Wereldsolidariteit, coördinator in België van de Wereldmars tegen kinderarbeid Tien jaar geleden passeerde de Wereldmars tegen kinderarbeid door ons land. Wereldsolidariteit speelde daarin een hoofdrol. Tijd voor een terugblik en een balans. Wereldmars tegen kinderarbeid Van 17 januari tot 2 juni 1998 trokken ex-kindarbeiders, jongeren en volwassenen, actievoerders en organisaties door Azië, Afrika, Amerika en Europa. Ze stapten mee in de ‘Global March against Child Labour’, de Wereldmars tegen kinderarbeid. Het initiatief ging uit van Kailash Satyarthi, die in India zijn sporen al verdiende in de strijd tegen ‘bonded labour’, een vorm van slavenarbeid, waarmee kinderen de schulden afbetalen van hun ouderslandarbeiders bij landeigenaars. Honderden organisaties uit meer dan honderd landen vonden elkaar in dit wereldwijde netwerk tegen kinderarbeid. Duizenden lokale initiatieven sloten hierbij aan en honderdduizenden mensen stapten een stukje mee met de kerngroep van 150 internationale stappers die in totaal 80.000 km aflegden. Op 2 juni eindigde de mars in Genève voor de zetel van de Internationale Arbeidsorganisatie bij de opening van de internationale arbeidsconferentie. Het hele gebouw was leeggelopen om de kleurrijke mars te begroeten. Ongeveer 7 miljoen duimafdrukken voor de afschaffing van kinderarbeid werden overhandigd aan de directeur-generaal van de IAO Michel Hansenne. Het was een historisch gebeuren in Genève. De drie groepen die in de IAO vertegenwoordigd zijn, regeringen, werkgevers en werknemers, onthaalden een ruimere sociale beweging van vakbonden, mensenrechten- en kinderrechtenorganisaties, jongeren- en derdewereldorganisaties, gezinsbewegingen, internationale instellingen en regeringen. De boodschap van de Wereldmars was duidelijk. Het was een aanklacht tegen het feit dat ruim 250 miljoen kinderen over heel de wereld moesten werken en uitgebuit werden. Het was een actie voor de bescherming en de bevordering van de rechten van kinderen, in het bijzonder het recht op gratis en goed onderwijs. ‘From exploitation to education’, ‘van uitbuiting naar onderwijs’ was de internationale slogan. De hervormingen om kinderarbeid af te schaffen gingen te traag en grotere internationale druk op regeringen en werkgevers was nodig om hier iets aan te veranderen. In de conferentie van de IAO startten dat jaar de eerste besprekingen over een nieuw verdrag en een nieuwe aanbeveling over de ergste vormen van kinderarbeid. De IAO heeft sinds haar ontstaan steeds veel belang gehecht aan kinderarbeid. Er werden een hele reeks sectorale verdragen afgesloten, o.a. voor de industrie, de landbouw en het ondergronds werken in mijnen. Bovendien werd in 1973 een verdrag (nr. 138) aangenomen dat tot doel had de bestaande regelingen te uniformiseren en alle vormen van kinderarbeid uit te sluiten. Dit verdrag werd echter door te weinig landen geratificeerd (bij de start van de wereldmars een 50-tal van de 174 landen). Het verdrag was ook nogal ingewikkeld en hoog gegrepen. Omdat men inzag dat kinderarbeid niet van vandaag op morgen kan worden uitgeroeid in alle landen werd besloten om in de eerste plaats de ergste vormen van kinderarbeid aan te pakken. Verdrag over de ergste vormen van kinderarbeid De Wereldmars is zeker doorslaggevend geweest voor de versnelling van de invoering van een verbod door de IAO op de ergste vormen van kinderarbeid. De aandacht van televisie en kranten voor de getuigenissen van de kinderen heeft bergen verzet. De publieke opinie heeft de werkgevers en regeringen onder druk gezet. In juni 1999 werden de nieuwe instrumenten, een verdrag (nr. 182) en een aanbeveling (nr. 190) unaniem goedgekeurd.
