Rapport Gemeentelijke Ombudsman
Wegbeheer Gemeente Weesp
17 oktober 2003 RA0308243
Samenvatting Verzoeker botst in het donker met zijn fiets tegen een heg en komt ten val. De val is volgens hem te wijten aan het ontbreken van reflecterende markering bij een plotselinge versmalling van een fietspad. Hij vraagt de gemeente Weesp de verkeerssituatie te verbeteren en dient een vordering in tot vergoeding van de door hem geleden schade. De gemeente wijst de vordering af omdat het ongeval aan verzoeker zelf te wijten zou zijn. De gemeente gaat niet in op het andere verzoek, ook niet nadat verzoeker diverse malen daar op aandringt. Pas nadat verzoeker een klacht indient bij B&W, krijgt verzoeker antwoord en gaat de gemeente over tot het aanbrengen van markeringen. Het is dan inmiddels anderhalf jaar later. De Gemeentelijke Ombudsman meent dat de Gemeente Weesp onzorgvuldig is geweest in de contacten met verzoeker en de behandeling van zijn klachten.
Oordeel De onderzochte gedragingen zijn voor wat betreft: de aansprakelijkheid van de gemeente als wegbeheerder: niet onbehoorlijk; het handelen van de gemeente als wegbeheerder: niet behoorlijk, maar gecorrigeerd; de behandeling van een schadeclaim: onzorgvuldig; de behandeling van correspondentie: niet behoorlijk; de behandeling van een klacht: niet behoorlijk.
Rapportnummer: RA0308243 Datum: 17 oktober 2003 Aantal pagina’s: 2/6
Verzoek Het verzoek tot onderzoek is op 23 mei 2003 schriftelijk ingediend en betreft de Gemeente Weesp. Het gevraagde onderzoek heeft betrekking op: de aansprakelijkheid van de gemeente als wegbeheerder; het handelen van de gemeente als wegbeheerder; de behandeling van een schadeclaim; de behandeling van correspondentie; de behandeling van een klacht.
Bevindingen Achtergrond van het verzoek In de vroege ochtend van 21 november 2001 fietst verzoeker vanuit zijn woonplaats Amsterdam naar zijn werk in Hilversum. Na Weesp vervolgt hij niet meer het direct naast de N236 gelegen fietspad, maar kiest hij – op aanraden van een collega en voor de eerste keer - een alternatieve route via de Kreugerlaan. De Kreugerlaan is een aan de andere kant van de N236 gelegen en voor bestemmingsverkeer bedoelde weg van ongeveer drie meter breed. Ter hoogte van het woonhuis op nummer acht gaat het weggetje abrupt over in een smal fietspad. Op dat punt komt verzoeker ten val. Hij botst tegen een met ijzerdraad verstevigde heg, die aan weerskanten van het fietspad staat. De doorgang is ongeveer 80 centimeter. Fietsers worden niet gewaarschuwd voor de versmalling. Zo is er geen reflecterende markering en geen straatverlichting. De dichtstbijzijnde lantaarn is volgens de bewoners van nummer acht al sinds lange tijd kapot. Verzoeker wordt vlak voor hij valt, verblind door het schijnsel van koplampen van tegemoetkomende auto’s. Als gevolg van de val raakt verzoeker gewond aan zijn hand en been en verliest hij zijn horloge. Daarnaast raken zijn jas – onherstelbaar - en fiets – licht - beschadigd. Verzoeker stuurt de gemeente op 3 december 2001 een brief waarin hij beschrijft wat hem is overkomen, hoe de situatie ter plekke is en waarin hij vraagt om vergoeding van de door hem geleden schade. Verzoeker stuurt foto’s van de situatie mee. De gemeente reageert op 5 december 2001 met een geautomatiseerde ontvangstbevestiging waarin staat dat de brief behandeld zal worden door de afdeling financiën. Op 11 januari 2002 stuurt de verzekeraar van de gemeente verzoeker een brief waarin staat dat de gemeente niet aansprakelijk is omdat verzoeker zijn snelheid had moeten aanpassen en beter had moeten oppassen. De gemeente zelf reageert niet meer op de brief van 3 december. Bij brieven van 16 januari en 20 februari 2002 laat verzoeker de verzekeraar weten dat hij het niet eens is met de afwijzing van de aansprakelijkheid en hij legt uit waarom. Verzekeraar reageert niet op de brieven. Bij brief van 24 mei 2002 