Regulering / Strategie Algemeen nummer: 078 35 35 34
c/o Brusselsesteenweg 199, 9090 Melle
ODE T.a.v. Dhr. Bart Bode Koningsstraat 35 1000 Brussel
uw bericht van 2015.09.15 datum 2015.12.04
uw kenmerk PRO 004 2015 ons kenmerk
contactpersoon Joris Soens mailadres
[email protected]
telefoon 09 / 263 25 83 fax
Geachte heer Bode
Wij bevestigen de ontvangst van uw schrijven van 15 september 2015, met betrekking tot de consultatie door de Vlaamse DNB’s van de model-aansluitingscontracten. Gevolg gevend aan dit schrijven vond er ook een overleg plaats tussen FEBEG, ODE, Eandis en Infrax op 8 oktober 2015, waarop FEBEG en ODE hun punten toelichtten. Wij nemen akte van uw bezwaren over het aansluitingscontract, met betrekking tot:
het evenwicht tussen rechten en plichten van DNB en DNG, en de inperking van aansprakelijkheden;
de ontwikkeling van de flexibiliteitsmarkt;
de aansluiting van productie-installaties met modulatievoorwaarden.
Op het overleg van 8 oktober drongen FEBEG en ODE aan op overleg over deze thema’s tussen stakeholders, in een breder kader en gefaciliteerd door de VREG. FEBEG en ODE stellen dat een goedkeuring door de VREG van de voorliggende aansluitingscontracten dit overleg zou verstoren. Met deze brief wensen wij te reageren op uw schrijven en de punten te verduidelijken die wij ook aanhaalden op het overleg van 8 oktober 2015. Vooreerst herhalen wij het kader waarin dit aansluitingscontract tot stand is gekomen, zoals wij ook hebben toegelicht op de presentatie van 3 juli 2015 bij de opening van de consultatie van de modelcontracten. Het TRDE (versie 2015, weliswaar nog niet in werking) legt op dat model-aansluitingscontracten moeten goedgekeurd zijn door de VREG. De DNB’s en de VREG hadden de intentie om aan deze bepaling te voldoen zo snel mogelijk na inwerkingtreding van het TRDE. Verder is het zo dat de algemene voorwaarden die wij tot op heden gebruiken per individueel contract aangevuld worden met een aantal specifieke voorwaarden voor bepaalde klantentypes (rechtstreekse aansluiting, producenten). Hiervoor leek het ons ook wenselijk om vaste modelteksten beschikbaar te hebben. Dit zou de transparantie voor de netgebruiker en het regulatoir overzicht bevorderen, en de perceptie van willekeurige behandeling door de DNB uitslui-
ten. Dit was de aanleiding voor de DNB’s om het model-aansluitingscontract te hervormen naar een modulaire structuur, zoals voorgesteld tijdens de consultatie. Aan deze consultatie ging overleg met de VREG vooraf, een eerste besloten consultatie, en een toelichting bij de opening van de publieke consultatie op 3 juli. Zoals ook vermeld in de presentatie van 3 juli hebben wij helemaal niet de intentie om met deze modelcontracten evoluties in wetgeving te willen sturen of in de weg te staan. Wij zijn er ons van bewust dat het overleg rond de thema’s rond de flexibiliteitsmarkt en de aansluiting van lokale productie voorwerp uitmaken van een breder overleg, zie bijvoorbeeld het beleidsplatform van de VREG en het overleg op niveau Atrias. Wij kijken zelf ook uit naar de evoluties in het wetgevend kader die uit dit overleg zullen volgen, en zullen de nodige aanpassingen desgevallend implementeren. Wij hebben dan ook zelf benadrukt dat de voorliggende model-aansluitingscontracten dienen om een periode te overbruggen in afwachting van evoluties van een wetgevend kader, bijvoorbeeld inzake flexibiliteit. Wij wijzen er dan ook op dat wij zelf uitgaan van het tijdelijk karakter van voorliggende aansluitingscontracten als modeltekst:
In de Algemene Voorwaarden (artikel “Slotbepalingen”) voorzien wij de mogelijkheid voor de DNG om het aansluitingscontract op te zeggen. In de praktijk komt dit erop neer dat de DNB hem in dat geval een nieuw aansluitingscontract zal aanbieden dat voldoet aan de op dat moment geldende modelbepalingen. Met andere woorden: de DNG heeft de mogelijkheid om een herziening van zijn contract aan te vragen conform de op dat moment geldende modelbepalingen.
