N E N E I D R E V E W Over de economie p r o d t e h n a v ! HET MAGAZINE
Economisch vitale dorpen Nieuwe werkgelegenheid Zelfwerkzaamheid De kracht van Overijssel
Aardehuizen in Olst
Duurzaam Hoonhorst
CZ Rouveen
1
INHOUD ijer Bart Jaspers Fa d r o o w r 3 Voo van Stimuland 4 De visie en len tussen dorp 5 Verschil italiteit v e h c is m o n o c 7 E racht 9 Burgerk kwaliteit 11 Sociale schop Hans Peter Ben ! p r o d n o o tw 12 Leve he kracht 2.0 13 Burger ellen - Jan Jonker d o m n ie d r e v e 14 Nieuw Marijn Molema ie m o n o c e 15 Lokale 0 Hoonhorst 205 17
Aardehuizen veen 19 CZ Rou 20 Kloo-Jo merkanaal m O m a a z r u u D 21 elden 22 Voorbe
18
26
Slot
2
D R O O W R O VO ijer Bart Jaspers Fa
T
raditioneel gaat het in de economie in beschrijvende zin over de productie, consumptie en verdeling van de schaarse goederen. Tegenwoordig is er groeiende aandacht voor de politieke kant van de economie: over het bereiken van bepaalde doelen. Deze publicatie laat aan de hand van inspirerende voorbeelden zien, dat er initiatief en inzet nodig is om een succes te realiseren. De economie van het dorp blijkt dan vooral te gaan over burgerinitiatieven die waardering en medewerking van de overheid verdienen. De verbondenheid met het dorp, de verbondenheid tussen generaties en de omgang met schaarse goederen worden dankzij deze burgerinitiatieven versterkt. Door de jaren heen is me steeds duidelijker geworden dat het sociaal kapitaal in een gemeenschap en de verbondenheid met de omgeving, van doorslaggevende waarde zijn voor de economie van het dorp. Deze publicatie is een appèl aan initiatiefnemers en aan overheden: blijf de schouders eronder zetten en stimuleer als overheid burgerinitiatieven die de lokale gemeenschap versterken! Bart Jaspers Faijer Oud-directeur Stimuland, wethouder gemeente Staphorst
3
T N U P K E R T VER De visie van Stimuland
geving en de overheid faciliteert. Er zijn talloze Overijsselse voorbeelden van burgers die zelf initiatieven nemen in hun omgeving. Denk aan Synergie, een energiecoöperatie in Nieuwleusen. Of jongeren in Kloosterhaar die hun krachten bundelen om een eigen jeugdhonk op te richten en te runnen en Hoonhorst waar men zelf de zorg voor ouderen wil organiseren. Voorbeelden van zelfredzaamheid, die verderop in deze publicatie nader worden uitgelicht. Er zijn wel grenzen aan zelfredzaamheid. Dorpen zijn verschillend. Sommige dorpen regelen subsidie en bouwen hun eigen sporthal, als de gemeente die niet kan of wil financieren. Andere dorpen zijn minder ondernemend. Ook deze verschillen komen aan de orde.
S
timuland vindt dat de economische positie van een dorp onlosmakelijk verbonden is met de leefbaarheid. Daarom onderzoeken we in deze publicatie de relatie tussen economische vitaliteit, sociale kwaliteit en burgerkracht op het platteland van Overijssel. De versterking van de regionale economie dwingt, vooral in het landelijk gebied, tot het maken van strategische keuzes, ook gezien demografische ontwikkelingen als vergrijzing en ontgroening. Organisaties zoals Stimuland en de Overijsselse Vereniging van Kleine Kernen (OVKK) helpen dorpen en gemeenten hierin stappen te nemen. Na een theoretische verkenning van deze onderwerpen komen dorpen uit Overijssel aan het woord, met sprekende voorbeelden van lokale economieën. Daarnaast wordt stilgestaan bij nieuwe businessmodellen, die burgerkracht koppelen aan economie en leefbaarheid.
Inzicht geven in hoe economische componenten gekoppeld zijn aan het bouwen aan leefbaarheid
Duurzame economie In het kader van de Decentralisatie zien provincies het als hun opdracht om een omgeving te creëren die een duurzame, zichzelf vernieuwende economie mogelijk maakt. Initiatieven die bijdragen aan ruimtelijke en sociale kwaliteit en initiatieven die duurzaam bijdragen aan een versterking van de regionale economie worden aangemoedigd. De provincie Overijssel stelt in haar Uitvoeringskader Kerntaak Regionale Economie dat niet de provincie centraal staat, maar partijen die economische en maatschappelijke meerwaarde leveren. Eigen initiatief en ondernemerschap moeten maximaal benut kunnen worden.
Met deze publicatie wil Stimuland inzicht geven in hoe economische componenten gekoppeld zijn aan het bouwen aan leefbaarheid. Dat gebruiken we als leidraad voor vervolgstappen met burgers, overheden en kennisinstituten. regionale economie nieuwe verdienmodellen bedrijvigheid werkgelegenheid
economische vitaliteit
Burgerinitiatieven In 2013 is ‘participatiesamenleving’ uitgeroepen tot het woord van het jaar. Burgers nemen verantwoordelijkheid voor hun woon- en leefom-
burgerkracht initiatieven van onderop vrijwilligers mantelzorg coöperaties
4
economie van het dorp
sociale kwaliteit voorzieningen leefbaarheid zorg wonen
N E L L I H C S VER tussen dorpen
V
olgens het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) woonde in 2010 éénderde van de Nederlandse bevolking op het platteland. Het SCP onderscheidt vier dorpstypen: groot dorp bij de stad, klein dorp bij de stad, groot afgelegen dorp en klein afgelegen dorp.1 De verschillende typen dorpen en het landschap waarin ze liggen, zeggen iets over economische ontwikkelingen. Ook de sociale status van de dorpen heeft invloed. Daarbij kijken we naar de mate waarin bewoners beschikking hebben over kennis, werk en bezit. In onderstaande tabel een overzicht van de vier typen dorpen.
Vier dorpstypen Als we kijken naar economische vitaliteit en de vier dorpstypen, zien we dat de nabijheid van de stad sterk samenhangt met sociaaleconomische welvaart. In de dorpen bij de stad hebben de bewoners over het algemeen meer financieel en sociaal kapitaal tot hun beschikking. In de kleine afgelegen dorpen zijn voorzieningen ver weg en komen deze langzaam maar zeker nog verder weg te liggen. Bewoners passen zich aan de situatie aan met een combinatie van ‘moderne’ middelen, zoals auto en internet, en het veel geprezen noaberschap.
De vier typen dorpen schematisch weergegeven
1
Type
Omschrijving
Sociologische kenmerken
Sociaal-economische kenmerken
Grote dorpen bij de stad
Bestaat hoofdzakelijk uit woonwijken
Meest vergrijsd
Lage werkloosheid, relatief hoog gekwalificeerde banen
Kleine dorpen bij de stad
Mooie gebieden met relatief veel natuur en een centrale ligging ten opzichte van steden
Bewoners zijn erg op de stad gericht
Veel bewoners die welgesteld en hoogopgeleid zijn
Grote afgelegen dorpen
Grotere dorpen met een centrumfunctie
Bewoners veelal afkomstig uit eigen regio Hoog aandeel jongeren
Veel voorzieningen
Kleine afgelegen dorpen
Kleine, afgelegen dorpen met een beperkt voorzieningenaanbod
Naar binnen gericht Weinig bewoners afkomstig uit stad Veel gezinnen
Relatief laag inkomen en opleidingsniveau
Noten: zie pagina 27.
