Werkgroep Struikelstenen Oss Juni 2013
Een mens is pas vergeten als zijn naam vergeten is.
Stilstaan Struikelstenen in Oss
Inhoudsopgave
Struikelstenen-Stolpersteine ............. 5
De Jodenvervolging in Oss ............... 9
Dr. Hermanslaan 16 ......................... 10
Rozenstraat 29 ................................ 12
Dr. Hermanslaan 8 ........................... 14
Peperstraat 8 .................................... 16
Floraliastraat 65 ............................... 18
Doelenstraat 19 ............................... 20
Spoorlaan 52 .................................... 22
Hooghuisstraat 13 (in de oorlog Heuvel 79) ................... 24
Heuvel 93 ......................................... 26
Westerbork ...................................... 28
Kamp Vught ...................................... 29
Sperre ............................................... 30
Palestinacertificaat ............................ 30
Colofon .............................................. 31
Kortingsbon ....................................... 33
3
Struikelstenen – Stolpersteine Het kunstproject Struikelstenen herdenkt mensen die onder het nationaalsocialisme zijn vermoord vanwege hun etnische afkomst, fysieke of verstandelijke beperking, seksuele voorkeur, politieke of godsdienstige overtuiging. De grootse groep hiervan zijn Joodse burgers. Een Struikelsteen is 10 bij 10 cm. Hij wordt in het trottoir gelegd voor het laatste woonadres van het slachtoffer. De steen heeft een messing bovenkant met naam en gegevens over deportatie en overlijden. Elk slachtoffer krijgt een eigen steen. Als het om een gezin gaat liggen er voor één huis dus meerdere stenen. Struikelstenen heten zo omdat je erover struikelt met je hoofd en je hart. Je moet buigen om de naam te kunnen lezen. De Stolpersteine worden gemaakt door de Keulse kunstenaar Gunter Demnig. Demnig is in 1994 begonnen met het leggen van Struikelstenen in Europa waar inmiddels bijna 40.000 stenen liggen. In Nederland liggen ze in meer dan 60 gemeenten. Het initiatief voor Struikelstenen in Oss werd genomen door de werkgroep Struikelstenen, als vervolg op het succes van het Boek ‘Dr. Hermanslaan, gewoon een bijzondere straat in Oss’. Uit de geschiedenis van de straat bleek dat in de Tweede Wereldoorlog uit de 23 woningen, 32 mensen waren gedeporteerd en vermoord. Op 23 juli 2011 werden in de Dr. Hermanslaan, Spoorlaan en Goudmijnstraat, 56 struikelstenen gelegd. Een jaar later nam de (deels vernieuwde) werkgroep het initiatief om het Struikelstenenproject over heel Oss uit te breiden. Dit betekent het leggen van nog eens 200 gedenkstenen. Inwoners en oud-inwoners van Oss, nabestaanden, verenigingen, scholen en bedrijven brachten hiervoor het benodigde bedrag van meer dan € 22.000 bij elkaar.
4
5
In de eerste week van juli leggen Gunter Demnig en leerling-stratenmakers van Stivako een groot aantal Struikelstenen. In het najaar worden de overige stenen gelegd. Hiermee zullen alle 256 in de Tweede Wereldoorlog gedeporteerde en omgebrachte Ossenaren hun naam voor hun laatste woonadres hebben gekregen. In totaal gaat het om 70 adressen in 25 straten. De werkgroep is bezig met de samenstelling van een gids langs deze adressen, waarin alle slachtoffers met een ‘tekstmonumentje’ worden geportretteerd. Dit boekje is hiervan een voorpublicatie. Het is de bedoeling dat de complete gids in het voorjaar van 2014 uitkomt.
Joodse n aan weggevoerde Heeft u herinneringe n? to’s waar zij op staa Ossenaren of zelfs fo eten!! Laat het ons a.u.b. w dige gids ij deze voor de volle Graag gebruiken w ikelstenen in Oss’. ‘Stilstaan bij de Stru
6
.nl boybaaijens@planet 22 Tel. nr. 0412 - 64 27
7
Een Jodenster, ook wel Davidster genoemd. In het Hebreeuws ‘Mageen David’ (schild van David). Een geel of oranje ster ter grootte van een ‘handpalm’, waarop het woord ‘Jood’ stond.
