WPNR 2010(6856) De goede notaris Publicatie
Weekblad voor Privaatrecht, Notariaat en Registratie
Aflevering
141 afl. 6856
Paginanummers
677-681
Publicatiedatum
25 september 2010
Auteurs
Prof. mr. B.C.M. Waaijer , Notaris te Amsterdam en bijzonder hoogleraar Notarieel recht aan de Universiteit van Amsterdam, redacteur van het WPNR. (
[email protected])
De goede notaris Bespreking van het preadvies “De goede notaris” (Over notariële deontologie), uitgebracht voor het wetenschappelijk congres van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie op 8 oktober 2010, door mr. G.J.C. Lekkerkerker, mw. mr. C.G. Breedveld-de Voogd, prof. mr. W.D. Kolkman en mr. V.A.E.M. Meijers, met een inleiding door mw. prof. mr. N.C. van OostromStreep. Prof. mr. B.C.M. Waaijer bespreekt de bijdragen van mr. G.J.C. Lekkerkerker, ‘De notaris en zijn eigen waarde; een kijk op het beroep, beroepsplichten en realiteiten van het hier en nu’ en mr. V.A.E.M. Meijers, ‘De goede ondernemingsrechtnotaris’. Prof. mr. J.S.L.A.W.B. Roes bespreekt de bijdragen van mw. mr. C.G. Breedveld-de Voogd, ‘Notariële zorgverplichtingen bij onroerendgoedtransacties’ en prof. mr. W.D. Kolkman, ‘Deontologische dilemma’s in het erfrecht’ Wat is eigenlijk een goede notaris? Het antwoord van KNB preadviseurs Lekkerkerker en Meijers besproken. I. De notaris en zijn eigen waarde, een kijk op het beroep, beroepsplichten en realiteiten van het hier en nu, door G.J.C. Lekkerkerker
1. De wereld verandert, het notaraat dus ook De wereld om ons heen verandert voortdurend. Een notariaat dat deel uitmaakt van de samenleving ver andert dus ook. Het heeft geen zin daartegen te vechten. Zij die slechts een status quo willen verde digen, leveren per definitie een verloren strijd. Het verhaal van de notaris is een doorlopend verhaal. Steeds zijn er stukken toegevoegd en dat gebeurt ook nu weer, zo is het uitgangspunt van de preadvi seur. In zijn eerste hoofdstuk behandelt hij de notaris in relatie tot de veranderde en veranderende buiten wereld. Hoe wordt het beroep beleefd door de poli tiek, door de samenleving en door de beroeps genoten zelf? Met deze vragen wordt de praktijk van alledag ingekleurd en kan de waardering voor het gedrag van de notaris worden begrepen. Het tweede hoofdstuk is introspectief van aard door dat het zich richt op de notariële ‘binnenwereld’. Aangenomen wordt dat het notariaat een eigen opdracht heeft, die ook in 2010 moet worden uit gevoerd, binnen de nieuw ontstane kaders. Lekker kerker verkent daar normen, regels en gedrag. 2. Van buiten naar binnen De Wet op het notarisambt ziet de notaris als een ambtenaar. Geleerd wordt dat hij als zodanig een deel van het staatsgezag uitoefent. Schrijver meent dat deze perceptie echter niet echt is aangeslagen. Betekenend acht hij dat de Algemene wet bestuurs recht niet met het ambtsbegrip werkt. Het gaat daar om bestuursorganen. De notaris is een bestuurs orgaan in de zin van art. 1:1 lid 1 sub b Awb. De impli caties daarvan zijn nog eens uiterst bescheiden. Art. 16a Wna sluit de toepassing van de Awb voor de notaris nagenoeg geheel uit. Ook wijst de preadvi seur erop dat het notariaat zijn wortels vindt in de Franse traditie, maar dat daaraan niet eigen is dat sprake is van vaste standplaatsen en vaste tarieven. Integendeel, met vrijere vestiging en vrije tarieven staat het notariaat zijns inziens dichter bij het oor spronkelijke model voor het notariaat. Niet het ambt is bepalend voor de positie van de notaris maar veeleer zijn typering als vrije beroeps beoefenaar. De vrije beroepsbeoefenaar neemt een plaats in op het maatschappelijk middenveld, tussen staat en burger. De vrije beroepsbeoefenaren zijn learned professions, die