5
De sociale cohesie is in deze dorpen duidelijk sterker dan in andere dorpstypen. Opvallend is dat de sociale gemeenschap sterker lijkt te worden in kleine afgelegen dorpen. Anders dan in de andere dorpen zijn bewoners meer vrijwilligerswerk gaan doen en meer gebruik gaan maken van het dorpshuis. De keerzijde is dat in deze dorpen het risico lijkt te bestaan dat achterstanden gaan cumuleren,
aldus het SCP. Een optelsom van bijvoorbeeld de toename van het aantal kwetsbare ouderen, verschraling van het voorzieningenniveau en een stagnerende regionale economie. Ook voor Overijssel zijn deze risico’s actueel, gezien het grote aantal afgelegen dorpen. Zeker in tijden van hoge verwachtingen over burgerkracht en zelfredzaamheid van dorpen.
Het Trendbureau Overijssel ziet de volgende ontwikkelingen voor het platteland2:
• I n de kleine dorpen is ruim 20% van de werkenden zelfstandig ondernemer; anderhalf keer zo veel als gemiddeld in Nederland. Steeds meer ondernemers zijn zzp’er. • I n de kleine afgelegen dorpen komt relatief veel armoede voor; in 2009 was dit 5,5%. Dit is terug te voeren op het lagere inkomensniveau (ook van werknemers en gepensioneerden), de grotere gezinnen in deze dorpen en het verhoogde armoederisico van de zzp’ers. •D e verwachting is dat de werkgelegenheid in grote delen van Overijssel zal dalen.
• Werkloosheid op het platteland is geringer dan in de stad. Specifiek voor het platteland geldt dat de werkloosheid onder vrouwen hoger is dan onder mannen. • In de afgelegen dorpen is de werkloosheid hoger dan in de dorpen in stedelijk gebied. • Binnen de afgelegen gebieden kennen de grote dorpen meer werkloosheid dan de kleine dorpen. • Kleine afgelegen dorpen in krimpgemeenten hebben een lagere arbeidsparticipatie en een hogere werkloosheid dan gemiddeld in de kleine afgelegen dorpen.
6
E H C S I M O N ECO Een goede sitie o p s g n a g t i u T I VITALITE Belangrijke items die economische vitaliteit bepalen, zijn bedrijvigheid en werkgelegenheid, nieuwe verdienmodellen en demografie. De economische vitaliteit in Overijssel kent een goede uitgangspositie en scoort in veel statistieken gelijk met het Nederlands gemiddelde. Desalniettemin blijken er grote verschillen tussen de verschillende regio’s in Overijssel, aldus Trendbureau Overijssel in haar Trendverkenning Economie.3 Doordat elke regio op zijn manier kwetsbaar en kansrijk is, is maatwerk noodzakelijk.
Bedrijvigheid en werkgelegenheid De economie van Overijssel als geheel wordt niet gedomineerd door één of enkele clusters. Het is een redelijk robuuste en sterk MKB-gedreven economie met veel onderlinge netwerken in de regio. De economische crisis heeft zichtbaar effect, maar niet zoals in Brabant, waar veel bedrijven afhankelijk zijn van enkele grote spelers. De sterke netwerken zijn een grote kracht van Overijssel. Ze kunnen echter ook belemmerend werken voor partijen die een eigen koers willen varen. Dienstverlening en de industrie zijn belangrijke sectoren in Overijssel. Daarnaast is de (semi)publieke sector een belangrijke economische speler. Als werkgever in zorg, onderwijs en sociale werkplaatsen is de publieke sector één van de grootste werkgevers in de provincie én een belangrijke opdrachtgever voor bedrijven.
prof. dr. Jan Jonker. Hij is hoogleraar Duurzaam Ondernemen aan de Radboud Universiteit Nijmegen.4 Ook Platform 31 ziet nieuwe kansen in de civic economy.5 Met de ontwikkeling van internet is het denken over de consument fundamenteel veranderd. Niet de producent en het product staan in de nieuwe samenleving centraal, maar de consument en zijn behoeften en wensen. De civic economy, waarin de burger en consument centraal staat, sluit ook aan bij het (Engelse) concept Big society en het (Nederlandse) concept van
Dienstverlening en industrie zijn belangrijke sectoren in Overijssel de Doe-democratie, waar de overheid een stap terug doet en burgers of gemeenschappen door zelforganisatie en samenredzaamheid een sterkere rol gaan innemen. Bedrijven in het landelijk gebied zijn vaak klein en innovatief en passen goed bij de veranderende wereld. Die bedrijven zijn ook cruciaal voor de economie en leefbaarheid van het dorp. Ze bieden werkgelegenheid, stellen materiaal, apparatuur en werkkracht beschikbaar voor dorpsactiviteiten, maar sponseren ook sportclubs en verenigingen.
Nieuwe verdienmodellen Klassieke bedrijven worden links en rechts ingehaald door nieuwe innovatieve bedrijven met afwijkende verdienmodellen. Het bedrijf van de toekomst draait niet om geld. Delen, ruilen en creëren zijn veel belangrijker, volgens
Demografie Door verstedelijking en het feit dat economische bedrijvigheid zich steeds meer concentreert in de stedelijke gebieden van het land, doen zich demografische veranderingen voor op het platteland.
7
Hierbij komt dat vergrijzing een belangrijk aandachtspunt is. Het SCP (2013) licht toe dat het platteland sterker vergrijsd en ontgroend is dan stedelijke gebieden. Reden voor de uitstroom van jongeren van het platteland naar de steden heeft vooral te maken met het gegeven dat jongeren tussen de 18 en 25 hun kennis vergaren in de stad. Daarnaast bieden steden doorgaans een gevarieerder aanbod aan banen, woningen
en cultuur. Deze ontwikkeling van vergrijzing en ontgroening zien we ook in Overijssel. Het aandeel 65-plussers in Overijssel is even groot als dat in Nederland (16,8%). Maar West-Overijssel heeft een jongere bevolking dan Twente. Deels als gevolg van hogere geboortecijfers, deels als gevolg van een betere economische situatie. Twente (17,5%) heeft in vergelijking met WestOverijssel (15,9%) ook relatief veel ouderen.
Het Trendbureau Overijssel (2014) ziet de volgende ontwikkelingen:
3. In alle gemeenten groeit de bevolking tot 2040 minder hard dan in de afgelopen dertig jaar. 4. E r vindt een daling van de beroepsbevolking plaats in grote delen van Overijssel.
1. Er zullen zich grotere verschillen tussen Twente en West-Overijssel voordoen in de ontwikkeling van de bevolking en het aantal huishoudens. 2. Er zullen zich grote verschillen tussen landelijk en stedelijk gebied in Overijssel voordoen in de ontwikkeling van de bevolking en het aantal huishoudens.
8
T H C A R K BURGeEn bRurgerparticipatie Zoals al benoemd worden burgerkracht en burgerparticipatie komende jaren belangrijker, door de kanteling van de Wmo, door een terugtrekkende overheid en door bezuinigingen in de zorg. Wat vaak gemeten wordt om aan te geven of dorpen zelfwerkzaam zijn, is of men meer of minder vaak vrijwilligerswerk doet en hoe vaak men deelneemt aan verenigingsactiviteiten.6 Cijfers van de provincie Overijssel7 laten zien dat meer dan de helft van de Overijsselaars vindt dat zij actief meedoen in de samenleving. Dan gaat het om vrijwilligerswerk, mantelzorg en deelname aan het verenigingsleven. Sociale cohesie scoort in Overijssel met een 6,6 hoger dan het landelijk gemiddelde. Vrijwilligerswerk, mantelzorg en verenigingsleven zijn onlosmakelijk verbonden met dorpen en sociale cohesie. Formeel geen economische activiteiten, maar hun bijdrage is wel degelijk te ‘kapitaliseren’.