wendt verzoeker zich weer tot de gemeente. Hij laat weten dat hij geen genoegen neemt met de afwijzing van de aansprakelijkheid en hij attendeert de gemeente er op dat de kapotte lantaarn nog niet is gerepareerd. De gemeente beantwoordt deze brief niet. Wél ontvangt verzoeker een brief van de verzekeraar die gedateerd is op 20 juni 2002. De verzekeraar stelt zich op het standpunt dat gelet op de “aard van het fietspad” niet voor de wegversmalling gewaarschuwd behoefde te worden en dat als het waar is dat verzoeker verblind werd het ongeluk te wijten is aan het feit dat automobilisten met groot licht rijden en niet aan het gebrek aan signalering van de wegversmalling. Bij brief van 24 juli 2002 vraagt verzoeker nogmaals en indringend aandacht voor de zijns inziens gevaarlijke verkeerssituatie op de Kreugerlaan. De gemeente beantwoordt ook deze brief niet. Op 10 december 2002 dient verzoeker een schriftelijke klacht in over het uitblijven van een antwoord op zijn brief en over het uitblijven van maatregelen ter verbetering van de verkeerssituatie. Vervolgens vindt op 20 januari 2003 een
Rapportnummer: RA0308243 Datum: 17 oktober 2003 Aantal pagina’s: 3/6
hoorzitting plaats. Behalve de klachtencoördinator is er niemand van de gemeente op de zitting aanwezig. Van de zitting wordt een verslag gemaakt, waarin het relaas van verzoeker nog eens wordt opgetekend. Op 3 april 2003 reageert de gemeente inhoudelijk via een brief van Burgemeester en Wethouders. De gemeente laat weten niet op de aansprakelijkheidskwestie te kunnen ingaan omdat “de verzekeraar namens de gemeente dit soort zaken afhandelt”. De gemeente biedt verontschuldigingen aan voor het feit dat zij niet heeft gereageerd op de brief van 24 juli. De gemeente meent dat onmiddellijk na 24 juli 2002 aandacht aan verzoekers bezorgdheid over de slechte staat van het fietspad had moeten worden besteed en dat de klacht van verzoeker in dat opzicht gegrond is. Ook laat de gemeente weten dat zij de wijze van postbehandeling zal “stroomlijnen” zodat de manier waarop de gemeente met de brieven van verzoeker is omgegaan zich niet meer kan voordoen. Tot slot laat de gemeente weten dat “de bruikbaarheid van het fietspad inmiddels is verbeterd.” De gemeente geeft niet aan wat voor maatregelen genomen zijn. Inspectie door verzoeker wijst uit dat de gemeente reflecterende rood/wit gestreepte folie op de palen heeft laten plakken en dat de lantaarn het weer doet. Verzoeker wendt zich tot de ombudsman vanwege de wijze waarop de gemeente met de zaak is omgegaan. Reactie van de gemeente De gemeente is van oordeel dat de verzekeraar de vordering van verzoeker op een correcte manier heeft behandeld en dat de gemeente niet aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval. Verzoeker heeft vrijwillig een semi-recreatieve route gekozen. Had hij deze route niet gekozen, dan was er niets aan de hand geweest. Ook had verzoeker het ongeval kunnen voorkomen door verantwoord rijgedrag te vertonen en door zijn snelheid aan te passen. De gemeente acht het onmogelijk dat verzoeker verblind werd door koplampen van auto’s die op de naast het fietspad gelegen weg reden, tenzij de koplampen verkeerd waren afgesteld of het verkeerde soort verlichting werd gebruikt. De gemeente treft in ieder geval geen blaam. Gevraagd naar waar de betere “stroomlijning” van de post uit bestaat, antwoordt de gemeente dat door een uitbreiding van een geautomatiseerd systeem de afdelingen van de gemeente sinds het begin van 2003 meer zicht hebben op de verwerking van binnengekomen brieven. Reacties op bevindingen Het resultaat van het onderzoek is als verslag van bevindingen naar verzoeker en naar de gemeente gestuurd teneinde een nadere reactie mogelijk te maken. Verzoeker heeft gereageerd. Zijn opmerkingen zijn, voor zover de ombudsman deze relevant acht, in de achtergrond van het verzoek verwerkt. De gemeente heeft niet gereageerd.
