Werkgroep Rekenkamercommissies Cranendonck Eindhoven de Kempengemeenten Veldhoven
Met de rug tegen de muur? Onderzoek NRE periode 1999 - 2009
juni 2010
Onderzoek NRE
periode 1999 - 2009
MET DE RUG TEGEN DE MUUR?
Werkgroep Rekenkamercommissies Cranendonck, Eindhoven, de Kempengemeenten en Veldhoven
Colofon
Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Leden: Hans van Berlo Tineke van den Biggelaar Nol van Drunen Mario van Hamersveld Tom van Heesch Arno Uijlenhoet
secretaris rekenkamercommissie Veldhoven secretaris/onderzoeker rekenkamercommissie Eindhoven voorzitter rekenkamercommissie Kempengemeenten voorzitter rekenkamercommissie Eindhoven vice-voorzitter rekenkamercommissie Eindhoven secretaris rekenkamercommissie Cranendonck
Uitgave Gemeente Eindhoven
Datum Juni 2010
Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 2 / 64
Inhoudsopgave SAMENVATTING .......................................................................................... 5 INLEIDING ................................................................................................. 6 1.1 Context ..............................................................................................................................6 1.2 Aanleiding..........................................................................................................................7 HOOFDSTUK 2. PROBLEEMSTELLING EN AANPAK ................................................. 8 2.1 Probleemstelling................................................................................................................8 2.2 Aanpak ..............................................................................................................................8 HOOFDSTUK 3. DE RECONSTRUCTIE ................................................................. 9 3.1. De periode 1999 tot 2004..................................................................................................9 3.1.1 Inleiding ...........................................................................................................................9 3.1.2 Strategische oriëntatie NRE ..........................................................................................10 3.1.3 Verkoop aan Endesa.....................................................................................................12 3.1.4 Verkoopproces stagneert, gevolgen voor NRE .............................................................13 3.1.5 Heroriëntatie.................................................................................................................15 3.1.6 Terugblik periode 1999-2004 ........................................................................................17 3.2 De periode 2004 tot 2009.................................................................................................18 3.2.1 Inleiding .........................................................................................................................18 3.2.2 Verkoopproces van NRE Energie B.V...........................................................................19 3.2.3 Beoogde 49% verkoop NRE netwerk............................................................................22 3.2.4 Project Goose/Intergas..................................................................................................27 3.2.6 Vervolg Project verkoop NRE-Holding ..........................................................................33 3.2.7 Afsluiting........................................................................................................................42 3.3. Terugblik periode 2004-2009 ..........................................................................................43 HOOFDSTUK 4 HET PROCES NADER BEZIEN .......................................................45 HOOFDSTUK 5 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN ................................................45 BIJLAGEN Bijlage 1. Tijdsbalk procesgang Bijlage 2. Context Bijlage 3. Opgave bestudeerde documenten Bijlage 4 Opgave geïnterviewden Bijlage 5. Aandeelhouders NRE Bijlage 6. Toelichting op bv structuren NRE Bijlage 7. Raden van commissarissen Bijlage 8. Vereenvoudigde structuur NRE ObN–NetH.
Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 3 / 64
53 56 59 65 61 62 63 64
Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 4 / 64
SAMENVATTING De kwaliteit van het besluitvormingsproces inzake de voorgenomen verkoop van het Nutsbedrijf Regio Eindhoven (NRE) staat centraal in dit rapport. In de jaren negentig oriënteerde het -voorheen publiek- bedrijf zich samen met de gemeenten die aandeelhouders waren op verkoop aan een private partij. Naar de gang van zaken in het afgelopen decennium is onderzoek verricht door een werkgroep bestaande uit een vertegenwoordiging van de rekenkamercommissies van de betreffende gemeenten. Was het proces van besluitvorming adequaat, hoe zat het met de informatievoorziening en welke rol hebben de partijen vervuld? En kunnen er verbetersuggesties worden geformuleerd voor toekomstig handelen van gemeenten in soortgelijke situaties? De werkgroep heeft op basis van documentanalyse van het NRE dossier een reconstructie op hoofdlijnen gemaakt. Deze is aangevuld met de inzichten verkregen uit toelichtende gesprekken met een aantal betrokkenen in dit proces. Er worden twee fasen onderkend: een eerste fase van 1999-2004, waarin met het Spaanse bedrijf Endesa verregaande afspraken werden gemaakt en een tweede fase, van 2005-2009, waarin onder meer nauw werd samengewerkt met het Australische bedrijf MEIF als kandidaat koper. De deal met Endesa ging niet door, omdat de toenmalige minister haar toestemming onthield, ook de voorgenomen verkoop aan MEIF werd uiteindelijk niet geëffectueerd. De werkgroep plaatst de gang van zaken nadrukkelijk in de context van de veranderende landelijke ontwikkelingen op het gebied van liberalisering en privatisering. Het blijkt dat de gemeenten de weerstand tegen verdergaande privatisering nogal hebben onderschat. Er wordt geconstateerd dat er wel wat verschillen in aanpak zijn geweest in de eerste en de tweede fase, maar het ondernemen in de private sector is voor de (lokale) overheid een problematische aangelegenheid, zo blijkt weer. Het besluitvormingsproces laat een aantal flinke tekortkomingen zien- het proces was niet adequaat. Er is niet gebleken dat de informatieverstrekking in het algemeen incorrect of onvolledig was, hoewel er traag werd gecommuniceerd over een tariefkorting. Maar gezien onder meer het complexe karakter en het ontbreken van specialistische kennis, waren er problemen met de transparantie. Uit oogpunt van de democratische verantwoording zijn er aanzienlijke risico’s gelopen bij de behartiging van de publieke taak. De gemeenten waren onvoldoende toegerust de gang van zaken in het privaatrechtelijke domein te sturen, monitoren en controleren. Er wordt een aantal aanbevelingen gedaan voor handelen van gemeenten in vergelijkbare situaties. Van groot belang is er meer boven op te zitten; dit houdt onder andere in het vormgeven van een integrale planmatige aanpak in termen van normen van kaderstelling, uitvoering, controle en monitoring met behulp van verstrekte informatie en bijsturing. Er worden onder meer suggesties gedaan met betrekking tot de rol van gemeenten, projectmatige aanpak, borging van personele continuïteit, procesafspraken over terugkoppeling van informatievoorziening, het aanbrengen van voldoende ‘checks & balances’, de inschakeling van onafhankelijke deskundigen en de aanstelling van toezichthouders op basis van eigentijdse eisen van effectiviteit.
Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 5 / 64
1.INLEIDING Het verkoopproces van Nutsbedrijf Regio Eindhoven (NRE) heeft de regionale gemoederen de afgelopen tien jaar flink bezig gehouden. Wat waren destijds overwegingen die leidden tot de voorgenomen verkoop, hoe is het (besluitvormings)proces verlopen en welke gevolgen had dat voor het bedrijf, voor de gemeenten en de burgers? En, heeft het uiteindelijk opgeleverd wat ervan verwacht werd? Dat zijn vragen die aan de orde komen in dit rapport. Wat gebeurd is, kan niet los worden gezien van de algemene economische en politieke ontwikkelingen eind jaren ’80 op landelijk en internationaal niveau. Daarom wordt allereerst kort ingegaan op de context van het verkoopproces in de loop van de jaren.
1.1 Context De overheid had van oudsher een sterke bemoeienis bij de productie, het transport en de levering van elektriciteit en gas in Nederland. Overheden waren verantwoordelijk voor de energielevering door nutsbedrijven. Vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw ontstond een roep om de energiemarkt (gas en elektriciteit) te privatiseren. Volgens de opvattingen van die tijd zou via privatisering en liberalisering tot een betere en kosteneffectieve dienstverlening leiden. Mede onder invloed van ontwikkelingen in het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten (waar gemeentelijke taken al sterk beperkt waren) ontstond in Nederland de idee dat gemeenten zich meer zouden moeten beperken tot hun kerntaken. Gemeentelijke diensten zouden afgestoten of geprivatiseerd kunnen worden. Financiële overwegingen speelden daarbij vanaf het begin een belangrijke rol: de private sector zou een aantal van die diensten beter en goedkoper kunnen aanbieden dan ambtelijke diensten, die zich kenmerkten door logheid en starre arbeidsvoorwaarden. De betreffende wetgeving was in ontwikkeling. Bepalend waren de Elektriciteitswet (1998) en de Gaswet (2000). De Dienst uitvoering en Toezicht energie (DTe) controleerde de naleving van deze wetten. De laatste tien jaar voerde de overheid een beleid waarbij doelen over privatisering en liberalisering frequent veranderden. Voor een overzicht met achtergrondinformatie over de ontwikkelingen dienaangaande zie bijlage 2.
Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 6 / 64
1.2
Aanleiding
De afgelopen 10 jaar is de verkoop op verschillende momenten van het regionale energiebedrijf NRE aan de orde geweest. Door onder meer opvattingen over liberalisering van de energiemarkt werden eind jaren negentig onderhandelingen gevoerd tussen NRE en het Spaanse energiebedrijf Endesa over overname van NRE. De onderhandelingen leidden tot een voorlopige koopovereenkomst, waarbij Endesa voor 890 miljoen gulden NRE zou overnemen van haar eigenaar, in casu twaalf gemeenten in Zuidoost Brabant (Bergeijk, Best, Bladel, Cranendonck, Eersel, Eindhoven, Heeze-Leende, Nuenen, Oirschot, Reusel-De Mierden, Veldhoven en Waalre). De voorgenomen overname werd in 2002 afgeblazen omdat de toenmalige minister van Economische Zaken (EZ) Jorritsma, haar toestemming onthield aan een volledige overname door Endesa. De minister stelde zich op het standpunt dat de stroomnetwerken in handen dienden te blijven van de lokale overheden. Of ook handelsactiviteiten verkocht zouden mogen worden bleef lang onduidelijk. In 2005 diende zich een nieuw voornemen tot (gedeeltelijke) verkoop van het energienetwerk van NRE aan, ditmaal aan het Macquarie European Infrastructure Fund (MEIF)1. Ook deze (voorgenomen) verkoop is, als gevolg van veranderde politieke opvattingen over de wenselijkheid van privatisering en minderheidsprivatisering van publieke nutsfuncties, uiteindelijk niet geëffectueerd. Na fusies en reorganisaties is tenslotte het bedrijf in 2010 verkocht aan Alliander, een zelfstandige netwerkbeheerder. De twaalf gemeenten (de aandeelhouders) werden voor veranderende financiële, bestuurlijke en organisatorische kwesties gesteld waarin zij een bepalende rol speelden. Er was behoefte in die gemeenten de besluitvormingsprocessen rond het NRE dossier aan een kritische evaluatie te onderwerpen. Ook was er de wens eventuele verbetersuggesties te formuleren voor toekomstig handelen van de gemeenten ten aanzien van ondernemingen waarin zij deelnemen. Dit was voor de rekenkamercommissies van een aantal van die gemeenten aanleiding om een onafhankelijk onderzoek in te laten stellen naar de gang van zaken rondom de voorgenomen verkoop van NRE in de periode 1999 - 2009. Een werkgroep samengesteld uit vertegenwoordigers van die rekenkamercommissies heeft dit onderzoek verricht. In het vervolg wordt de gang van zaken gereconstrueerd met als focus een drietal onderzoeksvragen. Gezien de tijdsspanne van tien jaar is het onderzoek een reconstructie op hoofdlijnen, het gaat daarbij niet om het functioneren van personen maar veeleer over de functies en rollen in de besluitvorming. Voor een chronologisch overzicht van de voornaamste gebeurtenissen wordt verwezen naar de tijdsbalk in bijlage 1.
1
Macquarie European Infrastrcuture Fund (MEIF), is een beleggingsfonds dat zich specialiseert in lange termijn investeringen in infrastructuuractiviteiten, waaronder gas- en elektriciteitsnetwerken, waternetwerken, tolwegen en luchthavens in Europa. Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 7 / 64
HOOFDSTUK 2. PROBLEEMSTELLING EN AANPAK
2.1 Probleemstelling De relatie tussen lokale overheden en het nutsbedrijf wordt een ‘verbonden partij’ genoemd. Verbonden partijen zijn privaatrechtelijke of publiekrechtelijke organisaties waarin de gemeente een bestuurlijk en een financieel belang heeft2. De gemeenten hebben als aandeelhouders van de vennootschap NRE beïnvloedingsmogelijkheden. Hoe en op basis waarvan is daar in het afgelopen decennium invulling aan gegeven? De probleemstelling is: In hoeverre is er met betrekking tot het NRE dossier sprake geweest van een adequaat besluitvormingsproces en wat was de kwaliteit van de aan deze besluitvorming ten grondslag liggende informatie-uitwisseling tussen betrokken partijen? Richtinggevend hierbij is: •
Welke partijen waren in de verschillende fasen betrokken en welke rol hebben zij vervuld? Wat waren taken en bevoegdheden?
•
Hoe is de informatieverstrekking verlopen tussen de betrokken partijen (NRE, gemeenten, MEIF en overige partijen) (tijdigheid, volledigheid, juistheid, begrijpelijkheid, vertrouwelijkheid, toegankelijkheid en relevantie)
•
Hoe kwam besluitvorming tot stand: in hoeverre was er een planmatige aanpak van het proces en welke besluiten zijn genomen door welke partijen op basis van welke informatie en adviezen op welk moment?
2.2.Aanpak Het onderzoek is verricht door een werkgroep van de gezamenlijke rekenkamercommissies van de gemeente Cranendonck, Eindhoven, Veldhoven, en de Kempengemeenten (Bladel, Oirschot, Eersel en Reusel - de Mierden) als onder meer gemeenten behorende bij het Nutsbedrijf Regio Eindhoven. De werkgroep heeft op basis van oriënterende gesprekken met de betrokken ambtenaren, raadsleden, wethouder en huidige directie van Endinet een onderzoeksplan opgesteld. Er is documentanalyse verricht door het extern bureau Diemen &van Gestel en er zijn semi-gestructureerde interviews gehouden door de werkgroep. Voor informatie over de bestudeerde documenten verwijzen we naar bijlage 3. De opgave van geïnterviewden staat in bijlage 4. Richtinggevend voor de werkgroep waren –naast de wettelijke kaders- de vanuit het perspectief van de gemeenten, volgende hoofdaandachtspunten: •
Transparantie: is relevante informatie, rekening houdende met vertrouwelijkheid, in voldoende mate toegankelijk geweest voor aandeelhouders?
•
Democratische verantwoording: is er sprake geweest van doelmatigheid bij de voorgenomen verkoop en de behartiging van publieke taken, de integriteit van de organisatie en het ‘in control’zijn?
•
Effectiviteit en efficiency: is de voorgenomen verkoop zorgvuldig voorbereid en uitvoerbaar en is de uitvoering doelmatig en doeltreffend geweest?
2
Artikel 1 sub b Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) http://wetten.overheid.nl/BWBR0014606/geldigheidsdatum_19-04-2010
Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 8 / 64
HOOFDSTUK 3. DE RECONSTRUCTIE In dit hoofdstuk wordt de periode van 1999 tot 2009 van de verkoop van het energiebedrijf NRE beschreven. Bij deze beschrijving is de volgende fasering gehanteerd: -
De eerste fase bestrijkt de periode van 1999 tot 2004, paragraaf 3.1
-
De tweede fase beschrijft de periode van 2004-2009, paragraaf 3.2
Elke fase wordt afgesloten met een samenvatting aan de hand van de richtinggevende elementen van de probleemstelling.
3.1. De periode 1999 tot 2004 3.1.1 Inleiding In deze fase oriënteerde NRE zich op verkoop. Verschillende opties en constructies waren mogelijk. In de loop van deze jaren was het nationaal beleid aan verandering onderhevig. Ook de bedrijfsorganisatie en de managementaansturing wisselden. Ten behoeve van de voorgenomen verkoop werd een gezamenlijke verkoopovereenkomst opgesteld met de kopende partij (Endesa) die verstrekkende gevolgen had voor NRE. Naast deze ontwikkelingen was een hoeveelheid elektriciteit ongedekt verkocht wat tijdens het onderhandelingsproces over mogelijke verkoop tot een schadeclaim leidde. Tevens was er een eerder ontwikkelde ‘cross border lease’3 constructie toegepast. De verkoop aan Endesa ging uiteindelijk niet door. Het bedrijf bleef gericht op verkoop en zocht naar alternatieve mogelijkheden om voor verkoop en de benodigde toestemming van Economische Zaken in aanmerking te komen. Hoe het een en ander zich ontwikkelde wordt in onderstaande paragraaf beschreven.
3 Cross-border lease zit als volgt in elkaar: een kapitaalgoed wordt door een Nederlandse partij voor een zeer lange periode verhuurd aan een buitenlandse (meestal Amerikaanse) investeerder, en vervolgens teruggeleased. De investeerder incasseert voor de investering een belastingvoordeel. Door de lease kan in de VS op het goed worden afgeschreven. Het belastingvoordeel wordt gedeeld met de Nederlandse partij (http://www.minbzk.nl/actueel/publicaties/6721/circulaire-cross)
Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 9 / 64
3.1.2 Strategische oriëntatie NRE Nutsbedrijf Regio Eindhoven NV (NRE) was in deze periode een structuurvennootschap4 met de twaalf gemeenten als aandeelhouders (zie bijlage 5). Men oriënteerde zich op strategische samenwerking en mogelijke verkoop. Nutsbedrijf Regio Eindhoven (NRE) maakte deel uit van het samenwerkingsverband Enercom5. Men hoopte voordelen te realiseren door schaalvergroting. De verwachtte voordelen bleven echter uit en daarom onderzocht NRE mogelijkheden om nauwer samen te werken op het gebied van marketing en verkoop van gas met het West-Brabantse Intergas en Obragas (energiebedrijf regio Helmond) . In het najaar van 1999 liet de directie van NRE, onder leiding van Van Heeswijk, een strategische verkenning uitvoeren naar de volgende opties: zelfstandig blijven met daarbij onderzoek naar de autonome groeimogelijkheden; aandelenfusie met Intergas en Obragas; aandelenfusie binnen Enercom verband; verkoop in contacten of aandelenruil met Essent (PNEM, MEGA, EDON-groep); verkoop in contanten aan anderen/overigen (bijv. NUON of buitenlands bedrijf). Samengevat stelde deze strategische verkenning: ‘Onder druk van dalende prijzen en strenger toezicht consolideert de energiesector. In Europa zullen naar verwachting minder dan 10 toonaangevende spelers overblijven. Het aantal mogelijke gegadigden voor NRE neemt daarmee in de loop van de tijd af. NRE is nu een financieel gezond bedrijf, maar door concurrentie zal de financiële positie binnen 3 jaar structureel verslechteren. Hierbij is de groeipotentie van nieuwe diensten te beperkt om het dreigende afzeten margeverlies te compenseren. De NRE zou binnen een jaar in een groter geheel dienen op te gaan. Aandeelhouders zouden zich kunnen laten uitkopen of aandelen omruilen tegen die van een groter speler.’ De raad van commissarissen (RvC) van NRE, de bijbehorende constructie Gasbedrijf Regio Eindhoven (GRE) en de directie concludeerden dat verkoop van het bedrijf de beste optie was. Op basis van de uitkomst van deze strategische verkenning adviseerden de RvC en de directie van NRE/GRE in december 1999 de aandeelhouders/gemeenten over te gaan tot verkoop van het geïntegreerde nutsbedrijf. De verschillende gemeenteraden stemden hiermee in vanwege het beoogde bedrijfsbelang, maar ook vanwege het lucratieve financiële belang voor de aandeelhouders/gemeenten. In januari 2000 gaven de aandeelhouders/gemeenten toestemming voor de benodigde fusie tussen NRE en GRE. Een aandelenfusie werd door de verschillende aandeelhouders/gemeenten in april 2000 geaccordeerd zodat gelijkluidende besluiten van de aandeelhouders/gemeenten over de verkoop mogelijk waren.
4 De belangrijkste verschillen tussen een structuurvennootschap en een gewone vennootschap is de zeggenschap van de aandeelhouders en de verplichting voor de structuurvennootschap om een raad van commissarissen (RvC) te hebben. De taken van zo’n RvC zijn uitgebreider dan die van een gewone vennootschap of BV. Behalve het uitoefenen van toezicht op en het adviseren van de directie, omvatten deze taken ook het benoemen, het schorsen en ontslaan van de directie en het goedkeuren van belangrijke directiebeslissingen alvorens deze worden uitgevoerd. Verder draagt de RvC kandidaten voor als commissaris. De algemene vergadering van aandeelhouders benoemt leden voor de raad van commissarissen en keurt al dan niet de jaarrekening goed. 5 Coöperatieve Energie Combinatie (Enercom), coöperatie van 19 energiebedrijven, waarvan zes leden in juli 2000 met ENECO fuseerde echter NRE niet, 1996-2005.
Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 10 / 64
De belangen van de onderneming en haar aandeelhouders werden als volgt vastgelegd6: • Bedrijfsbelang: na verkoop blijft NRE (als onderdeel van een groter geheel) zolang mogelijk operationeel zelfstandig, mede gelet op het behoud van werkgelegenheid; • Aandeelhoudersbelang: in de begroting van de aandeelhouders/gemeenten wordt uitgegaan van een jaarlijkse winstafdracht/concessievergoeding. In de opbrengst van de verkoop wordt deze geldstroom zoveel mogelijk veilig gesteld; • Consumentenbelang en het milieubelang: de liberalisering van de Europese energiemarkt leidt tot concurrentie via mechanisme van marktwerking wat voor de consumenten tot uitdrukking komt in lagere tarieven en een beter dienstverleningspakket. Om het verkoopproces adequaat vorm te geven werd een aantal teams geformeerd, die naast de staande organisatie gingen functioneren. Er werd een beleidsteam geformeerd met o.m. bestuurders van de diverse gemeenten waaronder natuurlijk de gemeente Eindhoven als grootste aandeelhouder. Het beleidsteam werd geadviseerd door de gemeentesecretaris en externe accountant. Daarnaast was er een onderhandelingsteam en een afwikkelteam. De gemeenten schakelden hierbij externe deskundigen in zoals Koopmans en van Veldhoven. Financiële expertise werd gehaald bij de ABN-Amro. Tijdens het mogelijke verkoopproces zou regelmatig terugkoppeling plaatsvinden tussen de teams, zodat op diverse onderdelen dezelfde gedragslijn gevolgd zou worden. Vastgelegd werd dat melding gemaakt zou worden van eventuele belangenverstrengeling. De vigerende wetgeving, zowel in Nederland als in Europa was bepalend in het mogelijke verkoopproces. Voor elke verkoop van een energiebedrijf was in Nederland immers toestemming vereist van de minister van Economische Zaken (EZ). Hieromtrent werd advies ingewonnen bij advocatenbureau Holland van Gijzen. Die achtten d.d. 21 januari 2000: ‘het niet waarschijnlijk dat hetzij 49% van de aandelen in NRE hetzij meer dan 49% van de aandelen in NRE zonder meer kunnen worden verkocht en overgedragen aan een derde. In beide gevallen zal ingevolge artikel 72 van de E-wet de toestemming van de minister vereist zijn.,…. het lijkt er inderdaad op dat, gelet op de uitlatingen van de minister tot dusver, de minister van Economische Zaken instemming niet aan de overdracht van een meerderheidsbelang in NRE zal kunnen onthouden’. Hoewel het advies een voorbehoud maakte ging het verkoopproces door. Kort daarvoor had het Helmondse Obragas toestemming gekregen van de minister van EZ om haar aandelen te verkopen aan het Duitse RWE. Bovendien waren de gesprekken met EZ in een vergevorderd stadium.
