WELSTANDSNOTA GEMEENTEN HELDEN EN MEIJEL SNELTOETSCRITERIA
Welstandsnota Gemeenten Helden en Meijel Sneltoetscriteria
Vastgesteld: 20 februari 2006
INHOUDSOPGAVE 1
INLEIDING
3
1.1 1.2 1.3 1.4
Algemeen Toepassingen en gebruik Uitgangspunten Precedentwerking
3 3 4 5
2
SNELTOETSCRITERIA
7
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9 2.10
Algemeen Aan- en uitbouwen Bijgebouwen en overkappingen Kozijn- en gevelwijzigingen Dakkapellen Erfafscheidingen Dakramen Zonnecollectoren en zonnepanelen (Schotel)antennes Zonwering en rolluiken
7 8 11 15 17 20 22 23 24 27
Bijlage: Begrippenlijst
1 INLEIDING 1.1 Algemeen Met de inwerkingtreding van de Woningwet 2002 heeft ook de bouwvergunningprocedure een wijziging ondergaan. De Woningwet 2002 kent een tweedeling naar type bouwwerk, te weten vergunningsvrije en vergunningplichtige bouwwerken. Voor de vergunningplichtige bouwwerken is bovendien een lichte en een reguliere bouwvergunningprocedure geïntroduceerd. Welke bouwwerken vergunningvrij zijn en welke bouwwerken lichtvergunningplichtig staat beschreven in de Algemene maatregel van bestuur (AMvB) bouwvergunningvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken (het Bblb). Een aanvraag om een bouwvergunning voor een licht-bouwvergunningplichtig bouwwerk moet binnen 6 weken worden afgehandeld. Bij overschrijding van deze termijn is een vergunning van rechtswege verleend. Deze sneltoetscriteria zijn van toepassing op lichtvergunningplichtige bouwwerken. Het gaat hier om objectieve welstandscriteria die de planindiener vooraf zoveel mogelijk duidelijkheid dienen te geven over de aanvaardbaarheid van het bouwplan vanuit oogpunt van welstand. Sneltoetscriteria kunnen dus worden gezien als een verzameling ‘standaardoplossingen’ die in elk geval uit oogpunt van welstand geen bezwaren zullen oproepen. Wanneer een bouwplan in overeenstemming is met de sneltoetscriteria kan de vergunning binnen zeer korte termijn worden verleend. De sneltoetscriteria hebben betrekking op de volgende bouwwerken: • aan- en uitbouwen; • bijgebouwen en overkappingen; • kozijnen, kozijninvullingen, luiken en gevelpanelen; • dakkapellen; • erf- en perceelsafscheidingen. • Dakramen. • Zonnecollectoren en zonnepanelen. • (Schotel)antennes. • Zonwering en rolluiken.
1.2 Toepassingen en gebruik De sneltoetscriteria kunnen gebruikt worden voor: • preventieve toetsing van lichtvergunningplichtige bouwplannen; • repressieve toetsing van vergunningvrije bouwplannen; • vrijwillige toetsing van vergunningvrije bouwplannen. Preventieve welstandstoetsing Zodra sprake is van een licht-bouwvergunningplichtig bouwplan, dient dit te worden getoetst aan het bestemmingsplan, de bouwverordening, het bouwbesluit en aan redelijke eisen van welstand. Ten behoeve van de welstandstoets kunnen burgemeester en wethouders advies vragen aan de welstandscommissie, maar zij hebben ook de mogelijkheid om zelf de toetsing aan redelijke eisen van welstand te verrichten. Deze toetsing wordt dan uitgevoerd door een gemandateerde ambtenaar aan de hand van de sneltoetscriteria. Wanneer een licht-bouwvergunningplichtig bouwwerk niet aan de sneltoetscriteria voldoet of wanneer er sprake is van een bijzondere situatie, waarbij twijfel bestaat over de toepasbaarheid van deze criteria, wordt het bouwplan alsnog aan de welstandscommissie voorgelegd. De welstandscommissie zal in deze gevallen, met inachtneming van de gestelde sneltoetscriteria en met onder andere de gebiedsgerichte of de algemene welstandscriteria, beoordelen of het bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand. Op deze manier kunnen licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken, die in eerste instantie niet voldoen aan de sneltoetscriteria, alsnog door de welstandscommissie worden bezien in relatie tot de context van het gebied waar het bouwplan gesitueerd wordt. Van een bijzondere situatie is in elk geval altijd sprake in door het Rijk aangewezen beschermde stads- of
3
dorpsgezichten en bij, op of aan door het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen beschermde monumenten. Repressieve welstandstoetsing Indien het uiterlijk van een bouwwerk in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand kunnen burgemeester en wethouders degene die tot het opheffen van die strijdige situatie bevoegd is, aanschrijven om die strijdigheid op te heffen (behoudens in welstandsvrije gebieden en bij welstandsvrije objecten). Een bouwwerk is in ernstige mate in strijd met redelijke eisen van welstand, indien sprake is van excessen. Dat wil zeggen ingeval van buitensporigheden in het uiterlijk, die ook voor niet-deskundigen evident zijn. Vaak heeft dit betrekking op het afsluiten van een bouwwerk voor zijn omgeving, het ontkennen of vernietigen van architectonische bijzonderheden, armoedig materiaalgebruik, toepassing van felle of contrasterende kleuren, te opdringerige reclames of een te grove inbreuk op wat in de omgeving gebruikelijk is. De excessenregeling geldt ook voor vergunningvrije bouwwerken. Vergunningvrije bouwwerken die voldoen aan de sneltoetscriteria, zijn in elk geval in overstemming met redelijke eisen van welstand. Bij afwijkingen daarvan zullen burgemeester en wethouders desgevraagd beoordelen of het bouwwerk in ernstige mate met die criteria in strijd is. Vrijwillige welstandstoetsing Om te voorkomen dat een bouwer achteraf wordt geconfronteerd met een aanschrijving om een bouwvergunningvrij bouwwerk te laten voldoen aan redelijke eisen van welstand, kan een initiatiefnemer van een te bouwen vergunningvrij bouwwerk dit ‘vrijwillig’ laten toetsen aan redelijke eisen van welstand. De sneltoetscriteria kunnen in een dergelijk geval dan ook dienen als adviseringskader.
1.3 Uitgangspunten Bij het opstellen van de sneltoetscriteria zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: Relatie met het bestemmingsplan In artikel 44 van de Woningwet 2002 is bepaald dat een bouwvergunning slechts mag en moet worden geweigerd als deze niet voldoet aan het bouwbesluit, bouwverordening, bestemmingplan of redelijke eisen van welstand. De welstandstoetsing dient alleen betrekking te hebben op het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk, zowel op zichzelf als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkelingen daarvan. Als een bouwwerk in overeenstemming is met het bestemmingsplan, kan dit bouwwerk uit oogpunt van welstand niet meer kan worden afgewezen op basis van plaatsing en maatvoering zoals in het bestemmingsplan is vastgelegd. Bestemmingsplanvoorschriften gaan dus voor op de welstandscriteria. Dit houdt in dat welstandscriteria in beginsel geen eisen kunnen stellen aan zaken die al geregeld zijn in het bestemmingsplan of in het Bouwbesluit. Wel kunnen de welstandscriteria een aanvullende werking hebben op het geregelde in het bestemmingsplan of in het Bouwbesluit. Dat wil niet zeggen dat er geen sneltoetscriteria over plaatsing en maatvoering zijn opgenomen. Deze hebben dan echter betrekking op de visuele kwalitatieve hoedanigheid van het bouwwerk. Bij het bestemmingsplan ligt het primaat voor wat betreft functie, plaatsing en maatvoeringen van kleine bouwwerken. Voor- en achterkantbenadering (Bblb) De voor- en achterkantbenadering houdt in dat er met het oog op stedenbouw en welstand in een aantal gevallen verschil moet worden gemaakt tussen het bouwen aan de voorkant of aan de achterkant van een bouwwerk. Vanuit welstandsoptiek is het bouwen aan de voorkant in het algemeen kwetsbaarder dan het bouwen aan de achterkant. Voor de omschrijving van voorkant, achterkant en openbaar groen zie de begrippenlijst. Voor de goede orde wordt erop gewezen dat voor de toepassing van dit besluit een gebouw slechts één voorgevel heeft. Onder verwijzing naar de jurisprudentie inzake het bouwvergunningvrij bouwen bij hoekwoningen kan dus niet gesteld worden dat een hoekwoning, waarbij sprake is van twee voorgevelrooilijnen, ook twee voorgevels heeft.