De Jodenvervolging in Oss In de zomer 1942 telde de Joodse bevolking 364 personen. Vanaf 1940 kregen zij te maken met de anti-Joodse maatregelen van de Duitse bezetter, zoals het verbod op ritueel slachten en de verplichte heffing aan het Comité voor Vluchtelingen, later de Joodse Raad. In mei 1941 werd een beroepsverbod afgekondigd voor o.a. Joodse artsen die alleen nog maar voor Joodse patiënten mochten werken. Vanaf 1942 werd het dragen van de Jodenster verplicht. Bij veel bedrijven werden Joden ontslagen, ook al waren de oprichters en eigenaren zelf Joods, zoals Zwanenberg. In 1942 werden alle Joodse bedrijven onteigend, bijvoorbeeld de drukkerij van Simon van Os aan de Spoorlaan. Veel Joodse mensen werden werkloos en opgeroepen voor tewerkstelling. De gemeente verstrekte de bezetter een lijst van gezonde mannen die werden opgeroepen om dwangarbeid te verrichten in werkkampen in Overijssel, Drenthe of Oost Europa. Eind augustus 1942 vond de eerste grote deportatie plaats uit Oss. Op 2 oktober volgde de tweede. De gemeente Oss schakelde busonderneming BBA in en declareerde hiervoor de kosten (van f 120 en f 180) bij de Zentralstelle für jüdische Auswanderung. Op 10 april 1943 werden nog ongeveer 80 Joodse mannen, vrouwen en kinderen uit hun huizen gehaald en op vrachtwagens overgebracht naar Kamp Vught. Er bleven toen nog 29 Joden in Oss, waarvan er 23 een medische indicatie hadden.
Voormalige Joodse synagoge in Oss uit 1831, foto uit 1977. Foto: Stadsarchief Oss/Paul van der Werff
8
Op 4 augustus 1944 zijn de laatste 19 Joodse Ossenaren door Jodenjagers opgehaald en op transport gesteld naar Westerbork. Daar vertrok op 3 september 1944 de laatste trein naar Auschwitz. Onder de 1019 gedeporteerden bevonden zich de 19 Joden uit Oss. Ook Anne Frank is met dit transport weggevoerd.
9
Dr. Hermanslaan 16
Aaron Colthof 68 jaar Ella Colthof 34 jaar Cornelia van Baaren-Colthof 64 jaar
Aaron Colthof
was getrouwd met Esther Hirsch. Zij overleed in maart 1942. Zij hadden 7 kinderen waarvan er 4 de oorlog hebben overleefd. Hij was 2e voorganger en koosjer slager Zoon Sam was de 1e niet katholieke onderwijzer op de openbare lagere school in Oss. Ella was kraamverzorgster en zij werkte voor de Joodse Raad. Aarons zus Cornelia woonde bij het gezin in. Aaron en Cornelia zijn in april 1943 gedeporteerd naar Sobibor en daar na aankomst vermoord. Ella kwam in mei 1943 in Westerbork aan. Zij is in maart 1944 op transport gesteld en direct na aankomst in Auschwitz vermoord.
Letti Willemsen
‘Wij woonden toen in de Booglaan en ik zag dikwijls Joodse mensen met een juten zak op de rug het villapark in gaan. Daar zat een kip in of zo. Een tijdje later kwamen ze weer langs en soms lekte er wat bloed uit die zak, dan gingen ze met een koosjer geslachte kip naar huis.’
Suzan van Latum
Boven: familie Colthof in de tuin: (vlnr) Samuel Juda, Ganna, vader Aaron, Eva, Benjamin, moeder Esther, Ella, Ies. Foto: familie Colthof Onder: Cornelia van Baaren-Colthof schreef haar naam in een machzor (gebedenboek) voor Pesach. Foto: JHM/Archief Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap
10
‘Ik werd altijd kwaad als ik het geschreeuw hoorde van de kippen die bij buurman Colthof in de achtertuin werden geslacht. We hebben een keer ‘kippenmoordenaar’ achter op het hok geschreven. De familie Colthof bouwde ieder jaar een Loofhut met Loofhuttenfeest. Een prachtig houten huisje met banken. Ze zongen en hun liederen zweefden over de heg naar ons.’
