Werkplan Lectoraat Pedagogiek van de Beroepsvorming J.A.T.M. Geurts F.J.M. Meijers
Maart 2006
Hoofdstuk 1. Ontwikkelingen kennis- en beroepsdomein Centraal in het lectoraat staat de notie dat het beroepsonderwijs in de totale beroepskolom fundamenteel zal moeten veranderen wil het studenten adequaat toerusten voor de huidige samenleving. Tot voor 20 jaar begreep het beroepsonderwijs zichzelf vooral als een ‘beroepsopleiding’. Vervolgens brak gaandeweg het besef door dat het onderwijs ten hoogste een initiële kwalificatie kan realiseren die moet worden ‘voltooid’ in de concrete praktijk. Het beroepsonderwijs wordt hiermee beroepsvoorbereidend onderwijs. Een goede samenwerking tussen het onderwijs en het bedrijfsleven1 is dus essentieel om vervolgens de beroepsopleidende functie te kunnen waarmaken. Zolang deze samenwerking wordt gekarakteriseerd als een taakverdeling, zitten alle betrokkenen nog te zeer vast aan de oude onderwijscultuur en de daarmee verbonden structuren. Noodzakelijk is geen taakverdeling maar echt partnership en dus een gezamenlijke verantwoordelijkheid met betrekking tot het gehele opleidingstraject. Daarbij komt dat een adequate voorbereiding op functioneren in een diensteneconomie tegelijkertijd ook co-makership vereist met de student. Competentiegericht leren is ondenkbaar zonder een actieve betrokkenheid van de lerende bij de vormgeving, de uitvoering én de beoordeling van zijn of haar eigen beroepsvorming of professionalisering. Omdat nieuwe vormen van co-constructie essentieel zijn, is het zaak de inhoud en het doel van het opleidings/leerproces opnieuw te karakteriseren. Het gaat in de kenniseconomie niet meer om het overdragen van vaste gehelen van kennis in hiërarchische/verticale organisaties (de opleidingenfabriek van de industriële economie) maar om het realiseren van beroepsvormingsprocessen in netwerkachtige/horizontale structuren (loopbaancentrum voor de kenniseconomie). Figuur 1. Van opleidingenfabriek naar loopbaancentrum: twee hoofddimensies voor herontwerp
Bron: Geurts, J. (2003). Van opleidingenfabriek naar loopbaancentrum. Pleidooi voor een integraal herontwerp van het middelbaar beroepsonderwijs. Gids Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie. ’s-Gravenhage: Elsevier
De transformatie van het beroepsonderwijs van een ‘industriële opleidingenfabriek’ naar een ‘loopbaancentrum’ dat zichzelf begrijpt als een dienstverlener, verloopt langs twee dimensies: de waten de hoe-dimensie (zie figuur 1). Wanneer het gaat om de wat-dimensie staat de inhoudelijke programmering centraal: hebben we te maken met een standaardprogramma of met flexibel maatwerk is de centrale vraag. Bij de hoe-dimensie staat de didactiek voorop. De hoofdlijn is hier dat het onderwijs de stap moet maken naar meer constructie- en minder instructieleren. In figuur 1 wordt linksonder het traditionele (beroeps)onderwijs gekarakteriseerd als een industriële opleidingenfabriek. Hierin staat een standaardprogramma met duidelijke diploma-eisen voorop en heeft het leren vooral de vorm van instructie. Tegenover de school als fabriek staat rechtsboven de school als centrum voor een optimale loopbaanontwikkeling. Vertrekpunt voor het bereiken van een erkende kwalificatie vormen hier de interesses en capaciteiten van leerlingen/studenten.
1
Met bedrijfsleven worden alle organisaties op de arbeidsmarkt bedoeld.
2
Ze ontwikkelen een unieke (vak)bekwaamheid via een flexibel programma. Maatwerk is dus het eindpunt. In plaats van instructie is constructie de hoofdvorm van leren. Het toekomstige beroepsonderwijs zou zich dus meer en meer moeten gaan kenmerken door maatwerk en constructieleren. Linksboven en rechtsonder doen zich tussenvormen van dit wenselijke onderwijs voor. Nieuwe didactiek zoals ILS (individueel leergroepen systeem), project-onderwijs en probleemgestuurd onderwijs is linksboven gesitueerd: nieuwe pedagogische praktijken staan voorop binnen traditionele standaardprogramma’s. Rechtsonder gaat het bijvoorbeeld om het modulair organiseren van bestaande onderwijsprogramma’s. Dit onderwijs à la carte gaat in de richting van maatwerk, maar is didactisch niet vernieuwend.
