WEEK VAN GEBED VOOR DE EENHEID VAN DE CHRISTENEN 2005 Thema 2005 ‘CHRISTUS, HET ENE FUNDAMENT 1 Kor. 3,11 De oecumenische situatie in Slowakije Toegevoegde gebeden Suggesties voor Liederen Preekschetsen Verantwoording DE OECUMENISCHE SITUATIE IN SLOWAKIJE (Deze beschrijving van de Slowaakse oecumenische situatie is voorbereid door een Slowaakse voorbereidingsgroep en wordt onder haar verantwoordelijkheid gepubliceerd.) Slowakije is een nieuwe staat met oude nationaliteiten. De meerderheid van de 5,3 miljoen inwoners van de Slowaakse Republiek bestaat uit Slowaken (86%). De Hongaren vormen de grootste etnische minderheid (11%). Zij wonen voornamelijk in het zuiden en oosten van het land. Slowakije heeft relatief de grootste Roma-bevolking in de regio. Hun aantal wordt geschat op 500.000 mensen. Andere etnische groepen zijn: Tsjechen, Ruthenen, Duitsers en Polen. Recente en soms niet-geregistreerde immigratie is afkomstig uit de armere Oost-Europese landen. Zo hebben zich aanzienlijke groepen Russen, Oekraïners, Serviërs en Bulgaren in de grotere steden gevestigd. Het christendom is voor het eerst in deze regio in zijn Oosterse vorm gebracht in de 9e eeuw door de Slavenapostelen Cyrillus en Methodius. Van de 11e tot aan de 20e eeuw viel het huidige Slowakije onder Hongaars bestuur en werd een voornamelijk rooms-katholiek gebied. Intellectuelen die de Slowaakse taal en cultuur wilden bevorderen, gaven in de 19e eeuw de aanzet tot een Slowaakse nationale opleving. De vorming van de Republiek Tsjecho-Slowakije in 1918 na het einde van de Eerste Wereldoorlog, kwam tegemoet aan de gezamenlijke wens van de Tsjechen en de Slowaken tot onafhankelijkheid van het Habsburgse Rijk. Op 17 november 1989 begon een reeks van openbare protesten, bekend onder de naam Fluwelen Revolutie, die leidden tot de ondergang van de communistische regering in Tsjecho-Slowakije. De onderhandelingen over een nieuwe federale grondwet liepen in 1992 vast op de kwestie van de Slowaakse autonomie. In de tweede helft van 1992 werd overeenstemming bereikt om Tsjecho-Slowakije vreedzaam te verdelen in een Tsjechische Republiek en een Slowaakse Republiek. De sociaal-economische situatie blijft zorgelijk hoewel de situatie over het algemeen beter is dan bij de oosterburen van Slowakije. Na de parlementsverkiezingen in 2002, die een nederlaag te zien gaven voor de nationalistische partijen, werd Slowakije aanvaard als kandidaat-lid van zowel de NAVO als de Europese Unie. Het lidmaatschap van beide organisaties, dat inmiddels een feit is, zal van grote invloed zijn op de toekomstige ontwikkeling van het land. Het werkeloosheidscijfer in Slowakije ligt boven de 15%. In sommige regio’s is het zelfs meer dan 30%. Naast de werklozen, zijn Roma, eenoudergezinnen, kinderen en grote gezinnen andere kwetsbare groepen die met armoede te kampen hebben. Het lage niveau van sociale zorg en de gezondheidszorg heeft ertoe geleid dat de verwachte levensduur van de Roma-bevolking gemiddeld 15 jaar lager is dan die van de rest van de Slowaakse bevolking.
