Werkvorm 1: "Je laatste Whatsapp, Sms, Ping of Tweet" Doel: Leerlingen komen in gesprek over hun persoonlijke leefwereld
Vanaf A2/ F1
Volledige instructie: Wat Moet je doen?
Hoe Moet je het doen?
Hulp Bij wie?
Tijd Hoeveel?
Opbrengst Wat gebeurt ermee?
Klaar Wat ga je dan doen?
Vertel je gesprekspartner gedurende een /twee minuten over je laatste twee whatsapps, sms berichten, pingberichten of tweets Kijk naar je laatste berichten en bedenk wat je erover kunt vertellen. Zoek zo nodig nog wat woorden en chunks op die je goed kunt gebruiken. Gebruik een woordenboek. Vraag je medeleerlingen naar woorden. Vraag je docent. Je docent geeft aan hoeveel voorbereidingstijd je krijgt. Vervolgens ben je twee minuten aan het woord. Daarna luister je twee minuten naar je gesprekspartner. Deze oefening is bedoeld om je sterker te maken in gespreksvaardigheid bijv. ter voorbereiding op een mondeling. Vul je eigen woordenlijst aan met woorden/ chunks die je nieuw geleerd hebt.
APS Postbus 85475 3508 AL Utrecht Tel. (030) 285 66 00 Fax (030) 285 68 88 Zwarte Woud 2 3524 SJ Utrecht
© APS, Utrecht, mei 2012
www.aps.nl
Werkvorm 2: 2 waarheden 1 leugen
Doel: leerlingen komen in gesprek over hun persoonlijke leefwereld Vanaf A2 / F1
Volledige instructie: Wat Moet je doen?
Hoe Moet je het doen?
Hulp Bij wie? Tijd Hoeveel?
Opbrengst Wat gebeurt ermee?
Klaar Wat ga je dan doen?
Vertel je gesprekspartner drie dingen over jezelf: 2 waarheden en 1 leugen. Wanneer je dit hebt gedaan probeer je er door korte vragen te stellen achter te komen wat de leugen van de ander is. Je bedenkt de drie dingen die je over jezelf wilt vertellen. Schrijf ze op zo nodig eerst op. Maak vervolgens een spiekbrief met steekwoorden/ chunks die je kunt gebruiken. Zoek zo nodig nog wat woorden en chunks op. Gebruik een woordenboek, vraag je medeleerlingen naar woorden vraag je docent Je docent geeft aan hoeveel voorbereidingstijd je krijgt Vervolgens ben je aan het woord Daarna luister je naar je gesprekspartner. Daarna stel je elkaar vragen. In totaal 5 minuten. Deze oefening is bedoeld om je sterker te maken in gespreksvaardigheid bijv. ter voorbereiding op een mondeling. Of als introductie op de les. Je komt als het ware ‘in de taal’. Ook kan de oefening gebruikt worden als kennismakingsgesprek met een nieuwe klas. Vul je eigen woordenlijst aan met woorden/chunks die je nieuw geleerd hebt.
© APS uitgave - Drie oefeningen spreken en gesprekken voeren
2
Werkvorm 3:
Wie ben ik?
Doel: leerlingen komen in gesprek over uiterlijke kenmerken, gewoonten, eigenschappen van mensen, dieren of voorwerpen Vanaf B1/ F2
Volledige instructie: Wat Moet je doen? Let op: Mogelijke antwoorden zijn: JA NEE NIET BELANGRIJK
Hoe Moet je het doen?
Jullie bedenken individueel een beroemd persoon, een dier of gebruiksvoorwerp waar van jij denkt dat jouw groepsgenoten er iets over kunnen vertellen. Je schrijft de naam op een Postit (zonder dat de anderen zien wat je opschrijft).Plak de Post-it op het voorhoofd van degene die links van je zit . Elk groepslid gaat door vragen te stellen raden welke ‘identiteit’ er op zijn voorhoofd geplakt staat. Bij het antwoord JA, mag de vragensteller doorgaan, bij het antwoord NEE stopt de beurt en mag de volgende vragen stellen. Bij NIET BELANGRIJK mag de vragensteller nog één vraag stellen. Jullie gaan in viertallen , van A t/m D, bij elkaar zitten. Alle vier hebben jullie een vel papier waarop je elk … 1. een aantal vragen noteert die je elkaar kunt stellen om achter jouw te raden identiteit te komen 2. opschrijft welke personen, dieren of dingen jij zelf bent (kies er minimaal drie) en in trefwoorden een aantal dingen noteert die je over deze ‘identiteit’ zou kunnen vertellen. A begint met vragen stellen, daarna is B aan de beurt , enz., net zolang tot alle identiteiten geraden zijn. Na afloop checken jullie samen of de woorden- en chunk lijst van wat jullie hebben moeten opzoeken in je woordenboek correct is en
© APS uitgave - Drie oefeningen spreken en gesprekken voeren
3
Hulp Bij wie?
Tijd Hoeveel? Opbrengst Wat gebeurt ermee?
Klaar Wat ga je dan doen?
of jullie de vragen correct gesteld hebben. Gebruik een woordenboek. Vraag de ander je te helpen met woorden en vragen. Vraag je docent. Je docent geeft aan hoeveel (voorbereidings)tijd je krijgt. Deze oefening is bedoeld om je sterker te maken in gespreksvaardigheid, bijvoorbeeld ter voorbereiding op een mondeling waarop je iets moet vertellen over jouw of iemands anders eigenschappen,karakter en gewoonten. Vul je eigen woordenlijst aan met woorden chunks die je nieuw geleerd hebt.
© APS uitgave - Drie oefeningen spreken en gesprekken voeren
4
Werkvorm 4:
Reizen of studeren?
Doel: leerlingen komen in gesprek over de toekomst na school, hun motivatie om ofwel meteen te gaan doorstromen naar vervolgonderwijs, of die keuze nog even uit te stellen Vanaf B1+ / F3
Volledige instructie: Wat Moet je doen?
Hoe Moet je het doen?
Hulp Bij wie? Tijd Hoeveel? Opbrengst Wat gebeurt ermee? Klaar Wat ga je dan doen?
Jullie gaan in gesprek n.a.v. de volgende stelling: "Als je klaar bent met het VO, zou je wel gek zijn als je niet minstens een jaar naar het buitenland zou gaan". Jullie gaan in drie à viertallen bijeen zitten van A t/m C/ D. Alle vier kiezen jullie van tevoren een standpunt t.a.v. de stelling en noteren jullie op een vel papier een aantal argumenten voor/ tegen. Dan mag elke letter om de beurt een kleine 1-minuten inleiding houden over het gekozen standpunt, met vermelding van de argumenten. Vervolgens gaan jullie met elkaar in discussie over de stelling. Daarbij gaat het in eerste instantie om het goed beluisteren en verwoorden van standpunten, er hoeft geen winnaar uit de bus te komen! Bij je groep Je docent geeft aan hoeveel (voorbereidings)tijd je krijgt. Deze oefening is bedoeld om je scherper te maken in discussies waarin je een bepaald standpunt verdedigt. Ga met elkaar na hoe dit gesprek verlopen is, gezien de doelstelling
© APS uitgave - Drie oefeningen spreken en gesprekken voeren
5