een gedurende een lange tijd te verwerven specialistische kennis verlangen. Door hen wordt een verantwoordelijkheid gevoeld jegens maatschappij en burger. Geld is voor hen niet de drijfveer. De notaris bracht een ereloon, een honora rium in rekening. In de maatschappij heeft het ‘bij zondere’ van het vrije beroep echter zijn glans ver loren. De kennis van de vrije beroepsbeoefenaar wordt als handelswaar gezien. Daar moet niet meer dan nodig voor betaald worden. En daarmee werd commercie aan de vrije beroepsbeoefenaar opge drongen. Er trad ‘ontsokkeling’ op: de notaris als vrije beroepsbeoefenaar wordt over dezelfde kam geschoren als iedere andere ondernemer. Deze ont wikkeling loopt parallel met de ‘elektronische revo lutie’, die maakt dat veel kennis eenvoudiger be schikbaar is gekomen en communicatie op afstand mogelijk is. De veranderende omstandigheden dwin gen tot efficiëntere bedrijfsvoering. Lekkerkerker constateert dat rechtszekerheid door de cliënt meer en meer als vanzelfsprekend wordt aanvaard. Discussies die blijven steken in tariefkwesties, hebben daarom - hoe begrijpelijk ook - een te smalle basis. Zijns inziens moet de notaris het hebben van Belehrung en bejegening. De steeds grotere vrijheid en marktwerking kennen ook hun schaduwzijden. Zij vragen volgens de preadviseur ook om bescherming tegen uitwassen en daarmee om sturing en advise ring door de notaris.1 3. Van binnen naar buiten 3.1. Het notariaat is dus een commercieel beroep geworden, maar wel in een geprivilegieerde positie. Die privileges vragen om bezinning over de uitoefe ning van het beroep. Die bezinning moet uitdrukke lijk niet blijven hangen in collegiale verhoudingen en kwesties van concurrentie. Daarmee wordt de marktwerking als gegeven en voldongen feit, niet onderkend. veel zakelijker onderlinge verhoudingen tussen notarissen moeten we maar accepteren. 3.2. Wat zijn de kernwaarden waar het notariaat dan wel voor hoort te staan? Lekkerkerker neemt het rapport ‘Een maatschappelijke Orde’ van de Commissie Advocatuur uit 2005 als inspiratiebron.2 De zes kernwaarden die voor advocaten gelden zijn voor de notarissen ook als richtsnoeren te gebruiken. Het gaat voor advocaten om partijdigheid, onafhan kelijkheid, deskundigheid, vertrouwelijkheid, inte griteit en publieke verantwoordelijkheid voor de rechtsbedeling. voor de notaris hoeft partijdigheid slechts te worden ingewisseld voor onpartijdigheid. Deze waarden moeten worden vertaald in normen waaraan het handelen kan worden getoetst. Het gaat om de invulling maar ook daarin hoeft hetgeen geldt voor de notaris niet wezenlijk af te wijken van hetgeen voor de advocaat geldt. Zij zijn beiden ver trouwenspersonen en bestrijken samen het terrein van de gekwalificeerde dienstverlening, ook al is het vertrekpunt verschillend. Er is een cultuurverschil maar de schrijver ziet dat de beroepen elkaar meer en meer zullen tegenkomen. Advocaat en notaris, dat is volgens de preadviseur een gelukkig paar. Hij sluit in de toekomst versmelting van de twee beroe pen zelfs niet uit in die zin dat het notariaat in de advocatuur zal opgaan (p. 32 noot 53). Hoe de onpar tijdigheid daar in te passen is, zie ik niet. 3.3. Schrijver bespreekt vervolgens de zes kern waarden. Lekkerkerker verbindt onpartijdigheid, onafhankelijkheid en integriteit met elkaar, waarbij hij onpartijdigheid en onafhankelijkheid als wezens kenmerken voor het notarisambt ziet. In de zevende druk van Melis, De Notariswet noemde ik onafhan kelijkheid een voorwaarde voor onpartijdigheid. Dat is voor de preadviseur te weinig (p. 32): ‘De onafhankelijkheid speelt ook buiten de ambtsuitoefening. Het zal vaak zo zijn dat nor men die zijn ontleend aan de onpartijdigheid en normen die zijn ontleend aan onafhankelijkheid in elkaar overlopen, zoals voor de advocaat ook partijdigheid en onafhankelijkheid een relatie hebben. Maar dat hoeft niet te verhinderen om tussen de begrippen een onderscheid te maken.’ Dat laatste is voor mij evident maar het is de schrij ver niet gelukt mij zijn eigen inkleuring van het begrip onafhankelijkheid, die los staat van de onpar tijdigheid, duidelijk te maken. Gelukkig laat de auteur het niet bij de uitspraak dat integriteit belangrijk is maar zoekt hij naar de inhoud van dat begrip. Een notaris is integer als hij zich bewust is van wisselende rollen en posities en hij zijn best doet te handelen volgens de normen die bij die rollen en posities horen. Hij dient zich daarop aanspreekbaar te tonen en moet ook anderen daar op aanspreken. Integriteit is ook bewustzijn van de conflicterende loyaliteiten die door die verschillen onvermijdelijk zijn en proberen daarin een weg te vinden met inachtneming van de bij die rollen en posities horende normen (p. 33 en 3638). Integriteit betekent in concreto onder meer: geen misleidende offertes, en geen kosten in rekening brengen daar waar dat niet hoort (bij voorbeeld bij een ander deel van de opdracht of een ander dan de werkelijke cliënt).2 Opvallend
voor mij was de vriendelijke ontvangst die de notaris bij Lekkerkerker ten deel valt als partij adviseur. Schrijver sluit zich aan bij Heyman: de notaris als partijadviseur is volgens hem niet de pro blematische figuur waarvoor hij wel is gehouden (p. 38, 4749). Lekkerkerker toont grote soepelheid. De notaris kan nu eens onpartijdigheid en dan weer partijdig zijn, ook al moeten rolwisselingen getoetst worden aan de daarvoor geldende normen. Zelf heb ik in mijn praktijkjaren onpartijdigheid meer dan lastig gevonden. Het als een kameleon van kleur ver anderen, lijkt mij evenwichtskunst die tot ongeluk ken moet leiden. Als de belangen van partijen niet parallel lopen, moet een notaris dat ook niet willen. In de eerste plaats omdat het zijn geloofwaardigheid aantast. Het draagt niet bij aan een consistente beeldvorming en waardering van het notariaat.3 Ik verwijs naar preadviseur kolkman op p. 130: ‘Maan dag neutraal, dinsdag partijdig’. Maar ook omdat partijen zich dan ieder gedwongen zullen voelen een ‘eigen’ notaris in de arm te nemen; daarmee ont staan hogere transactiekosten en wordt het rechts economisch voordeel van één adviseur voor meer dere partijen om zeep geholpen. Zou Lekkerkerker overigens vinden dat de notaris ook weer advocaat zou moeten kunnen zijn, hetgeen in 1999 juist in de ban werd gedaan omdat deze combinatie ‘op gespannen voet staat met het vereiste van de onpar tijdigheid van de notaris’4? De preadviseur is voorts van mening dat de hand having van onafhankelijkheid niet is gediend met het provisieverbod. Hij betrekt daar ook de Beleidsregel adverteren via verwijzers bij. Op deze punten is de regelgeving voor het notariaat strenger dan nodig. Het provisieverbod zou uitsluitend moeten zien op betalingen in geld, niet op het geven van een op geld waardeerbare tegemoetkoming. Schrijver breekt de staf over Hof Amsterdam 30 juni 2009, LJN BJ1678 (arrangement Makelaarsland). De notaris moet vol gens hem kunnen spelen met prijzen om uiteindelijk meer winst te maken. De auteur verwijst hier naar de minder stringente regel voor advocaten. De Beleids regel adverteren is makkelijk te ontduiken door advertorials. Deze regels hebben de schijn tegen dat het in wezen