4
‘Objectieve’ sneltoetscriteria De intentie van de Woningwet 2002 is dat gemeenten een meer toetsbaar, objectiever en transparanter welstandsbeleid formuleren en uitvoeren. Dit betekent dat enerzijds een grote duidelijkheid moet zijn over het welstandstoezicht, en anderzijds dat de criteria een bepaalde eenduidigheid moeten hebben; m.a.w. ‘objectief’ toetsbaar moeten zijn. Dit hoeft niet te betekenen dat de sneltoetscriteria altijd 100% meetbaar, dus absoluut van aard, zijn. Absolute criteria leveren slechts één mogelijk resultaat op, terwijl objectieve sneltoetscriteria ook relatief van aard kunnen zijn, dus naar verhouding meer mogelijke oplossingen bieden in relatie tot omgeving, tijdsbeeld en/of gewenste ontwikkelingen. Omdat veel van deze factoren locatieafhankelijk zijn, is het opstellen van absoluut meetbare criteria niet eenvoudig. Absoluut meetbare criteria met betrekking tot materiaal, kleur en detailleringen kunnen bijvoorbeeld alleen per gebied of bouwstijl geformuleerd worden. Waar door de omgevingsafhankelijke factoren absoluut meetbare criteria niet mogelijk zijn, worden relatieve criteria gebruikt, waarbij veelal wordt verwezen naar vergelijkbare kenmerken van het hoofdgebouw, belendende bebouwing of belendende bouwblok. Helderheid en herkenbaarheid van gebouwen Een gebouw heeft vaak een herkenbare hoofdvorm of is opgebouwd uit meerdere in samenhang ontworpen delen. Elk deel is meestal zelf ook weer zorgvuldig opgebouwd uit massa’s en vlakken en die zijn vervolgens ook zelf weer in samenhang met de rest ontworpen. Bij de toetsing van plannen wordt gekeken of deze samenhang en zorgvuldigheid in het plan aanwezig zijn dan wel gerespecteerd worden. In de sneltoetscriteria is dit thema als uitgangspunt gehanteerd. Bij de sneltoetscriteria is in het algemeen uitgegaan van een standaardplan voor het betreffende type bouwwerk. Alle uitzonderingen daarop verdienen extra aandacht en worden dus door een welstandscommissie beoordeeld op redelijke eisen van welstand.
1.4 Precedentwerking In veel gevallen wordt door de aanvrager verwezen naar eerder uitgevoerde en dus vaak goedgekeurde bouwwerken. Een dergelijk bouwwerk kan als precedent werken voor overige bouwplannen. Dit levert voornamelijk bij uitgevoerde bouwwerken die achteraf niet voldoen aan redelijke eisen van welstand, problemen op. Het kan ook zijn dat een dergelijk bouwwerk door een gewijzigde tijdsgeest of door gewijzigde omstandigheden niet meer wenselijk is. Aanvragers zullen altijd met voorbeelden aankomen. Om hierin te sturen kunnen in het gebiedsgericht of objectgericht welstandsbeleid beleidsrichtingen worden opgenomen. Daarbij zijn drie beleidskeuzes aan te geven: 1 Bestaande situatie is maatgevend. 2 Nieuw beleid is maatgevend (uitsterfregeling). 3 Vastgelegde trendsetter is maatgevend. Ad 1: Bestaande situatie is maatgevend Met de vaststelling dat de bestaande situatie maatgevend is, kiest de gemeente ervoor dat eerder toegestane bouwwerken bepalend zijn voor welstandstoetsing. Een bouwplan voldoet dan in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als deze identiek is aan: • een in het betreffende bouwblok of in de betreffende straat eerder gerealiseerd exemplaar, • een door de welstandscommissie goedgekeurd exemplaar, of • een door B&W gedoogt of via handhaving niet ‘aangepakt’ exemplaar. Zo zullen bijvoorbeeld dakkapellen aan de voorkant die reeds gebouwd zijn, bepalend zijn voor nieuwe bouwaanvragen. Dit heeft tot gevolg dat reeds gebouwde bouwwerken die niet voldoen aan redelijke eisen van welstand, ook bepalend zijn. Ad 2: Nieuw beleid is maatgevend (uitsterfregeling) In tegenstelling tot de bestaande situatie kan de gemeente ook kiezen om het nieuwe beleid als richtinggevend vast te stellen. Eerder toegestane bouwwerken zullen niet verwijderd worden, maar langzamerhand verdwijnen (uitsterven) doordat het nieuwe beleid bepalend is. Het door bouwaanvragers verwijzen naar deze eerder toegestane exemplaren gaat niet meer op, omdat de gemeente een duidelijk beleidsstandpunt heeft bepaald. Het nieuwe beleid ten aanzien van bouwplannen dient in dit geval wel duidelijk te worden vertaald in welstandscriteria, waaraan consequent getoetst dient te worden. Indien er desondanks wordt afgeweken
5
van de opgenomen welstandscriteria, dan dient het welstandsadvies van een goede argumentatie te zijn voorzien. Een dergelijke afwijking zal bovendien vervolgens worden beschouwd als een nieuwe uitzondering/mogelijkheid. Bij deze beleidskeuze, is het gevaar aanwezig dat er nieuwe precedentvoorbeelden ontstaan. Ad 3: Vastgelegde trendsetter is maatgevend Een tussenoplossing bestaat in de introductie van zogenaamde trendsetters. Eerder door de gemeente geselecteerde voorbeelden zijn dan richtinggevend voor de gewenste ontwikkelingen. Bij een bouwaanvraag dienen deze trendsetters als voorbeeld, waarnaar verwezen kan worden. Een trendsetter kan afwijken van de nieuwe welstandscriteria als (min of meer) geaccepteerde uitzonderingen. Deze oplossing vraagt om een goed beheer van eerder goedgekeurde bouwplannen. Nieuwe trendsetters ontstaan meestal als een bouwplan afwijkt van de welstandscriteria, maar door de welstandscommissie niettemin als acceptabel wordt goedgekeurd. Tijdens de jaarlijkse evaluatie van het welstandsbeleid kunnen dergelijke bouwplannen als trendsetter worden vastgelegd. Het gevaar is echter wel aanwezig, dat er te snel en te veel trendsetters worden vastgesteld, waardoor nog steeds een bepaalde willekeur kan ontstaan.
6
2 SNELTOETSCRITERIA 2.1 Algemeen In dit hoofdstuk worden sneltoetscriteria gegeven voor de volgende bouwwerken: • • • • • • • • •
aan- en uitbouwen; bijgebouwen en overkappingen; kozijn- en gevelwijzigingen; dakkapellen; erfafscheidingen; dakramen; zonnecollectoren en zonnepanelen (schotel)antennes; zonwering en rolluiken.
Een bouwplan voor een bouwwerk als hiervoor genoemd voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als: • •
•
•
het bouwwerk voldoet aan de door de gemeente vastgestelde sneltoetscriteria, of; het bouwwerk bij vervanging qua plaatsing en vormgeving identiek is aan het oorspronkelijke bouwwerk, mits de vervanging geen gevolg is van repressief welstandstoezicht, of; het bouwwerk qua plaatsing en vormgeving identiek is aan een in het betreffende bouwblok of de betreffende straat eerder (afgelopen 10 jaar) als zodanig door de welstandscommissie goedgekeurd exemplaar (bij gelijkvormige kapvorm/woningtype), of; het bouwwerk qua plaatsing en vormgeving voldoet aan een door een architect vooraf ontworpen en door de gemeente geaccepteerde optionele toevoeging of wijziging voor een woonwijk.
Als er voor een bepaald type licht-bouwvergunningplichtig bouwwerk geen sneltoetscriteria zijn opgenomen, zal het bouwplan door de welstandscommissie getoetst worden aan redelijke eisen van welstand. De welstandscommissie zal het bouwplan dan beoordelen op basis van de gebiedsgerichte en/of de algemene welstandscriteria zoals opgenomen in de welstandsnota. Het kan voorkomen dat een bouwwerk in strijd is met de criteria, maar wel een waardevolle en/of kwalitatieve toevoeging vormt voor het hoofdgebouw of de omgeving. Daarnaast kan het voorkomen dat juist het hoofdgebouw of de omgeving zich niet leent voor het voorgestelde bouwwerk. Om dit soort situaties te voorkomen is een vangnet gebruikt door het toevoegen van de regel: ‘Deze criteria gelden, tenzij er sprake is van een bijzondere situatie en er gerede twijfel mag bestaan over de toepasbaarheid van de genoemde criteria’. Bij het gebruik van dit vangnet dient deugdelijk gemotiveerd te worden, waarom er een uitzondering wordt gemaakt op de opgestelde criteria. Deze afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
7
2.2 AAN- EN UITBOUWEN . Omschrijving Aan- en uitbouwen zijn bouwwerken die in een directe verbinding staan met het (hoofd)gebouw waaraan zij worden gebouwd. Een aanbouw is een toevoeging van een afzonderlijke ruimte, terwijl een uitbouw een vergroting van een bestaande ruimte is. Het gebruik ervan moet direct gerelateerd zijn aan de woonfunctie. Vergunning Het bouwen van een op de grond staande aan- of uitbouw van één bouwlaag aan een bestaande woning of een bestaand woongebouw, dat strekt tot vergroting van het woongenot, is bouwvergunningvrij¹, mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken: 1
2
3 4 5 6
gebouwd aan: a) de oorspronkelijke achtergevel op meer dan 1m van de weg of het openbaar groen, of b) een niet naar de weg of het openbaar groen gekeerde oorspronkelijke zijgevel op meer dan 1m van het voorerf en meer dan 1m van het naburige erf, niet hoger dan: a) 4m, gemeten vanaf het aansluitend terrein, b) 0,25m boven de vloer van de eerste verdieping van die woning of dat woongebouw, en c) de woning of het woongebouw gebouwd binnen de breedte van de gevel waaraan de aan- of uitbouw wordt gebouwd, minder dan 2,5 m diep, zij- of achtererf door dat bouwen voor niet meer dan 50% bebouwd, en niet gebouwd aan een woning of woongebouw als bedoeld in artikel 45, eerste lid, van de wet, aan een woonwagen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de wet of aan een woning of woongebouw dat niet voor permanente bewoning is bestemd.
