Wereld Burger
BELGIE - BELGIQUE bpost 8500 KORTRIJK 1 1 AFDELING 2 | B-53 PB-PP 4/1132 BELGIE(N)-BELGIQUE
wereldnieuws in zakformaat
Schone Kleren Wereldburger is een driemaandelijkse uitgave van Wereldsolidariteit Wereldsolidariteit vzw - Haachtsesteenweg 579, 1030 Brussel 18de jaargang • april - mei - juni 2016 • Afgiftekantoor Kortrijk 1 • afdeling 2 • erkenning P309504
In dit nummer BESTE WERELDBURGER
p. 3
REVOLUTIE NODIG IN DE KLEDINGINDUSTRIE EEN ZIEKTEVERZEKERING VOOR KLEDINGARBEIDSTERS IN BANGLADESH
p. 4
p. 8
STRIJD VOOR MINIMUMLOON IN CAMBODJA
p. 10
INTERVIEW SAARTJE BOUTSEN, CSR-manager JBC
p. 12
WERELDBURGER AAN HET WOORD Nico Cannie, kwb-fietser naar Indonesië
p. 14
DOE MEE !
p. 16
Wereldburger wordt uitgegeven door: Wereldsolidariteit vzw Haachtsesteenweg 579 1030 Brussel Tel: 02 246 36 71 E-mail:
[email protected] Website: www.wereldsolidariteit.be Coördinatie en eindredactie Jaklien Broekx
De Wereldburger wordt gesubsidieerd door DGD, gedrukt op chloorvrij papier, in het meest economische formaat en verzonden op de goedkoopste manier.
Wereldsolidariteit in jouw regio: • West-Vlaanderen: Mia Vandenberghe,
[email protected] - gsm: 0473 62 34 39 • Oost-Vlaanderen: Bart Holvoet,
[email protected] - gsm: 0475 48 66 03 • Antwerpen: Zofia Mezeyova,
[email protected] - gsm: 0473 53 56 62 • Vlaams-Brabant en Brussel: Jacques Van der borght,
[email protected] - gsm: 0478 70 34 70 • Limburg: Christine Liefsoens,
[email protected] - gsm: 0476 86 15 40
Redactie Sara Ceustermans, Patrick Van Looveren en Jaklien Broekx Foto’s Wereldsolidariteit, tenzij anders vermeld bij de foto. Coverfoto: Karel Hemerijckx Lay-out en druk: Gevaert Graphics Verantwoordelijke uitgever: Andre Kiekens
Wereldsolidariteit dankzij jouw steun op nummer: BE41-8900-1404-3510 - BIC VDSPBE91 Wereldsolidariteit in Noord en Zuid is mogelijk dankzij de steun van: S PA A R B A N K
Beste Wereldburger, Op 24 april, wanneer dit magazine bij jou in de bus valt, is het 3 jaar geleden dat de kledingfabrieken van Rana Plaza in Bangladesh instortten. 1138 kledingarbeidsters kwamen om het leven. Meer dan tweeduizend raakten gewond. Achter deze kille cijfers zitten mensen. Zoals Asha Khatum. Asha begon 6 maanden voor de instorting van Rana Plaza te werken in de fabriek. Zij werkte elke dag van 8 tot 5 uur in de namiddag. De meeste dagen klopte ze overuren tot 9 of 10 uur ’s avonds. Ze verdiende 3000 taka, zo’n 34 euro per maand. Met haar overuren kon ze haar loon verdubbelen tot 5500 taka. De ochtend van de Rana Plaza-ramp was Asha, net zoals veel van haar collega’s, te bang om de fabriek in te gaan. De arbeidsters wisten dat er barsten waren in het gebouw, maar de manager had gedreigd dat ze geen loon kregen als ze niet gingen werken. Asha werd gedwongen om te werken en al snel beefde het gebouw. Asha herinnert zich de vallende lichamen van vrouwen rondom haar en ze zag ook het lichaam van haar dode tante. Toen er een steen op haar viel werd alles zwart. Asha was de belangrijkste kostwinner voor haar moeder, vader en jongere zus. Momenteel vecht de familie om te overleven. Asha heeft een tegemoetkoming gekregen voor haar verwondingen, maar dit is alleen maar genoeg om haar medische kosten te betalen. Drie jaar na de ramp kan Asha niet fatsoenlijk eten en voelt ze nog steeds pijn in haar hoofd en borst. Ze is te zwak om lang rechtop te staan en daarom verlaat ze haar huis nooit. Asha heeft geen hoop meer haar leven terug te krijgen. ‘Het voelt alsof ik als een dode leef. Het zou beter zijn geweest als ik gestorven was, want ik ben een last voor mijn familie’. Wat een wereld van verschil zou het zijn…moest er in Rana Plaza een vakbond actief zijn geweest. Moesten Asha en haar familie een ziekteverzekering hebben. Daar wordt aan gewerkt. Heel hard zelfs, door organisaties in Bangladesh zelf. Ook in andere landen zoals Cambodja en Indonesië vechten vakbonden voor een leefbaar loon. Dat kan je lezen in dit magazine. Jaklien Broekx
3
© Karel Hemerijckx
4
Revolutie nodig in de kledingindustrie De Schone Kleren Campagne hangt al twintig jaar de vuile was buiten van de mondiale kledingindustrie. En dat is nodig: sinds de modewereld meer dan twintig jaar geleden veranderde in de wereld van de Fast Fashion – lees: geen vier collecties per jaar, maar 52 – is er een race to the bottom gestart die nog altijd niet gestopt is. Kleding wordt steeds goedkoper. Om hun winstmarges te behouden, besparen bedrijven waar ze kunnen. Leveranciers uit Bangladesh, Cambodja of Indonesië worden onder druk gezet om tegen bodemprijzen te produceren. Voor veiligheid of voor leefbare lonen blijft er dan niet veel meer over. Gelukkig is er ook nog een andere (r)evolutie: steeds meer consumenten en ondernemers promoten een ander consumptie- en productiemodel. De instorting van het Rana Plaza complex in 2013 in Bangladesh, waarbij 1138 doden vielen en meer dan 2000 gewonden, was het trieste dieptepunt van de race to the bottom. Rana Plaza was geen toeval: kledingmerken en -retailers, lokale werkgevers en beleidsmakers wisten al jaren dat de fabrieken in Bangladesh onveilig waren. Een dag vóór de instorting waren er al scheuren in de muren van het complex. Toch werden de werknemers naar binnen gejaagd: als ze niet aan het werk gingen, zouden ze hun loon van die maand niet krijgen. De instorting was duidelijk een geval van schuldig verzuim én toonde aan dat het leven van een kledingarbeidster blijkbaar minder waard is dan een T-shirt bij Primark.