Figuur 2: Nieuwe architectuur van beroepsvorming OPEN DOEL: MAATWERK
NIEUWE ROLLEN
Ontwikkeling van persoonlijke bekwaamheid/beroepsidentiteit
-cursist -docent -management -bedrijf
CONSTRUCTIELEREN
Vertrekpunt: Leren van beroepsprestaties
SCHOOL ALS LOOPBAANCENTRUM
PERSOONLIJKE BEGELEIDING
POP en portfolio
LICHTE ORGANISATIE
Werkgemeenschap met interne en externe, horizontale netwerken (gedeelde verantwoordelijkheid met bedrijven)
LERENDE ORGANISATIE
Integratie van doen, denken en beslissen met praktijk voorop BEOORDELEN WAT JE KUNT
-formatief -summatief Bron: Geurts, J. (2005). Innovatieparadox in het beroepsonderwijs. Tegelijkertijd wel en niet willen vernieuwen” In: Tijdschrift voor Opleiding en Onwikkeling (O&O) jan/februari, 2005.
De lectoren hebben een duidelijke taakverdeling afgesproken: Meijers houdt zich bezig met identiteitsen loopbaanvraagstukken, Geurts met herontwerp van het beroepsonderwijs als nieuwe context van de gewenste beroepsvorming. Dit organisatieontwikkelings- of veranderingsvraagstuk en de nieuwe professionaliteit die zowel op docent- als op managementniveau nodig is, krijgt zo meer accent dan in de oorspronkelijke subsidieaanvraag is vermeld, zie figuur 2. In de nieuwe architectuur zijn zowel de eisen voor het primair procent beschreven (linkerkant van de figuur) als eisen aan professionaliteit en organisatie (de laatste twee eisen staan aan de rechterkant in de figuur). Overigens is het zo dat beide lectoren zich – vanuit hun respectievelijke aandachtsgebieden bezighouden met professionaliserings- en managementvraagstukken in het beroepsonderwijs. Het doel van het lectoraat in zijn algemeenheid en van de projecten die vanuit de kenniskring worden gestart in het bijzonder is de vergroting van het reflexief vermogen inzake de vormgeving van het beroepsonderwijs binnen onderwijsinstellingen in het algemeen en de Haagse Hogeschool/TH Rijswijk in het bijzonder. Daarnaast stelt het lectoraat zich tot taak om de relatie tussen hogeschool en de regio Haaglanden te versterken via het stimuleren van onderzoek, het geven van advies en het – op beperkte schaal – verzorgen van onderwijs op het voornoemde domein. Op deze wijze wil het deel uitmaken van de regionale kennisinfrastructuur en zo bijdragen aan een aantrekkelijke en welvarende regio. Ook heeft het lectoraat de functie op landelijk niveau de pedagogiek van de beroepsvorming te stimuleren en te steunen. Hiervoor worden op dit niveau diverse relaties onderhouden (zie verderop)
3
Hoofdstuk 2. Inbedding lectoraat 2.1 Inbedding in de regionale en (inter)nationale kennisinfrastructuur In het Hogeschoolontwikkelingsplan (HOP 6) wordt op pagina 34/35 opgemerkt dat van de lectoraten een bijdrage wordt verwacht in de kenniscirculatie en vernieuwingsactiviteiten, tot uitdrukking komend in publicaties en in presentaties tijdens (externe) symposia, seminars e.d. Daarnaast verwacht de hogeschool van de lectoraten een substantiële bijdrage aan onderwijsvernieuwing, o.a. via het (mede) organiseren van lezingen en conferenties. Tenslotte wordt in HOP 6 aan de lectoraten gevraagd een extra bijdrage te leveren aan vraagstukken van maatschappelijke importantie. In 2006 zullen beide lectoren – net zoals in 2005 - veel aandacht besteden aan lezingen en publicaties. Zo is Meijers eind maart de key note speaker op de conferentie ‘Counselling in Europe: Theory, Research, Practice and Training’ van de European Association for Counselling die in Athene wordt gehouden. Ook zal hij bijdragen aan een aantal regionale conferenties die door Het Platform Beroepsonderwijs/HPBO worden georganiseerd n.a.v. de resultaten van een landelijk onderzoek naar loopbaangerichte leeromgevingen in het (v)mbo, dat vanuit het lectoraat is ontwikkeld en uitgevoerd. Geurts zal ook in 2006 lid blijven de landelijke auditcommissie beta/techniek. Deze commissie beoordeelt in opdracht van het platform beta/techniek de voortgang van techniekopleidingen van de 18 hogescholen die meedoen aan het Sprintprogramma en ook de voortgang van een zevental regionale herontwerpprojecten beta/techniek. Tevens zal hij dit jaar voorzitter blijven van de begeleidingscommissie van het Innovatiearrangement beroepsonderwijs-bedrijfsleven en voorzitter van de kenniskring “lerende organisatie” van het platform beroepsonderwijs. Tevens blijft hij als adviseur betrokken bij het