WERKPLEKSPEL KAARTJES Werkplekken
Kennis en Weten 1. In het kantoor wordt gewerkt met flexibele werkplekken. Onder welke omstandigheden heeft iemand recht op een eigen werkplek? A. Nooit. B. Als de werkzaamheden hierom vragen. C. Als mijn manager het goed vindt. D. Anders, namelijk … 2. U werkt voor drie verschillende organisatieonderdelen met ieder een eigen vlek. Mag u in alle drie de vlekken werken? A. Ja, ik werk voor de drie onderdelen, dus ik mag dat. B. Ja, iedereen mag op elke plek in iedere vlek van het gebouw werken. C. Nee, dat mag niet. D. Anders, namelijk … 3. U moet dringend telefoneren maar zit in een druk bezette open werkruimte. Wat zou u moeten doen? A. Een andere ruimte opzoeken waar u collega’s niet stoort. B. Er zijn geen afspraken; ik kan dat zelf bepalen aan de hand van de aard van het betreffende telefoongesprek. C. Hoewel de afspraak is om de anderen niet te storen, blijkt dat in de praktijk onmogelijk. D. Anders, namelijk … 4. Wie is verantwoordelijk voor het schoon houden van de werkplekken? A. De facilitaire dienst. B. Medewerkers zorgen voor het schoon achterlaten van het bureau. C. Geen idee. D. Anders, namelijk … 5. Sommige collega’s richten aan het eind van de werkdag een werkplek voor morgen in. Mag dat? A. Ja, dat mag altijd. B. Ja, dat mag omdat zij samenwerken aan een project en morgen weer samen zitten. C. Nee, dat ondermijnt het kantoorconcept. D. Anders, namelijk … 6. U wilt vandaag bureauwerk doen en daarbij hoort veel telefoneren. Welke plek is daarvoor het meest geschikt? A. Een cockpit (stiltewerkplek). B. Een gedeelde kantoorruimte. C. Een kleine vergaderruimte. D. Anders, namelijk …
7. Een collega neemt een werkplek in maar verlaat deze kort daarna voor een vergadering. Wat is de afspraak hierover in uw organisatie? A. Bij het verlaten van een werkplek moet je deze altijd geheel onbezet achterlaten. B. Als de werkplek minder dan twee uur tijdelijk onbezet blijft, mag het. C. Als er voldoende ruimte in de vlek is (bijvoorbeeld op vrijdagmiddag), mag het. D. Anders, namelijk … 8. U wilt graag een foto van een dierbare en wat andere persoonlijke spullen op het bureau plaatsen. Mag dat? A. Ja, dat mag altijd. B. Ja, alleen als ik bij het verlaten van de werkplek mijn spullen weer meeneem. C. Nee. D. Anders, namelijk … 9. De loungewerkplek is een open werkplek voor meerdere personen. Waarvoor is deze plek geschikt? A. Informeel overleg met twee tot vier personen. B. Een korte pauze houden, iets eten en een krantje lezen. C. Deze plek is multifunctioneel en voor tijdelijk gebruik. D. Anders, namelijk … 10. Vanwege uw functie moet u vaak werkzaamheden met verschillende collega’s doen. Wat betekent dit voor uw werkplekgebruik? A. Ik hoor verschillende vaste werkplekken te krijgen. B. Ik hoor een werkplek te kiezen in de buurt van de collega’s waarmee ik op dat moment moet samenwerken. C. Het maakt niet uit met wie ik moet samenwerken. De collega’s komen naar de plek waar ik zit. D. Anders, namelijk … Normen en waarden 11. Een afgesloten gedeelde kantoorruimte is gericht op semi‐geconcentreerd bureauwerk en teamwerk. Een collega gaat hier alleen bellen. Wat vindt u hiervan? A. Goed, mits hij hiervoor een PC nodig heeft en de deur dicht doet. B. Goed, mits er voldoende ruimten vrij zijn op dat moment. C. Voor bellen hoort hij een ruimte te nemen die specifiek is ingericht voor telefoneren. D. Anders, namelijk ... 12. Een collega kiest steevast voor een 1‐persoonsruimte die zo ver mogelijk bij alle andere mensen vandaan ligt. Wat vindt u hiervan? A. De collega heeft vast behoefte aan privacy om zijn werk goed te kunnen doen. B. De collega onttrekt zich aan het toeziend oog van collega’s en leidinggevenden. C. Het is niet echt collegiaal van deze collega om zich zo af te zonderen. D. Anders, namelijk ... 13. In de nieuwe werkomgeving claimt een leidinggevende steeds een eigen kamer. Wat vindt u hiervan? A. Het is acceptabel een leidinggevende zich een eigen plek toe‐eigent. B. Een leidinggevende hoort een eigen kamer van de organisatie te krijgen. C. Dit kan niet, leidinggevenden dienen het goede voorbeeld te geven. D. Anders, namelijk ...