Een lichte bouwvergunning is vereist indien het bouwen van een aan- of uitbouw, die overigens voldoet aan de omschrijving en kenmerken om vergunningsvrij gebouwd te kunnen worden, plaatsvindt: a) in, op, aan of bij een monument als bedoeld in de Monumentenwet 1988 of een monument als bedoeld in een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening. Een lichte bouwvergunning is voorts vereist voor het bouwen van een aan- of uitbouw die niet voldoet Aan de onder bouwvergunningvrij genoemde kenmerken, met dien verstande dat: De hoogte van de aan- of uitbouw, gemeten vanaf het aansluitende terrein, minder is dan 5m. In alle andere gevallen is voor aan- en uitbouwen een reguliere bouwvergunning vereist.
¹ Deze tekst is gebaseerd op het Besluit bouwvergunningvrije en licht-bouwvergunningsplichtige bouwwerken, daaraan kunnen in deze weergave geen rechten worden ontleend
8
2.2 AAN- EN UITBOUWEN Welstandscriteria voor licht vergunningplichtige bouwwerken AAN DE VOORGEVEL en de OPENBAAR GELEGEN ZIJGEVEL Bij de beoordeling of het uiterlijk en de plaatsing van de aan- of uitbouw waarop de aanvraag om bouwvergunning betrekking heeft, voldoet aan redelijke eisen van welstand passen burgemeesters en wethouders de volgende criteria toe: Zoals in de inleiding bij dit hoofdstuk al is opgemerkt komen deze criteria pas aan de orde als het bestemmingsplan zich daar niet tegen verzet of wanneer Burgemeester en wethouders overwegen daarvan vrijstelling te verlenen!
A)
het bouwwerk is overeenkomstig een bestaande aan- of uitbouw in de directe omgeving, die minder dan 10 jaar geleden met een positief welstandsadvies is gerealiseerd, of
B)
het bouwwerk is overeenkomstig het ontwerp van de architect, die het project ontworpen heeft waarvan het bouwplan deel uitmaakt en waarvoor een positief welstandsadvies is gegeven, of
C)
voor het bouwwerk is een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 of een gemeentelijke of provinciale monumentenverordening vereist en deze is verleend, of
D)
het bouwplan voldoet aan de volgende criteria:
Algemeen: • •
De aan- of uitbouw is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. Geen secundaire aanbouw anders dan een aan- of uitbouw die voor wat de massa en vormgeving betreft een vergroting is en geheel aansluit bij een bestaande aan- of uitbouw
Plaatsing en aantal: • Afstand van de aan- of uitbouw aan de zijgevel tot het voorerf minimaal 1,00 m. • De aan- of uitbouw aan de voorgevel mag niet buiten de zijgevel uitsteken, tenzij er sprake is van een hoekaanbouw. Maatvoering: Aan de zijgevel: • Hoogte bij een platte aanbouw: niet hoger dan eerste bouwlaag van het hoofdgebouw en minimaal 0,30 m onder de gootlijn. • Hoogte bij een hellend dak maximaal 5 m. Diepte maximaal 4,00 m gemeten vanaf oorspronkelijke zijgevel. Aan de voorgevel: • • •
Hoogte: bij een platte aanbouw, niet hoger dan eerste bouwlaag van het hoofdgebouw en minimaal 0,30 m onder de gootlijn. Hoogte bij een hellend dak tot bovenkant borstwering van de ramen op de verdieping. Diepte: maximaal 1,50 m gemeten vanaf oorspronkelijke voorgevel.
Vormgeving: • • • •
Gevelgeleding gelijk aan de gevelgeleding van hoofdgebouw. Indeling en profielen van kozijnen gelijk aan die van de gevelramen en kozijnen van hoofdgebouw. Geen overmaat aan detailleringen, dus bescheiden overstek, boeiboord en ornamenten. Geen koppeling met een entreeluifel.
Materiaal en kleur: • Materiaal- en kleurgebruik overeenkomstig de hoofdbouw.
9
2.2 AAN- EN UITBOUWEN Welstandscriteria voor licht vergunningplichtige bouwwerken AAN DE ACHTERGEVEL en de NIET OPENBAAR GELEGEN ZIJGEVEL Bij de beoordeling of het uiterlijk en de plaatsing van de aan- of uitbouw waarop de aanvraag om bouwvergunning betrekking heeft, voldoet aan redelijke eisen van welstand passen burgemeester en wethouders de volgende criteria toe: A)
het bouwwerk is overeenkomstig een bestaande aan- of uitbouw in de directe omgeving, die minder dan 10 jaar geleden met een positief welstandsadvies is gerealiseerd, of
B)
het bouwwerk is overeenkomstig het ontwerp van de architect, die het project ontworpen heeft waarvan het bouwplan deel uitmaakt en waarvoor een positief welstandsadvies is gegeven, of
C)
voor het bouwwerk is een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 of een gemeentelijke of provinciale monumentenverordening vereist en deze is verleend, of
D)
het bouwplan voldoet aan de volgende criteria:
Algemeen: • •
De aan- of uitbouw is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. Geen secundaire aanbouw anders dan een aan- of uitbouw die voor wat de massa en vormgeving betreft een vergroting is en geheel aansluit bij een bestaande aan- of uitbouw.
Plaatsing en aantal: • Afstand van de aan- of uitbouw aan zijgevel tot voorerf minimaal 1,00 m. • Aan- of uitbouw aan de achtergevel mag niet buiten de zijgevel uitsteken, Tenzij er sprake is van een hoekaanbouw. Maatvoering: • • •
Hoogtebij een platte aanbouw: niet hoger dan eerste bouwlaag van het Hoofdgebouw en minimaal 0,30 m onder de gootlijn. Hoogte bij een hellend dak maximaal 5 m. Diepte maximaal 5,00 m gemeten vanaf oorspronkelijke achtergevel en Maximaal 4 m vanaf de oorspronkelijke zijgevel.
Vormgeving: • • •
Gevelgeleding gelijk aan de gevelgeleding van hoofdgebouw. Indeling en profielen van kozijnen gelijk aan die van de gevelramen en Kozijnen van het hoofdgebouw. Geen overmaat aan detailleringen, dus bescheiden overstek, boeiboord en ornamenten.
Materiaal en kleur: • Materiaal- en kleurgebruik overeenkomstig de hoofdbouw.
10
2.3 Bijgebouwen of overkappingen Omschrijving Bijgebouwen zijn op zichzelf staande gebouwen, zoals een schuur, een garage of een ander bijgebouw bij een (hoofd)gebouw. Bij overkappingen zal het vrijwel altijd om carports gaan. Vergunning Het bouwen van een op de grond staand bijgebouw van een bouwlaag of een op de grond staande overkapping van een bouwlaag bij een bestaande woning of bestaand woongebouw, dat of die strekt tot vergroting van het woongenot, is bouwvergunningvrij indien voldaan wordt aan de volgende kenmerken: 1 gebouwd op: a) het achtererf op meer dan 1 m van de weg of het openbaar groen, of b) een niet naar de weg of het openbaar groen gekeerd zijerf op meer dan 1 m van het voorerf, en c) indien de bruto-oppervlakte van het bijgebouw of de overkapping meer is dan 10 m²: meer dan 1 m van het naburige erf, 2 niet hoger dan 3 m gemeten vanaf het aansluitend terrein, 3 zij- of achtererf door dat bouwen voor niet meer dan 50% bebouwd, 4 de totale bruto-oppervlakte van de op het erf aanwezige bouwvergunningvrij gebouwde bijgebouwen en overkappingen minder dan 30 m², en 5 niet gebouwd bij een woning of woongebouw als bedoeld in artikel 45, eerste lid, van de wet, bij een woonwagen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de wet of bij een woning of woongebouw die of dat niet voor permanente bewoning is bestemd. Voor het bouwen van een op de grond staand bijgebouw van een bouwlaag of een op de grond staande overkapping van een bouwlaag die voldoet aan de onder bouwvergunningvrij genoemde kenmerken is niettemin een lichte bouwvergunning vereist indien dat bouwen plaatsvindt: a) in, op, aan of bij een monument als bedoeld in de Monumentenwet 1988 of een monument als bedoeld in een provinciale of gemeentelijke bouwverordening. Een lichte bouwvergunning is voorts vereist voor het bouwen van een bijgebouw of overkapping dat of Die niet voldoet aan de onder bouwvergunningvrij genoemde kenmerken, met dien verstande dat: a) de hoogte van het bijgebouw of de overkapping, gemeten vanaf het aansluitend terrein, minder is dan 5 m; b) de bruto-oppervlakte van het bijgebouw of de overkapping minder is dan 50 m². In alle andere gevallen is een reguliere bouwvergunning vereist.
