeft de student inlogcodes en weet zij hoe zij de ICT omgevingen kan vinden en bereiken;
-
Kent de student de opbouw van de e-learning (cursus, les, opdracht);
-
Weet de student hoe de persoonlijke certificering werkt en aan welke voorwaarde voldaan moet worden;
-
Weet de student waar zij tussendoor technische vragen kan stellen en hoe de informatieservice werkt;
-
Heeft de student een casus doorlopen – bij de hand meegenomen – en is duidelijk voor de student dat in de komende lessen telkens onderdelen nader uitgediept zullen gaan worden.
28
Eindtermen voor persoonlijke certificering docent Aan het einde van deze eerste les (incl. zelfstudie): -
Kent de docent de globale indeling van deze keuzemodule;
-
Kent de docent de taakstelling aan de student en daarmee de taakstelling aan de docent;
-
Weet de docent hoe de persoonlijke certificeringen zich tot elkaar verhouden en hoe de resultaten van de studenten ook van belang zijn voor de resultaten van de docenten;
-
Weet de docent hoe casuïstiek vervlochten is in het totale lesprogramma;
-
Kent de docent de doelen van deze les voor studenten;
-
Heeft de docent deze les voor studenten met goed gevolg doorlopen en door opdrachten in de e-learning laten zien dat de inhoud wordt beheerst;
- -
Kent de docent zelf de techniek; Kan de docent ook techniek-plus-kennis opdoen deze lessen, zodat hij of zij ook vragen van leerlingen kan beantwoorden;
-
29
Kent de docent de servicedesk en weet hij of zij waar vragen gesteld kunnen worden.
THEM A | W EEK
2. De burger: wie is dat eigenlijk? Waar bevindt zich de burger in ons model? Waarom? Wie is de burger eigenlijk? Waarom is de burger anders dan de cliënt? Wat is dan het netwerk? En de wijk? En wat betekent dat voor ons werk? Globale inhoud • Zicht op wie de burger is, wie de mens is • Ingaan op de 8 verschillende leefgebieden en weten hoe deze vertaald kunnen worden naar 4 leefdomeinen (in het werkveld kom je verschillende varianten tegen; is het allemaal wel zo anders?) • Ingaan op wat er van een burger wordt verwacht: verschillende klanttypen en doelstellingen • In gesprek gaan over hoe je vanuit burgerschap en zelfstandigheid het gesprek aangaat • Welke instrumenten en vragenlijsten daarbij gebruikt kunnen worden • Wat verschillen en overeenkomsten zijn van de instrumenten die in het land worden gebruikt • Weten wat er uit een meting komt, en wat dat betekent voor het plan dat opgesteld gaat worden: wat is je vertrekpunt en waar wil je naar toe? Casuïstiek in deze les We starten bij het begin. We ontmoeten een nieuwe klant met een zorgvraag. Aan ons de taak om kennis te maken en een gesprek aan te gaan. We hebben daar wat hulpmiddelen bij, zodat we de klant op ieder leefgebied kunnen uitvragen. Maar hoe werkt dat dan? We gaan het gesprek aan en leggen de gegevens vast. We kijken wat iemands zelfstandigheid is. Wat komt er uit die meting? En waarom is dat belangrijk? Hoe komen we tot een goed plan? We vragen achteraf een reflectie op de casus.
Eindtermen voor persoonlijke certificering student Aan het einde van deze eerste les (incl. zelfstudie): -
Kent de student de verschillende soorten klanttypen die er doorgaans zijn en kent de student de verschillende branches die antwoorden op de hulpvragen van deze klanttypen hebben;
- -
Kent de student de verschillen tussen basishouding ‘cliënt/patiënt’ en basishouding ‘burgerschap’ Kan de student vanuit basishouding ‘burgerschap’ een kennismaking uitvoeren en de zelfstandigheid in kaart brengen
-
Kent de student de verschillende instrumenten die hiervoor in den lande gebruikt worden
-
Kent de student verschillen en overeenkomsten tussen deze instrumenten
-
Is de student in staat om de zelfstandigheidsmeting te hanteren
-
Is de student in staat om op basis van de uitkomst van deze meting de klantvraag te typeren en in een taakgerichte doelstelling voor de komende tijd te plaatsen
Eindtermen voor persoonlijke certificering docent Aan het einde van deze eerste les (incl. zelfstudie): -
Kent de docent dezelfde inhoud als de student;
-
Weet de docent hoe het lesblok vormgegeven kan worden;
-
Vindt de docent een eigen methode om de lesstof aan de studenten over te brengen, zodat eigenheid ingebracht is, maar aan de eindtermen van het lesblok wel wordt voldaan.