gaat om oneigenlijke concurrentie beperking. De onafhankelijkheid van de notaris is veel meer in het geding als hij omzet genereert bij één of enkele cliënten. Maar, zo zou ik Lekkerkerker willen tegenwerpen, is die laatste regel dan wel goed te handhaven? Ik meen dat met name het provisie verbod een verbod is dat het verdient recht overeind te blijven.5 Was het niet Makelaarsland dat mooi weer speelde met de bijstand van de notaris voor een miniem bedrag, en in ruil daarvoor cliënten naar de notarissen doorverwees? Was daarmee een vrije notariskeuze gewaarborgd? 3.4. Het tweede trio van kernwaarden is dat van publieke verantwoordelijkheid, vertrouwelijkheid en deskundigheid. Met betrekking tot publieke verant woordelijkheid wijst de preadviseur het notariaat op zijn maatschappelijke taak om te handelen volgens de normen die kunnen worden ontleend aan de andere kernwaarden. Er dient respect te worden betracht voor de gerechtvaardigde belangen van derden en van de samenleving als geheel. Ook de verplichtingen die voor de notaris voortvloeien uit de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, kunnen in dat licht worden gezien. De notaris komt een poortwachtersfunctie toe, die aan waarde zal winnen als hem de koopakte voor onroerende zaken verplicht wordt toevertrouwd.6 Omdat Lekkerkerker wetenschappelijk directeur is van de kNB, is het natuurlijk interessant te zien hoe hij de rol van de kNB ziet. Schrijver benadrukt de andere rol die de kNB onder de huidige Wet op het notarisambt heeft gekregen: in de eerste plaats de behartiging van de publieke belangen die met de uit oefening van het notarisambt gemoeid zijn, maar onder andere ook de bevordering van een goede beroepsuitoefening en het bevorderen van vakbe kwaamheid. Hij sluit zijn ogen er niet voor dat de kNB voor veel leden een staatsorgaan is geworden. Maar is dit in wezen niet heimwee naar het verlies van het overzichtelijke en vertrouwde notariaat van vóór 1999? De kNB is niet meer de Broederschap als verzameling van gelijkgestemden. Dat komt volgens hem niet door de wetswijziging waarbij de kNB openbaar lichaam werd maar door de druk van bui tenaf, door hardere concurrentie en omdat de tijden veranderd zijn (p. 52). Lekkerkerker meent niette min dat de kNB het beter had kunnen doen op het punt van de communicatie; er is te weinig begrip getoond voor degenen die boosheid lieten zien, inge geven door de ingrijpende veranderingen die over hen heen kwamen. De oproep van Lekkerkerker aan het adres van de kNB om zich namens het notariaat in het maat schappelijke debat te mengen, om misstanden en problemen te signaleren en op de politieke agenda te krijgen, zoals over financieringsconstructies en onbegrijpelijke hypotheekvormen, is mij uit het hart gegrepen. Ook dat is maatschappelijke verantwoor delijkheid nemen. Lekkerkerker vindt mij eveneens aan zijn zijde als het erom gaat de vertrouwelijkheid (het ambts geheim en het verschoningsrecht) kritisch te bezien. Ik lees op p. 58:
‘het notariaat moet de indruk vermijden, dat het zijn ambtsgeheim als een kroonjuweel ziet dat koste wat kost integraal verdedigd moet wor den. De plicht tot geheimhouding en het recht op verschoning zijn subtiele instrumenten. Het is volstrekt reëel dat regelmatig in het debat moet komen, of deze instrumenten niet moeten worden bijgesteld gezien tijd en omstandig heden. vanuit het notariaat bezien moet steeds een vraag zijn in welke gevallen niet het zwijgen maar juist het spreken door de notaris van belang is voor de positie van het notariaat, rich ting de burger, dan wel richting de overheid.” Ter zake deskundigheid wijst