14. Veel van uw collega’s kiezen elke dag dezelfde werkplek om te werken. Wat vindt u hiervan? A. Dat vind ik geen probleem. B. Dat vind ik onacceptabel. C. Ik vind het geen probleem wanneer de werkzaamheden van deze collega’s om die werkplekken vragen. D. Anders, namelijk ... 15. Twee collega’s zijn al meer dan een kwartier in de open werkomgeving de voetbalcompetitie aan het bespreken. U kunt zich daardoor niet concentreren. Vindt u dat u daar iets over mag zeggen? A. We moeten elkaar altijd kunnen aanspreken op storend gedrag. B. Het hoort erbij, we moeten ons niet te druk maken over kleinigheden. Ik wil niet als zeurkous overkomen. C. Eigenlijk kan ik er niets van zeggen, want de volgende keer praat ik volop mee. D. Anders, namelijk … 16. De 1‐persoonsruimten zijn altijd als eerste bezet. U bent zelden vroeg genoeg op kantoor om deze ruimte te kunnen kiezen, terwijl uw werk dit wel af en toe verlangt. Hoe denkt u hierover? A. Ik ben een sterke voorstander van een reserveringsysteem. B. Ik leg me erbij neer, mijn werkdag start nu eenmaal later. C. Collega’s weten dat ik later kom. Ik vind dat ze rekening met me moeten houden. D. Anders, namelijk … 17. Er is beperkt plaats voor persoonlijk archief nabij de werkplekken. Wanneer vindt u uitzonderingen gerechtvaardigd? A. Nooit. B. Als de medewerker een manager is. C. Als de medewerker deze spullen dagelijks voor zijn werkzaamheden nodig heeft. D. Anders, namelijk … 18. Een collega luncht steeds achter het bureau waar hij die dag werkt. Morsen en etensgeuren zijn daarbij onvermijdelijk. Wat vindt u hiervan? A. Ik zie er geen probleem in, zolang hij alles netjes achterlaat. B. Eten doe je in de kantine of buiten, niet op je werkplek. C. Geen probleem, ik heb geen zin om me met de eetgewoonten van mijn collega’s bezig te houden. D. Anders, namelijk … 19. De loungewerkplek is een open werkplek met een werkbank voor meerdere personen. Wat vindt u van deze plek? A. Ideaal, het ziet er leuk uit en ik kan er goed werken. B. Als er één persoon aan het werk is, heb ik al het idee dat de plek bezet is. C. Onzin, doe mij maar een gewone bureautafel en ‐stoel. D. Anders, namelijk … 20. Bij ons op kantoor hebben we een clean‐desk‐policy. Zeker aan het eind van de dag dient iedereen zijn bureau leeg achter te laten. Een collega spaart kopjes op zijn bureau. Wat vindt u hiervan? A. Geen probleem, mits hij ze aan het eind van de dag weer opruimt. B. Zo’n verzameling kopjes ziet er onprofessioneel en onhygiënisch uit. C. Geen probleem, de schoonmakers ruimen ze aan het eind van de dag wel op. D. Anders, namelijk …
Houding en gedrag 21. Een collega die in de buurt zit is veel aan de telefoon. U kunt zich daardoor niet zo goed concentreren. Wat doet u? A. Ik spreek de collega aan en leg uit dat het telefoongedrag storend is. B. Ik ga zelf werk doen dat niet zo veel concentratie vereist. C. Ik zoek een andere werkplek op. D. Anders, namelijk … 22. Er is een bepaalde collega die steeds bij u komt zitten en altijd weer dezelfde verhalen ophangt. U bent daar niet van gediend. Wat doet u? A. Ik vraag aan deze collega om een andere werkplek op te zoeken. B. Ik zoek een andere werkplek. C. Ik kaart het aan tijdens het werkoverleg. D. Anders, namelijk … 23. U voert vaak kort, spontaan overleg met een collega als u deze toevallig treft. Wat doet u? A. Het gaat over werk dus dat moet altijd en overal kunnen. B. Een kleine vergaderruimte opzoeken. C. Gewoon doen, mits het niemand stoort. D. Anders, namelijk … 24. Een collega gebruikt een cockpit (stiltewerkplek) met de deur open. Alle andere stiltewerkplekken zijn bezet. U moet geconcentreerd kunnen werken om een belangrijk stuk af te maken. Wat doet u? A. Ik zoek een andere werkplek op en tracht me daar te concentreren. B. Ik leg de situatie aan de collega uit en vraag of ik plaats kan nemen in de cokpit. C. Ik ga thuiswerken. D. Anders, namelijk … 25. Er is geen werkplek in uw vlek te krijgen. Wat doet u? A. Ik loop direct naar mijn leidinggevende: die moet dit probleem maar zien op te lossen. B. Ik zoek in wijdere cirkels (andere afdelingen, vlekken) in het gebouw. C. Ik praat er met mijn collega’s over om het probleem op te lossen. D. Anders, namelijk … 26. Een bepaalde collega is altijd vroeg op het werk en zit altijd op dezelfde werkplek. U zou ook wel eens op die plek willen zitten. Wat doet u? A. Ik kaart het aan bij mijn leidinggevende: die moet dit probleem maar zien op te lossen. B. Wie het eerst komt, wie het eerst maalt. Ik accepteer het. C. Ik bespreek dit met de betreffende collega. D. Anders, namelijk … 27. U heeft vaak werk waarbij u zich moet concentreren maar de cockpits (stiltewerkplekken) vindt u klein en onaangenaam. Wat doet u? A. Ik ga toch maar in een cockpit zitten, hoewel die niet gemaakt zijn voor langdurig gebruik. B. Ik neem een 2‐persoonsruimte voor mij alleen. C. Ik ga bij collega’s zitten en vraag of ze stil willen zijn. D. Anders, namelijk …
28. U wordt nu al de hele dag gebeld over allerhande zaken. Eigenlijk moet u dringend een belangrijk document afmaken. Kunt u uw telefoon uitzetten? A. Als dat de enige manier is om ongestoord te kunnen werken, is dat uiteraard geen probleem. B. Nee, ik moet steeds bereikbaar zijn. C. Ja, ik schakel alle gesprekken door naar ons secretariaat. D. Anders, namelijk … 29. Op de open plek waar u zit heeft u het te koud. Wat doet u? A. Ik ga ergens anders zitten om te kijken of het daar beter is. B. Ik blijf zitten en houd stug vol. C. Ik probeer zelf de temperatuur te regelen of bel de facilitaire dienst. D. Anders, namelijk … 30. U moet vandaag werk doen dat met name vraagt om concentratie. Waar werkt u? A. Ik blijf thuis. Daar word ik niet gestoord door collega’s. B. Ik neem de werkplek die ik altijd heb, ik kan me overal concentreren. C. Ik ga de hele dag in een cockpit (stiltewerkplek) zitten. D. Anders, namelijk ...