30
THEM A | W EEK
3. De maatschappij: wat kunnen we daarmee? Wat zijn maatschappelijke trends en ontwikkelingen? Hoe zit de wet- en regelgeving in elkaar? Waarom moeten we dat weten? Hoe kunnen we zorg dragen dat mensen die zorg nodig hebben, dat ook krijgen? Wat kan jij als professional daarin doen? Wat moeten we doen wanneer zaken onduidelijk zijn? Globale inhoud • Zicht op hoe de maatschappelijke structuren in elkaar zitten • Zicht op hoe de wet- en regelgeving in elkaar zit • Weten hoe de wetgeving zich heeft ontwikkeld en waarom dat belangrijk is • Weten wanneer iemand recht heeft op zorg en wanneer niet en weten hoe dat recht ingezet kan worden • Weten hoe de hazen lopen en welke onderdelen belangrijk zijn voor het kunnen verzilveren van zorg • Vuistregels om ‘door de bomen het bos te zien’
Casuïstiek in deze les We gaan een stap verder met de casus van vorige week. Nu we meer weten van de maatschappelijke ontwikkelingen, weten we dat we eerst moeten helpen kijken of het netwerk van de klant ook een bijdrage kan leveren. Hoe leggen we de contacten? Wie kan er een rol vervullen in het plan van de klant? Hoe vragen we iemand ook iets te doen? Wil iedereen zo maar alles doen? Waarom wel en niet? Hoe zouden wij – als professionals – iets kunnen bijdragen, zodat het voor het netwerk van deze klant makkelijker wordt om iets te doen? Bovendien moeten we er inmiddels ook wel voor gaan zorgen dat een indicatie wordt gesteld. We zijn immers al wel volop bezig. Wat komt daar dan allemaal bij kijken? Is iedereen betrokken die betrokken moet worden? Wie moet er eigenlijk betrokken worden? Hoe kunnen we door de bomen het bos nog zien?
Eindtermen voor persoonlijke certificering student Aan het einde van deze eerste les (incl. zelfstudie): -
Kent de student de ontwikkeling van de verzorgingsstaat in Nederland op hoofdlijnen;
-
Weet hij of zij ook waarom deze ontwikkeling belangrijk is;
-
Kent zij de huidige wetgeving globaal en weet zij ook welke wet waarvoor is en waarom;
-
Kent zij de globale inhoud van de wet, bezien vanuit de eigen rol;
-
Weet zij wanneer er wel en wanneer er geen recht op zorg is;
-
Weet zij hoe je je als burger tot deze wetten kan verhouden;
-
Weet de student op welke manier je het beste de belangen kan behartigen van klanten ‘in het woud van regels’.
-
Weet de student de eigen rol binnen deze maatschappelijke context te plaatsen.
Eindtermen voor persoonlijke certificering docent Aan het einde van deze eerste les (incl. zelfstudie): -
Kent de docent dezelfde inhoud als de student;
-
Weet de docent hoe het lesblok vormgegeven kan worden;
-
Vindt de docent een eigen methode om de lesstof aan de studenten over te brengen, zodat eigenheid ingebracht is, maar aan de eindtermen van het lesblok wel wordt voldaan.