Procesmanagement herontwerp mbo voor de invoering van het competentiegerichte leren. Beide lectoren zullen in 2006 extra aandacht blijven besteden aan het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo), waarmee een concrete invulling wordt gegeven aan de opdracht een bijdrage te leveren aan actuele maatschappelijke vraagstukken. In dit kader is Meijers lid van de toetsingscommissie Voortijdig Schoolverlaten, ingesteld door de Gemeente Utrecht, levert hij in 2006 een bijdrage aan de evaluatie van het Regionaal Arrangement Beroepsonderwijs Amsterdam, levert hij als extern adviseur een bijdrage aan de totstandkoming van de ZuiderParkCombinatie (een samenwerking tussen de vmbo-school Zuider Park College en het ROC Zadkine te Rotterdam) en participeert hij als extern adviseur in een regulier overleg van een 10-tal Haagse vmbo-scholen. Geurts is lid van de Resonansgroep ten behoeve van de Adviesgroep vmbo die in opdracht van de minister van OCW werkt aan een nieuwe regelgeving voor het vmbo. Voor de meer regionale en plaatselijke contacten van beide lectoren, zie verderop. Wat betreft internationale contacten kan nog worden gewezen op de bijdrage die beide lectoren leveren aan een gezaghebbend handboek over beroepsonderwijs in Europa olv OECD. Het artikel “Vocational education in the Netherlands. In search for a new identity” is inmiddels geaccepteerd. Het handboek zal in 2006 verschijnen. Hoofdstuk 3. Voortgang van de werkzaamheden 3.1 Doorwerking in het onderwijs Het lectoraat wil invloed uitoefenen op het onderwijs van de Haagse Hogeschool/TH Rijswijk (en indirect op het onderwijs in andere HBO-instellingen) door het verrichten van actieonderzoek naar de effecten van lopende onderwijsinnovaties binnen de Haagse Hogeschool door leden van de kenniskring. We maken in deze paragraaf onderscheid tussen de voortgang van het lectoraat van Meijers en dat van Geurts. Binnen de kenniskring van Frans Meijers lopen vanaf de start van het lectoraat 5 onderzoeksprojecten. Per 1 februari 2006 is de via SKO bekostigde aanstelling van 4 van de 5 leden van de kenniskring beëindigd en zijn 3 nieuwe leden aangenomen. Van 3 ‘oude’ leden wordt de bekostiging van hun aanstelling even wel overgenomen door de afdelingen, waarin zij werkzaam zijn. Hun onderzoeksprojecten lopen der halve door, zodat er vanaf 1.02.06 sprake is van 7 onderzoeksprojecten. 1. Een onderzoek naar docentcompetenties (R. Hensel). Het gaat om een empirische onderbouwing van het aan de Haagse Hogeschool/TH Rijswijk ingevoerde competentiemanagement voor docenten.
4
In 2004 zijn de onderzoeksinstrumenten ontwikkeld en getest en in 2005 is een begin gemaakt met de dataverzameling. De resultaten tot nu toe zijn dusdanig, dat het Mobiliteitsfonds (ingesteld door de HBO Raad en het Ministerie van OCW) voor dit onderzoek een promotiebeurs heeft toegekend. Prof. dr. J. Kessels (UT) treedt op als promotor. In 2006 wordt verder gegaan met de dataverzameling en een begin gemaakt met de data-analyse. 2. Een onderzoek naar de rol van het regionale bedrijfsleven in het project TechnoTalent (H.Telle). TechnoTalent is een zogenoemd ketenproject in de regio Haaglanden. Deelnemers zijn partijen uit basisonderwijs tot en met hoger onderwijs: Pabo, 12 basisscholen, vier brede scholengemeenschappen voor voortgezet onderwijs; de Mondriaan onderwijsgroep, de Haagse Hogeschool/TH Rijswijk, de TU Delft en het Haagse Centrum voor Onderwijsbegeleiding. In het onderzoek is vanuit het project TechnoTalent nagegaan hoe in de regio Haaglanden in samenwerking met het bedrijfsleven een op loopbaanontwikkeling gerichte en doorlopende leerweg gerealiseerd kan worden. In 2004 zijn een groot aantal direct betrokkenen uit onderwijs en bedrijfsleven geïnterviewd en is een analyseschema geconstrueerd. In 2005 zijn de interviews geanalyseerd en zijn nog nieuwe data verzameld. De rapportage van deze data is besproken op een mini-conferentie met vertegenwoordigers van het regionale bedrijfsleven en van intermediërende organisaties (zoals de Kamer van Koophandel) op 28 november 2005. Dit project is – evenals de aanstelling van H. Telle als lid van de kenniskring - per 1 februari 2006 beëindigd. 