Het Veiligheidsakkoord in Bangladesh: een cruciale stap Minder dan een maand later, op 15 mei, werd het Veiligheidsakkoord in Bangladesh ondertekend. Het Akkoord is een onafhankelijk, wettelijk bindend akkoord tussen kledingmerken en -retailers aan de ene kant en internationale en lokale vakbonden aan de andere kant. Meer dan 200 kledingbedrijven hebben intussen het Akkoord ondertekend, goed voor inspecties in meer dan 1600 fabrieken waar twee miljoen mensen werken. De ondertekenaars engageren zich om de volgende 5 jaar te investeren in veilige fa-
Revolutie nodig in de kledingindustrie
brieken. Onafhankelijke veiligheidsexperts voeren inspecties uit, waarvan de rapporten openbaar worden gemaakt. De nodige herstellingen en renovaties vallen onder de verantwoordelijkheid van de kledingmerken, die ook instaan voor de financiering. De vakbonden en werknemersafgevaardigden hebben een centrale rol in zowel het toezicht als de toepassing van het akkoord. De ondertekening van het Akkoord was een belangrijke stap: voor het eerst gingen kledingbedrijven als groep rond de tafel zit met vakbonden én gingen ze bindende engagementen aan. Daarvoor was massale internationale druk nodig.
Renovaties te laat
© Jan Agten
Drie jaar later is het duidelijk dat campagne voeren absoluut nodig blijft. Want de levensnoodzakelijke reno-
vaties laten op zich wachten. De internationale Schone Kleren Campagne deed samen met drie ngo’s een onderzoek naar de stand van zaken bij de strategische leveranciers van H&M. Een analyse toont aan dat er ernstige achterstand is bij dringende renovaties aan de gebouwen: bijna alle belangrijke leveranciers van H&M liggen achter op schema. Zo blijven tienduizenden arbeiders het risico lopen op een dodelijk ongeval en letsels. Meer dan de helft van de fabrieken heeft nog altijd geen fatsoenlijke nooduitgangen. Wanneer er brand uitbreekt in één van die fabrieken, zitten de werknemers als ratten in de val. Het probleem ligt niet alleen bij de leveranciers van H&M. Maar H&M is wél de grootste inkoper van kleding in Bangladesh. Ze zijn klant in 229 fabrieken. Hun beleidskeuzes hebben dus een impact op een zeer groot aantal werknemers.
5
dossier GUINEE
Peanuts voor de Cambodjaanse kledingarbeid(st)ers Onveilige fabrieken zijn lang niet het enige probleem in de kledingsector. Ook de extreem lage lonen in een sector die jaarlijks miljarden opbrengt zijn legendarisch. Ook de Cambodjaanse kledingarbeid(st)ers verdienen nog steeds peanuts. Wereldsolidariteit-partner C.CAWDU, een Cambodjaanse kledingvakbond, voert al jaren acties voor een leefbaar loon. Na de massale druk in 2014, werd er in 2015 wel enige vooruitgang geboekt. Begin 2016 ondertekenden een tiental internationale kledingbedrijven een princiepsakkoord over leef-
bare lonen met de internationale vakbondsfederatie IndustriAll. Daarin engageren de kledingbedrijven zich om een leefbaar loon te garanderen voor de werknemers in hun toeleveringsketen. De kledingbedrijven beloven de sociale dialoog mogelijk te maken, en hun aankooppraktijken aan te passen. In een volgende fase zouden onderhandelingen worden opgestart op nationaal niveau. In Cambodja zijn de eerste gesprekken gestart, maar van echte onderhandelingen is er nog lang geen sprake. Eerst moeten de voorwaarden voor echte onderhandelingen er zijn: een wettelijk kader dat CAO’s afdwingbaar kan maken ontbreekt. Zo wordt de bal teruggekaatst naar de Cam-
© Guy Puttemans
6
Europese prijs voor de Schone Kleren Campagne Op 12 oktober 2016 kreeg de Schone Kleren Campagne de medaille van de Europese Burger. Europarlementslid Ivo Belet droeg de kandidatuur voor en lichtte zijn keuze toe: “een belangrijke reden is de uitstraling van de Schone Kleren Campagne in 16 Europese landen. De campagne is ondertussen uitgegroeid tot een internationaal netwerk van vakbonden, ngo’s en consumentenorganisaties. De 120.000 handtekeningen die verzameld werden voor een leefbaar loon, zijn niet alleen een signaal voor de internationale kledingbedrijven maar het is ook een sterk politiek signaal.” Belet erkent dat er bindende regels nodig zijn waar bedrijven zich aan moeten houden; voluntarisme heeft duidelijk niet gewerkt. En daar wil hij zich als Europarlementariër voor inzetten.
Revolutie nodig in de kledingindustrie
bodjaanse regering. De kans dat de Cambodjaanse regering dit kader schept en controles uitvoert op de toepassing ervan is zeer klein. De kledingbedrijven zouden rechtstreekse onderhandelingen moeten beginnen met de vakbonden en bindende engagementen aangaan om in Cambodja te blijven produceren, ook als de lonen stijgen.