Vrijwilligerswerk en (mantel)zorg Het percentage vrijwilligers in Overijssel is hoger dan landelijk en groeit sneller dan landelijk. In 2013 heeft 57% van de Overijsselaars zich op enige wijze ingezet als vrijwilliger. Landelijk is het percentage 48%. Het percentage dat zich als vrijwilliger inzet in het landelijk gebied (62%) is hoger dan in de steden (53%). Vooral mensen met hogere inkomens, van middelbare leeftijd, hoger opgeleiden, autochtonen en kerkgangers doen vrijwilligerswerk. Met name in kleine dorpen is men zich er van bewust dat iedereen zich zal moeten inzetten om verenigingen te behouden. Daar zijn ook goede voorbeelden van.8 In 2008 waren er in Overijssel naar schatting 251.000 mantelzorgers (23% van de bevolking).
70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%
Landelijk Overijssel
Twente West-Overijssel
2011
Landelijk gebied
Stedelijk gebied
2012 2013
Inzet vrijwilligers periode 2011–2013 (%) Bron: Burgerpanel 2012-2014. Bewerking team beleidsinformatie provincie Overijssel
Dit percentage komt overeen met landelijke cijfers.9 40% van de mantelzorg in 2008 in Nederland werd gegeven aan (schoon)ouders; 18% aan partners, vooral door ouderen. Zorg wordt dus vooral verleend door familie en minder door de gemeenschap.
Burgerinitiatieven De Universiteit van Twente deed in 2013 onderzoek naar burgerinitiatieven in Overijssel.10 Driekwart van de inwoners van Overijssel vindt dat mensen via burgerinitiatieven meer zelf de verantwoordelijkheid moeten nemen voor hun buurt, stad of dorp. Een op de zes inwoners is de afgelopen twee jaar betrokken geweest bij een dergelijk initiatief.
9
19% 32% 10%
11% 15%
13%
Thema’s van burgerinitiatieven in Overijssel (in procenten) Sociale ontmoeting / sport Zorg, burenhulp en veiligheid Groenvoorziening / natuur / milieu Fysieke voorzieningen (speelplek, straatmeubilair, etc.) Kunst en Cultuur Diversen
In bovenstaand figuur worden de belangrijkste thema’s van burgerinitiatieven in Overijssel weergegeven. Op basis van deze inventarisatie tekenen zich twee zwaartepunten af. In de eerste plaats zijn er de activiteiten die zich primair richten op sociale interacties: ontmoeting, samen sporten (32% van de initiatieven), en groenvoorziening, natuur en milieu (15%). Het valt hierbij op dat maar een betrekkelijk klein deel van de initiatieven (13%) zich richt op zorg, burenhulp en veiligheid, terwijl daar in het publieke debat de laatste jaren zeer veel aandacht naar uit gaat.
10
SOCIALE Het tveelrannideuwde lat p T I E T I L KWA Afgelopen jaren hebben zich vele ontwikkelingen voorgedaan op het platteland. Het vernieuwde platteland heeft echter verschillende gezichten. Terwijl een deel van de dorpen zich met succes ontwikkelt tot woondorpen met een als uitstekend ervaren leefbaarheid, kampen andere dorpen met krimp en sociale achterstand. Op het platteland is in zijn algemeenheid sprake van schaalvergroting van het voorzieningenniveau. Volgens wetenschappers hoeft dat niet per definitie ten koste te gaan van de leefbaarheid. Factoren die een belangrijke rol spelen bij leefbaarheid, zijn de woonkwaliteit, de mogelijkheid om anderen te ontmoeten en de mate waarin voorzieningen bereikbaar zijn.
Voorzieningen Een voorbeeld van zo’n voorziening, is een kulturhus. Participanten in een kulturhus hebben een gezamenlijke visie op de rol van de voorziening in het dorp. Een gezamenlijk beheer en een gezamenlijke programmering zijn daarin de basis. Dit levert meerwaarde op. Overijssel heeft afgelopen jaren veel geïnvesteerd in kulturhusen en samenwerking tussen organisaties. Met als resultaat een heel aantal goed draaiende voorzieningen, die een belangrijke bijdrage leveren op het gebied van vitaliteit in dorpskernen. Maar de exploitatie blijft vaak een uitdaging.
Woonkwaliteit Frans Thissen van de Universiteit van Amsterdam heeft onderzocht dat de woonkwaliteit de leefbaarheid van een dorp bepaalt.11 Hij maakt onderscheid tussen autonome dorpen en woondorpen. In tegenstelling tot het autonome dorp,
zijn bewoners van woondorpen niet afhankelijk van het dorp voor hun contacten en voorzieningen. Beide soorten dorpen bestaan naast elkaar. In woondorpen zullen vrijwel geen voorzieningen (meer) zijn, terwijl mensen het toch prettig vinden om er te wonen. De economie in woondorpen zal afhankelijk zijn van een aantal (toevallig of vanuit de historie) bestaande ondernemers. Bewoners geven vooral elders hun geld uit. De economie in autonome dorpen zal een samenspel zijn tussen welzijnsactiviteiten en MKB. Bewoners geven meer geld uit in het dorp. Sociaal kapitaal in dorpen bepaalt of een dorp zich ontwikkelt van autonoom dorp naar meer of minder succesvol woondorp. Bewoners baseren hun oordeel voor hun toekomstige woonplaats steeds meer op woonkwaliteit. Volgens cijfers van het Trendbureau (2014) zijn woningen in Overijssel relatief goedkoop: in 2011 had 58% van de woningen een WOZ-waarde van € 200.000,- of lager. In Oost-Nederland was dat 49% en voor heel Nederland 52%. Woningen in Twente zijn gemiddeld het goedkoopst, maar de verschillen tussen de steden en de plattelandsgemeenten zijn hier heel groot. De gemiddelde WOZ-waarde in de Twentse steden Almelo en Enschede is laag, die van sommige plattelandsgemeenten zoals Tubbergen, Wierden en Dinkelland zijn hoog. Dat dorpen met een bijzonder mooie ligging gewild zijn, blijkt onder meer uit de relatief hoge huizenprijzen en uit het feit dat ze bewoners aantrekken die op een relatief hoog niveau werken. Uit onderzoek blijkt dat bewoners van zulke dorpen ook gezonder zijn – zowel fysiek als mentaal – en tevredener dan bewoners elders.
11
LEVE HET ! P R O D N O WO
H
et ‘woondorp’: het is zo’n term die achteloos door beleidsnota’s zwalkt. Het idee er achter is best begrijpelijk. De landbouw heeft steeds minder mensen nodig. De dorpelingen zoeken elders werk. Ook winkels, scholen en dorpskroegen verdwijnen langzaam. De Rabobank sloopt zelfs de pinautomaten, en daarmee het laatste restje wanhopig vermaak. Wat overblijft is het woondorp: een plukje geraniums dat eenzaam wacht op het eind van de middag – wanneer de inwoners weer komen eten en slapen. Maar is ‘wonen’ wel zo’n duidelijk begrip? In de praktijk blijken we van alles en nog wat in die woningen te doen. Al vijf jaar geleden vertrouwde
Column
schop Hans Peter Ben bureau directeur Trend Overijssel
iemand van de Kamer van Koophandel mij toe: ‘het grootste bedrijventerrein is de woonwijk’. Dat geldt in steden, maar net zo goed op het platteland. Achter de voordeuren verbergt zich een grote variëteit aan bedrijfjes: ICT-ers, makelaars, kappers, professoren, transport- en klusbedrijven. Bovendien: ZZP-ers en mensen die elders kantoor hebben, telewerken vaak vanuit huis. En ook de kleine maakindustrie blijkt perfect in woonhuizen te passen, zeker op het ruime platteland. Wonen is niet meer alleen eten, TV-kijken en slapen. We verzorgen in woningen (zeker nu de verzorgingshuizen steeds minder plek hebben), we vermaken ons in woningen, we werken in woningen. Wonen is, kortom, leven. Leve het woondorp!