3. Een onderzoek naar de implementatie van het Gilde-onderwijs: een betrekkelijk nieuwe duale leerroute die vijf hogescholen in Nederland in het studiejaar 1998-1999 ontwikkeld hebben (T. de Keyser). Binnen de Haagse Hogeschool/TH Rijswijk is deze leerroute geen succes geworden, bij sommige andere HBO-instellingen wel. In 2004 is een groot aantal betrokkenen binnen de Haagse Hogeschool/TH Rijswijk én binnen andere hogescholen geïnterviewd om na te gaan welke gunstige condities zijn voor de invoering én continuering van duale leerroutes. In 2005 is het verzamelde materiaal geanalyseerd en een rapportage geschreven die op 28 november 2005 is besproken met management en docenten van de opleidingen Bedrijfseconomie (BE), Commerciële Economie (CE) en Management, Economie en Recht (MER) van de Haagse Hogeschool. Mede op basis van deze bespreking heeft het management van de MER besloten de deelname aan de kenniskring van de heer De Keyser vanaf 1 februari 2006 voor 0,1 fte uit eigen middelen te bekostigen. In 2006 zal het onderzoek van De Keyser zich blijven concentreren op duale opleidingen, en meer in het bijzonder op de vraag in hoeverre een duale leeromgeving studenten in staat stelt een arbeidsidentiteit en loopbaancompetenties te ontwikkelen. 4. Een onderzoek naar MESO, een leer/werkbedrijf binnen de Faculteit Techniek van de Haagse Hogeschool/TH Rijswijk (P. Menger). Leerpsychologisch onderzoek heeft laten zien dat studenten zich vooral laten stimuleren door krachtige leeromgevingen, die hem/haar de relevantie van zijn/haar werk voor de samenleving duidelijk maken (‘non scolae sed vitae discimus’) en die hem/haar de ondersteuning bieden die hij/zij in het leerproces nodig heeft. Nagegaan wordt of MESO inderdaad een krachtige leeromgeving biedt. In 2004 is allereerst een theoretisch kader en een daarop aansluitend onderzoeksdesign ontwikkeld. Vervolgens zijn interviews afgenomen bij direct betrokken docenten en studenten binnen de hogeschool. In 2005 zijn verdere interviews afgenomen bij zowel docenten als vertegenwoordigers van het regionale bedrijfsleven. De rapportage van dit onderzoek is besproken op 5 december 2005 en 23 januari 2006 met staf en docenten van de TH Rijswijk. Mede op basis van deze bespreking heeft het management van de afdeling Technische Bedrijfskunde besloten de deelname aan de kenniskring van de heer Menger vanaf 1 februari 2006 voor 0,1 fte uit eigen middelen te bekostigen. I n2006 wordt het onderzoek uitgebreid naar een drietal leeromgevingen die er binnen de Haagse Hogeschool/TH Rijswijk bestaan op het gebied van electrotechniek. Speciale aandacht zal worden geschonken aan de vraag of er verschillen waarneembaar zijn tussen deze leeromgevingen wat betreft de effectiviteit van de onderwijsleerprocessen. 5. Een onderzoek naar de effecten én het functioneren van sociocratische gespreksmethode in het onderwijs (M. Parijs). De belangrijkste onderzoeksvraag is of de sociocratische gespreksmethode daadwerkelijk leidt tot een snellere competentieontwikkeling en een verbetering van leerprestaties. In 2004 is een groot aantal interviews gehouden en is een instrument ontwikkeld waarmee de ervaringen van studenten met deze gespreksmethode kan worden gemeten. In 2005 zijn met behulp van dit instrument verdere data verzameld. De rapportage van dit onderzoek is besproken met docenten en managers van de afdeling Beleid Bestuur en Recht van de Haagse Hogeschool op 15 december 2005. Mede op basis van deze bespreking heeft het management van de afdeling Bestuur en Recht
5
besloten de deelname aan de kenniskring van mevrouw Parijs vanaf 1 februari 2006 voor 0,1 fte uit eigen middelen te bekostigen. In 2006 zal het onderzoek naar de sociocratische leermethode verder worden gecontinueerd. 6. Een onderzoek naar competentiegericht onderwijs binnen de afdeling Technische Bedrijfskunde van de TH Rijswijk (O. Kok). Binnen deze afdeling wordt sinds een jaar o peen nieuwe manier stage gelopen, waarbij veel aandacht wordt geschonken aan de ontwikkeling van gedragscompetenties bij de student. In een technische omgeving met docenten die voornamelijk technisch zijn opgeleid, is dit een grote stap. Om tegemoet te komen aan de behoefte van de docenten de gedragscompetenties objectiveerbaar te maken, is in 2005 het boekje ‘Gedragscomponenten van competenties’ geschreven. In het onderzoek dat vanaf 1 februari 2006 zal gaan lopen, zal de aandacht worden gericht op de vraag welke leeromgeving nodig is om studenten Technische Bedrijfskunde in staat te stellen de gewenste gedragscompetenties te doen/laten ontwikkelen. 