Politiek kader ontbreekt Aanhoudende druk blijft dus belangrijk, niet alleen op kledingbedrijven, maar ook op politici. Na een ramp is de verontwaardiging groot, maar als het stof is gaan liggen haalt de economische logica het weer van de empathie. En betalen de kledingarbeid(st)ers weer de rekening. De voorbije twee decennia is er vooral ingezet op vrijwillige maatregelen en zelfregulering om de schendingen van de arbeidsrechten in de kledingsector aan te pakken. De vele fabrieksdrama’s en de permanente schendingen van arbeidsrechten hebben het failliet van de vrijwillige gedragscodes en de controle op de naleving ervan bewezen. Elke fabriek waar een grote ramp plaatsvond werd herhaaldelijk ge-audit volgens de gangbare sociale audit regimes van de sector. Helaas blijven ook de politici die aan de macht zijn voorstander van vrijwillige maatregelen. Meer transparantie, een screening van de risico’s op mensenrechtenschendingen in de toeleveringsketen, compensatie voor slachtoffers van fabrieksdrama’s: er bestaat geen enkele wet of Europese richtlijn, die het verplichten.
Fast Fashion Kledingarbeid(st)ers zijn het slachtoffer van het gebrek aan regelgeving, maar ook van het economische model van de Fast Fashion. De voorbije 25 jaar is de sector ingrijpend veranderd: de productie verhuisde naar landen met de laagste lonen, en in plaats van vier collecties per jaar zijn er nu 52. Om de snel wijzigende trends te kunnen volgen, moet het proces van design tot verkoop zo kort mogelijk zijn. Ook de druk op de prijzen
is enorm. Leveranciers moeten zo snel mogelijk leveren, tegen zo laag mogelijke prijzen. Werknemers in de hele keten zijn slachtoffers van dat model: van de katoenboer en de kledingarbeidster tot het winkelpersoneel. Winkelketen Primark, met intussen 4 vestigingen in België, is dé exponent van de Fast Fashion. Met hun prijzenbeleid oefent Primark een constante neerwaartse druk uit op de prijzen in de hele sector. Primark kan dan wel een aantrekkelijk alternatief lijken om geld te besparen, maar eigenlijk doet zich het omgekeerde voor: Primark verleidt consumenten om steeds meer te kopen aan een zeer lage prijs. De kwaliteit en de duurzaamheid van het kledingstuk doen er dan niet meer toe. Gaat het stuk, dan vervang je het. Dat consumptiemodel is niet duurzaam, niet voor het milieu en niet voor ons.
Druk van onderuit Om dat model aan de kaak te stellen voerde de Schone Kleren Campagne in augustus vorig jaar nog actie aan de nieuwe Primark in Gent. De centrale boodschap: kleren met een productiefout stuur je terug, ook als het gaat over het hongerloon van de kledingarbeid(st)ers. Tegelijk met de race to the bottom, zijn er kledingmerken en ondernemers die wél geloofwaardige stappen zetten naar betere arbeidsomstandigheden. In België werden Bel&Bo en JBC lid van de Fair Wear Foundation, een multi-stakeholderorganisatie die kledingbedrijven begeleidt naar schonere kleren. Mayerline, ACP, B&C en Stanley en Stella waren al lid. Kleinere ondernemers kiezen er steeds meer voor om van duurzame mode hun handelsmerk te maken. De kritische consument is niet meer veroordeeld tot de héél alternatieve kleding. Om die positieve evolutie om te zetten in een (r)evolutie blijft de steun van vrijwilligers en consumenten essentieel. Sara Ceustermans Coördinator Schone Kleren Campagne
7
8
Een ziekteverzekering
voor kledingarbeidsters in Bangladesh Bart Verstraeten van Wereldsolidariteit is al jaren gebeten door het thema ‘sociale bescherming’. Hij was in Bangladesh bij de eerste herdenking van Rana Plaza, de grootste ramp in de kledingindustrie ooit. Hij doet ons een revolutionair plan voor de kledingarbeidsters uit de doeken. Want er is een ziekteverzekering voor kledingarbeidsters in Bangladesh in de maak. Wat houdt dit in? “Het plan dat onze twee partnerorganisaties GK en NGWF in Bangladesh hebben, is het opzetten van een ziekteverzekering voor kledingarbeidsters in Bangladesh. Waarom? In Bangladesh is er vandaag geen alomvattend sociale beschermingssysteem voor mensen in de textielsector. Met als gevolg dat op het moment dat de Tazreenfabriek in brand schoot of Rana Plaza instortte de slachtoffers niet konden terugvallen op een vervangingsinkomen, medische zorgen etc. Wat de ramp op zich nog erger maakte. En dus hebben onze partners GK en NGWF gezocht naar een duurzame oplossing voor al die werknemers. GK is gespecialiseerd in ziekteverzekering en gezondheidszorg. De kledingvakbond NGWF organiseert vandaag meer dan 45.000 mensen in de textielsector.” Concreet? “Er wordt een overeenkomst afgesloten met de fabriekseigenaars, voor de implementatie van de ziekteverzekering. Een polis waarbij de werkgever en de werknemer een bedrag samenleggen in een pot. Op het moment dat een werkneemster nood heeft aan verzorging, kunnen ze beroep doen op dat fonds. GK zou de medische zorgen kunnen verstrekken. Over welke
bedragen gaat dit? Voor één persoon 2000 taka per jaar (ca. 23 euro): 1700 taka voor de fabriekseigenaar en 300 taka voor de werknemer. Met 3000 taka per jaar kan je een gezin met 3 personen dekken. Als referentie: het minimumloon in de sector bedraagt 5300 taka per maand.” Wat krijgen mensen daarvoor? “Een mega pakket aan gezondheidszorgen. Je kan naar de huisdokter, naar specialisten, familieplanning, een hele reeks vaccinaties, medicijnen, pathologische testen (bloed, urinestalen, cardiogrammen, …) tot en met operaties. Vandaag zal GK dat uitvoeren omdat de publieke gezondheidszorg echt ondermaats is. GK gaat het heel innovatief aanpakken. Met doktersconsults in de fabriek zelf. Waar werknemers tijdens hun werkuren of pauze naartoe kunnen gaan. Voor gespecialiseerde zorgen moeten ze uiteraard naar het GK-ziekenhuis.” En de overheid, speelt die een rol? “GK en NGWF willen dit jaar 20.000 arbeiders en arbeidsters bereiken. De pilootfase willen ze in een aantal geselecteerde fabrieken uitrollen. Eerst een overeenkomst afsluiten met de fabriekseigenaar en bespreken of hij met een bedrag over de brug wil komen om zo’n ziekteverzekering uit te bouwen. Wereldsolidariteit wil met een aantal Belgische bedrijven bekijken, type JBC en C&A, of zij bereid zijn in zo’n pilootproject te
“De kost voor zo’n systeem is uiteindelijk maar een fractie van de winst die gemaakt wordt in de kledingindustrie.”