De georganiseerde vormen van oecumene in Slowakije hebben hun oorsprong in de protestantse kerken. Zij waren gericht op de belangenbehartiging van de protestanten in relatie tot de meerderheid van de Rooms-Katholieke Kerk. In 1927 werd de Unie van Evangelische Kerken in Tsjecho-Slowakije (waartoe Slowakije tussen 1918 en 1993 behoorde) opgericht. Vanuit deze unie werden de eerste contacten met de jonge, internationale oecumenische beweging gelegd. De vertegenwoordigers van de afzonderlijke kerken werden zich steeds meer bewust van de betekenis van de oecumenische beweging, die in Europa en de hele wereld na de Tweede Wereldoorlog tot ontwikkeling kwam. Zij realiseerden zich dat de boodschap van het evangelie de kerken zou moeten verenigen en niet verdelen. De Oecumenische Raad van Kerken in Tsjecho-Slowakije werd opgericht op 20 juni 1955. Eén van de doelstellingen was om de kerken in staat te stellen publiek te spreken over de sociale situatie in het land na 1948, toen de communisten aan de macht kwamen in Tsjecho-Slowakije. Het leven en de dienst van de kerken werden in deze periode op de proef gesteld. Actieve christenen werden vervolgd. Er was behoefte aan samenwerking met de kerken uit de nabuurlanden. Het was de taak van de Oecumenische Raad om de ideeën van de oecumenische beweging in het land ingang te doen vinden. Het jaar 1989 en de democratisering gaven een impuls aan het werk van alle kerken; ze konden met het werk voor de opbouw en de vernieuwing beginnen. De veranderingen in de algehele situatie waren ook van invloed op de zending en doelstelling van de oecumenische beweging in het land. De Oecumenische Raad van Kerken in de Slowaakse Republiek ontstond na de verdeling van Tsjecho-Slowakije in twee staten. De Raad startte de werkzaamheden op 15 april 1993. Lid zijn de kerken die werkzaam zijn in Slowakije. Momenteel telt de Raad elf leden waarvan er drie de status van waarnemer hebben. De leden van de Raad zijn: de Evangelische Kerk van de Augsburgse Confessie in Slowakije, de Gereformeerde Christelijke Kerk in Slowakije, de Orthodoxe Kerk in Slowakije, de Kerk van de Broeders in de Slowaakse Republiek, de Evangelische Methodistische Kerk, de Tsjechoslowaakse Hussitische Kerk in Slowakije, de Unie van Baptisten in de Slowaakse Republiek en de Oud-Katholieke Kerk in Slowakije. Waarnemend lid zijn de Rooms-Katholieke en de Grieks-Katholieke Kerken, de Apostolische Kerk in Slowakije en de Zevendedags Adventisten. De oecumenische context wordt gekenmerkt door een ongelijkheid in aantallen leden van de verschillende kerken. De volgende cijfers geven een indruk van de ledentallen van de kerken volgens de resultaten van de volkstelling van 2001: Rooms-Katholiek 68,9%, Grieks-Katholiek (geunieerd) 4%, - in totaal 72,9%, Luthers 6,9%, Gereformeerd 2,03%, Orthodox 0,93%; overige: minder dan 0,1%. Er bestaat een relatie tussen de religieuze binding en nationaliteit. De meerderheid van de gereformeerde christenen zijn etnische Hongaren. De meeste orthodoxen zijn etnische Ruthenen of Oekraïense immigranten. De totale bevolking van Slowakije bedraagt 5,3 miljoen. In deze context dient de Oecumenische Raad vooral als instantie voor de vertegenwoordiging van de ‘kleinere kerken’. Volgens de volkstelling van 2001 is het aantal mensen met een religieuze binding in Slowakije toegenomen van 72% in 1991 tot 84% in 2002. Deze toename is gedeeltelijk te verklaren uit de terughoudendheid van enkele religieuze groepen in 1991 om hun religieuze binding publiek te maken en gedeeltelijk uit het missionaire werk van de kerken in Slowakije. De verhoudingen tussen kerk en staat in Slowakije zijn over het algemeen goed en in de laatste jaren versterkt. Het departement voor de Kerk op het ministerie van Cultuur behartigt de relaties tussen kerk en staat. Dit departement beheert de staatssubsidies voor de geregistreerde religieuze gemeenschappen. Het heeft geen bevoegdheid om in te grijpen in de interne activiteiten. Het ministerie beschikt over een cultureel fonds
