Werkvormenbundel 1. Werken met beelden en illustraties Leerlingen krijgen verschillende prenten, afbeeldingen, illustraties… Zij krijgen de opdracht om … - deze te categoriseren en de verschillende categorieën te definiëren. - de afbeeldingen in de juiste volgorde te plaatsen en de verschillende etappes van het verhaal, de proef, … toe te lichten of in hun eigen woorden te vertellen. - een selectie te maken in het kader van de opdracht en hun selectie toe te lichten. - beelden te vergelijken en de verschillen en gelijkenissen toe te lichten. - afbeeldingen die bij elkaar horen te herkennen en uit te leggen wat het verband is tussen de foto’s.
2. Een woordveld of mind map maken De leerkracht geeft een centraal thema op. De leerlingen werken per twee / drie / … en maken een woordveld op basis van wat ze over het thema weten. Het woordveld wordt dan door de leerlingen in de vorm van een mind map gegoten. Er wordt onderhandeld over de categorisering van de aangebrachte elementen. Je laat de leerlingen eventueel op voorhand individueel nadenken en opzoeken in woordenboeken, bronnen, het handboek, …
Je kan de mind map gebruiken als manier om voorkennis te activeren, maar ook om na te gaan of leerlingen een volledig overzicht hebben van de stof. Laat hen met hun notities een mind map maken die een samenvatting vormt van de stof. De leerlingen moeten nadenken over welke categorieën zij in de mind map verwerken en welke belangrijke termen / namen / data / ... zij opnemen. Er kan ook met een spion gewerkt worden, die inspiratie gaat opdoen bij andere groepjes. De mind map kan door de leerkracht opgehaald en verbeterd worden, of kan klassikaal worden besproken, om leerlingen zo op eventuele lacunes in hun samenvatting te wijzen. Voorbeeld De leerlingen maken op het einde van de lessenreeks over de ontdekkingsreizen in groepjes van drie een samenvattende mind map over het thema. Zij beslissen zelf wat de basistakken van de mind map zijn (ontdekkingsreizigers – koloniale machten – overzeese gebieden – inheemse volkeren - ...) en vullen deze takken zo concreet mogelijk aan.
3. Woorden flitsen Kies 10 à 15 woorden die je al in de les behandeld hebt. Schrijf ze aan bord of projecteer ze. Laat de leerlingen 2 à 5 min. naar de woorden kijken en verberg ze dan. Laat de leerlingen de woorden snel opschrijven en laat ze daarna in tweetallen hun antwoorden aan elkaar aftoetsen. Laat ze daarbij ook aandacht besteden aan de spelling. Bespreek daarna klassikaal hoeveel zij er nog wisten en bespreek daarbij ook de betekenis. 1
4. De vreemde eend in de bijt Geef de leerlingen lijstjes met woorden waarbij zij op zoek moeten gaan naar de vreemde eend in de bijt De leerlingen mogen per twee overleggen en moeten ook kunnen verklaren waarom het woord niet in de rij thuishoort. Eventueel kan je de lijstjes dicteren, en kan je aan de leerlingen vragen om ook hun de spelling van de woorden te checken.
5. Writing to learn Dit is een korte, onbeoordeelde schrijfopdracht die studenten uitdaagt om na te denken over de leerstof en de vakterminologie. Deze werkvorm kan op verschillende momenten in de les worden ingezet en is beperkt in de tijd. De werkvorm bestaat uit twee delen: SCHRIJVEN (S-deel)
DENKEN (D-deel)
•Schrijven staat centraal. •De leerder antwoordt schriftelijk op de vraag van de leerkracht.
•Leerder denkt na over eigen kennis a.h.v. schrijfproduct. •Vergelijking van eigen product met andere bron -> aanpassing-> vervollediging.
Deze werkvorm kan gebruikt worden om bepaalde vakterminologie of voorkennis op te frissen. Men zet de leerlingen aan het schrijven (S-deel) en aan het spreken (D-deel).