12
0 . 2 T H C A R K R E G R U B rijssel Ove n a v t h c a r k e D
S
timuland gelooft dat de kracht van Overijssel in sterke sociale verbanden zit, in moderne vormen van noaberschap. Als bewoners in actie komen, kan er veel bereikt worden in dorpen. Daar zijn ook goede voorbeelden van in Overijssel, zoals Duurzaam dorp Hoonhorst of energiecoöperaties in Nijverdal en Ommerkanaal. Maar de trend is breder. De participatiesamenleving werd genoemd door koning Willem-Alexander in zijn eerste troonrede. Triodos Bank maakte enige tijd geleden een promotiefilmpje ‘Klein. Het nieuwe groot.’ Daarmee wilde ze laten zien dat er een uiterst krachtige, positieve beweging gaande is van initiatiefrijke mensen die samen het hoofd kunnen
bieden aan de grote vraagstukken van vandaag. Het filmpje was een hit op internet. Ook in Overijssel wordt het belang van de kracht van burgers steeds sterker benadrukt. Zo hebben de gemeenten Dinkelland en Tubbergen benoemd dat ze haar positie in de lokale samenleving grondig willen herzien. Als uitgangspunt hebben zij ‘meer samenleving, minder overheid’ geformuleerd. Er zijn verschillende (economische) vormen voor burgerparticipatie, zoals bijvoorbeeld coöperaties, crowdfunding, zelfwerkzaamheid, Collectief Particulier Opdrachtgeverschap, burgerbegroting. We hebben allerlei mensen gesproken voor deze uitgave maar natuurlijk zijn er nog veel meer initiatieven. Verderop treft u een aantal voorbeelden aan van initiatieven uit Overijssel en daarbuiten.
13
oor Burgers basis v economie le a k lo e ll o v s e succ in de toekomst
NIEUWE N E L L E D O M S S E N I S BU Voor meer info: www.nieuwebusinessmodellen.info
V
ariërend van een groep mensen die gezamenlijk een windmolen exploiteert tot een dorp dat de lokale supermarkt overneemt, nieuwe businessmodellen op basis van lokaal initiatief zie je overal. Het zijn initiatieven die er toe doen. Ze kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan sociale en economische leefbaarheid.
gericht op duurzaamheid. De ervaring leert dat ontwikkelde concepten voor het eerste idee ook op andere terreinen toegepast kunnen worden. Dus zien we nu initiatieven ontstaan, waar de gemeenschap een heel dorp overneemt en de voorzieningen zelf gaat organiseren, van buurthuis tot energie, zorg, supermarkt en mobiliteit. Burgerinitiatieven staan zo aan de basis van een succesvolle lokale economie. Een andere belangrijke ontwikkeling die Jonker signaleert is wel dat de participatiemaatschappij leidt tot regionale en lokale verschillen. De participatiemaatschappij is een doe-maatschappij.
Jan Jonker
‘Doen’ levert kansen op
Wie doet er mee? Essentieel is dat er iemand een idee heeft en zegt: ‘Wie doet er mee?’. Jan Jonker is Hoogleraar Duurzaam Ondernemen aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Zijn werk richt zich op deze nieuwe businessmodellen, die als doel hebben om te komen tot sociale en economische duurzaamheid door samenwerking. Hij ziet een ontwikkeling in de maatschappij naar meer duurzaamheid, waarbij nieuwe strategieën ontstaan, met name gericht op wederkerigheid. Mensen gaan met elkaar aan de slag, maar op een andere economische basis. Er ontstaan nieuwe businessmodellen in dorpen en steden, in Nederland en daarbuiten.
Gemeenschap neemt dorp over Ondertussen ziet Jonker een volgende fase in burgerinitiatieven ontstaan. De eerste fase waren zogenaamde one-issue projecten, bijvoorbeeld
Als mensen gaan ‘doen’ zijn er kansen: lokale initiatieven worden vaak ondersteund met tijd, advies of vouchers. En alles wat je aandacht (en subsidie) geeft, groeit. Maar niet iedereen pakt dit op. De consequentie is dat er een maatschappij van verschil ontstaat. Het gaat dan om geografisch, economisch en materieel verschil. Waar minder initiatief is, aan de randen van Nederland bijvoorbeeld, in krimpgebied, zal het minder bruisen. Daar zijn huizen minder waard, is minder economische groei en minder welvaart. De lokale ontwikkeling van nieuwe businessmodellen is dus afhankelijk van de aanwezigheid van sociaal-regionaal kapitaal: mensen die zich inzetten om lokaal iets te bereiken. Dat sociaal kapitaal verschilt per regio. Zeeland profileert zich bijvoorbeeld met ruimtelijke kwaliteit. Flevoland met energie. Overijsel kan zich de vraag stellen waar haar kapitaal in zit?
14
LOKALE E I M O N O C E
D
r. Marijn Molema is onderzoeker aan de Hogeschool Windesheim, die zich focust op de werking van regionale economie. Vanuit de lokaliteit betrekt Molema vraagstukken rondom succesvolle innovatie en de samenwerking tussen ondernemers, overheid en kennisinstituten bij zijn onderzoek. We praten met hem over de succesfactoren van lokale economie. Molema koppelt sociale factoren aan de ontwikkeling van lokale economie. ‘Er is een duidelijk verband tussen sociale structuren en economische welvaart. Op plekken waar sociale netwerken sterk zijn, heeft dit een positief effect op de lokale economie.’ Verder noemt Molema dat vitale economie gebaat is bij sfeer en identiteit.
Sfeer is bepalend voor economisch succes
‘De eigenwaarde en het zelfvertrouwen van een dorp is doorslaggevend of initiatieven succesvol zijn. Daarom heeft sociaal beleid ook een grote invloed op economische ontwikkelingen. Het is belangrijk dat beleidsmakers en bestuurders deze relatie onderkennen.’
Overheid moet bijspringen Ook breekt Molema een lans voor achtergebleven gebieden en hij neemt duidelijk stelling: ‘In dorpen waar werkloosheid en sociale achterstand overheersend zijn, moet de overheid bijspringen. Het is lonend om deze gebieden te blijven stimuleren, zodat zorgkosten en maatschappelijke problematiek beperkt worden.’ Volgens Molema is het wel degelijk economisch renderend om te investeren in achtergebleven gebieden. Andere belangrijke factoren zijn volgens Molema het zelforganiserend vermogen van burgers en initiatieven van onderop. ‘Echter, verlies het belang van het samenspel tussen ondernemer, overheid en kennisinstituten niet uit het oog. De overheid is immers van oudsher de belangrijkste stimulator van economische groei.’
Marijn Molema
15
16
T S R O H N O HO Lokale economie 2050 in Hoonhorst
Voor meer info: www.duurzaamhoonhorst.nl
D
enk breed, handel concreet. Met dit motto is de gemeenschap in Hoonhorst medio 2009 aan de slag gegaan met duurzaamheid. Drie principes vormen de basis voor de projecten die zijn opgezet: groen (zorg voor de aarde), gezond (zorg voor de mens en toekomstgericht) en gemeenschappelijk (eerlijk delen). Ondertussen zijn er een heel aantal projecten gerealiseerd. ‘Het doel is een leefbaar en duurzaam Hoonhorst, en economisch denken zit ons daarbij in de genen’, zegt Timo Veen, voorzitter van de stichting Duurzaam Hoonhorst 2050. Met de blik op 2050 is en wordt nagedacht over samen leven, wonen en werken in Hoonhorst, nu, straks en in de verre toekomst. Het doel is een ecologisch, economisch & sociaal duurzaam Hoonhorst. Hij geeft een aantal mooie voorbeelden van lokale economie:
Geld over door zonnepanelen ‘Bij het sportveld zijn enkele zonnepanelen geplaatst voor de LED-lampen langs het multiveld. De te veel opgewekte stroom wordt aan de voetbalvereniging gegeven. Met dit soort simpele principes proberen we de exploitatie van openbare en sociale voorzieningen laag te houden. Zo blijven zij behouden voor het dorp. Het zelfde geldt voor het dorpsverwarmingsnet: burgers kunnen op gezette tijden schoon groen, snoei- en kapafval gratis inleveren bij het lokale groen recyclingbedrijf. Daar wordt het gesnipperd en gedroogd. Deze biomassa gaat voor een maatschappelijk tarief naar een centrale hout gestookte Dorpskachel onder de nieuwe sportaccommodatie De Potstal. Hiermee wordt naast de sportaccommodatie ook de school verwarmd. Zo kan de
contributie laag blijven en houdt de school geld over voor bijvoorbeeld een extra schoolreisje.’