11
2.3 BIJGEBOUWEN OF OVERKAPPINGEN Welstandscriteria voor licht vergunningplichtige bouwwerken OP HET VOORERF of het OPENBAAR GELEGEN ZIJERF Bij de beoordeling of het uiterlijk en de plaatsing van het bijgebouw of de overkapping waarop de aanvraag om bouwvergunning betrekking heeft, voldoet aan redelijke eisen van welstand passen burgemeester en wethouders de volgende criteria toe: Zoals in de inleiding bij dit hoofdstuk al is opgemerkt komen deze criteria pas aan de orde als het bestemmingsplan zich daar niet tegen verzet of wanneer B&W overwegen daarvan vrijstelling te verlenen! A)
het bouwwerk is overeenkomstig een bestaand bijgebouw of een bestaande overkapping in de directe omgeving, die minder dan 10 jaar geleden met een positief welstandsadvies is gerealiseerd, of
B)
het bouwwerk is overeenkomstig het ontwerp van de architect, die het project ontworpen heeft waarvan het bouwplan deel uitmaakt en waarvoor een positief welstandsadvies is gegeven, of
C)
voor het bouwwerk is een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 of een gemeentelijke of provinciale momunentenverordening vereist en deze is verleend, of
D)
het bouwplan voldoet aan de volgende criteria:
Algemeen: • •
De aangebouwde bijbouw of overkapping is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. Geen secundaire bijbouw of overkapping anders dan een die voor wat de massa en vormgeving betreft een vergroting is en geheel aansluit bij een bestaande bijbouw of overkapping.
Plaatsing en aantal: • Afstand tot voorerf minimaal 1,00 m, met uitzondering van plat afgedekte overkapping, mits die niet dieper is dan de helft van de diepte van het voorerf en het gedeelte van de overkapping vóór de voorgevellijn geheel open is. • Afstand vrijstaande gebouwen tot gevels van het hoofdgebouw minimaal 1,00 m. Maatvoering: •
De maatvoering wordt bepaald door de voorschriften van het bestemmingsplan.
•
Overkapping met maximaal twee zijden tegen gevels hoofdgebouw en minimaal aan twee zijden open. Voor de voorgevelrooilijn plat afgedekt. Gevelgeleding gelijk aan de gevelgeleding van de hoofdbouw. Indeling en profielen van kozijnen gelijk aan die van de gevelramen en kozijnen van hoofdgebouw. Geen overmaat aan detailleringen, dus bescheiden overstek, boeiboord en ornamenten.
Vormgeving:
• • • •
Materiaal en kleur: • Aangebouwde bijgebouwen en overkappingen: Materiaal en kleur gevels, kozijnen en profielen gelijk aan het hoofdgebouw. • Vrijstaande bijgebouwen en overkappingen: Materiaal en kleur gevels, kozijnen en profielen gelijk aan het hoofdgebouw of afgestemd op tuinkarakter. Geen golfplaat, betonplaten of damwandprofielen.
12
2.3 BIJGEBOUWEN OF OVERKAPPINGEN Welstandscriteria voor licht vergunningplichtige bouwwerken OP HET ACHTERERF en het NIET OPENBAAR GELEGEN ZIJERF Bij de beoordeling of het uiterlijk en de plaatsing van het bijgebouw of de overkapping waarop de aanvraag om bouwvergunning betrekking heeft, voldoet aan redelijke eisen van welstand passen burgemeester en wethouders de volgende criteria toe: A)
het bouwwerk is overeenkomstig een bestaand bijgebouw of een bestaande overkapping in de directe omgeving, die minder dan 10 jaar geleden met een positief welstandsadvies is gerealiseerd, of
B)
het bouwwerk is overeenkomstig het ontwerp van de architect, die het project ontworpen heeft waarvan het bouwplan deel uitmaakt en waarvoor een positief welstandsadvies is gegeven, of
C)
voor het bouwwerk is een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 of een gemeentelijke of provinciale monumentenverordening vereist en deze is verleend, of
D)
het bouwplan voldoet aan de volgende criteria:
Algemeen: • •
De aangebouwde bijbouw of overkapping is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. Geen secundaire bijbouw of overkapping anders dan een die voor wat de massa en vormgeving betreft een vergroting is en geheel aansluit bij een bestaande bijbouw of overkapping.
Plaatsing en aantal: • Afstand tot voorerf minimaal 1,00 m • Afstand vrijstaande bijgebouwen tot gevels hoofdgebouw minimaal 1,00 m Maatvoering: •
De maatvoering wordt bepaald door de voorschriften van het bestemmingsplan.
•
Overkapping met maximaal twee zijden tegen de gevels van het hoofdgebouw en minimaal aan twee zijden open. Plat afgedekt of een van het hoofdgebouw afgeleide kapvorm met zelfde dakhelling. Bij een terrasoverkapping of serre als alternatief een lichthellend transparant dak. Gevelgeleding gelijk aan de gevelgeleding van het hoofdgebouw. Indeling en profielen van de kozijnen gelijk aan die van de gevelramen en kozijnen van het hoofdgebouw. Geen overmaat aan detailleringen, dus een bescheiden overstek, boeiboord en ornamenten.
Vormgeving:
• • • • •
Materiaal en kleur: • Materiaal en kleur gevels, kozijnen en profielen gelijk aan het hoofdgebouw of afgestemd op het tuinkarakter. Geen golfplaat, betonplaten of damwandprofielen.
13
2.4 Kozijn- en gevelwijzigingen Omschrijving Van een gevelwijziging is sprake bij het veranderen of verplaatsen van een kozijn, venster, deur of gevelpaneel in de buitenmuur van een gebouw. Vergunning Het veranderen van een kozijn, kozijninvulling, luik of gevelpaneel van een bestaande woning, bestaand woongebouw of een bij een bestaande woning of een bestaand woongebouw behorend bijgebouw is bouwvergunningvrij mits wordt voldaan aan de volgende kenmerken: 1 niet aangebracht in de voorgevel van een woning of woongebouw of een naar de weg of het openbaar groen gekeerde zijgevel van een woning of woongebouw, en 2 de bestaande gevelopening wijzigt niet. Een lichte bouwvergunning is vereist wanneer een gevelwijziging die overigens voldoet aan de kenmerken om bouwvergunningvrij te worden plaatsvindt: a) in, op, aan of bij een monument als bedoeld in de Monumentenwet 1988 of een monument als bedoeld in een provinciale of gemeentelijke bouwverordening. Een lichte bouwvergunning is voorts vereist indien de gevelwijziging niet voldoet aan de onder bouwvergunningvrij genoemde kenmerken.
14
2.4 GEVELWIJZIGINGEN Welstandscriteria voor licht vergunningplichtige bouwwerken IN DE VOORGEVEL en de OPENBAAR GELEGEN ZIJGEVEL Bij de beoordeling of het uiterlijk en de plaatsing van de gevelwijziging waarop de aanvraag om bouwvergunning betrekking heeft, voldoet aan redelijke eisen van welstand passen burgemeester en wethouders de volgende criteria toe: A)
de gevelwijziging is overeenkomstig een bestaande gevelwijziging in de directe omgeving, die minder dan 10 jaar geleden met een positief welstandsadvies is gerealiseerd, of
B)
de gevelwijziging is overeenkomstig het ontwerp van de architect, die het project ontworpen heeft Waarvan het bouwplan deel uitmaakt en waarvoor een positief welstandsadvies is gegeven, of
C)
voor het bouwwerk is een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 of een gemeentelijke of provinciale monumentenverordening vereist en deze is verleend, of
D)
het bouwplan voldoet aan de volgende criteria:
Algemeen: •
Bij aaneengeschakelde woningen zoals 2 woningen onder 1 kap moet rekening worden gehouden met de architectuur van de andere woningen. De architectonische samenhang mag niet verloren gaan.
Plaatsing en aantal: • In de voorgevel of openbaar gelegen zijgevel van een woning, woongebouw of een daarbij gelegen aanbouw of bijgebouw. Maatvoering: • • •
Oorspronkelijke verhouding maatvoering kozijnen en ramen behouden. Diepte van negge gelijk aan bestaande situatie. De oorspronkelijke profielafmetingen van het kozijn en/of het raamhout behouden.