In de bijlage met betrekking tot de modulatie van productie-installaties voorzien wij dat de DNB de wetgeving zal toepassen inzake vergoeding voor modulatie, op verzoek van de DNG en zodra het volledig wetgevend kader in werking treedt.
Verder lijkt het ons evident (aangezien een model-aansluitingscontract een nadere bepaling is van hogere wetgeving waaronder het Energiedecreet, -besluit en Technisch Reglement), dat wij de modelcontracten telkens zullen herzien indien noodzakelijk door evoluties in hogere wetgeving. Met daarbij (gegeven eerste punt hierboven) de mogelijkheid voor de DNG om een nieuw contract te ondertekenen.
Inzake het evenwicht tussen rechten en plichten van DNG en DNB wijzen wij erop dat de plichten van de DNB in grote mate worden vastgelegd in hogerliggend regelgevend kader, waaronder het TRDE. Zoals wij ook verklaarden op de presentatie van 3 juli hebben de DNB’s er – in overleg met de VREG – voor gekozen om in het aansluitingscontract de rechten en plichten uit hogere regelgeving niet te herhalen, maar wel om aan te vullen waar nodig.
Zo bevatten de modelcontracten een aantal opsommingen van plichten voor de DNG (bijvoorbeeld inzake spanningskwaliteit of onderhoud van de aansluiting) die de DNB’s in staat moeten stellen om zijn verplichtingen volgens het TRDE te kunnen nakomen. Wij erkennen dat de niet-vermelding van enkele verplichtingen van de DNB (bijvoorbeeld om een bepaalde spanningskwaliteit te leveren ter hoogte van de aansluiting) de perceptie van onevenwicht creëert, maar dit is een gevolg van de keuze om bepalingen uit hogerliggende regelgeving niet te herhalen.
Verder heeft het aansluitingscontract ook de bedoeling om een aantal rechten die de DNB heeft af te bakenen. Bijvoorbeeld vermeldt het TRDE (Art III.6.1.1) algemeen dat de DNB een aansluitingsaanvraag kan opleggen voor wijzigingen van de aansluiting die een nietverwaarloosbare invloed hebben op het distributienet. Artikel 6 van de Algemene Voorwaarden bakent dit af, teneinde hierover meer duidelijkheid te geven aan de DNG hoe de DNB dit recht zal gebruiken.
2
Inzake de veronderstelde belemmering van de flexibiliteitsmarkt hebben de DNB’s al op meerdere fora aangegeven dat de DNB’s de doelstelling hebben om de energiemarkt te faciliteren met behoud van de operationele veiligheid – met inbegrip van de spanningskwaliteit – op het elektriciteitsnet. De introductie van aanstuursignalen, die meestal gebaseerd zijn op marktparameters die gemeenschappelijk zijn voor een volledige regelzone (bv. de behoefte van de TNB aan balancing power, of een uitzonderlijke tijdelijke Belpex prijs) kan een gelijktijdige verhoging of verlaging veroorzaken van afname of injectie bij verschillende netgebruikers in eenzelfde gebied. Dit kan een piekbelasting op de netelementen veroorzaken (feeders of posten) die de DNB – zonder kennis van het aangestuurd gedrag van de netgebruiker - niet had kunnen voorzien, en waar wij nu moeten nagaan of het beschikbare distributienet voldoende sterk is om met verhoogde gelijktijdigheid om te gaan. Het doel van de DNB is om te kunnen garanderen dat de netcapaciteit beschikbaar is om ook met deze nieuwe afname- of injectieprofielen te kunnen omgaan. De reservatie van netcapaciteit voor DNG’s die deelnemen aan de flexibiliteitsmarkt (door opname van de betrokken DNG in het flexregister) kadert in de rol van de DNB als marktfacilitator. De kennis van de flexibele netgebruikers is een noodzakelijke stap om de DNB toe te staan het beheer van de beschikbare netcapaciteit naar behoren uit te voeren. Het recht dat de DNB zich voorbehoudt om indien nodig tijdelijke beperkingen op te leggen (een recht dat overigens ook voorzien wordt in de TRDE versie 2015, specifiek voor flexibiliteit ten behoeve van netbeheerders, bv. R3DP) is een noodmaatregel waarvoor wij de contractuele mogelijkheid wensen te behouden maar die slechts zeer uitzonderlijk en in laatste instantie zal gebruikt worden. Bij de detectie van een netbeperking zal de DNB in overleg en in functie van het maatschappelijk economisch optimum een afweging maken om ofwel te investeren in