THEM A | W EEK
4. Het netwerk en de wijk: wat kunnen we daar betekenen? Waarom is het netwerk belangrijk? En de wijk? Inmiddels weten we wel waarom misschien, maar hoe gaan we er dan mee aan de slag? Globale inhoud • Zicht op hoe de maatschappelijke structuren zich verhouden tot de structureren rondom een mens • Waarom gezinsrelaties en sociale relaties zo belangrijk zijn • Weten waarom het belangrijk is dat er binnen netwerken zorgactiviteiten worden uitgevoerd • Weten wat het verschil is tussen formele en informele zorg, tussen vrijwilligers en mantelzorgers • Weten waarom het belangrijk is om informele zorg ook goed te coördineren en te ondersteunen • En weten op welke manier je dat als professional kan doen • Bovendien ook handreikingen krijgen over hoe je creatief sociale netwerken kan aanboren en stimuleren
Casuïstiek in deze les Hmmm, het netwerk van mevrouw bleek toch niet zo groot. De kinderen van mevrouw begonnen enthousiast, maar het bleek niet vol te houden. Tijd om het plan te evalueren. Zo snel kan het dus gaan. Wat voor creatieve dingen kunnen we nog meer verzinnen? Hoe zouden we bijvoorbeeld vrijwilligers kunnen vinden die ook een bijdrage kunnen leveren? Of kunnen we toch nog mensen vinden die iets zouden kunnen en willen doen? Hoe pakken we dit aan?
Eindtermen voor persoonlijke certificering student Aan het einde van deze eerste les (incl. zelfstudie): -
Weet de student hoe belangrijk het is dat eigen kracht en netwerk voorop staan
-
Weet de student hoe de verhouding tussen de professional en de informele zorg is
-
Is de student in staat om de coördinatie van het netwerk te onderscheiden en vorm te geven
-
Kent de student manieren om creatief netwerken aan te boren en te ondersteunen
Eindtermen voor persoonlijke certificering docent Aan het einde van deze eerste les (incl. zelfstudie): -
Kent de docent dezelfde inhoud als de student;
-
Weet de docent hoe het lesblok vormgegeven kan worden;
-
Vindt de docent een eigen methode om de lesstof aan de studenten over te brengen, zodat eigenheid ingebracht is, maar aan de eindtermen van het lesblok wel wordt voldaan.
32
THEM A | W EEK
5. De zorgorganisatie: we bundelen de krachten! Zorgorganisaties: waarom zijn die er eigenlijk? Waar gaat het om in een zorgorganisatie? Wat kan je ook tegenkomen? Wat zijn uitdagingen voor zorgorganisaties? Hoe kunnen wij als professional – vanuit onze eigen rol - het beste ons werk doen? Globale inhoud • Weten hoe een zorgorganisatie in elkaar zit • Weten wat trends en ontwikkelingen zijn binnen zorginstellingen, met name: meer doen met minder middelen en dan vooral meer met zelfsturing. • Weten wat de principes zijn binnen een organisatie en wat dat betekent voor de rol van de professional • Weten hoe je als professional binnen de kaders van de organisatie de zorg kan en moet uitvoeren • Ontdekken hoe de spelregels binnen de organisatie zijn en waar je de eigen ruimte kan nemen, maar ook wat je mogelijk tegen kan komen in een organisatie
Casuïstiek in deze les Nu het plan en de indicatie staan, en we het netwerk van de klant goed in beeld hebben, wordt het tijd om zelf ook volop aan de slag te gaan. Planning maken, zorg leveren, rapporteren en registreren. Daarmee verantwoorden we ons volledig. Maar leveren we wel binnen de afspraak? En weten we wanneer we zorg leveren wel waarom we dat doen? waar moet het toe leiden?weren we voldoende samen met de klant zelf? Het netwerk? Andere professionals?
Eindtermen voor persoonlijke certificering student Aan het einde van deze eerste les (incl. zelfstudie): -
Weet de student hoe ongeveer een zorgorganisatie in elkaar zit
-
Weet de student hoe de belangen zijn en hoe de klantvraag en het organisatiebelang zich tot elkaar verhouden
- -
Kent de student ook de rol en kloppende plaats van de professional hierin Weet zij wat de taken en verantwoordelijkheden van de professional zijn binnen een organisatie richting haar klanten
-
Weet de student hoe globaal zorg gepland moet worden en welke spelregels hierbij van belang zijn
-
Weet de student hoe globaal zorg uitgevoerd en verantwoord moet worden en welke spelregels hierbij van belang zijn
-
Weet de student dat er verschillende culturen zijn in organisaties en teams en heeft de student handreikingen ontvangen hoe zich hiertoe vanuit de eigen professionele rol toe te verhouden
Eindtermen voor persoonlijke certificering docent Aan het einde van deze eerste les (incl. zelfstudie): -
Kent de docent dezelfde inhoud als de student;
-
Weet de docent hoe het lesblok vormgegeven kan worden;
-
Vindt de docent een eigen methode om de lesstof aan de studenten over te brengen, zodat eigenheid ingebracht is, maar aan de eindtermen van het lesblok wel wordt voldaan.