Onder de ergste vormen van kinderarbeid verstaat het verdrag, dat van toepassing is op alle personen jonger dan 18 jaar: - alle vormen van slavernij en dwangarbeid - prostitutie en pornografie - illegale activiteiten, zoals productie en drugstrafiek - werk, dat door de aard of de omstandigheden in de welke het wordt uitgeoefend, geacht wordt de gezondheid, de veiligheid of de moraliteit van het kind aan te tasten. De aanbeveling verduidelijkt een aantal aspecten van het verdrag en gaat voornamelijk over de actieprogramma’s ter bestrijding van de ergste vormen van kinderarbeid en de bestraffing van wie zich schuldig maakt aan inbreuken op het verdrag. Bij de besprekingen in de conferenties van 1998 en 1999 waren er twee grote discussiepunten: de uitdrukkelijke vermelding van kindsoldaten en de rol van het onderwijs. De VS en enkele Europese landen, waaronder België, verzetten zich tegen het verbieden van elk gebruik van kinderen in gewapende conflicten, hetzij omdat jongeren van die landen betrokken waren in militaire operaties, hetzij omdat men opleiding in militaire scholen niet onmogelijk wou maken. Een compromis werd gevonden in het verbieden van elke vorm van gedwongen rekrutering van kinderen voor het gebruik in gewapende conflicten. (Premier Verhofstadt ondersteunt nu wel de internationale Rode Handen Campagne van de Belgische coalitie tegen het gebruik van kindsoldaten.) Een aantal ontwikkelingslanden kon maar aanvaarden dat verzekering door de staten van toegang tot gratis basisonderwijs werd opgenomen in de tekst wanneer elders de nadruk werd gelegd op internationale samenwerking en bijstand. Dat ook de NGO’s (‘andere betrokken groepen’) naast de regeringsinstellingen en de werkgevers- en de werknemersorganisaties moeten geconsulteerd worden bij de actieprogramma’s was eveneens een resultaat van de Wereldmars. Belgisch Overlegplatform De ratificering van het verdrag gebeurde zeer snel in vele landen. In België gebeurde het relatief laat, mede door de ingewikkelde structuur van ons land. Aan de Wereldmars had België nochtans een serieus steentje bijgedragen. Meer dan 50 organisaties ondersteunden het Belgisch Overlegplatform. Honderden lokale initiatieven namen deel aan de nationale en regionale activiteiten. We verzamelden ongeveer 100.000 duimafdrukken. Van de koning tot Jan met de pet. Wereldsolidariteit deed de coördinatie van het Belgisch platform. Dat was niet vanzelfsprekend. De toenmalige coördinator van de educatiedienst, Jan De Smedt, had vanuit zijn internationale contacten weet gekregen van deze wereldmars en was er als de kippen bij om WS het voortouw te laten nemen. Wereldsolidariteit moest echter in die rol aanvaard worden door de andere NGO’s en de vakbonden. Er was nogal wat getouwtrek tussen de vakbonden om de meeste aandacht te krijgen. En ook intern was er discussie of het thema van kinderarbeid niet te emotioneel zou benaderd worden, en of al na het eerste jaar van de Schone Kleren Campagne kon overgestapt worden naar een nieuw thema. Een compromis werd gevonden in de situering van kinderarbeid in zijn structurele context van armoede, en door ons dat jaar toe te spitsten op de problematiek van kinderarbeid in de kledingindustrie. Twee krachten werden tijdelijk aangetrokken voor de coördinatie in België van de Wereldmars door Wereldsolidariteit, met bijdragen van de organisaties en met een steun van het Ministerie van Arbeid en Tewerkstelling. Marleen Schepers voor Vlaanderen en later ook Delphine Sanglan voor Franssprekend België hebben hun beste beentje voorgezet.