stappen. Er zit een win-win in, voor iedereen. GK en NGWF kunnen hun droom realiseren. Op twee tot drie jaar kunnen zij aan de overheid bewijzen: ‘kijk als we vakbonden, werkgeversfederaties en de overheid rond tafel krijgen en alle middelen samenbrengen dan kunnen we misschien die 4,2 miljoen werknemers een ziekteverzekering aanbieden’. Voor de kledingarbeidsters eindelijk een duurzame sociale bescherming, die levensnoodzakelijk is. En voor de grote aankoopbedrijven zou dit een enorme stunt zijn in de sector. JBC bijvoorbeeld zou koploper kunnen zijn om zo’n systeem mee te faciliteren: druk leggen op hun leveranciers om een overeenkomst af te sluiten met GK/ NGWF. Ze zouden zich als modebedrijf ertoe kunnen verbinden om de prijs per stuk te verhogen waardoor de Bengaalse werkgever een leefbaar loon kan uitbetalen. Deze laatste zou meteen de sociale bijdrage voor de ziekteverzekering kunnen betalen. Als er een leefbaar loon wordt uitbetaald, dan kan de werknemer ook de bijdrage van 300 taka per jaar ophoesten. Dat is een duurzame rol die kledingmerken moeten spelen. Op die manier zijn ze een sustainable buyer aan een duurzame toeleveringsketen.” Is de Internationale Arbeidsorganisatie zo’n systeem genegen? “Toeval of niet, de IAO denkt in dezelfde richting. Eind 2015 werkt de IAO - in samenwerking met de Duitse ontwikkelingssamenwerking - een soort arbeidsongevallenverzekering uit. Beide verzekeringen zijn heel complementair. Waar hebben mensen nood aan? Aan goede medische zorgen het hele jaar door en op het moment als er een ongeluk gebeurt - wat jammer genoeg veel het geval is in Bangladesh dan hebben mensen een vervangingsinkomen nodig, medische zorgen en hulpmiddelen zoals bijvoorbeeld
© Dominique De Vlieger
9
krukken. De IAO was heel tevreden toen ze hoorden over het plan van GK en NGWF, twee organisaties die daar al 40 jaar werken en daar al 40 jaar aantonen dat het kan: een ziekteverzekering voor armen. Wie bereikt 1,2 miljoen mensen zoals GK elk jaar doet? De IAO wil graag in 2016 mensen van GK en NGWF in hun comité van experten opnemen die betrokken worden bij de uitbouw van die arbeidsongevallenverzekering. Mocht dit plan slagen dat zou dat een voorbeeld kunnen zijn voor alle kledingproducerende landen waar elke dag miljoenen mensen zich uitsloven om onze kleren te stikken. De kost voor zo’n systeem is uiteindelijk maar een fractie van de winst die gemaakt wordt in de kledingindustrie. Het is gewoon een kwestie van politieke wil.” Je zou ook rechtstreeks geld kunnen gaan halen bij de kledingmerken? “Ik ben geen voorstander om de modemerken hieraan mee te laten betalen. Het is veel duurzamer om de sociale bescherming daar ter plekke uit te bouwen. Beter dan een systeem afhankelijk te maken van internationale kledingmerken, want die kunnen altijd vertrekken. De lokale actoren moeten het dragen en eraan bijdragen. We moeten niet wachten tot de volgende ramp. Vandaag hebben ze in Bangladesh een slecht systeem; als er een ongeluk gebeurt, wordt de werkgever daar persoonlijk voor verantwoordelijk gesteld. Wil je compensatie dan wordt dat een jarenlange rechtszaak en juridisch getouwtrek. Wordt de werkgever verantwoordelijk geacht, moet hij het ganse bedrag ophoesten. Ga je voor een sociale verzekering dan spreid je de lasten onder elkaar, je legt de pot samen zodat je meer mensen kan helpen. Het is altijd een win-win als je gaat voor een op solidariteit gebaseerd sociale beschermingssysteem.” Jaklien Broekx
© Guy Puttemans
10
“Een ramp zoals in Rana Plaza in Bangladesh zou zich net zo goed in Cambodja kunnen voordoen.”
Strijd
voor minimumloon in Cambodja
Als vooraanstaand vakbondsleider van de onafhankelijke kledingvakbond C.CAWDU, staat Athit Kong al jaren op de barricades voor fatsoenlijke werkomstandigheden voor Cambodjaanse kledingarbeidsters. Alle grote internationale (kleding)ketens, zoals Zara, H&M, Walmart, Levi’s, Gap, Puma, Uniqlo, C&A en Adidas, hebben orders lopen in Cambodja. Meer dan 700.000 Cambodjanen werken in de kledingindustrie. Van de goede intenties van de kledingketens is op het terrein niet al te veel te merken, zegt Athit. In Cambodja zijn in oktober 2015 de jaarlijkse onderhandelingen afgerond over de verhoging van het minimumloon voor kledingarbeid(st)ers. Dat ging gepaard met protest en acties van de onafhankelijke vakbonden uit de kledingsector. “Tijdens de lunchpauzes. We hebben niet de traditie om de boel plat te leggen”, zegt Athit Kong. Twee jaar geleden schoot de politie vijf actievoerders dood bij een gelijkaardig protest voor een hoger minimumloon in het Canadia Industrial Park in Phnom Penh.
