Westersingel 26 Rotterdam
Westersingel 26 Rotterdam
Voor Mimi Loorbach Januari 2014 Joosje van Geest www.joosjevangeest.nl/uw gebouw
Beste Mimi Loorbach, In opdracht van uw man, via JO-Cadeau, heb ik mij verdiept in de geschiedenis van jullie herenhuis uit 1885 aan de Westersingel 26 in Rotterdam. Zoals bekend werd de Westersingel in 1859 aangelegd in het kader van het Waterproject. Dankzij de fraai ontworpen groene wandeling langs de nieuwe singels, ontstond een stadsrand met een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor gefortuneerde burgers. In het lanenkwartier, aan de Mauritssingel en aan de Westersingel werden in de laatste decennia van de 19e eeuw diverse villa's, maar vooral veel statige herenhuizen gebouwd. Om er achter te komen wie jullie pand destijds heeft ontworpen en wie de opdrachtgever voor de bouw van het huis was, heb ik in het Gemeente Archief Rotterdam gezocht naar de bouwtekeningen en oude kaarten bestudeerd. Contact met laanvrouwe Gerda ten Cate leverde inzicht op in het 19e eeuwse reglement over de Laan West-Kruiskade, de private weg langs de achtertuinen. Mevrouw Y. Goester informeerde mij over de verschillende eigenaren van het pand. Dankzij de literatuur over het Waterproject van W.N. Rose en de kroniek over de Binnenweg heb ik mij een beeld kunnen vormen over de bebouwing in dit deel van Rotterdam. Ik hoop dat op plezierige wijze in dit boekje te hebben overgebracht! Joosje van Geest architectuurhistoricus
l: Waterproject, 1854, W.N. Rose r: Groene singels, 1854, tekening van J.D. en L.P. Zocher
De aanleg van de Westersingel In de 19e eeuw kampte het snel groeiende Rotterdam met ernstige watervervuiling. Gevolg was niet alleen stankoverlast, maar ook de uitbraak van dodelijke volksziektes zoals de cholera-epidemieën. Het Waterproject, een plan van stadsarchitect W.N. Rose, moest waterhuishoudkundige en stedenbouwkundige verbeteringen in de binnenstad en de omliggende polders brengen. Met de uitvoering van het plan, vanaf 1854, kreeg de stad een eigen watercirculatie waarbij het grachtwater afwaterde op nieuw aan te leggen singels. Langs deze singels, gelegen op zo'n 500 m afstand van de oude stadsdriehoek, ontstond een aangenaam woonmilieu voor de gegoede burgerij. In 1859 werd de Westersingel aangelegd; de wetering en de groene oevers werden precies binnen de bestaande polderpercelen ingepast. Groene gordel De ambitie om met de singels een aantrekkelijk woonklimaat te creëren en om daarmee de allure en het vestigingsklimaat van de stad te verhogen, leidde tot de aanleg van een wandeling rondom de stad. Het profiel van de nieuwe singels, en ook van de Westersingel, werd breed opgezet met aan weerszijden van het water, voetpaden en rijbanen. In verleidelijke schetsen tekenden de gerenommeerde (tuin)architecten Zocher, een 'groene wandeling' met glooiende singeloevers, riante villa's, groepen heesters en solitaire bomen. De ontwerpen van Zocher, bekend van het Vondelpark en van tal van villaparken en singelplantsoenen in sierlijke landschapstijl, zouden pas rond 1880 werkelijk 'tot bloei' komen aangezien er toen voor het eerst een tuinbouwkundige bij de gemeente werd aangesteld die verantwoordelijk werd voor het groenonderhoud.