6
Beginselbesluit 21februari 2000
Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 11 / 64
3.1.3 Verkoop aan Endesa In opdracht van de aandeelhouders/gemeenten7 werd bij aanvang van het verkoopproces door Holland Van Gijzen een juridisch boekenonderzoek (‘legal due diligence report’) voorbereid, ten behoeve van kandidaatkopers. Voorts werd door de merchant bank een ‘information memorandum’ opgesteld waarin een aantal cruciale bedrijfsaspecten van NRE/GRE opgenomen werden, gerelateerd aan de Nederlandse energiemarkt. De merchant bank benaderde een aantal grote (inter)nationale energiebedrijven om interesse te peilen voor deelname aan de ‘controlled auction procedure’. Na beoordeling werd door vier bedrijven op basis van boekenonderzoek een tweede bindende bieding gedaan. Nagenoeg alle belangrijke informatie over NRE/GRE werd aan de biedende bedrijven ter beschikking gesteld. Drie bedrijven brachten een ‘binding bid’ uit. Uiteindelijk werd met het bedrijf dat het beste bod uitbracht ten aanzien van de verkoopprijs, het businessplan en de (ver)koopvoorwaarden de eindonderhandelingen gevoerd. Dit bleek het Spaanse energiebedrijf Endesa te zijn. Op 21 juni 2000 werden de onderhandelingen met Endesa afgerond, hetgeen leidde tot een getekende (voorlopige) verkoopovereenkomst8 van NRE/GRE, tussen de twaalf gemeenten in Zuid-Oost Brabant, en Endesa International S.A. te Madrid, tegen een brutoprijs van 891.217 miljoen gulden (ca. 400 ml. euro). Deze overeenkomst werd vastgelegd in een Shared Purchase Agreement (SPA)9. Dit alles met de restrictie van toestemming van de minister van Economische Zaken. Vervolgens bekrachtigde de gemeenteraden van de twaalf gemeenten de verkoop van NRE/GRE aan Endesa10. Twee maanden later werd aan de minister van Economische Zaken het verzoek tot instemming verzonden inzake de overdracht van alle aandelen NRE aan Endesa. Er werd hierbij gerefereerd aan eerdere overnames van energiedistributiebedrijven11. Endesa kocht overigens eind december 2000 de aandelen van het Utrechtse elektriciteitsbedrijf REMU, eveneens onder voorbehoud van toestemming van de minister. Naast het toestemming verkrijgen voor verkoop van de minister van EZ, waarbij het beleids- en onderhandelingsteam volgend waren, en de afronding van de overdrachtscondities speelde nog de volgende kwestie. In 2000 was door NRE een hoeveelheid elektriciteit ongedekt verkocht. Dit leidde tot een schadeclaim van 60 ml gulden door Endesa. Tijdens de afwikkeling van de claim raakten de persoonlijke verhoudingen tussen de toenmalige directeur NRE Van Heeswijk en Endesa verstoord. Het overnameproces vlotte niet. Bij de verkoopovereenkomst werden er voorwaarden gesteld betreffende Van Heeswijk. Op 1 juli 2000 is zijn contract beëindigd. Endesa stelde in het najaar 2000 een vacaturestop in die voor NRE grote personele gevolgen had. De ontwikkeling van een commerciële afdeling vlotte niet, ook voor onder meer de voorbereiding op de klantengroep die vrije leverancierskeuze zou krijgen per 1 januari 2002, de internetverkoop, en aanschaf van een nieuw ondersteunend managementinformatiesysteem was de situatie niet bevorderlijk. Wel werd voortgang geboekt op het terrein van het opzetten en inrichten van een nieuwe topstructuur en infrabedrijf. De nieuwe directeur NRE, Dijkstra, beoordeelde de situatie als zorgelijk en pleitte voor aanvullende afspraken met Endesa over managementverantwoordelijkheid. Bij uitstel van overdracht van aandelen was, volgens het management van NRE/GRE, het bedrijf gedwongen maatregelen nemen om de aandeelhouderswaarde op peil te houden. Bovendien kreeg het bedrijf efficiencykortingen opgelegd door de Dienst Toezicht elektriciteitswezen (DTe)12. Met toestemming van Endesa en de ondernemingsraad werd een reorganisatie uitgevoerd en werd een sociaal plan overeengekomen.
7
Raadsbijlage nummer 146, dossiernummer 026.307 van o.m. de gemeente Eindhoven. (voorlopige) Verkoopovereenkomst NRE/GRE aan Endesa, d.d. 21 juni 2000 9 Gesloten met Endesa op 21 juni 2000 waarin o.a. werd vastgelegd dat NRE aan Endesa toestemming moest vragen voor uiteenlopende zaken. 10 raadsbijlage nr. 146,d.d. 27 juni 2000 van de gemeente Eindhoven. 11 Er zijn overigens geen verzoeken tot instemming met betrekking tot andere overnames gedaan, laat staan dat beperkingen zouden zijn opgelegd ten aanzien van het te verwerven belang. Bovendien lijkt ook het Europees recht geen ruimte te bieden ten aanzien van de eis tot instemming en zijn er juristen en deskundigen die claimen dat de instemmingeis die het ministerie van Economische Zaken oplegt aan de nutsbedrijven discriminerend werkt ten opzichte van die bedrijven, in vergelijking met ondernemingen uit andere lidstaten van de Europese Unie. 12 Dienst Toezicht Energie later de Energiekamer houdt toezicht op de naleving van de Elektriciteitswet (1998) en op naleving van de Gaswet. De Energiekamer valt onder het ministerie van EZ en is als kamer ondergebracht bij de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa). 8
Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 12 / 64
3.1.4 Verkoopproces stagneert, gevolgen voor NRE Eind januari 2001 schreef de ondernemingsraad NRE een brief aan de directie van Endesa waarin hij zijn zorgen uitsprak over de continuïteit van NRE. Ondanks de eerdere13 toezegging van Endesa aan de ondernemingsraad dat er binnen zes weken een businessplan zou zijn, de ondernemingsraad hierbij betrokken zou worden, er een positieve bijdrage vanuit Endesa zou zijn en dat ze de ondernemingsraad regelmatig zou informeren, dat Eindhoven als speerpunt zou dienen voor activiteiten van Endesa in de Benelux en er een uitwisseling van kennis en medewerkers zou plaatsvinden, bleek geen van deze punten gerealiseerd. Ook de RvC stuurde op 16 februari 2001 aan het beleidsteam NRE via de Eindhovense gemeentesecretaris een brief waarin gesteld wordt dat: ’hij grote zorgen heeft over de ontwikkelingen bij de NRE. De primaire verantwoordelijkheid van de RvC en de directie is te zorgen voor de continuïteit van de onderneming. De RvC is daarom de mening toegedaan, dat op dit moment alle aandacht van de directie gericht dient te zijn op de interne gang van zaken bij NRE en dat grote terughoudendheid dient te worden betracht ten aanzien van de gevraagde inspanningen voor Endesa Nederland, zolang de aandelen niet daadwerkelijk aan Endesa zijn overgedragen’. De RvC verzocht de directie over alle voor de interne bedrijfsvoering noodzakelijke besluiten die de instemming behoeven van Endesa conform art. 5, lid 1 van de Share Purchase Agreement (SPA) de RvC te informeren en – in verband met een adequaat toezicht – wekelijks te rapporteren over de gang van zaken binnen de onderneming waarbij de bevindingen van de ondernemingsraad betrokken zouden worden. Middels de recente acquisitie door Endesa van REMU was de ondernemingsraad op de hoogte gekomen van de globale plannen van Endesa voor de toekomst van NRE. De directie van NRE bleek echter niet van deze plannen op de hoogte gesteld te zijn. De ondernemingsraad was ‘zeer ongelukkig met deze handelswijze van Endesa’ en beraadde zich op het intrekken van het eerder uitgebrachte positieve advies voor reorganisatie. Landelijke ontwikkelingen Inmiddels werd het Kamerdebat14 over de nieuwe Elektriciteitswet hervat. Er werd gespeculeerd over een mogelijke strijdigheid met Europese regelgeving. De minister van EZ kondigde in een brief15 (februari 2001) aan de 2e Kamer aan dat de regering van mening was dat de overheid nog 3 jaar een meerderheidsaandeel diende te houden in de regionale stroom- en gasnetten en dat het nog enige jaren kon duren –tot mogelijk onbepaaldheid- waarop volledige privatisering mogelijk kon zijn. Ondertussen vond, mede namens de aandeelhouders van NRE/GRE, intensief overleg plaats met Endesa, het ministerie van Economische Zaken en overige direct betrokkenen om duidelijkheid te verkrijgen over een maximaal realiseerbare verkooptransactie c.q. constructie. Nogmaals werd om toestemming van de minister gevraagd. De motie Crone16( april 2001), vroeg om wetgeving voor de privatisering van een minderheidsbelang in netwerkbedrijven per 1 januari 2002. Voorwaarden waren commerciële netwerkbedrijven die niet afhankelijk waren van de commerciële energiebedrijven. De aandelen van de netwerkbedrijven dienden in handen te zijn van de lokale lagere overheden. Het economisch vruchtgebruik zou na januari 2002 aan een private partij kunnen worden overgedragen. De motie Crone had als doel een landelijk opererend netbedrijf op te zetten als TenneT, -de beheerder van het landelijke hoogspanningsnet-, waarbij de Nederlandse staat als enige aandeelhouder fungeert. Onduidelijk was of vanaf 1 januari 2002 slechts 49% van de aandelen van het handelsbedrijf verkocht mocht worden. Doorstart? Dijkstra, bezon zich op wat er diende te gebeuren en schetste voor de verantwoordelijke Eindhovense wethouder in april 2001 (dus voor de feitelijke breuk met Endesa en na het uitstel van volledige privatisering door de minister van EZ) een aantal mogelijke scenario’s. Deze varieerden van eigendom van de lokale overheid, tot een onafhankelijke RvC en onafhankelijk bestuurder en vormen daartussen. Een en ander zou inhouden dat NRE moest worden gesplitst in een netwerkbedrijf en een commercieel bedrijf. Overwogen zou dan kunnen worden om het energiedistributiebedrijf te verkopen en voor het netwerkbedrijf een institutionele belegger te zoeken en het mogelijk later te verkopen. Op langere termijn mocht worden 13
op 16 juni 2000 8 februari 2001 15 19 februari 2001 16 Zie voor motie Crone bijlage 2 14
Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 13 / 64
aangenomen dat er gespecialiseerde netbedrijven zouden ontstaan en gespecialiseerde energiedistributiebedrijven. Het energiedistributie bedrijf mocht 100% worden geprivatiseerd. Volgens de directeur kon het netwerkbedrijf wel, maar het energiedistributiebedrijf niet zelfstandig voortbestaan. Het energiedistributie bedrijf miste de schaalgrootte in verband met de zeer geringe marges en de expertise, aantal en kwaliteit van het personeel. NRE zou ‘achterlopen op Nuon en Essent. NRE leed al sterk onder de regulering en kwam expertise tekort om de DTe te managen. Bovendien verloor men op de energielevering aan gebonden klanten’. Naar aanleiding van een extra raadsvergadering richtten de oppositiepartijen in Eindhoven zich op 4 mei in een open brief aan burgemeester en wethouders. De Eindhovense oppositie verweet het college de gemeenteraad niet behoorlijk en volledig geïnformeerd te hebben: noch over de schadeclaim van Endesa van 60 miljoen gulden aan de gemeente als grootste aandeelhouder, noch over de verdere ontwikkelingen. De oppositiepartijen dienden moties in met de strekking dat het college tekort was geschoten in de informatieplicht, dat de raad van commissarissen van NRE verwijtbaar en nalatig had gedisfunctioneerd en derhalve aansprakelijk gesteld diende te worden voor de financiële bedrijfsschade, dat de huidige commissarissen ontslagen dienden te worden, refererend aan een eerder besluit dat collegeleden en raadsleden niet zouden moeten participeren in besturen van ondernemingen. De burgemeester sprak vervolgens in een schriftelijke reactie op 10 mei zijn verbazing uit over de brief van de oppositiepartijen. De burgemeester kwalificeerde dit als ‘ongewoon’ en wees het verwijt dat er geen sprake zou zijn van een democratisch proces, af. Het college van burgemeester en wethouders heeft inmiddels ook advies ingewonnen inzake de benoeming van leden van het college en de gemeenteraad als lid van de raad van commissarissen in vennootschappen, waarin de gemeente Eindhoven deelneemt (notitie van Doorne). Het advies was om leden van het college of gemeenteraadsleden niet als commissaris te benoemen om zodoende voldoende afstand te houden tot een bedrijf waar de gemeente aandeelhouder van was. In dat advies werd gesteld dat het toezicht meer dan ooit kritisch wordt gevolgd. Onder meer werd aanbevolen in beginsel alleen gekwalificeerde ‘buitenstaanders’ dat wil zeggen geen bestuurders, raadsleden of ambtenaren tot commissaris van gemeentewege te benoemen. Afwijzing verkoopproces aan Endesa Met instemming van de regionale gemeenteraden werd op 10 juni 2001 besloten om het verkoopproces met Endesa te beëindigen. De verdere afwikkeling werd opgedragen aan het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven. Vanuit EZ kwam op 25 juni 2001 een negatieve beschikking op het verzoek tot toestemming voor verkoop NRE/GRE aan Endesa, onder verwijzing naar de motie Crone. Ook het bezwaarschrift werd op 1 augustus 2001 afgewezen. Met Endesa liep het proces nog enige tijd door, op basis van mogelijk nieuwe regelgeving, waaruit mogelijk wel overeenstemming te bereiken zou zijn. De partijen konden niet tot een structuur komen die de instemming van het ministerie van EZ zou krijgen. Op 31 maart 2002 werd daarom conform de SPA het koopproces definitief beëindigd.
Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 14 / 64
3.1.5 Heroriëntatie Er volgde een periode van bezinning en heroriëntatie. In juli 2002 kwam een nieuw kabinet. In het strategisch akkoord van het kabinet Balkenende I17 (CDA, LPF en VVD) was de volgende passage opgenomen: ‘De publieke belangen met betrekking tot het functioneren van energiedistributiebedrijven worden in de wet gewaarborgd. De verkoop van meerderheidsaandelen is niet toegestaan totdat dit in het kader van de liberalisering van de energiemarkt in Europese regelgeving is geregeld’. Minderheidsprivatisering zou wel worden toegestaan indien aan de beleidsregels werd voldaan. Over die beleidsregels werd echter nog niets vermeld. Die zelfde maand juli werd in samenspraak met de RvC, aandeelhouders en de verantwoordelijke wethouder in opdracht van het beleidsteam een tweede strategische heroriëntatie opgesteld. Verschillende verkoopscenario’s, elk met varianten, waren mogelijk. Bepalend voor de haalbaarheid van de scenario’s was de politieke opstelling van de aandeelhouders/gemeenten en de rijksoverheid. Een definitief voorstel vanuit NRE kon volgens de directeur pas worden geformuleerd als de aandeelhoudende gemeenten dan wel kozen voor een gedeeltelijk privatisering van de netwerken (49% van de zeggenschap conform de Beleidsregels Privatisering) met mogelijke juridische consequenties dan wel kozen voor het behoud van het volledige eigendom. Volgens de directeur had NRE haar marktpositie ondertussen verstevigd en was op dat moment financieel sterk en gezond. De efficiency was, in tegenstelling tot nogal wat van de adviezen en voorspellingen die eerder waren uitgebracht, verbeterd en de financiële performance kon zich volgens de directeur, meten met de beste energiebedrijven. De directie en de RvC van NRE waren dan ook van oordeel dat hun standpunt om NRE in zijn geheel te verkopen onverminderd van kracht bleef. De juridisch adviseur onderschreef het standpunt dat het om strategische redenen beter was om NRE geheel te verkopen, zelfs na het afketsen van de deal met Endesa. Toestemming was hoewel onzeker, niet uit te sluiten; het zou logisch zijn om een nieuwe transactie te starten waarbij een snelle oplossing moest worden gevonden voor de cross border lease van NRE. Hij adviseerde om het verkoopproces pas opnieuw op te starten, nadat meer duidelijkheid zou zijn verkregen over het privatiseringsproces en waarschuwde dat het opnieuw starten van het verkoopproces met alle geschetste onzekerheden van dien, wederom zou kunnen leiden tot publieke onrust, zowel lokaal als landelijk, en ook tot interne onrust bij NRE. Mede op basis van het standpunt van de juridisch adviseur raadde het beleidsteam de aandeelhouders aan om de zelfstandigheid van NRE vooralsnog te handhaven tot duidelijkheid werd verkregen (volgens verwachting uiterlijk eind 2003) over de voorwaarden van privatisering. Op 9 september 2002 meldde toenmalig minister Heinsbroek van EZ aan de Tweede Kamer dat hij de vervreemding van regionale netwerkbedrijven tot 1 januari 2004 zou bevriezen en in de tussentijd de wetgeving zou aanscherpen, zodat hij effectiever kon ingrijpen en strenger toezicht houden. Intergas verkeerde in een met NRE vergelijkbare situatie. De minister informeerde op 2 oktober 2002 de Tweede Kamer inzake het verzoek van Intergas tot overdracht van de aandelen aan het Duitse RWE. De minister wees het verzoek af aangezien Intergas in het verleden een cross border lease was aangegaan met een Amerikaanse partij. Obragas had van zijn voorgangster wel toestemming gekregen voor de vervreemding van 49% van de aandelen aan RWE omdat er geen sprake was van een cross border lease. De gemeente Eindhoven besloot op 7 oktober 2002 dat dan maar moest worden afgewacht op duidelijkheid rondom privatisering en stemde in om het verkoopproces te blijven initiëren en te volgen via het college van burgemeester en wethouders.
17
Tweede Kamer vergaderjaar 2001-2002 28375, nr 5 pag. 23 in Werken aan vertrouwen, een kwestie van aanpakken. Strategisch akkoord voor kabinet CDA, LPF en VVD, 3 juli 2002.
Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 15 / 64
De staatssecretaris van EZ Hoogervorst (Heinsbroek was afgetreden) gaf in december 2002, naar aanleiding van de behandeling van de Overgangswet elektriciteitsproductiesector (de OEPS-wet), aan dat het kabinet had besloten de datum voor privatisering van distributie op 1 juli 2004 te leggen. De verschuiving werd gemotiveerd door de latere volledige opening van de markt (was 1 januari 2004). De datum kon mogelijk verder verschuiven als de opening van de markt later kwam dan 1 januari 2004. Een onafhankelijke commissie zou de minister hierover rapporteren. Om bij een eventuele verkoop complicaties te voorkomen betreffende de cross border lease, zoals bij Intergas, voerde de directeur NRE diverse interne organisatorische veranderingen door. De medewerkers van NRE en de materiële activa waren ondergebracht bij NRE Netwerk. De directeur meldde dit aan de Amerikaanse investeerders waar de cross border lease was ondergebracht. De organisatiestructuur van NRE zag er eind 2003 als volgt uit: Schema 1. Organisatie NRE in 2003 NRE Holding NV Algemeen directeur Financieel Directeur
NRE Netwerk BV
NRE Infratec BV
NRE Energy BV
Raad van Commissarissen
NRE Q-Energy BV
De aandeelhouders vroegen het beleidsteam NRE alternatieve voorstellen te formuleren om de belangen van NRE, haar aandeelhouders, de consument en het milieu op lange termijn zeker te stellen. Eerder was het beleid gericht op het bouwen van een zelfstandige, sterke en transparante onderneming en het vermijden van te grote risico’s. Waardebehoud werd de belangrijke drijfveer bij het management. NRE Netwerk was het stabiele winstgevende onderdeel ook voor de toekomst. Financiële risico’s lagen op het gebied van gevolgen van langdurige en omvangrijke storingen en bij NRE Energie. Bij het aantreden in 2003 van de nieuwe minister Brinkhorst van EZ werd het snel duidelijk dat de privatiseringsdiscussie terug was bij het standpunt ‘eerst liberaliseren dan privatiseren’ van oud minister Weijers. Het privatiseren van distributienetten zou niet vóór 2005 zou worden toegestaan. Het privatiseren van de energiedistributiedelen van energiebedrijven was wel al toegestaan. In februari/maart 2004 zou de minister zijn standpunt rond het privatiseren van netten nader uiteenzetten. In december adviseerde de Algemene Energieraad om eerst een grondige en goed voorbereide maatschappelijke en politieke discussie te voeren, alvorens te privatiseren. Verder zou liberalisering apart moeten worden bezien van de privatiseringsdiscussie. Er werd gepleit voor besluitvorming in het kader van Europese ontwikkelingen. Het ministerie van EZ stuurde eind 2003 een wetsontwerp naar de Tweede Kamer, dat de nieuwe Europese richtlijnen beoogde te implementeren en de positie van de netbeheerder verder te versterken. In dit wetsontwerp werd ondermeer aangegeven dat het ‘economisch eigendom’ de netbeheerder moest blijven toebehoren. Eind december 2003 signaleerde de RvC dat het wachten op politieke duidelijkheid en het op peil houden van de waarde van de organisatie, niet zonder risico’s was. De RvC concludeerde dat het bedrijf langzamerhand in een spagaat kwam. Enerzijds, diende het zich loyaal op te stellen richting de aandeelhouders, anderzijds dwongen de ontwikkelingen binnen de energiewereld tot het maken van (onomkeerbare) keuzes tot samenwerking, die zich niet of moeilijk verdroegen met het verkoopgereed houden van het bedrijf. Dit betrof vooral NRE Energie, waarin onder meer op het gebied van inkoop en marketing tenminste strategische allianties aangegaan zouden moeten worden om verdergaande zelfstandigheid te kunnen waarborgen. De RvC stemde in met het verder uitwerken van (gedeeltelijke) verkoop en/of samenwerkingsopties.
Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 16 / 64
3.1.6 Terugblik periode 1999-2004 Hoe is in de loop van de tijd de besluitvorming in de gemeenten zelf verlopen en hoe ging de informatie verstrekking? Het bedrijf oriënteerde zich al voor 1999 op verkoop. Er was toen al een ‘sale and lease back’ constructie afgesloten. Aanvankelijk was de toenmalig directeur tegen verkoop en beriep zich op de structuurvennootschap. Dit gaf spanningen. Er werden toen de plannen voor verkoop concreet werden, teams geformeerd om mee te denken in het verkoopproces. Het verkoopproces was voor betrokkenen nieuw en uitdagend. Er werd daarom ook externe deskundigheid ingeschakeld, naast de juridische en bancaire. In de gemeenteraden liet men zich vooral leiden door de hoge bedragen die door verkoop van het nutsbedrijf in het vooruitzicht werden gesteld. Een fundamentele discussie over de wenselijkheid en de gevolgen van het vervreemden van eigendom van een nutsbedrijf is nauwelijks gevoerd. Belangrijkste punt van discussie in de gemeenteraden was, dat de opbrengst van de verkoop een rendement zou moeten opleveren, dat tenminste gelijk was aan de dividenduitkering. In een enkel geval werd ook nog aandacht gevraagd voor de positie van het personeel en een daarvoor op te stellen sociaal plan. Toen de deal met Endesa spaak liep kwamen de oppositiepartijen met verwijten. De problematiek is voornamelijk vanuit een bedrijfseconomisch oogpunt benaderd. Doorslaggevend was: het NRE bedrijf was relatief klein en zou zich gezien de ontwikkelingen in de energiesector, liberalisering, schaalvergroting en privatisering, niet zelfstandig kunnen handhaven. Formeel is de verkoop van een privaatrechtelijke organisatie de bevoegdheid van het college. Eindhoven was de grootste aandeelhouder. Bij belangrijke besluiten is het college echter verplicht om eerst aan de gemeenteraad te vragen zijn wensen en bedenkingen kenbaar te maken (artikel 169 lid 4 Gemeentewet). Alle gemeenteraden werden geïnformeerd over wat risico’s van het niet verkopen waren, -het bezit zou mogelijk verdampen- en stemden in met de voorgenomen verkoop. ‘We wisten dat we voeren met klapperend zeil’ omdat er nog geen toestemming was van EZ. Dat deze toestemming uiteindelijk niet kwam was teleurstellend, maar geen verrassing. Bij NRE liep men voor op de Europese en landelijke ontwikkelingen over energieleveranciers. Men ontkoppelde de levering en het netwerk. Nadat de deal met Endesa niet door was gegaan was er gelegenheid om het bedrijf in rust te krijgen. Bij de gemeenten was er geen interne behoefte om het bedrijf te verkopen. Wel zou het bedrijf een aantal efficiencyslagen moeten maken om als een private onderneming (i.p.v. publieke organisatie) te kunnen functioneren. Men koos voor een zware leiding: Dijkstra trad aan als directeur. Hij was ambitieus en nam ingrijpende maatregelen voor het bedrijf. In de gemeenteraden hield hij gloedvolle betogen voor verkoop. Gemeenteraden zijn met regelmaat geïnformeerd. Of de informatie begrijpelijk was, was een andere kwestie. De gevolgen van de cross border lease constructie voor de verkoop bijvoorbeeld waren onnavolgbaar voor nogal wat gemeenteraadsleden. Maar: er was weinig keus. Verkoop werd gepresenteerd in de gemeenteraden als een voldongen feit, het besluitvormingsproces was als een rijdende trein. Er was overleg met EZ en men was op de hoogte van de landelijke ontwikkelingen. Er was een draaiboek per scène maar niet voor het gehele proces.