Faciliteiten Kennis en weten 31. De post wordt geselecteerd en in de postvakken geplaatst. Wat weet u van deze faciliteit? A. Dit is een papierarm kantoor: de post wordt eerst gescand en komt digitaal in mijn mailbox terecht. B. Postvakken worden vaak in combinatie met lockers geplaatst bij de entree van de afdeling. C. Bij vertrouwelijke post moeten de postvakken afsluitbaar zijn. D. Anders, namelijk … 32. In de nieuwe werkomgeving is er minder plaats voor archief. Er wordt gebruik gemaakt van dynamische werk archieven op de gang en digitale archieven. De belangrijkste reden hiervoor is: A. Er komt meer ruimte voor werkplekken vrij als archieven gedigitaliseerd zijn. B. Informatie is digitaal veel eenvoudiger op te vragen vanaf elke werkplek. C. Besparen op ruimte, waardoor ik nu elke dag een uur lang op mijn computer naar mijn stukken zoek. D. Anders, namelijk … 33. Ons gebouw heeft een gezamenlijke printerruimte op elke verdieping. Wat is de belangrijkste reden hiervoor? A. Efficiënter beheer, lagere kosten en het voorkomen van geluid en schadelijke stoffen nabij de werkplekken. B. Medewerkers stimuleren om meer te bewegen. C. De printerruimte werkt als een natuurlijke ontmoetingsruimte. D. Anders, namelijk … 34. De pantry is bedoeld als: A. Een plek waar je gemakkelijk en snel koffie kan halen, om vervolgens meteen weer aan het werk te gaan. B. Een plek waar je even kan zitten om met collega’s over van alles en nog wat te praten. C. Een plek waar je collega’s ontmoet en je werk bespreekt. D. Anders, namelijk …
35. U werkt in een team aan een project. Omdat er geen ruimte is om fysieke mappen te bewaren, slaat u alles digitaal op. Waar doet u dat? A. In ‘the cloud’, zo kan iedereen er vanaf iedere locatie bij. B. Op een centrale server op kantoor, zodat men er vanaf alle computers op kantoor bij kan. C. Iedereen heeft een versie op zijn eigen computer staan. Als er iets verandert, mailen we het rond. D. Anders, namelijk ... 36. Het restaurant/café is te gebruiken om in te eten. A. En niets anders. B. En het voeren van informeel overleg met collega’s. C. En het voeren van informeel en formeel overleg met collega’s en externen. D. Anders, namelijk … 37. Wanneer u moeilijkheden hebt met het gebruik van het digitale archief, waar kunt u dan terecht? A. Bij het secretariaat, zij scannen dan alles voor me in. B. Bij mijn leidinggevende, hij regelt een cursus. C. Ik zou het niet weten, ik moet er zelf maar uit zien te komen. D. Anders, namelijk … 38. In de wachtruimte blijven vaak spullen liggen. Wie is bij ons de beheerder van dit soort gemeenschappelijke ruimten? A. De facilitaire dienst. B. Ik zou niet weten wie dat bij ons beheert. C. We moeten er samen voor zorgen dat het netjes blijft. D. Anders, namelijk … 39. Een pauzeplek is een open ruimte met bijvoorbeeld statafels of zitjes waar collega’s snel en op informele wijze van gedachten kunnen wisselen. Worden dergelijke ruimten binnen uw organisatie veel gebruikt? A. Ja, binnen onze organisatie doen we niet anders dan informeel overleggen! Leuk dat dit kan. B. Nauwelijks, informeel overleg is bij ons gelijk aan ‘niet aan het werk zijn’. C. Na 30 minuten in die stoelen heeft iedereen last van zijn rug. We gebruiken liever een reguliere overlegruimte. D. Anders, namelijk … 40. U heeft een nieuwe collega die een ergonomische stoel nodig heeft. Waar laat hij deze stoel aan het eind van de dag? A. Gewoon bij een werkplek, morgen heeft hij hem toch weer nodig. B. Aan de andere kant van de afdeling is een speciale parkeerplaats voor ergonomische stoelen. C. Wij hebben zulke goede bureaustoelen dat niemand een ergonomische stoel nodig heeft. D. Anders, namelijk …
Normen en waarden 41. De werkomgeving moet volgens de wetgeving rookvrij zijn. Om toch aan de verstokte rokers tegemoet te komen, is in de nieuwe werkomgeving een rookruimte opgenomen. Wat vindt u hiervan? A. Goed, het is prettig dat je als roker even snel in de buurt een sigaret kan roken. B. Een gezond bedrijf moet roken niet faciliteren. C. Het moet maar, rokers voor de deur vind ik nog erger. D. Anders, namelijk … 42. In plaats van ladenblokken zijn er een kofferstalling en lockers voor persoonlijke spullen. Wat vindt u hiervan? A. Wat een onzin, mijn persoonlijke spullen passen daar nooit allemaal in. B. Erg handig, daardoor ben je niet aan één werkplek gebonden. C. Wat onhandig, daardoor moet ik elke ochtend met mijn spullen sjouwen. D. Anders, namelijk … 43. In de rookruimte worden vaak belangrijke gesprekken over het werk gehouden. Wat vindt u daarvan? A. Dat is logisch, je zit er met collega’s samen. Als niet‐rokers erbij betrokken willen zijn moeten ze maar aanschuiven. B. Dat hoort niet te gebeuren aangezien niet iedereen rookt. C. Het is niet erg als de belangrijke punten teruggekoppeld worden aan de niet rokers. D. Anders, namelijk … 44. Als u moet printen, treft u vaak een lege papierlade aan. Sommige collega’s voelen zich blijkbaar niet geroepen om het papier bij te vullen. Wat vindt u van dit gedrag? A. Dergelijk gedrag is asociaal, ik kaart het aan bij het werkoverleg. B. Geen probleem: ik vul zelf de printer bij als hij leeg is. C. Meestal ben ikzelf degene die de printer niet bijgevuld heeft. D. Anders, namelijk … 45. Twee collega’s hebben al een hele tijd informeel overleg op de pauzeplek. Wat vindt u ervan? A. Belachelijk, waar moeten andere mensen dan pauzeren? B. Niets, ik kom nooit op de pauzeplek. C. Heel goed, daar storen ze geen mensen op de werkplekken. D. Anders, namelijk … 46. Het openstellen van mijn agenda aan collega’s vind ik: A. Prima, zolang ik zelf kan aangeven wie er wel en niet in mag kijken. B. Belachelijk, het gaat mijn collega’s niet aan wat ik doe en waar ik ben. C. Zeer belangrijk, dan weet je waar iedereen is. D. Anders, namelijk … 47. De ontmoetingsruimten (pauzeplekken, pantry’s en wachtruimten) worden eigenlijk nauwelijks gebruikt. Hoe kan dat volgens u opgelost worden? A. Gewoon een aantal ruimten opdoeken; ze zijn overbodig. B. Het management moet duidelijk maken dat je er gebruik van kan maken. Nu hebben we het gevoel dat je niet aan het werk bent als je in de ontmoetingsruimte zit. C. Door ze niet zo afgelegen te plaatsen; ik ga daar niet helemaal naar toe lopen. D. Anders, namelijk …