dat, naast andere zaken, historische religieuze gebouwen onderhoudt en renoveert. De Oecumenische Raad, die door de staat gesubsidieerd wordt, is een belangrijk gremium voor de vertegenwoordiging van de kerken bij en de dialoog met de autoriteiten. Uit opinieonderzoek blijkt dat de kerk als een van de meest betrouwbare instellingen in het land beschouwd wordt. De laatste verkiezingen hebben de positie van expliciet christelijke partijen en leiders in de regering versterkt. In 2000 ondertekende de Slowaakse regering een internationaal verdrag met het Vaticaan waarin de positie van de Rooms-Katholieke Kerk geregeld wordt. In een poging om de gelijke status met de Rooms-Katholieke Kerk te waarborgen, ondertekende de regering in april 2002 een gezamenlijke overeenkomst met de elf geregistreerde kerken die met de Oecumenische Raad verbonden zijn. Deze nationale overeenkomst wordt verstaan als een waarborg voor de erkenning, de status en de financiële ondersteuning van de kerken en de Oecumenische Raad. De steun van de staat voor het bijzonder onderwijs is ook versterkt. Toch is er een voortdurende onzekerheid over de financiering door de Slowaakse staat van de clerus en het kerkelijk personeel. Dit betekent een uitdaging voor de economische houdbaarheid van kerkelijke structuren en activiteiten. In maart 2003 riep de Oecumenische Raad van Kerken de Slowaakse burgers op om de toetreding tot de Europese Unie te ondersteunen. Volgens de kerken is de uitbreiding van de Europese Unie een uitdaging voor de interne integratie van volken en kerken in Slowakije. De uitbreiding vraagt van de kerken om hun gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de dienst van het evangelie in de huidige wereld te aanvaarden. Het proces van de Europese integratie zou niet beperkt moeten blijven tot de economische en politieke aspecten die door de Europese Unie worden bepaald. De kerken vinden dat er een lijst met eigen doelstellingen met betrekking tot de integratie zou moeten zijn. Tegelijkertijd dient de spirituele identiteit van de kerken en de culturele integriteit van Slowakije zorgvuldig gecultiveerd en behoed te worden om te voorkomen dat deze verdwijnen in een nieuwe integratie. Enkele kerken zijn bezorgd over de groeiende invloed van sektarische doctrines in het schoolsysteem en over de neoliberale opvattingen in de Slowaakse samenleving, die traditionele morele waarden kunnen ondermijnen. Vanaf 2000 werkt de Oecumenische Raad van Kerken aan een educatief programma dat de lidkerken helpt om hun dienst aan de samenleving gestalte te geven. Het gaat hierbij in hoofdzaak om sociaal werk, jeugdwerk en werk met gemarginaliseerde groepen. Met één secretaris biedt het programma vaardigheidstrainingen en conferenties aan voor de gespecialiseerde kerkelijke werkers. Het programma coördineert en begeleidt tevens het werk van de jeugdcommissie en van de vrouwen en de diaconale commissies van de Oecumenische Raad. In 2002 bood het programma negen vaardigheidstrainingen en één conferentie over de positie van vrouwen in het licht van het Nieuwe Testament. Sinds 1999 beschikt de Oecumenische Raad over een centrum voor de studie van de nieuwe religiositeit. Dit programma wordt in samenwerking met de Oecumenische Associatie voor de Bestudering van Sekten aangeboden. De belangrijkste activiteit is de publicatie van een kwartaalblad, ROZMER (Dimensie). In 2002 werden vier nummers gepubliceerd in een oplage van 2500 exemplaren. Een andere activiteit is het verspreiden van informatie. Het centrum organiseerde negen lezingen over onderwerpen die te maken hebben met nieuwe religiositeit in verschillende delen van het land. Het centrum heeft een eigen website. Vorige jaar werd de site 12.000 keer bezocht. Een programmacoördinator en een administratieve kracht vormen de bezetting van het centrum. De Oecumenische Raad is op zoek naar financiële steun om dit programma te versterken en een fulltime adviesfunctie op te zetten.
