~
Gemeente
(i> 111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111
--:>
RMD13-0003
Datum
Nr.
l7 FEB. 2013
Van
Het college van B&W
Aan
De raads- en duoburgerleden
Onderwerp
Ontwerp bestemmingsplan
RMD13-0003
Contactpersoon: Email: Tel:
Stationsgebied e.o
Doel
D Beeldvorming/Informatie
0' Oordeelsvorming/Peilen gevoelens D Zienswijzen/wensen en bedenkingen Mededeling Graag vernemen wij uw mening over het volgende. Het initiatief tot agendering laten wij over aan uw raad(scommissie). Voor het Stationsgebied en omgeving in ruime zin wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld. Het plangebied beslaat in grote lijnen het gebied vanaf de spoorwegovergang aan de Wouwsestraatweg en volgt de spoorlijn tot en met het huidige politiebureau. Aan de oostzijde grenst het gebied aan de spoorlijn. En aan de westzijde grenst het gebied aan de binnenstad. Met dit bestemmingsplan wordt bereikt dat voor een gedeelte van het plangebied, waarvoor op dit moment geen bestemmingsplan geldt maar uitsluitend de bouwverordening, een juridisch-planologische regeling volgens de huidige eisen van wet en regelgeving geldend is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening moet bovendien voor 1 juli 2013 voor het gebied een bestemmingsplan zijn vastgesteld. Zo niet dan vervalt, tot het moment van vaststelling, ons recht om leges te heffen. Het plan zal dus op korte termijn verder in procedure worden gebracht. Omdat de overleggen met partijen, zoals NSPoort en Prorail, over de gewenste invulling van het gebied meer tijd in beslag nemen dan vooraf werd gepland en omdat over de invulling nog niet voldoende duidelijkheid bestaat, dat daarover afspraken gemaakt kunnen worden met de diverse partijen, maar wel1 juli 2013 gehaald dient te worden is in het onderhavige plangebied een drietal wijzigingsbevoegdheden opgenomen voor de geplande ontwikkelingen.
van
~
Geme ---:::::::=-
.
I
111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111
RM D 13-0003
Bergen op Zoom ~
Globaal plangebied
Om vaart in het proces te houden hebben wij het plan reeds ter inzage gelegd zodat iedereen een zienswijze kan indienen. Bewoners en omwonenden zijn per brief vooraf van het ontwerpplan op de hoogte gebracht. Daarnaast is het plan op de gebruikelijke wijze bekendgemaakt en ter inzage gelegd.
2
~
Geme
---::>-.
111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111
,
~
RMD13-0003
Bergen op Zoom
Bijlagen De volgende bijlagen zijn, als achtergrondinformatie voor deze raadsmededeling, ter inzage gelegd: Ontwerp bestemmingsplan Stationsgebied e.o.
Hoogachtend, het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom,
A.J.f.M. Lillssen
loc()-,Bw:temeeJW
3
GEMEENTE BERGEN OP ZOOM
Ontwerpbestemmingsplan Stationsgebied
Raadsbesluit Bureau Ruimtelijke Ordening
SROB: nr:
Inhoudsopgave
Pagina nummer
Hoofdstuk 1. Inleiding 1.1. Doel van het bestemmingsplan 1.2. Plangebied 1.3. Vigerende stedenbouwkundige regeling 1.4. Leeswijzer plantoelichting
1 1 1 1 1
Hoofdstuk 2. Beleidsontwikkeling Stationsgebied 2.1 Ontwikkelingen rond het spoor 2.2 Bouwprogramma 2.3 Bereikbaarheid en parkeren 2.4 Groenvoorzieningen
3 3 6 6 7
Hoofdstuk 3. Beleidskader 3.1 Rijksbeleid 3.2 Provinciaal beleid 3.3 Gemeentelijk beleid
9 9 10 12
Hoofdstuk 4 Cultuurhistorie en archeologie 4.1 Historie 4.2 Archeologische waarden 4.3 Beschermd Stadsgezicht
15 15 18 19
Hoofdstuk 5. Onderzoek 5.1 Geluid 5.2 Bedrijven en Milieuzonering 5.3 Externe veiligheid 5.4 Bodem 5.5 Waterhuishouding 5.6 Flora en Fauna
21 24 27 31 31 34
Hoofdstuk 6. Bestemmingsregeling 6.1 Inleiding 6.2 Verbeelding 6.3 Regels
37 37 37
Hoofdstuk 7.
Financiële overwegingen & dekking
Hoofdstuk 8. Resultaten inspraak en overleg 8.1 Inleiding 8.2 Resultaten vooroverleg 8.3 Zienswijzenprocedure 8.4 Vervolgprocedure 43
43 43 43
Hoofdstuk 1.
Inleiding
1.1. Doel van het bestemmingsplan Voor het Stationsgebied en omgeving in ruime zin wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld. Het plangebied beslaat in grote lijnen het gebied vanaf de spoorwegovergang aan de Wouwsestraatweg en volgt de spoorlijn tot en met het huidige politiebureau. Aan de oostzijde grenst het gebied aan de spoorlijn. Met dit bestemmingsplan wordt bereikt dat voor een gedeelte van het plangebied, waarvoor op dit moment geen bestemmingsplan geldt maar uitsluitend de bouwverordening, een juridisch-planologische regeling volgens de huidige eisen van wet en regelgeving geldend is. Daarnaast behelst dit plan het actualiseren van de regeling van met name de kantoren aan de J. Obrechtlaan tot aan het huidige politiebureau. Het stationsgebouw is logischerwijze binnen het plangebied opgenomen. Het gebied vanaf de aansluiting aan de Stationsstraat tot en met het stationsgebouw zelf is opgenomen in het nieuwe aanwijzingsbesluit voor het beschermde stadsgezicht. Het plan voorziet in een adequate regeling ter bescherming hiervan. Projecten Binnen het plangebied zijn een aantal nieuwe ontwikkelingen opgenomen. Het gebied aan de noordzijde, gelegen tussen de spoorwegovergang en gebouw “De Statie” is als herontwikkeling opgenomen. Bij de ontwikkeling van gebouw “De Statie” is reeds rekening gehouden met het daarnaast gelegen terrein. Het is de bedoeling te komen tot een logische en stedenbouwkundig aanvaarbare afronding van het gebied. De ontwikkeling van Kantoorcampus “De Schotsen” is eveneens binnen het plangebied opgenomen. Het gebied ligt aan de achterzijde van de huidige kantoren aan de J. Obrechtaan en de spoorlijn. Het betreft 7 gebouwen die bestaan uit afwisselende bouwblokken met soms scherp afgesneden hoeken. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in hoofdzaak in de vestiging van kantoren ter plaatse Daarnaast is voor een van de te realiseren gebouwen een gemende functie voorziening die naast kantoren ook horeca en een maatschappelijke bestemming toelaat. Voor het huidige politiebureau is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Uitgegaan wordt van de huidige functie, maar een mogelijke toekomstige herontwikkeling van deze locatie is reeds voorzien. 1.2. Plangebied De begrenzing voor het plangebied is globaal gelegen tussen de spoorwegovergang aan de Wouwsestraatweg en volgt de spoorlijn in zuidelijke richting. Aan het oosten ligt de grens aan de Parallelweg, aan de zuidzijde is het politiebureau nog binnen het plangebied opgenomen. Aan de westzijde ligt de grens bij het trottoir aan de Zuidoostsingel en het Stationsplein. 1.3. Vigerende stedenbouwkundige regeling Binnen het plangebied vigeren de volgende plannen: Jacob Obrechtlaan (vastgesteld 28-4-99, goedgekeurd 5-8-99) 2e wijzgingsplan Plein 13 (vastgesteld 27-1-1961, goedgekeurd 16-5-1962) 1.4. Leeswijzer plantoelichting In het nieuw op te stellen bestemmingsplan zal het accent liggen op het bevestigen en regelen van de nieuwe ontwikkelingen, het actualiseren van de huidige bebouwing en gebruik alsmede en het actualiseren (verruiming / uniformering) van de bestemmingsregeling. Bij het laatste is ook van belang dat invulling wordt gegeven aan de behoefte aan globalisering en flexibiliteit in de regeling. Het bestemmingsplan zal daarnaast ook moeten inspelen op gewenste ruimtelijk-functionele veranderingen in het plangebied. Gelet op deze accenten is gekozen voor de volgende opzet van het plan.
-1-
Gemeente Bergen op Zoom
ontwerpbestemmingsplan Stationsgebied
Beleidskader (hoofdstuk 2) In hoofdstuk 2 is het gemeentelijk beleid met betrekking tot de toekomstige ruimtelijk-functionele ontwikkeling van de binnenstad beschreven. Het gaat daarbij om een samenhangend beleidskader voor de ontwikkeling van belangrijke beleidssectoren als wonen, woonomgeving / inrichting openbare ruimte, groenstructuur, verzorgingsstructuur, bedrijven, milieu en verkeer. Dit beleid is gebaseerd op het eveneens in dit hoofdstuk weergegeven relevante meer algemene beleidskader van rijk, provincie, regio en gemeente en de in voorgaande hoofdstukken aangegeven resultaten van de ruimtelijke en functionele analyse. Beleidsontwikkeling Stationsgebied (hoofdstuk 3) In hoofdstuk 3 wordt de beoogde ruimtelijke situatie binnen het plangebied beschreven, met een inventarisatie en analyse van de in het plangebied aanwezige functies en de daarop van toepassing zijnde beleidssectoren. Hiermee wordt de huidige functionele situatie binnen het plangebied inzichtelijk gemaakt (inclusief aandachtspunten en relevante beleidsvoornemens). Cultuurhistorische aspecten (hoofdstuk 4) Hoofdstuk 4 gaat in op het binnen het plangebied aanwezige cultuurhistorisch erfgoed en de in het gebied voorkomende archeologische waarden. Onderzoek (hoofdstuk 5) Hoofdstuk 6 gaat in op het verrichte onderzoek naar de milieuaspecten geluid, lucht, externe veiligheid, bedrijven en milieuzonering, bodem, water en flora en fauna. Bestemmingsregeling (hoofdstukken 6) Op basis van in de voorgaande hoofdstukken aangegeven analyse en het beleid is de bestemmingsregeling (plankaart en regels) opgesteld. Opzet en methodiek van de bestemmingsregeling worden in hoofdstuk 6 toegelicht. Financiële uitvoerbaarheid (hoofdstuk 7) De uitvoerbaarheid is hierin aangegeven. Procedurele aspecten (hoofdstuk 8) In dit hoofdstuk worden de wijze van inspraak, de inspraakreacties en de vooroverlegreacties besproken.
-2-
Gemeente Bergen op Zoom
ontwerpbestemmingsplan Stationsgebied
Hoofdstuk 2. 2.1
Ontwikkelingen rond het spoor
Bergen op Zoom ligt centraal tussen de wereldhavens van Rotterdam en Antwerpen en op de overgang van de provincie Noord-Brabant naar Zeeland. Economisch is Bergen op Zoom daarmee gesitueerd aan diverse vervoerslijnen: de vaarverbinding over het Schelde-Rijnkanaal, de wegverbinding via de A4/A58 en de spoorverbinding Vlissingen/Roosendaal. De spoorverbinding heeft naast personenvervoer een groeiend betekenis voor het goederenvervoer tussen de havens van Vlissingen, Antwerpen, Moerdijk en Rotterdam. Deze spoorverbinding maakt deel uit van de beoogde “IJzeren Ruit”, om de Brabantse stedenrij, samen met de Betuwe lijn en de IJzeren Rijn door België. Dit heeft geleid tot een discussie over een nieuwe, regionale noordzuidverbinding voor het goederenvervoer over het spoor door West-Brabant. De rijksoverheid heeft inmiddels hiervoor een tracéafweging gemaakt. Over de daadwerkelijke realisatie van deze ‘dedicated” goederenspoorlijn is echter door de rijksoverheid nog geen besluit genomen. De gemeenteraad van Bergen op Zoom gaat bij de stedelijke ontwikkeling uit van het gebruiksplafond op de bestaande spoorlijn. Verdere groei van het goederenvervoer over het spoor zal buiten de stad om moeten plaatsvinden. Derhalve is een goede afweging mogelijk tussen de milieubelasting vanuit het goederenvervoer over het bestaande spoor en de gewenste aanliggende stedelijke ontwikkelingen. Stationsgebied als economisch knooppunt van Bergen op Zoom De omgeving rond het NS-station is een belangrijke economisch knooppunt voor de stad. Dit is vanzelfsprekend ingegeven vanuit de aanwezigheid van het openbaar vervoersknooppunt maar met name ook door de strategische positionering ten opzichte van de historische Binnenstad en de stadsentree vanuit de rijksweg A4/A58. De historische Binnenstad vervult een regionale centrumfunctie op het gebied van cultuur, recreatie, commercie, openbaar bestuur en zakelijke dienstverlening. Het gemeentelijk beleid is gericht op verdere economische versterking van de Stationsomgeving. Om dit te bereiken wordt toegewerkt naar kwaliteitsverbetering van de openbare hoofdstructuur en ingezet op herstructurering van vrijkomende locaties. In het ontwikkelplan Stationsomgeving is de samenhang aangegeven tussen de beoogde ruimtelijke en functionele ontwikkelingen. De gemeentelijke deelprojecten zijn daarbij met name gericht op een verbeterde bereikbaarheid en kwaliteitsbeleving van de openbare hoofdstructuur van het stationsgebied. Centraal daarbij staat een sterkere relatie en samenhang met de historische Binnenstad. De private vastgoedontwikkelingen versterken de ruimtelijke en functionele structuur van de Stationsomgeving. Van belang daarbij is ook de samenhang met de stedelijke vernieuwing in het oostelijk stadsdeel.
-3-
Gemeente Bergen op Zoom
ontwerpbestemmingsplan Stationsgebied
-4-
Gemeente Bergen op Zoom
ontwerpbestemmingsplan Stationsgebied
Binnen het Stationsgebied liggen meerdere locaties waar via herontwikkeling een betere ruimtelijke en functionele invulling wordt nagestreefd. Hier kunnen aanvullende programma’s op het gebied van woningen, kantoren, dienstverlening, commerciële ruimte en horeca het stationsgebied economisch verder tot ontwikkeling brengen.
De verbeterde bereikbaarheid en omgevingskwaliteit zullen voor nieuwe bezoekers, bewoners en gebruikers belangrijke aantrekkende locatiefactoren zijn, naast het aanwezige openbaar vervoersnetwerk en de verbeterde relatie met de historische Binnenstad. Het ontwikkelplan stuurt als instrument aan op een economische synergie tussen gemeentelijke investeringen in de openbare hoofdstructuur en private investeringen in bestaande en nieuw te ontwikkelen vastgoed. Het is nadrukkelijk niet bedoeld als blauwdruk maar beoogd wel de ruimtelijke functionele samenhang vast te leggen en voorwaardenscheppend te zijn voor op te pakken vastgoedontwikkeling. Onderstaande voorbeelden geven een indruk van de beoogde transformatie die in het verlengde van de gemeentelijke investeringen in het openbaar gebied door private partijen worden opgepakt.
-5-
Gemeente Bergen op Zoom
2.2
ontwerpbestemmingsplan Stationsgebied
Bouwprogramma
Naast het bestemmen van aanwezige functies wordt in dit bestemmingsplan, via een drietal wijzigingsbevoegdheden, het volgende bouwprogramma mogelijk gemaakt: Gemengde doeleinden (circa 3.000 m2 BVO) kantoren, zakelijke en maatschappelijke dienstverlening, job-lodge.
Gemengde doeleinden (circa 20.000 m2 BVO): kantoren, zakelijke- en maatschappelijke dienstverlening, onderwijs, hotel, job-lodge. Gemengde doeleinden (circa 5.000 m2 BVO): kantoren, zakelijke- en maatschappelijke dienstverlening, onderwijs, hotel, recreatie, horeca
Dit bouwprogramma is gericht op de economische versterking van Bergen op Zoom en de Binnenstad in het bijzonder. Binnen Bergen op Zoom is het Stationsgebied, met de Rooseveltlaan, de belangrijke vestigingslocatie voor kantoren, zakelijke- en maatschappelijke dienstverlening en stedelijke voorzieningen als onderwijs en een hotel. Naast de meer reguliere vervangingsvraag (behoefte aan een betere huisvesting) wordt met de locatie met name ingezet op het uitbouwen van de regiofunctie van Bergen op Zoom. Het Stationsgebied Bergen op Zoom als hoogwaardige en centrale locatie voor de vestiging van regionale dienstverlening. 2.3
Bereikbaarheid en parkeren
De bereikbaarheid van het Stationsgebied per openbaar vervoer is vanwege de aanwezigheid van het NSstation en het regionaal busstation uitstekend. De bereikbaarheid per auto is eveneens goed. De rijksweg A4/A58 is via de Zuidoostsingel-Jacob Obrechtlaan-Rooseveltlaan op circa 5 minuten rijafstand. Voor de directe ontsluiting van het beoogde programma op het voormaklige rangeerterrein is een nieuwe weg voorzien die een aansluiting krijgt op de Zuidoostsingel en de Brouwerijbaan-Jacob Obrechtlaan. De ontsluiting van het noordelijk gelegen kantoorprogramma (De Statie fase 2) is voorzien via een nieuwe weg langs het busstation, parallel aan het spoor. Deze nieuwe weg is vanaf de Bredasestraat-Wouwsestraatweg enkel voor langzaam verkeer toegankelijk . De bereikbaarheid te voet en per fiets is eveneens goed. Langs de belangrijkste aanrijroutes (Jacob Obrechtlaan, Parallelweg, Bredasestraat, Stationstraat liggen vrijliggende fietspaden. De Zuidoostsingel heeft fietsstroken. Bij het NS Station zal bovendien een ruimere fietsstalling (openbaar, bewaakt) worden gerealiseerd in combinatie met een verbeterde toegankelijkheid de perrons en de openbare voetgangersverbinding via het tunneltje.
-6-
Gemeente Bergen op Zoom
ontwerpbestemmingsplan Stationsgebied
Nieuwe bouwplannen dienen te voldoen aan de geldende gemeentelijke parkeernormen. Het parkeren ten behoeve van de aanwezige en nieuwe (kantoor)voorzieningen is grotendeels op eigen terrein voorzien. Met bouwkundige oplossingen (onder en achter de gebouwen) wordt de parkeercapaciteit via dubbelgrondgebruik verder geoptimaliseerd.
2.4
Groenvoorzieningen
In het Stationgebied zijn enkele markante groenstructuren aanwezig die als uitgangspunt meegenomen worden bij verdere ontwikkelingen. Naast de ruimtelijke kwaliteit en de beleving en hebben deze groenstructuren ook betekenis voor de biodiversiteit. In paragraaf 5.7 wordt nader ingegaan op de aanwezige flora en fauna in het gebied. De te behouden en te versterken groenstructuren zijn: Groenzone aan de oostzijde, tussen de Parallelweg en het spoor Deze groenzone werkt als structuurelement op de overgang van binnenstad met de meer stedelijke voorzieningen langs het spoor naar het oostelijk stadsdeel met een overwegende woonfunctie. Het groen vormt daarbij ook een directe afscherming tussen de spoorlijn en bestaande woningen langs de Parallelweg. De groenzone is ontstaan als restruimten na aanleg van het spoor. Sindsdien zijn enkele percelen met bomen nagenoeg ongemoeid gebleven, waardoor er een natuurlijke bosachtige vegetatie is ontstaan. De meeste boomopstand worden echter niet ouder geschat dan 50 tot 70 jaar, vermoedelijk is het hout direct na de Tweede wereldoorlog gebruikt als brandstof. De aanwezige bomen bestaan voornamelijk uit inheemse boomsoorten namelijk: Es (Fraxinus excelsior), Esdoorn (Acer pseudoplatanus), Zomereik (Quercus robur), Haagbeuk (Carpinus betulus). Aan de zuidzijde overheerst de Acacia (Robinia pseudoacacia) in combinatie met Zomereik.