netversterking om de belemmering weg te werken ofwel om (na een zekere implementatietijd) via monitoring de momenten van beperking tot een minimum te herleiden. De DNB’s zullen op vraag van de VREG (beleidsplatform van 21/9/2015) een visie i.v.m. actief netmanagement opstellen om dit verder op langere termijn uit te diepen. Wij menen echter dat een clausule in het aansluitingscontract noodzakelijk is om dit in de toekomst te kunnen implementeren. Mocht een bepaalde aanvraag door de DNG bij de DNB toch het voorwerp uitmaken van een weigering of opgelegde beperking door de DNB, dan zal de DNB dit in elk geval moeten motiveren en verwijzen naar de rol van de VREG voor bemiddeling en beslechting van geschillen, conform Artikel III.3.3.26 van het TRDE. Dit artikel is immers ook van toepassing voor wijziging van de aansluiting (en bij uitbreiding de modaliteiten voor gebruik van de aansluiting) conform Art III.6.1.3, waarbij gewijzigde afname- of injectiekenmerken conform Art III.5.3.3 ook een aanleiding voor wijziging kan zijn. Een herhaling van de motivatieplicht van de DNB en de rol van de VREG bij geschillen is derhalve overbodig, gezien het opzet van de DNB’s (na overleg van de VREG) om in de aansluitingscontracten de herhalingen van bepalingen uit hogere regelgeving tot een minimum te beperken. Verder signaleert FEBEG/ODE dat een juridische analyse van het contract wijst op enkele fundamentele problemen. Wij hebben de details van deze analyse echter niet gekregen. Uit feedback die wij van de VREG kregen van het overleg tussen FEBEG/ODE en de VREG, vernemen wij dat het voornamelijk volgende punten betreft. Wij geven hierna telkens onze commentaren, voor zover wij in staat waren om deze punten (zonder detailcommentaren van FEBEG – ODE) te kaderen. o
Bovengrens voor 625.000 euro voor de schadevergoeding aan MS-netgebruikers Het Energiedecreet voorziet uitdrukkelijk de mogelijkheid om contractueel af te wijken van de decretale vergoedingsplichten bij netonderbreking. De memorie van toelichting bij het decreet vermeldt: “De vergoedingsplichten gelden behoudens contractuele afwijkingen. Zodoende blijft het voor de netbeheerder mogelijk om de aansprakelijkheidsregels alsnog op maat te wijzigen in het contract dat hij sluit met grote netgebruikers. Hiervoor kunnen goede redenen zijn, bijvoorbeeld als deze grote netgebruikers over eigen backup3
mogelijkheden beschikken.” Er is hier dus geen sprake van een juridisch probleem, maar van een maatschappelijke beoordeling in welke mate de kost voor risico’s bij grote netgebruikers mogen gesocialiseerd worden onder alle netgebruikers. De DNB’s willen hier een evenwicht nastreven door:
een schadevergoeding uit te betalen aan MS-netgebruikers vanaf 4u onderbreking, volgens de forfaits en in de omstandigheden zoals bepaald is in het Energiedecreet, zonder dat de DNG een fout van de DNB moet aantonen. Dit om een meer evenwichtige situatie te creëren ten opzichte van de contractuele algemene voorwaarden die de DNB’s tot op heden gebruiken, waarbij de DNB enkel een schadevergoeding uitbetaalt indien de fout van de DNB kan aangetoond worden.
een bovengrens van 625.000 euro toe te passen voor het geheel van MSnetgebruikers. Een verhoging van de bovengrens verhoogt het risico van de DNB nog meer ten opzichte van de bestaande situatie. Dit leidt tot een solidarisering van de risicokost, met impact op de netkosten voor alle netgebruikers. Dit terwijl de grote netgebruikers als enige weten hoe gevoelig en afhankelijk hun activiteit is aan ononderbroken stroomlevering (dit is niet voor alle klanten gelijk en de DNB kan het niet weten) en in staat te zijn om zich door technische maatregelen te behoeden voor schade door storingen en onderbrekingen, of zich hiervoor middels een verzekeringspolis te verzekeren, in staat zijn om zich zelf te verzekeren (via een verzekeringspolis ofwel door technische maatregelen) voor schade. Een verhoging van de bovengrens zou bovendien een trendbreuk zijn ten opzichte van de contracten die de DNB’s tot vandaag gebruiken, waar het tarifair kader niet expliciet rekening mee houdt.