Dorpszorg in ontwikkeling Het nieuwste project is opgezet rond dorpszorg. Op dit moment zijn inwoners die zorg behoeven veelal aangewezen op verhuizing naar zorgcentra in Dalfsen, Raalte of Zwolle. De projectgroep wil onder andere bereiken dat de inwoners van Hoonhorst zo lang mogelijk in Hoonhorst kunnen blijven wonen. Momenteel wordt een Dorpshuiskamer gebouwd in de voormalige Pastorie en dit najaar komen daar nog twee ouderenappartementen bij. Daarnaast worden binnen twee jaar nog eens acht ouderenappartementen in de tuin bij de voormalige Pastorie in Hoonhorst gerealiseerd. Daarnaast is er snel internet gerealiseerd en is de school energetisch verbeterd. Dat laatste geldt ook voor de RK-Kerk. Een ander sterk punt van Duurzaam Hoonhorst, volgens Veen: ‘ We schakelen zoveel mogelijk lokale bedrijven in voor alle klussen. Immers hoe beter het hen gaat, hoe beter dat is voor hun werknemers die in ons dorp wonen.’
17
N E Z I U H E AARD imale milieubelasting n i m t e m n e n o W
Voor meer info: www.aardehuis.nl
M
ocht u tussen Zwolle en Deventer gebruik maken van de trein, dan is het u vast niet ontgaan. Ten zuiden van Olst is een woonwijk aan het ontstaan zoals je nergens anders in Nederland vindt. Hier werkt Vereniging Aardehuis aan de bouw van 23 aardehuizen. Inmiddels zijn vijf woningen bewoond en in de loop van 2015 zullen er zo’n 40 volwassenen en 30 kinderen wonen. De initiatiefnemers van dit project hebben zich laten inspireren door de Amerikaanse architect Michael Reynolds, de bedenker van het Earthship concept. Earthships, oftewel aardehuizen, kunnen worden gezien als het toonbeeld van duurzaam bouwen en wonen. Het bouwproject in Olst is volledig in handen van de bewoners zelf. Er wordt zo veel mogelijk gebruik gemaakt van grondstoffen die reeds aanwezig zijn; denk aan aarde, klei, stro en gebruikte autobanden. De aardehuizen in Olst zijn woningen die in hun eigen energie voorzien, niet aangesloten zijn op het riool en een eigen systeem van waterzuivering hebben.
bedrijf. Alle leden van de Vereniging Aardehuis werken in ieder geval acht uur per week aan de gezamenlijke bouw. Ook werken er vrijwel altijd vrijwilligers mee. Er zijn gespecialiseerde werkgroepen ontstaan, ingedeeld naar ieders voorkeur en talent, zodat efficiënt gewerkt kan worden.
Idealisten en realisten Wat maakt nou precies dat dit idee van de grond is gekomen, echt gerealiseerd wordt? Lony Strub, één van de toekomstige bewoners, licht toe dat de ledengroep bestaat uit een goede balans tussen idealisten en realisten. Daarnaast is het heel belangrijk om goede contacten te hebben en te onderhouden met de gemeente, de provincie, de woningcorporatie en de omgeving. Daarom kunnen belangstellenden op gezette tijden een rondleiding volgen op het bouwterrein.
Geen geitenwollensokken ‘Bouwen, werken, wonen en leven in harmonie met de natuur, in verbondenheid met elkaar en ter inspiratie van de wereld om ons heen’, is de gedachte die achter dit initiatief schuilt. Een beetje ‘geitenwollensokkerig’ zal een aantal wellicht zeggen, maar een wandeling over het aardehuisterrein laat zien dat van ‘zweverigheid’ totaal geen sprake is. De schaal van dit project is namelijk indrukwekkend en uniek in Europa. Het zélf en gezamenlijk bouwen wordt door toekomstig bewoonster Estella Franssen gezien als een grote meerwaarde. Het gevoel van onderlinge betrokkenheid is enorm, vergelijkbaar met een familie-
18
K E I R B A F L ZUIVE In het hart rp o d t e N h E n a E v V ROU
I
n het dorp Rouveen staat al meer dan 100 jaar de coöperatieve zuivelfabriek ‘Rouveen’. Directeur Ben Wevers ziet een enorme verwevenheid tussen de fabriek en de lokale gemeenschap: als werkgever, door de fysieke positie van het gebouw in het hart van Rouveen, als sponsor van het verenigingsleven en als kennisleverancier.
De binding tussen de fabriek en de gemeenschap is groot. Door de coöperatieve vorm zijn boeren betrokken. Maar de betrokkenheid gaat verder dan zakelijke relaties tussen leden en de kaasfa briek. Er zijn ook sterke familiebanden tussen boeren en medewerkers. Inwoners van Rouveen zijn trots op het bedrijf en dat zorgt voor onderlinge verbondenheid.
De lokale economie bloeit door wisselwerking bedrijf, gemeente en inwoners
Wevers legt uit dat een goede wisselwerking tus sen inwoners, bedrijf en politiek bijdraagt aan het versterken van de leefbaarheid en de lokale economie. Deze liggen in elkaars verlengde. ‘On dernemerschap zit inwoners van Rouveen in de genen. Zij begrijpen dat bedrijvigheid gevolgen heeft voor bijvoorbeeld verkeer door het dorp. Op het moment dat we ons als bedrijf positief opstellen, kweken we goodwill. De politiek in Staphorst heeft oog voor het bedrijfsleven, met een pragmatische inslag. Dat zorgt weer voor een goed ondernemersklimaat’. Het bedrijf doet veel voor de lokale gemeenschap. Ongeveer tweederde van de werknemers komt uit het gebied. Daarbij kent het bedrijf een economische spin-off door de inhuur van transport, lokale aannemers, loodgieters, installateurs en de bakker die de catering verzorgt. De gemiddelde leeftijd van de medewerkers van de fabriek is 37 jaar: de leeftijd waarop mensen actief zijn in het dorp, ze willen er blijven wonen, krijgen kinderen en zetten zich in voor het behoud van voorzieningen en het verenigingsleven. Belangrijk is dat de zekerheid van werk heel groot is in Rouveen. Dit geeft inwoners rust.
Zekerheid van werk in Rouveen geeft inwoners rust. Als groot bedrijf in Rouveen vindt Wevers het belangrijk zich in te zetten voor de gemeenschap. Zo is het bedrijf al jaren sponsor van de dames teams van de voetbalvereniging. Wevers kiest er bewust voor de teams te sponsoren, waarvan de meiden ook werken in de fabriek. Daarnaast zijn er iedere week ruim 60 scholieren in het bedrijf aan het werk.
Duurzaamheid is belangrijk voor het bedrijf. ‘Wij weten inmiddels veel van het gebruik van alter natieve energiebronnen. Wij helpen de gemeente met het behalen van hun gestelde ambities op het gebied van duurzaamheid.’