Vanaf februari 2001 bereidde de Oecumenische Raad wekelijks een bulletin voor met nieuws over de kerken en oecumenische organisaties in de wereld. In samenwerking met de Slowaakse staatsradio wordt een 10 minuten durend programma voorbereid dat gebaseerd is op nieuws van de oecumenische persdiensten zoals ENI, EPD, LWI, KNA en met interviews met internationale gasten. Een transcriptie van het programma wordt via e-mail toegezonden aan een groot netwerk van abonnees. Het Ronde Tafel Programma is een belangrijk instrument dat de kerken in Slowakije helpt om hun dienst aan de samenleving te versterken. Vanaf 1996 heeft het programma een groot aantal projecten gesteund, dat edragen werd door de lidkerken of door het secretariaat van de Oecumenische Raad. In 2002 werden in totaal 113 projecten gesteund met een bedrag van 210.000 euro. Het waren projecten op het gebied van onderwijs, sociale diaconie, missie, media en organisatieontwikkeling. Eén van de thema’s waarop de kerken zich in de toekomst moeten richten is de verandering en decentralisatie van het door de staat beheerde systeem van sociale zorg. De kerken zijn zich bewust van de historische betekenis van deze uitdaging en zij onderzoeken momenteel hun mogelijkheden om enkele instituties over te nemen en in hun diaconale structuren te integreren. Een andere uitdaging voor het sociale werk van de kerken zijn de groeiende mogelijkheden van de Slowaakse economie om humanitaire hulp te bieden. De Oecumenische Raad is bezig met het verkennen van het terrein en de condities voor de oprichting van een onafhankelijke hulporganisatie. Er zijn veel goede voorbeelden van oecumenische activiteiten aan de basis in de kerken in Slowakije. Eén voorbeeld is de oecumenische gemeenschap in de stad Kosice, een industrieel en administratief centrum in het oosten van Slowakije. Aan de Week van Gebed voor de eenheid van de christenen wordt deelgenomen door de meeste kerken in Slowakije. Op veel plaatsen ontmoeten christenen van verschillende confessies elkaar in de Week van Gebed. Vanaf 2003 organiseren de christelijke jeugdbewegingen in Slowakije speciale oecumenische gebedsbijeenkomsten in januari. Een belangrijke gebeurtenis in de Week is de nationale oecumenische dienst die bijgewoond wordt door de vertegenwoordigers van de meeste kerken, die participeren in de oecumenische beweging, en ook door vertegenwoordigers uit het maatschappelijke en politieke leven. De Slowaakse televisie zendt de oecumenische dienst rechtstreeks uit op de landelijke zender. De kerken in Slowakije bidden de laatste jaren vooral om wijsheid en kracht in het proces van de hervorming van de samenleving; voor de groei in eenheid die de kerken in staat stelt om de nieuwe mogelijkheden te gebruiken, als zij opgenomen worden in de gemeenschap van de Europese Unie; dat zij een verrijking mogen zijn voor deze gemeenschap; en dat zij wegen mogen vinden om effectief om te gaan met de negatieve sociale effecten van de transformatie.