48. Een collega gebruikt zijn persoonlijke opslag niet, hij laat zijn spullen zoals jas, tas en papieren in plaats daarvan liggen in de wachtruimte. Wat vindt u hiervan? A. Dat is niet volgens de regels en die gelden voor iedereen. Ik kaart het aan bij de leidinggevende. B. Dat is niet collegiaal, ik spreek deze persoon er op aan. C. Geen probleem zolang het niemand tot last is. D. Anders, namelijk … 49. De kleine koelkast in de pantry staat steeds weer vol spullen die van ‘niemand’ lijken te zijn. Wat doet u? a. Ik gooi alles waarvan de vervaldatum al lang voorbij is in de vuilnisbak. b. Ik kaart het aan bij de schoonmakers. c. Ik stuur een mailtje rond aan collega’s met de vraag of ze hun spullen willen opruimen. d. Anders, namelijk … 50. Een collega neemt af en toe een korte pauze. Wat vindt u hier van? A. Geen probleem, als hij de tijd aan het eind van de dag maar inhaalt. B. Moet kunnen, niemand kan zich uren achter elkaar concentreren. C. Nergens voor nodig, er moet gewerkt worden. D. Anders, namelijk … Houding en gedrag 51. De moeder van een collega heeft net succesvol een operatie ondergaan. Hij hangt al de hele ochtend aan de lijn om verschillende vrienden en familieleden met veel details te beschrijven hoe de procedure verlopen is. U heeft hier last van. Wat zegt u tegen uw collega? A. “Neem even een kleine overlegkamer, dan kan je rustig en in alle privacy telefoneren.” B. “Kan je niet beter vanavond iedereen even bellen?” C. “Zou je iets minder medische details willen geven, ik word er een beetje misselijk van.” D. Anders, namelijk … 52. Er staan vier mensen bij het koffieapparaat te wachten, terwijl u net koffie wilt halen. Wat doet u? A. Ik sluit aan met veel zuchten en steunen over de lange wachttijd en het vele werk dat nog ligt te wachten. B. Ik maak gebruik van de tijd om gezellig te praten met de collega’s die ook in de rij staan. C. Ik draai me om: ik ga later wel koffie halen. D. Anders, namelijk … 53. Op de verdieping is een gemeenschappelijke printerruimte. Er liggen vaak nog papieren van anderen. Hoe gaat u daarmee om? A. Ik lees de stukken zodat ik op de hoogte ben van de ontwikkelingen in de organisatie. B. Ik geef de printjes aan mijn collega, als ik weet van wie ze zijn. C. Ik laat de stukken van anderen voor wat ze zijn en neem alleen mijn eigen stukken mee. D. Anders, namelijk …
54. U heeft veel papieren dossiers en andere achtergrondinformatie nodig voor uw werk. Het beschikbare persoonlijk werk archief is daar veel te klein voor. Wat doet u? A. Ik versier wel ergens extra kastruimte. B. Ik probeer mijn dossiers op te ruimen en digitaliseer zo veel mogelijk documenten. C. Ik meld het bij mijn leidinggevende. D. Anders, namelijk … 55. U vindt het lastig om van het scherm te lezen en print daarom alles uit. Daarvoor is er geen plaats is in het archief. Hoe gaat u hiermee om? A. Elke dag gooi ik alles weg, de volgende dag print ik weer uit wat ik nodig heb. B. Met een grote rugzak en mijn kofferbak heb ik net voldoende ruimte om toch alles op te slaan en bij me te hebben. C. Ik laat het op de werkplek liggen waar ik op dat moment ben. D. Anders, namelijk … 56. Na een korte rookpauze voor de deur van het kantoor, hangen de rokers vaak hun jassen over hun stoel. U merkt dat er hierdoor vaak een sterke, niet te negeren, sigarettengeur hangt bij de werkplekken. Wat doet u? A. Ik vraag de rokers hun jassen elders te hangen. B. We hebben flexibele werkplekken; ik ga elders zitten, weg van de geur. C. Er moet een speciale, afgesloten garderobe komen voor rokers. D. Anders, namelijk … 57. In de comfortabele fauteuils op de pauzeplek ziet u nooit iemand zitten. Hoe gaan we deze plek beter gebruiken? A. Ik ga er zo af en toe zitten, in de hoop dat anderen dat ook doen. B. Het is geen probleem, ze fleuren onze werkomgeving mooi op. C. Ik kaart het aan in het tweewekelijkse afdelingsoverleg en stel voor om er werkplekken van te maken. D. Anders, namelijk … 58. U neemt af en toe een korte pauze, aangezien u anders lang aaneengesloten achter de computer werkt. Wat doet u tijdens zo’n korte pauze? A. Ik maak een praatje, lees even de krant of haal koffie. B. Ik jog een rondje rond het gebouw. C. Ik speel een spelletje met enkele collega’s. D. Anders, namelijk … 59. U bent een sportieve medewerker en fietst elke dag door weer en wind naar kantoor. U komt ’s ochtends met een nat regenpak aan op het werk. Wat doet u ermee? A. Ik hang het in de buurt over een bureaustoel, het is vandaag toch niet zo druk. B. Ik duw het toch maar in mijn locker ook al droogt het dan niet, er is nu eenmaal geen andere plek voor. C. Ik hang het aan de kapstok, en hoop dat de spullen van mijn collega’s er niet nat door worden. D. Anders, namelijk …
60. Sommige medewerkers hebben een speciale ergonomische stoel. Gezien iedereen wisselt van werkplek worden die stoelen her en der achtergelaten. Wat doet u volgende keer als u bijna over een stoel in het gangpad struikelt? A. Dat is nu al de derde keer vandaag! Ik schop hem opzij. B. Ik weet van wie de stoel is en vraag die persoon om er vanaf nu meer op te letten. C. Dat zal hier niet gebeuren, al onze stoelen zijn van zo’n kwaliteit dat bijna niemand een speciale stoel nodig heeft. D. Anders, namelijk …