o
Omkeren bewijslast Wij wijzen erop dat de DNB het Energiedecreet zal toepassen en dus forfaitaire ongemakkenvergoedingen zal uitbetalen bij langdurige netonderbrekingen zonder dat de DNG een fout van de DNB moet aantonen. De bewijslast ligt enkel bij de DNG indien hij een vergoeding wil claimen die verder gaat dan de decretaal uitbetaalde vergoeding, voor schade die het gevolg is van de fout van de DNB. Hierbij lijkt het ons logisch dat deze fout aangetoond wordt door de DNG.
o
Forfaitaire berekening van schadevergoeding in plaats van werkelijke schade De werkelijke schade die een DNG zou lijden ten gevolge van een storing op het elektriciteitsnet hangt in grote mate af van de mate waarin de DNG zelf maatregelen heeft genomen om zijn binneninstallatie te beschermen tegen storingen. Er zijn voor de DNG technische middelen beschikbaar om zich te beschermen tegen onderbrekingen, of over- en onderspanningen ten gevolge van bijvoorbeeld een kortsluiting op het distributienet. Zie bijvoorbeeld de “Brochure Spanningsdips” van Synergrid in dit verband (beschikbaar via www.synergrid.be publicaties). De vergoeding van de werkelijke schade aan de DNG zou elke incentive wegnemen voor de DNG om zelf technische maatregelen (of een verzekering) te nemen om zijn eigen installatie te beschermen tegen schade. Het zou er verder toe leiden dat de DNB zich moet verzekeren voor de grootste schade die kan optreden bij de meest gevoelige DNG’s. Het gevolg is dan ook dat het risico van DNG’s met de meest schadegevoelige installaties (waar het nog meer gepast is dat deze DNG’s individuele maatregelen nemen om hun risico te beperken) gesocialiseerd wordt onder alle netgebruikers.
o
Vrijwaring voor schade aan derden De DNB heeft een contractuele relatie met de rechtspersoon die het contract tekent. Het staat deze rechtspersoon vrij om verder contractuele afspraken te maken met andere gebruikers van de Aansluiting (in de mate dat dit volgens de regelgeving 4
toegelaten is). Wij wensen echter duidelijk te stellen dat de DNB en de DNG die het contract ondertekent de enige partijen zijn die elkaar verantwoording afleggen met betrekking tot de naleving van het aansluitingscontract. Het is dus aan de netgebruiker om, indien hij andere partijen gebruik laat maken van de aansluiting, de nodige contractuele afspraken te maken over het risico dat mogelijk verhoogt door dit gebruik. De DNB’s zijn bereid het overleg aan te gaan inzake de hierboven vermelde onderwerpen, maar betreuren dat dit zou leiden tot een vertraging van de ingebruikname van de aansluitingscontracten. Het doel van de DNB’s om deze contracten in gebruik te nemen, zelfs voorafgaand aan de verdere ontwikkeling en inwerkingtreding van nieuwe wetgeving over ondermeer flexibiliteit is:
Op een transparante manier te communiceren welke aansluitingsmodaliteiten de DNB vandaag hanteert. Een publicatie van modelteksten op de website van de DNB’s geeft aan de DNG een overzicht binnen welke ruimte de DNB de specifieke modaliteiten per aansluiting nog kan invullen.
Op een transparante manier installaties aan te sluiten waarvoor vandaag nog geen volledig wettelijk kader bestaat – bijvoorbeeld productie-installaties die moeten moduleerbaar zijn ten behoeve van mogelijke congestie in hoger liggende netten – maar waarbij het zowel de wens van de betrokken producenten als van de DNB is om de aansluiting van lokale productie niet te vertragen in afwachting van definitieve wetgeving.
De regulator en stakeholders te ondersteunen in het behoud van het regulatoir overzicht, en kennis te geven van het type modelcontracten die vandaag bestaan.
Wij hopen ook dat de modulaire structuur van de aansluitingscontracten in de toekomst zal mogelijk maken om sneller in te spelen op behoeftes aan wijzigingen van de modelteksten – door herziening van afgebakende onderdelen (bv. één specifieke modelbijlage) indien noodzakelijk apart te kunnen uitoefenen.
De noodzakelijke aanpassingen aan bestaande wetgeving en reglementering al door te voeren (bv. verwijzing naar de VREG als instantie bevoegd voor de tarieven).
Wij hopen bijgevolg om op basis van deze toelichting een draagvlak te vinden voor het gebruik van de model-aansluitingscontracten vanaf nu, in alle transparantie, zonder dat wij hierbij een toekomstig overleg in de weg staan.
Donald Vanbeveren Directeur Regulering & Strategie
Luc Decoster Afdelingshoofd Regulering
Kopie naar: De heer M. Van den Bosch, FEBEG De heer T. Van Craenenbroeck, VREG
5