19
Jeugdhonk ls Kloosterhaar a gezamenlijke huiskamer
KLOO-JO
Voor meer info: www.facebook.com/jeugdhonkkloojo
K
loo-Jo. Voor wie niet in Kloosterhaar woont roept deze naam allicht wat andere associaties op, maar in Kloosterhaar is jeugdhonk Kloo-Jo (KLOOsterhaarse JOngeren) al negen jaar een begrip. De oprichting van het jeugdhonk begon in 2003 met een handtekeningenactie. Een eigen onderkomen voor de jeugd in Kloosterhaar, dat was de wens vanuit de gemeenschap. Er werden sponsoren geworven, fondsen aangeschreven en dankzij de inzet van vele vrijwilligers is de bouw van het nieuwe pand naast het dorpshuis in 2005 afgerond.
Vrijwilligers genoeg In het jeugdhonk worden verschillende activiteiten georganiseerd door de jongeren zelf, vaak met hulp van een aantal vrijwilligers. Denk aan spelletjesmiddagen voor kinderen uit groep 1 tot en met 4, een teenageparty voor groep 8 en klas één of gezellig voetbal kijken op zondagmiddag. Het jeugdhonk kan open wanneer de jeugd wil, aldus de 22-jarige Twan ten Napel, één van de bestuursleden van Kloo-Jo. ‘Meestal ben ik hier vier keer in de week.’ Verder wordt er jaarlijks een lege flessenactie georganiseerd, waarbij de opbrengst ten goede komt van Kloo-Jo. Volgens de jongeren is het niet moeilijk om genoeg vrijwilligers te krijgen, omdat veel mensen zich verbonden voelen met het jeugdhonk. Deze verbondenheid met het dorp is ook zichtbaar als je op het bord naast de ingang kijkt. Hierop staan alle sponsoren van de verbouwing van 2012: vrijwel alleen maar ondernemers uit de buurt.
Het is een plek om als groep bij elkaar te komen en waar gezelligheid voorop staat. Bovendien geeft het veel voldoening dat ze de toko zelf runnen. Ook moeten ze zelf voor een sluitende exploitatie zorgen. De meerwaarde van Kloo-Jo zit ‘m er vooral in dat het de onderlinge samenhang versterkt. ‘Je kunt elkaar ook wel thuis treffen, maar ouders zitten vaak niet te wachten op een groep van twintig jongeren over de vloer. Het biedt een plek voor ná groep 8, zodat de jeugd de kans krijgt om een groep te blijven’, aldus secretaris Marjon van Braam. Het bestuur hoopt dat Kloo-Jo in de toekomst net zoveel betekent voor de jeugdigen, als dat het voor hen betekent / betekende. Twan ten Napel vertelt dat het huidige bestuur nu probeert om de jeugdigen van 12 à 13 jaar meer te laten instromen, zodat zij er in de toekomst verder mee gaan. Dat de jeugd een plek heeft om zich te verenigen, is volgens het bestuur ook weer goed voor de rest van het dorp. Dankzij het jeugdhonk wordt er minder op straat gehangen en zo’n lege flessenactie bijvoorbeeld zorgt weer voor ‘reuring’. Bovendien is de gedachte dat je ergens terecht kan alleen al fijn, het is gewoon een ‘extra huiskamer’ in Kloosterhaar.
Sluitende exploitatie Dat het jonge bestuur zich inzet voor het jeugdhonk is voor hen eigenlijk vanzelfsprekend.
20
genheid le e g k r e w e w u Nie eidsacties h m a a z r u u d r o do
Duurzaam l a a n a k r e Omm
‘J
Voor meer info: www.duurzaamommerkanaal.nl.
e moet gewoon een punt aan de horizon zetten en daar naartoe werken. Wij hebben dat met de Stichting Duurzaam Ommerkanaal gedaan en zijn nu enkele jaren later ongeveer aangekomen op dat punt.’ Aldus Mario den Hoedt, de penningmeester van Duurzaam Ommerkanaal. Den Hoedt geeft toe, het bereiken van de stip heeft ook te maken met het juiste moment en bij elkaar komen van verschillende ontwikkelingen. De buurtschap was in het begin sceptisch, maar na de eerste successen veranderde dit. Voor Ommerkanaal heeft het heel goed uitgepakt.
Toekomstbestendig Ommerkanaal Het begon ooit met een uitspraak van Plaatselijk Belang Ommerkanaal dat de buurtschap ‘niet alleen nu moet bestaan, maar ook over zoveel jaar.’ De uitdaging was om de kleine leefgemeenschap duurzaam en toekomstbestendig te maken. Uit die ambitie is Stichting Duurzaam Ommerkanaal ontstaan. Met een provinciale subsidie van e 200.000,- uit het project Duurzaam Dorp Overijssel kreeg de stichting een vliegende start. Er werd gekeken welke aspecten belangrijk waren voor de instandhouding van de buurtschap. Daar zijn de volgende projecten uit gekomen: verduurzamen buurthuis, verhuur buurtauto, gezamenlijke aankoop zonnepanelen en advies over duurzaamheid voor huishoudens en bedrijven. Mario den Hoedt is zeer tevreden over de successen tot nu toe: ‘Iedere keer als je aan een project begint en het lukt, krijg je weer energie voor nieuwe dingen. Ik merk dat onze inzet loont, dat voel je gewoon. De opstart was intensief, maar we zijn trots op onze prestaties.’
Economisch resultaat De inspanningen zijn ook economisch zichtbaar in Ommerkanaal. De kinderopvang heeft gezorgd voor twee nieuwe parttime banen en een deeltijdwerker op de peuterspeelzaal. Door de duurzame maatregelen heeft het buurthuis een zekerder economische toekomst. Ook wordt er op termijn meer werkgelegenheid verwacht. De buurtkamer biedt mogelijkheden voor het creëren van twee werkplekken voor kleine zelfstandigen, of een spreekkamer voor een maatschappelijk werkster of andere zorg. Dus zorg dicht bij huis. De stichting heeft voor de nabije toekomst alweer nieuwe projecten in de pen. Zo wil men ook het schoolgebouw verduurzamen, zijn er ideeën voor een project met zonneboilers, is er aandacht voor de aanleg van breedband internet en wil men mestvergisting weer op de agenda van agrarische bedrijven krijgen.
21
mische) o n o c (e n a v n e ld e Voorbe rticipatie a p r e rg u b n a v n e vor m Coöperaties Gezamenlijk iets ondernemen met een coöperatie krijgt veel aandacht. Het landelijk gebied kent een lange traditie van gezamenlijk beheer en ondernemen. Agrarische coöperaties behoren tot de oudste van het land. Nu ontstaan er opnieuw collectieve bedrijven in dorpen, gericht op productie en inkoop van energie (zonnecollectoren of windturbines) of zorg, gebruik en beheer van een voorzieningengebouwen of de aanleg van glasvezel.