Overlegplekken Kennis en weten 61. Collega’s laten steeds ’s avonds de ramen van de overlegruimte open staan. Wie heeft de verantwoordelijkheid deze weer dicht te doen? A. De collega’s behoren na het overleg de ramen dicht te doen. B. De beveiliging controleert en corrigeert dat soort dingen. C. Secretariaat zorgt voor de overlegruimten. D. Anders, namelijk … 62. Een open overlegruimte is ontworpen om mensen op informele wijze kort te laten overleggen. Dit soort overlegplekken liggen vooral: A. Bij plekken waar je mensen tegen komt, zoals koffiecorners en printerruimten, zodat je meteen kan gaan zitten als je een collega tegen komt. B. Niet in de buurt van open werkplekken vanwege het geluidsoverlast. C. Inpandig en niet aan het raam, omdat ze voor tijdelijk gebruik zijn. D. Anders, namelijk … 63. Een open overlegruimte is ontworpen om mensen op informele wijze kort overleg te laten hebben. Wij hebben dit soort overlegplekken, omdat: A. Ze goed zijn voor de creativiteit, die bloeit bij toevallige ontmoetingen. B. We in deze organisatie veel kort en informeel overleggen, het is goed dat daar geschikte ruimten voor zijn. C. Ze zijn helemaal niet nuttig. D. Anders, namelijk … 64. De brainstormruimte heeft een informele inrichting en voorzieningen als whiteboards, flip‐overs en gekleurde post‐its. Welke van onderstaande beweringen is volgens u juist? A. Deze ruimte moet vooral niet lijken op een vergaderkamer, omdat het hier gaat om het faciliteren van een creatief proces. B. Om effectief te zijn moet deze ruimte zo zijn ingericht dat deze ook als vergaderruimte gebruikt kan worden. C. Brainstormen kan je overal, de omgeving doet er niet toe. D. Anders, namelijk … 65. De architectuur, de indeling en het interieur van kantoorgebouwen kunnen iets vertellen over de organisatiecultuur. Sluiten de cultuur en de huisvesting van uw organisatie op elkaar aan? A. De huisvesting straalt terecht uit dat we een traditionele, hiërarchische organisatie zijn. B. De huisvesting straalt terecht uit dat we een communicatieve, platte organisatie zijn. C. Ik zie geen relatie tussen onze cultuur en de huisvesting. D. Anders, namelijk …
66. Flexibel werken vereist autonomie (onafhankelijk‐/zelfstandigheid). Hoe zit dat bij u in de organisatie? A. Wij kennen hier nauwelijks autonomie, keuze over de werkplek is dus niet van toepassing. B. Wij kennen hier nauwelijks autonomie, maar keuze over de werkplek zou vanuit andere overwegingen wel goed zijn. C. Velen van ons werken erg autonoom en maken zelf beslissingen over hun werk en werkzaamheden, zelf beslissen op welke plek je werkt hoort daar bij. D. Anders, namelijk… 67. Op drukke dagen is er geen enkele overlegruimte te vinden. Reserveringen voor periodieke vergaderingen liggen al ver van tevoren vast. Hoe kom ik toch aan een dergelijke plek? A. Deze situatie zal zich nooit voordoen. Je kan niet ver van tevoren reserveren en als een overleg niet doorgaat wordt dit steeds gemeld. B. Ik kan gebruik maken van een overlegruimte bij een andere afdeling. C. Het secretariaat moet voor mij een passende overlegruimte regelen. D. Anders, namelijk … 68. Om uw werk goed te kunnen doen, zijn er diverse ICT‐faciliteiten beschikbaar. Wat weet u hierover? A. Managers krijgen de nieuwste tablet en smartphone, de rest van de medewerkers hebben een vaste pc. B. Afhankelijk van je werkzaamheden wordt een pakket met faciliteiten beschikbaar gesteld. C. Iedereen kan zijn eigen hardware meenemen, de benodigde software wordt voor je geïnstalleerd. D. Anders, namelijk ... 69. U wilt een groot overleg organiseren met meer dan 50 interne en externe genodigden, de burgemeester komt ook. Waar organiseert u dit? A. Zelfs al hadden we een ruimte waarin dit overleg zou passen, ik organiseer het in de schouwburg om de hoek. Dat heeft een betere uitstraling. B. Binnen ons gebouw in de kantine, dat is prettig informeel. C. We schakelen wel wat kleine vergaderruimten aan elkaar. Niet ideaal, maar goed genoeg. D. Anders, namelijk … 70. U heeft begin volgende maand een overlegruimte voor acht personen gereserveerd voor een overleg. Vandaag hebben vier mensen alweer afgemeld. Wat moet u doen? A. Een kleiner overlegzaaltje reserveren en de grotere ruimte afzeggen. B. De mensen die hebben afgemeld alsnog proberen te overtuigen, als dit niet lukt verzet ik de afspraak en de reservering. C. Helemaal niets, we passen nog steeds in de overlegruimte. D. Anders, namelijk … Normen en waarden 71. Een aantal collega’s komen in het flexibele werkplekconcept later aan en gaan eerder weg. Wat vindt u daarvan? A. Die collega’s kunnen niet omgaan met eigen verantwoordelijkheden. De leiding moet er strak toezicht op houden en adequaat tegen optreden. B. Als ze al klaar zijn, kunnen ze waarschijnlijk meer taken aan. C. Goed, zij werken waarschijnlijk thuis verder. D. Anders, namelijk …
72. Kleine open overlegplekken zijn open ruimten voor kort informeel overleg met twee tot vier personen. Deze worden echter ook gebruikt voor formeel overleg. Wat vindt u hiervan? A. Prima, we gaan hier vrij informeel om met formele zaken. B. Dat zal wel komen doordat er niet genoeg ruimte is voor formeel overleg. C. Dat kan niet. Die plek is daar niet voor bestemd. D. Anders, namelijk … 73. Een kleine vergaderruimte is een afgesloten ruimte voor overleg met twee tot vier personen. Het nieuwe projectteam ‘Sneller, Hoger, Sterker’ heeft deze ruimte in gebruik genomen als hun eigen teamruimte. Wat vindt u hiervan? A. Onacceptabel, ze ondermijnen ons flexibel werkplekgebruik. B. Het moet kunnen, het project is heel belangrijk voor onze organisatie. C. Mooi, dan neem ik vanaf nu ook weer een eigen vaste werkplek. D. Anders, namelijk … 74. Vaak worden overlegruimten na het overleg rommelig achtergelaten. Er liggen nog kabels, de beamer is blijven staan, er staan gebruikte koffiebekers en her en der ligt er nog schrijfpapier op de tafels. Hoe denkt u er over? A. Dat kan niet, iedereen moet zijn/haar spullen opruimen. B. Helemaal niet erg, de volgende groep heeft die spullen toch ook weer nodig. C. De organisator van het overleg is er verantwoordelijk voor dat het netjes achterblijft. D. Anders, namelijk … 75. Soms zitten een aantal mensen individueel te werken in een grote vergaderruimte. Wat vindt u hiervan? A. Geen probleem, als er toch geen overleg is. B. Alle werkplekken zijn bezet, dus het moet maar. C. Als ze allemaal individueel werken, moeten ze in 1‐persoonsruimten gaan zitten. D. Anders, namelijk … 76. U vraagt zich vaak af of zo veel overleggen wel nodig is. Als er minder overlegruimten zijn, wordt het vanzelf minder. Bent u het hiermee eens? A. Nee, overleggen is een belangrijk deel van ons werk en daar moeten goede voorzieningen voor zijn. B. Nee, hoe vaak we overleggen wordt niet bepaald door het aantal overlegruimten. C. Ja, er wordt hier te veel gepraat en niet genoeg gewerkt. D. Anders, namelijk … 77. Overlegruimten zijn erg populair en daardoor schaars. Welke oplossingen zijn voor u bespreekbaar? A. Meer overlegruimten maken ten koste van gedeelde kantoorruimten en project‐/teamruimten. B. Het gebruik van de overlegruimten van een tijdslimiet van bijvoorbeeld twee uur voorzien. C. Overleg toestaan op bepaalde werkplekken en bij bepaalde faciliteiten. D. Anders, namelijk …