-7-
Gemeente Bergen op Zoom
ontwerpbestemmingsplan Stationsgebied
De meeste bomen zijn weelderig begroeid met Klimop (Hedera helix). Dit heeft vooralsnog geen invloed op de vitaliteit van de opgaande groenstructuren. In deze gezonde volwassen toestand is er weinig tot geen sprake van dood hout. Van eventueel gevaar voor aanpalende percelen of omliggende infrastructuur is dan ook geen sprake. De bomen staan bovendien gemiddeld een meter lager dan zowel de Parallelweg als het spoor, wat de vochthuishouding en daarmee ook de vitaliteit van het opgaand groen ten goede komt. Markante bomen aan de westzijde van de spoor Aan de westzijde van het spoor staan diverse markante bomen. Voorbeelden zijn: - Een tweetal paardenkastanjes ten noorden van busstation (ingepast bij het bouwplan De Statie); - Diverse platanen rond het busplein. Omdat het busplein een geheel nieuwe inrichting krijgt wordt bekeken of deze bomen zijn te verplanten; - Enkele platanen langs de Zuidoostsingel. Deze bomen zullen bij de herinrichting van de Zuidoostsingel zo mogelijk worden ingepast; - Enkele eiken op de achtergrens van kantoren langs de Zuidoostsingel. Deze bomen zullen bij de ontwikkeling zo mogelijk worden ingepast; - Enkele eiken en acacia’s nabij de Zwarte Weg - Brouwerijbaan. Deze bomen zullen bij de ontwikkeling zo mogelijk worden ingepast. Toekomstige ontwikkeling Met betrekking tot de groenvoorzieningen in het Stationsgebied is het beleid gericht op: - Versterken van de pleinfunctie rond het station en aan weerszijde van het spoortunneltje (openbare voetgangersroute tussen binnenstad en oostelijk stadsdeel) waarbij een hoogwaardige inrichting met markante groenelementen wordt nagestreefd; - ontwikkelingen van een stedelijke inrichting langs de westzijde van het spoor waarbij aanwezige (markante) bomen worden ingepast en nieuwe gebouwen met een groene voorzijde zich naar het spoor presenteren; - instandhouding van de aanwezige bospercelen aan de oostzijde van het spoor, waarbij eventueel medegebruik (spelen/ wandelen) mogelijk wordt gemaakt; - versterken van de begeleidende groenstructuur langs de Parallelweg; - versterken van de laanstructuur langs de Zuidoostsingel en Oude Stationsweg;
-8-
Gemeente Bergen op Zoom
Hoofdstuk 3.
ontwerpbestemmingsplan Stationsgebied
Beleidskader
Hieronder wordt kort ingegaan op het bestaande beleidskader zoals dat doorwerkt op stationsgebied van Bergen op Zoom. 3.1
Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) in werking getreden. Deze visie vervangt verschillende bestaande nota’s op het gebied van ruimtelijke ordening, waaronder de Nota Ruimte. Het Rijk stelt in de SVIR heldere ambities voor Nederland in 2040, die inspelen op de (inter)nationale ontwikkelingen die de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven bepalen richting 2040. Het Rijk zet het ruimtelijkeen mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Hiervoor is een gewijzigde aanpak noodzakelijk. Het Rijk wil de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene brengen die het aangaat (burgers en bedrijven) en laat meer over aan gemeentes en provincies. Dit betekent minder nationale belangen en eenvoudigere regelgeving. Op basis van de genoemde ambities komt het Rijk tot drie rijksdoelen: 1. Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijkeeconomische structuur van Nederland; 2. Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat; 3. Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn. Voor de hierboven genoemde rijksdoelen zijn 13 nationale belangen geformuleerd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is. Het gaat hier om het volgende: - Een excellente ruimtelijke-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio’s met een concentratie van topsectoren - Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie - Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen - Efficiënt gebruik van de ondergrond - Een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio’s inclusief de achterlandverbindingen - Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem - Het in stand houden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen - Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico’s - Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling - Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten - Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten - Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten - Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten
-9-
Gemeente Bergen op Zoom
ontwerpbestemmingsplan Stationsgebied
Conclusie Ten aanzien van belang 6 en 7 heeft. het Rijk het programma Beter benutten gelanceerd, waarin tal van maatregelen zijn opgenomen. Voorbeelden zijn het ruimer openstellen van spitsstroken en de introductie van intelligente transportsystemen, afspraken met werkgevers om het woon-werkverkeer terug te dringen en uitbreiding van het aantal fietsstallingen bij stations. Het Rijk wil samen met decentrale overheden het openbaar vervoersysteem vanuit de behoefte van de reiziger inrichten, zodat verschillende systemen van openbaar vervoer (trein, bus, tram, metro) en het voor- en natransport beter op elkaar aansluiten. De ontwikkelingen voldoen aan het rijksbeleid. 3.2
Provinciaal beleid
Het provinciaal beleid is neergelegd in de provinciale verordening ruimte en de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening. Hierin zijn de provinciale belangen opgenomen waarmee de gemeente bij het opstellen van een bestemmingsplan rekening dient te houden. Structuurvisie De Structuurvisie Ruimtelijke Ordening is op 1 oktober 2010 vastgesteld en is op 1 januari 2011 in werking getreden. De provincie geeft in de structuurvisie de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025. Met de structuurvisie vindt de provincie de balans tussen toelatingsplanologie en ontwikkelingsplanologie. Het stellen van heldere kaders biedt daarbij duidelijkheid voor nieuwe ontwikkelingen of voor een efficiënte uitvoering. De Structuurvisie beschrijft een aantal trends en ontwikkelingen die ruimtelijke keuzes op provinciaal niveau vergen. Daarnaast beschrijft de Structuurvisie de onderscheidende kwaliteiten van Noord-Brabant. Op basis van de beschreven trends en kernkwaliteiten geeft de Structuurvisie ruimtelijke keuzes voor de toekomstige ontwikkeling van Noord-Brabant. De provincie kiest voor een ontwikkeling waarin de kwaliteiten van de provincie sturend zijn bij de ruimtelijke keuzes die de komende jaren op de provincie afkomen. Daardoor dragen ontwikkelingen bij aan de kracht en identiteit van Noord-Brabant. De ruimtelijke keuzes geven invulling aan het streven naar ruimtelijke kwaliteit en zijn van provinciaal belang. Op basis van de Structuurvisie is het plangebied gelegen in het stedelijk concentratie gebied. In het stedelijk concentratiegebied, inclusief de bijbehorende zoekgebieden voor verstedelijking, wordt de bovenlokale verstedelijkingsbehoefte opgevangen. Met de provincie maken gemeenten in regionaal verband afspraken over de verdeling van het verstedelijkingsprogramma. De provincie vindt het daarnaast belangrijk dat gemeenten bij ruimtelijke afwegingen, het principe van zorgvuldig ruimtegebruik toepassen. Dat betekent dat eerst gekeken wordt naar mogelijkheden voor intensivering of hergebruik op of binnen bestaand bebouwd gebied. De provincie wil nieuw ruimtebeslag zoveel mogelijk voorkomen. Uitsnede structuurvisie RO
- 10 -
Gemeente Bergen op Zoom
ontwerpbestemmingsplan Stationsgebied
Verordening ruimte De Verordening ruimte draagt bij aan het realiseren van de provinciaal ruimtelijke belangen en doelen zoals die benoemd zijn in de Structuurvisie Ruimte en bevat hiertoe instructieregels die van belang zijn voor gemeenten bij het opstellen van hun bestemmingsplannen. De Verordening Ruimte is op 17 december 2010 vastgesteld door Provinciale Staten en is op 1 maart 2011 in werking getreden. Het plangebied is gelegen in het stedelijk concentratiegebied Bergen op Zoom. Het provinciale beleid is gericht op het bundelen van verstedelijking. Het uitgangspunt van deze bundelingsgedachte is dat het overgrote deel van de woningbouw, bedrijventerreinen, voorzieningen en bijbehorende infrastructuur moet plaatsvinden in stedelijke concentratiegebieden. Stedelijke concentratiegebieden ontwikkelen zich tot complete stedelijke gebieden. Dit betekent dat ze een aantrekkelijk, in verschillende dichtheden vormgegeven woon-, werk- en leefmilieu bieden. Er liggen tal van mogelijkheden het bestaand stedelijk gebied beter te benutten door inbreiden en herstructureren en intensief en meervoudig ruimtegebruik. Binnen het als zodanig aangewezen stedelijk gebied is de gemeente in het algemeen vrij om te voorzien in stedelijke ontwikkeling. De Verordening vereist dat in de gemeentelijke planvorming wordt verantwoord dat de ruimtelijke mogelijkheden binnen het bestaand stedelijk gebied zo goed mogelijk worden benut. Deze verantwoording dient gebaseerd te zijn op concreet beleid vastgelegd in een gemeentelijke structuurvisie. Het accent ligt op inbreiden en herstructureren. Daarnaast moet aandacht worden besteed aan de mogelijkheden die compacte bouwwijzen bieden om het ruimtegebruik te intensiveren. Ook moet bestaande, nieuwe of te herontwikkelen ruimte intensiever worden benut. Door verschillende functies op een locatie te combineren kan extra ruimtebeslag worden voorkomen of beperkt. In stedelijke gebieden is dit mogelijk door het combineren van functies als wonen, werk en zorg.
Afbeelding 7: uitsnede kaart Verordening Ruimte
Provinciale Staten hebben in hun vergadering van 11 mei 2012 de Verordening ruimte 2012 vastgesteld. De Verordening ruimte 2012 betreft een actualisering van de Verordening ruimte 2011 en is met ingang van 1 juni 2012 in werking getreden. De actualisatie bevat onder andere de volgende onderwerpen: - wijziging van de begrenzing van de groenblauwe mantel; - aanpassingen in verband met rijksregelgeving (het omzetten van ontheffingsmogelijkheden naar algemene regels en diverse aanpassingen aan het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening); - aanpassingen in verband met onvolkomenheden en onduidelijkheden; - aanpassingen vanwege ervaringen uit de praktijk; - invoeren van een algemene ontheffingsmogelijkheid. Conclusie De ontwikkelingen die mogelijk gemaakt worden middels een wijzigingsbevoegdheid voldoen aan het provinciale beleid. Het beleid in de Verordening ruimte vormt derhalve geen belemmering voor doorgang van onderhavig plan.
- 11 -
Gemeente Bergen op Zoom
3.3.
ontwerpbestemmingsplan Stationsgebied
Gemeentelijk beleid
Het gemeentelijk beleid is neergelegd in een veelheid aan (structuur)plannen, stedenbouwkundige plannen, beleidsnotities en andere beleidsstukken. In de onderstaande tekst wordt ingegaan op de voor het plangebied meest relevante beleidsdocumenten. Structuurvisie Bergen op Zoom 2030 De op 22 september 2011 door de gemeenteraad vastgestelde Structuurvisie voor het grondgebied van de gemeente levert een integrale samenhangende ruimtelijke visie voor de stad Bergen op Zoom en de kernen Halsteren, Lepelstraat, Heimolen, Klutsdorp en Kladde. De planhorizon van de structuurvisie reikt tot 2030. Binnen die termijn moet rekening worden gehouden met een lichte bevolkingskrimp als geheel, maar vooral ook met een daling van de beroepsbevolking door een toenemende vergrijzing. In het document wordt ondermeer ingegaan op hoe verder te gaan met de reeds in gang gezette woonprojecten, de toekomst van de bedrijventerreinen, de fysieke infrastructuur, de recreatieve potenties, het water en het groen in en rondom de stad. De gemeente Bergen op Zoom heeft verschillende projecten voor voorzieningen in voorbereiding. De belangrijkste zijn de herontwikkeling van de stationsomgeving ten behoeve van kantoren, onderwijs en andere voorzieningen, en de herontwikkeling van De Zeeland ten behoeve van een supermarkt en grootschalige detailhandel. De herontwikkeling van de stationsomgeving wordt gecombineerd met een herinrichting van de openbare ruimte voor het station. Grootschalige kantoren worden geconcentreerd in de gebieden Plein 13, de stationsomgeving. In de stationsomgeving kunnen kantoren samen met onderwijsfuncties worden ontwikkeld. De meer publiek aantrekkende kantoren worden geconcentreerd rondom Plein 13 en in de stationsomgeving vanwege de nabijheid van het openbaar vervoer. Leegstand van kantoren dient zoveel mogelijk te worden voorkomen. Opwaardering van de openbare ruimte in zowel de stationsomgeving als Plein 13 worden op termijn ingezet om de voorgestane kwaliteit te realiseren. De benoemde locaties zijn gebieden voor grootschalige kantoren. Kleine kantoren worden bij voorkeur in de woonwijken gerealiseerd zodat deze bijdragen aan de levendigheid van de woonwijken. Groenstructuurplan Het Groenstructuurplan Bergen op Zoom 2007-2017 is een kadernota die gebruikt dient te worden bij de ontwikkeling van plannen en projecten in de ruimtelijke ordening van de gemeente Bergen op Zoom. Het doel van deze nota is het ontwikkelen van een duurzame groenstructuur voor de kernen van de gemeente voor de komende tien jaar. De opgave is de structuren te verbinden en te (her)structureren zodanig dat zij samen de robuuste groene structuur gaan vormen. Het Groenstructuurplan beschrijft sfeerbeelden voor het groen in wijken en buurten, waarop het beheer afgestemd wordt. Er ligt vanuit het Groenstructuurplan geen concrete opgave voor het onderhavige plangebied. Bestaande groenstructuren zijn als zodanig bestemd. Waterplan Bergen op Zoom Met het Waterplan Bergen op Zoom is in 2002 het beleid voor alle aspecten van het water binnen de gemeente optimaal op elkaar afgestemd. Het betreft zowel oppervlaktewater, grondwater, waterbodem en – oever met bijbehorende flora en fauna (ecologie), als aspecten van waterleiding, riolering en waterzuivering en de wijze van omgang met regenwater daarbij. Tevens vindt afstemming plaats van het water met andere ruimtelijke functies zoals natuur, landschap en openbaar groen alsmede recreatie en toerisme etc. In het waterplan is de visie beschreven voor zowel het watersysteem als de waterketen voor de lange termijn. In het watersysteem van de gemeente Bergen op Zoom zijn 7 stroomgebieden te onderscheiden.
- 12 -
Gemeente Bergen op Zoom
ontwerpbestemmingsplan Stationsgebied
Vervolgens is op basis van acht ambities de visie vertaald voor de korte en middellange termijn naar diverse maatregelen. De genoemde ambities zijn achtereenvolgens: • Schoon oppervlaktewater en waterbodem; • Schoon grondwater; • Evenwichtige flora en fauna; • Water vasthouden en bergen; • Voorkomen wateroverlast; • Alleen zuiveren van afvalwater; • Duurzame watervoorziening; • Optimaal gebruik en beleving van water Voor elk stroomgebied is de huidige situatie bepaald en een toetsing aan de ambities uitgevoerd om de maatregelen te formuleren. In de stedelijke wateropgave van de gemeente uit 2009 is het betreffende waterbeleid herbevestigd en geactualiseerd met betrekking tot de beleidsdoelstellingen vanuit de Europese Kaderrichtlijn Water en de gestelde normen met betrekking tot het voorkomen van wateroverlast in relatie tot de klimaatverandering. Alle te nemen maatregelen zijn vervolgens nader omschreven in het vijfjaarlijks te actualiseren rioleringsplan van de gemeente. Verkeersstructuurplan De mobiliteit moet worden beheerst om locaties bereikbaar en de gemeente leefbaar te houden. Hoe dit kan worden bewerkstelligd, is opgenomen in het verkeersstructuurplan Bergen op Zoom. De hoofdinfrastructuur moet zorgen voor een bereikbare gemeente. Daarnaast moeten leefbaarheid en verkeersveiligheid zoveel mogelijk verbeteren. In het verkeersstructuurplan is de ontwikkeling van het stationsgebied meegenomen.
- 13 -
Gemeente Bergen op Zoom
ontwerpbestemmingsplan Stationsgebied
- 14 -
Gemeente Bergen op Zoom
4.
ontwerpbestemmingsplan Stationsgebied
Cultuurhistorie en archeologie
4.1. Historie De stationsomgeving heeft , voor een deel gelegen in het beschermde stadgezicht, zijn cultuurhistorische uitstraling verloren. Niets wijst meer naar een tijd dat het station niet alleen een plaats was waar de trein stopte maar waar ook veel handel werd gedreven en waar dicht bij het spoor fabrieken waren gevestigd. Om er enkele te noemen de suikerfabriek de 11 apostelen, het slachthuis en de stadsveiling voor groenten en fruit. Ook plaatsen waar veel reizigers kwamen. Niet alleen voor hun eindbestemming Bergen op Zoom maar ook op doorreis naar Zeeland of de dorpen ten zuiden en noorden van de stad. Het huidige station, althans de locatie, geeft aan dat hier veel gebeurd is en nog steeds al is dat minder op het gebied van verhandelen en fabriceren. Alleen de perron overkapping van het 2de en 3de spoor uit 1863 geeft de allure prijs hoe het oude station er uit gezien heeft. Het station was het sluitstuk van de Stationsstraat en deze plek mede bepaald heeft dat Bergen op Zoom is uitgegroeid tot de stad die het nu is. Op 23 december 1863 werd het eerste deel van de “Zeeuwse spoorweg”, het baanvak Roosendaal-Bergen op Zoom, voor reizigers- en goederenvervoer in gebruik genomen. Terwijl de spoorwegmaatschappij het in Roosendaal moest doen met voorlopige inrichtingen was in Bergen op Zoom juist buiten de vestiging een stationscomplex met alles erop en eraan verrezen. Tot de opening van het baanvak Bergen op Zoom-Goes op 1 juli 1868 fungeerde Bergen op Zoom als hoofdstation van de lijn. Van hieruit werden locomotieven, rijtuigen en personeel ingezet. De lotgevallen van het stationsgebouw en de acht andere gebouwen op het emplacement uit de beginjaren wordt hieronder beschreven. Aanleg op staatskosten. De aanleg van spoorwegen in Nederland kwam slechts schoorvoetend op gang. Op particulier initiatief waren tot 1860 enige afzonderlijke lijnen met een totale lengte van 337 kilometer tot stand gekomen, maar in vergelijking met het buitenland stelde het allemaal nog niet zo veel voor. Daar kwam pas verandering in toen op 18 augustus 1860 het wetsvoorstel tot de aanleg van een spoorwegnet (totaal bijna 900 kilometer) op staatskosten door Koning Willem III werd bekrachtigd. De werkzaamheden begonnen gelijktijdig op acht verschillende plaatsen. In 1863 ontstond de “Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen” (SS). Op 1 oktober 1863 werd met veel feestelijk vertoon het gereed komen van het baanvak BredaTilburg gevierd. De baanvakken Leeuwarden-Harlingen en Roosendaal-Bergen op Zoom werden achtereenvolgens op 27 oktober en 23 december 1863 voor het publiek in gebruik genomen. Tot in 1865 bleef de exploitatie tot deze drie gedeelten beperkt. Het jaar 1864 werd door de SS besteed om ervaringen met de exploitatie op te doen en om een volledige organisatie in het leven te roepen voor het oppakken van de enorme uitbreidingen van het net in de jaren 1865-1868. Geen gebouwen van steen. In en nabij vestigingen was het echter niet toegestaan om permanente gebouwen op te richten. Vanaf de vestingwerken moest het geschut een vrij schootsveld hebben en een eventuele vijand mocht niet in de gelegenheid zijn zich in stenen gebouwen te verschansen. Zo kregen de steden Bergen op Zoom, Breda, Deventer, Groningen, Maastricht, Venlo en ’s-Hertogenbosch lage gebouwen, opgetrokken in houten stijlen regelwerk. Overigens waren deze stationsgebouwen alle verschillend van afmetingen en in uitvoering. Ook de bijgebouwen, zoals bergplaatsen, goederen-, locomotieven- en rijtuigenloodsen waren uitgevoerd in houten stijl- en regelwerk. In geval van oorlog kon men alle gebouwen gemakkelijk afbreken of vanaf de vestingwerken in brand schieten. Na het tot stand komen van de Vestingwet van 1874 werden vele vestigingen afgeschaft en ontmanteld. Na 1874 mochten ook op de stations in de vroegere vestingsteden permanente gebouwen worden neergezet.