7. Een onderzoek naar keuzeprocessen van studenten op basis van een secundaire analyse van reeds verzamelde data in het kader van het jaarlijkse – Hogeschoolbrede - instroomonderzoek en studententevredenheidsonderzoek (K. Kruijtzer). Dit onderzoek, dat van start gaat op 1 maart 2006, zal aansluiten op het nog lopende onderzoek naar loopbaangerichte leeromgevingen dat binnen het lectoraat in opdracht van onder meer het Ministerie van OCW wordt uitgevoerd, en voortbouwen op een onderzoek dat in 2005 is uitgevoerd door dr. F. Meijers en drs. W. Zijlstra (publicatie in 2006 in TH&MA) 8. Een onderzoek naar het functioneren en de effecten van het concept ‘Action Learning’ binnen de opleiding Small Business & Retail Management (D. Kuijlenburg). Dit onderzoek zal op 1 april 2006 van start gaan. In dit concept staat leren door doen (en dus het opdoen van concrete ervaringen in en buiten de opleiding) centraal. Onderzocht wordt (a) hoe ervaringen zodanig gestructureerd kunnen worden dat ze qua moeilijkheidsgraad oplopen; (b) hoe – i neen situatie waarin veel afhankelijk is van de stage/werkplek die studenten buiten de opleiding vinden - het eindniveau van de student gewaarborgd kan worden; en (c) hoe een coachende leeromgeving kan worden gerealiseerd waarbinnen reflectie op de beroepservaringen op gang komt. In de kenniskring van Geurts staan in 2006 een zestal actieonderzoeken naar innovatieve onderwijspraktijken centraal. Met de metafoor van een school als loopbaancentrum is gekozen voor de richting waarin de kenniskring gaat bijdragen aan een reflectie op de vernieuwing van het onderwijs. Een achttal personen maakt inmiddels deel uit van deze kenniskring (5 personen zijn afkomstig van de hogeschool en een drie personen zijn van extern: een personeelslid van het Mondriaan College; een persoon is afkomstig van de Werkgeversvereniging van de klein metaal (de Metaalunie) en een persoon uit de wereld van het actieonderzoek). De leden van de kenniskring doen actieonderzoek naar innovatieve onderwijspraktijken waarbij ze zelf betrokken zijn. Medio maart 2005 zijn de plannen van inzet per onderzoek beschreven in een introductiebrochure en sindsdien is men gestart met kortlopend onderzoek als voorbereiding op het hoofdonderzoek. Inmiddels hebben de kenniskringleden de kortlopende onderzoeken afgerond en zijn ze gestart met hun hoofdonderzoek. Zoals gezegd, gaat het om zes onderzoeksprojecten. In het project ‘doorstroomverbetering MBO-HBO’ staat de aansluiting tussen MBO en HBO in de sector techniek centraal, opdat continuering van de studieloopbaan binnen de beroepskolom vergemakkelijkt wordt. Daartoe worden bestaande initiatieven geïnventariseerd, geanalyseerd en beoordeeld vanuit het belang, de beleving en de ervaring van studenten. Het doel is tot een vorm van dienstverlening te komen die flexibel kan aansluiten bij verschillende vraagpatronen of studentprofielen. Het onderzoek ‘de leerkring als context voor beroepsvorming’ gaat over de vraag hoe leerkringen geoptimaliseerd kunnen worden. In leerkringen helpen studenten elkaar met het identificeren van nog te ontwikkelen competenties en bij het schrijven van hun persoonlijk ontwikkelingsplan (POP). De uitvoering van de plannen vindt plaats in leerarbeidsplaatsen, cursussen en opdrachten en wordt gemonitord vanuit de leerkring. De driehoek student-opleiding-werkveld is het uitgangspunt. De vraag hoe assessment kan bijdragen aan het in kaart brengen van leer- en ontwikkelingsbehoeften van studenten in de richting van hun toekomstige beroepsuitoefening en hoe de HHS/THR haar onderwijs zo kan inrichten dat zij op de behoeften antwoord geeft is leidend in het project ‘assessment en development’. Vanuit de slagzin ‘meewerken en meewerken’ wil de Unit Kwaliteit en Onderwijs haar dienstverlening meer vraaggericht maken; het project ‘vraagsturing in dienstverlening’ gaat over het ontwikkelen van een systematiek daarvoor. Het project ‘Social Work 2008’ beoogt zowel een adequatere aansluiting te
6