Onderzoek ter plaatse van de ombudsman De ombudsman heeft op 7 september 2003 bij daglicht een schouw uitgevoerd en nam daarbij het volgende waar. De route via de Kreugerlaan is een openbare fietsroute van Weesp naar Bussum en Hilversum, aangegeven door een rood/wit ANWB-bord. De Kreugerlaan loopt op het punt waar het ongeval plaatsvond evenwijdig aan de N236, met dien verstande dat er een smalle vaart tussen zit. Op dat punt staat aan weerszijden van het fietspad een brede heg. Aan beide kanten van de doorgang staan ongeveer één meter
Rapportnummer: RA0308243 Datum: 17 oktober 2003 Aantal pagina’s: 4/6
hoge metalen buizen. Vlak voor de doorgang loopt de weg naar links af en gaat daarbij over in de oprit van het woonhuis op nummer 8, het laatste woonhuis aan de Kreugerlaan. De ombudsman heeft met één van de bewoners van het woonhuis op nummer acht gesproken. Zij herinnerde zich het ongeval; ze heeft verzoeker destijds geholpen na zijn val. De bewoonster verklaarde al ongeveer vijfentwintig jaar op nummer acht te wonen. Bij haar weten was het de eerste keer dat iemand op de bewuste plek een ongeval was overkomen. Zij was daar vrij zeker van omdat haar honden aan zouden slaan bij een ongebruikelijk voorval. De ombudsman heeft de indruk dat dit klopt gelet op het feit dat de honden ook aansloegen toen zij haar schouw uitvoerde. De bewoonster verklaarde verder dat het fietspad vanaf de heg - het ongeluk gebeurde dus op het gedeelte van de weg dat eigendom is van de gemeente - loopt over grond van haar en haar echtgenoot. Zij maken - in samenwerking met de gemeente Weesp - het gebruik van het fietspad mogelijk in de wetenschap dat het voor schoolkinderen de kortste fietsroute van Weesp naar Bussum is. In verband daarmee hebben ze een hek weggenomen. De metalen buizen die aan weerszijden van de heg staan, zijn er de restanten van. De bewuste lantaarnpaal staat ongeveer 15 meter vóór de wegversmalling. Het kwam de ombudsman voor dat het niet uitgemaakt had of de lantaarn gebrand had of niet. De bewoonster bevestigde desgevraagd dat de lamp ten tijde van het ongeluk al sinds lang kapot was. Ook zij betwijfelde of het branden van de lantaarn het ongeluk had kunnen voorkomen. Wat betreft de mogelijke verblinding door het schijnsel van koplampen van tegemoetkomende auto’s op de N236, komt het de ombudsman voor dat verblinding mogelijk is als auto’s met groot licht rijden. De bewoonster beaamde dat.
Overwegingen de aansprakelijkheid van de gemeente in de hoedanigheid van wegbeheerder De burgerlijke rechter is bij uitsluiting bevoegd om te beslissen in geschillen over vorderingen die uit burgerlijke rechtsbetrekkingen zijn ontstaan. Als een burger bij de ombudsman klaagt over het feit dat een gemeentelijk orgaan weigert schadevergoeding te betalen, dan is de ombudsman bevoegd terzake een onderzoek in te stellen, een oordeel te geven over de vraag of het orgaan zich al dan niet behoorlijk heeft gedragen en eventueel een aanbeveling te doen. Op grond van de Verordening op de Gemeentelijke Ombudsman Amsterdam gelden daarbij geen beperkingen. Niettemin voert de ombudsman het beleid om zich in een dergelijke aangelegenheid terughoudend op te stellen. Dat betekent in dit geval dat de ombudsman toetst of het standpunt van de gemeente in deze zo onredelijk is dat dit, gelet op wet en jurisprudentie, geen te honoreren verweer kan opleveren, mocht het tot een civiele procedure komen.
Voorop staat dat de gemeente als wegbeheerder verantwoordelijk is voor het onderhoud van gemeentelijke wegen en daarmee van dat deel van het fietspad waarop het ongeluk is gebeurd. Deze verantwoordelijkheid strekt zover dat de gemeente op grond van artikel 6:174 Burgerlijk Wetboek aansprakelijk is als een weg niet voldoet aan de daaraan in de gegeven omstandigheden te stellen eisen. Deze norm is niet geobjectiveerd, ook niet in de jurisprudentie. Artikel 6:174 BW vestigt een risicoaansprakelijkheid, dat wil zeggen dat nu zich een ongeval voor heeft gedaan, de gemeente moet bewijzen dat het ongeval niet te wijten is aan een gebrek aan het fietspad.