- 15 -
Gemeente Bergen op Zoom
ontwerpbestemmingsplan Stationsgebied
Het stationscomplex te Bergen op Zoom. Voor de aanleg van het stationscomplex te Bergen op Zoom werd een gedeelte van het glacis afgegraven en verlegd. De bouw van het stationsgebouw werd samen met enige kleinere bijgebouwen en het haltegebouw te Wouw aanbesteed op 27 november 1862. De oplevering vond plaats op 30 september 1863. In Roosendaal werd gestreefd naar een gemeenschappelijk gebruik met het in 1854 tot stand gekomen station van de “Chemins de fer d’Anvers a Rotterdam” (AR). Aangezien een algehele wijziging en uitbreiding van dit emplacement meer voeten in de aarde had dan verwacht, moest Bergen op Zoom voorlopig gaan dienen als standplaats van locomotieven, rijtuigen en personeel. De dienstregeling bouw worden uitgevoerd vanuit Bergen op Zoom, Daarom vond op 12 maart 1863 de aanbesteding plaats voor een rijtuigenloods tijdelijk ingericht als rijtuigenloods. De oplevering vond plaats op 1 november 1963. Op 22 december 1863 werd de officiële inhuldigingsrit op het traject Roosendaal-Bergen op Zoom gereden. Een dag later begon de gewone dienst. Het emplacement telde toen een stationsgebouw, een gebouwtje voor privaten en waterplaatsen, een magazijntje voor stationsdienst, een locomotievenloods, een waterreservoirgebouw, een brandstoffenloods en een verhoogde losen laadplaats. In 1868 werd daaraan nog een douanegoederenloods toegevoegd. Los van dit alles stond sinds 1862 aan de noordzijde van het emplacement het woonhuis met kantoor voor de eerstaanwezend ingenieur M. Simon Gz. Hij was belast met de aanleg van de Staatsspoorweg Roosendaal-Vlissingen. Na zijn verhuizing in 1868 naar Zeeland kreeg dit gebouw een bestemming als woonhuis voor de opzichter van de Dienst Weg & Werken. Alle negen gebouwen waren uitgevoerd in houten stijlen regelwerk. Degradatie van het Bergse station. Op 1 juli 1868 werd het baanvak Bergen op Zoom-Goes voor het publiek geopend. Aangezien de inrichtingen van het Roosendaalse station inmiddels geheel aan de eisen van een doelmatige spoorwegexploitatie voldeden, werd door de Minister van Binnenlandse Zaken bij beschikking van 15 september 1868 Roosendaal bevorderd tot “hoofdstation van de spoorweg Roosendaal-Goes”. Tegelijkertijd raakte Bergen op Zoom zijn status als “voorlopig hoofdstation” kwijt. Het locomotievendepot was inmiddels naar Roosendaal verhuisd, zodat een deel van de tractie-inrichtingen in Bergen op Zoom niet meer werd gebruikt. Overigens was al in 1867 Bergen op Zoom (dus voor de Vestingwet van 1874) als militaire vesting opgeheven. De ontmanteling van de verdedigingswerken schiep voor het eerst sinds de Middeleeuwen nieuwe groeimogelijkheden voor de stad. Het bij de “Wouwsche Poort” gelegen station werd in 1869 bereikbaar langs een nieuwe toegangsweg op de plaats van het bastion William. In 1870 werd de suikerfabriek van de Firma Laane, Rogier, Daverveldt & Co opgericht. Het fabriekscomplex, dat vanwege de twaalf aandeelhouders “De Twaalf Apostelen” werd genoemd, kwam in 1871 in gebruik en lag aan de noordwestzijde van het spoorwegstation op geslechte vestinggronden. Nog in 1870 kreeg de onderneming een spoorwegaansluiting, want de aanvoer van bieten over het water was immers onmogelijk.
- 16 -
Gemeente Bergen op Zoom
ontwerpbestemmingsplan Stationsgebied
Toenemend goederenvervoer. In verband met het opkomende goederenvervoer werd in 1872 de bestemming van drie gebouwen gewijzigd. De rijtuigenloods veranderde weer terug in een goederenloods en de locomotievenloods in een rijtuigenloods, terwijl het magazijntje voor stationsdienst dienst ging doen als bergplaats voor bestelgoederen. Tegelijkertijd werden de sporen en wissels gewijzigd, de draaischijf opgebroken en een weegbrug aangelegd. De uitbreidingen voor het goederenvervoer stonden echter niet stil. Al in 1874 kwam aan de zuidwestzijde een los- en laadweg met aan weerszijden sporen tot stand. Twee jaar later vond een verlenging in zuidelijke richting plaats. Nog vaak zouden deze faciliteiten voor de Bergse handel en nijverheid worden uitgebreid. In 1880 viel daarbij als eerste de brandstoffenloods uit 1863 onder de slopershamer. Op 24 juli 1885 werd het baanvak Roosendaal-Bergen op Zoom dubbelsporig. Daarbij onderging het hele emplacement een flinke uitbreiding en wijziging. Het tweede spoor naar Kruiningen volgde twee jaar later. In 1888 werden de goederenloods en de bergplaats voor bestelgoederen afgebroken en vervangen door een nieuwe goederenloods. Zeven jaar later kreeg de nieuwe goederenloods een uitbreiding met een identiek stuk van half zo lang. In 1902 was de loods al weer te klein, zodat deze samen met de rijtuigenloods en het waterreservoirgebouw werd afgebroken. Met behulp van de bouwmaterialen uit de rijtuigenloods verrees er toen een nieuwe en weer grotere goederenloods. De activiteiten in het goederenvervoer noopte de spoorwegmaatschappij herhaaldelijk tot uitbreidingen van sporen en wissels, perrons en los- en laadwegen. Bij de grote uitbreiding en vernieuwing van het stationscomplex in 1925 sneuvelde de goederenloods nogmaals om plaats te maken voor een nieuwe loods. Na jaren van leegstand en verval zou deze loods uiteindelijk in juni 1987 worden afgebroken. Het stationsgebouw. Ook het kleine stationsgebouw van Bergen op Zoom ontkwam niet aan uitbreidingen. In 1875 verrezen aan weerszijden eindgebouwen van steen in twee bouwlagen. Zij passen uitstekend bij het al in 1863 tot stand gekomen deel. De noordzijde was bestemd als wachtkamer 3e klasse (met buffet). Hier waren de twee bouwlagen slechts nep. Vanaf hun tafeltje keken dorstige reizigers tot in de nok van het gebouw. De bovenste bouwlaag had dan ook geen ramen. De zuidzijde was ingericht als woning voor de stationschef. Behalve een lokaal op de begane grond had hij de beschikking over twee bouwlagen. Van 1875 tot 1915 bleef het stationsgebouw nagenoeg ongewijzigd; slechts in 1887 werd hier en daar het stijl- en regelwerk vervangen door metselwerk. In 1914 werd het stationsgebouw voor de tweede maal flink uitgebreid en gewijzigd. Een uitbouw aan de straatzijde deed de voorgevel uit 1863 voorgoed uit het straatbeeld verdwijnen. De extra ruimte was bestemd als hal en als uitbreiding voor de wachtkamer 1e en 2e klasse. Tegelijkertijd kon ook het plaatskaartenkantoor een stuk van de oude hal innemen. De wachtkamer 3e klasse in het noordelijke eindgebouw bleef ongewijzigd. Het zuidelijke eindgebouw was voortaan de woning voor de stationsrestaurateur. De stationschef ging elders in de stad wonen. In tegenstelling tot zijn voorganger met drie kamers op de begane grond had de restaurateur hier nog maar een enkel vertrek ter beschikking. Het stationsgebouw werd later nog voorzien van twee uitbouwen. In 1925 kreeg de treindienstleider aan de perronzijde een beter uitzicht op het spoorwegbedrijf. Aan de straatzijde verrees in 1937 een serre voor de wachtkamer 1e en 2e klasse annex stationsrestauratie. De eindtoestand was nu bereikt. In november 1970 viel het oude stationsgebouw onder de slopershamer om plaats te maken voor nieuwbouw.
- 17 -
Gemeente Bergen op Zoom
ontwerpbestemmingsplan Stationsgebied
Het nieuwe stationsgebouw werd op 10 december 1971 feestelijk in gebruik genomen. Slechts een enkel gebouw restte er toen nog. Dat was het woonhuis in stijl- en regelwerk, even ten noorden van het stationsgebouw en jarenlang onderdak biedend aan de opzichter van de Dienst Weg & Werken. Zonder slag of stoot viel dit nog min of meer in authentieke staat verkerende gebouw in februari 1988 onder de slopershamer. 4.2. Archeologische waarden In het plangebied bevinden zich drie terreinen met een potentiële archeologische waarde (zie verbeelding). Deze waarden zijn vastgesteld op basis van archiefbronnen, vondstmeldingen en historische kaarten. Noordelijk gedeelte Het gebied ten oosten van het voormalige ‘Darvi-terrein’ werd in de Middeleeuwen doorsneden door een landweg, vermoedelijk de voorloper van de latere Wouwseweg. Deze landweg dateert uit de 13de eeuw. Volgens de kaart van ca. 1540 stonden er boerderijen aan de weg. De kans is groot dat er aan beide zijden van de spoorlijn nog resten van middeleeuwse bebouwing aanwezig zijn. Er heeft nog geen indicatief onderzoek (boringen, proefsleuven) plaatsgevonden. In het geval van toekomstige bodemingrepen dient eerst een nader onderzoek plaats te vinden om de waarden beter in kaart te brengen. Middengedeelte Dit gebied, dat het stationsgebouw, rijwielstalling en bijgebouwen omvat, ligt in het tracé van de Middeleeuwse weg naar Wouw. De Wouwsestraat en de Oude Wouwsebaan zijn relicten van deze weg. In de 15de eeuw stonden er al woningen. Omstreeks 1500 werd gestart met de bouw van een groot ziekenhuis langs deze Wouwseweg. Het ziekenhuis was gewijd aan St. Catharina en omvatte een groot complex van gebouwen en een kerkhof. Het geheel werd na 1580 verwoest en verlaten. Bij werkzaamheden nabij het station (welke en waar precies is niet bekend) werd menselijk skeletmateriaal gevonden dat afkomstig moet zijn van het kerkhof. De kern van het ziekenhuis lag waarschijnlijk onder of net achter de huidige rijwielstalling. Op de kaart uit 1540 is de bebouwing erg dicht weergegeven. In het plangebied is deze hele zone van grote archeologische waarde. De kans om resten van het ziekenhuis, bijgebouwen en het kerkhof aan te treffen, is bijzonder groot.Toekomstige ontwikkellingen kunnen een bedreiging vormen voor deze archeologische resten. Zij dienen dan eerst nader in kaart te worden gebracht. Zuidelijk gedeelte Het grootste gedeelte van het spoorgebied ten zuiden van het station is uitgegraven in een vroegere hoogte van pleistoceen zand. De kans dat zich daar archeologische resten bevinden, is erg klein. Op de kaart uit 1540 is het gebied ‘leeg’: er was geen bebouwing. Een uitzondering geldt voor een strook grond grenzend aan de Zuidoostsingel. Hierin bevinden zich naar alle waarschijnlijkheid resten van de 18de eeuwse vesting. Volgens de gedetailleerde kaart van ondergrondse werken (19de eeuw) bevonden zich ter plaatse onder het glacis van de vesting zes zogenaamde ‘tegenmijngangen’: gemetselde onderaardse gangen van waaruit vijandelijke stellingen aangevallen konden worden. Tijdens rioolwerken in de Zuidoostsingel zijn resten van die gangen gevonden. Twee van de zes waren bijzonder lang en strekten zich uit tot bij de spoorrails. De kans is vrij groot dat (delen van) deze gangen nog aanwezig zijn. Toekomstige ontwikkelingen kunnen resten van de gangen verstoren. De aanwezigheid en kwaliteit van de archeologische resten dient eerst door middel van een aanvullend inventariserend onderzoek vastgesteld te worden.
- 18 -
Gemeente Bergen op Zoom
ontwerpbestemmingsplan Stationsgebied
4.3. Beschermd Stadsgezicht Een klein gedeelte van het plangebied, ter hoogte van het Station en de aansluiting met de Stationsstraat is opgenomen binnen het Beschermde Stadsgezicht. Het betreft het gebied dat aansluit aan het al eerder genomen aanwijzingsbesluit van 10 november 1986. Het onderhavige gebied is onderdeel van de verdedigingsgordel, de voormalige vestingwallen, rondom de oude stadskern. In voorliggende plan zijn de vereiste beschermende regelingen opgenomen.
- 19 -
Gemeente Bergen op Zoom
ontwerpbestemmingsplan Stationsgebied
- 20 -
Gemeente Bergen op Zoom
Hoofdstuk 5.
ontwerpbestemmingsplan Stationsgebied
Onderzoek
Het bestemmingsplan Stationsgebied is conserverend van aard, maar middels wijzigingsbevoegdheden is er ruimte voor een drietal ontwikkelingen. Wijzigingsbevoegdheid 1 ligt over het huidige politiebureau. Wijzigingsbevoegdheid 2 betreft het gebied tussen de bestaande kantoren en het spoor. Wijzigingsbevoegdheid 3 ligt in het noorden van het plangebied tussen het spoor en de Bredasestraat. Voor alle wijzigingsbevoegdheden geldt dat gewijzigd kan worden naar de bestemming ‘gemengd’ met de volgende voorwaarden: • Toegestaan zijn o.a. maatschappelijke functies, alleen dagbehandeling bij medisch, alleen zelfredzame personen, joblodge met 25 verblijfeenheden per joblodge, kantoren, bedrijven tot categorie 2, onderwijs, dienstverlening, detailhandel en horeca. In 2009 heeft de RMD voor het Stationsgebied reeds een milieuparagraaf opgesteld. De ontwikkelingen die het bestemmingplan Stationsgebied nu mogelijk maakt verschillen slechts enigszins van de ontwikkelingen die in 2009 werden mogelijk gemaakt. Op basis van onze ervaring is een quickscan voor de milieuaspecten bedrijven en milieuzonering, geluid, externe veiligheid en bodem uitgevoerd. Voor luchtkwaliteit is geen nieuwe berekening uitgevoerd. Uit de milieuparagraaf uit 2009 volgt namelijk dat in de situatie met ontwikkeling de concentraties van NO2 en PM10 ver onder de grenswaarden liggen en luchtkwaliteitsknelpunten niet te verwachten zijn. Uitgaande van de op 20 november 2012 gepubliceerde wijziging van de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 kan de conclusie dat de concentraties van NO2 en PM10 ver onder de grenswaarden liggen worden gehandhaafd. Onderstaand wordt op de aspecten ingegaan. 5.1 Geluid 5.1.1 Inleiding In de Wet geluidhinder (Wgh) is bepaald dat voor locaties in het bestemmingsplan waar woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen kunnen worden gerealiseerd, de geluidbelasting wordt onderzocht binnen de zones behorende bij verkeerswegen, spoorwegen en industrieterreinen. Het bestemmingsplan Stationsgebied is conserverend van aard, maar middels wijzigingsbevoegdheden is er ook ruimte voor ontwikkelingen, niet zijnde woningen. Als gevolg van de wijzigingsbevoegdheden kunnen in de toekomstige situatie geluidgevoelige bestemmingen worden gerealiseerd. Op dit moment is echter nog niet duidelijk hoe en in welke vorm. Om deze reden is geen (gedetailleerd) onderzoek uitgevoerd naar de geluidbelasting op het plangebied, die veroorzaakt wordt door ingevolge de Wet geluidhinder gezoneerde verkeerswegen en spoorwegen, maar worden ‘poldercontouren’ gepresenteerd die een globaal inzicht geven in de optredende geluidbelastingen in het plangebied. Voor de in het plangebied gelegen inrichtingen in de zin van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) gelden de geluidvoorschriften, verbonden aan de Wabo vergunning voor het aspect milieu of de algemene maatregel van bestuur ingevolge artikel 8.40 Wet milieubeheer. In deze voorschriften worden maxima gesteld aan de geluidniveaus die een inrichting mag veroorzaken, gemeten ter plaatse van de gevel van geluidgevoelige bestemmingen van derden, dan wel ter plaatse van vastgestelde referentiepunten. Zo wordt geluidhinder voorkomen.