In deze fase is de relevante informatie verstrekt, maar de begrijpelijkheid daarvan liet te wensen over. Bij de voorgenomen verkoop heeft men zich vooral laten leiden door het behalen van een goed financieel resultaat. De maatschappelijke relevantie bleef onderbelicht: er heeft voorafgaande aan de start van het proces geen principiële discussie over behartiging van publieke taken plaatsgevonden en de wijze waarop het proces van verkoop moest worden vormgegeven. De voorgenomen verkoop is uiteindelijk niet doorgegaan. Maar heeft men van de gang van zaken en de uitvoering daarvan voldoende geleerd?
Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 17 / 64
3.2 De periode 2004 tot 2009 3.2.1 Inleiding Het vervolg van het van het verkoopproces van NRE, na de mislukking van de verkoop aan Endesa wordt nu beschreven. Er speelden in deze periode verschillende zaken, soms gelijktijdig en soms achtereenvolgend. Om het overzicht te houden is gekozen voor onderstaande structuur. NRE Holding bestond in 2004 uit twee clusters, NRE Energie B.V. (het energieleveringbedrijf) en NRE Netwerk B.V. (het netwerkbedrijf). Er was daarnaast een aantal gelieerde B.V.’s welke bezien kunnen worden als eenheden van het Energieleveringbedrijf (NRE Energie B.V.) enerzijds en NRE Netwerk B.V. anderzijds. In eerste instantie werd de NRE Energie B.V. in de verkoop geplaatst, zie hiervoor paragraaf 3.2.2. NRE Energie B.V. werd daadwerkelijk verkocht in 2005, dus de verkoop van NRE Energie B.V. wordt ook afgesloten in 2005. Toen NRE Energie B.V. in de verkoop kwam werd ook NRE Netwerk B.V. in de verkoop gedaan. Deze verkoop is alleen een voorgenomen verkoop geweest en is feitelijk niet gerealiseerd voor 2010, maar er heeft wel een herfinanciering plaats gevonden waardoor er een superdividend kon worden uitgekeerd aan de aandeelhouders/gemeenten. De periode tot aan deze uitkering wordt beschreven in paragraaf 3.2.3. Naast deze verkoopprocessen liep een contact met Intergas. Het gasleveringdeel van Intergas werd gelijktijdig verkocht met NRE Energie B.V. Intergas bestond dus alleen uit een netwerk. Er lagen contacten tussen NRE en Intergas. In paragraaf 3.2.4 wordt de beoogde fusie van de netwerken van Intergas en NRE beschreven, het zogenaamde Goose-project. Echter, Intergas heeft zich uiteindelijk teruggetrokken uit dit fusieproces. Dus ook dit gedeelte wordt afgesloten in april 2007. Door de herfinanciering van NRE Netwerk was er geld voor de gemeenten vrijgekomen en was er een superdividend uitgekeerd.van € 275 miljoen. Met een deel dit geld heeft de gemeente Eindhoven ObN netwerk en NetH. van RWE gekocht, het zogenaamde Rook project. Dit aankoopproces is beschreven in paragraaf 3.2.5. Tenslotte komen NRE enerzijds en ObN en NetH anderzijds samen. Maar ook de ontwikkelingen van NRE lopen door. In paragraaf 3.2.6 wordt het vervolg beschreven tot aan de ontvlechting met de potentiële koper. Dit proces loopt vanaf 2006 tot en met 2009. De beschrijving wordt per jaar opgedeeld.
Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 18 / 64
3.2.2 Verkoopproces van NRE Energie B.V. De RvC en directie van NRE wilden dat de aandeelhouders/gemeenten zouden blijven kiezen voor de zelfstandige koers van het bedrijf. Het energiedistributiebedrijf zou direct verkocht kunnen worden en het netwerkbedrijf zou dan tot 2009 in handen blijven van de huidige aandeelhouders. Dit zou de steun van de Tweede Kamer hebben, echter aan een dergelijke ‘oplossing’ zaten nog al wat juridische haken en ogen en praktische problemen (financiering, cross border lease, reorganisatie). Snelle implementatie leek dan ook niet voor de hand te liggen.
2004
In een vergadering van het beleidsteam van april 200418 werd besloten om de verkoop van NRE niet terug te draaien, - er zou geen prioriteit zijn - om zodoende het bedrijf de duidelijkheid te verschaffen zich te kunnen ontwikkelen. Dit besluit werd mede gebaseerd op de bekend gemaakte randvoorwaarden omtrent privatisering van energiebedrijven door het ministerie van EZ. Het advies werd door de aandeelhouders gedurende het jaar 2004 gevolgd, er waren geen activiteiten die gericht waren op eventuele samenwerking of overnames. Overigens werd tijdens de aandeelhoudersvergadering van NRE van 27 mei 2004 besloten een afwijzende concept-reactie betreffende de brief van Minister Brinkhorst19, inzake privatisering en feitelijke splitsing energiesector, richting EZ op te stellen. In de brief van Brinkhorst werd gesteld dat de privatisering van de netwerkbedrijven pas na 1 januari 2007 aan de orde zou komen. NRE wilde eerder privatiseren. In het beleidsteam kwam in november een brief20 van Dijkstra aan de orde. In deze brief stonden de volgende punten: - De rol van het beleidsteam was anders geworden volgens Dijkstra, het primaat lag meer bij de RvC en de directie voor de verkoop van het energieleveringsbedrijf, daar het leveringsbedrijf een onderdeel was van de Holding en de Holding niet meer in het geheel werd verkocht; het beleidsteam stemde hiermee niet in: indien een belangrijke dochter zou worden verkocht dan dienden de aandeelhouders/gemeenten hiermee in te stemmen en was het beleidsteam het forum om mee af te stemmen; - Er was overleg met het ministerie van EZ geweest en de koers was uitgezet dat NRE niet tegen de splitsing was, maar wel de consequenties wilde bespreken; - Het energieleveringbedrijf werd in de etalage gezet en Sequoia (een professioneel waarderingsbureau) had een opdracht om een financieel memorandum te schrijven; er werd voorgesteld om ook directieoverleg te voeren met marktpartijen (o.m. Essent) om een bod te krijgen op het geheel van NRE, omdat de synergie van het netwerkbedrijf en het energieleveringbedrijf groot zou zijn; Sequoia bracht diezelfde maand november - in opdracht van de directeur van NRE-Holding een memorandum21 uit over een deel van het NRE. Daarbij werd een scheiding aangebracht tussen enerzijds het netwerkbedrijf en anderzijds de overige activiteiten van NRE, zijnde de energielevering (NRE Energie B.V.), het onderhoud en de installaties (ENRE Q-Energy voor 54% in bezit van NRE Holding, met een omzet van € 4,7 miljoen in 2003) en de licht- en parkeersystemen (NRE-Infratec B.V. met een omzet van € 7,2 miljoen in 2003). NRE Holding had naast de bovengenoemde hoofdactiviteiten de volgende participaties: - Clean Minerals B.V. 100%; - Carbiogas B.V. 33,3%; - E.C.M. B.V. 100%; - XS-Groep B.V. 40%; - N.V. Gasbedrijf Regio Eindhoven GRE, 100%; - Gastec N.V. 2,4%; - KEMA N.V. 0,5% Dit memorandum had tot doel participanten te zoeken voor het energieleveringgedeelte van NRE en overige activiteiten (niet voor het netwerkbedrijf).
18
notulen van de vergadering van het beleidsteam 13 april 2004 Zie ook bijlage 2. 20 notulen van de vergadering van het beleidsteam van 11 november 2004 en de notitie van Dijkstra. 21 memorandum NRE, november 2004 19
Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 19 / 64
2005 In de presentatie van Sequoia aan het beleidsteam op 7 januari 2005, werd aangegeven dat verschillende partijen interesse hadden getoond in NRE Energielevering. De deadline voor de biedingen was 17 januari 2005. Sequoia adviseerde het volgende in deze bespreking: -
Om vooruitlopend op de wetgeving en parallel met de verkoop voor NRE Energie B.V., geïnteresseerde partijen uit te nodigen een bod uit te brengen op een 49% minderheidsbelang in NRE-Netwerk B.V.; - Om de waarde bij verkoop te optimaliseren was het van belang dat de publieke overheidsaandelen professioneel beheerd zouden worden (men zou bezorgd zijn over mogelijke politieke inmenging wat ten koste zou gaan van het rendement); - Indien NRE-netwerk als eerste tegen een goede prijs private beleggers wist aan te trekken voor het netwerk, dan is NRE uitermate goed gepositioneerd om vervolgens aangrenzende netwerken zoals Obragas en Intergas over te nemen of mee te fuseren. Sequoria gaf verder een samenvattend overzicht over ‘Waarde Optimalisatie voor NRE-aandeelhouders’. Op 25 januari van dat jaar gaf Sequoia een update van het proces aan het beleidsteam en gaf aan dat er 7 indicatieve biedingen waren voor NRE Energielevering. Op 25 mei 2005 was er een aandeelhoudersvergadering over de stand van zaken m.b.t. de verkoopprocessen. Voor het energieleveringbedrijf was Sequoia nog met twee potentiële kandidaten in onderhandeling. Met de hoogste bieder voor het Netwerkbedrijf was een akkoord, Macquarie European Infrastructure Fund (MEIF) (Zie paragraaf3.2.3, waar uitvoeriger wordt ingaan op de verkoop van het netwerkbedrijf) In de raadvergaderingen van mei 2005 informeerde B&W van Eindhoven hun raad over het voorgenomen besluit tot verkoop van het energieleveringbedrijf NRE. Ook andere gemeenteraden deden dit. Op 2 juni 2005 werd een akkoord bereikt dat kon worden voorgelegd aan de aandeelhouders van NRE Holding voor definitieve besluitvorming voor verkoop van: - NRE Energie BV, het energiedistributiebedrijf (een 100% dochter van NRE-Holding), - Q-Energy BV, 54% belang (zijnde het gehele belang van NRE Holding), - Clean Minerals (mestvergister in aanbouw, 100% van de aandelen) en - Carbiogas BV (gasopwerkingsfabriek, een 33,3% belang, het gehele belang van NRE-Holding); tegen het marktconforme bedrag van € 81 miljoen aan E.On Benelux N.V. Omdat het de verkoop van een belangrijke kernactiviteit betrof, moest de Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AVA) van NRE Holding NV in meerderheid met de verkoop instemmen. Er werd van uitgegaan dat de stemmingsbevoegde vertegenwoordigers van de gemeenten in de AVA een mandaat van de gemeenteraad wensten alvorens een stem in de AVA over de verkoop uit te brengen, werd voor de zekerheid gekozen om de instemming van de bevoegde gemeenteraden te vragen vóór de verkoop van NRE Energie BV en de overige vennootschappen aan E.On Benelux. De gemeenteraad van Eindhoven werd met een raadsvoorhangbrief geïnformeerd over de voorgenomen verkoop van het minderheidsbelang van NRE netwerkbedrijf en de verkoop van NRE Energie (energieleveringbedrijf) en Q-Energy B.V.. Ook de andere gemeenteraden zijn geïnformeerd en hebben hierover een positief besluit genomen. De feitelijke juridische afwikkeling heeft plaatsgevonden op 14 september 2005 en de uitkering aan de aandeelhouders is betaald op 30 september 2005.
Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 20 / 64
Schema 2. Organisatie NRE minus verkoop aan E.On NRE Holding NV
NRE Netwerk BV
NRE Infratec BV
NRE Energy BV
Raad van Commissarissen
NRE Q-Energy BV
Verkocht aan E.On Benelux BV, inclusief Clean Minerals (mestvergister) en Carbiogas BV (gasopwerkingsfabriek)
Samenvatting Snel nadat het initiatief was genomen (november 2004) om het energieleveringsgedeelte van NRE te verkopen hebben verschillende geïnteresseerde bedrijven de boeken bekeken en hebben er biedingen plaatsgevonden. Dit heeft geleid tot de feitelijke verkoop van het energieleveringsgedeelte van NRE in de tweede helft van 2005 aan E.On Benelux. De bestuurders en de gemeenteraden zijn hierover geïnformeerd en hebben met de verkoop ingestemd.
Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 21 / 64
3.2.3 Beoogde 49% verkoop NRE netwerk Nadat het energieleveringbedrijf was verkocht aan E.On, bleef van NRE alleen een netwerkbedrijf en het infrabedrijf (openbare verlichting, verkeer- en parkeeractiviteiten) over. Schema 3. Bestaande organisatie structuur NRE
Gemeenten/ Aandeelhouders NRE Holding NV
NRE Infratech BV
NRE Netwerk BV
Externe leningen
Cross Border Lease
De beoogde 49% verkoop NRE Netwerk B.V. was iets later opgestart dan de verkoop van NRE Energie B.V., echter tijdens het proces van verkoop van NRE Energie B.V. was het principeakkoord met MEIF sneller genomen dan het akkoord met E.On Benelux. In het volgende gedeelte wordt ingegaan op de beoogde 49% verkoop NRE Netwerk B.V.. Door Sequoia was in februari 2005 een memorandum opgesteld betreffende NRE Netwerk B.V., nadat het besluit was genomen dat er participanten voor het netwerk gezocht werden. Uit de 5 bindende biedingen die voor het netwerkbedrijf NRE werden gedaan, bleef er één kandidaat voor de koop in mei 2005 over: een Australisch bedrijf dat geld investeerde in Europa in infrastructuur. In Nederland had dit bedrijf, Macquarie European Infrastructure Fund (MEIF), met name belangstelling voor de elektriciteitsbedrijven, hoewel het bedrijf daar weinig ervaring mee had. Dit fonds had vooraanstaande institutionele beleggers, zoals pensioenfondsen (waaronder ABP) en andere instellingen en werd geleid vanuit Londen. Geïnvesteerd werd, naast infrastructuur en elektriciteitsbedrijven o.m. in waterwerken, luchthavens etc.
Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 22 / 64
MEIF wilde aanvankelijk NRE Netwerk in totaliteit kopen en dit vervolgens gebruiken als springplank voor verdere expansie. Door de vigerende wetgeving in Nederland22 bleek al snel dat dit niet mogelijk was, waarna overgegaan werd naar een andere positie. MEIF zou niet het hele bedrijf kopen, althans nog niet (afhankelijk van veranderingen in de Nederlandse wetgeving), maar alleen een minderheidsbelang van 49% in NRE Holding NV voor € 80 miljoen, nadat de onderneming zou zijn geherfinancierd met een lening van € 367 miljoen23. Deze herfinancieringsmogelijkheden had de minister van EZ in algemene zin ook aangegeven als mogelijkheid in zijn brief van 31 maart 2004 en in zijn plan van aanpak (11 oktober 2004). Daarnaast werd door Maquarie gevraagd dat de aandeelhouders, die aandeelhouder bleven, zouden worden ‘empowered’ door hun verantwoordelijkheden onder te brengen in een soort van Publieke Belangen organisatie. MEIF had om deze bundeling geëist/verzocht, teneinde te voorkomen dat in voorkomende gevallen met iedere gemeente afzonderlijk overleg moet worden gevoerd. Een zogenaamde PUF BV (Public Utility Fund) kon hiervoor opgericht worden. Dit werd niet alleen gedaan om de publieke belangen veilig te stellen, maar hierdoor konden ook de gemeenten hun belangen als aandeelhouders bundelen. Een PUF bood de mogelijkheid om als eenheid onder leiding van een ervaren professionele bestuurder slagvaardig te kunnen optreden. Met het Ministerie van Economische Zaken werd in overleg getreden om toestemming krijgen voor de deal met MEIF (geen officiële aanvraag). Daarnaast werd formeel toestemming gevraagd aan de Provincie Noord Brabant conform de regels voor de creatie van de PUF en het daarin onderbrengen van de belangen en de overige B.V.’s. Er werd een complexe structuur uitgewerkt om de herfinanciering van NRE Netwerk te realiseren en bovendien de gemeenten als aandeelhouders als één aandeelhouder te laten participeren in een B.V. (Newco B.V.) naast de andere aandeelhouder MEIF. De gemeenten dienden verder ieder afzonderlijk aan te geven of zij na de herstructurering en na de verkoop van de B aandelen (49%) aan MEIF, wensten te blijven participeren in PUF B.V. of dat zij er de voorkeur aan gaven hun resterende aandelen voor de met MEIF overeengekomen transactieprijs te verkopen aan daarvoor geïnteresseerde overige gemeenten. Niemand heeft hier verder gebruik van gemaakt. Maandag 23 mei 2005 was er een aandeelhoudersvergadering te Eindhoven. In deze vergadering werd gesproken over de oprichting van de 3 B.V.’s, (PUF, Newco en Newco 2) het inbrengen van de NRE-Holding in een van deze B.V.’s (Newco 2 B.V., zie schema 4 ) en over de herfinanciering. De eerdere transparante organisatiestructuur werd ingrijpend gewijzigd. Het gevolg van deze wijzigingen was dat met name de financiële, maar ook de bestuurlijke en organisatorische situatie van de aandeelhouders (de twaalf gemeenten) in een geheel ander perspectief kwamen te staan. In schema wordt dit weergegeven.
22
De uitgangspunten voor het toentertijd vigerende beleid zijn door de minister van EZ Brinkhorst in een Plan van Aanpak (11 oktober 2004) als volgt verwoord: het kabinet wil een volledige onafhankelijkheid van netbeheer realiseren. Daartoe dienen de huidige regionale geïntegreerde distributiebedrijven zich te splitsen in een netbeheer en een bedrijf waarin overige activiteiten, zoals productie, handel en levering, zijn ondergebracht; door de splitsing kunnen de huidige aandeelhouders hun aandelen in de overige energieactiviteiten verkopen; privatisering van een minderheidsaandeel van een netbeheerder vóór 1 januari 2007 kan tot de mogelijkheden behoren. Uiteindelijk moet volledige privatisering mogelijk zijn, echter tijdstippen of criteria hiervoor zijn nog niet vastgesteld desgewenst kan de netbeheerder geherkapitaliseerd (lees: het aantrekken van vreemd vermogen om het eigen vermogen gedeeltelijk uit te keren aan de aandeelhouders) worden. Nieuw in dit Plan van Aanpak was dat ook een minderheidsprivatisering van de netwerken mogelijk werd gemaakt. Voorwaarde was wel dat de eigendomssplitsing tussen de energiedistributie activiteiten en de netwerken had plaatsgevonden. Voor de realisatie hoefde niet gewacht te worden tot de ‘Splitsingswet’ in het Staatsblad Op basis van de Elektriciteitsnet en de Gaswet kon de minister toestemming verlenen. 23 Met herfinancieren wordt hier bedoeld dat er extra leningen werden aangetrokken voor € 367 miljoen. Er kwam geld vrij dat als superdividend kon worden uitgekeerd aan de aandeelhouders. Echter, het gevolg was dat er meer vreemd vermogen aangetrokken werd en dus het eigen vermogen verlaagd werd. Hierdoor kon MEIF met minder geld (vanwege minder Eigen vermogen) NRE Netwerk kopen. Bovendien was de gedachtegang dat met minder geïnvesteerd vermogen (eigen vermogen) er meer rendement gemaakt kon worden omdat lening goedkoper waren qua rentepercentage dan het dividendpercentage dat werd uitgekeerd.
Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 23 / 64
Schema 4 Voorgenomen en gerealiseerde (overgangs)organisatiestructuur NRE
Gemeenten/ Aandeelhouders 100% PUF 100 % naar 51%*
MEIF 0% naar 49%*
PUF richt Newco BV op
Newco BV Later NRE Groep B.V.
Newco BV richt Newco 2 BV op
Newco 2 BV Later NRE Beheer B.V.
Herfinanciering € 367 mln.
NRE Holding NV
NRE Infratech BV
NRE Netwerk BV
Additioneel krediet € 40 mln.
Cross Border Lease
∗Indien de minister van Economische Zaken toestemming zou geven dan zou MEIF 49% van de aandelen van Newco B.V. overnemen van PUF B.V. Deze toestemming is nooit gekomen dus dit voornemen is nooit gerealiseerd, het overige is volledig doorgevoerd. De feitelijke (overgangs)situatie was als volgt: PUF bezat nog steeds 100% van de aandelen. MEIF zou alleen 49% van de aandelen verwerven, nadat het ministerie van EZ hiervoor toestemming zou hebben gegeven. Na verloop van tijd werden de werknamen vervangen door NRE Groep B.V. (Newco B.V.) en NRE Beheer B.V. (Newco2 B.V.). De (naamloze) vennootschap NRE Holding NV werd omgezet in een B.V. aangezien deze niet langer de topholding was. Deze functie werd nu overgenomen door NRE Groep B.V. In een raadsinformatiebrief van 6 juni 2005 berichtte het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven de gemeenteraad dat op 1 juni, met voorbehoud van instemming van de raad, de transactiedocumenten waren ondertekend inzake de voorgenomen verkoop van 49% van de aandelen NRE Holding NV. Aansluitend werd bericht dat NRE Holding NV inmiddels overeenstemming had bereikt over de overname van NRE Energie en een aantal bijbehorende (dochter)vennootschappen door E.On Benelux B.V. De aandeelhouders/gemeenten van oorspronkelijke NRE Holding verkochten 49% van de aandelen aan Macquarie European Infrastructure Fund voor € 80 miljoen, nadat de onderneming was geherfinancierd met een lening van € 367 miljoen én nadat het ministerie van EZ toestemming zou verlenen24. Deze instemming werd niet verwacht voor 2006.
24
Presentatie aan AVA, vrijdag 7 oktober 2005.
Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 24 / 64
In de raadsinformatiebrief van 6 juni stond ook onderstaand overzicht: De voorgenomen totale transactie (onder voorbehoud van de opschortende voorwaarde) bestond voor de aandeelhouders daarmee uit drie delen: 1. NRE Holding verkoopt 100% van de aandelen NRE Energie etc. aan E.On 2. Uitkering aan aandeelhouders (super)dividend na herfinanciering 3. Verkoop van 49% NRE Holding door aandeelhouders aan MEIF
€ 80 miljoen € 275 miljoen25 € 80 miljoen26 Totaal € 435 miljoen
Door de herfinanciering werd het eigen vermogen van NRE Holding lager waardoor MEIF voor ongeveer € 80 miljoen 49% van de aandelen van NRE-Holding kon kopen. Er werd dus een nieuwe lening aangetrokken voor € 367 door NRE Beheer B.V. die als volgt gebruikt werd: o Verlaging eigen vermogen en dus uitkering superdividend van € 273,5 miljoen; o Aflossing lopende leningen/schulden € 47 miljoen; o Herstructureringsvoorziening € 25 miljoen; o Herfinancieringskosten € 9 miljoen; o Uitkering incentives € 1,5 miljoen; o Te betalen belastingen € 5,2 miljoen o Transactiekosten € 5,8 miljoen Daarnaast werd € 40 miljoen geleend door NRE Holding: o Investeringen € 30 miljoen; o Werkkapitaal € 10 miljoen. De verkooptransactie NRE werd in de raadsvergadering van Eindhoven van 20 juni 2005 besproken. De raad van Eindhoven had geen onoverkomelijke bezwaren tegen het voorgenomen besluit. Wat betreft de te ontvangen middelen was bekrachtigd dat de begroting structureel sluitend moest blijven, te realiseren door het herbeleggen van een deel van de opbrengst. Ook de gemeenteraad van Veldhoven van 5 juli 2005 stemde in (met 1 stem tegen) met de verkoop van 49% van de aandelen van NRE Netwerk, alsmede de voorliggende herfinanciering. De gemeenteraad van Bladel stemde op 7 juli 2005 in. Tijdens de aandeelhoudersvergadering van NRE hierna is verder geen voorbehoud gemaakt inzake de instemming van andere gemeenteraden. Op 27 juni 2005 kwam de voordracht van wethouder Pastoor als lid van de Raad van Commissarissen van NRE Holding aan de orde. Conform het raadsbesluit van 6 november 2001, -waarin de raad op voorstel van het college van burgemeester en wethouders besloten had om in beginsel alleen nog gekwalificeerde buitenstaanders te benoemen tot commissaris van gemeentewege, teneinde (de schijn van) tegenstrijdige belangen en loyaliteitsconflicten zoveel mogelijk te voorkomen en met het oog op een transparant beleid,werd dit verzoek afgewezen. In juli 2005 werden er door de gemeente Eindhoven nota’s geschreven over een plan van aanpak voor de herbelegging van de vrijgekomen middelen door de verkoop van NRE Energie en herfinanciering van NRE Netwerk. Op 9 augustus 2005 werd door de provincie Noord-Brabant goedkeuring verleend voor de oprichting van: o Public Utility Fund B.V.; o Newco B.V.; o Newco 2 B.V.; o Omzetting NRE Holding van een N.V. in een B.V.