Rapportnummer: RA0308243 Datum: 17 oktober 2003 Aantal pagina’s: 5/6
Voor fietspaden in landelijk gebied gelden volgens jurisprudentie andere, minder strenge, normen dan voor fietspaden binnen de bebouwde kom van dorp en stad. Daarbij komt dat volgens de bewoonster van de Kreugerlaan nummer acht, er niet eerder een fietsongeval op deze plek gebeurd. De gemeente behoefde dus tot het moment dat het ongeluk gebeurde niet bedacht te zijn op de mogelijkheid dat het ontbreken van markeringen tot ongevallen zouden leiden. Daartegenover staat dat verzoeker in het donker een hem onbekend fietspad nam. Daarmee nam hij enig risico. Gelet op het bovenstaande acht de ombudsman het standpunt van de gemeente niet zo onredelijk dat het in rechte een niet te honoreren verweer zal opleveren. Daarmee vindt de ombudsman de afwijzing van de vordering van verzoeker niet onbehoorlijk. het handelen van de gemeente als wegbeheerder Bij de uitvoering van haar taken dient de overheid zo voortvarend mogelijk op te treden. De gemeente is er van meet af aan door verzoeker op gewezen dat de verkeerssituatie voor verbetering vatbaar was. De gemeente heeft de situatie verbeterd, maar het heeft wel bijna anderhalf jaar geduurd voordat dit gebeurde. Dat is veel te lang. Daarmee heeft de gemeente in strijd gehandeld met het beginsel van een goede uitvoeringspraktijk. de behandeling van een schadeclaim Een overheidsorgaan moet besluiten deugdelijk motiveren, dat wil zeggen dat de motivering kenbaar en draagkrachtig moet zijn. De gemeente Weesp laat de behandeling van de vordering van verzoeker over aan haar schadeverzekeraar. Dat is op zich geen probleem, ware het niet dat deze daarbij niet of nauwelijks op de argumenten van verzoeker ingaat. Door deze handelswijze over te nemen, heeft de gemeente, die verantwoordelijk blijft voor de behandeling van de claim, in strijd met het motiveringsbeginsel gehandeld. de behandeling van correspondentie Het beginsel van deugdelijke correspondentie brengt met zich mee dat een overheidsorgaan – of de instantie waaraan een taak is gedelegeerd - tijdig reageert op brieven van een burger. Naar analogie van artikel 4:13 Algemene wet bestuursrecht wordt een termijn van acht weken redelijk geacht. Op de ontvangstbevestiging van 5 december 2001 van de gemeente en de brieven van 11 januari en 20 juni 2002 van de verzekeraar na, reageren de gemeente en de verzekeraar niet of niet tijdig. De wijze waarop de gemeente de correspondentie voert, is dan ook ondeugdelijk. de behandeling van een klacht Eén van de essentiële eisen die de Awb aan het handelen van de overheid stelt, is het deugdelijk behandelen van klachten van burgers. De maatstaven daarvoor zijn neergelegd in hoofdstuk 9, die bestuursorganen bij het behandelen van klachten verplicht zijn toe te passen.Voor een deugdelijke klachtenbehandeling zijn onder meer van belang: de termijn van behandeling en de hoorplicht. Om met het laatste te beginnen: volgens de Memorie van Toelichting bij hoofdstuk 9 dient het horen onder meer: een uitwisseling van informatie, conflictoplossing, herstel van geschonden vertrouwen en waarheidsvinding. Door alleen de klachtencoördinator bij de zitting aanwezig te laten zijn en geen terzake deskundige, heeft de zitting deze doelen niet kunnen dienen. Gelet op het verslag van de zitting, verwerd deze tot het aanhoren van het relaas dat verzoeker al zo vaak op papier had gezet. De Awb schrijft voor dat een klacht binnen zes weken behandeld moet worden, met de mogelijkheid van een verdaging van vier weken. Deze termijn is niet nageleefd. De “hoorzitting” kan immers niet gelden als een behandeling van de klacht. De gemeente heeft dus in strijd gehandeld met de klachtenregeling uit de Awb.
Rapportnummer: RA0308243 Datum: 17 oktober 2003 Aantal pagina’s: 6/6
Oordeel De onderzochte gedragingen zijn voor wat betreft: de aansprakelijkheid van de gemeente als wegbeheerder: niet onbehoorlijk; het handelen van de gemeente als wegbeheerder: niet behoorlijk, maar gecorrigeerd; de behandeling van een schadeclaim: onzorgvuldig; de behandeling van correspondentie: niet behoorlijk; de behandeling van een klacht: niet behoorlijk.