Bettie Colthof, kleindochter van Aaron
‘Ikzelf ben van na de oorlog. Mijn grootvader was als geestelijk voorganger in dienst van de Israëlitische gemeente in Oss. Vader heeft nooit over de oorlog willen praten. Hij en mijn moeder Ella hebben Bergen Belsen overleefd. Ze hebben in Nederland gewoond totdat mijn vader met pensioen ging. Toen zijn ze geëmigreerd naar Israël.’
11
Rozenstraat 29
Markus Grunwerg 40 jaar Gittel Taube Grunwerg-Ziffer 33 jaar Gershon Grunwerg 8 jaar Anna Regina Grunwerg 5 jaar Szijja Froin Altszuler 48 jaar
Markus Grunwerg
was elektricien bij Zwanenberg. Hij was lid van de commissie die Joden hielp bij het vinden van een nieuwe baan of beroepsopleiding. Dit was actueel na de beroepsverboden. In het voorjaar van 1942 werd Markus in Gouda te werk gesteld als verpleger. Hij had daarvoor een Sperre. Moeder Gittel Taube en de kinderen verhuisden gedwongen naar de Lepelstraat 69 in Amsterdam waar veel Joden in afwachting waren van deportatie. Alle gezinsleden zijn op 27 mei 1943 aangekomen in kamp Westerbork en samen op 1 juni op transport gesteld naar Sobibor. Daar zijn zij allemaal op 4 juni 1943 vermoord. Markus Grunwerg had een Palestinacertificaat aangevraagd om zich daar te kunnen vestigen. Toen de certificaten eind 1943 werden verstrekt was het gezin al vermoord.
Hendrik, Diny en Jan Roelof de Jonge
Boven: het gezin Grunwerg: vader Markus, Anna, moeder Gittel en Gershon. Onder: Gershon. Rechts: moeder Gittel met Anna en Gershon. Foto’s: familie De Jonge
‘We hebben 4 jaar op nummer 27 naast de familie Grunwerg gewoond. Heel aardige mensen, ze kwamen uit Polen. Iedere zaterdag moesten wij bij hen het gas aan maken, dat mochten zij niet zelf doen omdat op Sabbat niet gewerkt mag worden.’
Jan Roelof
‘In de oorlog heeft meneer Grunwerg zijn gouden horloge aan mijn vader gegeven. Op de bovenkant staat MG, van Markus Grunwerg. Wij hebben het altijd bewaard.’
Huisschilder Szijja Froin Altszuler
12
woonde ook in de Rozenstraat 29. Het is niet duidelijk wat zijn relatie was met de familie Grunwerg. Szijja is in het najaar van 1942 gedeporteerd en te werk gesteld in de mijnen in Fürstengrube in de buurt van Auschwitz. Volgens getuigen was hij op 11 maart 1943 niet meer in leven.
13
Dr. Hermanslaan 8
Alexander van Dijk 47 jaar Sophie de Vries 59 jaar
Kleermaker Alexander van Dijk
was getrouwd met Johanna Gazina de Haas, zij hadden twee kinderen: Jacob en Annie. De broer van Alexander, Izaak, woonde ook in de Dr. Hermanslaan en wel op nummer 9.
Alexander is op 23 oktober 1942 naar Auschwitz gedeporteerd. Volgens een getuige is hij in het voorjaar van 1943 in een van de werkkampen rond Auschwitz (Ottmuth) aan uitputting overleden. In het huis van Alexander woonde ook huishoudster Sophie de Vries. Zij is op 31 augustus 1942 via Westerbork gedeporteerd naar Auschwitz en daar meteen na aankomst op 3 september vermoord.
Chelly Meijer-van Dijk
Boven: familie Van Dijk, tweede linksachter: Alex, vierde van rechts: Izaak. Voor hem: moeder Dina met baby Chelly (medio jaren 30). Rechts: mei 1940, de zes-jarige Rachel, met in haar armen Sjengske Gardeniers. Foto’s: Chelly Meijer-van Dijk
14
‘Alexander van Dijk was mijn oom. Hij had met mijn vader en oom Leonard een stoffen- en manufacturenzaak op de Heuvel in Oss. Leonard woonde daar en stond in de winkel, Alex maakte boven maatkostuums en mijn vader ging de boer op voor klanten. Oom Alex en oom Leonard hebben zich in 1942 gemeld voor een werkkamp in Dalfsen. Mijn vader kreeg uitstel omdat mijn moeder ziek was.