33
THEM A | W EEK
6. De zorgprofessional: signaleren en verbeteren En nu wijzelf. Binnen een organisatie, en binnen een maatschappij wil je het beste doen voor de klant. Hoe houd je nu het overzicht? Globale inhoud • De eigen taken als professional uitvoeren: plannen, uitvoeren, registreren, rapporteren, evalueren • Het inhoudelijke gesprek voeren over de voortgang • Kwaliteit van zorg uitvragen • Evaluatiegesprek met de familie uitvoeren • Signaleren van risico’s en meldingen doen van gevaarlijke situaties • Informatie vinden om op de hoogte te blijven
Casuïstiek in deze les We gaan de planning en de uitvoering nog eens goed bekijken. Wat nu als het niet volgens plan verloopt? Wat doen we dan? Hoe kunnen we signaleren en melden? Waar moeten we dan op letten? Wat heeft dat voor gevolgen voor het plan? Tijd om te evalueren? Maar hoe gaat het in de tussentijd met de cliënt? Wat levert onze zorg nu op? Misschien moeten we ook eens vragen wat de cliënt en de familie er allemaal nog van vindt.
Eindtermen voor persoonlijke certificering student Aan het einde van deze eerste les (incl. zelfstudie): -
Weet de student hoe de eigen taken in de cyclus van intake > planning > uitvoering > evaluatie > registratie moeten worden uitgevoerd
-
Kan de student zorg plannen vanuit het principe van de klant
-
Kan de student zorg leveren (in het proces)
-
Kan de student over de geleverde zorg rapporteren
-
Kan de student de geleverde zorg registreren
-
Kan de student het gesprek aangaan over de kwaliteit van de zorg
-
Kan de student signaleren, rapporteren en melden
-
Kan de student een evaluatiegesprek uitvoeren
-
Weet de student waar zij informatie kan vinden om op de hoogte te blijven van alle ontwikkelingen binnen de zorg
Eindtermen voor persoonlijke certificering docent Aan het einde van deze eerste les (incl. zelfstudie): -
Kent de docent dezelfde inhoud als de student;
-
Weet de docent hoe het lesblok vormgegeven kan worden;
-
Vindt de docent een eigen methode om de lesstof aan de studenten over te brengen, zodat eigenheid ingebracht is, maar aan de eindtermen van het lesblok wel wordt voldaan.
34
THEM A | W EEK
7 - 9 Casuïstieken en eindopdracht Deze drie blokken worden gebruikt voor extra casuistiek, verdere verdieping van de bovenstaande thema’s en de eindopdracht.
35
4. Kruistabel Opleidingsprogramma en kwalificatiedossiers Les 1 Introductie Eindtermen voor persoonlijke certificering student -
Kent de student de globale indeling van deze keuzemodule;
-
Weet de student hoe de module is opgebouwd en waarom;
-
Kent de student de globale termen uit het model van de ‘as van de maatschappelijke context en de burger’;
-
Kent de student het verschil tussen een burger, patiënt/cliënt en een consument;
-
Weet de student dat hij of zij vooruitstrevende kennis op doet;
-
Kent de student de opbouw van de komende lessen op basis van het model;
-
Heeft de student kennis gemaakt met de ICT-tools en de e-learningomgeving;
-
Heeft de student inlogcodes en weet zij hoe zij de ICT omgevingen kan vinden en bereiken;
-
Kent de student de opbouw van de e-learning (cursus, les, opdracht);
-
Weet de student hoe de persoonlijke certificering werkt en aan welke voorwaarde voldaan moet worden;
-
Weet de student waar zij tussendoor technische vragen kan stellen en hoe de informatieservice werkt;
-
Heeft de student een casus doorlopen – bij de hand meegenomen – en is duidelijk voor de student dat in de komende lessen telkens onderdelen nader uitgediept zullen gaan worden.