- 21 -
Gemeente Bergen op Zoom
ontwerpbestemmingsplan Stationsgebied
5.1.2 Industrielawaai Ten noordoosten van het plangebied is in de nabijheid het ingevolge de Wet geluidhinder gezoneerde industrieterrein De Lage Meren gelegen. Het plangebied ligt echter buiten de vastgestelde zonegrens van het industrieterrein. Opgemerkt wordt dat, indien in het plangebied middels wijzigingsbevoegdheid de realisatie van geluidgevoelige bestemmingen mogelijk wordt gemaakt en deze bestemmingen een grotere bouwhoogte hebben dan 5 m, dan de mogelijkheid bestaat dat de geluidbelasting vanwege het gezoneerde industrieterrein ter plaatse van deze nieuwbouw meer dan 50 dB(A) etmaalwaarde bedraagt. Omdat in de Wet geluidhinder expliciet gesteld is dat buiten de vastgestelde zone de geluidbelasting niet meer dan 50 dB(A) etmaalwaarde mag bedragen, dient in dergelijke gevallen een onderzoek uitgevoerd te worden naar de grootte van de geluidbelasting. Indien de geluidbelasting meer dan 50 dB(A) bedraagt, dan kan de geluidgevoelige bestemming niet zondermeer gerealiseerd worden. Om dit te waarborgen wordt in de wijzigingsregels de voorwaarden opgenomen dat voldaan dient te worden aan de Wet geluidhinder. Toelichting: gezoneerd industrieterrein en de 50 dB(A)-contour: Een gezoneerd industrieterrein is een industrieterrein of een gedeelte daarvan, waarop zich bedrijven bevinden of worden toegestaan die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken. Het gaat om de bedrijven die zijn aangewezen in het derde lid van artikel 2.1 van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Rondom een gezoneerd industrieterrein wordt een gebied aangewezen waarbuiten het geluidniveau ten gevolge van de activiteiten van alle bedrijven op het industrieterrein de 50 dB(A) niet mag overschrijden. De 50 dB(A)-contour vormt de grens van dit gebied. De 55 dB(A)-contour geeft de grens aan tot waar in principe gevoelige objecten kunnen worden gerealiseerd. Indien de gevelbelasting als gevolg van activiteiten op het gezoneerd industrieterrein meer bedraagt dan 50 dB(A), maar maximaal 55 dB(A), dan is voor realisatie van een geluidgevoelige bestemming een ontheffing nodig. Deze ontheffing wordt door burgemeester en wethouders verleend. Verleende hogere waarden worden ingeschreven in het kadaster. 5.1.3 Wegverkeerslawaai Omdat het plangebied Stationsgebied conserverend van karakter is, is in het kader van dit bestemmingsplan de invloed van het wegverkeer voor de al aanwezige geluidgevoelige functies niet van belang. Voor deze functies is de situatie namelijk niet gewijzigd. Voor de gebieden met een wijzigingsbevoegdheid geldt echter dat bij gebruik maken van de wijzigingsbevoegdheden hier wel geluidgevoelige bestemmingen kunnen worden gerealiseerd. Een deel van het plangebied is gelegen binnen de zone van meerdere wegverkeerswegen. Tevens zijn een aantal 30 kilometer-wegen aanwezig in het plangebied. In de onderstaande tabel 4 zijn de voor het plangebied relevante wegverkeerswegen opgenomen. De verkeersintensiteiten zijn afkomstig uit de rapportage van het akoestisch onderzoek, opgesteld door de Regionale Milieudienst West-Brabant, projectnummer 19911264.G1/wem van juli 2009 en opgehoogd van het jaar 2020 naar het jaar 2023 met een groeipercentage van 1,5%. Op basis van deze wegkenmerken zijn ‘poldercontouren’ ten gevolge van de geluidbelasting van wegverkeerslawaai gemaakt zoals weergegeven in bijlage 2a. Tabel 4: Overzicht van de verkeerscijfers en overige wegkenmerken
WEG
Rooseveltlaan/Erasmuslaan Jacob Obrechtlaan Zuid-Oostsingel/Stationsplein Bredasestraat/Wouwsestraat Parallelweg Parallelweg Eikstraat
WEEKDAGGEMIDDELDE INTENSITEIT 2023
19.335 13.209 6.125 15.484 2.776 885 1.020
- 22 -
VERHARDING
SMA/klinkers klinkers klinkers fijn asfalt klinkers klinkers Fijn asfalt
MAX. SNELHEID (KM/UUR)
50 50 50 50 50 30 30
Gemeente Bergen op Zoom
Balsebaan
ontwerpbestemmingsplan Stationsgebied
313
Fijn asfalt
30
Uit bijlage 2a is af te leiden dat in een groot gedeelte van het plangebied de voorkeursgrenswaarde van 48 (Lden) voor wegverkeerslawaai wordt overschreden. Tevens wordt op sommige plaatsen de maximale ontheffingswaarde van 63 dB (Lden) overschreden. Waar de maximale ontheffingswaarde wordt overschreden mogen enkel geluidgevoelige bestemmingen worden gerealiseerd indien dove gevels worden toegepast of geluidwerende maatregelen worden getroffen. Wanneer gebruikt wordt gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid om geluidgevoelige bestemmingen te realiseren dan, dient er binnen de wettelijke zones rondom wegen, op basis van de Wet geluidhinder, nader (gedetailleerd) onderzoek plaats te vinden. Voor wegen waarop een snelheidsregime van meer dan 30 km/h van toepassing is, geldt afhankelijk van de voorgeschreven maximum snelheid, een bepaalde zonebreedte, uiteenlopend van 200 tot 600 meter. Voor wegen met een toegestane maximum snelheid van 30 km/h geldt dat deze wegen ingevolge de Wet geluidhinder geen zone hebben en is akoestisch onderzoek formeel niet nodig. Echter, volgens een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (d.d. 3 september 2003 nr. 200203751/1) is het toch wel noodzakelijk de geluidbelasting in beeld te brengen en te motiveren waarom een eventuele overschrijding van de voorkeursgrenswaarde toelaatbaar wordt geacht. Wordt als gevolg van een gezoneerde weg de voorkeursgrenswaarde van 48 dB (Lden) overschreden, dan is een geluidgevoelige bestemming alleen mogelijk als daar ontheffing voor wordt verleend. Ontheffingen moeten worden aangevraagd bij het college van burgemeester en wethouders. Verleende hogere waarden worden ingeschreven in het kadaster. De maximale ontheffingswaarde voor nieuwe situatie bedraagt 63 dB (Lden). 5.1.4 Spoorweglawaai Het plangebied is grotendeels gelegen binnen de zone van de spoorlijn Roosendaal-Bergen op Zoom met trajectnummer 660 (met een zonebreedte van 600 meter) en het traject 661 Bergen op Zoom-Vlissingen met een zonebreedte van 500 meter. Omdat het plangebied Stationsgebied conserverend van karakter is, is in het kader van dit bestemmingsplan de invloed van spoorweglawaai voor de al aanwezige geluidgevoelige functies niet van belang. Voor deze functies is de situatie namelijk niet gewijzigd. Voor de gebieden met een wijzigingsbevoegdheid geldt echter dat bij gebruik maken van de wijzigingsbevoegdheden hier wel geluidgevoelige bestemmingen kunnen worden gerealiseerd. Op basis van de spoorgegevens uit het geluidregister (zie www.geluidspoor.nl) zijn ‘poldercontouren’ ten gevolge van de geluidbelasting van spoorwegverkeerslawaai gemaakt zoals weergegeven in bijlage 2b. Hieruit is af te leiden dan in een groot gedeelte van het plangebied de voorkeursgrenswaarde van 55 dB (Lden) wordt overschreden. Op een aantal plaatsen wordt de maximale ontheffingswaarde van 68 dB overschreden. Waar de maximale ontheffingswaarde wordt overschreden mogen enkel geluidgevoelige bestemmingen worden gerealiseerd indien dove gevels worden toegepast of geluidwerende maatregelen worden getroffen. Wanneer gebruikt wordt gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid om geluidgevoelige bestemmingen te realiseren dan, dient er binnen de wettelijke zones rondom spoorwegen, op basis van de Wet geluidhinder, nader (gedetailleerd) onderzoek plaats te vinden. Wordt ten gevolge van een spoortraject de voorkeursgrenswaarde van 55 dB (Lden) overschreden, dan is een geluidgevoelige bestemming alleen mogelijk als daar ontheffing voor wordt verleend. Ontheffingen moeten worden aangevraagd bij het college van burgemeester en wethouders. Verleende hogere waarden worden ingeschreven in het kadaster. De maximale ontheffingswaarde bij spoorweglawaai bedraagt 68 dB.
- 23 -
Gemeente Bergen op Zoom
ontwerpbestemmingsplan Stationsgebied
5.1.5 Conclusie De voorkeursgrenswaarde wordt in een groot gedeelte van het plangebied overschreden vanwege wegverkeerslawaai en/of spoorweglawaai. Tevens wordt op sommige plaatsen de maximale ontheffingswaarde overschreden vanwege wegverkeerslawaai en/of spoorweglawaai. Indien in de toekomst gebruik wordt gemaakt van de wijzigingsbevoegdheden om geluidgevoelige functies mogelijk te maken, dan dient nader (gedetailleerd) onderzoek plaats te vinden. 5.2 Bedrijven en milieuzonering 5.2.1 Inleiding In het plangebied Stationsgebied kan, op basis van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering, het gebied in het zuidwesten (tussen spoor, Zuid-Oostsingel en Jacob Obrechtlaan) worden aangemerkt als omgevingstype functiemenging. Het overige deel valt onder het omgevingstype gemengd gebied. In het plangebied bevinden zich bij het spoor- en busstation enkele winkels en een communicatiebureau.
Stationsplein
Telefoonwinkel Republieck communicatiecollectief
Stationsplein Stationsplein
Verkeer
Rijwielshop
Milieucategorie
Stationsplein
Grootste afstand
Stations-kiosk
Spoorwegen: stations Detailhandel voor zover n.e.g. Detailhandel voor zover n.e.g. Detailhandel voor zover n.e.g. Overige zakelijke dienstverlening: kantoren
Gevaar (m)
Stationsplein
Geluid (m)
Station
Omschrijving
Stof (m)
Adres
Geur (m)
Bedrijf
SBI-code 2008
Tabel 1 Richtafstanden t.o.v. een ‘gemengd gebied’
491
0
0
50C
50R
50D
3.2
3P
47A
0
0
0
0
0
1
1P
47A
0
0
0
0
0
1
1P
47A
0
0
0
0
0
1
1P
74A
0
0
0
0
0D
1
2P
C continu R risico D divers 1P potentieel geringe verkeersaantrekkende werking voor personenvervoer 2P potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking voor personenvervoer 3P potentieel zeer grote verkeersaantrekkende werking voor personenvervoer
Ten zuiden van het station bevinden zich aan de Zuid-Oostsingel en aan de Jacob Obrechtlaan diverse kantoorgebouwen, het politiebureau en copyshop Scholtes Document Services. In de VNG-publicatie is de copyshop, gevestigd aan de Zuid Oostsingel 23a, te rangschikken onder ‘kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen’. In de kantoorgebouwen zijn gevestigd: - Zuid-Oostsingel 24: Sagenn reintegratie en educatie, 365 bv, Bazuin & partners, Dredging and contracting Rotterdam, Detache tdl. - Jacob Obrechtlaan 1: Rabobank - Jacob Obrechtlaan 3: Vlaams-Nedrlandse Schelde commissie, AGT international, Syngenta, Sea Cube container leasing - Jacob Obrechtlaan 5: VGZ - Jacob Obrechtlaan 7: Achmea vitale, Van Jole advies en management, Tennet, Caps nobel accountants & belastingadviseurs Deze bedrijven zijn te rangschikken onder ‘overige zakelijke dienstverlening: kantoren’. Het politiebureau, gevestigd aan de Jacob Obrechtlaan 9, valt onder ‘openbaar bestuur (kantoren e.d.).
- 24 -
Gemeente Bergen op Zoom
ontwerpbestemmingsplan Stationsgebied
In de directe omgeving van de wijzigingsbevoegdheden zijn de bedrijven geïnventariseerd om te beoordelen of er knelpunten zijn voor het opnemen van de wijzigingsbevoegdheden. In de directe omgeving van wijzigingsbevoegdheid 1 bevinden zich De Viersprong, Lactone Europe B.V. en Café De watertoren. De richtafstanden van de bedrijven reiken niet over de wijzigingsbevoegdheid, zie navolgende tabel.
Galgenbaan 21
Café De watertoren
Balsebaan 2
Verkeer
Lactona Europe B.V.
Artsenpraktijken, 8622 klinieken en dagverblijven Vervaardiging 32999 van overige goederen n.e.g. Café’s, bars 563.1
Milieucategorie
Peter Vineloolaan 50
Grootste afstand
De Viersprong
Gevaar (m)
Omschrijving
Geluid (m)
Adres
Stof (m)
Bedrijf
Geur (m)
SBI-code 2008
Tabel 2 Richtafstanden t.o.v. een ‘gemengd gebied’
0
0
0
0
0
1
2P
10
0
30
30
30D
3.1
2G
0
0
0C
10
10
1
2P
C continu D divers 2P potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking voor personenvervoer 2G potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking voor goederenvervoer
In de directe omgeving van wijzigingsbevoegdheid 2 bevinden zich de Busremise en, zoals voorgaand vermeld, diverse kantoorgebouwen, het politiebureau en copyshop Scholtes Document Services. De Busremise is te rangschikken onder Bus- tram- en metrostations en –remises.
Milieucategorie
Verkeer
Bus-, tram- en metrostations en -remises
Grootste afstand
Zuid Oostsingel 3
Gevaar (m)
Remise
Geluid (m)
Omschrijving
Stof (m)
Adres
Geur (m)
Bedrijf
SBI-code 2008
Tabel 3 Richtafstanden t.o.v. een ‘gemengd gebied’
493
0
0
50C
0
50D
3.2
2P
C continu D divers 2P potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking voor personenvervoer
De grootste richtafstand van de busremise, die veroorzaakt wordt door het aspect geluid, reikt over de wijzigingsbevoegdheid. Tussen de busremise en het gebied met de wijzigingsbevoegdheid bevindt zich echter tevens de Zuid Oostsingel, die eveneens een geluidbelasting op het gebied met de wijzigingsbevoegheid veroorzaakt. Bij het ontwikkelen van de wijzigingsbevoegdheid is dit een aandachtspunt. Het is echter geen directe belemmering voor de haalbaarheid van de wijzigingsbevoegdheid, omdat er voor gekozen kan worden geen geluidgevoelige functies mogelijk te maken in de nabijheid van de busremise. De kantoorgebouwen, het politiebureau en de copyshop zijn gevestigd in het omgevingstype functiemenging. In het omgevingstype functiemenging kunnen deze functies naast de nieuwe functies, die mogelijk worden gemaakt door de wijzigingbevoegheid, voorkomen, zie navolgende tabel. Uiteraard veroorzaakt
- 25 -
Gemeente Bergen op Zoom
ontwerpbestemmingsplan Stationsgebied
het wegrijden van politieauto’s met sirenes wel geluidbelasting op het gebied met de wijzigingsbevoegheid.
Categorie
SBI-code 2008
Tabel 4 Categorie-indeling ‘functiemenging’
Bedrijf
Adres
Omschrijving
Kantoorgebouwen
Zuid-Oostsingel / Jacob Obrechtlaan
Overige zakelijke dienstverlening: kantoren
63, 69t/m71, 73, 74, 77, 78, 80t/m82 A
A
Politiebureau
Jacob Obrechtlaan 9
Openbaar bestuur (kantoren e.d.)
84A
A
Scholtes Document Services
Zuid Oostsingel 23A
Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen
18129
B
A Activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. B Activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden.
In de directe omgeving van wijzigingsbevoegdheid 3 bevinden zich Matras direct, Van de Ree, Sport and Health Plaza en een leegstaand gebouw aan de Wattweg 1. De richtafstanden van de bedrijven reiken niet over de wijzigingsbevoegdheid, zie navolgende tabel.
Leegstand Sport and Health Plaza
Wattweg 1 Wattweg 1a
Sportscholen, gymnastiekzalen
Verkeer
Van de Ree
Milieucategorie
Detailhandel voor zover n.e.g. Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven
Grootste afstand
Bredasestraat 84 Bredasestraat 85
Gevaar (m)
Matras direct
Geluid (m)
Omschrijving
Stof (m)
Adres
Geur (m)
Bedrijf
SBI-code 2008
Tabel 5 Richtafstanden t.o.v. een ‘gemengd gebied’
47A
0
0
0
0
0
1
1P
451
0
0
10
10
10
2
2P
931F
0
0
10C
0
10
2
2P
C continu 1P potentieel geringe verkeersaantrekkende werking voor personenvervoer 2P potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking voor personenvervoer
2.2 Conclusie Er zijn geen bedrijven die een directe belemmering zijn voor de haalbaarheid van de wijzigingsbevoegdheden. Aandachtspunten zijn de geluiduitstraling vanwege de remise en het wegrijden van politieauto’s met sirenes.
- 26 -
Gemeente Bergen op Zoom
ontwerpbestemmingsplan Stationsgebied
5.3 Externe veiligheid 5.3.1 Inleiding Het aspect externe veiligheid kan relevant zijn vanwege bedrijven (inrichtingen) die met gevaarlijke stoffen werken en vanwege het transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor en door buisleidingen. 5.3.2
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Inleiding Het Bevi (Besluit externe veiligheid inrichtingen) verplicht het bevoegd gezag inzake de Wet milieubeheer (Wm) en de Wet ruimtelijke ordening (Wro) afstanden aan te houden tussen gevoelige objecten en risicovolle bedrijven. Het Bevi heeft onder meer tot doel om bij nieuwe situaties toetsing aan de risiconormen te waarborgen. Het Bevi is van toepassing op vergunningsplichtige risicovolle bedrijven en de nabijgelegen al dan niet geprojecteerde (beperkt) kwetsbare objecten. In artikel 2, lid 1 van het Bevi is opgesomd wat wordt verstaan onder risicovolle bedrijven. Voor de toepassing van het Bevi, wordt een nieuw ruimtelijk besluit gezien als een nieuwe situatie. Om te bepalen of er in de directe omgeving bedrijven zijn gelegen waarop het Bevi van toepassing is, is het Register risicosituaties gevaarlijke stoffen (RRGS)1 als ook de professionele risicokaart2 geraadpleegd. Hieruit blijkt dat het plangebied in het invloedsgebied3 ligt van de Bevi-bedrijven: Sabic Innovative Plastics B.V. en Mepavex Logistics B.V. Sabic innovative plastics B.V. Met betrekking tot deze inrichting is de provincie Noord-Brabant het bevoegd gezag. Op basis van de professionele risicokaart is bepaald dat het plangebied op een afstand van ca. 2200 meter van de inrichtingsgrens van Sabic innovative plastics B.V. ligt. Het invloedsgebied van Sabic bedraagt 8705 meter en ligt hierdoor volledig over het plangebied. Uit de QRA, behorende bij de Wm-aanvraag, blijkt dat het plaatsgebonden risico (PR) van 10-6 per jaar niet buiten de inrichtingsgrens ligt. Het maximaal berekende groepsrisico (GR) bedraagt 0.002 van de oriënterende waarde. Uit de “Gevoeligheidsanalyse groepsrisico Bevi-inrichtingen”, die in het kader van het uitvoeringsprogramma externe veiligheid in 2011 is uitgevoerd (rapportage 6 januari 2012) blijkt dat het groepsrisico van bovengenoemde Bevi-inrichting in alle gevallen ruim onder de oriënterende waarde voor het groepsrisico ligt. Uit deze gevoeligheidsanalyse blijkt tevens dat grote ruimtelijke ontwikkelingen niet of nauwelijks invloed hebben op het groepsrisico van betreffende inrichtingen. In de gevoeligheidsanalyse zijn alle grootschalige ontwikkelingen, zoals die van De Zeeland en de realisatie van een Leisurecomplex meegenomen. Op basis van bovengenoemde gevoeligheidsanalyse kan worden geconcludeerd dat door vaststelling van het bestemmingsplan het groepsrisico niet toeneemt. De wijzigingsbevoegdheden zullen niet leiden tot een relevant groepsrisico als gevolg van activiteiten van Sabic innovative plastics B.V. Overeenkomstig het Bevi is het groepsrisico verantwoord.
1 Het RRGS is en centraal landelijk register met gegevens over risicosituaties die in Nederland bestaan rond het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen. 2 De professionele risicokaart laat zien waar onder andere risicobronnen liggen. 3 Invloedsgebied: Dit is het gebied waarin personen nog worden meegeteld voor de berekening van het groeprisico. Dit gebied wordt bepaald door de berekening van het grootst mogelijke ongeval waar nog 1% van de blootgestelde personen dodelijk letsel optreedt.
- 27 -
Gemeente Bergen op Zoom
ontwerpbestemmingsplan Stationsgebied
Mepavex Logistics B.V. Met betrekking tot deze inrichting is de gemeente Bergen op Zoom het bevoegd gezag. Op basis van de professionele risicokaart is bepaald dat het plangebied op een afstand van ca. 2000 meter van de inrichtingsgrens van Mepavex ligt. Het invloedsgebied van Mepavex bedraagt 3260 meter en ligt hierdoor volledig over het plangebied. Uit de QRA, behorende bij de Wm-aanvraag, blijkt dat het plaatsgebonden risico (PR) van 10-6 per jaar net (10 m) buiten de inrichtingsgrens, maar niet over het plangebied ligt. Het maximaal berekende groepsrisico (GR) bedraagt 0.15 van de oriënterende waarde. Uit de “Gevoeligheidsanalyse groepsrisico Bevi-inrichtingen”, die in het kader van het uitvoeringsprogramma externe veiligheid in 2011 is uitgevoerd (rapportage 6 januari 2012) blijkt dat het groepsrisico van bovengenoemde Bevi-inrichting in alle gevallen ruim onder de oriënterende waarde voor het groepsrisico ligt. Uit deze gevoeligheidsanalyse blijkt tevens dat grote ruimtelijke ontwikkelingen, zoals De Zeeland en de realisatie van een Leisurecomplex, niet of nauwelijks invloed hebben op het groepsrisico van betreffende inrichtingen. Op basis van bovengenoemde gevoeligheidsanalyse kan worden geconcludeerd dat door vaststelling van het bestemmingsplan het groepsrisico niet toeneemt. De wijzigingsbevoegdheden zullen niet leiden tot een relevant groepsrisico als gevolg van activiteiten van Mepavex Logistics B.V. Overeenkomstig het Bevi is het groepsrisico verantwoord. 5.3.2
Transport en externe veiligheid
Inleiding Beoordeling van de risico’s veroorzaakt door het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor, water en weg dient plaats te vinden aan de hand van de circulaire “Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, 31 juli 2012”, waarin grens- en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico en richtlijnen voor de toepassing van de rekenmethodiek en de verantwoording van het groepsrisico zijn opgenomen. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen langs transportassen die deel uitmaken van het Basisnet Weg, Water en / of Spoor kan de berekening van het plaatsgebonden risico achterwege blijven. Hiervoor gelden namelijk de afstanden die in bijlage 2, 3 en 4 van de circulaire “Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, 13 juli 2012” (circulaire Rnvgs) zijn opgenomen. Op deze afstanden mag het plaatsgebonden risico vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen niet meer bedragen dan 10-6 per jaar. Voor Basisnet Weg geldt bijvoorbeeld dat daar waar in bijlage 2 van de circulaire de afstand ‘0’ is vermeld het plaatsgebonden risico vanwege het vervoer op het midden van de weg niet meer mag bedragen dan 10-6 per jaar. Op het moment dat het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) in werking treedt (naar verwachting medio 2013) moet voor sommige transportassen rekening worden gehouden met het Plasbrandaandachtsgebied (PAG). Het PAG is het gebied tot 30 meter van de transportas waarin, bij de realisering van kwetsbare objecten, rekening dient te worden gehouden met de effecten van een plasbrand. Voor bijvoorbeeld de Rijksweg wordt de 30 meter voor het PAG gemeten vanaf de rechterrand van de rechterrijstrook. In het toekomstige Btev (Besluit transportroutes externe veiligheid) is beschreven aan welke voorwaarden het bouwen in een PAG moet voldoen. Indien binnen het invloedsgebied van een transportas nieuwe ontwikkelingen zijn voorzien en er een overschrijding van de oriënterende waarde van het groepsrisico of een significante stijging van het groepsrisico optreedt, dient bij de vaststelling van het ruimtelijke besluit, het groepsrisico te worden verantwoord. Volgens de circulaire gelden geen beperkingen voor het ruimtegebruik voor het gebied dat verder ligt dan 200 m van de transportas.