6. Expertgroepjes Deze werkvorm is zeer geschikt als er veel informatie moet worden verwerkt en er een behoorlijk ingewikkelde opdracht is gegeven. Werkwijze Er is een centrale vraag of opdracht die meestal door de docent wordt gesteld. De docent verdeelt deze complexe opdracht in net zo veel goede deelvragen/opdrachten als er nodig zijn voor elke groep. De individuele leden van elke groep beantwoorden hun eigen deelopdracht. Zij zijn nu de expert voor dat deel van de opdracht binnen hun groep. De expert presenteert nu zijn kennis aan de andere leden van de groep. Dit herhaalt zich voor de andere experts. Hierna is de hele groep expert geworden voor de gehele opdracht. De docent controleert door willekeurige leden van verschillende groepen vragen te stellen. Variatie Een variant hierop is dat uit alle groepen de experts van dezelfde deelvraag eerst bij elkaar gaan zitten, gezamenlijk tot een uitkomst komen en daarna weer in hun eigen groep gaan zitten waarna de uitwisseling weer op gang komt.
2
7. Een poster maken De leerlingen moeten een poster maken die een overzicht biedt van een deel van de leerstof, dat al dan niet al door de leerkracht is behandeld in de les. Na voltooiing van de poster kan ervoor gekozen worden dat de leerlingen deze presenteren aan de rest van de klas. Werkwijze + voorbeeld Voor het vak economie moeten de leerlingen een poster maken over een bepaald aspect van de arbeidsmarkt (vb. studentenjobs, knelpuntberoepen, 50+-arbeid, vakbonden, ...). De leerlingen krijgen de opdracht om hierover één informatieve tekst te zoeken, een zelfgemaakte grafiek gebaseerd op een bron aan de poster toe te voegen, foto's te zoeken die het onderwerp illustreren en jobadvertenties te zoeken die met het thema te maken hebben.
8. Hoekenwerk Deze werkvorm is zeer geschikt om verschillende leerstofonderdelen door de leerlingen zelfstandig te laten verwerken, eventueel in de volgorde die zij verkiezen. Werkwijze De leerlingen werken individueel of per twee aan verschillende leerstofonderdelen, die al dan niet over eenzelfde thema gaan. In de les fysica over magneten bijvoorbeeld zijn er meerdere activiteiten (tekst, filmpje, proefje, …) die door de leerlingen zelfstandig worden uitgevoerd om zo de theorie beter te begrijpen. In de les Nederlands over een dichter kan je bijvoorbeeld een reportage, de biografie van de dichter, een gedicht en een kunstwerk uit dezelfde periode of over het gedicht gebruiken. De leerlingen bepalen zelf welke onderdelen zij doen, gespreid over meerdere lessen. Zij tonen na elke activiteit aan de leerkracht of zij de activiteit naar behoren hebben uitgevoerd. De leerkracht kan dan verbeteren of een verbetersleutel meegeven.
9. Schrijfcarrousel Deze werkvorm is geschikt om de leerlingen individueel en in groep te doen nadenken over een bepaald onderwerp of leerstofonderdeel. Het kan ook gebruikt worden om hen oefeningen te laten oplossen, om verschillende bronnen te laten lezen en analyseren, ... Werkwijze Eerste fase: individuele fase De leerlingen zitten in groepjes van 3 of 4 en schrijven hun mening, ideeën, gedachten neer over een centrale vraag / een oefening / een tekst / een afbeelding / ... op het blad. Na een tijdje schuiven zij het blad door, totdat ieder lid van de groep elk blad heeft gehad. Tweede fase: groepsfase De leerlingen krijgen een nieuwe opdracht als tweede impuls. Zij moeten hierbij bijvoorbeeld - een gemeenschappelijk thema zien te vinden en te beargumenteren - een gemeenschappelijke mening formuleren - een top 3 maken van de verschillende argumenten 3
- ...