creëren tussen onderwijs en werkveld, als een onderwijskundige, didactische en pedagogische vernieuwing te bewerkstelligen. Professionele ontwikkeling van de medewerkers is daarin cruciaal. In het project ‘Regionale Opleidingsbedrijven Metaal’ staan competentiegericht onderwijs en leren op de werkplek centraal. De Koninklijke Metaalunie wil full-service loketten voor het industriële MKB inrichten om de aansluiting tussen opleiding en bedrijfsleven te verbeteren. In dit project worden vier regionale pilots gevolgd. Output onderzoeksprojecten kenniskring De kenniskring van Frans Meijers heeft eind 2005 aan alle onderwijsafdelingen, die door een van de kenniskringleden onderzocht zijn, verslag gedaan via een reeks discussiebijeenkomsten waarop het betreffende lid van de kenniskring zijn of haar onderzoeksresultaten presenteerde. In maart 2006 verschijnt het boek ‘Fantaseren of innoveren? Fabels en feiten van onderwijsvernieuwing’ waarin – op basis van de 5 case studies, die binnen de Haagse Hogeschool/TH Rijswijk door de kenniskring zijn uitgevoerd – een stand van zaken wordt opgemaakt over het innovatieklimaat binnen de Haagse Hogeschool. Vanuit de kenniskring Loopbaancentrum van Jan Geurts is de volgende output gepland: eind van 2006 zijn de hoofdonderzoeken van de kenniskringleden afgerond en is hiervan verslag gedaan middels artikelen in tijdschriften die gaan over het beroepsdomein waarop de onderzoeken betrekking hebben. Ook wordt door de kenniskringleden de verworven kennis en ervaring teruggekoppeld en besproken met opleidingen en organisaties van waaruit ze afkomstig zijn. Bovendien wordt door de lector en de aangetrokken onderzoeker gerapporteerd over de methodiekontwikkeling op het gebied van de professionalisering als onderzoeker die heeft plaatsgevonden. De vraag waarop ze focussen op welke wijze de kenniskring functioneert als HRDinstrument op dit gebied. Ze zijn daarom een actieonderzoek naar de eigen kenniskring gestart. In het artikel “Kenniskring als HRD-instrument. Ontwikkeling van een nieuwe professionaliteit” worden hiervan de eerste resultaten geschetst. Deze resultaten zullen worden gepresenteerd op de landelijke lectorendag over “Talentontwikkeling in de beroepspraktijk” op 16 maart a.s. op de HHS/Th Rijswijk. Het eerste en ook volgende artikelen over de methodiekontwikkeling zullen worden aangeboden aan het Tijdschrift voor Hoger Onderwijs. 3.2 Inhoudelijke relatie met instelllingen van Hoger Onderwijs en Onderzoek in en buiten Nederland Zoals uit de lijst van publicaties, lezingen, gastcolleges en deelname aan diverse gremia in het jaarverslag 2005 duidelijk wordt, zijn er vanuit het lectoraat vele en vruchtbare contacten met instellingen van hoger onderwijs en onderzoek, zowel in als buiten Nederland. Bovenop deze meer incidentele contacten, kent het Lectoraat meer structurele relaties (zie 3.3.) 3.3 Inhoudelijke relatie met bedrijven en instellingen Vanuit het lectoraatsonderdeel van Meijers is in 2006 op tenminste vier manieren sprake van een inhoudelijke relatie met bedrijven en instellingen. In de eerste plaats via de, door de Provincie ZuidHolland gesubsidieerde, kenniskring ‘Mentoring’ waarin een groot aantal scholen uit de Provincie ZuidHolland deelnemen. In de tweede plaats via Het Platform Beroepsonderwijs dat – tesamen met het Ministerie van OCenW, Axis/Deltapunt, de Stichting Psychotechniek Nederland en de Stichting Bevordering Kwaliteit Beroepsonderwijs – door het lectoraat onderzoek laat verrichten naar de effecten van loopbaanoriëntatie en – begeleiding op het verwerven van loopbaancompetenties in het vmbo en het mbo. De resultaten van dit onderzoek worden gepresenteerd op verschillende regionale bijeenkomsten die door Het Platform Beroepsonderwijs georganiseerd worden in de periode april – juni 2006. In de derde plaats door middel van het lidmaatschap van een commissie die zich, op verzoek van het bestuur van BouwRadius/Fundeon (het opleidings- en ontwikkelingsinstituut van de bouwsector) buigt over de samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven. En in de vierde plaats door middel van het lidmaatschap van een commissie die zich, op verzoek van het bestuur van OOM (Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor het Metaalbewerkingsbedrijf), buigt over de vraag hoe het ‘uitkeringsreglement vakopleiding OOM’ toekomst-proof gemaakt kan worden. Vanuit het lectoraatsonderdeel van Geurts kan worden gewezen op de structurele relaties met het platform beta/techniek, het platform beroepsonderwijs en het procesmanagement herontwerp mbo en voor wat betreft het vmbo op het lidmaatschap van de Resonangroep vmbo (zie ook paragraaf 2.1).