Lekkerkerker op het belang voor de notaris duidelijk te zijn. Duidelijkheid over dat wat de notaris tot zijn opdracht rekent en wat niet. Duidelijkheid ook over de grenzen van zijn eigen deskundigheid. Zou de notaris een doorver wijsplicht moeten hebben over rechtsgebieden waar hij onvoldoende specialistische kennis heeft? De pre adviseur spreekt zich op p. 61 niet duidelijk uit. Wel zou er een recht moeten bestaan door te verwijzen.7 4. Met vertrouwen de toekomst in Lekkerkerker was lid van de werkgroep die in 2004 het rapport uitbracht ‘Handel en publieke taak, gedachten over het notariaat als ambt en onder neming’. Daarin werd voor mij overtuigend nadruk gelegd op het ambtelijke aspect van het notariële werk. In het voorliggende preadvies worden over duidelijk en opvallend andere accenten gelegd. Als er bij Lekkerkerker sprake is geweest van teleurstel ling over de weg die de wetgever in 1999 is ingeslagen met marktwerking, dan heeft hij zich daar nadien met grote souplesse overheen gezet.8 Lekkerkerker omarmt nu de realiteit. Hij zoekt naar de wijze waar op invulling kan worden gegeven aan het werk van de notaris in het nieuwe tijdsgewricht van gewenste marktwerking. voor zover dat nog niet is gebeurd, wordt de notaris uitgenodigd ruimhartig scheep te gaan op de volle zee van de markt. van de toegevoeg de waarde van het werk van de notaris is hij ook daar overtuigd. Ik blijf toch maar die scepsis houden of de door de wetgever uitgezette kaders voldoende rich tinggevend kunnen zijn om op de lange duur de gewenste invulling aan het ambt te geven. Maar graag geef ik toe dat het optimistische geluid van Lekkerkerker hoopvol klinkt. Ik verdring vlug de gedachte dat hij is toegetreden tot het verleidelijke koor van sirenen. II. De goede ondernemingsrechtnotaris, door V.A.E.M. Meijers
1. Met zin voor realiteit Meijers heeft de handschoen opgepakt om naast zijn notarispraktijk een deel van het preadvies te schrij ven. Hij verdient daarvoor welgemeende waardering. Meijers is de enige preadviseur die als notariële prac ticus werkzaam is. Zelf vind ik die achtergrond wel een geruststellend idee. Het notariaat dient te stre ven naar het beste maar wel met oog voor de realiteit van alledag. De notaris is geen juridische superman/ woman. Naar aanleiding van de conclusie van de AG bij het arrest HR 30 oktober 2009 (notaris als bindend adviseur)9 doet Meijers optekenen: “de notaris is geen bovenmenselijk adviseur die zorgt dat alles goed komt, tegen een concurre rend tariefje ... De AG schildert een aantrekke lijk wereldbeeld want in een maatschappij waar dergelijke functionarissen zorgen voor passende rechtsbedeling zou ik ook graag mijn zaken uit handen geven. (...) Het beeld dat als er eenmaal een notaris betrokken is bij een zaak iedereen rustig achterover kan leunen vind ik eerder beangstigend dan vleiend.” En ook overigens tref ik opmerkingen aan waaruit blijkt dat Meijers gelukkig de menselijke maat in het oog houdt (zie ook p. 212). Ik voel met harte met hem mee. 2. Thema’s die wel en niet behandeld worden In zijn bijdrage stelt Meijers zich (naar eigen zeggen) bescheiden op door zich ten doel te stellen een paar actuele thema’s in het ondernemingsrecht te be schrijven, om daarna te bekijken of wellicht andere bronnen dan de gebruikelijke, zoals de wetgever, de rechter en wetenschapper, enig licht kunnen werpen op de vraag wat een notaris een goede onder nemingsrechtnotaris maakt. Hij concludeert dat de wetgever, de rechter en wetenschapper worstelen met de ondernemingsrechtnotaris. Is die onder nemingsrechtnotaris wel zo anders dan de familie of onroerend goednotaris?