Loonkost bepaalt orders De onderhandelingen over het optrekken van het minimumloon worden gevoerd in het Labour Advisory
Committee, een adviesorgaan met vertegenwoordigers van de werkgevers, de werknemers en de overheid. Athit Kong: “Uiteindelijk werd afgeklopt op 140 dollar, bijna 10% meer dan het huidige minimumloon van 128 dollar. Maar we vinden dit een peulschil. Om van een leefbaar loon te kunnen spreken zou het minimumloon minstens 177 dollar moeten bedragen. Omwille van de bikkelharde internationale concurrentie hebben we in de onderhandelingen dat bedrag naar onder bijgesteld. De grote ketens zitten niet in Cambodja voor onze schone ogen, maar wel omdat de loonkost hier lager is dan in andere landen. De werkgevers en de overheid houden ons telkens voor dat
11
het minimumloon zeker niet hoger mag liggen dan in buurland Viëtnam. Als we een te hoog minimumloon eisen, dan vernietigen we jobs krijgen we te horen. We voelen ook de druk van Myanmar, dat zich met goedkope loonarbeid presenteert aan de buitenwereld.”
H&M: uitgekiende PR In de pers verklaarde H&M dat het kan leven met de loonsverhoging van 12 dollar. “H&M is zeker niet de slechtste van de klas, maar ze hebben vooral een uitgekiende public relations strategie. Schone schijn over duurzaam ondernemen naar buiten toe, maar op ondernemingsniveau is daar bitter weinig van te merken. De ondernemingen die de orders van de grote ketens binnenhalen besteden de opdrachten (deels) uit. De kledingketens kijken de andere kant op en wassen hun handen in onschuld. Zij weten zogezegd van niks. Bij die onderaannemers is het echter huilen met de pet op. De huisvesting is erbarmelijk. Veiligheidsvoorschriften worden niet gerespecteerd. De arbeidsomstandigheden zijn schrijnend. Een ramp zoals in Rana Plaza in Bangladesh zou zich net zo goed in Cambodja kunnen voordoen. Het is echter heel moeilijk om werknemers die aan de slag zijn bij de onderaannemers te organi-
seren en te mobiliseren. Het gaat vaak om heel arme mensen die geen keuze hebben. Ze zeggen ‘we steunen jullie acties voor een hoger minimumloon, maar we willen nu brood op de plank’. En zijn bereid heel veel uren te kloppen voor een habbekrats. Ze zitten vaak in een straatje zonder eind. Ze moeten woekerrentes betalen aan de banken voor hun woonkrediet en willen dan ook onder geen beding hun job en hun inkomen verliezen. Wat we ook merken is dat bedrijven hun werknemers vaak contracten van bepaalde duur aanbieden. Die werknemers mislopen de voordelen die je wel hebt als werknemer met een contract van onbepaalde duur. En durf niet te reclameren en durf je al zeker niet bij een vakbond aan te sluiten, want dan kan je fluiten naar een nieuw contract. Vakbonden in de kledingindustrie hebben het niet gemakkelijk. We zijn blij met de internationale ondersteuning die we krijgen van de Schone Kleren Campagne, van Wereldsolidariteit en van vakbonden als het ACV. Daardoor voelen overheden en werkgevers zich nog enigszins gedwongen om met ons samen te werken. Mocht die internationale druk er niet zijn dan zouden overheden en werkgevers zich nog veel brutaler opstellen.” Patrick Van Looveren
Mundiale actiedag Op 10 december 2015 hielden de Cambodjaanse kledingarbeidsters opnieuw symbolische protestacties tijdens de lunchpauzes. Gesteund door acties overal ter wereld: in Amsterdam, de Verenigde Staten, India, Bangladesh, Turkije, de Filipijnen én België. Met de medewerking van de internationale vakbondskoepel IVV en de internationale Schone Kleren Campagne. De campagne richt zich tot acht kledingmerken (H&M, C&A, Inditex, Walmart, Puma, Adidas, Gap en Levi’s) met de dringende eis hun prijsbeleid en aankooppraktijken bij te sturen zodat een leefbaar loon mogelijk is en met de vraag ook te blijven investeren in Cambodja. Een volgende stap vormt een nieuw soort internationaal akkoord tussen deze kledingmerken, de lokale en internationale vakbonden voor leefbare lonen in de kledingindustrie in Cambodja. Een dergelijk akkoord is de beste manier om multinationale spelers tot de orde te roepen en enkele basisafspraken vast te leggen voor hun toeleveringsketen.
Online Wereldsolidariteit en ACV voerden ook online campagne. Eind vorig jaar werden mensen aangespoord de boodschap ‘Is 164 euro loon per maand voor Cambodjaanse kledingarbeidsters echt teveel gevraagd?’ via Facebook, Twitter en mail te posten op de sociale media van kledingmerken. En zo H&M, Zara, C&A en Levi´s, de belangrijkste afnemers van kleding in Cambodja, onder druk te zetten om de lonen van werknemers in hun toeleveringsketens te verhogen.