•
Gevelwijziging blijft in overeenstemming met de architectuur en/of het tijdsbeeld van de oorspronkelijke gevel. Samenhang en ritmiek van de straatwand worden niet verstoord. De gevel van de begane grond en de verdieping(en) blijft samenhangend. De hoofdindeling komt overeen met de oorspronkelijke indeling. Gevelopeningen niet geblindeerd met panelen of schilderwerk. Bij vervanging/wijziging van kozijnen gelijke kozijnen gelijktijdig vervangen. Bij vervanging garagedeur opening opvullen door 1 pui of 2 puien met gemetselde tussenpenant.
Vormgeving:
• • • • • •
Materiaal en kleur: • Materiaal- en kleurgebruik komen overeen met de reeds aanwezige materialen en kleuren van het hoofdgebouw.
15
2.4 GEVELWIJZIGINGEN Welstandscriteria voor licht vergunningplichtige bouwwerken IN DE ACHTERGEVEL en de NIET OPENBAAR GELEGEN ZIJGEVEL Bij de beoordeling of het uiterlijk en de plaatsing van de gevelwijziging waarop de aanvraag om bouwvergunning betrekking heeft, voldoet aan redelijke eisen van welstand passen burgemeester en wethouders de volgende criteria toe: A)
de gevelwijziging is overeenkomstig een bestaande gevelwijziging in de directe omgeving, die Minder dan 10 jaar geleden met een positief welstandsadvies is gerealiseerd, of
B)
de gevelwijziging is overeenkomstig het ontwerp van de architect, die het project ontworpen heeft waarvan het bouwplan deel uitmaakt en waarvoor een positief welstandsadvies is gegeven, of
C)
voor het bouwwerk is een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 of een gemeentelijke of provinciale monumentenverordening vereist en deze is verleend, of
D)
het bouwplan voldoet aan de volgende criteria:
Algemeen: •
Bij aaneengeschakelde woningen zoals 2 woningen onder 1 kap moet rekening worden gehouden met de architectuur van de andere woningen. De architectonische samenhang mag niet verloren gaan.
Plaatsing en aantal: • In de achtergevel of niet openbaar gelegen zijgevel van een woning, woongebouw of een daarbij gelegen aanbouw of bijgebouw. Maatvoering: • • •
Oorspronkelijke verhouding maatvoering kozijnen en ramen behouden. Diepte van negge gelijk aan bestaande situatie. De oorspronkelijke profielafmetingen van het kozijn en/of het raamhout behouden met uitzondering van kozijnen en ramen van serres, tuinkamers en vrijstaande gebouwen.
•
Gevelwijziging blijft in overeenstemming met de architectuur en/of het het tijdsbeeld van de oorspronkelijke gevel. Samenhang en ritmiek van de straatwand worden niet verstoord. De gevel van de begane grond en de verdieping(en) blijft samenhangend. De hoofdindeling komt overeen met de oorspronkelijke indeling. Gevelopeningen niet geblindeerd met panelen of schilderwerk.
Vormgeving:
• • • •
Materiaal en kleur: • Materiaal- en kleurgebruik komen overeen met de reeds aanwezige materialen en kleuren van het hoofdgebouw.
16
2.5 Dakkapellen Omschrijving Een dakkapel is een bescheiden uitbouw in de kap, bedoeld om de lichtinval te verbeteren en het bruikbare woonoppervlak te vergroten Vergunning Het bouwen van een dakkapel op een bestaand gebouw is bouwvergunningvrij indien wordt voldaan aan de volgende kenmerken: 1 2 3 4 5 6 7 8 9
gebouwd op het achterdakvlak of een niet naar de weg of het openbaar groen gekeerd zijdakvlak; afstand tot de voorgevel meer dan 1 m; voorzien van een plat dak; zijwanden ondoorzichtig; hoogte, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, minder dan 1,5 m; onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet; bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak, en niet gebouwd op een woning of woongebouw als bedoeld in artikel 45, eerste lid, van de wet, op een woonwagen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de wet of op een woning of woongebouw die of dat niet voor permanente bewoning is bestemd.
Voor het bouwen van een dakkapel die voldoet aan de onder bouwvergunningvrij genoemde kenmerken, is niettemin een lichte bouwvergunning vereist indien dat plaatsvindt: a) in, op, aan of bij een monument als bedoeld in de monumentenwet 1988 of een monument als bedoeld in een provinciale of gemeentelijke bouwverordening. Een lichte bouwvergunning is voorts vereist indien de dakkapel niet voldoet aan de onder bouwvergunningvrij genoemde kenmerken.
17
2.5 DAKKAPELLEN Welstandscriteria voor licht vergunningplichtige bouwwerken IN HET VOORDAKVLAK of het OPENBAAR GELEGEN ZIJDAKVLAK Bij de beoordeling of het uiterlijk en de plaatsing van de dakkapel waarop de aanvraag om bouwvergunning betrekking heeft, voldoet aan redelijke eisen van welstand passen burgemeester en wethouders de volgende criteria toe: A)
het bouwplan is overeenkomstig een bestaande dakkapel in de directe omgeving, die minder dan 10 jaar geleden met positief welstandsadvies is gerealiseerd, of
B)
de dakkapel is overeenkomstig het ontwerp van de architect, die het project ontworpen heeft waarvan het bouwplan deel uitmaakt en waarvoor een positief welstandsadvies is gegeven, of
C)
voor het bouwwerk is een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 of een gemeentelijke of provinciale monumentenverordening vereist en deze is verleend, of
D)
het bouwplan voldoet aan de volgende criteria
Algemeen: • • •
De dakkapel is gelijkvormig aan eerder geplaatste dakkapellen op het betreffende dakvlak van het bouwblok. De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. In beginsel geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw.
Plaatsing en aantal: • Bij meerdere dakkapellen in hetzelfde bouwblok regelmatige rangschikking op horizontale lijn, dus niet boven elkaar gerangschikt. • Bij een individueel hoofdgebouw gecentreerd in het dakvlak of gelijk aan een geleding voorgevel. • Onderzijde dakkapel 0,50 m tot 1,00 m uit de goot. (vertikaal gemeten) • Bovenzijde minimaal 0,50 m uit de nok. (vertikaal gemeten) • Zijkant minimaal 1,00 m uit de zijkant van het dak. Maatvoering: • •
Hoogte maximaal 60% van het dakvlak, vertikaal gemeten met een maximum van 1,60 m gemeten vanaf voet dakkapel tot bovenzijde goot, boeiboord of daktrim. Breedte in totaal maximaal 30% van de breedte van het dakvlak met een maximum van 2,00 m. De breedte van het dakvlak wordt gemeten tussen midden woningscheidende bouwmuren of eindgevels gemeten aan de bovenzijde van de dakkapel (bij kilkepers gemeten aan de onderzijde/dakvoet van de dakkapel).
Vormgeving: • • • •
Plat afgedekt of met zadeldak. Gevelgeleding gelijk aan de gevelgeleding van hoofdgebouw. Indeling en profielen van kozijnen gelijk aan die van de gevelramen en kozijnen van hoofdgebouw. Geen overmaat aan detailleringen, dus bescheiden overstek, boeiboord en ornamenten.
Materiaal en kleur: • Materiaal- en kleurgebruik gevels, kozijnen en profielen gelijk aan gevels, kozijnen en profielen hoofdgebouw. • Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak, eventueel alleen in ondergeschikte mate tussen de glasvlakken. • Zijwanden dakkapel in donkere kleur of afgewerkt in kleur van het dakvlak.
18
2.5 DAKKAPELLEN Welstandscriteria voor licht vergunningplichtige bouwwerken IN HET ACHTERDAKVLAK of het NIET OPENBAAR GELEGEN ZIJDAKVLAK Bij de beoordeling of het uiterlijk en de plaatsing van de dakkapel waarop de aanvraag om bouwvergunning betrekking heeft, voldoet aan redelijke eisen van welstand passen burgemeester en wethouders de volgende criteria toe: A)
het bouwplan is overeenkomstig een bestaande dakkapel in de directe omgeving, die minder dan 10 jaar geleden met een positief welstandsadvies is gerealiseerd, of
B)
de dakkapel is overeenkomstig het ontwerp van de architect, die het project ontworpen heeft waarvan het bouwplan deel uitmaakt en waarvoor een positief welstandsadvies is gegeven, of
C)
voor het bouwwerk is een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 of een gemeentelijke of provinciale monumentenverordening vereist en deze is verleend, of
D)
het bouwplan voldoet aan de volgende criteria
Algemeen: • • •
De dakkapel is gelijkvormig aan eerder geplaatste dakkapellen op het betreffende dakvlak van het bouwblok. De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. In beginsel geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw.
Plaatsing en aantal: • Bij meerdere dakkapellen in hetzelfde bouwblok regelmatige rangschikking op horizontale lijn, dus niet boven elkaar gerangschikt. • Onderzijde dakkapel 0,50 m tot 1,20 m uit de goot. (vertikaal gemeten) • Bovenzijde minimaal 0,50 m uit de nok. (vertikaal gemeten) • Zijkant minimaal 0,50 m uit de zijkant van het dak. Een uitzondering hierop is een gekoppelde dakkapel met de dakkapel van de buren mits de totale breedte niet meer wordt dan 5 m. • Bij meerdere dakkapellen is de tussenruimte minimaal 1,00 m. Maatvoering: • •
Hoogte maximaal 1,65 m gemeten vanaf voet dakkapel tot bovenzijde goot, boeiboord of daktrim. Breedte maximaal 6,00 m. Bij een aangekapte dakkapel maximaal 50% van de breedte van het dakvlak met een maximum van 3,00 m en bij een dakkapel met zadeldak maximaal 1,5 m.