“Ik denk echter dat een notaris een notaris is, ongeacht of hij meer doet aan estate planning of aan advisering aan gemeenten op het gebied van erfpacht of anderszins buiten de gebaande aktenpraktijk treedt.” Ik ben het daarmee eens maar mij valt wel op dat Meijers zijn conclusie snel trekt. Anders dan in de preadviezen van Breedveldde voogd en kolkman heeft Meijers ervoor gekozen geen uitgebreide analyse te maken van (tuchtrecht)uitspraken op ondernemingsrechtelijk terrein. En die zijn er toch zeker genoeg. In de paragraaf ‘Rechtspraak als klas sieke bron’ wordt één, mijns inziens niet specifiek ondernemingsrechtelijke rechterlijke uitspraak besproken.10 Gaat het over de wetgever als klassieke bron dan kiest hij ervoor niet in te gaan op bij voor beeld de rol van de notaris na afschaffing van de ministeriële verklaring van geen bezwaar11 of de invulling die de notaris dient te geven aan wetsarti kelen die van hem een verklaring eisen dat aan de vormvoorschriften is voldaan12. En ook met betrek king tot de wetenschap laat hij belangrijke vragen daar. Dat is natuurlijk zijn goed recht maar aandacht voor dergelijke vragen had ik zinvol gevonden. Ik noem ook in dat verband enkele deontologische kwesties. kan de notaris wel medewerking verlenen aan rechtsfiguren die op grond van Europeesrechte lijke jurisprudentie volgens sommigen mogelijk lijken te zijn (grensoverschrijdende fusie, splitsing, omzetting), maar (nog) niet zijn ingebed in natio naalrechtelijke wetgeving?13 Hoe staat het notariaat vandaag de dag tegenover de overdracht van econo mische eigendom van aandelen?14 En wat te denken van de N.v. met toonderaandelen, in het licht van de huidige tijd waarin misbruikbestrijding hoog op de agenda staat en het woord transparantie op vele lippen ligt?15 Het zijn vragen die naar ik hoop tijdens de discussie over dit preadvies aan de orde zullen komen. 3. Beroepsaansprakelijkheidsverzekering als bron van deontologie Meijers zoekt zoals gezegd naar andere dan de tradi tionele bronnen. Hij wijst in dat verband op het belang dat in het buitenland, met name het buiten land dat geen Latijns notariaat kent, wordt gehecht aan een voldoende dekking voor de beroepsaanspra kelijkheid. Dat is een originele invalshoek. De eisen die de verzekeraar stelt en kan stellen, vormen in zekere zin een bron voor deontologie. De hoogte van het verzekerd bedrag is in de ondernemingsrecht praktijk een relevant gegeven voor cliënten. ‘Wellicht is onverzekerd handelen deontologisch een praktische toetssteen. Een notaris die niet is verzekerd voor beroepsaansprakelijkheid mag wellicht op het absolute af geen akte verlijden’(p. 212/213). Meijers is hier voorzichtig. Ik zou het sterker zeggen: op grond van art. 14 vBG moet een notaris voldoen de verzekerd zijn en mijns inziens mag hij bij gebreke van zo’n verzekering inderdaad niet passeren.16 4. De ‘verklaring van ondernemingsrecht’ Meijers signaleert dat in het rechtsverkeer met het buitenland behoefte bestaat aan duidelijkheid over rechtspersonen: bijvoorbeeld over het bestaan daar van en de vertegenwoordigings bevoegdheid. Ook voor de notaris is hier een taak weggelegd. Deze zou daarover verklaringen kunnen afgeven: de ‘verkla ring van ondernemingsrecht’, vergelijkbaar met de verklaring van erfrecht. Meijers behandelt wat daar allemaal bij komt kijken. ‘In geval van een verklaring van ondernemings recht in een notariële akte wordt richting cliënt onderstreept dat sprake is van een zekerheid van de gepresenteerde feiten, voor de cynici gegarandeerd door de notariële aansprakelijk heidsverzekering. Het is geen mening met allerlei mitsen en maren doch een doortimmerd, hopelijk zelfs een beetje saai, document dat pre cies aangeeft wat nodig is. Geen kleine lettertjes vermomd als qualifications of assumptions, maar een heldere conclusie: de vennootschap is bevoegd vertegenwoordigd. (...)’ (p. 233/234). Maar, zo werp ik tegen, zal de beroepsaansprakelijk heidsverzekeraar even verheugd zijn als Meijers zich toont? Is de klip en klare uitspraak dat de vennoot schap bevoegd vertegenwoordigd is, verantwoord zonder de qualifications of assumptions? Ik geloof er niets van.17 5.
Ik moet het hierbij laten. Preadviseur Meijers houdt ons voor dat het notariaat in het onder nemingsrecht een bijzondere en zeer actuele rol heeft te vervullen. De ruimte daarvoor ontstaat door het gebrek aan inzicht bij de communautaire instel lingen en nationale overheid: de notaris kan een waardevolle bijdrage leveren door zich te richten op de specifieke kenmerken van individuele gevallen. Dat is een mooie gedachte, voor het notariaat maar vooral voor de maatschappij. Voetnoten
1
Het werk van de notaris is een prachtige concretisering van hetgeen ‘het privaatrecht’ kan bijdragen aan de markt. vergelijk in dit verband T.F.E. Tjong Tjin Tai, Markt en privaatrecht, WPNR 10/6843.