Burgercoöperaties
Begin 2013 waren er 127 burgercoöperaties in Nederland. Daarvan zijn er 35 op het platteland en 92 stedelijke coöperaties. De meeste burgercoöperaties zijn gericht op duurzame energie (101). Andere voorkomende thema’s zijn zorg, leefbaarheid en glasvezel. Uit: Burgercoöperaties in opkomst, Tijdschrift over de veranderende relatie tussen samenleving en overheid – november 2013, min BZK en Netwerk Platteland Zie: http://www.tijdvoorsamen.nl/art/uploads/ files/4%20cooperaties.pdf
Voorbeeld: dorpscoöperatie
Nieuwleusen is een dorp met een bloeiend bedrijfsen verenigingsleven. De inwoners weten van aanpakken: niet praten, maar doen. Er gebeurt van alles, zoals sport, toneel, muziek, activiteiten voor ouderen en gehandicapten en jaarlijks vier dagen Oranjefeest. Om al die initiatieven en mensen samen te brengen, werd in 2011 een dorpscoöperatie opgericht. Zie: www.nieuwleusensynergie.nl
Voorbeeld: coöperatieve dorpswinkel
Uit steeds meer kleine dorpen verdwijnen de dorpswinkels. Sterksel, in Brabant berust er niet in. Dorpsbewoners werken er aan de oprichting en instandhouding van hun dorpssupermarkt. De winkel in Sterksel neemt dan ook een belangrijke plaats in als het gaat over sociale contacten, levendigheid en leefbaarheid binnen de gemeenschap. 60% van de inwoners is al lid van de coöperatie en dus mede-eigenaar van hun ‘buurtsuper’. En dat is uniek in Nederland. Zie: www.virtueelpleinsterksel.nl
Voorbeeld: zorgcoöperatie
De Zorgcoöperatie Hoogeloon U.A is de eerste zorgcoöperatie van Brabant en Nederland. Hoogeloon is een kerkdorp van de gemeente Bladel en telt ruim 2100 inwoners. De coöperatie zet zich in voor het behoud en het ontwikkelen van zorg, diensten en faciliteiten in het dorp. Zij wil hiermee bereiken dat ouderen en mensen met een beperking, ook bij een toenemende zorgvraag, in Hoogeloon kunnen blijven wonen. De Zorgcoöperatie Hoogeloon is opgericht in 2005. Zie: www.zorgcooperatie.nl
Voorbeeld: energiecoöperatie
In Overijssel zijn verschillende energiecoöperaties actief: Reggestroom is een mooi voorbeeld. ReggeStroom levert duurzame energie en gaat ook duurzame energie produceren. De coöperatie is bezig met haar eerste projecten. Het is de bedoeling dat molen De Hoop groene stroom gaat produceren. ReggeStroom wil met elkaar, als burgers en bedrijven in de gemeente Hellendoorn, werken aan een schonere, gezondere en betere wereld. Zie: www.regge-stroom.nl
22
Collectief Particulier Opdrachtgeverschap (CPO) CPO is particuliere eigenbouw in groepsverband. Aspirant-bouwers vinden elkaar in een gemeenschappelijk idee, ontwerp of ideaal. Dit soort initiatieven levert naast (soms aanzienlijke) kostenbesparingen, een kwalitatieve meerwaarde op voor de bewoners en de directe woonomgeving. CPO kan voor dorpen interessant zijn om toch die zorg- of starterswoningen te realiseren. De provincie Overijssel subsidieert de begeleiding van CPO’s en heeft er een folder over uitgegeven. Zie: www.overijssel.nl/thema’s/ruimte-wonen
Voorbeeld: woonzorgvoorziening De Dijk, een wooninitiatief in Kampen, geïnitieerd door ouders van kinderen met een meervoudige/ verstandelijke beperking, is een voorbeeld van CPO. Het doel is om een woonvorm te realiseren die rekening houdt met de individuele wensen, behoeften en mogelijkheden van iedere toekomstige bewoner en tegelijkertijd mogelijkheden biedt om samen activiteiten te ondernemen en elkaar op te zoeken. Zie: www.stichtingdedijk.nl
Crowdfunding Crowdfunding is een alternatieve wijze om een project te financieren. Crowdfunding verloopt zonder financiële intermediairs, maar zorgt voor direct contact tussen investeerders en ondernemers. Het idee erachter is dat veel particulieren een klein bedrag investeren en dat deze kleine investeringen bij elkaar het project volledig financieren. Dit in tegenstelling tot bankkredieten en grootinvesteerders zoals business angels, waarbij er sprake is van slechts één of enkele investeerders die een groot
bedrag inbrengen. Er zijn ondertussen diverse crowdfunding-platforms op internet, waar mensen hun idee kunnen presenteren. In eerste instantie maakten vooral innovatieve ondernemers gebruik van crowdfunding om hun bedrijfsplan te financieren. Tegenwoordig wordt crowdfunding ook steeds meer ingezet om lokale projecten te financieren, bijvoorbeeld via voorjebuurt.nl. Zie: www.voorjebuurt.nl
23
Burgerbegroting Bij een burgerbegroting worden inwoners betrokken bij het opstellen van de gemeente begroting. Daardoor komen burgers dichter bij de besluitvorming van de gemeentebegroting. En dus bij de gemeente. Bij een burgerbegroting gaat het vooral om samenwerking. Het budgetrecht ligt bij de gekozen gemeenteraad. Burgers kunnen nooit formeel beslissen. Het Braziliaanse Porto Alegre is de ‘moederstad’ van de burgerbegroting, sinds 1989. Het percentage van de begroting dat door burgers kan worden ingevuld verschilt. In Keulen (1 miljoen inwoners) gaat he bijvoorbeeld om 2,5% en in Berlijn-Lichtenberg (250.000 inwoners) om 6%. Ook in Nederland neemt de belangstelling voor de burgerbegroting toe. De inwoners van Deventer bijvoorbeeld, kunnen initiatieven en projecten indienen, die vervolgens gekozen kunnen worden binnen een gelimiteerd, vrijgemaakt budget. Wijkbewoners en/of vertegenwoordigers van de betreffende wijk maken een rangorde. Meerdere gemeenten werken met deze aanpak in de vorm van wijkbudgetten.
Ondersteuning van burgerinitiatieven is erg actueel. In 2013 heeft de Universiteit Twente onderzoek gedaan in Overijssel. Conclusie: Naast personele ondersteuning ontvangen initiatieven ook regelmatig financiële en materiële steun. In dertien van de zeventien onderzochte gemeenten wordt een financiële tegemoetkoming voor burgerinitiatieven geboden, bijvoorbeeld via een buurtbon, een wijkbudget of subsidieregeling. Daarnaast of in plaats daarvan bieden veertien gemeenten burgers ook regelmatig ondersteuning in natura. Meer info: Burgerinitiatieven in Overijssel. Een inventarisatie, Universiteit Twente, november 2013 Zie: http://www.overijssel.nl/overijssel/cijferskaarten/overijssels-feit/nieuwsbrief-ov-feit/ overijssels-feit-2/2013-13-overijssel/
Meer info: Nederland op weg naar de Burgerbegroting, Ministerie BZK, 2011 Zie: http://www.rijksoverheid.nl/documenten-enpublicaties/brochures/2011/10/17/nederland-opweg-naar-de-burgerbegroting.html
Cottage Industries (CI) CI zijn kleinschalige bedrijven in perifere gebieden, die desondanks zijn ingeplugd in grensoverschrijdende netwerken. In een Gronings rapport worden drie ontwikkelingen genoemd die belangrijk zijn om bedrijvigheid in dorpen te behouden/versterken: • de grenzen tussen wonen en werken vervagen steeds meer en tegelijkertijd neemt het aantal zzp-ers fors toe. Zelfstandigen die wonen en werken combineren, kunnen dit vrij eenvoudig vanaf het platteland doen; • in het landelijk gebied komen steeds meer gebouwen leeg te staan. Hergebruik hiervan als (gemeenschappelijke) bedrijfslocatie of als woonwerklocatie is een mogelijkheid;
•o ntwikkelingen op het vlak van ICT maken het steeds eenvoudiger om vanuit het platteland te werken. Glasvezel is dan wel wenselijk… Het rapport laat zien dat het de moeite waard is om in ‘Cottage Industries’ te investeren. Ze zijn zowel in economisch als sociaal opzicht van belang voor krimpregio’s. De voorwaarden waaronder CI optimaal functioneren (goede ICT infrastructuur, toegankelijke netwerken, ruimte om zich te vestigen), zijn ook voor andere bedrijven van belang. Meer info: Cottage Industries: grensverleggend ondernemen voor een economisch vitaal en leefbaar platteland, Groningen, maart 2012. Zie: www.eeadvies.nl
24
Ruilsystemen Er ontstaan allerlei lokale ruilsystemen. Van lokaal geld, tot ruilsystemen voor spullen, klussendienst en een tijdbank.