Vormgeving: • • • •
Plat afgedekt of, bij een dakhelling groter dan 45° desgewenst een aangekapte dakkapel met een minimale dakhelling van 25° of een dakkapel met zadeldak. Gevelgeleding gelijk aan de gevelgeleding van hoofdgebouw. Indeling en profielen van kozijnen gelijk aan die van de gevelramen en kozijnen van hoofdgebouw. Geen overmaat aan detailleringen, dus bescheiden overstek, boeiboord en ornamenten.
Materiaal en kleur: • Materiaal- en kleurgebruik gevels, kozijnen en profielen gelijk aan gevels, kozijnen en profielen hoofdgebouw. • Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak, eventueel alleen in ondergeschikte mate tussen de glasvlakken. • Zijwanden dakkapel in donkere kleur of afgewerkt in kleur van het dakvlak.
19
2.6 ERF- OF PERCEELSAFSCHEIDINGEN Omschrijving Tuinmuren, hekwerken, schuttingen en allerhande kant- en klare afscheidingen zoals vlechtschermen kunnen als er- of perceelsafscheidingen worden gebruikt.² Vergunning Het bouwen van een erfafscheiding is bouwvergunningvrij mits wordt voldaan aan de volgende kenmerken: 1 2
niet hoger dan 1 m; niet hoger dan 2 m en gebouwd: a) op een erf of perceel waarop reeds een gebouw staat; b) meer dan 1 m achter de voorgevelrooilijn; c) meer dan 1 m van de weg of het openbaar groen.
Voor het bouwen van een erfafscheiding die voldoet aan de onder bouwvergunningvrij genoemde kenmerken, is niettemin een lichte bouwvergunning vereist indien dat plaatsvindt: a) in, op, aan of bij een monument als bedoeld in de Monumentenwet 1988 of een monument als bedoeld in een provinciale of gemeentelijke bouwverordening. Een lichte bouwvergunning is voorts vereist indien de erfafscheiding niet voldoet aan de onder bouwvergunningvrij genoemde kenmerken.
20
2.6 ERF- OF PERCEELSAFSCHEIDINGEN Welstandscriteria voor licht vergunningplichtige bouwwerken OP HET VOORERF en het OPENBAAR GELEGEN ZIJERF Bij de beoordeling of het uiterlijk en de plaatsing van de erfafscheiding waarop de aanvraag om bouwvergunning betrekking heeft, voldoet aan redelijke eisen van welstand passen burgemeester en wethouders de volgende criteria toe: (Zoals in de inleiding bij dit hoofdstuk al is opgemerkt komen deze criteria pas aan de orde als het bestemmingsplan zich daar niet tegen verzet of wanneer B&W overwegen daarvan vrijstelling te verlenen!) A)
Het bouwplan is overeenkomstig een bestaande erfafscheiding in de directe omgeving, die minder dan 10 jaar geleden met een positief welstandsadvies is gerealiseerd, of
B)
de erfafscheiding is overeenkomstig het ontwerp van de architect, die het project ontworpen heeft waarvan het bouwplan deel uitmaakt en waarvoor een positief welstandsadvies is gegeven, of
C)
voor het bouwwerk is een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 of een gemeentelijke of provinciale monumentenverordening vereist en deze is verleend, of
D)
het bouwplan voldoet aan de volgende criteria:
Algemeen: • •
Erfafscheidingen moeten passen bij het karakter van de omgeving, Erfafscheidingen moeten op een zorgvuldige en professionele manier worden geplaatst en moeten worden gemaakt van duurzame materialen.
• • • •
Hoogte: Voor de voorgevelrooilijn maximaal 1,00 m. Achter de voorgevelrooilijn maximaal 2,00 m. In hoeksituaties langs een weg of langs openbaar groen vanaf 3,00 m achter de voorgevel, maximaal 2,00 m. Indien de erfafscheiding in deze situatie aansluit op de tuin of voortuin van de achterburen, moet de hoek bij deze aansluiting over een lengte van 1.00 x 1.00 m onder 45° worden afgeschuind.
•
Vormgeving afgestemd op de erfafscheiding van het belendende perceel, tenzij deze niet voldoet aan de hier genoemde sneltoefscriteria voor erf- en perceelafscheidingen. Volledig te begroeien hekwerken met geplastificeerd gaas, of ander natuurlijk materiaal. In de erfafscheidingen van enige omvang een geleding uitvoeren. Rechte vormgeving of hekwerken met een beperkte toogvorm
Maatvoering:
Vormgeving:
• • •
Materiaal en kleur: • Terughoudend materiaal- en kleurgebruik: vermijden van contrast met bebouwing in omgeving. • Kleur en materiaal aansluitend op de erfafscheiding van het naburige perceel, tenzij deze niet voldoet aan de hier genoemde sneltoetscriteria voor erf- en perceelafscheidingen. • Uitvoering in metselwerk, hout of een combinatie van metselwerk met hout. Geen toepassing van beton, kunstof, staal, golfplaat, damwandprofielen, rietmatten of vlechtschermen. • Geen felle contrasterende kleuren.
21
2.7 DAKRAMEN Omschrijving Een dakraam vervangt een gedeelte van het gesloten dakvlak door een in hetzelfde vlak liggend venster, ter vergroting van de lichtinval. Vergunning Het bouwen van een dakraam in een bestaand gebouw is bouwvergunningvrij als voldaan wordt aan de volgende kenmerken: 1 onderzijde meer dan 0,5 m boven de dakvoet; 2 bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok, en 3 zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak. Voor het bouwen van een dakraam in een bestaand gebouw dat voldoet aan de onder bouwvergunningvrij genoemde kenmerken is niettemin een lichte bouwvergunning vereist indien dat bouwen plaatsvindt: a) in, op, aan of bij een monument als bedoeld in de Monumentenwet 1988 of een monument als bedoeld in een provinciale of gemeentelijke bouwverordening. Een lichte bouwvergunning is voorts vereist voor het bouwen van een dakraam dat niet voldoet aan de onder bouwvergunningvrij genoemde kenmerken. Voor een dakraam in een nog te bouwen gebouw moet een reguliere bouwvergunning worden aangevraagd. De voorwaarden voor het vergunningsvrij bouwen van een dakraam zijn in het BBLBB zo ruim gesteld dat er geen behoefte is aan loketcriteria voor dakramen die niet voldoen aan de kenmerken om vergunningsvrij gebouwd te kunnen worden.
22
2.8 ZONNECOLLECTOREN EN ZONNEPANELEN Omschrijving Met een zonnecollector wordt warmte opgewerkt, die via een warm wateropslag meestal gebruikt wordt voor het verwarmen van water voor huishoudelijk gebruik. Met een zonnepaneel wordt elektriciteit opgewekt voor de elektriciteitsvoorziening van een bouwwerk. Vergunning Het bouwen van een collector voor warmteopwekking of van een paneel voor de opwekking van elektriciteit uit daglicht op of aan een bouwwerk ten behoeve van de warmtevoorziening of de elektriciteitsvoorziening van het gebruik van dat bouwwerk of van op hetzelfde perceel gelegen andere bouwwerken is bouwvergunningvrij indien aan de volgende kenmerken wordt voldaan: 1
2
bij plaatsing: a) op een schuin dakvlak: 1 binnen het vlak van het dak, 2 in of direct op het dakvlak, en 3 hellingshoek gelijk aan hellingshoek dakvlak; b) op een plat dakvlak: 1 afstand tot dakranden ten minste gelijk aan hoogte collector of paneel, en 2 hellingshoek ten hoogste 35°, en indien de collector niet een geheel vormt met de installatie voor het opslaan van water of indien het paneel niet een geheel vormt met de installatie voor het omzetten van de opgewekte elektriciteit: die installatie in dat bouwwerk is geplaatst.
Voor het bouwen van een zonnecollector of zonnepaneel die voldoet aan de onder bouwvergunningvrij genoemde kenmerken is niettemin een lichte bouwvergunning vereist indien dat bouwen plaatsvindt: a) in, op, aan of bij een monument als bedoeld in de Monumentenwet 1988 of een monument als bedoeld in een provinciale of gemeentelijke bouwverordening. Een lichte bouwvergunning is voorts vereist voor het bouwen van een zonnecollector of zonnepaneel die niet voldoet aan de onder bouwvergunningvrij genoemde kenmerken. Indien de zonnecollector of het zonnepaneel niet op of aan een bouwwerk wordt geplaatst, of de energieof warmtevoorziening is niet bedoeld voor dat bouwwerk of andere bouwwerken op hetzelfde perceel, dan is een reguliere bouwvergunning vereist. De voorwaarden voor het vergunningsvrij bouwen van een zonnecollector of zonnepaneel zijn in het BBLBB dermate ruim gesteld dat er geen behoefte is aan loketcriteria voor zonnecollectoren of zonnepanelen die niet voldoen aan de kenmerken of vergunningsvrij gebouwd te kunnen worden.