78. In een activiteitgerelateerd kantoor kunnen medewerkers kiezen voor verschillende plekken voor specifieke activiteiten als telefoneren, lezen en kort overleg. De standaardgrap is om elkaar wijs te maken dat iemand echt het verkeerde werk doet op een plek. Wat vindt u hiervan? A. Prima, een dolletje hoort erbij. B. Te flauw voor woorden. C. We moeten eigenlijk af van die ongeschreven regels en ze eens gewoon op gaan schrijven. D. Anders, namelijk … 79. Er staan regelmatig overlegruimten leeg, terwijl er een tekort is aan werkplekken. Hoe zou u dit oplossen? A. Niet, het is belangrijk dat we meer samenwerken en daarvoor hebben we deze ruimten nodig. B. Van een aantal overlegruimten werkruimten maken. C. Niet, je kan zonder problemen werken in de overlegruimten, als deze onbezet zijn. D. Anders, namelijk … 80. In uw team worden er veel vertrouwelijke projecten gedaan. Om daarover te overleggen, zoekt u een grote gesloten vergaderruimte op. De laatste tijd zijn al deze ruimten steeds bezet. Hoe lost u dit op? A. Het is geen probleem, we vertrouwen onze collega’s, dus we overleggen op een open overlegplek. B. We kruipen in een kleine concentratieruimte. Het is krap en we moeten staan, maar de deur kan in ieder geval dicht. C. We verzoeken onze leidinggevende of we zijn werkkamer mogen gebruiken voor ons overleg. D. Anders, namelijk … Houding en gedrag 81. Alle overlegplekken zijn bezet. Twee collega’s gebruiken de grote vergaderruimte voor acht personen voor hun overleg. U heeft een ruimte nodig voor overleg met zes personen. Wat doet u? A. Zij waren eerder, ik laat het erbij. B. Ik verzoek hen vriendelijk om ergens anders te overleggen. C. De baas is één van de twee collega’s, ik laat het er maar bij. D. Anders, namelijk … 82. De grote vergaderruimten zijn altijd lang van tevoren gereserveerd. Vaak voor overleggen waar uiteindelijk maar een paar deelnemers voor komen opdagen. U heeft op korte termijn een overlegplek nodig voor acht personen. Wat doet u? A. Ik kijk op de vergaderdag zelf of ik een ‘halflege’ overlegruimte kan vinden. B. Ik vraag het secretariaat te schuiven met de reserveringen. C. Ik claim de ontmoetingsruimte voor mijn overleg. D. Anders, namelijk … 83. Waarvoor gebruikt u een kleine vergaderruimte? A. Voor overleg met twee tot vier personen. B. Ik gebruik deze ruimte nooit. C. Als ik dingen moet lezen. Dan kan ik de deur dicht doen en me concentreren. D. Anders, namelijk …
84. Wij hebben een grote vergaderruimte voor acht personen gereserveerd voor een vergadering. Er zijn echter twaalf mensen komen opdagen. Er zijn geen grotere overlegruimten meer vrij. Wat doet u? A. We zoeken (rondlopen, bellen met secretariaat of via het reserveringssysteem) wel ergens een plek waar we met twaalf kunnen overleggen. B. We halen er een paar extra stoelen bij van aangrenzende, onbezette werkplekken. C. We stellen het overleg uit naar de namiddag, al kunnen er dan een aantal mensen niet bij zijn. D. Anders, namelijk … 85. Een collega zit in zijn eentje in een kleine vergaderruimte die u nodig heeft voor overleg. Wat doet u? A. Ik heb die ruimte niet gereserveerd, dus ik zeg er niets van. B. Die collega kan ook ergens anders in zijn eentje werken, ik vraag of hij vertrekt. C. Dat is afhankelijk van wie die collega is. D. Anders, namelijk … 86. Een grote open overlegplek is ook geschikt voor presentaties of het vieren van verjaardagen. U zit vlak bij een dergelijke ruimte te werken maar wordt steeds afgeleid door geloop en geluid. Wat doet u? A. Ik verkas – tegen mijn zin – naar een andere werkplek. B. Ik weet nu dat er goede en minder goede plekken zijn om je te kunnen concentreren, daar pas ik mijn werkplekvoorkeuren op aan. C. Ik vier iedere verjaardag enthousiast mee. D. Anders, namelijk … 87. Een grote vergaderruimte is een afgesloten ruimte voor overleg met meer dan vier personen, zoals vergaderingen en werkoverleg. Aangezien er maar een beperkt aantal van deze ruimten zijn, is het nodig dat: A. Er gedisciplineerd gebruik wordt gemaakt van het reserveringssysteem. B. Je de gereserveerde ruimte afzegt als je deze niet gebruikt. C. Wij elkaar er op aanspreken als de gereserveerde ruimte na vijftien minuten nog niet in gebruik is genomen. D. Anders, namelijk … 88. Collega’s met een laptop werken ook regelmatig in de overlegruimten. Wat doet u? A. Niets, iedereen mag zelf bepalen hoe hij de werkomgeving gebruikt. B. Als er onvoldoende overlegruimte vrij is, zal ik er iets van zeggen. We moeten natuurlijk altijd met elkaar kunnen praten over het gebruik van de werkomgeving. C. Niets, want gelukkig behoort huisvestingsdiscipline handhaven tot het werk van de leidinggevende. D. Anders, namelijk … 89. Op basis waarvan kiest u een overlegruimte? A. Ik boek de grootste en mooiste ruimte die vrij is. B. Ik kijk welke faciliteiten ik nodig heb en reserveer een ruimte die daar bij past. C. Ik kijk op het moment van de vergadering welke ruimten er vrij zijn. D. Anders, namelijk…
90. U zit in overleg en u krijgt een telefoontje. Wat doet u? A. Als het belangrijk is, neem ik gewoon op. B. Ik loop rood aan en zet mijn telefoon uit. C. Ik excuseer me, loop weg uit de vergadering en ga op de gang bellen. D. Anders, namelijk ...