12
dossier GUINEE
“Lid zijn van de Fair Wear Foundation De modeketen JBC is misschien wel een trekker voor ‘schone kleren’ in België. Kort na de ramp Rana Plaza in Bangladesh ondertekende het bedrijf, als enige Belgische retailer, het Bangladesh Veiligheidsakkoord. Vorig jaar werd JBC ook lid van de Fair Wear Foundation. We hebben hierover een gesprek met Saartje Boutsen, kersvers CSR-manager bij JBC. Saartje werkte 10 jaar voor Vredeseilanden, ze was ondermeer co-auteur van het boek #SavetheFoodture en sinds kort volgt ze voor JBC alle aspecten rond duurzaam ondernemen op. Waar laat JBC haar kleren maken? “Meer dan 60 % van de kleding komt uit China. Daarnaast ook uit Bangladesh, India en Pakistan. Voor kortetermijnorders blijven we dichter bij huis: vooral Turkije, Tunesië, Litouwen, Italië, en een klein beetje Frankrijk. Er wordt veel belang gehecht aan langetermijnrelaties met de leveranciers. In ons kantoor in China werken 16 mensen: zij onderhouden de relaties met de leveranciers, doen kwaliteitscontroles en opvolging van het CSR-beleid. JBC heeft een traditie van audits. Vorig jaar hebben we een formeel engagement genomen door lid te worden van de Fair Wear Foundation (FWF). Tegen het derde jaar van ons lidmaatschap zal meer dan 90% van onze productie sociaal geaudit zijn. Nu wordt al meer dan 50 % van de productie gecontroleerd, we werken hiervoor al lang samen met een onafhankelijk auditbureau Wethica. Uit zo’n sociale audit volgt altijd een corrective action plan dat samen met de leverancier wordt afgesproken. Met hierin de verbeterpunten ivm arbeidsomstandigheden en veiligheid.” Jullie hebben als enige Belgische retailer het Bangladesh Veiligheidsakkoord ondertekend. Toch wel een groot risico want je zou kunnen opdraaien voor de renovaties van de fabrieken. Waarom? “We zagen dat niet als een groot risico, wel het opnemen van onze verantwoordelijkheid. Het Bangladesh Akkoord
is er gekomen vlak na de ramp in Rana Plaza, waar JBC overigens totaal niet bij betrokken was. Maar de ramp legde wel een structureel probleem van veiligheid in de fabrieken bloot. Wij werken in Bangladesh samen met een zestal leveranciers, die ook bereid waren om zich te engageren voor het Akkoord. Een risico is natuurlijk dat het een juridisch bindend akkoord is: we engageren ons om inspecties te laten uitvoeren in de fabrieken waar wij mee samen werken, om bij te dragen in de kosten, en ook gevolg te geven aan de bevindingen die uit de inspectierapporten komen. Ik ben verantwoordelijk voor de dialoog hierover met onze leveranciers, wat meestal heel vlot gaat. Als er investeringen moeten gebeuren door de fabriekseigenaars, dan verloopt het soms wat trager. Onlangs hadden we een probleem met een leverancier die niet in orde was met brandveiligheid omdat er onvoldoende branddeuren waren. We hebben een duidelijk signaal gegeven dat die deuren er snel moeten komen want dat we anders volgens het Akkoord verplicht zijn om de zakenrelaties op te zeggen. Dit zet wel de nodige druk op de fabriekseigenaars om te investeren in brandveiligheid. Doen ze dat niet dat moet het Akkoord rechter zijn en met de vuist op tafel kloppen. Heel concreet zijn er in de Bengaalse fabrieken inspecties geweest door ingenieurs op 3 punten: brandveiligheid, elektriciteit en de structuur en stevigheid van de gebouwen. Elk rapport geeft verbeterpunten: vb. bloot liggende elektriciteitskabels, vrije branddeuren, brandblusapparaten enz. Vaak ingewikkelde en technische rapporten, en ik ben zelf geen ingenieur.”
Het volledige interview kan je lezen op www.wereldsolidariteit.be
is voor JBC investeren in de toekomst” Is er een vakbond in jullie fabrieken? “In sommige heb je een vakbondscomité: het is soms niet duidelijk wat ze doen en hoe sterk ze staan. FWF zal dit jaar wel audits doen bij de meeste van onze Bengaalse toeleveranciers, en vakbondsvrijheid en –activiteiten komen in iedere audit aan bod. Anderzijds is er eind 2015 the Bengal Labour Act ondertekend, die elke fabriek verplicht om een werknemersvertegenwoordiging te hebben. Vanuit het Bangladesh Akkoord is aan de kledingmerken gevraagd om de fabriekseigenaars daarop attent te maken. Want deze comités kunnen informatie en input geven rond ‘veiligheid en gezondheid’ in de fabrieken. Ik verwacht dat die evolutie dankzij die Labour Act sterker zal worden.” Wat houdt jullie lidmaatschap van FWF precies in? “We werken aan verbetering van lonen en beperking van structureel overwerk via ons engagement in FWF. Uit die audits krijgen we informatie of mensen onder minimumloon worden betaald, ook willen we stappen vooruit zetten rond leefbaar loon. We engageren ons voor de 8 FWF-normen: vrije keuze van arbeid; geen discriminatie van werknemers; geen kinderarbeid; vrijheid van vakvereniging en recht op collectief onderhandelen; betaling van een leefbaar loon; geen buitensporig overwerk; veilige en gezonde arbeidsomstandigheden en een wettige arbeidsovereenkomst (nvdr: gebaseerd op de fundamentele IAO-normen). Wij auditen systematisch op die 8 punten en met de verbeterpunten uit de rapporten gaan we aan de slag met de leveranciers. Geen gemakkelijke zaak want het gaat om structurele problemen. De invloed die je kan uitoefenen op de leveranciers is vaak afhankelijk van of je een kleine of grote klant bent. Het is positief dat de kledingmerken door het Bangladesh Veiligheidsakkoord en de FWF meer en meer samenwerken. JBC is in België misschien wel een grote kledingketen, internationaal zijn we een kleine speler. Dus moet je samenwerken om een verschil te kunnen maken. Lid zijn van de FWF is voor JBC investeren in de toekomst, het moet want we willen onszelf nog in de ogen blijven kijken. Het is een procesmatige aanpak, stap voor stap.