23
2.9 (SCHOTEL)ANTENNES Omschrijving In de bouwregelgeving rond antennes wordt onderscheid gemaakt tussen een aantal soorten antennes: Antennes ten behoeve van mobiele communicatie: Dit betreft de zogenaamde GSM-antennes. C2000 antennes. Dit zijn antennes ten behoeve van de communicatie tussen hulpdiensten, zoals politie, brandweer en ambulances. Overige antennes. Onder deze categorie vallen schotelantennes en andere antennes voor de ontvangst van radio of TV-signalen en sprietantennes, zoals bijvoorbeeld voor 27 MC zendinstallaties. Voor de loketcriteria wordt uitsluitend ingegaan op de laatste categorie. Vergunning Het bouwen van ‘overige antennes’, als hierboven omschreven, is bouwvergunningvrij als voldaan wordt aan de volgende kenmerken: 1 2
3
de antenne-installatie achter het voorerf is geplaatst; indien het een schotelantenne betreft: a) de doorsnede van de antenne minder is dan 2 m, en b) de hoogte van antenne, met antennedrager, gemeten vanaf de voet, minder is dan 3 m, of indien het een andere antenne betreft dan bedoeld onder 2°: de hoogte van de antenne, met antennedrager, gemeten vanaf de voet, of indien deze is bevestigd aan de gevel, gemeten vanaf het punt waarop de antenne, met antennedrager, het dakvlak kruist, minder is dan 5 m.
Voor het bouwen van een antenne die voldoet aan de onder bouwvergunningvrij genoemde kenmerken is niettemin een lichte bouwvergunning vereist indien dat bouwen plaatsvindt: a) in, op, aan of bij een monument als bedoeld in de Monumentenwet 1988 of een monument als bedoeld in een provinciale of gemeentelijke bouwverordening. Een lichte bouwvergunning is voorts vereist voor het bouwen van een antenne die niet voldoet aan de onder bouwvergunningvrij genoemde kenmerken, met dien verstande dat de hoogte, gemeten vanaf de voet van de antenne, of indien de antenne is geplaatst op een antennedrager, gemeten vanaf de voet van de antennedrager, minder is dan 40 m. In alle andere gevallen is voor een antenne een reguliere bouwvergunning vereist.
24
2.9 (SCHOTEL)ANTENNES Welstandscriteria voor licht vergunningplichtige bouwwerken OP HET VOORERF of het OPENBAAR GELEGEN ZIJERF Bij de beoordeling of het uiterlijk en de plaatsing van zonnecollectoren en zonnepanelen waarop de aanvraag om bouwvergunning betrekking heeft, voldoet aan redelijke eisen van welstand passen burgemeester en wethouders de volgende criteria toe: A)
het bouwwerk is overeenkomstig een bestaande antenne in de directe omgeving, die minder dan 3 jaar geleden met een positief welstandsadvies is gerealiseerd, of
B)
voor het bouwwerk is een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 of een gemeentelijke Of provinciale monumentenverordening vereist en deze is verleend, of
C)
het bouwplan voldoet aan de volgende criteria:
Plaatsing en aantal: Uitsluitend op een inpandig balkon achter de voorgevelrooilijn. Vorm: Een schotelantenne; Een spriet of staafantenne. Maatvoering: Hoogte maximaal 3 m, gemeten vanaf de voet van de antennedrager; Diameter schotelantenne maximaal 1 m. Materiaal en kleur: In kleur achterliggende gevel of donker van kleur.
25
2.9 (SCHOTEL)ANTENNES Welstandscriteria voor licht vergunningplichtige bouwwerken OP HET ACHTERERF en het NIET OPENBAAR GELEGEN ZIJERF Bij de beoordeling of het uiterlijk en de plaatsing van de antenne waarop de aanvraag om bouwvergunning betrekking heeft, voldoet aan redelijke eisen van welstand passen burgemeester en wethouders de volgende criteria toe: A)
het bouwwerk is overeenkomstig een bestaande antenne in de directe omgeving, die minder dan 10 jaar geleden met een positief welstandsadvies is gerealiseerd, of
B)
voor het bouwwerk is een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 of een gemeentelijke of povinciale monumentenverordening vereist en deze is verleend, of
C)
het bouwplan voldoet aan de volgende criteria:
Plaatsing: Op het achter-of zijerf, 1 m achter de voorgevelrooilijn. Max. 1 per woning. Vorm: Een spriet of staafantenne,of een schotelantenne Maatvoering: Hoogte: Bij woningen: spriet of staafantennes tot 5m, gemeten vanaf het punt waarop de antenne het dakvlak kruist. Schotelantennes tot 3 m, gemeten van de voet van de antennedrager. Diameter: Bij woningen: diameter schotelantennes niet groter dan 2 m.
26
2.10 ZONWERING EN (ROL)LUIKEN Omschrijving Zonweringen zijn voorzieningen zoals markiezen of uitvalschermen om gebouwen tegen zonlicht en warmte te beschermen. Rolhekken, luiken en rolluiken zijn voorzieningen om vensters van gebouwen tegen inbraak en vandalisme te beveiligen.³ Vergunning Het bouwen van een zonwering, rolhek of rolluik bij woningen en woongebouwen is bouwvergunningvrij tenzij dat plaatsvindt: * in, op, aan of bij een monument als bedoeld in de Monumentenwet 1988 of een monument als bedoeld in een provinciale of gemeentelijke bouwverordening, of * in een beschermd stads- of dorpsgezicht als bedoeld in de Monumentenwet 1988. Het bouwen van een rolhek, luik of rolluik bij andere gebouwen dan woningen en woongebouwen is bouwvergunningvrij mits voldaan wordt aan de volgende kenmerken: 1 het rolhek, luik of rolluik aan de binnenzijde van de uitwendige scheidingsconstructie is geplaatst, en, 2 voor ten minste 90% uit glasheldere doorkijkopeningen bestaat.
Het bouwen van een zonwering, rolhek luik of rolluik, dat bouwvergunningvrij is, of voldoet aan de kenmerken om vergunningsvrij gebouwd te mogen worden, is licht-bouwvergunningplichtig indien dat plaatsvindt: a) in, op, aan of bij een monument als bedoeld in de Monumentenwet 1988 of een monument als bedoeld in een provinciale of gemeentelijke bouwverordening. Een lichte bouwvergunning is voorts vereist voor een rolhek, luik of rolluik dat niet voldoet aan de onder vergunningsvrij genoemde kenmerken. Een zonwering bij andere gebouwen dan woningen of woongebouwen is regulier vergunningplichtig. Zonwering en (rol)luiken of hekken zijn voor woningen en woongebouwen alleen lichtvergunningplichtig indien gelegen aan en bij een beschermd monument.
³ Met rolhek wordt hier niet bedoeld het rolhek in een erfafscheiding!
27
2.10 ZONWERING EN (ROL)LUIKEN Welstandscriteria voor licht vergunningplichtige bouwwerken OP HET VOORERF of het OPENBAAR GELEGEN ZIJERF Bij de beoordeling of het uiterlijk en de plaatsing van zonwering en (rol)luiken waarop de aanvraag om bouwvergunning betrekking heeft, voldoet aan redelijke eisen van welstand passen burgemeester en wehouders de volgende criteria toe: A)
het bouwwerk is overeenkomstig een bestaande zonwering of bestaand rolhek, luik of rolluik in de directe omgeving, die of dat minder dan 10 jaar geleden met een positief welstandsadvies is gerealiseerd, of
B)
de zonwering, het rolhek, luik of rolluik is overeenkomstig het ontwerp van de architect, die het Project ontworpen heeft waarvan het bouwplan deel uitmaakt en waarvoor een positief welstandsadvies is gegeven, of
C)
voor het bouwwerk is een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 of een gemeentelijke of provinciale monumentenverordening vereist en deze is verleend, of
D)
het bouwplan voldoet aan de volgende criteria:
Plaatsing: Aan woningen en woongebouwen: binnen de bestaande gevelopening en achter de voorgevelrooilijn; Aan andere gebouwen: a) een gesloten (rol)luik op miniaal 1 m achter de winkelpui en b) een (rol)luik aan de binnenzijde van de pui bestaat uit 70% glasheldere doorkijkopeningen en c) indien plaatsing aan de binnenzijde niet mogelijk is, dient een (rol)luik aan de buitenzijde te bestaan uit 90% glasheldere doorkijkopeningen en d) rolkasten, geledingen en rolhekken worden in de gevel ingepast. Kleur: Ingetogen kleurgebruik of kleuren die in harmonie zijn met de gevel.