Andere locatie
Kennis en weten 91. Welke faciliteiten zijn er beschikbaar om met collega’s te communiceren als u op een andere locatie werkt? A. Telefoon en e‐mail. B. Communicatie programma’s, zoals Skype, Livemeeting, Lync, Communicator, enz. C. Geen, ik wacht totdat ik collega’s weer zie. D. Anders, namelijk … 92. Wanneer kunt u werken? A. Elke werkdag, tussen zeven uur ‘s ochtends en zeven uur ‘s avonds. B. Elke werkdag en als het beter uitkomt werk ik ’s avonds verder. C. Wanneer ik maar wil, ook tijdens het weekend. D. Anders, namelijk … 93. Wie kan er in onze organisatie thuiswerken? A. Iedereen. B. Dit is afhankelijk van de werkzaamheden. C. Dat bepaalt de directe leidinggevende. D. Anders, namelijk … 94. Het is mooi weer, dus u besluit thuis in de tuin te gaan werken. Mag dat? A. Geen probleem. Ik zet het in mijn agenda zodat mijn collega’s ook op de hoogte zijn. B. Het zou op zich kunnen, maar ik heb wel het gevoel dat ik er dan op wordt aangekeken. C. Dat moet ik een week van tevoren aangeven bij mijn leidinggevende. D. Anders, namelijk … 95. Steeds meer mensen maken onder werktijd gebruik van sociale media, zoals Twitter en Facebook. Wat is het beleid op dit gebied? A. Het is belangrijk voor het onderhouden van je netwerk, dus dat kan gewoon. B. Alle sociale media zijn afgesloten, ik kan hier niet eens mijn privé‐mail lezen. C. Als je tijdens werktijd aan je sociale leven werkt, moet je aan het eind van de dag maar wat langer doorwerken. D. Anders, namelijk ... 96. Uw secretaresse heeft een tweede huis aan de Côte d’Azur. Zij wil daar iets langer blijven en geeft aan gewoon haar werk te kunnen doen. Kan dit? A. Geen probleem, zij heeft haar laptop en smartphone bij zich. B. Dat kan echt niet. Wat als men ontdekt dat ze hen beantwoordt naast het zwembad? C. Ik geloof nooit dat ze zich daar 100% zal kunnen inzetten. D. Anders, namelijk …
97. In onze organisatie wordt het gestimuleerd om meer thuis te werken. U ziet dat wel zitten, maar heeft geen fatsoenlijke computer thuis. Bij wie kunt u terecht? A. Bij mijn baas, hij heeft een potje om medewerkers te voorzien van de juiste thuiswerkfaciliteiten. B. We krijgen standaard, bij indiensttreding, een budget om een computer voor thuis te kopen. C. Bij ons is dat niet nodig, we krijgen een laptop van het werk die ik prima thuis kan gebruiken. D. Anders, namelijk ... 98. Op kantoor heeft u een Arbo‐werkplek. Thuis zit u vaak met de laptop aan de keukentafel te werken. Wat zijn de afspraken? A. Medewerkers zijn zelf verantwoordelijk voor hun werkplek thuis, als je klachten krijgt is het je eigen schuld. B. De werkgever is verplicht om ook thuis een geschikte werkplek te voorzien. C. Mensen die een Arbo‐werkplek nodig hebben, moeten maar op kantoor werken. D. Anders, namelijk ... 99. U bent de laatste tijd heel erg druk met het werken aan een belangrijk document met een licht vertrouwelijk karakter. Eigenlijk heeft u uw reistijd (per trein) nodig om aan het document te werken. Kan dit? A. Tot mijn spijt, beter niet. Het stuk bevat informatie die ik liever niet aan medereizigers toont. B. Hoe druk ik het ook heb, dat moment in de trein doe ik liever even iets anders. C. Ik werk er wel door in de trein, maar let er goed op dat niemand meekijkt. D. Anders, namelijk … 100. Een collega heeft steevast last met het halen van deadlines. De kwaliteit van zijn werk is uitstekend, maar het raakt zelden op tijd af. Hoe zou u hier als leidinggevende mee omgaan? A. Wij sturen op output en dat wil zeggen: deadlines halen, ook al is de kwaliteit minder. B. Hoewel kwaliteit belangrijk is, hebben we ook deadlines. Ik zoek samen met de collega een oplossing. C. Ik heb de collega niet aan het stuk zien werken, dus hij zal zich wel niet erg hebben ingespannen. Ik spreek hem er op aan. D. Anders, namelijk … Waarden en normen 101. Wanneer werkt u thuis? A. Als ik me moet concentreren. B. Als ik voor belangrijke zorgtaken thuis moet zijn. C. Als ik een afspraak buiten kantoor heb en hierdoor kan besparen op reistijd. D. Anders, namelijk … 102. Wanneer kan men u bellen als u thuis werkt? A. Mijn telefoon staat dan continu aan, ook na vijf uur. B. Als ik even naar de winkel ben, of me even wil concentreren zet ik mijn telefoon uit. C. Ik zet mijn telefoon aan tussen negen en vijf. D. Anders namelijk … 103. Een collega werkt twee dagen per week thuis, wat vindt u hiervan? A. Prima, hij moet zelf weten waar hij werkt. B. Onhandig, als ik een vraag heb blijft dat een dag extra liggen. C. Dit kan niet, hij is vast met andere dingen bezig tijdens werktijd. D. Anders, namelijk …
104. Een collega gaat iedere vrijdagmiddag voetballen. Wat vindt u hiervan? A. Geen probleem, hij zal in het weekend zijn werktijd wel inhalen. B. Dat kan echt niet, tussen negen en vijf hoor je bereikbaar te zijn. C. Dat kan, mits hij goede afspraken met de leidinggevende heeft gemaakt. D. Anders, namelijk … 105. U belt een collega op die aan het thuiswerken is. Op de achtergrond hoort u een hoop lawaai. Wat denkt u? A. Ja, ja, thuiswerken, volgens mij zit hij in het café. B. Als je thuiswerkt heb je ook pauze nodig. C. Als ik door de stad liep, zou ik niet opnemen. D. Anders, namelijk … 106. U wilt een afspraak plannen met uw hele team. De meest gepaste dag daarvoor is maandag. Die dag werkt een bepaalde collega echter structureel thuis. Wat vindt u hiervan? A. Die collega moet maar flexibel zijn. B. Ik zoek een ander moment dat het iedereen past, maar dan zal er wel wat meer tijd overheen gaan. C. We overleggen bij deze