Ik heb gehoord dat tante Johanna op bezoek ging bij oom Alex in het werkkamp. Ze mocht een pakje voor hem meenemen. Onderweg heeft ze in de trein iemand gesproken die ze kende. Die waarschuwde haar en zei, mevrouw ga terug. Ga daar niet naar toe, want u komt nooit meer thuis. Tante Johanna maakte rechtsomkeer en is kort daarna met de kinderen ondergedoken. Dat was in augustus, september 1942, in dezelfde tijd dat ons gezin onderdook. Want mijn ouders vertrouwden het ook niet meer’.
15
Peperstraat 8
Maurits Zilverberg 33 jaar Jo Zilverberg-Pagrach 28 jaar Rosalina Zilverberg 6 maanden
Rosalina Zilverberg. Foto: Bert Wattenberg ‘Een Rondje door Oss’
Maurits Zilverberg
In 1942 raakte koopman Maurits Zilverberg zijn baan kwijt en werd hij opgeroepen voor het werkkamp. Daaraan gaf hij gehoor. Het idee bestond, dat als je je als man meldde voor de werkverschaffing, ze je gezin met rust lieten. Jo was in verwachting. Toen eind augustus de eerste grote deportatie uit Oss plaatsvond was Jo hoogzwanger. Ze werd voor de bevalling in het St. Annaziekenhuis opgenomen. Ze zal hier door een Joodse arts zijn geholpen, want Joodse artsen mochten alleen Joodse patiënten helpen. Op 5 oktober 1942 werd Rosalina geboren. Jo kon nog enkele weken in het ziekenhuis blijven en keerde toen met haar baby terug naar de Peperstraat. Spoedig daarna ging ze inwonen bij haar zwager Henri Zilverberg en zijn vrouw Rosetta van Zwanenbergh in de Molenstraat 143. Henri en Rosetta hadden een dochtertje, Emma van een half jaar.
In het voorjaar van 1943 werden Jo, Henri, Rosetta en de twee baby’s opgeroepen voor de Arbeidseinsatz. De familie Tielemans uit de Peperstraat bood aan om Rosalientje in hun gezin op te nemen, maar Jo wilde zich met haar zo snel mogelijk bij haar man Mau voegen. Ze was in de veronderstelling dat ze met hem herenigd zou worden. Het is onwaarschijnlijk dat ze Maurits nog heeft gezien.
Jo, Rosalina en het gezin van Henri zijn in kamp Vught terecht gekomen. De omstandigheden waren daar mensonterend. Er was onvoldoende voedsel en kleding. Het drinkwater was zwavelhoudend en er kwamen veel infecties en kinderziektes voor.
Daar is Rosalina, 6 maanden oud, op 17 april 1943 ’s avonds om half negen overleden.
Jo, Rosetta en Emma zijn van Vught overgebracht naar Westerbork. Op 13 juli 1943 zijn zij op transport gesteld naar Sobibor, waar zij na aankomst op 16 juli zijn vermoord. Henri was hier al eerder, op 11 juni 1943 omgebracht.
16
17
Floraliastraat 65
Jacques Henri Diependaal 48 jaar Helena Diependaal-Hes 47 jaar Joseph Hugo Diependaal 21 jaar Marianne Bertha Haagens-Diependaal 20 jaar Samuel Albert Diependaal 16 jaar Henri Jacques Diependaal 13 jaar Paula Emelia Diependaal 10 jaar Rosa Katzman-Katz 63 jaar Onder: Helena Hes, Samuel Albert (donkere kleding), Joseph Hugo, Henri Jacques (op het fietszadel) en Marianne (achter het raam) voor hun woning aan de Houtstraat. Later verhuisden zij naar de Floraliastraat 65.
was winkelchef bij Zwanenberg, dat later de Unoxwinkel werd. Eind augustus 1941 werd hij net als alle andere Joodse werknemers bij Zwanenberg op staande voet ontslagen. De oudste dochter Marianne was van beroep telefoniste. Rosa Katzman-Katz woonde bij de familie in. Zij was alleenstaand en van haar is geen gezinsverband bekend.