- 28 -
Gemeente Bergen op Zoom
ontwerpbestemmingsplan Stationsgebied
Ten aanzien van de verantwoording dient niet alleen het invloedsgebied van de maatgevende vervoersklasse (GF3: brandbaar gas) voor het groepsrisico te worden beschouwd, maar ook de effectafstand die wordt gegenereerd door overige stoffen die over het wegvak worden vervoerd. Zodoende kan het invloedsgebied verder reiken dan 200 meter. Indien dat het geval is en het invloedsgebied reikt tot over het plangebied, moeten wel maatregelen worden overwogen bijvoorbeeld in het kader van zelfredzaamheid. Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Het Bevb regelt onder meer de externe veiligheidsaspecten van buisleidingen. Het externe veiligheidsbeleid voor buisleidingen is daarmee in lijn gebracht met het beleid voor inrichtingen en voor vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor. Rijks- en vaarwegen Op basis van de professionele risicokaart is vastgesteld dat het plangebied op meer dan 200 meter van een rijks- en vaarweg ligt waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt (zoals opgenomen in bijlage 2 en 3 van de circulaire Rnvgs). Gelet hierop zijn risicoberekeningen (zowel plaatsgebonden als groepsrisico) niet noodzakelijk en hoeven er geen beperkingen te worden gesteld aan het ruimtegebruik binnen het plangebied. Spoorwegen De ontwikkeling omvat een deel van het spoortraject Sloehaven – Roosendaal West, een transport-as bestemd voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Gelet hierop zijn de risico’s beschouwd en berekend (zowel plaatsgebonden als groepsrisico). Voor het traject Sloehaven – Roosendaal West geldt, op grond van bijlage 4 van de circulaire (d.d. 31-072012), dat er ter hoogte van de ontwikkeling geen sprake is van een plaatsgebonden risicocontour van 106. Uit de rapportage ‘Basisnet Spoor Werkgroep Basisnet Spoor’ (d.d. 20-09-2011) volgt dat er voor het traject Sloehaven – Roosendaal West geen PAG geldt. Er hoeven geen beperkingen te worden gesteld aan het ruimtegebruik binnen het plangebied. Op basis van de vervoersaantallen uit bijlage 4 van de circulaire is de hoogte van het groepsrisico berekend met het rekenprogramma RBM-II (V2.2). Uitgangspunt voor de berekening is dat voor de huidige situatie is uitgegaan van de populatiedata uit het nationale populatiebestand. Voor de populatiedata van de ontwikkelingen die met wijzigingsbevoegdheden mogelijk worden gemaakt is uitgegaan van de gegevens zoals de gemeente deze heeft aangeleverd en de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen 1 deel 6 Aanwezigheidsgegevens. Uit de berekeningen blijkt dat het GR ter hoogte van het station 0.6 x de oriënterende waarde (OW) bedraagt (zie bijlage 3). Uit een aanvullende GR-berekening, waarin de ontwikkelingen die met wijzigingsbevoegdheden worden mogelijk gemaakt zijn meegenomen, blijkt dat het GR stijgt naar 0,85 maal de oriënterende waarde. Bij het gebruik maken van de wijzigingsbevoegdheden dient het groepsrisico te worden verantwoord. Aangezien door de ontwikkelingen die met wijzigingsbevoegdheden mogelijk worden gemaakt het groepsrisico stijgt is de veiligheidsregio reeds op de hoogte gesteld van het plan. Bij gebruik maken van de wijzigingsbevoegdheden zal het groepsrisico conform circulaire Rnvgs en Btev worden verantwoord.
- 29 -
Gemeente Bergen op Zoom
ontwerpbestemmingsplan Stationsgebied
Buisleidingen In het plangebied komt een bestaande buisleiding voor in het zuiden van het plangebied, ten zuiden van het politiebureau. Het betreft buisleiding Z-562-01. Voor deze buisleiding is in het kader van het bestemmingsplan Fort-Zeekant reeds een Carola-berekening uitgevoerd. De resultaten van de uitgevoerde risicoberekening zijn in navolgende tabel samengevat. In de tabel is opgenomen of er sprake is van een plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar en of er sprake is van een GR. Hierbij is tevens de hoogte van het GR vermeld t.o.v. de oriënterende waarde. Tabel 2: Rekenresultaten QRA hogedruk aardgasleiding bestemmingsplan Stationsgebied Hogedruk aardgasleidingen Exploitant
Leidingnaam
N.V. Nederlandse Gas- Z-526-01 unie
Diameter [mm] 323.9
Druk [bar] 40
PR 10-6 Max. GR 1% letali(m) t.o.v. OW teit (m) 0 < 0.01 70
Uit de uitgevoerde Carola-berekening (bijlage 3) blijkt dat er voor de in het plangebied gelegen aardgas hogedruktransportleiding geen plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar wordt berekend. Voor de hogedruk aardgasleidingen is op basis van de uitgevoerde CAROLA-berekening gebleken dat er in het plangebied geen groepsrisico aandachtspunten zijn (bijlage 3). Het berekende groepsrisico ligt ruim onder de oriëntatiewaarde. De ontwikkelingen die met wijzigingsbevoegdheden worden mogelijk gemaakt zullen nagenoeg geen invloed hebben op de hoogte van het groepsrisico, omdat in de huidige situatie nabij de buisleiding reeds het politiebureau is gevestigd. Opgemerkt wordt dat naar de toekomst toe een nieuwe Gasunie hogedrukaardgasleiding wordt aangelegd parallel aan de Parallelweg. Conform artikel 6 van het Bevb is de exploitant bij de aanleg van een nieuwe buisleiding verantwoordelijk voor het uitvoeren van een risicoanalyse, waarbij het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar niet groter mag zijn dan 5 meter, gemeten vanaf het hart van de leiding. Daarnaast mag het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar niet liggen over een (geprojecteerd) kwetsbaar object. De leidingexploitant dient te voldoen aan de grens- en richtwaarde van het plaatsgebonden risico. Op basis van bovengenoemde kan worden gesteld dat de aanleg van de nieuwe hogedrukaardgasleiding geen belemmering is voor het vaststellen van het bestemmingsplan Stationsgebied. Omdat het groepsrisico als gevolg van de hogedruk aardgasleidingen minder dan 0.1 van de oriënterende waarde bedraagt, is een beperkte groepsrisicoverantwoording opgesteld. 5.3.4 Conclusie Met betrekking tot de Bevi-inrichtingen Sabic Innovative Plastics B.V. en Mepavex Logistics B.V. blijkt uit de QRA berekeningen dat het plaatsgebonden risico van 10-6/jaar niet binnen het plangebied ligt. Er wordt voldaan aan de grens- en richtwaarden voor het plaatsgebonden risico. Door vaststelling van het bestemmingsplan neemt het groepsrisico van de Bevi-inrichtingen niet toe. De wijzigingsbevoegdheden zullen niet leiden tot een relevant groepsrisico als gevolg van de activiteiten van de Bevi-inrichtingen. In de bijlage van dit besluit is, overeenkomstig het Bevi, een verantwoording opgenomen. Het plangebied ligt op meer dan 200 meter van een risicorelevante vaarweg en rijksweg. Risicoberekeningen zijn om deze reden niet noodzakelijk. Uit de RBM II berekeningen, met betrekking tot het spoortraject Frans monument – Roosendaal, volgt dat het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar ter hoogte van de planontwikkeling 0 meter bedraagt. Het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor levert geen beperking op ten aanzien van de planontwikkelingen. Er wordt voldaan aan de grens- en richtwaarden voor het PR. Voor het traject geldt geen PAG.
- 30 -
Gemeente Bergen op Zoom
ontwerpbestemmingsplan Stationsgebied
Op basis van de uitgevoerde GR-berekeningen wordt geconcludeerd dat het groepsrisico stijgt van 0.6 naar 0.85 x de oriënterende waarde als gevolg van de ontwikkelingen die met de wijzigingsbevoegdheden mogelijk worden gemaakt. Bij het gebruik maken van de wijzigingsbevoegheden dient het groepsrisico te worden verantwoord. Voor de in het plangebied gelegen aardgas hogedruktransportleiding wordt geen plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar berekend en er zijn geen groepsrisico aandachtspunten. Van de nieuwe hogedrukaardgasleiding die parallel aan de Parallelweg wordt aangelegd mag het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar niet groter zijn dan 5 meter, gemeten vanaf het hart van de leiding. Daarnaast mag het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar niet liggen over een (geprojecteerd) kwetsbaar object. Op basis van bovengenoemde kan worden gesteld dat de aanleg van de nieuwe hogedrukaardgasleiding geen belemmering is voor het vaststellen van het bestemmingsplan Stationsgebied. 5.4 Bodem In de periode 2009 tot heden zijn in het plangebied Stationsgebied nog een aantal onderzoeken uitgevoerd. Zo is een olieverontreiniging voor het nieuwe appartementencomplex nabij het nieuwe busstation gesaneerd en vindt er nog een grondwatersanering plaats ter plaatse van het oude tankstation ten oosten van het spoor. 5.5
Waterhuishouding
5.5.1
Algemeen
Voor alle (nieuwe) ruimtelijke plannen, waaronder procedures als bedoeld in de Wet op de Ruimtelijke Ordening, is de zogenoemde “watertoets” van toepassing. Doel van de watertoets is om zowel de consequenties van het ruimtelijke plan of ontwikkeling voor de waterhuishouding in beeld te brengen, alsmede voldoende rekening te houden met het belang van het water bij de ruimtelijke ontwikkeling. Het bestemmingsplan heeft vooralsnog een conserverend karakter. Aangezien echter in onderhavige gebied al ontwikkelingen zijn te voorzien die invulling zullen gaan krijgen met een wijzigingsplan, is hierbij al een daarop gerichte waterparagraaf voorzien. In de wijzigingsplannen zal daarom tenminste voor de waterhuishouding hiervan rekenschap moeten worden gegeven. Waar vervolgens nodig zal bij de wijzigingsplannen verdergaand op de waterhuishoudingsaspecten in desbetreffend wijzigingsplan worden ingegaan. 5.5.2
Vigerend beleid en algemene uitgangspunten
Op regionaal niveau is de provincie verantwoordelijk voor het beleidsveld water. Het beleid is verwoord in het Provinciale Waterplan 2010-2015. Als uitgangspunten zijn te noemen de scheiding van relatief schone en vuile waterstromen en het benutten van mogelijkheden voor infiltratie en/of conservering van hemelwater. Het Provinciale Waterplan Noord-Brabant 2010-2015 borduurt voort op de zojuist genoemde uitgangspunten, zoals de provincie die al eerder heeft opgesteld, en de gemaakte beleidsafspraken voor zover passend binnen de randvoorwaarden van het Europese en nationale waterbeleid. Voor het beheer van het oppervlaktewater is waterschap Brabantse Delta verantwoordelijk. Het vigerende beleid van deze waterbeheerder is verwoord in het Waterbeheerplan dat in 2009 is vastgesteld waarin de belangrijkste elementen uit de “Beleidsnota stedelijk water-van last naar lust” zijn overgenomen. Voor het waterschap vormen de nieuwste landelijke inzichten, zoals verwoord in het NBW, WB21 en het Nationale Waterplan, gericht op duurzaam stedelijk waterbeheer het uitgangspunt voor de inrichting en het beheer van stedelijk water.
- 31 -
Gemeente Bergen op Zoom
ontwerpbestemmingsplan Stationsgebied
Samen met de gemeente zal nader invulling worden gegeven aan de stedelijke wateropgave, met de bedoeling wateroverlast te (blijven) voorkomen. Eveneens geldt deze gezamenlijke samenwerking voor de Europese Kaderrichtlijn Water, die vooral gericht is op verbetering van de waterkwaliteit. De gemeente Bergen op Zoom heeft in 2001 een waterplan opgesteld waarin alle verschijningsvormen van water in samenhang zijn bekeken. De opstelling van het plan is gebeurd in samenwerking met alle betrokken waterpartners en in 2002 vastgesteld. De uitgangspunten van het waterplan zijn nog steeds van kracht en bovendien nader uitgewerkt in het geactualiseerde Gemeentelijke Rioleringsplan (GRP 20082012) dat aan het eind 2007 door de gemeenteraad is vastgesteld. Bovendien heeft de gemeente sinds de inwerkingtreding van de wet gemeentelijke watertaken (2008) verschillende zorgplichten ten aanzien zien van water in het stedelijk gebied. Het gaat om de zorgplichten voor stedelijk afvalwater, hemelwater en grondwater. Voor het stedelijk afvalwater gaat deze zorgplicht het verst, en is uitgewerkt in het vigerende GRP. De zorgplichten voor hemel- en grondwater komen voor de gemeente pas om de hoek kijken als huiseigenaren zelf niet voor een adequate verwerking van het water kunnen zorgen. In deze gevallen dient de gemeente voor voorzieningen te zorgen waarop particulieren kunnen aansluiten. Belangrijke voorwaarde is wel dat de maatregelen doelmatig zijn. Welke maatregelen worden getroffen, is zeer sterk locatie-afhankelijk. Zo zijn andere maatregelen nodig als de grondwaterstand laag is en er sprake is van een zandige bodem dan wanneer de bodem uit klei bestaat en het grondwater in een groot deel van het jaar reikt tot aan het maaiveld. Gezamenlijk met het waterschap dient hieromtrent een juiste (lees passende) keuze te worden gemaakt. Tenslotte zorgt de gemeente voor de ruimtelijke inpassing van de diverse voorzieningen voor het waterbeheer. In dat opzicht wordt bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening gehouden met zowel het integraal waterbeleid als het rioleringsplan. 5.5.3
Huidige situatie
Het plangebied ligt in het stroomgebied van de Zoom. Het plangebied zelf kent geen oppervlaktewater en het wel aanwezige oppervlaktewater in de buurt is beperkt tot de aanwezigheid van een stadsvijver en de gegraven turfvaart de Zoom aan de noordelijke zijde van het gebied. De afvoer van het afvalwater van de aanwezige bebouwing gebeurt via aansluiting op het rioolstelsel van de binnenstad. Hoewel met de herstructurering van de openbare ruimte in de binnenstad op meerdere plaatsen al is begonnen met het ontvlechten van de waterstromen (zie nieuwe situatie), komt het meeste regenwater afkomstig van het verhard oppervlak nog terecht in de riolering. Het water van dit nog gemengde rioolstelsel gaat naar de rioolwaterzuivering te Bath en komt na zuivering terecht in de Westerschelde. Momenteel is het slechts zeer lokaal mogelijk om regenwater te (laten) infiltreren of middels het bestaande oppervlaktewater af te voeren.
- 32 -
Gemeente Bergen op Zoom
5.5.4
ontwerpbestemmingsplan Stationsgebied
Nieuwe situatie
De gemeente Bergen op Zoom wenst gebiedsgericht duurzaam waterbeheer te bevorderen. Dit betekent dat de diverse waterstromen zodanig gescheiden worden dat schoon water niet verontreinigd raakt en de hoeveelheid verontreinigd water (zoveel als mogelijk) beperkt blijft. In het gebied is een gescheiden stelsel voorzien. Bij de herstructurering van de openbare ruimte van de binnenstad is aanleg van een gescheiden rioolstelsel niet alleen het uitgangspunt maar ook van toepassing. Zo kan het te ontwikkelen gebied aan de westzijde gescheiden aansluiten op het daar reeds gerealiseerde gescheiden stelsel met randvoorziening. In verband met de aanleg van een gescheiden rioolstelsel dient alle (nieuwe en aan te passen) bebouwing en verharding in het plangebied overtollig water aan te bieden door middel van gescheiden (huis)aansluitingen. Tegelijkertijd met de aanwezigheid van een gescheiden stelsel geldt dat rechtstreekse aansluitingen van hemelwater op het vuilwaterstelsel vanuit het oogpunt van kwaliteit en kwantiteit niet zijn toegestaan. Bovendien dient het schone (hemel)water zoveel als mogelijk binnen het (plan)gebied te worden vastgehouden op de plaats waar het valt door middel van berging met infiltratie in de bodem. Vanuit het principe dat voorkomen dient te worden dat het schone regenwater vervuild raakt door contact met toegepaste bouwmaterialen, is de (uitwendige) toepassing van uitlogende materialen niet gewenst. Door gerichte communicatie zal ten behoeve van verbouwingen en aanpassingen bij gebouwen informatieverstrekking over de mogelijkheden van duurzaam bouwen en het toepassen van duurzame bouwmaterialen plaats hebben. Voor de inzameling en afvoer van het huishoudelijk afvalwater is aansluiting op de vuilwaterriolering verplicht. De dimensionering van de riolering voor de afvoer van het huishoudelijk afvalwater afkomstig uit woningen is gebaseerd op een afvoer van ca. 135 l/pers in een etmaal. Het plan kent voor een aanzienlijk gedeelte een conserverend karakter. Met name voor genoemde deel van het plan is er voor het oppervlaktewater en het grondwater in en om het gebied geen (noemenswaardige) verandering te verwachten. Wel is in het overige deel van het plan uitbreiding van de bebouwing voorzien. Voor een deel is bij de nieuw aan te leggen bebouwing momenteel sprake van een (semi)verharde ondergrond waarvan het regenwater niet, danwel voor een zeer beperkt deel wordt afgevoerd naar de riolering. In relatie tot de mogelijkheid om in het omringende groen bij deze nieuwe bebouwing regenwater te infiltreren en eventueel (binnen het plangebied) te bergen zal in samenwerking met het waterschap bepaald dienen te worden in samenhang met de stedelijke wateropgave welke maatregelen noodzakelijk zijn om het watersysteem in 2015 op orde te hebben en te houden. Vooruitlopend op de aanleg van de nieuwe bebouwing en verharding zal de wijze van afvoer van het daarvan afkomstige regenwater met het waterschap voldoende uitgewerkt dienen te zijn om daarmee tenminste te voldoen aan de gestelde eisen van de keur van het waterschap. Deze eisen gelden voor het realiseren van de invulling van elke ruimtelijke ontwikkeling in het plangebied en daarmee ook naar de afzonderlijke eigenaren van de onroerende zaken. Daarbij moet, gerekend over het aangesloten verhard oppervlak (gebouwen en verhardingen), volgens de NBW norm (T= 100) 78 mm retentie worden aangelegd onder aftrek van de infiltratiecapaciteit en de door het waterschap te stellen landelijke afvoer. Voor de retentie is een uitvoering mogelijk als groene berging (wadi of vijver) met fluctuerende waterstanden dan wel, indien daar onvoldoende ruimte voor is, ondergrondse berging en berging op platte daken. Ook vegetatiedaken leveren een positieve bijdrage aan de hemelwaterbeheersing die, mits inzichtelijk gemaakt, verrekend kan worden in de benodigde retentie (Hydraulische Randvoorwaarden van het waterschap).