7
Voorts zijn er vanuit de zes onderzoeken van kenniskringleden structurele relaties met bedrijven en instellingen, zie paragraaf 3.1. Ook kan gewezen worden op: - participatie vanuit lectoraat aan de aanvragen van het Alfa-college en van het Albeda college om praktijkschool te worden voor lerarenopleiding; - participatie vanuit het lectoraat aan het innovatieproject “Value in the Value” van het Alfacollege, AOC-Terra (vmbo en mbo), Hanzehogeschool, Vmbo de Borg en vele bedrijven waaronder de Gasunie en Stork. Dit grote driejarige innovatieproject is inmiddels goedgekeurd en het samenwerkingscontract voor driejaar vanuit PvdB van HHS/Th Rijswijk is ondertekend (zie verderop voor meer inhoudelijke kant); - een samenwerkingproject tussen PvdB en het Idee College en ROC Leiden op het gebied van evaluatie van de gezamenlijke ICT-academie van beide ROC’s. Dit project zal starten in maart en afgerond worden in december 2006. - samenwerking met Alfa-college en ROC Albeda bij het opzetten van interne lerarenopleiding. Hierbij moet aangetekend worden dat op dit moment niet bekend is of deze aanvragen gehonoreerd zullen worden door het Ministerie van OCW in 2006. 3.4 Inspanningen op het gebied van kennisontwikkeling, toegepast onderzoek en kennisoverdracht Vanuit het lectoraatsonderdeel van Meijers wordt – naast het actieonderzoek door leden van de kenniskring - gedurende het gehele jaar 2006 onderzoek verricht naar de effecten van loopbaanoriëntatie en -begeleiding in het vmbo en het mbo. In 2006 wordt over dit onderzoek gerapporteerd zowel in de vorm van een door Het Platform BeroepsOnderwijs/HPBO te publiceren boekje als in de vorm van artikelen voor wetenschappelijke en vaktijdschriften. Wat betreft het lectoraatsonderdeel van Geurts kan worden gewezen op een aantal nieuwe activiteiten. Ten eerste wordt samengewerkt met een groot aantal scholen voor vmbo, mbo en hbo en bedrijven in het project “Value in the Value”. Het gaat erom in dit driejarige project op het grensvlak van planet, people en profit nieuw beroepsonderwijs te ontwikkelen in de beroepskolom. Drie nieuwe beroepspedagogische principes worden hiervoor ingezet. De brain based denkstijlen van Ned Herrmann, de ontwerpmethodologie van Merienboer van OU/Heerlen en de communities of practices ideeen van oa. Wenger. Inmiddels is voor de onderlinge samenwerking een driejarig contract afgesloten van 20 dagen per jaar. Voorts wordt een nieuwe samenwerking aangegaan vanuit het lectoraatsonderdeel met het Idee College en het ROC leiden. Beide ROC’s wensen dat olv Geurts de onderwijsaanpak van het gezamenlijke ICT-academie wordt geevalueerd. Hiervoor is inmiddels een onderzoeksaanpak uitgewerkt en in maart wordt gestart met dit onderzoek dat gaat lopen tot en met december 2006. Over beide projecten zal extern worden gepubliceerd. Tenslotte wordt door beide lectoren actief deelgenomen aan het netwerk ‘Lectoren Beroepsonderwijs’ dat onder auspiciën van Het Platform Beroepsonderwijs functioneert. 3.5 Inkomsten uit contractactiviteiten en onderzoek De inkomsten in 2006 zijn naar verwachting: • • • •
subsidie voor het onderzoek naar loopbaanoriëntatie en –begeleiding: € 20.000,subsidie van de Provincie Zuid-Holland voor de kenniskring ‘mentoring’: € 8.000,bijdrage in kosten voor samenwerking vanuit het project Value in the Valley: per jaar 10 dagen a € 400,- = € 4.000,Bijdrage vanuit ICT-academie aan evaluatie van de opleiding door lector en lid van kenniskring is naar schatting in 2006: € 35.000,-