l: kaart 1865, Rotterdam west r: ansichtkaart van de Westersingel en Mauritssingel, 1904
Notabelen De chique bebouwing van vrijstaande landhuizen, die de Zochers voor ogen hadden, werd maar ten dele gerealiseerd. Zo verrees in 1862, op de hoek van de Westersingel en de Nieuwe Binnenweg, Villa Nuova; gebouwd in opdracht van de Rotterdamse notaris A.A. Reepmaker met een grote tuin naar ontwerp van de firma Zocher. Pal ernaast werd het Sint Antoniusgesticht gebouwd voor armlastige, zieke rooms-katholieke vrouwen, ook met een grote tuin. Ten westen lag Schoonderloo, een landelijk gebied met nog weinig bebouwing. Langs de Westersingel, tussen de Kruiskade en de Binnenweg, werden vanaf 1860 diepe percelen uitgegeven. Diverse bekende Rotterdammers zoals architecten E.J. Margry, J.J. Vink en W.J. Vermaas, koopmannen J.H.A. Gogarn en C.M. Viruly en de genoemde notaris Reepmaker kochten er (meerdere) kavels. Zij lieten er panden bouwen voor eigen gebruik of voor de verkoop. Gouden rand Met het Waterproject waren geen strikte bouwvoorschriften vastgesteld. Particuliere bouwers realiseerden er een aaneengesloten wand met ruime woningen. Arbeiderswoningen werden langs de singels geweerd waardoor het verschil met de volgebouwde binnenstad toch groot werd. In het lanengebied, dat van oudsher in particuliere handen was, werden nieuwe straten aangelegd, zoals de Van Oldenbarneveltstraat en de Aert van Nesstraat. Er verrezen statige herenhuizen. Maar langs de singel ontstond een 'gouden rand'. 'De Eendrachtweg, Westersingel en Mauritsweg zijn ongetwijfeld de schoonste wandelwegen. In het midden is een vijver en aan beide zijden een rij hooge schaduwrijke boomen, waarachter de deftige heerenhuizen een aangenaam gezicht opleveren'; aldus een gids uit 1900.
kaart 1880, Rotterdam west
Laan West-Kruiskade In 1879, voorafgaand aan de bouw van de meeste woningen aan de Westersingel tussen de Kruiskade en de Binnenweg, stelden 16 perceeleigenaren (4 van de Kruiskade en 12 van de Westersingel) een overeenkomst op voor de aanleg van een gemeenschappelijke laan, ten westen van hun percelen aan de Westersingel. Dit achterpad van 2 m breed, voert in noord-zuidelijke richting over de verschillende particuliere achtertuinen, en eindigt bij de huidige Westersingel 27. De laan werd bij de Kruiskade afgeschermd met een hek om het private karakter aan te geven. Aan de westzijde van de laan lag oorspronkelijk een wetering die jarenlang fungeerde als riool voor de nieuw te bouwen woningen. Hoewel het stadswater dankzij het Waterproject vaker werd ververst, bleef het effect op de stankoverlast aanvankelijk beperkt. In 1872 werd zelfs overwogen om de wetering langs de Westersingel te overkluizen vanwege klachten van de bewoners over de enorme stank. Dit was echter veel te duur. Bewoners kregen te horen dat 'vooralsnog de uitlozing in de achter de panden gelegen sloot behoort te geschieden'. Toen vanaf 1883 een uitgebreid riolennetwerk werd aangelegd verbeterde de situatie pas De sloot langs het laantje werd gedempt waarmee de natuurlijke grens langs de percelen verviel. Daarom werd in 1893 besloten om langs de laan een bakstenen muur op te trekken. In 1902 werd pal achter deze muur het grootschalige Rooms-Katholieke wees- en armhuis Huize Simeon & Anna geopend. Het toezicht op de Laan West-Kruiskade, en het onderhoud, is tot op de dag van vandaag, in handen van de laanheer (of vrouw) die uit de aanwonende pandeigenaren wordt benoemd.
kaart 1910, Westersingel tussen Kruiskade en Binnenweg
Architect A.W. Meijneken In 1885 werd, in opdracht van de koopman J.H.A. Gogarn, een pand ontworpen door de Rotterdamse architect A.W. Meijneken. De architect is nu bekend van de Koninklijke De Kuyperfabriek in Schiedam uit 1911, een Rijksmonument. Voor de Westersingel 26 tekende Meijneken een herenhuis, met beneden- en bovenwoning, van vier bouwlagen met een zolder onder een mansardedak, met een eclectische lijstgevel van drie traveeën en een dakkapel met tuitgevel en hardstenen schouderstukken. Extra allure gaf hij het pand met gedetailleerde gevels: een sierlijke gevelsteen, vensters met spitsbogen en sluitstenen, horizontale stucbanden en een sierlijst. De begane grond kreeg een robuust uiterlijk met rechte vensters en een hardstenen sokkel. Hogere, minder kwetsbare bouwlagen werden verfijnder gedecoreerd; siermetselwerk, een sierlijke gevelsteen en op de dakkapel en dakhoeken opengewerkte, gietijzeren makelaars. Terwijl de voorgevel uitdrukking gaf aan de status van het pand was de achtergevel hoofdzakelijk gericht op de optimale ervaring van het landschappelijke uitzicht over Delfshaven. Maar liefst drie glazen veranda's tekende Meijneken en een balkon, voorzien van gedecoreerde lijsten en open balustrades. Zo creëerde hij een open en lichte achtergevel. Op zolder waren twee kleine occuli, aan weerszijden van het spitse tweelichtvenster, die een mooi vergezicht boden. Vrijwel alle panden aan de Westersingel beschikken over diepe achtertuinen met oorspronkelijk een tuinhuisje of tuinprieel, waar het zomers goed toeven was. Een veelvoud aan serres, erkers, dakterrassen en balkons lieten volop zonlicht en frisse lucht toe in de woningen.