- 33 -
Gemeente Bergen op Zoom
ontwerpbestemmingsplan Stationsgebied
5.6. Flora en Fauna Sinds 2002 is een groot deel van de inheems planten- en diersoorten via de Flora- en Faunawet beschermd. In deze wet is bepaald dat, voorafgaand aan ruimtelijke ingrepen die van invloed kunnen zijn op de bestaande flora en fauna, onderzoek naar de aanwezige flora en fauna dient plaats te vinden. Het Natuur-Wetenschappelijk Centrum te Dordrecht heeft dit onderzoek uitgevoerd en is tot de volgende resultaten gekomen. Grondgebonden zoogdieren In het onderzoeksgebied zijn geen zwaarder beschermde grondgebonden zoogdieren waargenomen. Tevens zijn er geen sporen en verblijfplaatsen van deze dieren aangetroffen. Vleermuizen Enkele bomen en gebouwen in het gebied zijn mogelijk van belang voor vleermuizen. Het gaat hier om de volgende locaties: Groenpercelen tussen de spoorlijn en de de Parallelweg Langs de oostzijde van de spoorlijn liggen twee groenpercelen met opgaande beplanting. In het noordelijk groenperceel staan enkele (± 50 jaar oude, met Klimop begroeide) eiken, die mogelijk van belang zijn (als verblijfplaats, vlieg-en/of jachtroute) voor vleermuizen. Daarnaast staat in deze strook een elektriciteitshuisje, voorzien van spouwmuren, dat mogelijk functioneert als verblijfplaats voor vleermuizen. In het zuidelijk groenperceel, eveneens langs de Parallelweg en grotendeels ten zuiden van de Eikstraat, staan eveneens enkele (± 50 jaar oude, met Klimop begroeide) eiken, die mogelijk van belang zijn (als verblijfplaats, vlieg-en/of jachtroute) voor vleermuizen. Omgeving huidige tennisbaan (Amersfoortcoördinaten 079.112 -389.661) Het clubgebouw van de tennisvereniging functioneert mogelijk als verblijfplaats voor vleermuizen, evenals het meer zuidelijk en ten oosten van de Brouwerijbaan gelegen elektriciteitshuisje. Daarnaast zijn de eiken, direct ten zuiden van het clubgebouw, en de acacia’s, ten noorden van het elektriciteitshuisje, mogelijk van belang (als verblijfplaats, vlieg-en/of jachtroute) voor vleermuizen. Vogels Wat betreft vogels zijn er algemeen beschermde soorten in het onderzoeksgebied waargenomen, zoals o.a. Ekster (Pica pica), Gaai (Garrulus glandarius), Groenling (Carduelis chloris), Heggenmus (Prunella modularis), Houtduif (Columba palumbus), Koolmees (Parus major), Merel (Turdus merula), Roodborst (Erithacus rubecula), Spreeuw (Sturnus vulgaris), Vink (Fringilla coelebs), Winterkoning (Troglodytes troglodytes) en Zwarte kraai (Corvus corone). Daarnaast zijn in de groenstrook in zowel het noordelijk als het zuidelijk deel van het plangebied plukplaatsen van de Sperwer (Accipiter nisus) aangetroffen. Amfibieën Er zijn geen zwaarder beschermde amfibieën in het onderzoeksgebied aangetroffen en het gebied lijkt ook niet van belang voor amfibieën. Vaatplanten Er zijn alleen algemeen beschermde vaatplanten in het onderzoeksgebied aangetroffen. In het gebied staan verder verschillende soorten bomen, waaronder enkele ± 50 jaar oude exemplaren van de Zomereik (Quercus robur).
- 34 -
Gemeente Bergen op Zoom
5.6.1
ontwerpbestemmingsplan Stationsgebied
Conclusie en aanbevelingen
Grondgebonden zoogdieren In het plangebied zijn geen (sporen van) zwaarder beschermde grondgebonden zoogdieren aangetroffen. Voor grondgebonden zoogdieren gelden dus geen verplichtingen, anders dan de algemene zorgplicht. Vleermuizen Enkele bomen (eiken en acacia’s) en gebouwen (clubgebouw van tennisvereniging en elektriciteitshuisjes) in het plangebied zijn mogelijk van belang voor vleermuizen. Vleermuizen gebruiken het landschap gedurende het jaar op verschillende manieren (i.e. kraamplaats, zomerverblijfplaats, paarverblijf, winterverblijfplaats, jachtgebied). Volgens het vleermuisprotocol* dienen tenminste vijf vleermuisinventarisaties uitgevoerd te worden, teneinde de verschillende functies die het gebied mogelijk heeft voor vleermuizen te inventariseren; driemaal in de kraam-/ zomerperiode (half mei-half juli), en tweemaal in de zomer/paarperiode (half augustus-begin oktober). Indien de voor vleermuizen geschikte bomen en/of gebouwen in het plangebied gekapt/gesloopt gaan worden, dient voorafgaand aan de werkzaamheden een uitgebreid onderzoek naar de functie van deze bomen en/of gebouwen volgens het vleermuisprotocol te worden uitgevoerd. Sinds mei 2009 is het Vleermuisprotocol vastgesteld. Dit is opgesteld door het Netwerk Groene Bureaus en de Zoogdiervereniging VZZ in overleg met de Dienst Landelijk Gebied (DLG) en de Gegevensautoriteit Natuur (GaN). Het protocol dient als leidraad voor het bepalen hoe en hoe vaak geïnventariseerd moet worden om te voldoen aan de Flora-en faunawet. Vogels In het plangebied zijn algemeen beschermde vogelsoorten waargenomen en zijn geen jaarrond beschermde vaste verblijfplaatsen van vogels aangetroffen. Voor vogels is een ontheffing voor het overtreden van verbodsbepalingen uit de Flora-en faunawet op dit moment niet nodig. Alle inheemse vogelsoorten zijn beschermd. Om het broeden succesvol te doen zijn, is het verboden broedende vogels, hun nesten, eieren of jongen te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren. Deze verbodsbepaling geldt slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt (zie bijlage). Aanbevolen wordt verstorende werkzaamheden zoals het slopen van gebouwen en het rooien of kappen van heesters of bomen buiten de broedtijd van vogels (globaal van half maart t/m half juli) uit te voeren. Indien werkzaamheden toch gedurende het broedseizoen uitgevoerd zullen worden, dient vóór aanvang van de werkzaamheden door een deskundige aangetoond te worden dat er geen sprake is van broedende vogels die verstoord kunnen worden. Amfibieën Wat betreft amfibieën is geen ontheffing voor het overtreden van verbodsbepalingen uit de Flora-en faunawet nodig. Vaatplanten Wat betreft vaatplanten is een ontheffing voor het overtreden van verbodsbepalingen uit de Flora-en faunawet niet nodig. Tenslotte geldt de in artikel 2 voorgeschreven zorgplicht: deze houdt in dat alle mogelijke nadelige gevolgen voor (alle) planten en dieren zoveel mogelijk vermeden moeten worden (voor zover redelijk), bijvoorbeeld door een Egel die zich op een werkterrein bevindt te verplaatsen voordat gestart wordt met bepaalde werkzaamheden (hiervoor is eerst een inspectie te voet van het werkterrein nodig).
- 35 -
Gemeente Bergen op Zoom
ontwerpbestemmingsplan Stationsgebied
- 36 -
Gemeente Bergen op Zoom
Hoofdstuk 6.
ontwerpbestemmingsplan Stationsgebied
Bestemmingsregeling
6.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het hiervoor beschrevene, juridisch is vertaald. Ingegaan wordt op de juridische opzet van het bestemmingsplan (het karakter van het plan, de verbeelding en de regels). Het bestemmingsplan heeft een conserverend karakter. Conserverend wil zeggen dat de bestaande ruimtelijke en functionele hoofdstructuur is bestemd en dat het plan er mede op is gericht deze hoofdstructuur te behouden. Daartoe is in het plan een gedetailleerde regeling van bestemmingen en bouw- en gebruiksregels opgenomen. Indien een bouwaanvraag past binnen de bestemming en de bijbehorende regels, ontstaat een directe bouwtitel. Daarnaast kent het bestemmingsplan enige flexibiliteit, die het mogelijk maakt om in de planperiode in te spelen op ontwikkelingen, zonder dat de ruimtelijke en functionele hoofdstructuur wordt aangetast. Middels de opgenomen wijzigingsbevoegdheden bestaat de mogelijkheid om te zijner tijd in te spelen op de toekomstige ontwikkelingen rondom de bebouwing langs het spoor. 6.2
Verbeelding
Welke bestemming gronden binnen het plangebied hebben, is te zien op de verbeelding. Er is een digitale verbeelding en een analoge verbeelding. Alle gronden binnen het plangebied hebben een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen aanduidingen zijn opgenomen. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien, en voor zover, deze in de regels daaraan wordt gegeven. Soms heeft een aanduiding juridisch gezien geen enkele betekenis en is uitsluitend op de verbeelding aangegeven ten behoeve van de leesbaarheid (bijvoorbeeld topografische gegevens). 6.3 Regels De regels bevatten bepalingen omtrent het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/ of nog op te richten bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in hoofdstukken, te weten: Hoofdstuk 1 Inleidende regels Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels Hoofdstuk 3 Algemene regels Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels. Hoofdstuk I Inleidende regels Dit hoofdstuk bevat twee artikelen, welke van belang zijn voor een juiste toepassing van de regels. In artikel 1 worden begripsbepalingen gegeven met daarin een nadere uitleg van een aantal in de regels gehanteerde begrippen. Hierdoor wordt de eenduidigheid en daarmee de rechtszekerheid vergroot. Artikel 2 bevat regels die aangeven op welke wijze bepaalde zaken, zoals grondoppervlakte en inhoud van gebouwen dienen te worden bepaald. Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels Dit hoofdstuk bevat artikelen waarin regels zijn opgenomen betreffende de op de verbeelding voorkomende bestemmingen en de op de verbeelding aangegeven aanduidingen met betrekking tot de toegestane (hoofd)bebouwing. Bij de opbouw van deze regels is, voor zover voorkomend binnen de verschillende bestemmingen, de indeling overeenkomstig de SVBP 2008 aangehouden: -
Bestemmingsomschrijving In dit onderdeel wordt de materiële inhoud van de bestemming aangegeven: de functies die binnen de bestemming “bij recht” zijn toegestaan. De bestemmingsomschrijving vormt de eerste “toetssteen” voor bouwactiviteiten en/of gebruiksvormen. Beide zijn slechts toegestaan, voor zover zij zullen plaatsvinden binnen de opgenomen omschrijving.
- 37 -
Gemeente Bergen op Zoom
ontwerpbestemmingsplan Stationsgebied
-
Bouwregels Dit onderdeel geeft aan welke bouwwerken mogen worden opgericht. Voorop staat dat slechts mag worden gebouwd ten behoeve van de voor de bestemming aangegeven bestemmingsomschrijving.
-
Afwijking van de bouwregels In een aantal gevallen zijn voor de bestemming specifieke afwijkingsbevoegdheden opgenomen. Met toepassing van een afwijkingsbevoegdheid kunnen onder voorwaarden en binnen de betreffende bestemming bouwactiviteiten worden toegelaten, welke niet bij recht zijn toegestaan.
-
Afwijking van de gebruiksregels In de bestemmingen komt ook een aantal specifieke afwijkingsmogelijkheden voor. Met toepassing van een afwijkingsmogelijkheid kunnen onder voorwaarden en binnen de betreffende bestemming gebruiksvormen worden toegelaten, die niet bij recht zijn toegestaan.
-
Omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden Ten behoeve van het behoud van in het plan voorkomende waarden is de uitvoering van bepaalde werken en/of werkzaamheden aan een vergunning gebonden (omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden).
-
Wijzigingsbevoegdheid De wijzigingsbevoegdheid biedt burgemeester en wethouders de mogelijkheid om via een voorgeschreven procedure, voor een specifieke situatie of geval, af te wijken van de bestemmings- en bebouwingsregels.
Bedrijf Er zijn twee nutsvoorziening gelegen in het pangebied. Volgens de standaardregels moet een dergelijke voorziening onder de bestemming “Bedrijf” worden geschaard. Voor de bebouwing wordt uitgegaan van een situering binnen op de kaart aangegeven bouwvlakken. De hoogte van de nutsvoorzieningen wordt geregeld in de regels Groen De gronden met deze bestemming betreffen gebieden met (openbare) groenvoorzieningen en/of waterberging die binnen de ruimtelijke hoofdopzet van het plan van belang zijn en om die reden behouden dienen te blijven. Binnen de bestemming is de bouw van straatmeubilair, speelvoorzieningen en kunstopbjecten toegestaan. Kantoor Een groot gedeelte van het zuidelijk plangebied is bestemd voor kantoren. De bestaande kantoren aan de Zuidoostsingel zijn positief bestemd. Nieuwe kantoorontwikkeling aan parallel aan de spoorbaan wordt mogelijk gemaakt middels een wijzigingsbevoegdheid. Het politiebureau is eveneens als zodanig bestemd. Verkeer De bestemming is opgenomen voor de wegen, parkeervoorzieningen, langzaamverkeersroutes en bermen, maar ook nagenoeg alle (kleinschalige) groenstroken. Hiermee is ondergeschikte herinrichting van de openbare ruimte mogelijk zonder dat onnodig, gedetailleerde bepalingen van het bestemmingsplan dergelijke ontwikkelingen in de weg staan en planherziening nodig zou zijn. Voor aanpassing van de bestemming wordt verwezen naar de wijzigingsbevoegdheid. Daarnaast is het spoor aangeduid met de aanduiding ‘spoorweg’ Binnen de bestemming is onder andere het oprichten van straatmeubilair, zoals nutsvoorzieningen en abri's, toegestaan.
- 38 -
Gemeente Bergen op Zoom
ontwerpbestemmingsplan Stationsgebied
Waarde archeologie Gronden met een hoge indicatieve hoge archeologische waarde zijn binnen het plangebied aangeduid. Met de omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden (voorheen: aanlegvergunningsstelsel) worden deze waarden beschermd. Via een wijzigingsbevoegdheid kan de bestemming vervallen, indien blijkt dat geen archeologische waarden aanwezig zijn.
Waarde-cultuurhistorie Een klein gedeelte van het plangebied valt binnen het “Beschermd Stadsgezicht”. Het betreft met name de bescherming van het stratenpatroon via de aansluiting met de Stationsstraat tot en met het Stationsgebouw. Leiding Gas Het beleid is erop gericht op het voorkomen van onveilige situaties en conflicten tussen de onderscheiden functies. Ter bescherming van de ondergrondse leiding is bouwen slechts toegestaan voor zover de belangen van de leiding zulks gedoogt. Zo nodig kunnen aan omgevingsvergunningen voorwaarden worden gesteld. Om te komen tot een goede coördinaties wordt alvorens een omgevingsvergunning te verlenen, advies ingewonnen bij de leidingbeheerder. Binnen het plangebied wordt een nieuwe leiding aangelegd waarvoor toetsings- en bebouwingsafstanden gelden. De leiding is reeds positief bestemd. In de paragraaf over externe veiligheid is dit aangegeven. Binnen de toetsingsafstanden mogen niet zondermeer milieugevoelige objecten, zoals woningen, worden gebouwd. Aan bebouwing van milieugevoelige objecten binnen voornoemde toetsingsafstand zal slechts medewerking worden verleend, indien dit uit veiligheidsoverwegingen aanvaardbaar is. Afwijking is eventueel toegestaan indien technische, planologische en/of economische overwegingen hiertoe noodzaken, waarbij echter steeds de minimale bebouwingsafstand gehandhaafd moet blijven. Alvorens toepassing te geven aan deze bepaling winnen burgemeester en wethouders advies in bij de leidingbeheerder. Hoofdstuk 3 Algemene regels Anti-dubbeltelbepaling De anti-dubbeltelbepaling is erop gericht om grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing te laten. Algemene bouwregels Het onderhavige artikel dient te voorkomen dat situaties ontstaan, welke niet in overeenstemming zijn met de bedoeling van het plan. Daarnaast beoogt dit artikel te voorkomen dat bouwwerken die groter of juist kleiner zijn dan in de bouwregels bij de diverse bestemmingen is toegestaan of voorgeschreven, onder het overgangsrecht komen te vervallen. Voor deze bouwwerken gelden de bestaande grotere dan wel kleinere afmetingen als maximaal respectievelijk minimaal toegestaan. Algemene afwijkingsregels Deze afwijkingsmogelijkheden, gebaseerd op artikel 3.6 eerste lid onder c van de Wet ruimtelijke ordening, hebben tot doel flexibiliteit in het plan in te bouwen. Het afwijken van de bebouwingsregels, ten behoeve van bijvoorbeeld het oprichten van nutsvoorzieningen en het in beperkte mate afwijken van de voorgeschreven maatvoeringen, kan in veel gevallen plaatsvinden zonder dat hierdoor het belang van een goede ruimtelijke ordening wordt geschaad. Voor dit soort gevallen is derhalve in het plan een afwijkingsbevoegdheid opgenomen.
- 39 -
Gemeente Bergen op Zoom
ontwerpbestemmingsplan Stationsgebied
Algemene wijzigingsregels In dit artikel zijn voor burgemeester en wethouders enkele mogelijkheden gecreëerd om, via een voorgeschreven procedure, in iets ruimere mate dan bij de “algemene afwijkingsregels” af te wijken van de regels. Het gaat dan echt om een wijziging van het bestemmingsplan. De wijzigingsbevoegdheden dragen bij aan een meer flexibel plan. Daarnaast zijn er in dit artikel drie wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Deze wijzigingsbevoegdheden maken de nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Hierin wordt onder andere horeca, maatschappelijke voorzieningen, en een joblodge mogelijk gemaakt. In de regels worden de eisen opgenomen waaraan voldaan dient te worden. . Hoofdstuk 4 Overgangs- en Slotregels Overgangsrecht De overgangsregels voor bouwen hebben ten doel de rechtstoestand te begeleiden van bouwwerken welke op het tijdstip van het in ontwerp ter visie leggen van het plan gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden en welke afwijken van de bouwregels van het plan. Overgangsregels voor gebruik betreft het gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken in het plan, voor zover dit gebruik op het tijdstip van het rechtskracht verkrijgen van het plan (rechtens) afwijkt van de in het onderhavige plan gegeven bestemming. Slotregel Dit artikel ten slotte, geeft aan onder welke naam de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald (citeertitel).
- 40 -
Gemeente Bergen op Zoom
Hoofdstuk 7.
ontwerpbestemmingsplan Stationsgebied
Financiële overwegingen & dekking
Op grond van artikel 6.12 van de Wro dient de gemeenteraad een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bouwplan zoals dat in het Bro is omschreven is voorgenomen. Het vaststellen van een exploitatieplan is niet nodig indien: het kostenverhaal anderszins is verzekerd; het bepalen van een tijdvak of fasering niet nodig is; het stellen van locatie-eisen of regels niet nodig is. Er is sprake van een conserverend bestemmingsplan. De ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt, middels wijzigingsbevoegdheden. Daarbij is sprake van zelfrealisatie, waarbij de gemeente een faciliterende rol speelt. Voor met name de ontsluiting van percelen is de aanleg van infrastructurele voorzieningen noodzakelijk. De gemeente draagt hiervoor zorg. De kosten die gemaakt worden, worden volledig in rekening gebracht met belanghebbenden. Hiertoe worden overeenkomsten opgesteld, zodat er voor de gemeente geen financiële consequenties aan verbonden zijn. Er is daarom geen noodzaak voor dit bestemmingsplan een exploitatieplan vast te stellen.
- 41 -
Gemeente Bergen op Zoom
ontwerpbestemmingsplan Stationsgebied
- 42 -
Gemeente Bergen op Zoom
Hoofdstuk 8.
ontwerpbestemmingsplan Stationsgebied
Procedurele aspecten
8.1 Inleiding Het bestemmingsplan betreft hoofdzakelijk een conserverend plan, met uitzondering van de opgenomen wijzigingsbevoegdheden. Ten aanzien van het voorontwerpbestemmingsplan is geen inspraaktraject doorlopen. Conform artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is er een overlegprocedure gevolgd. 8.2 Resultaten vooroverleg In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan diverse instanties. Hierbij wordt opgemerkt dat ten tijde van het voorontwerp de ontwikkeling van de locatie Van Kaam nog niet rechtsreeks in het plan was opgenomen. Het voorontwerp bevatte hiervoor een wijzigingsbevoegdheid. Achtereenvolgens wordt hieronder ingegaan op de ontvangen reacties. 8.3 Zienswijzenprocedure De procedure voorziet in de mogelijkheid voor belanghebbenden tegen het ontwerpbestemmingsplan zienswijzen in te dienen bij de gemeenteraad. Daartoe zal het ontwerpbestemmingsplan met bijbehorende stukken gedurende zes weken op het stadskantoor ter inzage worden gelegd. De terinzagelegging zal op de in de gemeente gebruikelijke wijze bekend worden gemaakt. 8.4 Vervolgprocedure Na beoordeling van eventueel ingediende zienswijzen zal door het college van burgemeester en wethouders bekeken worden of het plan bijgesteld moet worden. Vervolgens wordt het plan al dan niet gewijzigd ter vaststelling aan de gemeenteraad aangeboden. Na de vaststelling van het plan wordt het (gewijzigde) bestemmingsplan gedurende 6 weken ter visie gelegd. Belanghebbenden kunnen binnen deze termijn beroep en/of een verzoek om voorlopige voorziening aan de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State indienen.