Het programma in België liep van 15 tot 20 mei 1998. Belangrijke activiteiten van het Belgisch overleg waren de ontvangst van de 25 internationale stappers, de regionale marsen, de opening van de 20 km door Brussel door de kindarbeiders, de ontvangst door de koning in het koninklijk paleis, de meeting met de Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking Reginald Moreels in het Federaal parlement van België, de ontmoeting in het Europees parlement, het onthaal door de internationale vakbonden, en de deelname aan de slotacties in Genève. We slaagden er in met het brede Belgische overleg een Open brief te maken aan de regering, de parlementsleden, de Belgische delegatie aan de internationale Arbeidsorganisatie. Hierin werd niet alleen steun gevraagd aan de nieuwe conventie, maar ook aandacht voor de structurele oorzaken van kinderarbeid en voor de bredere oplossingen (onderwijs, opheffing van de schuldenlast, herzien van de structurele aanpassingsprogramma’s, eerlijke handel, meer ontwikkelingssamenwerking o.m. voor het programma van de IAO voor de eliminatie van kinderarbeid (IPEC), eerbiediging door de multinationals van de fundamentele arbeidsnormen) . Minister van Arbeid en Tewerkstelling Miet Smet organiseerde een colloquium. Een voorstel van resolutie van An Hermans (CVP) en Jacques Lefevre (PSC) werd aangenomen in de Belgische kamer van Volksvertegenwoordigers. Heel wat scholen deden mee. Er was een ruime weerklank in de pers en de media. De media-actie en het avondfeest in Brussel op 16 mei waren niet echt gelukt. Campagne Wereldsolidariteit: Kinderarbeid, geen kinderspel In Wereldsolidariteit zelf was de campagne een van de betere campagnes. In Wereldsolidariteit formuleerden we een genuanceerde visie op kinderarbeid, met onderscheid tussen onmiddellijke maatregelen en oplossingen op korte en op lange termijn. Zo konden wij ontsnappen aan het dilemma tussen recht op waardig werk en recht op bescherming tegen uitbuiting en voor ontwikkeling. De diamontage ‘Kinderarbeid, geen kinderspel’ voor de plaatselijke groepen met het verhaal van Hosnara, het meisje uit Bangladesh, ontslagen in een kledingfabriek en nu werkzaam als weefhulpje in een klein familiebedrijf, was niet alleen mooi (foto’s van Jan Huet, productie Wereldmediatheek) maar ook appellerend tot engagement: ‘plak, stap en krab’. Het programma van de Christian Workers Movement in India en Sri Lanka werd in de fondsenwerving (met krabkaarten) bijzonder in de kijker gesteld: ‘Krab, win en steun de strijd tegen de kinderarbeid’. Een knap muziektheater ‘Kinderspel’ met Tom Van Landuyt in de hoofdrol werd op 18 plaatsen opgevoerd. Voor scholen was er een lespakket: ‘Moeder, waarom werken wij?’ De Schone Kleren Campagne had een video met beelden over kinderarbeid in een Filippijns bedrijf dat leverde aan H&M en verspreidde stickers. Op 25 april was er de jongerenactiedag voor eerlijke sportschoenen in Brugge. In het Volk, De Standaard en De Morgen verschenen vrije tribunes rond aspecten van kinderarbeid en de rol van WS. De achtergrondnota’s voor de campagne werden herwerkt tot een boek van Miel Vervliet en John Van Daele, uitgegeven door Davidsfonds. Het einde van kinderarbeid: in ons bereik Wereldsolidariteit heeft met de coördinatie in België van de Wereldmars tegen kinderarbeid een voortrekkersrol gespeeld. De wereldmars was een aansprekende actievorm rond een gevoelige problematiek, die duidelijk kon gesitueerd worden in het kader van armoede en ontwikkeling. De politieke context zat ook mee met ministers, de staatssecretaris van ontwikkelingssamenwerking, parlementsleden van ACW-signatuur en met een Belg aan het hoofd van de IAO. WS als NGO van de christelijke arbeidersbeweging kon zich doen gelden als coördinator. WS heeft op korte tijd expertise in huis gehaald en werd in zijn deskundigheid ook erkend. Nog jaren later werd door 11.11.11 verwezen naar WS wanneer er