Buurtbewoner Geert Verweij herinnert zich zijn leeftijdsgenoten Sam en Henri. Hij vertelt hoe hij nooit is vergeten hoe Paula Diependaal met haar pop in de hand klaar stond voor deportatie begin oktober 1942.
Trees Lammerts-van de Coevering
Foto: Bert Wattenberg ‘Oss efkes geleeje’
Boven: Vooraan Trees (l) met Paula Diependaal (r). De foto is genomen bij familie Van de Coevering achter het huis in de Kortfoortstraat 90. Foto: Trees Lammerts-van de Coevering
18
Jacques Henri Diependaal
‘Mijn oudste zus werkte in de huishouding bij de familie Diependaal. Wij woonden om de hoek in de Kortfoortstraat en ik speelde wel eens met Paula. Ik herinner me de vrachtauto waarop alle Joden uit de buurt werden verzameld. Sam, de oudere broer van Paula, werkte bij een bakker en was brood rondbrengen. Ze hebben met het transport op hem gewacht.’
In kamp Westerbork is Marianne Bertha op 10 oktober getrouwd met Salomon Haagens die ook in de Floraliastraat had gewoond. De ouders van Marianne waren bij de huwelijksvoltrekking aanwezig en hebben de trouwakte getekend. Helena, Marianne, Henri en Paula zijn op 15 oktober 1942 in Auschwitz vergast. Rosa Katzman-Katz een maand later op 27 november. Vader Jacques Henri en Samuel Albert zijn op 28 februari 1943 in Auschwitz vermoord. Joseph Hugo is in Troppau in de mijnen tewerkgesteld. Hij is tijdens de evacuatietocht van Buchenwald naar Dachau in april 1945 overleden.
Na de deportatie van de familie Diependaal werd het huis door de bezetter gevorderd. Rijks Duitsers, een vrouw met twee zonen, betrokken de woning. Niemand in de straat had contact met hen, zij werden gemeden.
19
Doelenstraat 19
Dr. Salomon Kober
Salomon Kober 41 jaar Eva Jenni Kober-Hainauer 39 jaar Marianne Miriam Kober 14 jaar Ruth Margarete Kober 11 jaar Michael Willem Kober 7 jaar
Michael Willem
Ruth Margarete
Marianne Miriam Deze foto is gemaakt op 3 maart 1940 de 10e verjaardag van Marianne Miriam. Foto’s: NIW/JHM
20
was vanaf 1925 als scheikundig ingenieur in dienst bij Organon. Hij was leider van de fabricage van Menformon. Sinds de zomer van 1942 woonde hij in Oss. Het gezin Kober was in eerste instantie vrijgesteld van deportatie. In november 1943 werd het gezin toch opgepakt en naar Westerbork gedeporteerd. Op 18 januari 1944 zijn zij van hieruit naar Theresiënstadt getransporteerd. Hier kwamen vooral bevoorrechte Joden terecht en het idee bestond dat je het er niet slecht zou hebben. Er reden personentreinen naartoe en je mocht zoveel bagage meenemen als je wilde.
Theresiënstadt was een vestingstad in Tsjechië, tussen Praag en Dresden. Vanaf 1941 deed het dienst als getto voor Joden. Het was een doorgangskamp naar de vernietigingskampen. De oorspronkelijke bevolking was hiervoor gedeporteerd. In hun huizen woonde Duits kamppersoneel, in het garnizoensgedeelte de Joodse gevangenen.
Het getto werd bestuurd door een Joodse Raad die onder andere lijsten opstelde van wie gedeporteerd zou worden. Weigerde men met de Duitsers mee te werken, dan zouden alle bewoners weggevoerd worden. De leefomstandigheden werden in de loop van de oorlog steeds slechter. Waar eerst 7.000 Tsjecho-Slowaken hadden gewoond, werden nu 50.000 mensen gehuisvest. Er was weinig voedsel en alleen al in 1942 stierven 16.000 bewoners.
De familie Kober heeft driekwart jaar in Theresiënstadt gezeten. Vader Salomon is op 28 september 1944 naar Auschwitz overgebracht. Van daaruit is hij tewerkgesteld in de mijnen in Golleschau. Hij is op 7 februari 1945 overleden. Drie weken na zijn deportatie zijn Eva Jenni en de drie kinderen op transport gesteld naar Auschwitz. Daar zijn zij direct na aankomst vermoord.