- 43 -
Regels
1
2
Hoofdstuk 1 Inleidende regels Artikel 1
Begrippen
1.1 plan het bestemmingsplan "Stationsgebied e.o. van de gemeente Bergen op Zoom
1.2 bestemmingsplan de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0748.BP0068-0202;
1.3 aanduiding een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 afvalinzamelsysteem geheel of gedeeltelijk onder peil gelegen bouwwerken / voorzieningen ten behoeve van de inzameling van huishoudelijk afval, glas en dergelijke;
1.6 agrarisch bedrijf een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in: a. een grondgebonden agrarisch bedrijf: een agrarisch bedrijf waarbij de productie geheel of overwegend afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van de bij het bedrijf behorende grond; b. een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf: een agrarisch bedrijf waarbij het voorbrengen van de producten of het houden van dieren geheel of overwegend in gebouwen plaatsvindt van de productie van gewassen;
1.7 ambachtelijk - verzorgend bedrijf a. een bedrijf voor de uitoefening van producerende en/of verzorgende ambachten, met uitzondering
b.
van detailhandelsambachten, garagebedrijven en andere autoverzorgende bedrijven, waar - voor een belangrijk deel in handwerk - goederen worden vervaardigd, verwerkt, bewerkt, geïnstalleerd of hersteld, voornamellijk direct ten behoeve van de uiteindelijke gebruiker en/of verbruiker en welke wordt gekenmerkt door hetgeen is vermeld onder b; een bedrijf waarvan de uitoefening plaats heeft onder (één van) de volgende omstandigheden: 1. het productieproces, wordt grotendeels "met de hand" of althans niet in hoofdzaak gemechaniseerd of met behulp van werktuigen die door energiebronnen buiten de menselijke arbeidskracht worden aangedreven, uitgevoerd; 2. voorzover van laatstbedoelde werktuigen gebruik wordt gemaakt, zijn deze als ondergeschikt te beschouwen aan de menselijke handvaardigheid;
1.8 ambachtelijke bedrijvigheid het bedrijfsmatig vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen, geheel of overwegend door middel van handwerk, als ook - in verband hiermee en als nevenactiviteit van ondergeschikt belang het verkopen van en/of leveren van goederen;
1.9 ander bouwwerk een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.10 ander werk een werk, geen bouwwerk zijnde;
3
1.11 archeologische waarde de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;
1.12 bebouwing één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;
1.13 bebouwingspercentage een aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
1.14 bedrijf een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren, en/of herstellen van goederen, dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, beroepsmatige activiteiten in of bij een woning daaronder niet begrepen; 1.15 bedrijfsmatige activiteiten in of bij een woning het bedrijfsmatig verlenen van diensten - geen dienstverlenend bedrijf zijnde - en ambachtelijke bedrijvigheid in tegenstelling tot beroepsmatige activiteiten als bedoeld onder het begrip "beroepsmatige activiteiten in of bij een woning", geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang in de activiteiten in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
1.16 bedrijfs - of dienstwoning een woning in of bij een gebouw of op dan wel bij een terrein bestemd voor een huishouden waarvan is aangetoond dat huisvesting daar, gelet op de bedrijfsvoering, in overeenstemming met de bestemming noodzakelijk is;
1.17 bedrijfsverandering of - beeindiging verandering van de bedrijfsactiviteiten, een eigenaarwisseling daarop niet begrepen, dan wel het staken van bedrijfsactiviteiten gedurende ten minste 1 jaar;
1.18 bedrijfsvloeroppervlakte de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten;
1.19 beeldbepalende boom boom zoals opgenomen in de houtopstandverordening; 1.20 beeldbepalend pand pand en/of object dat niet onder de Monumentenwet 1988 c.q. de monumentenverordening valt, maar gekoppeld is aan de Nota Welstand bestemmingsplan;
gemeentelijke en aan het
1.21 begeleid wonen vorm van wonen waarbij de bewoners, al dan niet met hun samenwonende partner, in een zelfstandige woning of met andere cliënten in een gebouw wonen en de cliënten ter plaatse een aantal uren per dag of per week zorg krijgen;
1.22 belwinkel een ruimte voor het bedrijfsmatig aan het publiek gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken al dan niet geplaatst in belcabines, waaronder mede begrepen faxen en het toegang bieden tot internet. Ook ruimten die een andere benaming hebben dan belwinkel, maar waarin voornoemde activiteiten plaatsvinden, vallen onder het begrip "belwinkel";
4
1.23 beroepsmatige activiteiten in of bij een woning een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en/of de daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;
1.24 beroepsmatige werkruimten werkruimten waarbinnen beroeps- of bedrijfsmatige diensten worden verricht op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermede naar de aard gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang in een woning zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving;
1.25 bestaande bebouwing bebouwing aanwezig op de eerste dag van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening;
1.26 beschermd monument onroerende goederen welke zijn ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers;
1.27 bestemmingsgrens de grens van een bestemmingsvlak;
1.28 bestemmingsvlak een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.29 bevi-inrichting een inrichting als bedoeld in Besluit externe veiligheid inrichting;
1.30 bevoegd gezag bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);
1.31 bouwen het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.32 bouwgrens de grens van een bouwvlak;
1.33 bouwlaag een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van onderbouw, zolder of vliering;
1.34 bouwperceel een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.35 bouwperceelgrens de grens van een bouwperceel;
1.36 bouwvlak een geometrisch bepaald vlak waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten;
5
1.37 bouwwerk elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.38 brutovloeroppervlakte (b.v.o.) de totale horizontale vloeroppervlakte van bedrijfsruimten, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;
1.39 bijbehorend bouwwerk uitbreiding van het hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.40 bijzondere woonvormen met het wonen enigszins vergelijkbare huisvesting, zoals al dan niet zelfstandige woonruimten voor andere groepen dan een gezin of daarmee vergelijkbare vorm van een vast samenlevingsverband, zoals gezinsvervangende woningen, aanleunwoningen en woonverblijven die mede afhankelijk zijn van binnen het complex aangeboden voorzieningen, waaronder in ieder geval een hospice wordt verstaan, alsmede bejaardentehuizen, verzorgingstehuizen en zorgcomplexen gericht op intramurale zorg;
1.41 coffeeshop een alcohol vrije inrichting waar handel in en/of gebruik van softdrugs plaatsvindt;
1.42 consumentenvuurwerk vuurwerk voor particulier gebruik;
1.43 cultuurhistorische waarde a. het cultuurpatroon van een gebied, dat kenmerkend is voor het gebruik dat de mens in de loop b.
van de geschiedenis van de gronden gemaakt heeft, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de kavelindeling, de waterhuishouding, het bodemreliëf, de beplanting en de bebouwing; de aan een bouwwerk eigen zijnde waarde in verband met de herkenbaarheid van de in het verleden ontstane elementen van het bouwwerk in relatie tot de geschiedkundige ontwikkeling van het gebied, waaronder mede begrepen architectonische waarden;
1.44 dansschool een inrichting waar één of meer voorzieningen aanwezig zijn voor het in besloten ruimte dansen en het geven van dansonderricht, zonder verhuur van zalen en/of regulier gebruik ten behoeve van het geven van feesten en niet bij het dansonderricht behorende muziek/dansevenement;
1.45 detailhandel het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en /of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde een horecabedrijf. Afhaalzaken en broodjeszaken hier niet onder begrepen;
1.46 detailhandel in dagelijkse goederen detailhandel in voedings- en genotmiddelen (foodsector) alsmede detailhandel in dagelijkse (huishoudelijke) gebruiksartikelen;
1.47 detailhandel in niet-dagelijkse goederen (non-food sector) detailhandel in duurzame goederen en/of gebruiksgoederen, zoals kleding en schoeisel, elektrische artikelen, huishoudelijke artikelen en overige goederen, voor zover geen detailhandel in dagelijkse goederen;
6
1.48 detailhandel in volumineuze goederen een detailhandelsbedrijf in goederen dat vanwege de omvang van die goederen, dan wel de aard van die goederen een grotere bedrijfsvloeroppervlakte per vestiging rechtvaardigt, zoals een detailhandelsbedrijf in meubelen, badkamers en keukens, auto's, caravans en aanverwante artikelen; detailhandelsbedrijven als bedoeld onder detailhandel en detailhandel in dagelijkse goederen hier niet onder begrepen;
1.49 dienstruimtes niet voor het publiek toegankelijke ruimtes, zoals een kantine, een opslagruimte bij een bedrijf of een ondergeschikt kantoor;
1.50 dienstverlening met detailhandelsvestigingen vergelijkbare vestigingen voor de verrichting van diensten aan het publiek, zoals een apotheek, atelier, bank (met baliefunctie), kapsalon, makelaarskantoor, postkantoor, reisbureau, schoenmaker, schoonheidssalon, sleutelspecialisten, uitzendbureau en verzorgende beroepen, met uitzondering van prostitutie;
1.51 dienstwoning een woning in of bij een gebouw of op dan wel bij een terrein, bestemd voor het huishouden waarvan is aangetoond dat de huisvesting daar, gelet op de bedrijfsvoering in overeenstemming met de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is. Zie ook begrip "bedrijfswoning";
1.52 dove gevel een bouwkundige constructie die een ruimte in een gebouw scheidt van de buitenlucht, waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een karakteristieke geluidswering - conform NEN 5077 - die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB(A) (ingeval van wegverkeerslawaai) en 35 dB(A) (ingeval industrielawaai), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij wijze van uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits die delen niet direct grenzen aan een geluidgevoelige ruimte, zoals omschreven in artikel 1 van de Wet geluidhinder;
1.53 eengezinswoning een complex van ruimten dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van een huishouden;
1.54 erf een al dan niet omheind stuk grond, in ruimtelijk opzicht direct behorende bij, in functioneel opzicht ten dienste van en in feitelijk opzicht direct aansluitend aan een woning of een andere gebouw, waarop ingevolge de regels van het plan geen hoofdbebouwing is toegestaan en wat in beginel behoort tot de kavel(s) waarop de woning of het andere gebouw is geplaatst, zoals dat blijkt uit de kadastrale gegevens;
1.55 eerste bouwlaag de eerste bouwlaag of een verdieping van een gebouw, met dien verstande, dat boven de 100% van het vloeroppervlak van de bouwlagen een plafondhoogte van ten minste 2,10 meter aanwezig c.q. mogelijk is, een onderhuis is hier niet inbegrepen;
1.56 gebouw een bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vorm;
1.57 geluidsgevoelige gebouwen gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder, het besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
7
1.58 geluidzoneringsplichtige inrichting een inrichting, als bedoeld in de Wet geluidhinder, waar rondom het terrein de vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
1.59 gestapelde woning een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven en naast elkaar gelegen woningen bevat;
1.60 gevoelige objecten woningen van derden, bedrijven uit de voedings- en genotmiddelen industrie, detailhandel in voedings- en genotmiddelen en hotels, restaurants, en kantoorgebouwen met meer dan 50 werknemers;
1.61 groothandel het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan personen of instellingen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;
1.62 groothandel in smart- en growproducten het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, waaronder mede begrepen de uitstalling ter verkoop, ter huur, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen die het maatschappelijk verkeer worden aangeduid als smart- en growproducten aan tussenhandelaren of verwerkende bedrijven die deze goederen kopen respectievelijk huren voor gebruik, verbruik of aanwending in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit met dien verstande dat het niet is toegestaan om in groothandel detailhandel te bedrijven;
1.63 grootschalige detailhandel een vestiging van detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen, of vanwege de gevoerde formule, een groot oppervlak nodig heeft, met een minimum verkoopvloeroppervlakte van 1500 m², uitgezonderd detailhandel in dagelijkse goederen;
1.64 growshop een ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en/of leveren van kweekbenodigdheden (zoals potgrond, meststoffen, bestrijdingsmiddelen, lampen, ventilatiesystemen, waterpompen) voor psychotrope stoffen, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Ook ruimten die een andere benaming hebben dan growshop, maar waarin voornoemde activiteiten plaatsvinden, vallen onder het begrip "growshop";
1.65 handel a. detailhandel zie begrip "detailhandel"; b. groothandel zie begrip "groothandel"; 1.66 handel in softdrugs het verkopen van softdrugs vanuit een horeca-inrichting of een andere voor het publiek toegankelijke lokaliteit en de daarbij behorende erven, dan wel het aldaar aanwezig zijn van middelen als bedoeld in artikel 3 (lijst II) van de Opiumwet, dan wel toestaan dat bedoelde middelen in de horeca-inrichting gebruikt, bereid, bewerkt, verkocht, geleverd, verstrekt en vervaardigd worden;
1.67 hoofdgebouw een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
8
1.68 horeca een bedrijf dat in zijn algemeenheid gericht is op het verstrekken van nachtverblijf, op het ter plaatse nuttigen van voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccomodatie, broodjeszaak, afhaalzaak, een en ander met inachtneming van de bij deze regels behorende Staat van Horecaactiviteiten;
1.69 hospice verblijfhuis voor terminale patiënten;
1.70 hoveniersbedrijf een bedrijf, gericht op de aanleg, inrichting, verfraaiing en/of het onderhoud van tuinen en groenvoorzieningen, met de daarbij noodzakelijke hulpmaterialen met uitzondering van detailhandel;
1.71 huishouden de bewoning door een persoon of meerdere personen in de vorm van een vast samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur of een bijzondere woonvorm, van een woning;
1.72 kampeermiddelen een tent, een tentwagen, een kampeerauto of caravan, dan wel enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 2.1 van de Wet algemene bepaling omgevingsrecht (Wabo) een omgevingsvergunning is vereist, een en ander voorzover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend of tijdelijk bestemd of opgericht danwel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.73 kamerverhuur bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de kamerhuurders ter plaatse het hoofdverblijf hebben;
1.74 kantoor een ruimte welke door haar indeling en inrichting kennelijk is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor administratieve, juridische, medische, therapeutische, ontwerptechnische en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden, of hiermee gelijk te stellen gebieden;
1.75 kap een geheel of gedeeltelijk niet horizontale dakconstructie gevormd door ten minste twee schuinhellende of gebogen dakschilden met een dakhelling van ten minste 15 graden en ten hoogste 75 graden, waarbij de schuinhellende of gebogen dakschilden ten minste 50% van het dak dienen te bedekken;
1.76 kleinschalig kamperen kamperen op een terrein waarbij ten hoogste 25 kampeermiddelen mogen worden geplaatst;
1.77 landschappelijke waarde de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;
1.78 logies het bedrijfsmatig verblijf en/of nachtverblijf (altijd voor meerdere nachten) aanbieden, waarbij de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft;
1.79 maatschappelijke voorzieningen bibliotheken, cultuur, gezondheidszorg, jeugd-/kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening, openbare orde en veiligheid, religie, verenigingsleven, volksgezondheid, zorg en welzijn en daarmee gelijk te stellen sectoren;
9
1.80 milieudeskundige een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake milieu;
1.81 monumentale boom een boom die in verband met ouderdom, gaafheid en/of omvang beeldbepalende waarde heeft voor de omgeving en als zodanig is opgenomen in de gemeentelijke houtopstandverordening;
1.82 natuurlijke waarde de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;
1.83 onderbouw een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,50 meter boven peil is gelegen;
1.84 ondergeschikte detailhandel detailhandel die als activiteit in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de volgens het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. De detailhandelsactiviteit is van zulke beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft;
1.85 ondersteunende horeca gelegenheid waarbij het doel van de onderneming niet primair gericht is op horeca-activiteiten, maar ter ondersteuning en ondergeschikt aan de hoofdactiviteit; 1.86 opslag opslaan van goederen al dan niet in een gebouw met daarbij behorende kantoorruimte van ondergeschikte afmeting;
1.87 peil a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang onmiddelijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
b. in alle andere gevallen de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld; 1.88 seksinrichting een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of daarmee naar de aard en omvang vergelijkbare activiteiten, in de vorm van seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval begrepen: a. een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon; b. een seksbioscoop of sekstheater; c. een seksautomatenhal; d. een seksclub of parenclub al dan niet in combinatie met elkaar of in combinatie met een sekswinkel;
1.89 sekswinkel een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarbinnen detailhandel in goederen van erotischpornografische aard plaatsvindt;
10
1.90 smartshop een ruimte bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder uitstalling ten verkoop, het verkopen en / of leveren van psychotrope stoffen aan personen die deze stoffen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Deze stoffen kunnen wijzigingen voortbrengen in de lichamelijke en geestelijke functies. Ook ruimten die een andere benaming hebben dan smartshop, maar waarin voornoemde activiteiten plaatsvinden, vallen onder het begrip "smartshop";
1.91 speelvoorzieningen al dan niet zijnde bouwwerken ten behoeve van het spelen door kinderen, zoals: huisjes, klimrekken, schommels, speelhutten en ballenvangers;
1.92 standplaats een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of gemeenten kunnen worden aangesloten;
1.93 straatmeubilair al dan niet zijnde bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen, zoals: a. verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken, bloembakken; b. telefooncellen, abri's, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame; c. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50 m3 en een hoogte van ten hoogste 2,7 meter, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen; d. afvalinzamelsystemen;
1.94 uitwendige architectonische vormgeving de uitwendige hoofdvorm van een gebouw, bepaald door grondoppervlak, goothoogte, dakhelling, nokrichting en hoogte en, in mindere mate, de gevelindeling;
1.95 vliegende winkels ondernemingen die gedurende één of meer dagdelen roerende goederen aanbieden aan particulieren, dit doen vanuit een gehuurde zaal in een horecagelegenheid, sportkantine / -ruimte, wijkcentra en dergelijke of vanuit een huis en / of zelf niet over een vaste vestigingsplaats elders beschikken;
1.96 vliesgevel een bouwkundige constructie aangebracht aan de buitenzijde van een gevel van een gebouw met een geluidswerende functie ten behoeve van de betrokken gevel van het gebouw, waarbij de afstand tussen de vliesgevel en de gevel van het gebouw ten minste 0,5 meter bedraagt;
1.97 vuurwerkbesluit Vuurwerkbesluit zoals gepubliceerd in Stb.2002, 33;
1.98 welstandsmonumentencommissie de door de gemeenteraad ingestelde commissie voor advies (ex artikel 92, lid 1, Gemeentewet), met als taak de werkzaamheden die beschreven zijn in de gelijknamige verordening regelende de taak, samenstelling en werkwijze van bedoelde commissie;
1.99 winterterras een lichte transparante aanbouw aan de straatzijde op de begane grond van horecabedrijven;
1.100 woning een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw, dat dient voor de huisvesting van een huishouden, niet zijnde kamerverhuur of een bijzondere woonvorm;
1.101 woonwagen
11
een voor bewoning bestemd gebouw, dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden geplaatst;
1.102 zendmast ander bouwwerk, waarop antenne-installaties worden geplaatst.
12
Artikel 2
Wijze van meten
2.1 Algemeen Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: a. lengte, breedte en diepte van een gebouw: tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren); b. de oppervlakte van een gebouw: tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren); c.
bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijkte stellen bouwonderdelen;
d. goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot- c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructieonderdeel; e. inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen; f.
afstand tot zijdelingse perceelsgrens: tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is;
g. oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; h. bedrijfsvloeroppervlakte: binnenwerks, op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten; i.
de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
j.
afstand tussen hoofdgebouwen: tussen de hoofdgebouwen, waar die afstand het kortst is.
2.2 Specifieke regels De regels als bedoeld in lid 2.1 worden als volgt toegepast: a. bij toepassing van een dakkapel of dakopbouw met een (al dan niet gezamenlijke) breedte van meer dan 70% van de breedte van het dakvlak waarin de dakkapel of dakopbouw is gelegen, wordt de snijlijn van het dakvlak of dakopbouw met het gevelvlak van de betreffende dakkapel of dakopbouw als goothoogte aangemerkt; b. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag worden overschreden door antennes, schoorstenen, hekwerken, zonnencollectoren, schotelantennes en daarmee gelijk te stellen constructies en ondergeschikte dakopbouwen, zoals ruimten ten behoeve van centrale verwarmings-, luchtbehandelings- en liftinstallaties, tot een oppervlakte van ten hoogste 25% van het grondoppervlak van de bouwlaag, waarop de dakopbouwen zich bevinden.