25
Dit superdividend werd uitgekeerd na herfinanciering van NRE-Holding, middels Newco2/NRE Beheer B.V.. Deze € 80 miljoen werd pas uitgekeerd nadat de aandelentransactie zou hebben plaatsgevonden dan wel MEIF daadwerkelijk een lening van deze grootte zou hebben afgegeven 26
Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 25 / 64
Eind augustus 2005 kwam het punt van de benoeming van commissarissen opnieuw op de agenda, maar nu in een iets andere vorm, namelijk de voordracht tot benoeming van twee van de vijf commissarissen in de RvC van een geherstructureerde NRE. Op 23 augustus gaf het college van B&W toestemming -onder strikte condities eenmalig, maximaal 2 jaar- voor de toetreding van wethouder Pastoor. Maar, in de raadsvergadering van 26 september trad hij als wethouder terug voordat een actuele motie van Groen Links tegen dit voornemen werd aangenomen. Op 16 september 2005 besloot B&W van de gemeente Eindhoven de vrijkomende middelen van NRE voorlopig tot eind 2005 kortstondig uit te zetten en vervolgens tot besluitvorming te komen voor de belegging op de lange termijn (zie het project Rook -aankoop ObN en NetH- in paragraaf 3.2.5 dat reeds in augustus 2005 plannen waren om het geld opnieuw te investeren). Op 4 oktober 2005 vond de herstructurering en de herfinanciering van NRE Holding NV plaats, hetgeen er toe leidde dat de gemeentelijke aandeelhouders zich per die datum verenigden in de nieuwe rechtspersoon, PUF Participations B.V. (PUF). Deze rechtspersoon handelde voortaan namens de gemeenten/aandeelhouders. Eén dag later was de contractafsluiting van de voorgenomen levering van 49% van de aandelen van NRE Holding NV aan MEIF door het PUF/de gemeenten en onder de opschortende voorwaarde van toestemming van de Minister van Economische Zaken. Tot het tijdstip van de toestemming van de minister waren de gemeenten – via PUF BV – nog steeds 100% eigenaar van de aandelen in NRE Groep BV, die op haar beurt via tussenhoudster maatschappijen 100% van de aandelen in NRE Netwerk BV behield. De gemeenten waren door deze structuur ook nog steeds voor 100% aansprakelijk, maar hadden ondanks de 100% bij PUF weinig greep op wat er gebeurde binnen NRE. Defacto controleerde MEIF via haar positie in de RvC’s. Deze positie was gebaseerd op een 49% aandeelhouderschap, terwijl formeel nog geen aandelenoverdracht had plaatsgevonden. De ‘long stop date’ het tijstip waarop de onvoorwaardelijke overdracht moest zijn gerealiseerd werd door de partijen bepaald op 30 september 2006. Op 7 oktober 2005 werd de eerste aandeelhoudersvergadering van PUF B.V. te Bladel gehouden met als voorzitter Van Elderen. De vergadering stemde in met een tijdelijke benoeming van Dijkstra als bestuurder van PUF. In deze vergadering werd ook aangegeven dat er twee commissarissen zouden worden benoemd door MEIF, door PUF, (Van Elderen en Pastoor werd dus teruggetrokken) en een kandidaat door de ondernemingsraad van NRE. Bovendien werd in deze vergadering melding gemaakt van het project Rook (ObN en NetH). MEIF en de gemeente Eindhoven hadden een Memorandum Of Understanding (MOU) gesloten voor de eventuele aankoop van ObN en NetH van RWE. Na aankoop was de gemeente Eindhoven bereid deze aandelen te verkopen aan PUF en dus de andere deelnemende gemeenten. (zie 3.2.5. )
Samenvatting In begin 2005 is het verkoopproces van 49% van de aandelen van NRE Netwerk in gang gezet. MEIF was de kandidaat die uiteindelijk overbleef en hiermee is een contract gesloten, onder voorbehoud van toestemming van het ministerie van EZ. NRE-Netwerk werd eerst geherfinancieerd met € 367 miljoen, waardoor MEIF met ongeveer € 80 miljoen 49% van de aandelen zou kunnen kopen en de aandeelhouders/gemeenten € 275 miljoen aan superdividend uitgekeerd hebben gekregen. Door de herfinanciering (aantrekken van vreemd vermogen) was het eigen vermogen van NRE sterk gereduceerd. De aandeelhouders/gemeenten hebben gezamenlijk een publieke belangenorganisatie opgericht (Public Utility Fund, ), om hiermee een gezamenlijke spreekbuis te hebben naar MEIF. Onder het PUF zijn nog twee B.V.’s opgericht, een om de aandelen te kunnen splitsen tussen PUF en MEIF en een om de herfinanciering te kunnen regelen. Onder deze drie B.V.’s kwam dan NRE-Holding B.V. waarin twee B.V.’s zaten, NRE Netwerk B.V. en NRE Infra B.V..
Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 26 / 64
3.2.4 Project Goose/Intergas Ten tijde dat het energieleveringbedrijf van NRE verkocht werd aan E.On Benelux, werd in de deal ook het leveringbedrijf van Intergas verkocht. Intergas was eigendom van de West en Midden Brabantse gemeenten. De directiecontacten tussen NRE en Intergas waren aanwezig. Toen ook het voorstel kwam om gezamenlijk naar de mogelijkheid voor een fusie tussen NRE Netwerk en Intergas (netwerk) te kijken, werd dit goed ontvangen. Dit onderzoek kreeg als codenaam de naam ‘Goose’ mee. In de door PUF gehouden aandeelhoudersvergadering van 8 februari 2006 werd mandaat verkregen om de fusiebesprekingen met Intergas in te zetten. Inmiddels was een Memorandum Of Understandig (MOU) getekend door Intergas, MEIF, NRE en PUF onder het voorbehoud van goedkeuring door de RvC van de NRE, de PUF en haar aandeelhouders/gemeenten. Op 21 februari 2006 hadden PUF en MEIF een indicatief niet-bindend bod (“Non-binding Proposal’) gedaan voor de transactie. Volmacht werd verleend voor het voeren van de onderhandelingen met de Intergasaandeelhouders, hetgeen kon resulteren in het sluiten van een intentieovereenkomst. Door de adviseurs van NRE en Intergas werd, op basis van een gedetailleerde due diligence in april 2006 de waarde van beide organisaties geschat op € 537 miljoen respectievelijk € 250 miljoen (‘preliminary due diligence’). Deze nieuwe MOU werd op 5 mei 2006 getekend. De volmacht aan de directie van NRE Groep BV strekte zich niet uit over het traject dat zich ná het sluiten van de MOU voordeed, zoals het uitbrengen van een bindend bod (‘binding proposal’). De volgende stap in het proces was het doen van een bindend voorstel (‘binding proposal’). De einddatum hiervoor werd op 22 juni 2006 gesteld. Hierna startten de onderhandelingen over de voorwaarden van de fusie. Na de aandelenfusie, zouden de ondernemingen van NRE en Intergas in handen van dezelfde aandeelhouder zijn PUF (100% van de juridische eigendom van de netwerken) en het operationele management zou in beide organisaties kunnen worden ingezet. Indien toestemming van het ministerie van EZ zou komen zou MEIF 49% van de aandelen overnemen. Zie voor de beoogde organisatorische structuur schema 5.
Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 27 / 64
Schema 5. Beoogde overgangsorganisatie tezamen met Intergas
Gemeenten/ Aandeelhouders 100%
Governance Agreement
Macquarie 0% naar 49%
PUF 100% naar 51 %
Intergas Holding BV Newco
NRE Groep BV JuniorCo NRE Beheer BV SeniorCo NRE Holding NV
Management Agreement
Intergas Energie BV NRE Netwerk BV
NRE Infra Ontwikkeling BV NRE Infra
Bed.voering BV
Intergas Netwerk BV
Intergas Communicatie
NRE Meelbedrijf BV
Op 25 april 2007 werd in een buitengewone vergadering van aandeelhouders van Intergas Holding BV, het besluit genomen, dat een fusie tussen beide netwerkondernemingen gecombineerd met een gedeeltelijke privatisering niet langer haalbaar en uitvoerbaar was. Dit werd ingegeven door de verslechtering van het politieke klimaat voor het privatiseren van netwerken. Intergas bleef daarom zelfstandig voortbestaan en de fusie met NRE was van de baan. De voorzitter van de RvC van NRE werd door zijn collega van Intergas hierover op de hoogte gesteld. Samenvatting Doordat er al intensieve contacten waren tussen NRE en Intergas, was het logisch dat men elkaar opzocht en fusiebesprekingen werden opgestart, om de netwerken bij elkaar te brengen. MEIF zou 49% van beide netwerken willen overnemen, echter toen het politieke klimaat voor deze overname verslechterde, heeft Intergas zich teruggetrokken uit de fusie.
Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 28 / 64
3.2.5 Het project ‘Rook’, Obragas en Haarlemmermeer Netwerken Dijkstra en MEIF stelden een nieuw businessplan op waarin uitbreiding van de NRE, via de acquisitie van andere netwerkbedrijven, aangewezen werd als de weg die moest worden gegaan. Door middel van schaalvergroting, synergie en kostenreductie zou een vergrote NRE een zo efficiënt mogelijke netbeheerder blijven, die haar klanten zou voorzien van gas en stroom tegen een zo goed mogelijke kwaliteit en tegen een zo laag mogelijke prijs. In dit kader deed zich de mogelijkheid voor om 100% van de aandelen van het geplaatste kapitaal van ObN (ObN) alsmede alle certificaten van de aandelen van het geplaatste kapitaal van ObN en 100% van de aandelen in het geplaatste kapitaal van BV Netbeheer Haarlemmermeer (NetH) te verwerven. RWE, het van origine Duitse bedrijf dat eigenaar was van de gasnetwerken en de gasleveringbedrijven van het voormalige ObN en het Nutsbedrijf Haarlemmermeer, wilde beide participaties verkopen. Dit in verband met voorgenomen wetgeving die stelde dat netwerkbedrijven niet in handen mochten zijn van commerciële bedrijven. RWE wilde zich in Nederland verder concentreren op de distributieactiviteiten. MEIF gaf in augustus 2005 een presentatie over het project Rook – de codenaam voor de mogelijke aankoop van ObN en NetH-. Op 30 augustus 2005 werd door het college van B&W besloten om in een gesprek de fractievoorzitters uit de gemeenteraad vertrouwelijk te melden dat MEIF, mede namens NRE, de gemeente Eindhoven had benaderd om gezamenlijk een bod uit te brengen op de gasnetwerken van het voormalige Obragas en het Nutsbedrijf Haarlemmermeer. MEIF had voor de verwerving van een netwerk een overheidspartner nodig in verband met de noodzaak dat 51% in overheidshanden moet blijven. In een notitie ten behoeve van dat gesprek werd gewezen op de aantrekkelijkheid van dit voorstel: het zou een relatief hoog en stabiel rendement moeten genereren en de synergievoordelen zouden ten goede komen aan NRE en dus ook aan haar aandeelhouders, de gemeenten en MEIF. Op deze 30 augustus werd door het college van b&w besloten om een niet bindend bod uit te brengen, een ‘memorandum of understanding’ aan te gaan met MEIF en wethouder Pastoor te mandateren voor de uitvoering van de beoogde transactie binnen de kaders van het MOU. Op 6 september 2005 kwam een managementcomité NRE bijeen. Aanwezig waren wethouder Pastoor (gemeente Eindhoven), Deterink (adviseur), Dijkstra en twee commissarissen van de MEIF Beckley en Stanley. In deze bespreking kwamen het memorandum of understanding aan de orde en ook welke vergoedingen Holland Van Gijzen (advieskosten) en MEIF maximaal konden declareren. De gemeente Eindhoven deed de mededeling dat zij in een later stadium andere direct betrokken gemeenten wilden laten participeren in de 51%. Obragas zou een hoger rendement opleveren dan NRE. Later (2008) bleek dat de andere gemeenten ObN en NetH door omstandigheden niet aankochten. In september 2005 (met een update in oktober 2005) gaf MEIF een vervolgpresentatie aan de gemeente Eindhoven waarin ObN en NetH werden gepresenteerd. Op 8 september werd het memorandum of understanding getekend tussen de gemeente Eindhoven en MEIF om gezamenlijk en op nader overeen te komen condities een bod uit te brengen op de gasnetwerken van Obragas en Haarlemmermeer, onderdeel uitmakend van RWE Energy AG en RWE Energy Nederland NV. Er hadden intensieve onderhandelingen plaatsgevonden met de verkopers van de aandelen/certificaten in ObN-NetH. De koop/verkoopovereenkomst, de Share Purchase Agreement (SPA) was geheel uitonderhandeld. In de SPA waren alle rechten en verplichtingen van partijen opgenomen en dit vormde de basis voor de gehele transactie. De herfinanciering van de ondernemingen zou na de overdracht van aandelen plaatsvinden. Verder diende er nog een oplossing gevonden te worden voor het netwerk van Obragas, dat op dat moment nog het juridisch eigendom was van het Administratiekantoor Gasnetwerk Oost-Brabant BV. Dit netwerk kon niet juridisch overgedragen worden aan het consortium, zoals aanvankelijk de bedoeling was, omdat MEIF een private partij was en enkel publieke rechtspersonen het juridisch eigendom zouden mogen houden. Holland van Gijzen werd gevraagd hiervoor een juridische oplossing te vinden.
Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 29 / 64
Op 24 oktober 2005 werd een besloten raadsvergadering van Eindhoven gehouden waarbij de gemeenteraad op de hoogte werd gebracht van deze uitzonderlijke transactie. De volgende dag zou de gemeente Eindhoven een bod uitbrengen op ObN en Net-H. Wethouder Pastoor was inmiddels afgetreden. Wethouder Mittendorff heeft de raad geïnformeerd en toestemming van de raad van Eindhoven verkregen voor de beoogde transactie. Alleen de fractie Groenlinks en de raadsleden Vleeshouwers en Rooijakkers stemden tegen. Het college van b&w van de gemeente Eindhoven nam op 24 oktober 2005 het ontwerpbesluit om samen met MEIF een bod uit te brengen op alle uitstaande aandelen in ObN en NetH, die werden gehouden door respectievelijk RWE Obragas NV en het Administratiekantoor Gasnetwerk Oost-Brabant B.V. (een soort van beschermingsconstructie), tezamen en RWE Haarlemmermeergas NV. Daarnaast had de raad van Eindhoven ingestemd met de oprichting en deelneming in een Bidco B.V..Ook hier werd weer bepaald dat de Minister van EZ voor deze transactie eerst toestemming moest verlenen, alvorens de deal ook ‘echt’ gerealiseerd kon worden. Er werd in oktober 2005 een bod uitgebracht op de ObN en NetH door het consortium (gemeente Eindhoven en MEIF). In november 2005 werd kenbaar gemaakt dat dit bod te laag was. In de raadsvergadering van Eindhoven op 13 februari 2006 werd op voorstel van het college het bod verhoogd tot € 425 miljoen waarbij de gemeente Eindhoven na herfinanciering ongeveer € 55 miljoen moest investeren. (De gaslevering zou worden afgesplitst van de netwerkbedrijven en bij RWE in bezit blijven). Een belangrijk besluit werd op 27 april 2006 door de Tweede Kamer genomen: de Splitsingswet van minister Brinkhorst werd geaccordeerd. Op dat moment leek het zo dat geen 100% van de aandelen van een netwerkbedrijf naar een commerciële organisatie zou kunnen gaan, maar wel een minderheidsbelang van 49%. Op 13 juni 2006 werd de transactiedocumentatie inzake het netwerk van Haarlemmermeer en het voormalige Obragas netwerk in de regio Helmond ondertekend. (De daadwerkelijke transactie zou later plaatsvinden). De waarde van de netwerken was vastgesteld op € 400 miljoen. Van de gemeente Eindhoven werd een investering verwacht van € 55 miljoen en van MEIF € 51 miljoen (51/49% verhouding). Daarnaast werd ook dit netwerk geherfinancierd voor een bedrag van ruim € 300 miljoen dat werd uitgekeerd als dividend aan de aandeelhouder van ObN-NetH (=RWE), waardoor de financiering beperkt kon blijven tot € 55 miljoen. Eindhoven en MEIF richtten samen de BV (Bidco) op, die de aandelen van RWE verwierf. Eindhoven had in deze BV 100% van het aandelenkapitaal en zou te zijner tijd veranderen in 51% en MEIF had 0% van de aandelen en dat zou dus 49% worden. Ook deze transactie moest nog steeds eerst door de minister van EZ worden goedgekeurd. Per 1 juli 2006 werden ObN en NetH voor rekening en risico van de B.V. van de gemeente Eindhoven (Bidco B.V., MEIF mocht nog geen eigenaar zijn).
Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 30 / 64
Schema 6.Organisatie NRE tezamen met ObN-NetH.
Gemeenten/ Aandeelhouders 100%
Gemeente Eindhoven 100% naar 51%
MEIF 0% naar 49%
PUF 100% naar 51
MEIF 0% naar 49%
NRE Groep BV
ObN-NetH Groep BV (Group Holdco)
NRE Beheer BV
ObN-NetH Beheer BV (Sub Holdco)
NRE Holding BV
NRE Netwerk BV
Services agreement
NRE Infra Ontwikkeling BV NRE Infra
Bed.voering BV
NRE Meelbedrijf BV
ObN-NetH Holding BV (Bidco)
ObN Holding BV Obragas Net NV (ObN)
NetH Holding BV BV Netbeheer H’lemmermeer
Newco 2
Omdat enerzijds duidelijk was geworden dat minderheidsprivatisering pas in de loop van 2007 zou worden toegestaan (zie bijlage 2) en anderzijds de ‘long stop date’ met RWE in juni 2007 zou aflopen, werd de transactiedocumentatie van 13 juni 2006 dusdanig aangepast, dat de gemeente Eindhoven 100% van het eigendom van het ObN en het NetH verkreeg. Op 29 december 2006 was de adviesnota ‘Scenario’s netwerkdeal’ uitgebracht en nam het college van B&W op 9 januari 2007 het besluit om 100% van de aandelen te kopen. Bovenstaande intentie werd op 13 maart 2007 voorgelegd aan de betreffende raadscommissie van de gemeente Eindhoven. Tot 22 maart konden de raadsleden hierop reageren. Alleen de fractie Groen Links was niet akkoord.
Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 31 / 64
MEIF stelde vervolgens aan een vennootschap binnen de ObN-NetH-structuur een ‘converte’ geldlening beschikbaar die wat waarde betreft gelijk was aan het bedrag dat MEIF zou betalen als zij aandeelhouder was geworden (ongeveer 51 miljoen euro). De lening door MEIF werd vervolgens als dividend aan de gemeente Eindhoven uitgekeerd. (Hiermee bleef de investering van de gemeente Eindhoven netto € 55 miljoen, terwijl de gemeente Eindhoven wel 100% van de aandelen had verkregen). Vastgelegd werd dat deze geldlening zou worden omgezet in aandelen indien, en zodra er alsnog toestemming voor minderheidsprivatisering mocht worden verkregen. De Dienst Toezicht energie (DTe) van de NMA toetste deze constructie en gaf aan dat deze constructie binnen de wettelijke kaders viel. Op 7 mei 2007 besloot Gedeputeerde Staten van Noord Brabant dat de gemeente Eindhoven twee B.V.’s (Bidco en ObN Participations) zou mogen oprichten. Op 1 juni 2007 had de gemeente Eindhoven via de B.V. Bidco 100% van de aandelen in handen gekregen van ObN en NetH. De lening van 49% van de waarde van de aandelen moest nog door MEIF verstrekt worden. Wel had de herfinanciering plaatsgevonden waardoor de gemeente Eindhoven in totaal € 107,8 miljoen had betaald. 12 juli 2007 werd officieel een lening afgesloten voor € 53,3 miljoen (hierin zat ook een rentevergoeding omdat de gemeente Eindhoven iets eerder ObN en NetH had gekocht) met MEIF met ObN-NetH Participations B.V. (de opvolger van Bidco B.V. waar gemeente Eindhoven 100% aandeelhouder van was). Het Engelstalige contract was een lijvig document van 41 pagina’s. Samenvatting De gemeente Eindhoven had een superdividend van meer dan € 200 miljoen uitgekeerd gekregen van NRE Holding. Aanvankelijk wilde de gemeente Eindhoven dit geld beleggen in staatsobligaties. MEIF kwam echter met een lucratief aanbod, met betrekking tot de rendementen die men kon verkrijgen, om met een deel van dit geld 51% van de aandelen van ObN en NetH te kopen van RWE. Aanvankelijk zou MEIF dan 49% van de aandelen kopen. Tijdens het wethouderschap van Pastoor werd de voorgenomen deal met MEIF gesloten. Wethouder Mittendorff heeft de deal in een besloten vergadering van de gemeenteraad van Eindhoven verdedigd en de gemeenteraad gaf zijn toestemming op 24 oktober 2005. Aangezien de wetgeving nog niet toe liet dat private ondernemingen in netwerkbedrijven participeerden, heeft de gemeente Eindhoven 100% van de aandelen van ObN en NetH gekocht, na herfinanciering, voor € 107 miljoen. Daarna is er een converteerbare lening gesloten met MEIF van € 53,3 miljoen. Hiervoor zou MEIF 49% van de aandelen kunnen verkrijgen nadat het ministerie van EZ toestemming zou hebben verleend.
Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 32 / 64
3.2.6 Vervolg Project verkoop NRE-Holding Ten tijde van de koop door de gemeente Eindhoven van de ObN en NetH liep de activiteit van NRE door en dus ook het verkoopproces met MEIF. De draad wordt weer opgepakt vanaf paragraaf 3.2.3 Project verkoop NRE-Holding. De gang van zaken wordt per jaar beschreven.