21
Spoorlaan 52
Salomon en Antje
Salomon Fresco 51 jaar Antje Fresco-Hes 51 jaar Rosina Fresco 20 jaar Marcus Fresco 15 jaar Rosina Fresco Foto: Bep Haarbosch
Handelsreiziger Salomon en poffermaakster Antje Fresco-Hes woonden met hun kinderen Rosina en Marcus aan de Spoorlaan 52. Salomon werd in 1942 te werk gesteld in Twilhaar in Overijssel. Op 2 oktober 1942 werden alle mannen uit dit werkkamp naar Westerbork overgebracht in het kader van de zogenaamde ‘gezinshereniging’. Hij is met Antje en Marcus op 5 oktober 1942 naar Auschwitz gedeporteerd. Salomon en Antje zijn daar direct na aankomst op 8 oktober vermoord.
Marcus heeft nog ruim een jaar geleefd en is waarschijnlijk ergens te werk gesteld. Op 31 augustus 1943 is hij, 15 jaar oud, ergens in Midden Europa overleden.
Bep Haarbosch
22
‘Ik was een tijd bevriend met Rosien. Toen het voor de Joden allemaal moeilijk werd gaf ik haar mijn Persoonsbewijs. Maar ze moest me beloven dat ze Oss uit zou gaan. Rosien is gaan werken als kindermeisje in Maastricht en ik ging naar de politie om aangifte te doen van mijn verloren persoonsbewijs. Ik ben wel vier keer ondervraagd door Keultjens, die bleef maar vissen maar ik hield voet bij stuk dat ik het verloren was. Later is Rosien teruggekomen en toen heeft ze toch een persoonsbewijs met een J gekregen.’
Rosien heeft vanuit de Joodse Raad als ziekenverzorgster gewerkt in Rusthuis Hannah aan de Spoorlaan en later in het Rusthuis van Isaac Elsbach in de Monsterstraat 6. Zij is op 3 september 1944 met de laatste groep Joden uit Oss naar Auschwitz gedeporteerd en daar vermoord.
23
Hooghuisstraat 13
Hugo Daniel Hes 55 jaar Betje Hes-Parfumeur 44 jaar Mia Jetta Sienij Hes 12 jaar Rosina Jetta Antje Hes 11 jaar Hijman Leman Hes 10 jaar Henriëtte Dina Truus Hes 8 jaar Dia Helene Hes 6 jaar Jehudah Jacob Louis Hes 4 jaar Samuël Aaron Salmij Hes 2 jaar
Hugo Hes
was lid van de Joodse Raad in Oss. Hij kreeg met zijn gezin uitstel van deportatie door een verklaring van huisarts Margarith Danby, dat dochter Mia roodvonk had en er besmettingsgevaar was. De familie Hes mocht hun woning niet verlaten. Zij werden verzorgd door Rosina Fresco, Bertha Zilverberg, Sophie Toncman en hun nichtje Roosje Hes. Dit waren de ‘ziekenverzorgsters’ van het Rusthuis van Isaac Elsbach in de Monsterstraat. Mevrouw Hes werd erg depressief, wat de situatie nog moeilijker maakte. Het aanbod om de kinderen onder te laten duiken werd door Hugo en zijn vrouw afgewezen. Op 4 augustus 1944 werd de familie na een tip opgehaald door Jodenjagers van de Colonne Henneicke uit Amsterdam. NSB’er Eddy Moerberg ving f 7,50 kopgeld per persoon. Bertha Zilverberg en Rosina Fresco reisden met de familie Hes naar Westerbork. Op 3 september vertrokken zij uit Westerbork, met de laatste trein naar Auschwitz. Hierin zat ook Anne Frank en haar familie. Op 6 september is de familie Hes in Auschwitz vermoord. Bertha Zilverberg heeft als enige van deze groep Auschwitz overleefd.
Toni Boumans
vertelt dat haar moeder in de zomer van 1944 vaak langs het huis op de Heuvel liep en de kindjes Hes zag. Ze stonden met hun neusjes tegen de ruiten naar buiten te kijken. Ze vroeg zich dan af waarom die kinderen niet naar buiten mochten.