Dit engagement heeft ook gevolgen voor ons businessmodel. Zo hebben we een capaciteitslimiet van orders ingevoerd. Soms kwamen aankopers van verschillende afdelingen allemaal bij dezelfde leveranciers terecht met de beste prijzen, maar daardoor kan er ook ‘overwerk’ ontstaan in piekperiodes. Dit is niet goed op vlak van CSR want dan heb je teveel overwerk bij bepaalde leveranciers, en het komt ook de kwaliteit niet ten goede.” Hoe doe je dat concreet, bijvoorbeeld bij de K3-kleedjes die je online kan bestellen en die een mega-hype zijn geweest? “Voor de K3-kleedjes hadden we uiteraard tijdig voldoende kleedjes voorzien. Ze werden ook geproduceerd in Turkije. Hier kan op kortere termijn geleverd worden, ongeveer binnen de 6 weken. Voor China en Bangladesh duurt het minstens 90 dagen voor de kleding hier is. De meeste kleding wordt per boot vervoerd, moet het snel gaan dan per vliegtuig. Maar we proberen het vervoer per boot te maximaliseren, er ligt een actieplan klaar. Dit is kostenbesparend en qua ecologische voetafdruk veel beter. Vorige week heeft de afdeling binnen de aankoopdienst die het afgelopen jaar het meeste per boot liet leveren, intern een award gekregen.” Wat vinden jullie van de Schone Kleren Campagne? “Ik vind het goed dat de Schone Kleren Campagne de vinger aan de pols houdt; daar wordt bij ons ook naar geluisterd. Wel gebaseerd op onderbouwde en eerlijke informatie, geen holle slogans waarbij alle bedrijven over dezelfde kam worden geschoren. Maar die rol van waakhond moeten jullie absoluut blijven spelen, het houdt ons scherp.” Jaklien Broekx
“Schone Kleren Campagne moet rol van waakhond absoluut blijven spelen”
13
Wereldburger aan het woord
‘Het buzz-woord is respect’ Nico Cannie (40) is fervent fietser. Vorig jaar bezocht hij met een groep kwb-fietsers Indonesië; zij maakten een fietstour op Java en bezochten kledingfabrieken onder begeleiding van de kledingvakbond Garteks, partner van Wereldsolidariteit. Respect is een motto voor Nico, net als voor Fabian Cancellara. Maar dan respect voor veiligheid en gezondheid, voor arbeidsrechten. Wat was voor jou dé grootste eye-opener bij de bezoeken van de kledingfabrieken in Indonesië? “Het bezoek bij arbeiders thuis: concreet het gesprek met Dedi in zijn huiskamer. Hij werkte bij de firma Microgarment. De werknemers hadden daar het lef om in opstand te komen tegen de fabrieksbaas. Ze werkten 6 dagen op 7, voor minder dan het minimumloon. Hun eis: minder werken tegen een beter loon. Bij protesten zijn ze aan de deur gezet en kwamen ze op een zwarte lijst terecht zodat ze niet meer aan de bak geraakten. Als je bij iemand thuis komt dat zie je wat het gevolg is: een heel klein huisje voor een gans gezin. Hierdoor ga je alles wel in een ander perspectief plaatsen.” In 2011 werd een historische overeenkomst getekend tussen Indonesische vakbonden, kledingfabrieken en internationale sportmerken zoals Adidas, Nike en Puma. In dit zgn. Protocol spreken de partijen af ervoor te zorgen dat vakbondsvrijheid en vakbondsac-
© Veronique De Boever
14
tiviteiten vrij kunnen in de fabrieken waar sportkleding wordt gemaakt. Heb je daar iets van gemerkt? “In de Adidas-fabriek die we bezochten was er inderdaad een vakbondswerking en overleg maar de resultaten laten lang op zich wachten. In schril contrast met de al genoemde fabriek Microgarment van Dedi. Het hoofdkantoor van de kledingvakbond Garteks in Jakarta is ook beschoten een week na ons vertrek. Toch wel een teken hoe het gesteld is met vakbondsvrijheid. Garteks is in 152 fabrieken actief, een fractie van de 3000 kledingfabrieken uiteindelijk. Ze tellen 65.000 leden terwijl er 1,3 miljoen mensen in de kleding werken.” Als je fabrieken bezocht, wat kreeg je dan te zien? “We kregen eigenlijk een vrij genuanceerd beeld. We bezochten de fabrieken met de kledingvakbond Garteks, wat betekende dat er al een vakbondswerking was, m.a.w. de betere fabrieken. Bijvoorbeeld de Adidas-fabriek: daar had de vakbond een eigen lokaaltje en enkele vrijgestelden, wel op een totaal van 10.000 werknemers. Hier waren ook twee vakbonden actief. De onafhankelijke vakbond Garteks en een vakbond meer gelieerd aan de werkgever. Om lid te worden van Garteks moest men wel de toestemming krijgen van de baas en de andere vakbond. Is dit dan vrijheid van vereniging? Het was ook heel moeilijk om tot een CAO te komen. En dit was dan nog een goed voorbeeld. Meestal als je bij een vakbond gaat, dan moet je ondergronds gaan. Met een vakbond binnen geraken in bedrijven is heel moeilijk. Er is wel wetgeving rond, maar in de praktijk worden vakbondsleden erg onderdrukt en moet je veel lef hebben want je riskeert ontslag.”