TOEGEVOEGDE GEBEDEN I. Gebeden uit Slowakije Gebed van de heilige Cyrillus toen de dood hem nabij kwam De heilige Cyrillus werd geboren in Macedonië en was van Griekse en Slavische afkomst. Hij vertaalde de bijbel in het Slavisch, de volkstaal. De eis van de ‘drie talen’ verwijst naar de dwaling dat alleen Hebreeuws, Grieks en Latijn als liturgische talen mochten worden gebruikt. O Heer, mijn God, U hebt de koren der engelen geschapen en alle hemelse machten, U bracht alle dingen van niet-zijn tot zijn en U luistert altijd naar de gebeden van hen, die uw wil volbrengen en die in vreze voor U uw voorschriften onderhouden. Luister dan ook, o Heer, naar mijn nederig gebed. Bewaar de gelovige kudde die U hebt toevertrouwd aan mij, uw geringe en onwaardige dienstknecht. Bevrijd hen van de godloze en heidense kwaadwilligheid van hen die uw Naam lasteren, maak een einde aan de dwaling van drie sacrale talen, laat uw kerk zich verbreiden en houd haar krachtig bijeen. Verenig uw volk in de belijdenis van hun geloof en verwarm hun harten met de waarheid van uw woord. U hebt ons een groot voorrecht geschonken door ons te roepen voor de prediking van het evangelie van uw Gezalfde, en uw volk is bereid om uw goede werken te volbrengen. Degenen die U mij hebt toevertrouwd geef ik terug in uw handen – leid hen met uw sterke rechterhand en bescherm hen, zodat allen uw heilige Naam prijzen en verheerlijken, Vader, Zoon en heilige Geest. Amen. Gebed voor Kerstmis Gebed van Juraj Tranovský (1592-1637), lutherse dominee in Liptovský Mikulás, dichter van veel liederen en uitgever van Cithara Sanctorum (Luthers Liedboek, tot 1991 gebruikt in de Lutherse Kerk in Slowakije) Hemelse Vader, bron van alle goedheid, Wij danken U dat U in uw welwillendheid ons herinnert aan de glorierijke dag van de geboorte van uw Zoon en dat U ons de kans geeft om Hem te zien met de ogen van ons geloof. Wat een geweldige vreugde! Geboren voor allen, rijk en arm, brengt hij ons allen goede gaven. Hij werd de Mensenzoon, opdat wij zonen en dochters van God zouden worden. Eeuwige God, mogen de hemelen U prijzen en moge ons op aarde vrede geschonken worden. Onze Redder, Jezus Christus, hoe kunnen wij U genoeg danken voor uw oneindige liefde? Ontvang de dankbare hulde van onze harten! Verlicht ons met uw heilige Geest, dat wij nooit uit onze herinnering bannen dat het Gods genade is die redding brengt, en die alle mannen en vrouwen helpt om goddeloosheid en wereldse hartstochten te verwerpen. Door zo te handelen worden onze levens veranderd, worden ze deugdelijk en goddelijk. Amen.
Gebed van Kristina Royova Gebed van Kristina Royova (1860-1936) uit de bundel Piesne Sionske (Liederen van Sion), schrijfster van novellen en liederen, sleutelpersoon in de Slowaakse beweging voor geestelijke opwekking O Heer Jezus Christus, goede Herder, U geeft redding, vreugde en kracht. Zie neer op ons in uw liefde, zie neer op ons uw kudde, en bescherm ons. Wolven omringen ons en trachten uw liefde ongedaan te maken, dag en nacht. Zij zijn met velen en zonder uw hulp zijn wij machteloos. Wees onze voorspraak, o Prins van vrede. U stierf voor onze zonden, we verwachten uw hulp. Want wij weten dat U ons ongetwijfeld zult redden. Want aan U komt toe de glorie en de eer tot in eeuwigheid, O goede Herder, grote God, die ons voor altijd dichtbij wil houden. Leid ons naar onze Vader in de