10. Spreekbeurt in een notendop / De (on)bekende slide Deze werkvorm kan gebruikt worden om kleinere stukjes leerstof door de leerlingen te laten verwerken om deze daarna aan elkaar uit te leggen. Leerlingen werken in groep en krijgen een tekst/filmpje/theorie-onderdeel/... die/dat zij samen moeten lezen/bekijken/verwerken. Zij kunnen hierbij vraagjes krijgen om de verwerking te sturen. Als tweede impuls krijgen zij een blad met daarop een (PowerPoint)slide die aan de klas zal getoond worden en die door (één of meerdere personen van) de groep voor de klas zal moeten worden gepresenteerd. De leerkracht bepaalt wie die leerling is, dus alle leden van de groep zijn verplicht de inhoud correct te kunnen uitleggen. Een variant hierop is dat de leerlingen de slide niet op voorhand krijgen, en dus pas bij het uitleggen de slide voor het eerst te zien krijgen. Je kan de leerlingen ook een aantal woorden/termen opleggen die zij moeten gebruiken of uitleggen.
11. Mixed up piles / Sorteertaak / Venndiagram Werkwijze Bij de introductie van een nieuw onderwerp of vóór het toetsen van kennis, krijgen leerlingen een set kaarten met een aantal woorden, termen of afbeeldingen die over hetzelfde onderwerp gaan, maar die twee of drie aspecten van dat onderwerp behandelen. De leerlingen ordenen de kaarten / woorden / termen / ... in de categorieën. Vraag de leerlingen hun keuze toe te lichten en/of met argumenten te verantwoorden. Voorbeeld Natuurkunde: na het behandelen van elektriciteit krijgen de leerlingen een set kaartjes die gaan over eigenschappen van serie en parallel schakelen. De opdracht voor de leerlingen is om de kaartjes in twee rijen onder elkaar te leggen al of niet in een bepaalde volgorde, de één voor serie en de andere voor parallel. Variatie - Leerlingen krijgen een lijstje met begrippen krijgen die ze in twee categorieën moeten plaatsen. Maar sommige begrippen passen in beide categorieën. De leerlingen krijgen een tabel met drie kolommen en een lijst woorden over het onderwerp. Zij moeten de woorden ordenen in twee categorieën. In de middelste kolom zet de leerling de woorden die in beide passen. Vraag de leerlingen hun keuze toe te lichten. - De docent geeft niet de lijst met woorden, maar de leerlingen zoeken zelf de woorden in een bepaald stuk lesstof. Dat geeft meteen een soort overhoring of samenvatting. Daarna worden alle woorden van de leerlingen verzameld en in één van de drie kolommen geplaatst. - Niet de docent benoemt de categorieën, maar de leerlingen. Je kan deze werkvorm ook met venndiagrammen laten maken. De leerlinge noteren op een groot blad de gemeenschappelijke en verschillende eigenschappen van twee of meer vakinhoudelijke concepten. Ze kunnen dit in duo of groep doen. Op een groot blad kunnen zij eventueel ook met Post-its te werk gaan, die zij in het venndiagram kleven. 4
Dit biedt het voordeel dat de leerlingen kunnen onderhandelen en de Post-its van plaats kunnen veranderen.