2006 Bij PUF Participations BV werd -conform het gewenste profiel- op de aandeelhouders-vergadering van 8 februari 2006 Van der Poel aangesteld als statutair directeur. In wezen was het een eenmansfunctie. Op 8 juni 2006 stelde Deterink in een vertrouwelijke nota de aandeelhouders van PUF op de hoogte dat de verkoop door PUF van 49% van de aandelen in NRE Groep BV aan MEIF niet voor medio 2007 zou kunnen doorgaan, gezien de ontwikkeling rondom de Splitsingswet: de minister zou geen toestemming verlenen. Voorlopig zou 100% van het juridische eigendom in handen van publiekrechtelijke rechtspersonen moeten blijven in afwachting van nadere wetgeving. Er zou opnieuw gesproken moeten worden met MEIF omdat het in 2005 gesloten contract een beperkte looptijd had (levering aandelen uiterlijk 30 september 2006). Die looptijd zou overschreden gaan worden en het gevolg zou zijn dat het contract zou komen te vervallen. Na hernieuwd overleg tussen de betrokken partijen werd overeengekomen de uiterste leveringsdatum te verlengen en te laten samenvallen met de uiterste leveringsdatum, die door de gemeente Eindhoven en MEIF overeengekomen was met RWE, inzake de overname van ObN en NetH. Het voorstel was de levering van de NRE aandelen aan MEIF uiterlijk plaats te laten vinden binnen 359 dagen ná de datum van ondertekening van de koopakte van ObN en NetH. Op 19 juni 2006 werd de derde aandeelhoudersvergadering van de PUF B.V. gehouden ten kantore van NREHolding. De projecten Goose en Rook en de long stop date kwamen aan de orde. Deze long stop date werd gesteld op 8 juni 2007. In de AVA van PUF Participations B.V. op 11 december 2006 meldde Van der Poel, directeur PUF Participations, dat hij niet verwachtte dat er in 2007 zou worden geprivatiseerd. Dijkstra was het, zoals uit de vergaderstukken blijkt, daarmee oneens en gaf in deze vergadering aan dat het parlement geen verbod op privatisering kon instellen vanwege de Europese wetgeving (EVRM) en de cross border lease overeenkomsten27. Een verbod op privatisering zou als een ‘event of default’ gekwalificeerd worden zoals opgenomen was in de overeenkomsten. De long stop date transactie PUF-MEIF juni 2007 kon eventueel verlengd worden. De long stop date Einhoven/MEIF-RWE juni 2007 kon moeilijk verlengd worden, in verband met de afgesproken herfinancieringconstructie. Verwezen wordt naar de vorige paragraaf voor de oplossing die de gemeente Eindhoven had gekozen, nl. 100% van de aandelen te kopen. Samenvatting van het jaar 2006 Om een goed overzicht te houden wat er in het jaar 2006 gebeurde dient ook naar Intergas, Obragas & NetH te worden gekeken. NRE Netwerk was in 2006 volop in gesprek om een fusie aan te gaan met Intergas Netwerk. MEIF en gemeente Eindhoven waren nog bezig met de acquisitie van ObN & NetH. Begin 2006 werd er een nieuw bod uitgebracht door MEIF en de gemeente Eindhoven op ObN & NetH en op 13 juni 2006 werd er een principe akkoord bereikt. Op 1 juli 2006 werden ObN & NetH voor rekening gebracht van MEIF en de gemeente Eindhoven. De gemeente Eindhoven en MEIF werden samen verantwoordelijk voor het resultaat van ObN en NetH. Dit was nog geen formele afwikkeling want die zou pas 1 juli 2007 komen. Er begon in 2006 wel een samenwerking te ontstaan tussen NRE Netwerk enerzijds en ObN & NetH anderzijds. De andere gemeenten in PUF hadden namelijk belangstelling getoond voor ObN &Net H. In 2006 speelde de Splitsingswet die uiteindelijk niet door de Eerste Kamer kwam. Hierdoor vertraagde de privatisering en moesten de contracten met MEIF voor NRE Netwerk met de 12 gemeenten enerzijds en voor ObN & NetH met de gemeente Eindhoven anderzijds worden aangepast: de long stop date moest verlengd worden. Deze long stop dates zijn toen op elkaar afgestemd.
27
Dit verschil van mening kwam voort uit interpretaties. Van der Poel ging veel meer in op de sfeer die in Den Haag aanwezig was en die privatisering verder zou vertragen, mede gezien het verwerpen van de Splitsingswet door de Eerste Kamer en het vertrek van Brinkhorst als minister. Dijkstra baseerde zijn mening veel meer op de feitelijke mogelijkheden, die ook minister Brinkhorst voor zijn aftreden had aangegeven.
Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 33 / 64
2007 Op 7 juni 2007 was er een aandeelhoudersvergadering om het aflopend contract met MEIF te verlengen tot 31 december 2007 en tevens een achtergestelde lening te geven aan PUF B.V. (Het bedrag van de achtergestelde lening zou als dividend aan de gemeenten worden uitgekeerd.) Dijkstra schreef op 26 juni 2007 een e-mail aan Deterink, over wat het beste moment zou kunnen zijn om te bezien of een fusie op aandeelhoudersniveau tussen NRE en ObN en NetH mogelijk was. Hij dacht hierbij aan een structuur, waarin de aandelen die Eindhoven had in ObN en NetH, in PUF Participations BV werden ingebracht. De rest van de structuur wilde hij ongemoeid laten. Hij dacht dat het een goed moment was als MEIF de converteerbare lening aan de gemeente Eindhoven zou verstrekken voor ObN en NetH. De hoogte van beide leningen hield rekening met een” roll forward”, zodat dat de ruilvoet op basis hiervan gemakkelijk kon worden bepaald. Het was niet waarschijnlijk, dat in de toekomst weer een moment zou aanbreken, waarop de ruilvoet redelijk objectief kon worden vastgesteld, zonder dat een mate van due diligence (boekenonderzoek) nodig was. Er was veel voor te zeggen om het moment van fuseren op korte termijn te laten plaatsvinden. MEIF wilde de NRE-transactie aanpassen op dezelfde wijze als ObN en NetH. MEIF wilde een converteerbare geldlening van ruim € 71 miljoen aan de NRE-groep verstrekken zodat op het moment van toestemming van het ministerie van EZ de aandelentransactie van NRE kon plaatsvinden. Van de zijde van de niet-Eindhovense aandeelhouders in de PUF werd de wens kenbaar gemaakt het aandeel in ObN en NetH met Eindhoven te delen. De aandeelhouders die dat wilden zouden zich dan moeten ‘inkopen’ en een goed moment daarvoor was het moment waarop het geld van de lening door MEIF naar de aandeelhouders zou gaan. De gemeenten behoefden dan niet de portemonnee te trekken, wat het proces gemakkelijk zou maken. Tegelijkertijd was op dat moment een objectieve waarde van het aandeel vast te stellen. Ook dat zou later veel moeilijker worden. Indien Eindhoven bereid zou zijn om het belang in ObN en NetH terug te brengen tot het belang in NRE (73%), veranderde er in de gefuseerde aandelen verhouding niets. De prijs die de aandeelhouders hiervoor betaalden, zou in mindering gebracht op het superdividend als gevolg van de lening van MEIF. Het leek de directeur van NRE dat in de hele besluitvorming op gemeentelijk niveau dit de gemakkelijkste weg was. Voorwaarde was echter dat Eindhoven akkoord moest gaan. Ook als Eindhoven dit niet wilde, was een fusie aan te bevelen, maar zou het veel moeilijker zijn om de kleinere aandeelhouders in PUF over de streep te trekken. Om zijn plannen te kunnen realiseren en voortgang te houden presenteerde de directeur van NRE in de RvCvergadering van 10 september 2007 zijn integratieplan NRE met ObN en NetH. De maand daarvoor was daar met hulp van externe adviseurs aan gewerkt. De processen waren uitgelijnd, de nieuwe organisatiestructuur was bepaald en hij wilde zo snel mogelijk zijn kwartiermakers benoemen en de reorganisatie doorvoeren. In dezelfde vergadering presenteerde Dijkstra aan de RvC ook een tweetal financiële stukken -in het Engels in verband met de twee MEIF commissarissen, dat een nogal schokkend beeld wierp op de gehele financiële situatie waarin NRE zich inmiddels zou bevinden. Uit deze stukken kon geconcludeerd worden dat zowel door de te verwachten tariefkortingen door DTe, als de interventie van NMa met betrekking tot de solvabiliteitstest NRE grote risico’s liep en de verdere winst/dividend vooruitzichten veel slechter zouden zijn dan voorzien. De RvC gaf de directeur groen licht door te gaan met een nieuwe organisatiestructuur, maar gaf tevens de opdracht de aandeelhouders over de tariefkorting te informeren. Op 11 september 2007 werd in een commissievergadering van de gemeente Eindhoven door Deterink een toelichting gegeven op de converteerbare lening die MEIF zou geven aan NRE. Deterink had net voor de vergadering nog met Dijkstra gebeld om te vragen of er nog ontwikkelingen waren die op deze behandeling van de converteerbare lening van invloed zouden kunnen zijn. De beleidsambtenaar van de gemeente Eindhoven was hier getuige van. Dijkstra gaf hier een ontkennend antwoord op. Op 17 september 2007 sprak Dijkstra met Van der Poel, als aandeelhouder PUF B.V. van NRE, over de voornemens van de DTe om de tarieven vanaf 1 januari 2008 aanzienlijk (7,7 %)28 te korten. Deze kortingen zouden leiden tot substantiële consequenties voor de winstgevendheid, het uit te keren dividend en de 28
Indien deze tariefkorting door zou gaan dan had dit erg veel consequenties. De omzet zou met 7,7% dalen dus ook de winst van NRE zou veel minder zijn. Bedrijven worden gewaardeerd op winstverwachtingen, dus door een lagere winstverwachting wordt een bedrijf ook minder waard. Het vreemd vermogen bleef in absolute zin gelijk, dus de verhouding vreemd vermogen en eigen vermogen kwam daarmee in een slechtere verhouding.
Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 34 / 64
vermogenspositie (waarde) van NRE. Met het oog hierop werd voor 28 september 2007 een aandeelhoudersvergadering van PUF uitgeschreven. De voornemens van DTe markeren een belangrijke omslag in het dossier. Wat bleek? De ‘draft decision’ van de DTe is gedateerd 16 juli – deze was op 17 juli ontvangen. Op 12 september volgde een officiële brief. Op 20 augustus was er een maandelijkse ‘conference call’ waarin Dijkstra Van der Poel informeerde ‘over een voorstel voor de tarieven’,Dijkstra was van mening, dat de tariefkorting nog met DTe bespreekbaar was. Hij zou zijn mening hierover kenbaar maken bij DTe. Het duurde dus nogal voor er wat met de informatie over de voornemens tot tariefkorting van de DTe werd gedaan naar de gemeenten. Op 20 september 2007 werd Deterink door Blox, financieel directeur van NRE, op de hoogte gebracht van de tariefkorting en de gevolgen hiervan, vooral voor de PUF en de dreigende risico’s voor de bedrijfsresultaten en de waarde van NRE. Diezelfde dag stelde Deterink de beleidsambtenaar van de gemeente Eindhoven telefonisch op de hoogte. De volgende ochtend, 21 september 2007, informeerde Deterink wethouder Don hierover. Don reageerde totaal verrast en eiste spoedoverleg met de directeur NRE over toelichting op de gevolgen van de door de DTe in het vooruitzicht gestelde tariefkortingen. Bij dit spoedoverleg waren ook Deterink en de beleidsambtenaar aanwezig. Dijkstra stelde dat hij de gemeenten niet hoefde te informeren omdat formeel de gemeenten geen aandeelhouders waren. Op 28 september 2007 werd een extra aandeelhoudersvergadering van PUF B.V. gehouden. Hier werden harde woorden gesproken door de aandeelhouders en wethouder Don van Eindhoven. De directeur van NRE werd aangesproken op het niet tijdig informeren van de gemeenten, mede omdat rond deze periode de raden geïnformeerd werden over de begroting van 2008. De gemeente Eindhoven gaf heel nadrukkelijk aan dat zij de financiële commissie van de raad niet goed had geïnformeerd omdat de dividenduitkering van NRE in 2008 naar verwachting veel lager zou uitvallen en er bovendien een afwaardering van de goodwill van NRE zou moeten plaatsvinden. De gemeenten waren verbijsterd en Dijkstra, Van ‘t Hullenaar en Van der Poel gaven aan dat zij niet in de gaten hadden welke consequenties de tariefkortingen hadden voor de gemeenten. Anders gezegd: er was weinig gevoel voor de publiekrechtelijke kant en de verantwoordingsmechanismen. De gemeenten moesten voor 22 september 2007 beslissen over de voortzetting van de samenwerking met MEIF. De gemeenten waren echter niet volledig geïnformeerd en zouden mogelijk verkeerde beslissingen hebben genomen. Gezien de ontstane situatie werden de onderhandelingen met MEIF opgeschort. Op 2 oktober 2007 meldden B&W van Eindhoven, na aldus geïnformeerd te zijn, de gemeenteraad, dat zij de onderhandelingen met MEIF over de NRE transactie zouden opschorten met het oog op de voorgenomen tariefkortingen door de DTe. Deze kortingen zouden hoogstwaarschijnlijk tot een grote afwaardering van het eigen vermogen leiden. Een andere onzekerheid was de consequentie van het wetsvoorstel ‘Marktmodel’, op grond waarvan een forse investering in zogenaamde ‘slimme meters’ was vereist. Omdat nog onbekend was om welke investering het ging, was de uiteindelijke invloed op de financieringsstructuur onzeker. Van der Poel( PUF) gaf aan dat er een onderzoek naar de directeur NRE zou komen. In eerste instantie zou hij daar zelf leiding aan geven, maar om de schijn van belangenverstrengeling te vermijden, zag hij daarvan af. De twaalf gemeenten c.q. aandeelhouders vertegenwoordigd in PUF, verweten de directeur NRE, Dijkstra, dat deze bewust cruciale informatie had achtergehouden. Bovendien werd hem verweten dat hij in de zomer van 2007 al op de hoogte was van de te verwachten wetgevingsproblemen en gewoon was doorgegaan alsof er niets aan de hand was. Op 11 oktober 2007 werd door Van ‘t Hullenaar bekend gemaakt dat Weggeman een onderzoek ging leiden naar de directeur. De onrust rondom NRE nam toe. Een groot deel van het personeel was het beleid van Dijkstra beu, ze waren woedend over de derde reorganisatie sinds 2002 en bang om hun baan te verliezen. In een door 60 medewerkers ondertekende brief (18 oktober 2007) aan de ondernemingsraad werd de directeur verantwoordelijk gesteld voor de voortdurende onrust binnen het bedrijf. De ondernemingsraad verzocht aan de RvC vervolgens de directeur voorlopig van zijn taken te ontheffen. De directeur lag weliswaar onder vuur bij de meerderheid van de NRE medewerkers; toch wilde hij de reorganisatie doorzetten. Begin november 2007 maakte de directeur de benoeming van acht nieuwe ‘kwartiermakers’ (managers) binnen NRE bekend. Zij moesten de reorganisatie uitvoeren die leidde tot het samenvoegen van werkzaamheden bij de netten van ObN en NetH enerzijds en NRE anderzijds. Daarbij gingen mogelijk veel banen verloren. Volgens de voorzitter van de ondernemingsraad Maas, waren de NRE medewerkers ontstemd over de benoemingen van de nieuwe ‘kwartiermakers’. De directeur NRE zag echter Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 35 / 64
mogelijkheden om door bundeling van activiteiten kosten te besparen en legde de voorgenomen reorganisatie in de vorm van een adviesaanvraag bij de ondernemingsraad neer. De ondernemingsraad leek echter niet van zins om daarover te beslissen, voordat de externe commissie over het lot van de directeur had beslist. In de tweede helft van november bracht Weggeman verslag uit aan de RvC. Op dinsdag 4 december 2007 werd Dijkstra, met onmiddellijke ingang op non-actief gesteld door de Raad van Commissarissen .Naast het niet adequaat informeren van betrokkenen door Dijkstra, speelde onder meer ook dat de RvC inmiddels meer zicht had gekregen op Dijkstra’s functioneren in de organisatie. De directeur lichtte vervolgens in een bijeenkomst met het voltallige personeel zijn ontslag toe. Volgens Van ‘t Hullenaar was het ontslag van de directeur een dieptepunt voor NRE. Het afscheid van de directeur was een moeilijke beslissing. De president-commissaris stelde dat een onwerkbare situatie was ontstaan door publicitaire druk en voortdurende interne strijd. Hij vond niet dat hij eerder had kunnen ingrijpen. Er was een extern onderzoek ingesteld en het zou onzorgvuldig zijn geweest om de conclusies daarvan niet af te wachten. De RvC stemde unaniem in met het ontslag van de directeur hoewel de twee Engelse commissarissen hem tot het laatste moment steunden. Op korte termijn benoemde de RvC Burg als interimmanager. Tot die tijd hadden Blox en Van Hof de leiding over NRE. Op de AVA van PUF BV van 14 december werd Burg voorgesteld als potentieel interim- directeur van NRE voor 6 maanden. Voorgesteld werd om een intentieverklaring te tekenen met MEIF omdat de long-stop date op 31 december 2007 zou verlopen. Dit was een tussenoplossing om tijd te winnen en te komen tot een hernieuwd contract met MEIF. Van de andere kant gaf Deterink aan, dat rekening gehouden moest worden met de mogelijkheid dat geen overeenstemming bereikt zou kunnen worden met MEIF. Op 18 december 2007 berichtten B&W van Eindhoven dat de contracten over de NRE-transactie zouden verlopen en dat hiervoor in de plaats een wederzijdse intentieverklaring kwam om de transactie nader te bezien. Scenario’s die de revue passeerden, waren: -het laten verlopen van de aandelentransactie en de lening; -de contracten uitvoeren; -verlengen zonder nader overleg. De verklaring waarin dit werd geregeld, meldde dat partijen in maart/april 2008 overeenstemming moesten hebben bereikt over de contouren. In augustus/september 2008 moest overeenstemming zijn over de kaders waaronder de aandelentransactie en de lening alsnog verlengd zou kunnen worden. Samenvatting van het jaar 2007 De onderhandelingen met van NRE Netwerk met Intergas werd in april 2007 door Intergas afgebroken.Toestemming werd verkregen van de Provinciale Staten van Noord-Brabant om B.V.’s op te richten om daarin ObN & NetH onder te brengen. Echter, de ontwikkelingen bij het ministerie van EZ liepen anders dan verwacht en het was niet mogelijk dat MEIF samen met gemeente Eindhoven ObN & NetH in de verhouding 49/51% konden kopen. ObN & NetH werden echter ook geherfinancieerd en de looptijd van deze contracten liep bijna af. Dus de gemeente Eindhoven kocht 100% van de aandelen. Later gaf MEIF een converteerbare achtergestelde lening uit aan gemeente Eindhoven die gelijk was aan de 49% van het eigen vermogen van ObN & NetH. De integratie tussen NRE en ObN & NetH liep verder door. Zo was de RvC van NRE-B.V.’s een personele unie met de RvC van ObN & NetH. De directievoering van ObN & NetH werd overgenomen door NRE. In de tweede helft van 2007 werd een vooraankondiging gedaan door DTe over een tariefsverlaging. De algemeen directeur van NRE/ObN & NetH, Dijkstra informeerde de belangrijkste partijen niet adequaat en vooral de gemeenten hier te laat over. Er speelde ook nog een verandering van het contract met MEIF voor NRE (een gelijksoortig contract als dat bij ObN & NetH). De algemeen directeur NRE kreeg ook nog problemen met zijn personeel en na een onderzoek werd Dijkstra ontslagen. Het nieuwe contract van de twaalf gemeenten met MEIF voor NRE werd uitgesteld.
Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 36 / 64
2008 Op 22 februari 2008 werd een informele bijeenkomst gehouden tussen de twee commissarissen van MEIF in de RvC van NRE en wethouder Don. De verhoudingen waren weer verbeterd nadat enige argwaan was ontstaan rondom het handelen van oud-directeur Dijkstra. ObN en NetH waren ongeveer € 400 miljoen waard. € 300 miljoen was vreemd vermogen en gemeente Eindhoven en MEIF hadden ieder ongeveer € 50 miljoen29 geïnvesteerd. De tariefkortingen van DTe zouden minder invloed hebben op deze netwerken. NRE was ongeveer € 520 miljoen waard. € 360 miljoen was vreemd vermogen en € 160 miljoen was het eigen vermogen door de twaalf gemeenten ingebracht. Er werd aangegeven: stel dat de waarde en dus het eigen vermogen met € 70 miljoen zou dalen -ten gevolge van de tariefsdalingdan is de schuld te groot30. Er zouden twee oplossingen mogelijk zijn, de gemeenten storten bij, of MEIF (of derde partij) zou een achtergestelde lening geven aan NRE. MEIF bleef zowel in NRE als in de andere netwerken geïnteresseerd. Op 3 maart 2008 werd door de interim-directeur het businessplan NRE/ObN en NetH 2008-2011 aan de raad van commissarissen voorgelegd; dit werd goedgekeurd. Op 6 maart werden de ondernemingsraden geïnformeerd over een reductie van 60 fte (van 260 fte naar 200 fte) De interim-directeur keek met een nieuwe blik tegen NRE en ObN & NetH. Op 7 april 2008, een aantal maanden nadat hij zijn werk was begonnen, schreef de interim-directeur een vertrouwelijke en persoonlijke brief aan de president-commissaris met een afschrift aan de twee Nederlandse commissarissen. Dus niet aan de commissarissen van MEIF. In deze brief kwam naar voren dat de interim-directeur het niet eens was met de werkwijze van de president-commissaris: hij zou willen werken volgens duidelijke en toelaatbare afspraken en sprak de president-commissaris daarop aan. Op 16 mei 2008 volgde een presentatie van MEIF aan AVA PUF (de twaalf gemeenten als aandeelhouders). MEIF gaf aan dat zij eventueel steun zouden willen verlenen aan NRE om de financiële positie te verbeteren. Dit was voorbesproken met wethouder Don in februari 2008 en herbevestigd op 7 mei 2008 De aandeelhouders, die hierover overleg voerden nadat MEIF was vertrokken, hadden geen problemen om MEIF te spreken, maar wilden eerst zelf een oplossing zoeken. Er werden twee werkgroepen ingesteld om de mogelijkheden van een kapitaalinjectie en de toekomstperspectieven van NRE Groep B.V. uit te zoeken. Op 28 mei voerde Deterink, op verzoek van de gemeente Eindhoven, een gesprek met Beckley en Stanley van MEIF (de twee Engelse leden van de RvC) en de interim- directeur NRE/ObN & NetH. In dit gesprek werd door MEIF gesteld dat zij duidelijkheid wilde van de gemeente Eindhoven en dat verder uitstel geen optie meer was. Zij wilde antwoord op de vraag of MEIF een rol zou kunnen spelen bij de herkapitalisatie van NRE (Dit was de lening € 71 miljoen die MEIF wilde verstrekken, als een converteerbare achtergestelde lening voor de transactie van de aandelen van NRE). Deterink antwoordde hierop, dat de gemeenten allereerst zouden trachten de herkapitalisatie zelf op te lossen (conform de uitspraak van de AVA PUF, 16 mei). Een directe betrokkenheid van MEIF hierin werd vooralsnog niet voorzien. De vertegenwoordigers van MEIF begrepen deze opstelling, doch wezen erop, dat er dan, gezien de betrokkenheid van MEIF bij ObN & NetH, nog maar drie opties overbleven, te weten: -
-
-
Een fusie tussen de ObN en NetH en het NRE Netwerk. Hiertoe moest dan snel een besluit genomen worden. De fusie zou er op neerkomen, dat waar MEIF op dat moment in materiële zin – en daarom niet in juridische zin – 49% gerechtigd was in ObN en NetH, zij ná de fusie voor bijvoorbeeld 25 % gerechtigd zou zijn in NRE Netwerk. Het exacte percentage was uiteraard afhankelijk van de waardering van beide vennootschappen. Indien de gemeenten een dergelijke directe participatie van MEIF in NRE ná fusie niet mochten wensen, dienden ObN & NetH zo spoedig mogelijk op ‘stand alone’ basis verder te gaan en diende de integratie, voor zover gerealiseerd, te worden teruggedraaid. ObN & NetH dienden dan een eigen RvC te krijgen, welke geen personele unie mocht zijn met de RvC van NRE. Voorts dienden ObN & NetH een eigen management te krijgen en diende de managementovereenkomst met NRE te worden beëindigd. De converteerbare lening op ObN & NetH zou worden afgelost, waarbij de vraag, of dan een boete zou worden geclaimd, niet aan de orde is gesteld. De lening bedroeg, op 12 juli 2007 € 53,3 miljoen.
De vertegenwoordigers van MEIF drongen er op aan, dat zij binnen twee tot drie weken een duidelijke beslissing van met name de gemeente Eindhoven (aandeelhouder in ObN & NetH) zouden vernemen, voor welke van de bovenstaande drie opties zou worden gekozen. Tevens wilden zij een bij de te kiezen optie 29
De gemeente Eindhoven had wellis waar 100% van de aandelen van Obragas Particpations, die ongeveer € 100 miljoen hadden gekost maar MEIF had de gemeente Eindoven € 50 miljoen geleend, een achtergestelde converteerbare lening. De achtergestelde lening wordt als een goed onderpand gezien door de buitenwereld, eventuele schuldeisers.
Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 37 / 64
behorende tijdspad ontvangen. Indien mocht blijken, dat binnen de gestelde termijn geen duidelijkheid kon worden verkregen, zouden zij aandringen op het onverwijld ‘stand alone’ plaatsen van ObN & NetH. MEIF wilde verder geen afwachtende houding aannemen. Terzijde kwam in dit gesprek nog aan de orde de door ObN en NetH te betalen rente uit hoofde van de converteerbare lening, welke rente bestond uit een vast gedeelte van 8% en een variabel gedeelte zijnde 49% van de zogenaamde ‘free cash’. De interim-directeur schreef op 29 mei 2008 een brief aan wethouder Don, de president-commissaris van ObN & NetH en de juridisch adviseur van de gemeente Eindhoven Deterink. Op woensdag 28 mei 2008 had een vergadering van de RvC van ObN en NetH plaatsgevonden. DTe had geconcludeerd dat ObH en NetH niet financierbaar waren en dus had de interim- directeur geen voorstel gedaan om dividend uit te keren. Echter, kort voor en tijdens de vergadering van RvC kwam Burg er achter dat Maquarie de ‘free-cash’-verdeling31 opeiste. Dit gaf Burg een volledig andere kijk op de financierbaarheid van ObN & NetH en daarmee samenhangend NRE32. Hij stelde een versnelde fusie tussen NRE en ObN & NetH voor en tevens om de overeenkomst met MEIF te beëindigen. Daarnaast wilde hij een sanering van alle juridische structuren (‘kerstboom’) om te komen tot een eenduidige juridische structuur. Dit alles zou zorgvuldig voorbereid en uitgevoerd dienen te worden. Op 18 juni 2008 kwamen Burg, Van der Poel, Deterink, Vervaart, Ligtvoet en de beleidsambtenaar van de gemeente Eindhoven bijeen.. Burg stelde dat hij -en de Nederlandse commissarissen- van mening waren dat afscheid genomen moest worden van MEIF. Alle andere deelnemers zagen geen aanleiding om het contact met MEIF te verbreken. Besloten werd om verder in overleg te treden met MEIF. De ondernemingsraden stuurden op 20 juni 2008 een gezamenlijke brief aan RvC NRE Groep, waarin ze hun grote zorgen tot uitdrukking brachten over de financiële ontwikkelingen binnen NRE, ObN en NetH. Binnen de, in Nederland geldende wettelijke aan ondernemingsraden toekomende positie, werden aan MEIF een aantal vragen gesteld, maar werd ook gedreigd een beroep in te stellen bij de Ondernemingskamer in Amsterdam. Eind juni 2008 vertrok de financieel directeur Blox met een regeling. Er ontstonden niet alleen problemen in het management van NRE en tegenstellingen en spanningen tussen ondernemingsraden en MEIF, maar ook tussen de gemeente Eindhoven enerzijds en de interim-directeur en RvC van NRE anderzijds. Beide partijen konden elkaar niet vinden in een eenduidige strategie en hadden verschillende opvattingen over hoe zich op te stellen richting MEIF. Dit is onder meer af te leiden uit een mailwisseling tussen Deterink, Don en de Eindhovense beleidsambtenaar van 31 juli 2008. Hieruit viel op te maken dat de aandeelhouders geen redenen zagen om de relatie met MEIF te verbreken. Gemeente Eindhoven en Deterink vonden, anders dan de interim-directeur, MEIF een betrouwbare partner. In de ogen van de aandeelhouders schoot juist Burg tekort en diende hij op korte termijn een financierbaar businessplan op tafel te leggen. Op basis daarvan kon dan met MEIF heronderhandeld worden. Burg, schreef op 7 juli 2008 een ontslagbrief aan de burgermeester van Eindhoven betreffende zijn functie van statutair directeur van ObN en NetH Participations33. Hij kon deze functie niet meer combineren met zijn functies van directeur NRE-Groep en ObN-NetH Groep, gezien de converteerbare lening van MEIF aan ObN en NetH Participations. Er waren geheimhoudingen in het contract afgesloten en deze lening was een wurgcontract voor de netwerkbedrijven ObN & NetH. Er werd contact opgenomen met Burg om aan te blijven. Van der Poel zou vertrekken als directeur PUF en mogelijk zou de nieuwe directeur PUF tevens directeur Obragas Participations kunnen worden. Tevens bleek uit interne stukken van de gemeente Eindhoven dat de gemeente Eindhoven weinig continuïteit zag voor samenwerking met MEIF en men twijfels had om de toenmalige juridisch adviseur verder bij het proces te betrekken. Van der Poel is in juni 2008 opgestapt, formeel zou hij met ingang van 1 augustus 2008 zijn functie neerleggen.
31 MEIF had de gemeente Eindhoven een achtergestelde converteerbare (in te ruilen voor 49% van de aandelen) lening gegeven van € 53,3 miljoen onder de conditie van een rente van 8% en een free-cash verdeling van 51%-49%. 32 ObN & NetH enerzijds en NRE anderzijds waren nog niet tot een fusie gekomen maar qua bedrijfsvoering al geïntegreerd. 33 ObN & NetH Participations was voor ObN & NetH de BV waar gemeente Eindhoven 100% aandeelhouder van was. De heer Burg was hier directeur van. Vergelijkbaar met ObN & NetH Participations was PUF participations voor NRE waar Van der Poel de directeur van was.
Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 38 / 64
De problemen voor NRE stapelden zich verder op, toen naar aanleiding van het Voortgezet Algemeen Overleg van 3 juli 2008 inzake de splitsingsplannen, de minister van EZ een brief aan de netbeheerders schreef. In de Tweede Kamer, was met algemene stemmen een motie van het Kamerlid Samson aangenomen inzake het tegengaan van overbelening van netbeheerders.34 De minister werd in deze motie verzocht de netbeheerders te informeren dat het buitenproportioneel belenen van netbedrijven ontoelaatbaar was. De minister moest hiertoe zo nodig haar instrumenten als NMa of de Energiekamer inzetten. Intussen bleven de ondernemingsraden om informatie vragen. Het college van B&W van Eindhoven stelde voor om op 13 augustus 2008 nadere uitleg te geven, zo mogelijk in aanwezigheid van de directeur en de Nederlandse leden van de RvC. Op 7 augustus 2008 schreef Burg aan het college van B&W een brief aangaande de ‘convertible loan agreement’(CLA) met MEIF voor ObN en NetH. De lening kon niet los gezien worden van de totale financieringsproblematiek van ObN en NetH (en NRE). Er liep een ingewikkelde structuur van een drietal leningen bij ObN en NetH. Naar aanleiding van deze brief vond op 13 augustus 2008 overleg plaats, tussen de Nederlandse commissarissen van NRE, Burg, Don en Verbakel (gemeente Eindhoven) en adviseur Deterink. De slotsom was dat de gemeente Eindhoven schoorvoetend akkoord ging met het contract met MEIF en als dat niet zou lukken dat dan mogelijk een exit-strategie aan de orde zou zijn. Aldus werd ook overlegd met de ondernemingsraden. Op 14 en 15 augustus 2008 stuurde Burg vertrouwelijke brieven aan Van ‘t Hullenaar, Van Elderen en Deterink, waarin hij uitvoerig de leningen toelicht en de consequenties daarvan. Daarbij gaf hij aan dat met ruim € 60 miljoen de lening afgelost moest kunnen worden. Er was inmiddels eenheid in opvatting tussen aandeelhouders, directie en RvC van NRE/ObN en NetH: op 28 augustus 2008 meldde de gemeente Eindhoven dat besloten was om de leenovereenkomst tussen de gemeente en MEIF voor de energienetwerken ObN/NetH te ontbinden. Als gevolg van de veranderde politieke omstandigheden was de constructie van deze leenovereenkomst ‘niet langer optimaal’ voor alle betrokken partijen. Binnen de kaders van het contract ontving MEIF van de gemeente Eindhoven het bedrag van de lening (oorspronkelijk) € 53 miljoen terug alsmede het aandeel van het rendement over de veertien maanden waarop het contract van toepassing was (ruim € 7 miljoen). De twee vertegenwoordigers van MEIF in de RvC van ObN & NetH en NRE zouden terugtreden. Ten aanzien van de verdere afronding van de fusie tussen NRE en ObN en NetH gaf Holland van Gijzen middels een memorandum aan de Eindhovense beleidsadviseur aan, hoe de fusie tussen NRE en ObN & NetH moest worden ingevuld. (6 oktober 2008). Door middel van een aantal tussenstappen/fusies kon de huidige structuur sterk worden vereenvoudigd . Dit waren opeenvolgende fusies van vennootschappen binnen de ObN-NetH Groep en fusies binnen de NRE Groep.
Er diende eerst een fusievoorstel geschreven te worden en ondertekend door de RvC. Daarna volgden nog diverse juridische stappen, totdat de akte bij de notaris was gepasseerd. Een beschrijving van de vereenvoudiging van de gehele NRE en ObN & NetH vennootschappenstructuur, is opgenomen in schema 7 .
34 Kamerstukken II, 2007- 2008, 30 212, nr. 70, en bijlage 2
Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 39 / 64
Schema 7.Totale vereenvoudigde organisatie NRE & ObN-NetH. Gemeenten
PUF ObN-NetH Participations / NewCo
ObN-NetH TitleCo
NRE Group
ObN-NetH Holding
NetH TitleCo NRE Netwerk NRE Infra Bedrijfsvoering
Obragas Net
NRE Meetbedrijf
NRE Gasnetwerk
NRE Infra Ontwikkeling
NRE Elek.netwerk
BV Netbeheer Haarlemmermeer
Op 9 september 2008 besloot het college tot: - beëindiging van het contract met MEIF door middel van een Termination Agreement; - het aangaan van een kortlopende lening ter grootte van € 60,6 mln. voor de periode tot 31 december 2008 met de mogelijkheid tot verlenging van zes maanden in de vorm van een zogenaamde Shareholder Loan Agreement. Overeengekomen was dat deze lening werd betrokken in het totaal van de herstructurering van de financiering van de groepsondernemingen. Mocht op deze einddatum geen overeenstemming zijn bereikt dan zou deze eenmalig verlengd kunnen worden t/m 30 juni 2009. Op 11 september 2008 was overeenstemming bereikt over de ontbindingsovereenkomst. Hierbij was overeengekomen dat de CLA verviel, MEIF vertrok en zag van al haar rechten af en de beide Engelse commissarissen, Stanley en Beckley legden met onmiddellijke ingang hun functies neer. De RvC van de NRE informeerde vervolgens PUF omtrent het vertrek van beide Engelse commissarissen, maar ook over het vertrek van Buitelaar, die namens de werknemers in de RvC zat. Inmiddels was een nieuwe directeur voor de PUF aangezocht: Vingerling werd door de selectiecommissie voorgesteld als directeur ad interim voor de duur van 6 maanden. De AVA diende echter nog akkoord te gaan met zijn aanstelling. Burg informeerde in een aandeelhoudersvergadering van de PUF Participations op 29 oktober 2008, de aandeelhouders dat via een Algemene Maatregel van Bestuur, door EZ normen waren vastgesteld aan de hand waarvan de Energiekamer haar toezicht zou uitoefenen. Samen met de andere uitgangspunten leidde dit tot een eerste inzicht in de benodigde kapitaalinjectie. In haar opzet hield NRE nu rekening met het gegeven dat de kapitaalinjectie voor de aandeelhouders budgettair neutraal zou moeten kunnen verlopen. De president-commissaris gaf aan, dat de RvC deze eerste opzet had goedgekeurd. De Energiekamer beschikte inmiddels ook over deze cijfers. Een van de normen leek niet in balans met de drie andere. Op 31 oktober zou er opnieuw met de Energiekamer gesproken worden over de ruimte die eventueel beschikbaar kwam om naar een eindsituatie toe te groeien. Vingerling, wiens (interim) aanstelling voor de duur van zes maanden door de AVA was goedgekeurd op deze vergadering, zou als de nieuwe directeur PUF deze vervolgstappen namens de gemeenten oppakken (o.a. de vorm van de kapitaalinjectie met het oog op de wet Fido).
Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 40 / 64
Burg wilde graag doorstromen naar een vaste positie, terwijl de RvC hier anders overdacht. Bovendien speelden vergoedingsperikelen. De verhoudingen verslechterden. Op basis van het destijds beoogde contract zou MEIF met ingang van 1 januari 2005 al recht hebben gehad op dividend uit NRE. Dat zou tot uitkering komen zodra MEIF daadwerkelijk kapitaal had ingebracht. Het bedrag over 2005, € 10,6 miljoen stond rentedragend op een zogenaamde ‘escrow’ (tussen)rekening bij het notariaat van Holland van Gijzen. Het bedrag over 2006, € 11,5 miljoen stond rentedragend op een rekening bij PUF Participations. Inmiddels was de overeenkomst met MEIF voor NRE geëindigd en kwamen de bedragen toe aan de twaalf gemeentelijke aandeelhouders. Bij de diverse gemeenten waar de begrotingsbehandeling reeds had plaatsgevonden was besloten af te zien van het inboeken van dividend van NRE over het jaar 2007. De gemeenteraden waar dit aan de orde was hadden dit na de nodige discussie geaccepteerd. Gezien de situatie spraken ook de andere aandeelhouders hun voorkeur uit voor de volgende punten: - Afzien van dividend over 2007. - De bereidheid om te voldoen aan de wettelijke gestelde ratio’s. - De bereidheid om te voldoen aan de overige criteria van de wetgever. Burg schreef op 7 november 2008 een brief aan de voorzitter van de RvC: ‘Hiermede bericht ik u dat ik naar aanleiding van in de afgelopen periode door U als voorzitter van de RvC van NRE Groep BV ingenomen standpunten, heb besloten mijn functie als statutair directeur van NRE Groep BV neer te leggen met ingang van maandag 10 november 2008’. Dit toch plotselinge vertrek van de interim-directeur zette kwaad bloed onder de NRE medewerkers. Ruim honderd medewerkers van NRE bezetten op 10 november het Stadhuisplein in Eindhoven. De medewerkers waren de chaos beu en hielden Don en de RvC aansprakelijk voor de problemen. Op 12 november, kort na de ontslagbrief van Burg en het protest van de werknemers, schreef ook de voorzitter van de RvC Van ‘t Hullenaar, mede namens zijn collega Van Elderen, aan PUF Participations en aan Don dat zij beiden met onmiddellijke ingang hun functies als commissaris van alle vennootschappen neerlegden. Zij verzochten op korte termijn hen volledige decharge te verlenen voor het door hun gevoerde beleid. Zij ‘wilden te midden van de ontstane emoties binnen de ondernemingen geen belemmering vormen voor verdere stappen’, aldus Van ‘t Hullenaar. Deze decharge van beleid werd op zeer korte termijn door de aandeelhouders afgegeven. Begin december kon er voor NRE een nieuwe start gemaakt worden en werd Jöbsis en Lantink benoemd als opvolgers van Burg. Ondertussen onderzocht Deloitte de mogelijkheid om diverse vennootschappen, fiscaal op uiterlijk 31 december 2008 te ontbinden.
Samenvatting van het jaar 2008 Burg werd eind 2007 aangesteld als algemeen directeur ad interim van NRE, ObN en NetH en van ObN en NetH Participations (te vergelijken met PUF Participations). De mogelijke tariefkorting opgelegd door de DTe speelde nog. Er lag een mogelijke vereiste om slimme meters te introduceren waarvoor ook een kapitaal injectie nodig was en de Energiekamer (NMa) was kritisch over de financierbaarheid van zowel NRE als ObN en NetH. MEIF deed voorstellen voor de financiering van NRE. Echter, de gemeenten, en vooral de gemeente Eindhoven, wilden in eerste instantie zelf het probleem oplossen. De gemeenten hebben geen gebruik gemaakt van de door MEIF aangeboden mogelijkheden. In eerste instantie werd het probleem bij ObN en NetH wat minder problematisch opgevat. Echter, toen voor Burg duidelijk werd hoe de financieringsconstructie in elkaar stak, kwam hij in actie en wilde hij van de converteerbare achtergestelde lening van MEIF voor ObN en NetH af. Dit lag enerzijds aan de geheimhouding en anderzijds aan het wurggedeelte met betrekking tot de inning van 49% van de vrije kasstroom van ObN en NetH. In eerste instantie wilde de gemeente Eindhoven niet meegaan met de standpunten van Burg; zij bleef aanvankelijk geloven in MEIF als partner. Later in dat jaar veranderde de gemeente Eindhoven van standpunt en werd ook de converteerbare achtergestelde lening van € 53,3 miljoen afgekocht met de vergoedingen van rente en vrije kasstroom, wat op een bedrag van ongeveer € 60 miljoen uitkwam. De verhoudingen waren door de afwikkeling rondom Dijkstra, de spanningen rondom MEIF, de moeilijke positie vanwege geheimhouding t.o.v. van de Energiekamer en banken, dusdanig opgelopen dat Burg, die aangaf niet voldoende geïnformeerd te zijn, ontslag nam op 7 november 2008. Van ‘t Hullenaar en Van Elderen (RvC-en) namen direct daarop ontslag. Verder werd een totale vereenvoudiging van de organisatiestructuur van NRE en ObN & NetH doorgevoerd, met name minder tussenliggende B.V.’s. Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 41 / 64
3.2.7 Afsluiting Hoe ging het verder? Uiteindelijk is NRE –toch in andere handen overgegaan. Begin 2009 –op 29 januari 2009- werd een vergadering belegd met aandeelhouders PUF Participations, Raad van Commissarissen NRE Groep B.V./ObN-NetH Groep B.V. en directie NRE Groep B.V./ObN-NetH. Diverse zaken werden aan de orde gesteld. Onder meer werd gesproken over het feit dat de NRE en ObNNetH niet voldeden aan de financiële ratio’s die de NMa/Energiekamer stelde. Hierover zijn door de directeur nog verder gesprekken gevoerd met NMa/Energiekamer. Ook kwam de fusie tussen NRE en ObN-NetH ter tafel en de eventuele verkoop, nadat het bedrijf op orde zou zijn gebracht. In het eerste halfjaar van 2009 is er intensief overleg tussen de gemeenten. Er werd informatie gegeven aan de werkgroep van raadsleden en de regiogroep. De Energiekamer gaf aan dat de wettelijke voorschriften inzake goed financieel beheer werden overtreden. De benodigde schuldenreductie voor NRE werd becijferd op € 60 - € 90 miljoen en voor ObN-NetH € 60 - € 125 miljoen. Er werd naar een oplossing gezocht. In juli 2009 werden voorstellen in de raden van alle gemeenten besproken om een aanvulling te doen op het eigen vermogen van NRE € 60 - € 90 miljoen (ieder gemeente zijn deel) en op het eigen vermogen van ObNNetH van € 60 - € 100 miljoen door de gemeente Eindhoven. Daarnaast was het plan een fusie te brengen in de ruilverhouding NRE – ObN-NetH van 62,9 – 37,1%. Na de fusie zou de gemeente Eindhoven van 73,35% naar 83% gaan. De nieuwe naam zou Endinet B.V. worden. De gemeenteraad van Eindhoven stemde op 22 september 2009 hiermee in. Inmiddels werd de Boer & Croon ingeschakeld als adviesbureau. Zij zijn aangesteld voor het verkoopproces van Endinet B.V.. Aanvankelijk was Enexis in beeld om Endinet B.V. te kopen, echter dit is afgeketst. In oktober 2009 bracht Alliander N.V –het netwerkbedrijf van Nuon-. een bod uit op NRE – ObN-NetH uit voor € 779 miljoen, na storting door de gemeenten van € 210 miljoen. Op 1 juli 2010 worden de aandelen Endinet ook daadwerkelijk (met toestemming van EZ) verkocht aan Alliander N.V. Daarmee werd een streep gezet onder een aantal turbulente ontwikkelingen.
Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 42 / 64
3.3. Terugblik periode 2004-2009 Vanuit het perspectief van de gemeenten nog de volgende aanvulling. De gemeenteraden werden geïnformeerd over de constructies betreffende verkoop. De insteek was vooral om het bedrijf zodanig te organiseren dat het zou voldoen aan de nieuwe regels betreffende splitsing en eigendom. Noch in de gemeenteraden, noch in het ambtelijke apparaat was voldoende relevante financiële expertise aanwezig om de constructies en de transacties te doorgronden. Besluitvorming vond plaats onder druk: er was weinig keuze, er was weinig tijd. In de regiogemeenten leefde de verwachting dat in de gemeente Eindhoven voldoende kennis en competentie aanwezig was om beargumenteerde afwegingen te kunnen maken. Omdat het zo ingewikkeld was werd er nogal eens teruggevallen op juridische expertise van Deterink. Deze had, omdat hij in allerlei groepen zat een ander kennisniveau, wat lastig was in de beraadslagingen. De ingehuurde specialisten waren nodig, maar ook duur. In 2006 waren er gemeenteraadsverkiezingen, waardoor nieuwe wethouders NRE in hun portefeuille kregen. Er was een wisseling van de wacht. Er kwamen nieuwe mensen die zich moesten inlezen in de dossiers. De materie was complex. Bovendien gingen de ontwikkelingen snel. Dijkstra en Blox stelden destijds dat het eigen vermogen te groot was, dat er geherfinancierd moest worden. Deterink bleef, volgens raadsleden, pleidooien houden voor verkoop, omdat dat gezien de ontwikkelingen de minst slechte optie leek. De uitkering van een superdividend werd in het vooruitzicht gesteld. De regiogemeenten waren ten opzichte van Eindhoven, volgend. Nog steeds was er weinig keuze en moesten beslissingen snel en ad hoc genomen worden, strategieën wisselden voortdurend. Het ging vooral om de verkooptechnische aspecten. Het belang van het bedrijf zelf, de medewerkers, de klanten en de samenleving werd maar incidenteel belicht. Er werden bijeenkomsten belegd om de raden te informeren. Vanaf 2007 zijn vertegenwoordigers van gemeenteraden actiever met elkaar gaan overleggen. Er werd een petit comité ingesteld met vertegenwoordigers van de regiogemeenten. In Eindhoven werd een raadswerkgroep ingesteld om de raadsleden te informeren. De vertegenwoordigers hadden in toenemende mate vragen onder meer over de rol van Deterink, met name hoe het kon dat er een toch heel onvoordelige deal (de achtergestelde converteerbare lening voor ObN en NetH) zou zijn Werden hiermee daadwerkelijk de belangen van de aandeelhouders behartigd? Van t Hullenaar informeerde de PUF wel frequent. Het beeld van de gemeenten over MEIF was dat het een degelijke, zeer professionele organisatie was, met veel expertise: de expertise was gespecialiseerd, hoogstaand, de gemeenten waren als medespeler min of meer kansloos; de competentie van de raadsleden was ontoereikend. Vastgesteld werd dat nogal wat hoofdrolspelers elkaar kenden-‘de ‘Eindhovense incrowd’ werd dat genoemd). Er vond in onderlinge informele contacten overleg plaats en mogelijk werden er deals gesloten! Volgens de raadsleden konden zij hun controlerende rol niet naar behoren uitoefenen. Dijkstra informeerde de PUF niet adequaat over de tariefkortingen; de PUF reageerde met vertraging; had zij zich enigszins met een kluitje in het riet laten sturen? Over het niet tijdig informeren door Dijkstra over de kortingen door de DTe waren de college- en raadsleden ontsteld; men constateerde dat de RvC Dijkstra te veel vrijheden had gegund of dat men ‘had zitten slapen’. Feit is dat de RvC nogal op afstand had gefunctioneerd c.q. op afstand was gehouden. Nadat de wethouder het voortouw nam te pogen de zaken in goede banen te leiden, volgden de ontwikkelingen elkaar snel op. Na de vernieuwing van de RvC werd ook de juridisch adviseur vervangen. Onderhandelingen tot verkoop werden door anderen gevoerd. De rol van de gemeenten als aandeelhouders bij de aanstelling (en honorering) van NRE bestuurders werd ter discussie gesteld. Men was opgelucht dat NRE uiteindelijk verkocht is.
Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 43 / 64
Terugkijkend op de gang van zaken in het afgelopen decennium, verzuchtten raadsleden dat men zich teveel had laten leiden door het ‘grote geld’. Men constateerde: het door de(lokale) overheid vervreemden van bezit is een complex spel met grote belangen en grote risico’s. Er waren in een aantal gevallen door de gemeenten vragen gesteld: over onder meer de gevolgen van de foutieve inkoop van energie, de beloning van de directie van de NRE, de sociale aspecten van een eventuele verkoop- maar men moest zich schikken in de posities die werden voorgelegd. Er werden veelal echter geen alternatieve keuzes voorgelegd: men had daar nogal eens moeite mee, de besluitvorming vond plaats, zoals men dat voelde, met ‘de rug tegen de muur’.