2
Inmiddels is ter uitvoering van het kabinetsstandpunt over het rapport, wetsvoorstel 32 382 verschenen.
2
Dat is inmiddels onderstreept in Notariskamer Hof Amster dam 22 juni 2010, LJN BM9741.
3
Zie naast de scepsis van Blokland, in het preadvies genoemd: F.W.J.M. Schols, Over de notaris, onafhankelijk heid, onpartijdigheid en wezensvreemde elementen? AA 54 (2005) 11, C.A. kraan, preadvies kNB 2007, p. 56, en mijn bespreking van dat preadvies in WPNR 2007/6724, p. 805, l.k.
4
MvT II, 23 706, nr. 3, p. 21.
5
Over de legitimiteit van de Beleidsregel adverteren: Nota riskamer Hof Amsterdam 20 april 2010, LJN BM2179.
6
Overeenkomstig de conclusie van het rapport Hammer stein (waarover S.E. Bartels, NTBR 2006/3) en de onlangs uitgebrachte Rapportage Wet koop onroerende zaken: de evaluatie, A.L.M. keirse e.a. (Den Haag 2009).
7
De wetgever wil hier blijkens wetsvoorstel 32 250, art. 21 Wna, in voorzien.
8
Bij het lezen van het preadvies schoot mij een motto te bin nen dat ik toeschrijf aan de overleden schrijver en schaak grootmeester Jan Hein Donner: ‘Ik behoud mij het recht voor iedere seconde van gedachten te veranderen.’
9
RvDW 2009/1278.
10
Als enkel voorbeeld van interessante ondernemingsrech telijke tuchtrechtspraak noem ik Hof Amsterdam 4 april 2002, door mij besproken in WPNR 02/6492: mag de notaris op grond van art. 2:8 BW een bepaling uit de statuten van een stichting wijzigen zonder dat de daarvoor statutair ver eiste goedkeuring van de verzekeringskamer is verkregen? Zie over de taak van de notaris bij statutenwijziging ook G.J.C. Rensen in TvO 2007/139 n.a.v. HR 29 juni 2007, nr. R06/056HR (Vereniging Oud Volendam).
11
Daarover L.W. kelterman, De rol van de notaris na afschaf fing van de verklaring van geen bezwaar, JBN 2010/24.
12
Art. 2:318 lid 2 BW (fusie), art. 2:333i lid 3 (grensoverschrij dende fusie), en art. 2:334n lid 2 BW (splitsing); zie reeds P.J. Dortmond, WPNR 82/5622, p. 572574.
13
Zie mijn Het notariële tuchtrecht als bron van deontologie, WPNR 08/6778, p. 959; vergelijk ook J.N. Schutteveenstra, in TvO 07/4, die spreekt over notarissen die ‘het aandurfden om bij een grensoverschrijdende fusie de fusieakte te ver lijden’.
14
W.G. Huijgen, Economische eigendom van aandelen: het vennootschapsrecht opzij gezet, WPNR 95/6166, met reac ties van A.H.M. Santen en J.J.M. Maeijer.
15
vergelijk België: de afschaffing van effecten aan toonder, TvO 2006/15, p. 556 e.v.
16
Notariskamer Hof Amsterdam 30 september 1993, NJ 1994/441: door het peil van de verzekering niet aan te pas sen aan de richtlijn van de kNB, handelt de notaris in strijd met de in art. 50c Wna opgenomen norm.
17
Zie ook preadviseur kolkman op p. 169: ‘Daarnaast komt het mij verstandig voor dat de notaris enkele grenzen van zijn onderzoek in de verklaring van erfrecht opneemt’. Interessant in dit verband is ook de beantwoording van van Olffen van een rechtsvraag in WPNR 08/6739 over een bevoegdheidsverklaring. Daar wordt een (mijns inziens al te) subtiel onderscheid gemaakt tussen bevoegdheidsver klaringen en opinies.