Ria den Brok
Boven: de Heuvelstraat gezien vanaf de Hooghuisstraat, 1917.
‘Ik weet nog goed dat ik, acht, negen jaar oud, bij de Heuvel een opstootje zag. Voorbijgangers, stonden stil en keken naar wat er gebeurde bij het huis op nummer 79. Uit een winkel met een portiek, waar in het midden een deur zat, kwamen kinderen naar buiten. Eén voor één, braaf en gelaten liepen ze achter elkaar. De moeder, met een kindje op haar arm, sloot de rij. Zij liep huilend helemaal achteraan.’
Foto: Stadsarchief Oss Links: familiebericht, NIW 11 mei 1928.
24
25
Heuvel 93
Ernst Hirsch 28 jaar
Ernst Hirsch
kwam als Duitse vluchteling op 6 juli 1937 in Enschede aan. Hij was actief in de Zionistische Jeugdfederatie en woonde tot 1939 op de Jeugdfarm Catharinahoeve in Gouda. Hier bereidden Joden zich voor op emigratie naar Palestina. Daarna werkte Ernst in Oss.
Vanaf 1942 was hij actief in de ondergrondse beweging en medeorganisator van vluchtroutes voor Palestina-Pioniers naar Spanje. Hij organiseerde de Nederlandse netwerken: het verbergen van Joodse mensen, het verstrekken van valse papieren en het bieden van sociale hulp. Hij zorgde voor onderdak in Antwerpen en zocht naar een veilige grensovergang van België naar Frankrijk. Regelmatig ‘wipte hij over’ van Antwerpen naar Nederland, ondanks de strenge grenscontroles, om berichten over te brengen en geld voor vluchtelingen op te halen. Dan maakte hij indruk met Vlaamse kranten en Belgische sigaretten. Hij was ook betrokken bij het helpen ontsnappen van gevangenen uit Westerbork.
Zijn codenaam was ‘Willy’. Volgens getuigen was hij een avontuurlijke, sympathieke jongen en een grote steun voor zijn omgeving. Hij was praktisch aangelegd en had een flinke portie brutaliteit en moed. Ernst Hirsch leek er op te vertrouwen dat hij altijd door alle gevaren heen zou rollen.
Hij werd verraden en gearresteerd in Parijs in april 1944 tijdens een bijeenkomst van verzetsmensen. In augustus is hij gedeporteerd en in Bergen-Belsen in april 1945 vermoord.
In 1947 hebben overlevende Palestina-Pioniers op één van de hellingen van de berg Efraïm in Galilea, in het toenmalige Palestina, het Westerweel-Woud aangeplant. Hier is een monument opgericht met namen van tijdens de oorlog omgekomen Palestina-Pioniers, waaronder Ernst Hirsch.
Ernst Hirsch ‘Willy’. Foto: Collectie Yad Vashem
26
27
Westerbork Voor de Tweede Wereldoorlog woonden er 140.000 Joden in Nederland. Hiervan is 75% gedeporteerd. In België en Frankrijk was dat 40%. De transporten naar Oost-Europa gingen via kamp Westerbork. Na de machtsovername van Adolf Hitler waren duizenden Joden naar Nederland gevlucht. Zij werden vanaf februari 1939 door de Nederlandse regering centraal ondergebracht in een opvangkamp in Drenthe. Vlak voor de Duitse bezetting telde dit Centraal Vluchtelingenkamp Westerbork ongeveer 750 Joodse vluchtelingen. Na de Nederlandse capitulatie mochten zij het terrein niet meer af en werden zij te werk gesteld. Begin juli 1942 kwam het kamp, dat aanvankelijk onder Nederlands bestuur had gestaan, onder verantwoordelijkheid van de Duitse veiligheidspolitie en stond voortaan officieel te boek als ‘Judendurchgangslager Westerbork’. De enige bestaansreden van het kamp was Joden en zigeuners (Sinti en Roma) naar het oosten te deporteren. Al op 15 juli werden de eerste Joden op transport gesteld. Er zouden nog 92 transporten volgen. De meeste gevangenen kwamen in Auschwitz-Birkenau en Sobibor om het leven. In totaal heeft het doorgangskamp 101.525 Joodse gevangenen geherbergd. Hiervan zijn de meesten niet langer dan enkele weken, soms zelfs een luttel aantal uren, in het kamp geweest. Er zijn ruim tweehonderd Joden uit het kamp gevlucht.