Hoofdstuk 4. Uitvoering en wijziging van het werkplan Geplande werkzaamheden in 2006 vanuit het lectoraatsonderdeel van Frans Meijers: a) uitvoering 7 actie-onderzoeken vanuit kenniskring b) deelname aan diverse besturen, commissies en redacties c) continuering van de kenniskring ‘mentoring’ d) leiding geven aan, begeleiden en mede-uitvoeren van het onderzoek naar de effecten van loopbaanoriëntatie en begeleiding in vmbo en mbo
8
Planning van uitvoering lectoraat van J. Geurts voor 2006 - Kenniskring met 8 leden die een zestal actieonderzoeken uitvoeren. Rapportages: een artikel per onderzoek in een tijdschrift op het betreffende beroepsdomein. Voorts kennistransfer naar bestaande geledingen waaruit kennisleden afkomstig zijn ( binnen en buiten hogeschool); - Schrijven van artikelen door lector en onderzoeker kenniskring over methodiekontwikkeling actieonderzoek en kenniskring als HRD-instrument voor professionalisering als onderzoeker; - Samenwerking met scholen en bedrijven in project “ Value in the Valley” in 2006, 2007 en 2008; - Samen met Idee College en ROC Leiden uitvoeren van evaluatie van gezamenlijke ICT-academie; procesmanagement herontwerp middelbaar beroepsonderwijs en ism Twijnstra Gudde en UvA; - Samenwerking aan lerarenopleidingen met ROC Albeda en Alfa College moet nog worden afgewacht omdat beslissing over ingediende projecten nog niet bekend is; - Lid netwerk lectoren beroepsonderwijs; - houden van lezingen (intern en extern) en vervaardigen van artikelen over Pedagogiek van Beroepsvorming; - Samenwerking tussen PvdB en Cinop resulteert in 2006 in gezamenlijke publicatie HHS/Th Rijswijk en Cinop over “ROC als loopbaancentrum. Een nieuwe beroepspedagogisch perpectief”. Hoofdstuk 5. Overzicht personele samenstelling Lector Op 1 juli 2003 nam het lectoraat een aanvang met de aanstelling voor 0,5 fte van dr. F. Meijers en 0,2 fte (vanaf 1 januari 2004 0,5 fte) van dr. J. Geurts. Kenniskring Kenniskring Frans Meijers Naam
Afd.
Ingangsdatum
Einddatum
Peter Menger
THRijswijk
1 februari 2004 Tot 1.02.06 bekostigd door SKO,
Omvang (fte) 0,1
vanaf die tijd voor 0,1 door HHS Rainer Hensel
P&A
1 februari 2004 1 februari 2008 (promotiebeurs)
0,2
Ton de Keyser
BE
1 februari 2004
0,1
Tot 1.02.06 bekostigd door SKO, vanaf die tijd voor 0,1 door HHS
K. Kruijtzer
O&M
1 maart 2006
1 maart 2008
0,2
Marieke Parijs
B/O
1 februari 2004
Tot 1.02.06 bekostigd door SKO,
0,1
vanaf die tijd voor 0,1 door HHS O. Kok
THRijswijk
1 februari 2006
1 februari 2008
0,2
D. Kuijlenburg
SB&RM
1 februari 2006
1 februari 2008
0,2
9
Kenniskring Jan Geurts Naam
Opleiding/
Ingangsdatum
Einddatum
Omvang (fte)
Afdeling
Maya Vos *
Dienst OSZ
1 januari 2005
1 januari 2007
0,2
Floor Basten
Extern onder-
1 mei 2005
1 oktober 2005
0,2
zoeker
1 oktober 2005
1 mei 2006
0,4
Hans Tromp **
Proj.
1 januari 2005
1 januari 2007
0,2
Maarten Haverkamp
BBR
1 januari 2005
1 januari 2007
0,2
Rolf Riethof
MWD/CMV
1 januari 2005
1 januari 2007
0,2
Thea de Vries
SPH
1 januari 2005
1 januari 2007
0,2
Janke Westerhuis *
Mondriaan
1 januari 2005
1 januari 2007
0,2
André van der Leest *
Metaalunie
1 januari 2005
1 januari 2007
0,2
* Drukt niet op het SKO budget. ** Drukt gedeeltelijk op SKO budget.
10