Als het gaat om transparantie, democratische verantwoording en effectiviteit en efficiëntie dient te worden vastgesteld, dat er aanzienlijke tekortkomingen zijn. Van de eerste periode met Endesa was nog niet veel geleerd. Integendeel!
Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 44 / 64
HOOFDSTUK 4 HET PROCES NADER BEZIEN De voorgaande reconstructie op hoofdlijnen van de processen rond de voorgenomen verkoop en het handelen van de voornaamste partijen, is aangevuld met de inzichten verkregen in een aantal gesprekken. Op basis van de verkregen informatie wordt nu nader ingegaan op de probleemstelling van dit onderzoek, met name op de vraag of er sprake is geweest van een adequaat besluitvormingsproces. De gezichtshoek is die van de gemeenten. Het accent ligt vooral op de recente periode (‘MEIF’), maar er zal ter vergelijking in een aantal gevallen gerefereerd worden aan de daaraan voorafgaande fase (‘Endesa’). Stapsgewijs worden de belangrijkste observaties ten aanzien van het proces van de verkoop behandeld, naast de informatieverstrekking en het optreden van de partijen. Adequate besluitvorming? Het is niet gebleken dat er bij de verkoop -aan Endesa en MEIF- sprake is geweest van een strakke, van te voren ontwikkelde, planmatige aanpak van het proces van de verkoop in termen van gebruikelijke normen van kaderstelling, uitvoering, controle en monitoring met behulp van verstrekte informatie en bijsturing. Zo is aan het voornemen tot verkoop geen principe-discussie vooraf gegaan, dat wil zeggen: er heeft geen principiële afweging plaats gevonden omtrent de rol van de gemeente in de energievoorziening en waarom men wel of niet aandeelhouder zou moeten zijn in een dergelijk bedrijf. Met welke doelen en randvoorwaarden? Ook bij de aankoop van ObN en NetH door de gemeente Eindhoven is deze principiële discussie achterwege gebleven. Het werd meer gezien als een belegging van het superdividend uit NRE. De uitgangspunten voor de verkoop zijn niet expliciet geformuleerd; er is ook geen integrale visie gepresenteerd, respectievelijk een plan van aanpak vormgegeven met onder meer een inschatting van de ontwikkelingen in de context en omgeving, een risico–analyse en eventuele alternatieve scenario’s. Men werd vooral gedreven door het binnenhalen van ‘de zilvervloot’.Voor de verkoop aan Endesa werden er wel een aantal uitgangspunten geformuleerd, voor de consumenten en werknemers, Echter, later in het proces werden deze uitgangspunten nauwelijks gehanteerd. Is de uitvoering van de verkoop zorgvuldig genoeg voorbereid? Sturing, monitoring en controle van de voortgang van aanpak en besluitvorming zijn in de MEIF periode niet voldoende systematisch vormgegeven. Bij Endesa was er wat meer aandacht voor de voortgang, maar niet in termen van een gestructureerde projectmatige benadering. De gemeenten hebben niet geleerd van de situatie zoals die zich had voorgedaan bij Endesa: Endesa nam de macht over zonder aandeelhouder te zijn, ook MEIF kwam met twee ‘hands on ’commissarissen in de RvC van NRE. De vraag is of de gemeenten wel over voldoende ervaring en expertise beschikten respectievelijk daar toegang toe hadden om toen het proces eenmaal gestart was het tot een goed einde te brengen. Tijdens de Endesa -periode werden er diverse teams geformeerd om een en ander in goede banen te leiden. Er werd op diverse plaatsen advies ingewonnen. In de MEIF periode was dat minder het geval: er was wel juridische expertise maar kennis van het belangrijke vakgebied van ‘private equity’ was ontoereikend. Er werd geen ‘externe’ contraexpertise ingeschakeld; de beraadslagingen vonden overwegend plaats in een kleine groep van ‘incrowd’-lokale ‘bekenden.
Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 45 / 64
Het verkoopproces werd vooral gedomineerd door financiële overwegingen (‘shareholdervalue’) De mogelijke uitkomsten en consequenties voor personeel en klanten of reputatie van het bedrijf kwamen te weinig aan de orde. Dit wil niet zeggen dat er helemaal geen oog voor was. Zo werd er in regiogemeenten aandacht gevraagd voor een goed sociaal plan voor het personeel. Om het verkoopproces te bevorderen en op voorhand reeds financiële middelen te kunnen onttrekken aan NRE werden er leningen afgesloten. Hierdoor werd het eigen vermogen van NRE gereduceerd en kon MEIF met minder geld kopen en kregen de gemeenten een superdividend. Achteraf bleek dat de gemeenten risico’s hadden gelopen met de leningen en rentelasten en niet meer aan de financiële regels voldeden die de NMa/Energiekamer later instelde. Een goede risico-inventarisatie op moment van afsluiting van de lening was op zijn plaats geweest. De gemeenten zijn met NRE door het oog van de naald gekropen. Indien de lening/vernieuwing van het contract met MEIF een paar weken eerder had gespeeld dan was het contract voor de lening en verkoop van de 49% van de aandelen van NRE aan MEIF getekend geweest. Dit had een groot financieel risico met zich meegebracht; de gemeenten hadden zich met handen en voeten gebonden. Overigens: het standpunt van het rijk op dat moment was: ‘alles naar de markt’. Er werd traag gereageerd op wisselingen in landelijke politieke ontwikkelingen en signalen van DTe inzake tariefkortingen. Is de uitvoering doeltreffend en doelmatig geweest? Er waren geen expliciet gestelde doelen van het verkoopproces, maar als het doel was de NRE te verkopen, was dat tot en met de MEIF nog niet gelukt, en derhalve niet doeltreffend. Bij de doelmatigheid kunnen vraagtekens worden geplaatst, gezien de aanzienlijke bedragen aan advieskosten door de jaren heen, de wisselingen in het (interim)management van het bedrijf, het opereren van de RvC en het aanzienlijke beslag op de tijd van de diverse betrokkenen.
Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 46 / 64
Informatievoorziening? In het volgende wordt nader ingegaan op hoe de informatievoorziening is verlopen tussen de betrokken partijen, met name tussen NRE en gemeenten. Omdat de besluitvorming vooral gericht was op het binnenhalen van de ‘zilvervloot’ was de informatie ook overwegend financieel van aard. Het is niet gebleken dat de informatie incorrect of onvolledig was. Opvallend was dat de aankondiging van de tariefkorting door DTe met vertraging doorkwam bij de gemeenten. De informatie was in het algemeen complex en niet zo begrijpelijk respectievelijk toegankelijk: er waren nogal wat problemen deze op de juiste wijze te interpreteren. Vooral de risico’s werden niet in beeld gebracht en ook werden er geen alternatieve scenario’s gepresenteerd. Raadsleden plaatsen zelf nogal wat vraagtekens bij hun eigen deskundigheid en vermogen de verstrekte gegevens op waarde te kunnen schatten. Bovendien: het vertrouwelijke karakter van de presentaties stond consultatie van anderen in de weg - een spanningsveld in de democratie”. Men stond met de rug tegen de muur. De informatieverstrekking was niet pro-actief, de kwalificatie ad hoc is eerder op zijn plaats. Vaak moest er beslist worden onder tijdsdruk: het beeld van betrokkenen is dat van ‘een rijdende trein waar men niet meer uit kon springen’. Tijdens het proces zijn geen fundamentele heroverwegingen gemaakt. Ook niet na gewijzigde omstandigheden, zoals onder andere verandering van wetgeving. De wisselingen in de samenstelling van de gemeenteraden en colleges van burgemeesters en wethouders (en daarmee ook de verantwoordelijke portefeuillehouder) kwamen het inzicht in de gang van zaken en de continuïteit van behandeling van het dossier niet ten goede. Pas in de laatste fase van MEIF periode werden de gemeenten actiever betrokken bij de gang van zaken middels werkgroepen ( voor de regio en de gemeente Eindhoven)
Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 47 / 64
Partijen en rollen? In dit onderzoek gaat het niet zozeer om het handelen van personen, maar veeleer om de functies van betrokkenen en de rollen die zijn gespeeld tijdens de besluitvorming. In aanvulling op het voorgaande het volgende: In het afgelopen decennium zijn er nogal wat verschuivingen geweest in beleid en opvattingen bij de landelijke overheid (onder meer op het niveau van ministers, EZ, DTe), samenhangend met personele veranderingen, met de tariefkorting van DTE als een van de belangrijkste mijlpalen. Deze ‘instabiliteit’ kwam de duidelijkheid en consistentie inzake wettelijke kaders niet ten goede. De gemeenten in de regio Eindhoven liepen landelijk voorop met plannen voor splitsing van het netwerk- en energieleveringsbedrijf en privatisering. Ten aanzien van de privatisering van het netwerkbedrijf werd men herhaaldelijk de pas afgesneden en uiteindelijk teruggefloten. Het dossier wordt gekenmerkt door nogal wat wisselingen van bepalende actoren: zowel in de RvC als bij de directie van de NRE zijn er in de loop van de tijd nogal wat wijzigingen geweest. Ook in de samenstelling van de vertegenwoordigers van de gemeenten – burgemeesters,wethouders en raadsleden- waren er frequent veranderingen. Niet is bekend of de selectie van de rollen bij de voorgenomen verkoop tot stand is gekomen op andere dan politieke overwegingen, bijvoorbeeld ervaring of competenties. De colleges van B & W waren bevoegd om als aandeelhouders te handelen; het gaat echter niet aan om daar aan te verbinden dat de raad geen invloed kan uitoefenen. Als het gaat om wettelijke kaders: de gemeentewet schrijft voor (artikel 169,lid 4) dat indien een privaatrechtelijke rechtshandeling ingrijpende gevolgen heeft voor de gemeente, het college géén besluit neemt voordat de gemeenteraad in gelegenheid is gesteld bedenkingen en/of wensen t.a.v. het voorgenomen besluit aan het college kenbaar te maken. Deze constructie stelt de raad in de gelegenheid nadrukkelijk invloed uit te oefenen op belangrijke privaatrechtelijke besluiten van het college. Het vormgeven van toezicht is een onderwerp van aandacht geweest bij de aandeelhouders: zo is in de Endesa -periode door het college van B&W van Eindhoven onderzocht of bestuurders, raadsleden of ambtenaren tot commissaris kunnen worden benoemd. In de MEIF periode werd hiertoe onder meer de PUF opgericht als buffer tussen de gemeenten en het bedrijf NRE. De vraag is of men uit het oogpunt van democratische controle voldoende kritisch is geweest en waarborgen heeft aangebracht voor de behartiging van de publieke taak. Door de constructie van de PUF werden de gemeenten op afstand geplaatst. Zeker is dat men in onvoldoende mate ‘in control’ is geweest. Geleidelijk aan is, zo leren de reconstructie en de gesprekken, een dynamiek ontstaan, waarbij andere actoren ( aanvankelijk Endesa, later MEIF) de touwtjes in handen konden nemen. Het is in dit verband ook de vraag of de regiogemeenten, -ook geldgedreven- niet te makkelijk de voorstellen van de centrumgemeente hebben gevolgd. Het blijkt dat gaandeweg – vooral tijdens de MEIF periode- de algemeen directeur NRE steeds meer een leidende rol ging vervullen. In toenemende mate werd het lastig daar tegenwicht aan te bieden. De Nederlandse leden van de RvC van NRE functioneerde op afstand (‘armlength’), zij
Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 48 / 64
werden nogal eenzijdig door de directie geïnformeerd, zoals de RvC later moest vaststellen. De algemeen directeur werkte al snel nauw en intensief samen met MEIF. MEIF was een professionele partner met ‘state-of-art’ expertise op het terrein van deelnemingen en overnames. Na binnenkomst bemoeiden vertegenwoordigers van deze organisatie zich ‘hands on’ met de gang van zaken om de ‘track record’ te verbeteren, conform de gangbare werkwijzen in bedrijven waarin zij functioneerden. Zij hielden vast aan het business plan en zij oefenden daartoe onder meer invloed uit in het ‘renumeration committee’ wat zich bezig hield met honorering. Vrij snel hadden zij een zeer bepalende rol, hetgeen opmerkelijk is omdat men formeel geen aandeelhouder maar potentieelaandeelhouder en geen financier van NRE was. MEIF had wel een achtergestelde converteerbare lening gegeven aan de gemeente Eindhoven voor 49% van de aandelen van ObN en NetH. De Nederlandse commissarissen traden toentertijd terughoudend op, ook de directeur van de PUF heeft zich niet nadrukkelijk gemanifesteerd in het proces. Men zou kunnen stellen dat Dijkstra en vertegenwoordigers van MEIF de facto de zaak hadden overgenomen. Niet alleen door frequente wisselingen van vertegenwoordigers en het ontbreken van expertise ten aanzien van de gekozen constructies, zoals eerder genoemd waren de gemeenten onvoldoende in staat tegenwicht te bieden. Er was onzekerheid over de landelijke wetgeving, de afloop van de aankoop Obragas e.d. maar ook het gevoel weinig grip te hebben respectievelijk zicht te hebben met betrekking tot de juridische aspecten. Door de jaren heen viel men terug op dezelfde, een belangrijke rol spelende, juridische adviseur. Deze was in meerdere rollen actief: hij gaf strategisch advies,voerde ook onderhandelingen en stelde –met zijn collega’s- overeenkomsten op. Deze werkwijze werd achteraf door de gemeente Eindhoven als minder adequaat ervaren, mede gezien het vrijwel ontbreken van ‘second opinions’ en vooral ook onafhankelijk financieel advies. De mededeling van DTe inzake de tariefkortingen leidde met vertraging tot een turbulent proces: de verhoudingen tussen de gemeenten ( aangevoerd door de wethouder), de directie en de RvC verslechterden snel; de gemeente Eindhoven als voornaamste aandeelhouder nam steeds meer het initiatief en ging actief opereren om de gang van zaken onder controle te krijgen. De ondernemingsraad roerde zich- nu bleek hoe er door de directie, gesteund door MEIF, eenzijdig was ingezet op winstmaximalisatie, zonder dat er door de gemeenten en andere betrokken partijen was gezorgd voor de nodige ‘checks & balances’. Het soort contract dat er lag ging vooral uit van maximaal cash uitkeren in plaats van het kijken naar de relatie investeringen/exploitatie ten opzichte van verantwoorde winstuitkering in de vorm van dividend. Bestuurskundige argumentatie kent een aantal rationaliteiten; in de MEIF periode was de economische rationaliteit verreweg richtinggevend; de directie was de drijvende kracht en het werd door andere betrokkenen niet verhinderd, dat de directie die rol vervulde. Al eerder werd ten aanzien van het landelijk beleid opgemerkt dat de juridische rationaliteit – duidelijkheid en consistentie in rechtsbasis -te wensen over liet. Had de regionale overheid de mogelijkheden om met succes te interveniëren ? Dat is de vraag, gezien ook het ontbreken van sector specifieke kennis en het heersende politiek klimaat van liberalisering. En de politieke rationaliteit was dat men maar al te graag de gelden die zouden vrijkomen wilde gaan gebruiken om elders voorzieningen te kunnen treffen en uitgaven te kunnen doen.
Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 49 / 64
HOOFDSTUK 5 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN De centrale vraag van dit onderzoek is of er, vanuit de gezichtshoek van de gemeenten, met betrekking tot het NRE dossier sprake is geweest van een adequaat besluitvormingsproces. En wat de kwaliteit was van de aan deze besluitvorming ten grondslag liggende informatie-uitwisseling tussen betrokken partijen. De gang van zaken in het afgelopen decennium moet nadrukkelijk geplaatst worden in de context van de veranderende landelijke ontwikkelingen op het gebied van liberalisering en privatisering. Eindhoven heeft de landelijke weerstand tegen verdergaande privatisering nogal onderschat. De gepresenteerde reconstructie gaat nader in op proces, de betrokken partijen en hun handelen in de twee fasen in het verkoopproces. Er zijn verschillen in aanpak in de Endesa- periode en tijdens de MEIF jaren, maar als wordt gekeken naar transparantie, democratische verantwoording en effectiviteit en efficiency wordt het volgende geconcludeerd: -
Het besluitvormingsproces laat een aantal flinke tekortkomingen zien: er was vooraf en tijdens het verkoopproces geen onafhankelijke analyse gemaakt. Er was geen planmatige aanpak van het proces, de voorgenomen verkoop werd niet zorgvuldig projectmatig voorbereid en de uitvoering was noch doeltreffend noch doelmatig. Het proces was derhalve niet adequaat.
-
Uit oogpunt van democratische verantwoording zijn er aanzienlijke risico’s gelopen bij de behartiging van de publieke taak. De gemeenten waren qua opstelling, aanpak en expertise onvoldoende toegerust respectievelijk zij hebben nagelaten de nodige aanvullende ‘checks & balances’ in te bouwen en onafhankelijke externe deskundigen te consulteren. Hierdoor was men niet goed in staat de ontwikkelingen in het privaatrechtelijke domein adequaat te sturen, het initiatief werd door anderen, met name de algemeen directeur van NRE en vertegenwoordigers van MEIF overgenomen. Monitoring en control lieten te wensen over, waardoor correctieve actie (pas) laat plaatsvond.
-
Niet is gebleken dat de informatie verstrekking in het algemeen incorrect of onvolledig was. Een uitzondering hierop was de té trage communicatie na het bekend worden van de tariefkorting en de belangrijke gevolgen daarvan voor de financiële positie van het bedrijf. Maar gezien het complexe karakter en het ontbreken van specialistische kennis was de verstrekte informatie veelal niet gemakkelijk toegankelijk. Er waren dus problemen met de transparantie.
Het ondernemen in de private sector is voor de (lokale) overheid een problematische aangelegenheid, zo blijkt steeds weer. De wetgever schrijft voor (artikel 160 lid 2 Gemeentewet) dat primair de publiekrechtelijke weg moet worden bewandeld. Alleen wanneer het te dienen lokale belang meer gediend is met een privaatrechtelijke oplossing kan daarvoor door het college gekozen worden, nadat de raad hierover zijn mening heeft kunnen geven en Gedeputeerde Staten de gekozen privaatrechtelijke vorm hebben goedgekeurd. Is het daarom wellicht beter hier buiten te blijven, of anders te ageren? In het bedrijfsleven worden de rationaliteiten van de overheid nauwelijks begrepen (b.v. de politieke verantwoordelijkheid van de wethouder naar de raad) en bij de overheid worden de economische rationaliteiten van het bedrijfsleven nauwelijks begrepen (b.v. andere boekhoudkundige principes.) Gemeenten worden nogal eens geconfronteerd met dit soort situaties. Te denken valt ook aan de betrokkenheid met grootschalige projecten met overeenkomstige risico’s. Voor situaties in de toekomst is een aantal leerpunten te formuleren.
Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 50 / 64
AANBEVELINGEN 1) Gemeenteraden, die geconfronteerd worden met soortgelijke situaties, dienen er voor te zorgen dat colleges van B&W eerst een uitvoerige, en goed doordachte integrale analyse aan de gemeenteraad voorleggen, voordat de gemeente zich -met instemming van de gemeenteraad– committeert. Daarbij dient aandacht te worden gegeven aan ontwikkelingen in de externe omgeving, randvoorwaarden, condities voor succes en alternatieven. Risico’s dienen eveneens eerst zorgvuldig in kaart te worden gebracht 2) Kies voor een rationele benadering én voor een afweging waarbij alle belangen (bedrijf werknemers, klanten, aandeelhouders) gelijkwaardig in de afweging worden betrokken. Waar mogelijk dient hoor- en wederhoor cq. tegenspraak bij processen van privatisering meer actief te worden vormgegeven. 3) Iedere gemeente/aandeelhouder dient zich meer bewust te zijn van zijn eigen verantwoordelijkheid in vergelijkbare processen, met andere woorden de grootste aandeelhouders/gemeente dient kritisch gevolgd te worden en dus ook met eigen (eventueel ingehuurde) expertise benaderd te worden. 4) Bij langer lopende processen dienen de relevante maatschappelijke en wettelijke ontwikkelingen actief te worden gevolgd en waar nodig dient dit te leiden tot heroverweging en aanpassing. 5) Zowel colleges van B&W als gemeenteraden dienen er vervolgens nauwlettend op toe te zien dat de aldus geaccordeerde uitvoering projectmatig wordt vormgegeven en regelmatig wordt gecontroleerd (monitoring). Van belang is de borging van de personele continuïteit van toezicht en projectleiding door de jaren heen en overdracht van informatie. 6) Uit het oogpunt van transparantie dienen raden procesafspraken te maken met het college over terugkoppeling en informatievoorziening aangaande voorgenomen besluiten van de aandeelhoudersvergadering. Onder meer kunnen werkgroepen worden ingesteld, die zich in voorkomende gevallen dan wel dienen te houden aan afspraken over geheimhouding. 7) Er dient op te worden toegezien dat er voldoende ‘checks & balances’ worden ingebouwd in vergelijkbare situaties. Gemeenten zijn doorgaans niet toegerust om dit zelf te doen; daartoe dienen onafhankelijke, externe experts te worden ingeschakeld die regelmatig verantwoording dienen af te leggen over hun werkzaamheden. Scheiding van rollen en functies is daarbij een aandachtspunt. 8) Bij samenwerking met private partijen dient nadrukkelijk te worden aangegeven wat de eisen en taken zijn uit het oogpunt van democratische verantwoording. 9) Bij de aanstelling van toezichthouders ( commissarissen) dient het traditionele model van selectie te worden verlaten; aanstelling op basis van eigentijdse eisen van effectief toezicht is gewenst.
Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 51 / 64
Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 52 / 64
BIJLAGEN
Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 53 / 64
BIJLAGE 1. TIJDSBALK PROCESGANG
1999 WAT
1e strategische oriëntatie
2000 Advies Holland v Gijzen
2001 toenemende onrust (RvC, OR, raad)
2002/2003/2004 2e strategische oriëntatie discussie voortgezet
inzet teams Voorstel verkoop nutsbedr.
KADER
overeenkomst Endesa/SPA
intensief overleg Beëindiging verkoop
fusie NRE /GRE
Verzoek instemming EZ
Afwijzing bezwaarschrift
Besluit raad
Akkoord raden
Overleg discussies febr-mei motie Crone Brief EZ geen goedkeuring
Brief Heinsbroek: bevriezing B&W Eindhoven: wacht privatisering af
OVERIG
ontslag dir.Heeswijk. Dijkstra wordt aangesteld.
wijziging samenstelling RvC
Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 54 / 64
2005 WAT
ivm wetgeving wordt intentie van 100%verkoop netwerk: 49%. Herfinanciering €367 mlj
2006
2007
Project Goose/fusie Intergas
Geen fusie met Intergas apr-07
long-stop-date verlengd
Dijkstra plant integratie NRE met ObN/NetH en heeft slechte fin. cijfers
Puf, Newco &Newco2 worden opgericht
2008
Deterink overleg MEIF gemeenten willen zelf financieringsprobleem oplossen. Contract met MEIF laten verlopen Onrust vanuit O.R.
Verkoop NRE energie aan E-On Voorstel aankoop ObN/NetH Project Rook Oprichting PUF
Aankoop ObN/NetH (project Rook) juni Einhoven betaalt 55 miljoen
Aanpassing constructie ObN/NetH; MEIF stelt converteerbare achtergestelde lening beschikbaar. Divend gemeente Eindh
Problemen CLA en continuiteit Ontbinding overeenkomst MEIF tav ObN/NetH: uitkoop MEIF
KADER RIB fiat raden (juni) Ged. Staten: akkoord ontwerpbesluit MEIF/Obragas/B&W (okt) Instemming raad
Splitsingswet (april) EZ: verkoop van 49% aan MEIF wordt uitgesteld tot 2007
DTe: kondigt tariefkorting aan Einhoven schort onderhandelingen MEIF op overleg in regio met andere gemeenten (sept) toenemende twijfel
Motie Samson, einde overbelening Definitief: Verlaging van de tarieven door DTe
OVERIG Aanpassing RvC (aug) MEIF brengt 2 commissarissen in
Aanstelling vd Poel PUF (juni)
Onderzoek Dijkstra en ontslag benoeming Burg a.i.