13
14
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels Artikel 3
Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening': uitsluitend voor nutsvoorzieningen; b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieiningen. 3.2 Bouwregels Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat: a. de gebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het bouwvlak; b. het bouwvlak volledig mag worden bebouwd; c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
Artikel 4
Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. (openbaar) groen, plantsoen en andere groenvoorzieningen; b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals voet- en fietspaden en ontsluitingspaden, parkeervoorzieningen, kunstobjecten en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels Op de in artikel 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemming worden gebouwd, waaronder begrepen straatmeubilair, met dien verstande dat: a. de bouwhoogte van kunstobjecten mag ten hoogste 15 meter bedragen; b. de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2 meter; c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 meter.
15
Artikel 5
Kantoor
5.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. zelfstandige kantoren; b. dienstverlening; c. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', een maatschappelijke functie; d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf', een kopieer en printbedrijf; e. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen worden gebouwd, met dien verstande dat: a. de gebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het bouwvlak; a. het bouwvlak volldig mag worden bebouwd; b. de bouwhoogte van de gebouwen niet meer mag bedragen dan binnen het bouwvlak is aangegeven met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)'; c. op het perceel dient in de eigen parkeerbehoefte te worden voorzien; d. voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat: 1. de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2 meter; 2. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 meter.
Artikel 6
Verkeer
6.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. gebiedsontsluitingswegen en wegen deel uitmakend van een verblijfsgebied bestaande uit maximaal vier rijstroken; b. voet- en fietspaden; c. parkeervoorzieningen; d. ter plaatse van de aanduiding 'openbaar vervoerstation' voor een openbaar vervoerstation; e. ter plaatse van de aanduiding 'spoorweg' voor een spoorbaan met bijbehorende voorzieningen; f. bij deze bestemmming behorende voorzieningen zoals bermen en andere verkeersvoorzieningen, geluidsafschermende voorzieningen, speelvoorzieningen, kunstobjecten, verlichting, groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels Op de in artikel 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de in dat lid bedoelde bestemmingen, waaronder straatmeubilair, worden gebouwd, met dien verstande dat: a. de bouwhoogte van de speelvoorzieningen niet meer mag bedragen dan 6 meter; b. de bouwhoogte van kunstobjecten en lichtmasten niet meer mag bedragen dan 15 meter; c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 meter; d. ter plaatse van de aanduiding 'railverkeer' mag in afwijking van het vorige lid de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer bedragen dan 9 meter.
16
Artikel 7
Leiding - Gas
7.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Leiding-Gas' aangewezen gronden zijn, ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn Leiding-Gas' en binnen een afstand van 4 meter aan weerszijden van de aanduiding, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een gasleiding en de belangen van de gasleiding bestaande uit een ongestoorde nuts- en energievoorziening.
7.2 Bouwregels a. Op de in artikel 7.1 bedoelde gronden zijn bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze
b.
gronden geldende bestemmingen niet toegestaan, met uitzondering van andere bouwwerken, zoals meet- en regelkasten, die noodzakelijk zijn voor een doelmatig beheer van de aangegeven leiding; Het in het vorige lid vervatte verbod is niet van toepassing op reeds bestaande bebouwing, met dien verstande dat deze legaal tot stand is gekomen.
7.3 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.2 ten behoeve van bouwen van bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen, met inachtneming van de volgende voorwaarden: a. geen onvenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van leidingen, de veiligheid met betrekking tot de leiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten; b. vooraf schriftlijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leidingen omtrent het in lid a gestelde.
7.4 Specifieke gebruiksregels De bestemming 'Leiding-Gas' alsmede de regels onder artikel 7.2 en 7.3 zijn slechts van toepassing indien en voor zover de aangeduide leiding in functie is.
7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 7.5.1 Werken en werkzaamheden Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden) op de in artikel 7.1 bedoelde gronden de volgende andere werken uit te voeren: a. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; b. het uitvoeren van de graafwerkzaamheden; c. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem; d. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen; e. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging; f. het vellen of rooien van houtgewas; g. het graven van sloten en het leggen van (drainage)leidingen; h. het ontginnen, ontgronden, bodemverlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren; i. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen.
7.5.2 Uitzonderingen Het onder artikel 7.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op: a. andere werken die het normale onderhoud en beheer betreffen; b. andere werken die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning. c. werken en werkzaamheden welke worden uitgevoerd in het kader van het normale onderhoud en beheer van de aanwezige leiding.
7.5.3 Toelaatbaarheid
17
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.5.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
7.5.4 Advies Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.5.1 wordt door het bevoegd gezag schriftelijke advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.
Artikel 8
Waarde - Archeologie
8.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden, zijn behalve voor de ander daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de aan deze gronden eigen zijnde archeologische waarde.
8.2 Bouwregels Op de in lid 8.1 bedoelde gronden zijn bouwwerken ten behoeve van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen toegestaan. Een en ander volgens de voor deze bestemmingen geldende regels.
8.3 Omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 8.3.1 Werken en werkzaamheden Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden) op de in lid 8.1 bedoelde gronden de volgende andere werken en/of werkzaamheden uit te voeren dieper dan 0,5 m en over een oppervlakte groter dan 100 m²: a. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden; b. het bodemverlagen of afgraven van gronden; c. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; d. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur (voorzover geen bouwwerken zijnde); e. het graven of dempen van sloten, watergangen en vijvers.
8.3.2 Uitzonderingen Het onder lid 8.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden welke uit het oogpunt van het te beschermen archeologische waarde van ondergeschikte betekenis zijn. Hieronder worden in ieder geval werken of werkzaamheden bedoeld die niet dieper worden uitgevoerd dan 0,5 m en een oppervlakte kleiner dan 100 m² betreffen.
8.3.3 Toelaatbaarheid Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.3.1 is slechts toelaatbaar indien door de werken of werkzaamheden de archeologische waarde van de gronden niet in onevenredige mate wordt aangetast, dan wel de mogelijkheden voor behoud van die waarde niet onevenredig wordt verkleind.
8.3.4 Advies Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.3.1 wordt door het bevoegd gezag schriftelijke advies ingewonnen bij de stadsarcheoloog van de gemeente Bergen op Zoom.
18
8.4 Wijzigingsbevoegdheid 8.4.1 Algemeen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, na overleg met de stadsarcheoloog van de gemeente Bergen op Zoom, de in artikel 8.1 bedoelde bestemming te laten vervallen indien uit onderzoek is gebleken dat, hetzij door archivering van de aanwezige waarden, hetzij anderszins, geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn die handhaving van de bestemming rechtvaardigen.
Artikel 9
Waarde - Cultuurhistorie
9.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden, zijn behalve voor de ander daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de aan deze gronden eigen zijnde cultuurhistorische waarde.
9.2 Bouwregels Op de in lid 9.1 bedoelde gronden mag in afwijking van het elders in deze regels bepaalde ten aanzien van het bouwen krachtens de andere voorkomende bestemmingen van deze gronden, uitsluitend worden bebouwd met in achtname van de volgende aanvullende voorwaarden: a. er mag uitsluitend worden gebouwd indien daardoor de cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden geschaad; b. alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning, wordt door het bevoegd gezag advies gevraagd aan de Welstandsmonumentencommissie van de gemeente Bergen op Zoom.
9.3 Omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 9.3.1 Werken en werkzaamheden Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden) op de in lid 9.1 bedoelde gronden de volgende andere werken en/of werkzaamheden uit te voeren: a. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden; b. het bodemverlagen of afgraven van gronden; c. het wijzigen van het wegprofiel en/of de inrichting van (onverharde) wegen; d. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; e. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur (voorzover geen bouwwerken zijnde).
9.3.2 Uitzonderingen Het onder lid 9.3.1 vervatte vebod is niet van toepassing op: a. het uitvoeren van de werken of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen; b. werken of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning. 9.3.3 Toelaatbaarheid Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 9.3.1 is slechts toelaatbaar indien door de werken of werkzaamheden de cultuurhistorische waarde niet in onevenredige mate wordt aangetast en mede strekken tot het behoud hiervan.
9.3.4 Advies Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 9.3.1 wordt door het bevoegd gezag advies gevraagd aan de Welstandsmonumentencommissie van de gemeente Bergen op Zoom.
19
9.4 Omgevingsvergunning voor het slopen 9.4.1 Werken en werkzaamheden Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen op de in lid 15.1 bedoelde gronden bouwwerken te slopen. 9.4.2 Uitzonderingen Het onder lid 9.4.1 vervatte vebod is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning. 9.4.3 Toelaatbaarheid Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 9.4.1 is slechts toelaatbaar indien de sloopwerkzaamheden geen onevenredige afbreuk doen aan de cultuurhistorische waarde. 9.4.4 Advies Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 9.4.1 wordt door het bevoegd gezag advies gevraagd aan de Welstandsmonumentencommissie van de gemeente Bergen op Zoom.
20
Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 10
Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 11
Algemene bouwregels
11.1 Bescherming van het plan Geen bouwwerk mag worden opgericht, indien daardoor op enig terrein of bouwperceel een toestand zou ontstaan waardoor aan deze regels niet langer meer zou worden voldaan, dan wel een reeds bestaande afwijking van deze regels zou worden vergroot.
11.2 Bestaande afstanden en andere maten 11.2.1 Afstanden Indien afstanden tot, en hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
11.2.2 Hoogten, inhoud, aantallen en of oppervlakten In die gevallen dat afstanden tot, en hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
11.2.3 (Her)oprichting In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 11.2.1. en 11.2.2. uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
11.3 Overschrijding van de bouwgrenzen De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, maatvoeringsaanduidingen en bestemmingregels worden overschreden door: a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 70 cm. bedraagt; b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding niet meer dan 70 cm. bedraagt; c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 70 cm. bedraagt; d. antennes, kunstwerken, lichtmasten, reclamepalen, vlaggenmasten tot een bouwhoogte van 10 m.
11.4 Percentages Een in een maatvoeringsaanduiding aangegeven percentage geeft aan hoeveel van het bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is geregeld.
21
Artikel 12
Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor: a. de bouw ten dienste van openbaar nut van: 1. niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van het openbaar nut waarbij de inhoud ten hoogste 75 m³ en de goothoogte ten hoogste 3 m. mag bedragen, gasdrukregel- en gasdrukmeetstations uitgezonderd; 2. andere bouwwerken, zoals standbeelden, uitingen van kunst en dergelijke tot een een maximale hoogte van 10 m.; met dien verstande dat bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van de omgevingsvergunning dient voor het bepaalde onder 1 en 2 in de belangenafweging eveneens te worden gelet op de effecten met betrekking tot de verkeersveiligheid (voldoende ruimte voor voetgangers en/of bedienend verkeer); b. het in geringe mate aanpassen van het plan, zoals een aanduiding of een bouwgrens, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan redelijk gewenst of noodzakelijk is, met dien verstande dat dat de grenzen ten hoogste 2 m. mogen worden verschoven; c. het afwijken van de voorgeschreven maatvoering voor bouwwerken, indien in verband met ingekomen bouwplannen deze wijzigingen nodig zijn, waarbij van de maatvoeringen met ten hoogste 10% mag worden afgeweken; met betrekking tot deze omgevingsvergunning voor het gebruik geldt, dat: 1. geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de stedenbouwkundige hoofdopzet; 2. die omgevingsvergunning slechts mag worden toegepast op primaire bouwnormen (normen welke "als recht" zijn toegestaan); cumulatieve toepassing van deze bepaling op een eerder verleende omgevingsvergunning ten aanzien van de bouwnorm is niet toegestaan. d. het oprichten van andere bouwwerken voor telecommunicatiedoeleinden: 1. met een hoogte van ten hoogste 40 m; 2. met een hoogte van ten hoogste 10 m. meer dan de toegestane hoogte van bouwwerken indien het bouwwerk op een gebouw wordt geplaatst; met dien verstande dat door de omgevingsvergunning voor het bepaalde onder 1 en 2 geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de stedenbouwkundige hoofdopzet ter plaatse. Bij het verlenen van omgevingsvergunning kunnen door het bevoegd gezag voorwaarden en/of (nadere) eisen worden gesteld aan de stedenbouwkundige inpassing en/of de combinatie van aanbieders van telecomdiensten op masten. e. het oprichten van andere bouwwerken van geringe oppervlakte, zoals antenne-installaties, vlaggenmasten, windmolens en verlichtingsarmaturen, tot een bouwhoogte van ten hoogste 15 m.
Artikel 13
Algemene wijzigingsregels
13.1 Algemene wijzigingsregels Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op: a. het oprichten van transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes en andere nutsgebouwtjes met een inhoud van ten hoogste 150 m³ en een goothoogte van ten hoogste 3 m. welke in het kader van de nutsvoorzieningen nodig zijn, zulks voor zover deze op grond van artikel 17 sub a onder 1 niet kunnen worden gebouwd; b. een enigszins andere situering en/of begrenzing van de bestemmingsgrenzen, bestemmingsvlakken, bouwpercelen, danwel bouwvlakken, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken, dat verschuivingen in verband met ingekomen bouwaanvragen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, mits de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, dan wel bouwvlak, niet meer dan 10% zal worden gewijzigd; c. het wijzigen van het plan in die zin dat bouwwerken welke op grond van nader onderzoek, cultuurhistorische waarde bezitten waarbij handhaving, versterking of herstel van die waarde gerechtvaardigd wordt geacht, op de verbeelding, of anderszins worden voorzien van een monumentale aanduiding ; voor de hier bedoelde bebouwing geldt alsdan dat de op het tijdstip van het wijzigingsbesluit bestaande grondoppervlakte, goothoogt, dakhelling en/of hoogte niet mag worden gewijzigd, behoudens omgevingsvergunning;
22
d. het afwijken van de voorgeschreven maatvoeringen voor bouwwerken, indien in verband met ingekomen bouwplannen deze wijzigingen nodig zijn, waarbij van de maatvoeringen met ten hoogste 30% mag worden afgeweken, op voorwaarde, dat geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de stedenbouwkundige hoofdopzet; de wijzigingsbevoegdheid mag slechts worden toegepast op primaire bouwnormen (normen welke "als recht" zijn toegestaan); cumulatieve toepassing van deze bepaling op een eerder verleende omgevingsvergunnning voor het gebruik en/of wijzigingsregel ten aanzien van de bouwnorm is niet toegestaan.
13.2 Specifieke wijzigingsregels 13.2.1 wro-zone - wijzigingsgebied 1 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone wijzigingsgebied 1' de bestemming 'Kantoor' te wijzigen ten behoeve van zakelijke- en maatschappelijke dienstverlening, detailhandel, horeca, kantoren, onderwijs, recreatie, joblodge(s), groen en verkeer met in achtneming van de volgende voorwaarden: a. planwijziging is gericht op herstructurering en versterking van de ruimtelijke-functionele kwaliteit van de locatie; a. er mag maximaal 5000 m2 BVO aan functies worden gerealiseerd, met dien verstande dat gebouwde parkeervoorzieningen niet worden meegerekend bij de BVO; b. het bouwvlak is gelijk aan de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsbevoegdheid 1' waarbij het vlak voor 100% mag worden bebouwd; a. 80% van het bouwvlak mag tot 16 meter hoog worden bebouwd, de bouwhoogte van de overige 20% bedraagt maximaal 23 meter; c. per joblodge zijn maximaal 25 verblijfseenheden toegestaan; d. uitsluitend horeca categorie 1, zoals bedoeld in de staat van bedrijfsactiviteiten, is toegestaan; e. parkeren dient op eigen terrein te worden gerealiseerd; f. er zijn geen kwetsbare functies toegestaan; g. middels een milieuonderzoek dient inzichtelijk te worden gemaakt, dat er geen milieu-technische belemmeringen zijn.
13.2.2 wro-zone - wijzigingsgebied 2 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone wijzigingsgebied 1' de bestemming 'Verkeer' te wijzigen ten behoeve van zakelijke- en maatschappelijke dienstverlening, detailhandel, horeca, kantoren, onderwijs, recreatie, joblodge(s), groen en verkeer met in achtneming van de volgende voorwaarden: a. planwijziging is gericht op herstructurering en versterking van de ruimtelijke-functionele kwaliteit van de locatie; b. er mag maximaal 20.000 m2 BVO aan functies worden gerealiseerd, met dien verstande dat gebouwde parkeervoorzieningen niet worden meegerekend bij de BVO; c. het hoofdgebouw dient minimaal 5 meter van de aanduiding 'spoor' te worden gerealiseerd; d. het bouwvlak is gelijk aan de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsbevoegdheid 1' waarbij het vlak voor 50% mag worden bebouwd; a. 90% van het bouwvlak mag tot 16 meter hoog worden bebouwd, de bouwhoogte van de overige 10% bedraagt maximaal 20 meter; b. per joblodge zijn maximaal 25 verblijfseenheden toegestaan; c. uitsluitend horeca categorie 1, zoals bedoeld in de staat van bedrijfsactiviteiten, is toegestaan; e. parkeren dient op eigen terrein te worden gerealiseerd; f. er zijn geen kwetsbare functies toegestaan; g. middels een milieuonderzoek dient inzichtelijk te worden gemaakt, dat er geen milieu-technische belemmeringen zijn.
13.2.3 wro-zone - wijzigingsgebied 3 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' de bestemming 'Verkeer' te wijzigen ten behoeve van zakelijke- en maatschappelijke dienstverlening, detailhandel, horeca, kantoren, joblodge(s), groen en verkeer met in achtneming van de volgende voorwaarden: a. planwijziging is gericht op herstructurering en versterking van de ruimtelijke-functionele kwaliteit van de locatie;
23
b. er mag maximaal 3.000 m2 BVO aan genoemde functies worden gerealiseerd, met dien c. d. a. b. e. f. g.
verstande dat gebouwde parkeervoorzieningen niet worden meegerekend bij de BVO; het bouwvlak is gelijk aan de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsbevoegdheid 1' waarbij het vlak 100% mag worden bebouwd; maximale bouwhoogte bedraagt 14 meter; per joblodge zijn maximaal 25 verblijfseenheden toegestaan; uitsluitend horeca categorie 1, zoals bedoeld in de staat van bedrijfsactiviteiten, is toegestaan; parkeren dient op eigen terrein te worden gerealiseerd; er zijn geen kwetsbare functies toegestaan; middels een milieuonderzoek dient inzichtelijk te worden gemaakt, dat er geen milieu-technische belemmeringen zijn.
Artikel 14
Algemene aanduidingsregels
14.1 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied De voor 'Milieuzone-grondwaterbeschermingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de aldaar voorkomende onderliggende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van de grondwaterkwaliteit ten behoeve van de openbare drinkvoorziening. Voor de grondwaterbescherming is de Provinciale Milieuverordening van toepassing. De verordening bevat regels ter bescherming van de kwaliteit van het grondwater met het oog op de waterwinning in bij de verordening aangewezen gebieden.
14.2 Overig - IHCS Ter plaatse van de aanduiding 'Overig - IHCS' (met nummer) geldt ten behoeve van het obstakelvrije start- en landingsvlak met zijkanten een bouwverbod voor bouwwerken met een hogere bouwhoogte dan: a. 125 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'Overig - IHCS - 15'; b. 130 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'Overig - IHCS - 16'; c. 135 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'Overig - IHCS - 17; d. 140 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'Overig - IHCS - 18'; e. 145 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'Overig - IHCS - 19'; f. 150 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'Overig - IHCS - 20'; g. 155 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'Overig - IHCS - 21'; h. 160 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'Overig - IHCS - 22'; i. 165 meter boven NAP ter plaatse van aanduiding 'Overig - IHCS - 23'; in verband met het beschermingsgebied van de in- en uitvliegfunnel van vliegtuigen van en naar de vliegbasis Woensdrecht.
24
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels Artikel 15
Overgangsrecht
15.1 Overgangsrecht bouwwerken a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of
b. c.
in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits de afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: 1. gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd; 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%; Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregeling van het plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdig gebruik, bedoeld in het eerste lid, te c. d.
veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind; Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken is het verboden dit gebruik daarna te hervateen of te laten hervatten; Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
Artikel 16
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: "Regels van het bestemmingsplanStationsgebied e.o. van de gemeente Bergen op Zoom"
25