Interieur De plattegronden van Meijneken benadrukken het 'wonen in het groen'. De veranda's werden met een grote glaspui aan de eetkamer of slaapkamer gekoppeld. In de brede beuk werden de grotere kamers ondergebracht, in de smalle beuk de trappen, gangen, keukens en een kleine kamer. Beide woningen hadden een eigen voordeur aan de straat en beschikten over een woonlaag met een kamer-en-suite met schuifdeuren en over een slaapverdieping met drie slaapkamers en een alkoof (een slaapkamer in het midden van de verdieping zonder ramen). In de gedetailleerde afwerking van het interieur, zoals de marmeren gangen en schouwen, de sierlijke stucplafonds met (eier)lijsten, de bewerkte houten trapbalusters en de glazen schuifdeuren, werd de voorname uitstraling van de voorgevel doorgezet. De uitgevoerde facade toont op de verdiepingen rondboogvormige vensteropeningen met gestucte diamantkopsleutel, en met boogtrommels die zijn verlevendigd met rood en geel gekleurd metselwerk. In de middentravee van de tweede verdieping is volgens plan een cartouche geplaatst waarin het bouwjaar staat vermeld. De lijstgevel is opgetrokken in baksteen, de eerste bouwlaag heeft een rustiek karakter met een harstenen sokkel en met bepleisterde, uitspringende diamantkopvormige bouwblokken. In de rechtertravee zijn de beide voordeuren geplaatst met smeedijzeren sierwerk. De achtergevel is waarschijnlijk ook volgens plan uitgevoerd. Met een renovatie zijn de ronde ramen mogelijk verwijderd. De veranda's zijn van nieuwe houten omlijstingen voorzien.
Eigenaren In 1910 verkocht dhr. Gogarn het gehele pand aan de koopman dhr. V. van der Willigen die in het naastgelegen huis op Westersingel 25 woonde. Van der Willigen kocht ook zijn andere buurpand nr. 24, omdat hij graag invloed had op wie zijn directe buren waren! Beide panden werden decennialang door hem verhuurd. Zelf woonde hij met zijn gezin op nr 25. Na zijn overlijden kwam Westersingel 26 in bezit van zijn dochter, mevrouw A.J. Goester-van der Willigen. Zij bleef tot haar dood in 2007, in haar geboortehuis op Westersingel 25 wonen. In 1999 werd Westersingel 26 verkocht aan M.C. Haverman en mevrouw B. Fähmel. Zij lieten het gehele pand grondig renoveren en de achtergevel van buitenisolatie voorzien. De boven- en benedenwoning werden samengevoegd tot een woning, waarbij het dubbele trappenhuis werd vereenvoudigd. Yvonne Goester, dochter van mevr A.J. Goester, herinnert zich de fraaie tegeltableau's aan de achtergevel. Ze zijn met de verbouwing helaas onder het piepschuim verdwenen! De serres werden met nieuw houtwerk afgewerkt. De badkamer op de eerste verdieping, die in een serre lag, en de keukens werden verplaatst en geheel vernieuwd. Een grote provisiekast op kederniveau, die eigenlijk bij het pand nr 25 behoorde, werd bij de woning betrokken. Kort na de renovatie werd het pand wederom te koop aangeboden, waarop het in 2002 eigendom werd van dhr. en mevr. Loorbach.