28
Begrippenlijst A Aanbouw: Een aan- of uitbouw is een bouwwerk dat u tegen de bestaande woning aanbouwt en dat direct in verbinding staat met de woning. Kenmerkend is de rechtstreekse verbinding van uit de woning. Zie ook de beschrijving van bijbouw. Aangekapt: Met kap bevestigd aan dakvlak. Achterkant: De achtergevel en de zijgevel die niet grenst aan openbaar gebied of openbaar groen. Antennedrager: Antennemast of andere constructie, bedoeld voor de bevestiging van een antenne. Antenne-installatie: Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie. Authentiek: Overeenstemmend met het oorspronkelijke, B Band: Horizontale versiering in de gevel in afwijkend materiaal, meestal natuursteen, kunststeen of baksteen. Bebouwing: Eén of meer gebouwen en/of andere bouwwerken. Bedrijfsbebouwing: Gebouwen ten behoeve van bedrijven, zoals hallen, werkplaatsen en loodsen; hebben meestal een utilitair karakter. Belendende: Naastgelegen, (direct) grenzend aan. Bijgebouwen: Aangebouwd bijgebouw: Een aangebouwd bijgebouw dat u tegen de woning bouwt en dat niet in rechtstreekse verbinding staat met de woning. Geen deur tussen aanbouw en woning. Vrijstaand bijgebouw: Een vrijstaand bijgebouw staat los van de woning. Bijvoorbeeld een garage, berging of tuinhuisje. Zie ook de beschrijving van aanbouw. Boeiboord: Opstaande kant van een dakgoot of dakrand, meestal uitgevoerd in hout of plaatmateriaal. Borstwering: Lage dichte muur tot borsthoogte. Bouwblok: Een geheel van geschakelde bebouwing. Bouwen: Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk. Bouwvergunning: Vergunning als bedoeld in artikel 40, eerste lid van de Woningwet. Bouwperceel: Een aaneengesloten terreinoppervlak, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan. Bouwwerk: Algemene benaming voor alle soorten gebouwde objecten.
29
C Carport: Afdak om de auto onder te stallen, meestal bij of grenzend aan een woning. Conformeren: Zich voegen naar, gelijkvorming maken, aanpassen aan, afstemmen op. Context: Omgeving, situatie, geheel van omringende ruimtelijke kenmerken. Contrasteren: Een tegenstelling vormen. D Dakhelling: De hoek van het dakvlak. Dakopbouw: Een toevoeging aan de bouwmassa door het verhogen van de nok of dakrand van het dak, die het silhouet van het oorspronkelijke dak verandert. Daktrim: Afwerking van de bovenzijde van een dakrand ten behoeve van waterkering. Dakvlak: Een vlak van het dak / de kap. Dakvoet: Laagste punt van een schuin dak; het snijpunt van de daklijn en de onderliggende gevellijn. Damwandprofiel: Metalen beplatingmateriaal met een damwandprofilering. Detail: Ontmoeting/aansluiting van verschillende bouwdelen zoals gevel en dak of gevel en raam. Detaillering: Uitwerking, weergave van de verschillende onderdelen c.q. aansluitingen. Diversiteit: Verscheidenheid, afwisseling, variatie. E Erf: al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, de bestemming deze inrichting niet verbiedt. Voorerf: gedeelte van het erf dat aan de voorzijde van het gebouw is gelegen. Achtererf: gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het gebouw is gelegen. Zijerf: gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen. Erker: Kleine toevoeging van meestal één bouwlaag aan de gevel van een gebouw, op de begane grond meestal uitgevoerd in metselwerk, hout en glas. G Galerij: Gang aan de buitenkant van een (flat)gebouw die toegang verschaft tot de afzonderlijke woningen. Gebouw: Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. Gevelgeleding: Onderverdeling van de gevel in kleinere vlakken. Verticale, horizontale of figuratieve indeling van de gevel door middel van gevelopeningen, metselwerk, verspringingen of andere gevelkenmerken en -detailleringen. Goothoogte: Hoogte gemeten vanaf de bovenkant goot, boeiboord, druiplijn of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan de gemiddelde hoogte van het aan dat bouwwerk aansluitende, afgewerkte bouwperceel.
30
H Hoekaanbouw: Aanbouw aan de hoek van een gebouw. Hoek- en kilkeper: snijlijn van twee aansluitende dakvlakken. Hoofdbouw: Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken. K Kavel: Grondstuk, kadastrale eenheid. Kern: Veelal kleinschalig stedelijk gebied, ook wel centrum van een dorp of stad. L Latei: Draagbalk boven gevelopening. Lessenaarsdak: Dak met één hellend, niet onderbroken, dakvlak. Lijst: Een meestal versierde en geprofileerde rand als bekroning van de bovenzijde van een gevel, kroonlijst, gootlijst. Lint(bebouwing): Langgerekte lijn van (veelal vrijstaande) bebouwing langs een weg of waterverbinding. M Maaiveld: Bovenzijde van het terrein dat een bouwwerk omgeeft, de grens tussen grond en lucht, de gemiddelde hoogte van het terrein, grenzend aan de gevels, op het tijdstip van de aanvraag om bouwvergunning. Massa: Zichtbaar volume van bebouwing. Monument: Aangewezen onroerend goed als bedoeld in artikel 3 van de Monumentenwet 1988, zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan. Muurdam: Op de erfgrens aan de gevel gemetselde muur. N Negge: Het vlak c.q. de maat tussen de buitenkant van de gevel en het kozijn.
O Ondergeschikt: Voert niet de boventoon. Ontsluiting: De toegang tot een gebouw, gebied of een terrein. Oorspronkelijk: Origineel, aanvankelijke vorm, authentiek. Oorspronkelijke gevel: Gevel behorend tot de oudste gevels van een gebouw, gevel van een gebouw in zijn oorspronkelijke staat.
31
Openbaar groen: parken, plantsoenen en speelveldjes, die het gehele jaar (of een groot deel van het jaar) voor het publiek toegankelijk zijn. Een weiland, bos of water kan in dit verband niet worden aangemerkt als openbaar groen. Oriëntatie: De hoofdrichting van een gebouw. Overstek: Bouwdeel dat vooruitsteekt ten opzichte van het eronder gelegen deel. P Paneel: Rechthoekig vlak, geplaatst in een omlijsting. Penant: Gemetselde steunpilaar van het fundament van een gebouw, metselwerk in een gevel langs openingen. Plaatmateriaal: Materiaal van kunststof, staal, hout, meestal ten behoeve van gevelbekleding. Plint: Een duidelijk te onderscheiden horizontale lijn aan de onderzijde van een gebouw. Profiel: omtrek van een gebouw of bouwdeel (bijvoorbeeld kozijn) of een doorsnede daarvan. Profilering: aangebrachte vorm en maatvoering van profiel. R Raamdorpel: Horizontaal steenachtig of metalen element onder de onderdorpel van een houten kozijn, dat ervoor zorgt dat water onder het kozijn buiten het muurvlak wordt afgevoerd. Raamhout: Hout waaruit ramen vervaardigd worden of omlijsting waarbinnen het paneel van een deur of beschot wordt ingesloten. Ook wel draaiende of schuivende delen van kozijn/post. Referentiekader: Het geheel van waarden en normen binnen een bepaalde groep waarnaar verwezen kan worden. Renovatie: Vernieuwing. Rijenwoningen: Geschakelde eengezinswoningen in een rij. Rollaag: Een in verband gemetselde laag van op hun kant of kop gemetselde stenen; horizontale of gebogen rij stenen boven een gevelopening of aan de bovenzijde van een gemetselde wand. Rooilijn: Lijn die in het bestemmingsplan of de bouwverordening aangeeft waarbinnen gebouwd mag worden. S Schilddak: Dak, gevormd door twee driehoekige dakschilden aan de smalle en twee trapeziumvormige aan de lange zijde. Situering: Plaats van het bouwwerk in zijn omgeving. Stijl: Architectuur of vormgeving uit een bepaalde periode of van een bepaalde stroming. T Tent-, punt- of piramidedak: Dak gevormd door vier driehoekige dakschilden die in één punt bijeenkomen.
32
U Uitbouw: Aan het gebouw vastzittend bouwwerk dat rechtstreeks vanuit het gebouw toegankelijk is. V Voorgevellijn: Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een bouwwerk tot aan de perceelsgrenzen. Voorgevelrooilijn: Voorgevelrooilijn als bedoeld in het bestemmingsplan, dan wel de gemeentelijke bouwverordening. Voorkant: De voorgevel, het voorerf en het dakvlak aan de voorzijde van een gebouw; de zijgevel, het zijerf en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw voor zover die zijde (zijdelings) gekeerd is naar de weg of het openbaar groen. W Weg: Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994. Wolfdak/wolfeinden: Meestal een zadeldak waarvan één of beide dakschilden op de kop een afgeknot dakschild heeft (wolfeind). Z Zadeldak: Een dak dat aan twee zijden schuin is met een symmetrisch profiel. Zijgevellijn: Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een bouwwerk tot aan de perceelsgrenzen.
33