28
Kamp Vught Vele Joden uit Noord-Brabant zijn eerst in Kamp Vught ondergebracht. Er waren barakken voor mannen en vrouwen en barakken voor kinderen vanaf 4 jaar. Alleen op zondag mochten de ouders elkaar en hun kinderen zien. De mannen werkten veelal in projecten, bijvoorbeeld in Moerdijk. Op het kamp zelf stond een fabrieksbarak van Philips. Hierin verrichtten Joodse gevangenen, onder wie veel vrouwen, montagewerk. Ze maakten o.a. knijpkatten. In totaal werden ruim 31.000 mensen tussen januari 1943 en september 1944 kort of langere tijd opgesloten in het kamp. Naast 12.000 Joden zaten in Vught politieke gevangenen, verzetsstrijders, Sinti en Roma, Jehova Getuigen, zwervers, zwarthandelaren, homoseksuelen, criminelen en gijzelaars. Van hen vonden zeker 749 kinderen, vrouwen en mannen in het kamp de dood door honger, ziekte en mishandeling. Hieronder waren 329 gevangenen die zijn geëxecuteerd. Veel gevangen werden vanuit Vught naar vernietigingskampen weggevoerd. Dat gold vooral voor de Joodse gevangenen. Berucht zijn de twee kindertransporten. Op 6 juni 1943 vertrokken de kinderen van 0 tot 3 met hun moeder. De volgende dag de kinderen van 4 tot 16 met hun vader of moeder. Tenminste 1.269 Joodse kinderen uit kamp Vught werden via Westerbork gedeporteerd naar Sobibor in Polen. Daar zijn ze vrijwel direct na aankomst om het leven gebracht.
29
Sperre Een ‘Sperre’ was een document waarmee je tijdelijk vrijgesteld werd van deportatie. Reden om een Sperre te krijgen was bijvoorbeeld dat je onmisbaar was in de oorlogsindustrie, werkzaam was bij de Joodse Raad of in bezit van een paspoort van een ‘bevriende staat’. In oktober 1942 hadden 17.000 personen zo’n document waarmee zij hoopten veilig te zijn. De vrijstelling had echter altijd het bijschrift ‘bis auf weiteres’. Een ‘Sperre’ werd door de bezetter vooral gegeven om de achterblijvers in toom te houden en bijvoorbeeld de deportaties verspreid te laten verlopen. Uiteindelijk is vrijwel iedereen op transport gesteld.
Palestinacertificaat Dit immigratiedocument werd uitgegeven door de Jewish Agency for Palestine. De Britse mandaatregering had het aantal certificaten op maximaal 7.500 per jaar gesteld. Om hiervoor in aanmerking te komen moesten de immigranten familieleden in Palestina hebben. In 1942 besloten de Duitsers dat een aantal Joden zich in Palestina mocht vestigen, in ruil voor het vertrek van Duitsers uit Palestina. Veel Joden vroegen toen zo’n certificaat aan. Wie in afwachting was van dit document werd aanvankelijk door de Duitsers met rust gelaten.
Colofon Samenstelling Astrid Baaijens Conny Leijten Petra de Ruijter Tekst Conny Leijten www.op-verhaal.nl Samenstelling beeldmateriaal Petra de Ruijter Research Astrid Baaijens Tjeu van Hout Conny Leijten Petra de Ruijter Nico Schouten Juni 2013 © Conny Leijten
De Jewish Agency for Palestine gaf eind 1943 uiteindelijk 1.297 certificaten uit. Veel van de aanvragers waren toen al gedeporteerd. De houders van de certificaten werden in januari 1944 overgebracht naar het uitwisselingskamp Bergen-Belsen. Uiteindelijk kwamen slechts 221 van hen in juli 1944 in Palestina aan.
30
31
Kortingsbon
€ 3, Goed voor
50
korting bij aankoop van de volledige gids ‘Stilstaan bij de Struikelstenen in Oss’. Geplande uitgave april 2014
32
33
34