Voorbeeld: alternatief geld
De oorsprong van alternatief geld ligt in de 90er jaren, toen Actie Strohalm de LETS in Nederland introduceerde, waarin deelnemers diensten en goederen met elkaar uitwisselden. Ze betalen elkaar met lokaal geld, zoals de Heetense Jappels. Het gaat om het realiseren van ‘alternatief lokaal geld’ naast het reguliere geldsysteem, dat soms ook door ondernemers geaccepteerd wordt als betaling voor producten en diensten. Kijk voor een hedendaags voorbeeld op www.letsdeventer.nl of www.ruilkringheeten.nl. Het lijkt ingewikkeld, maar spaarkaarten en airmiles werken in wezen op dezelfde manier.
Voorbeeld: ruilsystemen voor spullen
uiteenlopende zaken als auto’s, gereedschap, boeken en nog veel meer. Vooral digitale ruilsystemen zijn daarvoor handige hulpmiddelen. Om er een paar te noemen: Zie: www.ruiltuin.nl, www.hurenvanburen.nl, www.durftevragen.com, www.peerby.com
Voorbeeld: tijdbanken
Een nieuwe ontwikkeling zijn de ‘tijdbanken’, waarin mensen diensten uitwisselen met tijdseenheden (bijv. uren) in plaats van lokaal geld. Een mooi voorbeeld daarvan is wehelpen, een landelijke tijdbank voor vrijwilligerswerk en zorg waarbij deelnemers ‘uren’ verdienen: voor zichzelf of familie/vrienden die hulp of zorg nodig hebben. Twee jaar geleden werd in Nederland de eerste tijdbank opgezet en deze heeft inmiddels ongeveer duizend rekeninghouders. Zie: www.timebank.cc, www.wehelpen.nl
Om te bezuinigen, uit duurzaamheidsoverwegingen of het beperken van aankopen en het delen van
Zelfwerkzaamheid Droge voeten in Beerzerveld
Broekland beter van wordt. In 2011 is bijvoorbeeld met man en macht in estafettevorm gewerkt om het paadje, dat midden in Broekland ligt met aan weerszijde oude bomen, in oude glorie te herstellen. Vorig jaar zijn op één dag, met een groep van in totaal 60 man, de dorpsranden ‘aangekleed’ met groenaanplant. En er is een dorpsbongerd ontwikkeld: een weitje dat bestemd is voor nieuwbouw, die nog even op zich laat wachten. Daar staan nu fruitbomen in met afrastering er omheen, zodat er schapen in kunnen. Middenin de bongerd staat een soort van hooiberg van eiken palen met een paadje er naartoe.
Korte Klappen Commissie Broekland
Zie: www.broekland.info/nieuws/persbericht-korteklappen-commissie
Plaatselijk Belang (PB) Beerzerveld Mariënberg wil, om over het sportveld met droge voeten bij de speeltuin te komen, een voetpad aanleggen. De gemeente maakt een tekening en een kostenraming. Kosten zijn voor PB. De uitvoering wordt meegenomen door de aannemer die ook de naastgelegen nieuwbouwwijk woonrijp maakt. Daarnaast wil PB met eigen werk drainage aanleggen in het sportveld. De gemeente werkt mee door een doorgang en put aan te leggen vanaf het dorpsplein onder de bossingel door naar het sportveld.
Met elkaar, door elkaar, zo voor elkaar! Dat is de slogan van de Korte Klappen Commissie. Met een achterban van een 50-tal Broeklanders maken ze korte metten met kleine projecten waar heel
25
SLOiTsche economisch vitale dorpen dynam
I
n deze uitgave hebben we mooie voorbeelden laten zien van economische vitaliteit, sociale kwaliteit en burgerkracht en samenhang daartussen. Aansluitend op de trend van civic economy vinden ook op het platteland van Overijssel nieuwe ontwikkelingen plaats, nemen burgers het heft in eigen hand en verdienen ze het zelf. Met als resultaat leefbare, dynamische en economisch vitale dorpen. In de kleine afgelegen dorpen zijn voorzieningen ver weg en deze komen langzaam maar zeker nog verder weg te liggen. Bewoners passen zich
aan de situatie aan met een combinatie van moderne middelen, zoals de auto en internet, en het aloude noaberschap. De keerzijde is dat in de meer afgelegen dorpen het risico bestaat dat de groei van de groep kwetsbare ouderen, de schaarste aan voorzieningen en de stagnerende regionale economie elkaar versterken. De uitdaging voor Overijssel is om ook daar, waar het niet vanzelf gaat, ontwikkelingen te stimuleren en versterken. Stimuland helpt daar graag aan mee.
26
IENEN H ET!
IENEN WEVEORveD r de economie HET! van het dorp MAGAZINE
WE VER D
Noten 1 Steenbekkers, A. & L. Vermeij 2013, De dorpenmonitor. Ontwikkelingen in de leefsituatie van dorpsbewoners. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau 2 Trendbureau Overijssel 2009, Trendverkenning economie, Achtergrondinformatie Zwolle: Trendbureau Overijssel Zie http://trendbureauoverijssel.nl/site/ download/0HXKgFjEypWJ?type=open 3 Leeuwen, E. van 2010, Urban-Rural Interactions: Towns as Focus Points in Rural Development. Heidelberg: Physica Verlag 4 Trendbureau Overijssel 2014, Toekomstverkenning Wonen in Overijssel Zwolle: Trendbureau Overijssel Zie: http://trendbureauoverijssel.nl/site/ download/08MjISbJtmVS?type=open 5 Bal, E. et al. 2013, Het bedrijf van de toekomst, interview met Jan Jonkers Theoptimist.nl, 18 mei 2013 6 Ooijen, D. van & J. den Uyl 2014, De civic economy, In 4 masterclasses inzicht in een megatrend die groeit om de hoek. Den Haag/Amersfoort: Platform 31/ Twijnstra Gudde 7 De staat van Overijssel 2013, Zie: http://www.overijssel.nl/overijssel/cijferskaarten/staat-overijssel/duurzame-ruimtelijke/duurzamero/20januari 8 Coumans, M. & S. te Riele 2010, Verschillen in sociale en maatschappelijke participatie. Bevolkingstrends (1e kwartaal 2010) Heerlen: Centraal Bureau voor de Statistiek 9 Overijssel feit 2012-13, Overijsselaars zijn actief in de samenleving, Zie: http://www.overijssel.nl/overijssel/cijferskaarten/overijssels-feit/nieuwsbrief-ov-feit/overijsselsfeit-1/2012-13/ 10 Houwelingen, P. van 2014, Burgermacht op eigen kracht? Een brede verkenning van ontwikkelingen in burgerparticipatie. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau 11 Odijk, D. et al. 2010, Mantelzorg uit de doeken. Een actueel beeld van het aantal mantelzorgers. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau 12 Denters, S.A.H. et al. 2013, Burgerinitiatieven in Overijssel. Een inventarisatie. Enschede: Universiteit Twente 13 Renard, P. 2013, Van autonoom dorp naar woondorp, interview Frans Thissen In: Tijdschrift Ruimte, themanummer ‘Het dorp’ Antwerpen: Vlaamse Vereniging voor Ruimte en Planning
27
Colofon Stimuland Vilsterseweg 11 7734 PD Vilsteren www.stimuland.nl juni 2014 Met medewerking van Marian Tomasini Fotografie: Stimuland en Dorpsplanplus Opmaak: Frank de Wit
28