12. De placemat Werkwijze Vier leerlingen werken rond een zelfde thema / met dezelfde oefeningen / ... rond een placemat. Ieder lid van de groep heeft een vak om in te schrijven. In deze fase werken de leerlingen individueel en in stilte. Het vierkant in het midden is voor het gemeenschappelijke antwoord of de groepsvisie. In deze fase mogen de leerlingen overleggen. Bespreek nadien klassikaal welke antwoorden / argumenten / oplossingen / ... naar voor komen. Voorbeeld Je kan de placemat inzetten voor verschillende taken: - een definitie van een bepaald begrip laten formuleren, vb. Hoe definieer je "geld"? - laten nadenken over argumenten voor en tegen een bepaalde stelling, vb. Genetisch gemodificeerd voedsel heeft enkel nadelen voor de gezondheid en verarmt de landbouw. - antwoorden op open vragen laten formuleren, vb. Welke gebeurtenissen gingen vooraf aan de Tweede Wereldoorlog? - oorzaken opsommen van een bepaald probleem of verschijnsel
13. Een tekst navertellen De leerlingen krijgen een tekst die in verschillende stukken is geknipt en moeten de stukken in de juiste volgorde leggen. Vervolgens noteren zij tien tot vijftien staakwoorden waarmee zij de tekst zouden moeten kunnen navertellen. De leerlingen oefenen dit in. Daarna wordt de tekst weggenomen en leggen de leerlingen de inhoud van de tekst aan elkaar uit. Je kan ook drie of vier verschillende teksten nemen en aan elke leerling één tekst geven. De leerling leest deze en noteert voor zichzelf tien tot vijftien staakwoorden, waarmee hij de tekst moet kunnen navertellen. In de tweede fase zet je leerlingen bij elkaar die allemaal een verschillende tekst hebben gehad. Zij moeten dan hun tekst aan de andere leerlingen uitleggen, terwijl de andere leerlingen noteren. Variante Je kan de gelezen tekst ook doen navertellen aan de hand van illustraties of foto's, die bijvoorbeeld een proces visueel tonen, of die een illustratie vormen bij de tekst.
14. De kiescampagne Stel een lijst met onderwerpen op die je door je leerlingen wil laten onderzoeken. Geef elk duo/groepje één onderwerp. De leerlingen krijgen de opdracht om voor hun onderwerp en kiescampagne te maken waarin zij aantonen waarom hun onderwerp het beste is. Zij zoeken informatie op en brengen dit samen in een presentatie / campagnetekst / campagneposter. De bedoeling is dat de leerlingen de andere groepen ervan overtuigen dat hun onderwerp het belangrijkst is. 5
Voorbeelden: het belangrijkste chemische element, de belangrijkste veldslag van Napoleon, de grootste componist, de belangrijkste Belgische uitvinding, de belangrijkste voedingsstof, …
15. Begeleid coöperatief schrijven (met eisen) De leerlingen schrijven in duo’s of in groep een tekst waarin zowel de vakterminologie / functionele woordenschat als de vakinhoudelijke elementen worden gecombineerd. De leerlingen worden bij het schrijven door de leerkracht begeleid en worden eventueel ondersteund aan de hand van een schrijfkader. Je kan hierbij eisen dat de leerlingen bepaalde woordenschat en/of vakinhoudelijke elementen in hun tekst verwerken. Werkwijze Kies een onderwerp waarover de leerlingen gaan schrijven en selecteer ook een tekstsoort (brief, verslag, instructie, …). Je kan de leerlingen een aantal vragen stellen waarop zij spontaan een antwoord moeten vormen. Ze kunnen deze antwoorden dan eventueel gebruiken om te incorporeren in hun tekst. Je kan eventueel een moment inlassen waarbij leerlingen naar de antwoorden van andere groepen gaan kijken om te kunnen profiteren van elkaars ideeën. Deze werkvorm kan ook gebruikt worden voor het schrijven van creatieve teksten. Vb. de leerlingen schrijven een dagboekverslag als een historisch figuur of een ooggetuigenverslag van een belangrijke historische en/of wetenschappelijke gebeurtenis. Voorbeelden van tekstsoorten (labo)verslag, handleiding, stappenplan, reisverslag, dagboek, (lezers)brief, krantenartikel, ooggetuigenverslag, menu, …
Bronnen
Activerende werkvormen. Een praktische gids voor je onderwijs. UMC Utrecht. (http://www.studiesuccesho.nl/wp-content/uploads/2013/12/activerendewerkvormen_UMCUtrecht.pdf) Coole, Dieuwke de & Valk, Anja (2010). Actief met taal. Didactische werkvormen voor het talenonderwijs. Uitgeverij Coutinho bv. ISBN 978 90 469 0198 4 Zie ook www.coutinho.nl/actiefmettaal Deller, Sheelagh & Price, Christine (2007). Teaching Other Subjects Through English. Oxford University Press. http://www.steunpuntgok.be/secundair_onderwijs/materiaal/lesmateriaal/bronnenboek/int eractieve_werkvormen.aspx
6