36
Les 2 De burger; wie is dat? Eindtermen voor persoonlijke certificering student -
Kent de student de verschillende soorten klanttypen die er doorgaans zijn en kent de student de verschillende branches die antwoorden op de hulpvragen van deze klanttypen hebben;
-
Kent de student de verschillen tussen basishouding ‘cliënt/patiënt’ en basishouding ‘burgerschap’
-
Kan de student vanuit basishouding ‘burgerschap’ een kennismaking uitvoeren en de zelfstandigheid in kaart brengen
-
Kent de student de verschillende instrumenten die hiervoor in den lande gebruikt worden
-
Kent de student verschillen en overeenkomsten tussen deze instrumenten
-
Is de student in staat om de zelfstandigheidsmeting te hanteren
-
Is de student in staat om op basis van de uitkomst van deze meting de klantvraag te typeren en in een taakgerichte doelstelling voor de komende tijd te plaatsen
Kwalificatiedossiers Pedagogisch werk: Inventariseert behoeften en wensen van het kind Pedagogisch werk: Evalueert de werkzaamheden Pedagogisch werk: Werkt aan het bewaken en bevorderen van kwaliteitszorg Pedagogisch werk: Maakt een plan van aanpak voor de begeleiding Sociale Dienstverlening / Sociaal werk: Inventariseert de vraag naar sociaal werk Sociale Dienstverlening / Sociaal werk: Maakt een plan van aanpak Verpleegkunde: Neemt een anamnese af en stelt een verpleegkundige diagnose Verpleegkunde: Stelt een verpleegplan op Verpleegkunde: Onderkent dreigende of bestaande gezondheidsproblemen Verzorging: Stelt een zorgplan op
Les 3 De maatschappij: wat kunnen we daarmee? Eindtermen voor persoonlijke certificering student -
Kent de student de ontwikkeling van de verzorgingsstaat in Nederland op hoofdlijnen;
-
Weet hij of zij ook waarom deze ontwikkeling belangrijk is;
-
Kent zij de huidige wetgeving globaal en weet zij ook welke wet waarvoor is en waarom;
-
Kent zij de globale inhoud van de wet, bezien vanuit de eigen rol;
-
Weet zij wanneer er wel en wanneer er geen recht op zorg is;
-
Weet zij hoe je je als burger tot deze wetten kan verhouden;
-
Weet de student op welke manier je het beste de belangen kan behartigen van klanten ‘in het woud van regels’.
-
37
Weet de student de eigen rol binnen deze maatschappelijke context te plaatsen.
Les 4 Het netwerk en de wijk; wat kunnen we daar betekenen? Eindtermen voor persoonlijke certificering student -
Kent de student de ontwikkeling van de verzorgingsstaat in Nederland op hoofdlijnen;
-
Weet hij of zij ook waarom deze ontwikkeling belangrijk is;
-
Kent zij de huidige wetgeving globaal en weet zij ook welke wet waarvoor is en waarom;
-
Kent zij de globale inhoud van de wet, bezien vanuit de eigen rol;
-
Weet zij wanneer er wel en wanneer er geen recht op zorg is;
-
Weet zij hoe je je als burger tot deze wetten kan verhouden;
-
Weet de student op welke manier je het beste de belangen kan behartigen van klanten ‘in het woud van regels’.
-
Weet de student de eigen rol binnen deze maatschappelijke context te plaatsen.