vragen kwamen over kinderarbeid. Maar eigenlijk werd de opvolging door de Vlaamse educatiedienst uit handen gegeven omdat we ons ondertussen in andere thema’s vast beten zoals migratie en informele economie. Solidarité Mondiale (Yvan Nicolas) heeft geprobeerd het Belgisch Comité opnieuw leven in te blazen, samen met het Kinderrechtenhuis van Alken (Frans Swartelé). Solidarité Mondiale nam de vertegenwoordiging in de Europese coördinatie op zich en trok mee aan de kar voor de internationale opvolgingscampagnes zoals Education for All en de campagne voor de ratificering van de conventie. Maar de respons was veel minder groot. In België was de aandacht met de affaire Dutroux toegespitst op seksueel misbruik van kinderen en veel minder op uitbuiting door kinderarbeid. Toch werd meegewerkt aan het Europees mondiaal congres in Firenze in mei 2004. Drie (ex)kindarbeiders, afgevaardigd door partners van Wereldsolidariteit uit Columbië, Sri Lanka en Togo, konden getuigen vóór het congres in vele scholen en groepen en werden naar het congres vergezeld door 20 jongeren uit Dour en Dendermonde, waarvan er ook één kon deelnemen aan een wereldcongres in India. In september 2005 organiseerde de Europese coördinatie een colloquium in Portugal over kinderhandel. Nadien vertraagden organisatorische problemen op internationaal vlak de werking, maar er werd toch in heel wat scholen animatie gedaan rond kinderrechten. De problemen mondiaal en Europees schijnen nu een oplossing te vinden. Nieuwe initiatieven worden genomen, bijvoorbeeld n.a.v. de Olympische spelen in China. De internationale vakbeweging engageert zich sterker. Er zijn plannen om een permanent bureau te openen bij de Europese unie. Op Europees niveau wordt er gewerkt aan uitbreiding naar Oostelijk Europa en aan een conferentie in Sofia over kinderhandel in september 2008. De IAO stelt in haar laatste vierjaarlijkse rapport over kinderarbeid (2006) vast dat er een doorbraak gekomen is in de vermindering van kinderarbeid, en dit zeker voor de ergste vormen van kinderarbeid. De conventie 138 is door 4 op 5 ledenlanden van de IAO (150 landen) geratificeerd en de conventie 182 (ergste vormen) door 9 op 10 leden van de IAO (165 landen). 12 juni (de verjaardag van conventie 182) werd sinds 2002 uitgeroepen als ‘Werelddag tegen Kinderarbeid’. Globaal genomen daalde het aantal kinderarbeiders in de leeftijdsgroep van 5 tot 17 met 11 % de laatste 4 jaar: van 246 miljoen in 2000 naar 218 miljoen in 2004. In plaats van 1 kind op 6 werkt nog 1 kind op 7. Het aantal kinderen in de gevaarlijkste vormen van kinderarbeid in de leeftijdsgroep 5 tot 17 daalde met 26% van 171 miljoen in 2000 naar 126 miljoen in 2004. Kailash Satyarthi van de Wereldmars tegen kinderarbeid wijst er wel op dat in dicht bevolkte landen in Afrika en Zuid-Azië de vooruitgang erg traag gaat. Moeilijke sectoren blijven slavernij, kinderhandel, prostitutie, kindsoldaten in legers en vooral in rebellentroepen, kinderarbeid in de landbouw, huishoudelijke arbeid. In heel wat landen werden wettelijke initiatieven genomen en lopen er programma’s met steun van de IAO. In India bijvoorbeeld, waar er volgens de Wereldbank 44 miljoen kinderen werken, werd het verbod op kinderarbeid voor kinderen jonger dan 14 uitgebreid naar de horeca en huishoudelijke arbeid. Volgens Jeanne Devos zal deze wet niet direct voor zichtbare veranderingen zorgen, maar ze getuigt wel van een grote mentaliteitsverandering en ze biedt een instrument om huisarbeid door kinderen (16 miljoen) te laten bestraffen. Hoopgevend is eveneens dat er in november 2005 een Global Task Force on Child Labour and Education gevormd is met UNICEF, UNESCO, de IAO, de Wereldbank en de Wereldmars tegen kinderarbeid. Het programma van de IAO over Waardig werk voor allen krijgt meer en meer weerklank in het kader van de Millennium Ontwikkelingsdoelstellingen. We kunnen binnen de 10 jaar een eind maken aan de ergste vormen van kinderarbeid, zonder het uiteindelijke doel van alle vormen van kinderarbeid te stoppen uit het oog te verliezen,
stelt Juan Somavia, de huidige directeur-generaal van de IAO. De politieke mobilisatie voor dit doel werd ondermeer met de Wereldmars en de nieuwe conventies van de IAO in een stroomversnelling gebracht. We zijn er fier op dat we met Wereldsolidariteit daarin een rol konden spelen. De nieuwe gezamenlijke campagne in 2008 - 2010 rond Arbeid van vakbonden en NGO’s in België zal Wereldsolidariteit opnieuw de kans geven om een voortrekkersrol op zich te nemen. Marcel De Prins 14 maart 2008