Burg vertrekt vd Poel vertrekt als directeur PUF 3 leden van RvC vertrekken nieuwe interim directeur Jöbsis
Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 55 / 64
BIJLAGE 2. CONTEXT
Lang waren overheden verantwoordelijk voor de productie, het transport en de levering van elektriciteit en gas in Nederland. Vanaf de jaren negentig ontstond een kentering, en de opvatting dat via privatisering en liberalisering een betere en kosteneffectieve dienstverlening van de energiemarkt (gas en elektriciteit) zou ontstaan, werd dominant. Energiebedrijven gingen om hun marktpositie te behouden cq. te verstevigen, fuseren. Het kabinet Kok I koos met de Derde Energienota (EZ 1996) voor markwerking in de energiesector. In de volgende twee wetten werd marktwerking verankerd: De Elektriciteitswet35 (1998) beoogde “de mogelijkheden voor opwekking, levering en in- en uitvoer van elektriciteit en voor het gebruik van leidinggebonden elektriciteitswerken te verruimen om met inachtneming van het belang van het betrouwbaar, duurzaam, doelmatig en milieuhygiënisch verantwoord functioneren van de elektriciteitsvoorziening werd deze nieuwe regeling tot stand gebracht met betrekking tot de productie, het transport en de levering van elektriciteit”. Er werd een vrije marktwerking betreffende de productie en levering en toegang tot het elektriciteitsnet voorgestaan. De Gaswet (2000) bevatte regels op het gebied van transport en levering van gas. In de wet werd vastgelegd hoe de energieleveranciers zich binnen de markt dienden te gedragen, zo mocht geen misbruik gemaakt worden van een eventuele machtspositie. In deze wetten werd gesteld dat de afnemers van energie de vrijheid kregen om zelf hun energieleveranciers te kiezen. Zo zou concurrentie tussen energiebedrijven en de beoogde marktwerking ontstaan. Afsplitsing van het netwerkbeheer als afzonderlijke bedrijfstak was hiervoor nodig. Met de Elektriciteits- en Gaswet werd de energiemarkt open gebroken. De energiedistributiebedrijven zouden met elkaar gaan concurreren op prijs en kwaliteit. Eerst werd de markt voor bedrijven opengesteld, daarna voor de particuliere consumenten. In deze wetten werd het netwerk en de energiedistributie van elkaar gesplitst. Er werden onafhankelijk netwerken gecreëerd en via de netwerken zouden andere distributeurs van energie gebruik kunnen maken van de netwerken. Deze wetten refereerden aan Europese regelgeving die het bevorderen van het vrije verkeer van goederen, dienstverlening en vestiging als doel hadden. Ook de richtlijn voor de interne markt voor elektriciteit36 verwees naar de voordelen van een verbeterde efficiëntie, prijsverlagingen, kwalitatief betere dienstverlening en toegenomen concurrentie die marktwerking op zou kunnen leveren. De Energiekamer (eerder de Dienstuitvoering en toezicht Energie –DTe- genoemd) van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) werd door de verantwoordelijke minister van Economische Zaken ingesteld om toezicht te houden op de naleving van de Gaswet en de Elektriciteitswet. Afnemers kunnen niet kiezen voor het netwerk van een andere netbeheerder; de Energiekamer werd daarom aangewezen als regulator van de tarieven van het netbeheer. Sinds 2000 reguleert de Energiekamer de tarieven die de regionale elektriciteits- en gasnetbeheerders en de landelijke elektriciteitsnetbeheerders bij de afnemers van energie in rekening mochten brengen voor het energietransport. De DTe had tot doel een kwaliteitsreguleringsysteem in te voeren ten aanzien van de capaciteit en kwaliteit van het netwerk. Onder dit systeem werden netwerkbeheerders niet alleen afgerekend op economische efficiëntie, maar ook op de kwaliteit van de stroomlevering. Sinds 2006 reguleert de Energiekamer ook de tarieven voor het landelijk gastransport.
35
http://wetten.overheid.nl/BWBR0009755/geldigheidsdatum_20-04-2010 Richtlijn 96/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 1996 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit. Publicatieblad Nr. L 027 van 30/01/1997 blz. 0020 - 0029
36
Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 56 / 64
Bij de behandeling van de ontwerpwetgeving inzake de privatisering van de energiesector in de Tweede Kamer werd op 10 april 2001 een motie -de motie Crone- aangenomen waarin de Minister van Economische Zaken werd verzocht wetgeving voor te bereiden op basis waarvan per 1 januari 2002 privatisering van een minderheidsbelang in netwerkbedrijven mogelijk moest worden gemaakt. De motie ging – samengevat – uit van de navolgende twee voorwaarden: 1. De (‘magere’) netwerkbedrijven dienden gereorganiseerd te worden tot volwaardige, van de commerciële energiebedrijven onafhankelijke, netwerkbedrijven. Bedrijfsmiddelen en werknemers dienden overgeheveld te worden naar de netwerkbedrijven. De netwerkbedrijven dienden onafhankelijke bestuurders te hebben en kregen de bevoegdheid om jaarlijks een bedrag uit de winsten te reserveren voor noodzakelijke investeringen. 2. De aandelen van de netwerkbedrijven dienden te verblijven respectievelijk te worden overgedragen aan de lokale lagere overheden. Het economisch vruchtgebruik kon via een minderheidsparticipatie (per 1 januari 2002) aan een private partij worden overgedragen. Na evaluatie in 2004 zou door de wetgever overwogen worden of met verdere privatisering kon worden ingestemd.De motie Crone leidde tot veel verwarring in de energiesector. In 2002 evalueerde EnergieNed, de federatie van energiebedrijven in Nederland de Electriciteits- en Gaswet. De politiek werd opgeroepen om: - de gehele markt pas per 2004 te openen. Een groot deel van de elektriciteits- en gasmarkt was inmiddels geopend. De energiemarkt diende niet vervroegd geopend te worden maar pas in 2004 om tot een zorgvuldige voorbereiding te kunnen komen. - de voorzieningszekerheid zeker te stellen door verbetering van het investeringsklimaat. Dit ter voorkoming van de stroomcrisis zoals in Californië. - echte privatisering mogelijk te maken voor energiebedrijven (inclusief netten). Het wetvoorstel dat op dat moment voor behandeling lag bij de Tweede Kamer maakte privatisering zo goed als onmogelijk. Artikelen uit de Gas- en Elektriciteitswet zijn een aantal malen gewijzigd. Zo werd o.m. in 200337, een ruimere invulling gegeven van het begrip ‘economisch eigendom’ van de netbeheerder, ook in relatie tot financieringsstructuren als de cross border lease- overeenkomsten. De reeds aangewezen netbeheerder diende ook over de volledige economische eigendom van het net te beschikken, daartoe kregen de betrokken partijen een jaar de tijd. In 2004 schreef de toenmalige minister van Economische Zaken Brinkhorst de zogenaamde privatiseringsbrief. Kern van zijn hierin beschreven visie was dat de geïntegreerde energiebedrijven hun netwerkbedrijven volledig dienen af te stoten. Met deze voorgestelde maatregelen ging de minister verder dan de Europese richtlijnen voorschreven en hetgeen in andere lidstaten gangbaar was. Ook week de minister af van het advies van de Energieraad. De juridische en economische splitsing diende op 1 januari 2007 gerealiseerd te zijn. Privatisering van de regionale energiebedrijven, die over een elektriciteits- of gasnetwerk beschikten, was niet toegestaan. De instemming met een verzoek tot privatisering werd onthouden tot 1 januari 2005, zoals vastgelegd in de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet. Zodra de splitsing plaats zou vinden, konden de productie- en leveringsbedrijven worden geprivatiseerd. Vooruitlopend op een eventuele privatisering van de netwerkbedrijven konden de huidige aandeelhouders tot herkapitalisatie overgaan. Een deel van het eigen vermogen kon derhalve vervangen worden door vreemd vermogen. Na 1 januari 2007 zou vervolgens besluitvorming over privatisering van netwerkbedrijven aan de orde zijn. Met de Implementatie en Interventiewet (I&I-wet, 14 juli 2004) werd de Elektriciteits- en Gaswet ingrijpend gewijzigd. Het doel van de wet was om de verschillen tussen de energiewetgeving van de Europese lidstaten te verkleinen door: onder meer de borging van publieke belangen te verbeteren; onafhankelijke toezichthouders in te stellen, de positie van de consument te versterken, de leverings- en voorzieningszekerheid te monitoren; het toezichtsregime te versterken, nadere regelgeving te formuleren voor de transmissie- en distributiebeheerders, en gelijke toegang tot de netten en gasopslag en stroometikettering. Ook op Europees niveau werd o.m. geconstateerd dat verbetering nodig was van de marktwerking door het zorgen voor “gelijke concurrentievoorwaarden op het niveau van de elektriciteitsproductie en het beperken 37
ter uitvoering van richtlijn nr. 2003/54/EG, (PbEG L 176), verordening nr. 1228/2003 (PbEG L 176) en richtlijn nr.2003/55/EG (PbEG L 176), alsmede in verband met de aanscherping van het toezicht op het netbeheer (Wijziging Elektriciteitswet 1998 en Gaswet in verband met implementatie en aanscherping toezicht netbeheer) in Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 29 372, nr. 3
Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 57 / 64
van het risico van marktdominantie en marktondermijnend gedrag, het zorgen voor niet-discriminerende transmissie- en distributietarieven...”. Rechten van kwetsbare afnemers dienden beschermd te worden en informatie over milieueffecten van brandstofopwekking diende beschikbaar gesteld te worden. In 2006 werd de Wet Onafhankelijk Netbeheer (WON, ook wel de Splitsingswet genoemd) ingevoerd. De Splitsingswet hield in dat de netwerkbedrijven in handen van de overheid moesten blijven, i.c. gemeenten en provincies en dat de energiedistributie in handen van private partijen mochten overgaan. Deze wet verplichtte alle geïntegreerde nutsbedrijven de activiteiten te splitsen in drie aparte onderdelen voor: productie, transmissie en distributie. Het belang van transmissie was zo groot dat de overheid TenneT als enige verantwoordelijk maakte voor het beheer van het hoogspanningsnet, ofwel alle netten van 110 kV (kilovolt) en hoger. Door de Wet onafhankelijk netbeheer werden de drie volgende richtlijnen geldend: 1. De invoering van het «groepsverbod»: netwerkbedrijven mogen niet meer in hetzelfde concern zitten als de productie- en/of leveringsbedrijven. De aandelen in het netbeheer moeten bovendien in overheidshanden blijven. 2. De creatie van zogenaamde «vette» netbeheerders: zelfstandig opererende en toegeruste bedrijven die tenminste het economisch eigendom van de onder hun beheer staande netten hebben. 3. De overdracht van het beheer van de hoogspanningsnetten met een spanningsniveau van 110– 150 kilovolt door de regionale netbeheerders aan TenneT, de beheerder van het landelijk elektriciteitstransportnet. Het groepsverbod is vanaf 1 juli 2008 gefaseerd in werking getreden. Tot 1 januari 2011 hebben de energiebedrijven de tijd om zich te splitsen. Het tweede en derde onderdeel van de Won zijn al per 16 januari 2007 in werking getreden. Met de Won is de afsplitsing van het netbeheer in Nederland verder gegaan dan nodig was om te voldoen aan de ontvlechtingseisen van de EU. Die eisten namelijk alleen een juridische (en geen economische) splitsing tussen het netbeheer en de productie en levering. Er zijn meer EU-lidstaten die hebben gekozen voor een dergelijke verdergaande afsplitsing. Ook nu ligt een voorstel ter behandeling bij de Tweede Kamer om de Elektriciteits- en de Gaswet (Verzamelwet) te wijzigen waarbij maatregelen aangekondigd worden om de “voorzieningszekerheid, van de positie van de consument, als van (de transitie naar) een duurzame energiehuishouding te verbeteren en waarbij het kabinet de ambitie heeft dat Nederland zich ontwikkelt tot de ‘gasrotonde’ van Noordwest Europa”38. De beleidswijzigingen op het gebied van energiebedrijven zijn onderzocht door o.a. De Dienst uitvoering en toezicht Energie die de marktwerking groothandelsmarkt gas39 onder de loep nam, de Algemene Rekenkamer in het rapport “Tariefregulering energienetbeheer”40. De Randstedelijke Rekenkamer verrichtte onderzoek naar verbonden partijen41. Ook verricht de Zuidelijke Rekenkamer momenteel onderzoek naar de vervreemding aandelen van Essent. De regering en parlement worden over het energiebeleid geadviseerd door o.m. de Energieraad, die sinds 1976 bestaat.
38 http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/wetgevingskalender/ministerie-van-economische-zaken/wijzigingelektriciteits-en-gaswet-verzamelwet-31904 39 Dienst uitvoering en toezicht Energie (2005) Onderzoek markwerking groothandelsmarkt gas. Den Haag. 40 Algemene Rekenkamer (2008) Tariefregulering energienetbeheer. Den Haag: SDU. 41 Randstedelijke Rekenkamer (2007) Verbonden partijen verkend.
Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 58 / 64
BIJLAGE 3. OPGAVE BESTUDEERDE DOCUMENTEN
Documentanalyse is verricht op basis van archieven inzake het verkoopproces NRE. De gemeentelijke archieven van , Eindhoven, Bladel (als een van de Kempengemeenten) en Veldhoven zijn geanalyseerd. Deze archieven bevatten onder meer beleidsnotities, jaarverslagen, raadsinformatiebrieven, vergaderverslagen van ondermeer bestuursoverleggen, het beleidsteam, de algemene vergadering van aandeelhouders, van de raad van commissarissen, de ondernemingsraad, raadsbijlagen, documenten betreffende verkoopovereenkomsten, startnotities inzake herpositionering NRE, correspondentie met het ministerie van Economische Zaken, van de juridisch adviseur, de wethouder, de directie, de raad van commissarissen, memoranda betreffende verkoop, presentaties van MEIF, presentaties van Sequoia, emailberichten, over afwikkeling verkoopovereenkomst aandelen, nota’s van de accountants, en diverse (project) presentaties enz. Daarnaast zijn de volgende achtergronddocumenten bestudeerd: -
Algemene Rekenkamer (2008). Tariefregulering energienetbeheer. Den Haag: Sdu
-
Commissie Kist (2008). Eindrapport van de commissie Publiek aandeelhouderschap energiebedrijven. Tweede Kamer, vergaderjaar 2007-2008, Bijlage bij Kamerstuk 31 200 XIII, nr nr 67. Den Haag:Sdu
-
Edwards, A.E. (1998). De vier rationaliteiten in bestuurskundige argumentatie: de praxeologische tafel als integratieve methodologie. Rotterdam: Erasmus Universiteit Rotterdam, vakgroep Bestuurskunde.
-
Randstedelijke Rekenkamer (2007). Verbonden partijen verkend.
-
WRR (2008). Sturen op infrastructuren, een investeringsopdracht. Den Haag: Wetenschappelijke raad voor het regeringsbeleid.
-
Rekenkamercommissies Cranendonck, Kempengemeenten en Veldhoven (2010). Verslagen inzake de besluitvorming met betrekking tot verkoop NRE-aandelen.
en de volgende websites geraadpleegd: -
www.energiekamer.nl
-
www.energieraad.nl
-
www.nmanet.nl
-
www.rijksoverheid.nl/themas/economie-en-ondernemen
-
www.minbzk.nl/actueel/publicaties
-
www.wetten.overheid.nl
Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 59 / 64
BIJLAGE 4. OPGAVE GEÏNTERVIEWDEN
De onderstaande personen zijn via semigestructureerde interviews ondervraagd over de volgende topics: -periode van betrokkenheid -reconstructie, wat waren overwegingen en beweegredenen -evaluatie proces: - informatieverstrekking - besluitvorming - rol partijen incl. adviseurs -wat eventueel anders/beter -suggesties voor soortgelijke situaties -overige opmerkingen De informanten en sleutelfiguren zijn geselecteerd op basis van de bepaling van de hoofdrolspelers naar aanleiding van de documentanalyse en op basis van een vertegenwoordiging van de raadsleden van de onderzoekswerkgroepleden. -
Beerten
-
Burg
-
Van Bussel
-
Deterink
-
Don Van Elderen Gerard
-
Van ‘t Hullenaar
-
Mikkers
-
Van der Poel Sanders Tetteroo Verbakel Vlugt
-
Wouters Van Zijl
wethouder gemeente sinds 2010 en voorheen raadslid; interim algemeen directeur NRE, ObN, NetH en ObNParticipations december 2007 tot november 2008; gemeente raadslid Eindhoven 2002-2010, voorzitter regiowerkgroep NRE, en voorzitter gemeentelijke raadswerkgroep NRE; advocaat van bureau Holland van Gijzen en zodanig juridisch adviseur van de gemeente Eindhoven en de regiogemeenten, tot begin 2009; wethouder gemeente Eindhoven 2006-2010; commissaris RvC NRE, commissaris ObN & NetH; gemeenteraadslid Eindhoven vanaf 1990 tot 2010 en lid raadswerkgroep NRE; president-commissaris RvC NRE, 2006-2008 en president-commissaris ObN & NetH tot 2008; burgemeester gemeente Veldhoven sinds mei 2007 en wethouder gemeente Heeze-Leende 1999-2003; directeur PUF 2006-2008; adviseur financieel economisch beleid gemeente Eindhoven; gemeentesecretaris Eindhoven tot 2003; lid directieraad gemeente Eindhoven en concerncontroller; statutair directeur RWE Obragas, commissaris van Orbragas Net, tot eind 2006; wethouder gemeente Cranendonck, 1998-2006; commissielid financiën 2002-2006, gemeenteraadslid Eindhoven 2006-heden en lid raadswerkgroep NRE.
Enkele betrokkenen hebben afgezien van medewerking aan dit onderzoek wegens persoonlijke reden. Dijkstra was alleen bereid mee te werken tegen betaling.
Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 60 / 64
BIJLAGE 5. AANDEELHOUDERS NRE
Aandeelhouders NRE Holding NV De aandeelhouders van NRE Holding NV zijn twaalf gemeenten in Zuid-Oost Brabant. De verdeling van de aandelen over deze gemeenten42 is als volgt. Gemeente Eindhoven Gemeente Bergeijk Gemeente Best Gemeente Bladel Gemeente Cranendonck Gemeente Eersel Gemeente Heeze-Leende Gemeente Nuenen Gemeente Oirschot Gemeente Reusel- de Mierden Gemeente Veldhoven Gemeente Waalre
73,350 %43 0,828 % 3,311 % 2,317 % 2,483 % 2,152 % 1,821 % 2,814 % 2,152 % 1,324 % 5,462 % 1,988 %
42
Van begin 2000 tot 2008. Later in 2009 zijn de verhoudingen veranderd en had Eindhoven 83,22% De gemeente Eindhoven is voor 100% aandeelhouder van NRE en voor 50% van GRE, de elf overige gemeenten hielden de andere 50% van de aandelen van GRE in 1999. Later is GRE geïntegreerd in NRE. 43
Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 61 / 64
BIJLAGE 6. TOELICHTING OP BV STRUCTUREN NRE
Toen MEIF als potentiële koper van NRE in beeld kwam werden er diverse B.V.’s opgericht. Iedere B.V. had haar eigen achtergronden. PUF B.V. werd opgericht om alle gemeentelijke aandeelhouders te bundelen zodat na overname van 49% van de aandelen door MEIF, MEIF slechts een aanspreekpunt zou hebben voor alle gemeentelijk aandeelhouders. Bovendien zou de politieke invloed ook meer op afstand gebracht worden. Het was de bedoeling dat PUF B.V. een nieuwe (werk)vennootschap oprichtte. In deze B.V. zou de koper/MEIF (na de definitieve deal) deelnemen en deze kreeg als werknaam Newco B.V. Newco B.V. richtte op haar beurt een nieuwe vennootschap op met als werknaam Newco2 B.V. Door deze constructie kwam NRE Holding onder Newco 2 B.V. te hangen. De herfinanciering (dus aantrekken van leningen/vreemd vermogen) vond plaats op het niveau van Newco 2 B.V. Na deze herstructurering, de uitkering van het superdividend (waardoor het Eigen Vermogen verminderde) en goedkeuring door ministerie van EZ zou de koper/MEIF deelnemen in de groep door de aandelen serie B in Newco BV over te nemen van PUF B.V., waarna PUF B.V. (lees gemeenten) voor 51% aandeelhouder zijn (de aandelen serie A) en de koper/MEIF voor 49% (de aandelen serie B). Dus in deze visie was Newco 2 B.V. nodig voor het aantrekken van vreemd vermogen en was Newco B.V. nodig voor het opsplitsen van de aandelen.
Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 62 / 64
BIJLAGE 7. RADEN VAN COMMISSARISSEN
Toen MEIF het voorlopig koopcontract tekende voor 49% van de aandelen van NRE werd ook de Raad van Commissarissen geherstructureerd. De toenmalige RvC voor NRE Netwerk BV zou defungeren. De nieuwe RvC voor NRE Groep BV ging uit vijf leden bestaan. Twee leden zouden benoemd worden op voordracht van de koper (MEIF), twee leden op voordracht van de gemeenten en één lid op voordracht van de Ondernemingsraad van NRE Holding NV. De toenmalige RvC van NRE Holding NV zal defungeren. Voor de invulling van de RvC voor NRE Groep BV was met MEIF een profiel van een commissaris in NRE Groep/Newco BV overeengekomen, waarnaar de gemeente bij haar voordracht naar diende te handelen. Het ging hier om kandidaten uit het internationale bedrijfsleven. Dit profiel past in het algemeen niet direct op een gemeentelijke bestuurder.
Gemeenten/ Aandeelhouders 100% PUF 100% naar 51 %
MEIF 0% naar 49% Raad van Comm. NRE Group BV
2 x MEIF, 2 x PUF 1 x OR
NRE Beheer BV
Royal Bank of Canada (RBC)
NRE Holding BV
NV is BV geworden Geen topholding
NRE Infratech BV
NRE Netwerk BV
Raad van Comm. 2 x MEIF en 3 x PUF
De gemeente Eindhoven had hierop al eerder gepreludeerd door te besluiten dat leden van RvC in gemeentebedrijven van buiten zouden moeten komen en gekozen moesten worden op basis van deskundigheid en ervaring. De gemeenten wilden wel graag toegang houden tot alle relevante bedrijfsinformatie; zeker in een periode van een complexe transactie waarvoor, voor de gemeentes veel op het spel stond. In deze overeenkomst was o.m. opgenomen dat MEIF in de RvC van NRE Holding (het hoogste bestuursorgaan) van de vijf commissarissen er twee mocht benoemen, die een veto recht kregen op alle belangrijke beslissingen. Hiermee fundeerde MEIF zijn invloed stevig binnen NRE. Naast de monopoliepositie die MEIF zich toe-eigende op de contacten met de banken moest elke belangrijke beslissing de instemming hebben van MEIF. In die fase had MEIF een optie om de 49% van de aandelen van NRE over te nemen middels een converteerbare lening die verstrekt was ter waarde van de aandelen.
Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 63 / 64
BIJLAGE 8. VEREENVOUDIGDE STRUCTUUR NRE OBN– NETH.
Toen MEIF niet meer deelnam aan enerzijds NRE en anderzijds ObN –NetH, kon de gehele B.V.structuur weer opgeheven worden (eind 2008). In onderstaand schema is met de rode pijlen aangegeven welke B.V. werden opgeheven en dus opgingen in de bovenliggende B.V..
Gemeenten/ Aandeelhouders
Gemeente Eindhoven
opheffen
PUF Participations
NRE Group BV
NRE Beheer BV
NRE Participations
ObN-NetH TitleCo
ObN-NetH Participations
NetH TitleCo
ObN-NetH Invest
ObN-NetH Group
NRE Invest
ObN-NetH Beheer
NRE Holding BV ObN-NetH Holding
NRE Netwerk BV
NRE Infra
Bed.voering
NRE Gasnetwerk
NRE Infra Ontwikkeling
NRE Elek. netwerk
NRE Infra Ontwikkeling
ObN Holding BV Obragas Net NV
NetH Holding BV BV Netbeheer H’lemmermeer
ObN Asset Co
Rapport Met de rug tegen de muur? Werkgroep rekenkamercommissies NRE gemeenten Pag. 64 / 64