Les 5 De zorgorganisatie: we bundelen de krachten! Eindtermen voor persoonlijke certificering student -
Weet de student hoe ongeveer een zorgorganisatie in elkaar zit
-
Weet de student hoe de belangen zijn en hoe de klantvraag en het organisatiebelang zich tot elkaar verhouden
- -
Kent de student ook de rol en kloppende plaats van de professional hierin Weet zij wat de taken en verantwoordelijkheden van de professional zijn binnen een organisatie richting haar klanten
-
Weet de student hoe globaal zorg gepland moet worden en welke spelregels hierbij van belang zijn
-
Weet de student hoe globaal zorg uitgevoerd en verantwoord moet worden en welke spelregels hierbij van belang zijn
-
Weet de student dat er verschillende culturen zijn in organisaties en teams en heeft de student handreikingen ontvangen hoe zich hiertoe vanuit de eigen professionele rol toe te verhouden
Kwalificatiedossiers Sociale Dienstverlening / Sociaal werk: Behartigt belangen Verpleegkunde: Werk samen met andere beroepsgroepen in de zorg
38
Les 6 De professional: signaleren en verbeteren Eindtermen voor persoonlijke certificering student -
Weet de student hoe de eigen taken in de cyclus van intake > planning > uitvoering > evaluatie > registratie moeten worden uitgevoerd
-
Kan de student zorg plannen vanuit het principe van de klant
-
Kan de student zorg leveren (in het proces)
-
Kan de student over de geleverde zorg rapporteren
-
Kan de student de geleverde zorg registreren
-
Kan de student het gesprek aangaan over de kwaliteit van de zorg
-
Kan de student signaleren, rapporteren en melden
-
Kan de student een evaluatiegesprek uitvoeren
-
Weet de student waar zij informatie kan vinden om op de hoogte te blijven van alle ontwikkelingen binnen de zorg
Kwalificatiedossiers Helpende Zorg en Welzijn: B1 K1 WT Bereidt werkzaamheden voor en stemt af Helpende Zorg en Welzijn: B1 K1 WT Treedt op als aanspreekpunt Helpende Zorg en Welzijn: B1 K1 WT Voert eenvoudige administratieve werkzaamheden uit Helpende Zorg en Welzijn: B1 K1 WT Evalueert de werkzaamheden Maatschappelijke Zorg: Evalueert de geboden ondersteuning Maatschappelijke Zorg: Werkt aan eigen deskundigheid Maatschappelijke Zorg: Werkt aan bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg Maatschappelijke Zorg: Levert een bijdrage aan het ondersteuningsplan (begeleider specifieke doelgroepen) Maatschappelijke Zorg: Stelt een ondersteuningsplan op (PB-er gehandicaptenzorg) Maatschappelijke Zorg: Voert beheer taken uit (PB-er gehandicaptenzorg) Maatschappelijke Zorg: Voert coördinerende taken uit (PB-er gehandicaptenzorg) Maatschappelijke Zorg: Levert een bijdrage aan het ondersteuningsplan (Agogisch medewerker GGZ) Maatschappelijke Zorg: Voert coördinerende taken uit (Agogisch medewerker GGZ) Maatschappelijke Zorg: Levert een bijdrage aan het ondersteuningsplan (Thuisbegeleider) Maatschappelijke Zorg: Voert coördinerende taken uit (Thuisbegeleider) Maatschappelijke Zorg: Levert een bijdrage aan het ondersteuningsplan (Begeleider specifieke doelgroepen) Maatschappelijke Zorg: Voert coördinerende taken uit (Begeleider specifieke doelgroepen) Pedagogisch werk: Werken aan eigen deskundigheid Pedagogisch werk: Werkt aan het bewaken en bevorderen van kwaliteitszorg Pedagogisch werk: Voert gesprekken met ouders / vervangende opvoeders en het kind Pedagogisch werk: Voert beleidsondersteunende taken uit Pedagogisch werk: Voert coördinerende taken uit Pedagogisch werk: Voert beheertaken uit Sociale Dienstverlening / Sociaal werk: Voert beleidsondersteunende taken uit Sociale Dienstverlening / Sociaal werk: Verricht administratieve werkzaamheden Sociale Dienstverlening / Sociaal werk: Evalueert de dienstverlening Sociale Dienstverlening / Sociaal werk: Werkt aan de eigen deskundigheid Sociale Dienstverlening / Sociaal werk: Werkt aan het bewaken en bevorderen van kwaliteitszorg Sociale Dienstverlening / Sociaal werk: Voert coördinerende taken uit Verpleegkunde: Onderkent dreigende of bestaande gezondheidsproblemen Verpleegkunde: Biedt persoonlijke verzorging en monitort welbevinden