15
Jij bent zelf preventie-adviseur bij Preventie en Interim. Je hebt natuurlijk dan een speciaal oog voor veiligheidsproblemen. 25% van de ongevallen op het werk in Indonesië vinden plaats in de kledingindustrie. Verrast? “Het is heel verschillend in de fabrieken. In de Adidasfabriek is alles spik en span, toch het kleine stuk dat we gezien hebben. Qua ergonomie, verlichting en verluchting was dat allemaal in orde. Ook de beveiliging van de machines was goed. Aan de andere kant hebben we ook een BH-fabriek bezocht, daar zagen we eigenaardige dingen. De fabriek die BH’s stikte, ondermeer voor het merk Huit, had een zaal met 600 stiksters en een zaal met 800 vrouwen. De naaimachines stonden kriskras neergepoot zonder echte gangen. Ik zag ook de nooduitgang: een deurtje dat op slot was en geblokkeerd door dozen. En een brandblussertje dat maximum voor een auto kon dienen. Als hier een brand uitbreekt hoe kunnen ze dan weg? Alleen de hoofduitgang en een geblokkeerde nooduitgang voor 1400 mensen. Als je dan berichten hoort dat er 100 doden zijn gevallen bij een brand, dan begrijp je dat beter. Volgens onderzoeken van de Internationale Arbeidsorganisatie zijn elektriciteitsproblemen de grootste oorzaak van ongelukken in de kledingindustrie. En dat bleek in die fabriek: neerhangende kabels, onbeveiligde stopcontacten, loshangende panelen aan het plafond in hyper brandbaar materiaal. Stel je voor dat de elektriciteit een vonkje geeft in combinatie met super brandbaar materiaal en de mensen die niet weg kunnen. Een heel gevaarlijke cocktail. In 2012 vielen er dan ook 18 doden en meer dan 100 zwaar gewonden in de Indonesische kledingindustrie.” Je bent zelf een fervent fietser. Vind je dat een probleem dat je outfit niet gemaakt is in goede arbeidsomstandigheden? “Ja dat is een gevoelig punt, zeker nu ik die reis heb meegemaakt. Mijn gewone kleren ga ik altijd kopen bij JBC en Bel&Bo (nvdr: sinds kort beide lid van de Fair Wear Foundation), ik doe dat bewust. Het probleem is bij fietskledij dat je die niet vindt in Belgische winkels behalve bij onderkleding is er een merk ODLO, dat
is aangesloten bij de Fair Wear Foundation. Gewone fietsshirts voor ploegen zijn niet te vinden hier in België. Zeker niet als je een bedrukking met je sponsors wil. Een aantal mensen van mijn fietsclub zijn na mijn verhaal er wel mee bezig. Wij hebben voor de fietstour in Indonesië onze ‘schone’ fietskledij aangeschaft bij GONSO in Duitsland. Elke keer na een getuigenis in onze Schone Klerenoutfit komen er mensen naar me toe omdat ze ook zo’n truitje willen. De traditionele merken als Bioracer en Vermarc zijn niet aangesloten bij een onafhankelijke controle-instantie zoals de Fair Wear Foundation. Onze club heeft zijn sportkleding bij Moozes gekocht. Als je die vraagt naar de arbeidsomstandigheden dan moeten ze het antwoord schuldig blijven. Dat wringt bij mij. Met kwb-West-Vlaanderen verzamelen we kilometers om gewone mensen bewust te maken en om Belgische sportmerken onder druk te zetten om.” (Zie ook blz 16). Kijk je ook naar de koers? Wie is jouw held? “Ik ben redelijk verslaafd. Ik heb respect voor coureurs die verder kijken dan hun neus lang is. In het veld zijn dat mensen als Sven Nys en Fabian Cancellara. Het buzz-woord is respect: ze hebben respect voor hun tegenstanders, ze willen winnen, ze halen trucs uit, maar geen achterbakse. Ze hebben respect voor organisatoren en publiek. Het zou leuk zijn als ze ook respect zouden hebben voor de mensen die de kledij maken waarin ze rijden. Bij het opkomend jong talent heb je Jasper Stuyven, een heel verstandige jongen, wereldkampioen bij de juniores, die weet waar hij naartoe wil. Hij heeft dit jaar op een indrukwekkende manier Kuurne-Brussel-Kuurne gewonnen. Helaas zijn de kledingmerken waarin ze rijden niet gemaakt met respect voor arbeidsrechten. Bijvoorbeeld de ploeg Trek-Segafredo van Jasper Stuyven rijdt in kledingmerk Bontrager. Op hun website vind je niets over ‘verantwoord ondernemen’. De ploeg BMC van Greg Van Avermaet rijdt met Pearl Izumi, die zijn wel ethischer bezig want ze zijn aangesloten bij SA 8000. Sven Nys wordt manager van Telenet-Fidea en zij rijden in onderkledij van ODLO, het merk dat ethiek hoog in het vaandel draagt. Nog veel werk aan de winkel in de fietswereld.” Jaklien Broekx
© Luc Piot
16
DOE MEE Fiets mee voor Schone Kleren Met de actie ‘ik fiets voor schone kleren’ willen de Schone Kleren Campagne, Wereldsolidariteit en kwb Belgische sportkledingbedrijven onder druk zetten om schone fietskledij op de markt brengen. Want als consument heb je wel degelijk de macht om het aankoopbeleid van bedrijven te beïnvloeden en hen te wijzen op hun verantwoordelijkheid tegenover de arbeiders die hun collecties maken.
Onze vraag, zorg voor:
Wat doen wij?
• veilige en gezonde werkomstandigheden • leefbare lonen • sluit hiervoor best aan bij de Fair Wear Foundation, een onafhankelijke organisatie die kledingbedrijven begeleidt om de werken leefomstandigheden van de arbeiders die hun kleren maken, te verbeteren www.fairwear.org
• alle gefietste kilometers van de Schone Kleren Fietstochten worden geregistreerd (tot eind september 2016) • we gaan het gesprek aan met Belgische sportkledingbedrijven • najaar 2016 overhandigen we de gefietste kilometers aan deze bedrijven tijdens een actiemoment
Hoe?
We blijven de bedrijven onder druk zetten tot er in België een aanbod is van schone fietskledij.
Hang het label aan je fiets en laat het hangen.
Vragen? Bestellen materiaal? Foto’s en kilometers bezorgen? Ann Caremans - kwb |
[email protected] | 0486 768 666 Mia Vandenberghe – Wereldsolidariteit |
[email protected] | 0473 623 439