collega thuis. D. Anders, namelijk … 107. U bent net thuis na een etentje bij vrienden en kijkt nog even in uw werkmailbox. Er zit een bericht in van uw baas over een project waar u al een tijd aan werkt. Wat denkt u hiervan? A. Had ik maar niet gekeken, nu kan ik maar beter even reageren. B. Mijn baas hoeft me niet te mailen op dit uur en hij hoeft al zeker geen antwoord te verwachten. C. Ons team is wel erg competitief, ik moet tonen dat ik constant bezig ben met het project. D. Anders, namelijk … 108. In een nieuw project werken we samen met een team in Yakutsk in Rusland. Met een tijdsverschil van negen uur is het best lastig om dagelijks te overleggen. Hoe doet u dit? A. Ons team past zich aan, we gaan een tijdje op de tijd van Yakutsk leven. B. We plannen een vast overlegmoment, vroeg op de dag voor het Russisch team en laat op de dag voor ons. C. We hebben minimaal overleg en trachten alles via de mail te regelen. D. Anders, namelijk … 109. In onze organisatie hebben we wel flexibele werkplekken, maar doen we niet aan thuiswerken. Wat denkt u hierover? A. Dat kan niet, het een kan niet zonder het ander. B. Dat is jammer, als thuiswerken mogelijk zou zijn, dan is dit voor veel collega’s interessant. C. Dat is een goede zaak, om ons werk goed te kunnen doen is het belangrijk dat we elkaar vaak zien. D. Anders, namelijk … 110. Een collega die ik op kantoor niet elke dag zie nodigt me uit om vrienden te worden op Facebook. Hoe denkt u hierover? A. Ik accepteer het vriendschapsverzoek, dan kunnen we meteen onze vakantiefoto’s delen. B. Ik accepteer het vriendschapsverzoek, dan kunnen we professioneel nog beter in contact blijven. C. Ik accepteer het vriendschapsverzoek niet, ik wil werk en privé gescheiden houden. D. Anders, namelijk …
Houding en gedrag 111. Hoe blijft u in contact met collega’s die op een andere locatie werken? A. Ik stuur een e‐mail of een chatbericht. B. Ik wacht totdat ze weer op kantoor zijn, hierdoor heb ik maar weinig contact met ze. C. Ik bel ze op (per telefoon of digitale communicatiemiddelen). D. Anders, namelijk … 112. U heeft een vraag aan een collega die elders werkt. Wat doet u? A. Ik stuur een e‐mail en verwacht binnen tien minuten antwoord, anders bel ik. B. Ik wacht tot de volgende keer dat de collega weer op het werk is. C. Ik gebruik een chatprogramma (MSN, WhatsApp) om mijn vraag te stellen. D. Anders, namelijk … 113. Er staan ’s ochtends ettelijke kilometers file op de route naar uw werk. Wat doet u? A. Ik werk een paar uur thuis, als de file over is ga ik naar het werk. B. Ik blijf de hele dag thuis werken, het heeft geen zin om voor een paar uur naar het werk te gaan. C. Ik stap in de auto en sluit aan in de file, dan ben ik zo snel mogelijk op het werk. D. Anders, namelijk … 114. Hoe laat u aan collega’s weten wanneer u bereikbaar bent als u thuiswerkt? A. Ik zet altijd precies in mijn agenda wanneer ik bereikbaar ben. B. Niet, ze weten dat ze me altijd kunnen bellen. C. Ik log online in en ze zien direct of ik beschikbaar ben of niet. D. Anders, namelijk … 115. U bent op bezoek bij een klant en hebt nog wat tijd over voor de vergadering van start gaat. Wat doet u? A. Ik ga in een hoekje achter mijn laptop zitten en tuur nog even naar mijn mailbox. B. Ik drink nog even een kopje koffie en maak een praatje met de secretaresse die me ontvangt. C. Ik kan hier toch niet werken! Dan zou iedereen in mijn vertrouwelijke documenten kunnen kijken. D. Anders, namelijk … 116. U werkt vandaag thuis maar de internetverbinding doet gek. Wat doet u? A. Ik duik het koffiehuis op de hoek in en bestel elk uur een dubbele cappuccino met een gratis uur internet erbij. B. Mijn telefoon werkt in elk geval wel en ik heb nog een stuk waar ik prima offline mee verder kan. C. Ik ga toch maar naar kantoor. D. Anders, namelijk ... 117. U heeft een bespreking aan de andere kant van het land, maar door slecht weer staan er vanochtend heel veel files. Wat doet u? A. Ik bel op en stel voor de bespreking op een ander moment te houden. B. Ik neem de trein, maar weet dat ik minstens een uur te laat zal zijn. C. Ik stel voor om ons overleg op afstand (via Skype / Livemeeting / Communicator) te houden. D. Anders, namelijk ...
118. U werkt samen met drie collega’s om landelijk een nieuw programma in te voeren. Daarbij zijn jullie alle vier voortdurend onderweg, maar is er zeker ook afstemming nodig. Hoe zorgt u ervoor dat er voldoende afgestemd wordt? A. We bellen en mailen elkaar elke dag. B. Naast bellen en mailen, trachten we een paar keer per week echt samen te zitten. C. We hebben de zaken voor de opstart van het project goed besproken, het zal wel goed komen. D. Anders, namelijk … 119. In de trein komt u een collega tegen die een luide conversatie met u start over hoe ontevreden hij is met hoe het er in de organisatie aan toe gaat. Wat doet u? A. Ik ben het helemaal met hem eens, dus we hangen samen de vuile was gezellig buiten. B. Ik wijs hem erop dat de hele coupé kan meeluisteren. C. We maken een afspraak om het er later over te hebben en praten over het weer. D. Anders, namelijk ... 120. Het is negen uur ’s avonds. U krijgt een mail van een klant met een dringende vraag. Wat doet u? A. Ik antwoord meteen, voor goed contact met onze klanten is snelle communicatie essentieel. B. Vandaag heb ik wel genoeg gewerkt, morgen is er weer een nieuwe dag. C. Als ik er nog zin in heb vandaag en de gelegenheid heb, geef ik meteen antwoord; anders moet het maar even wachten tot morgenochtend. D. Anders, namelijk ...