Verpleegkunde: Begeleidt zorgvrager Verpleegkunde: Geeft voorlichting advies en instructie Verpleegkunde: Coördineert zorgverlening van individuele zorgvragers Verpleegkunde: Evalueert en legt verpleegkundige zorg vast Verpleegkunde: Werkt aan de eigen deskundigheid Verpleegkunde: Werk samen met andere beroepsgroepen in de zorg Verpleegkunde: Werkt aan het bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg Verpleegkunde: Biedt ondersteuning gericht op zelf en samenredzaamheid Verpleegkunde: Werkt verbindend samen met naastbetrokkenen en andere zorgverleners Verpleegkunde: Biedt zorg in de thuissituatie Verpleegkunde: Biedt een zorgvrager herstel ondersteunende zorg Verpleegkunde: Communiceert met en begeleidt doelgroepen in de GZ Verpleegkunde: Begeleidt een groep zorgvragers en naastbetrokkenen Verzorging: Werkt aan de eigen deskundigheid Verzorging: Werk samen met andere beroepsgroepen in de zorg Verzorging: Werkt aan het bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg Verzorging: Biedt ondersteuning gericht op zelf en samenredzaamheid Verzorging: Werkt verbindend samen met naastbetrokkenen en andere zorgverleners Verzorging: Biedt zorg in de thuissituatie Verzorging: Biedt een zorgvrager herstel ondersteunende zorg Verzorging: Communiceert met en begeleidt doelgroepen in de GZ Verzorging: Begeleidt een groep zorgvragers en naastbetrokkenen
40
5. Werkwijze en voorwaarden persoonlijke certificering voor de module Wijkgericht werken In iedere les wordt een vaste indeling aangehouden. Er is sprake van een deel theorie, welke aan de hand van praktijkvoorbeelden wordt aangereikt. Dit heeft echter in de contactmomenten niet de overhand. De theorie is immers als naslagwerk terug te lezen in slides, artikelen en literatuur, welke allemaal in de e-learning-omgeving zijn opgenomen en vanuit daar benaderd kunnen (blijven) worden. Vanuit de e-learningomgeving worden ook opdrachten uitgezet waar de praktijkleeromgeving voor moet worden gehanteerd. In deze praktijk-leeromgeving werkt men aan de hand van een praktijkcasus in een methodische klanttool / elektronisch dossier. Iedere kandidaat (student / docent) maakt zelf een kopie van de database waarin de praktijk-leeromgeving is klaargezet. Binnen deze unieke kopie kan de kandidaat zijn eigen opdrachten maken. De eigen kopie blijft gedurende de gehele opleiding beschikbaar, zodat de praktische uitwerking navolgbaar en inzichtelijk is tot en met de persoonlijke certificering. Daarna worden de persoonlijke praktijk-leeromgeving verwijderd. Zowel de uitkomsten van de gemaakte opdrachten in de e-learningomgeving als de uitwerking van de praktijkopdrachten in de praktijk-leeromgeving (en de reflectie daarop) leveren durende het totale blok punten op. Al deze punten tellen mee in de persoonlijke certificering. De module wordt afgesloten met een eindopdracht waarbij alle opgedane kennis wordt gecombineerd in een finaal assessment. Dit assessment bestaat uit het uitvoeren van een praktijkopdracht, en het verwerken van de resultaten in de tooling.
41
6. Studiebelasting studenten en docenten1 Studenten De keuzemodule wordt gegeven in een termijn van 9 weken. Iedere week wordt er een lesblok van 3 * 50 minuten (2,5 uur) gegeven. Daarnaast is er een studiebelasting van 2,5 uur per week. De totale belasting voor de student is hiermee 5 uur per week en 45 uur over de gehele periode van 9 weken.
Docenten De opleiding wordt gegeven in groepen van minimaal 10-12 student op 1 trainer. Bij een grotere groep dan 12 wordt er een tweede trainer ingezet. De duur van de training beslaat twee maanden, 8 weken. Er worden 6 lessen gegeven en de twee resterende weken zijn beschikbaar voor de finale opdracht van het assessment. Per week wordt er een dagdeel les gegeven (24 uur contacttijd) en is er 4 uur per week nodig voor zelfstudie. Voor de finale opdracht is twee keer 8 uur nodig in 2 weken. De totale belasting voor de docent is hiermee 8 uur per week en 48 uur over de gehele periode van 8 weken.
1 Er is een inschatting gemaakt. Bij deze inschatting wordt uitgegaan van een basisniveau aan kennis over de zorg- en welzijnssector. Mogelijk is er meer tijd nodig wanneer basiskennis niet (voldoende) (meer) aanwezig is. Mogelijk is er dan meer tijd nodig voor de zelfstudie. In de e-learningomgeving zullen alle materialen en lessen altijd beschikbaar zijn. Novire schat in dat er veel lesstof is voor de genoemde uitgangspunten in tijd. 42