hemel. Amen. II. Gebeden uit de katholieke traditie Anima Christi. (vertaling uit Katholiek Gebedenboek, blz. 841) Ziel van Christus, heilig mij. Lichaam van Christus, red mij. Bloed van Christus, verblijd mij. Water uit de zijde van Christus, was mij. Lijden van Christus, sterk mij. O goede Jezus, verhoor mij. In uw wonden, verberg mij. Laat mij niet van U gescheiden worden. Tegen de boze vijand, bescherm mij. In het uur van mijn dood, roep mij en laat mij tot U komen om met uw heiligen U te loven in de eeuwen der eeuwen. Amen. III. Andere gebeden (Uit het Dienstboek, een proeve, p. 828) 152. God, Gij geeft uw overvloed van gaven aan de mensen. Bewaar uw kerk in de liefde die Gij geschonken hebt. Doordring ons met de dauw van uw Geest om vruchten te dragen van vrede en gerechtigheid, en bevestig hetgeen Gij in ons bewerkt hebt. Door Christus, onze Heer. Amen. 154. Maak ons vrij als vogels, God. U heeft ons de ruimte gegeven om te worden wie wij zijn. Maak ons vrij als vogels, God. Geef ruimte aan alle mensen:
jongens en meisjes, mannen en vrouwen. Geef dat wij elkaar mogen vinden in vriendschap en verbondenheid. Maak ons vrij als vogels, God. U gaf ons de aarde. Wij mogen erop leven en ervoor zorgen Help ons het zo te doen dat zij een goede aarde blijft zodat wij er vrij kunnen leven. Amen.
SUGGESTIES VOOR LIEDEREN Voor de oecumenische viering volgen hier alternatieve liederen: (LvdK = Liedboek van de kerken / GvL = Gezangen voor liturgie / BNA = Bouwen aan de Nieuwe Aarde) 1. Antwoord op de danklitanie God wij loven U BNA19, Opwekking 108 Dank nu, dankt, dankt de Heer BNA 64 Geprezen zij de Heer BNA 149 (refrein) Prijst Hem in de morgen BNA 33, Opwekking 108 Aan God komt de lof toe BNA 23 2. Lofzang voor de Dienst van het Woord Zingt van de Vader GvL 381 Ere zij aan God de Vader LvdK 255, Laus Deo 950 O Heer, mijn God, wanneer ik in verwond’ring BNA 113, Opwekking 407 3. Lied na de verkondiging Vergeef ons, Heer, dat duizendvoud LvdK 307 Zonne der gerechtigheid LvdK 313 Heer, ik kom tot U BNA 177, Opwekking 125 Vredevorst, kom tot ons Hoop van alle volken 74 Doorbreek onze muren De zon is al op 62 4. Geloofsbelijdenis Wij geloven in God Zingend geloven deel 6, nrs. 98 en 99 5. Bij de voorbeden Gij die onze gedachten raadt Dienstboek p 648 6. Slotlied Er is en stad voor vriend en vreemde Laus Deo 1070 Heer, uw licht en uw liefde BNA 523, Opwekking 334 Andere liederen: De vrede van Christus Hoop van alle volken 79 Jezus uw lieve naam willen wij eren Hoop van alle volken 110 Gij die gelooft, verheugt u samen LvdK 314 Mogen allen één zijn GvL 498, Laus Deo 908 U maakt ons één Laus Deo 1173, BANA 127 Wij zijn hier bijeen in Jezus’ Naam Laus Deo 1208, BANA 114 Aan wat op aarde leeft GvL 575 Wij treden biddend in uw licht GvL 558 Al heb ik hoge woorden GvL 576 (naar 1 Kor.13) Houd ons tezamen, Heer BNA 359
Preekschets van Bert Berkhof, predikant te Ermelo I Korinthe 3:10-15
1. Blijkens de berichten in Handelingen 17 en 18 heeft Paulus zijn bezoek aan de Griekse hoofdstad Athene gefrustreerd afgesloten. Hij had enorm zijn best gedaan om in het culturele en politieke hart van het rijk (samen met Rome uiteraard) de blijde boodschap van de gestorven en opgestane Heer te brengen. Hij had zich ingeleefd in zijn gehoor, prees hun godsdienstigheid, citeerde hun dichters - maar zodra hij over het einde van de religie komt te spreken, over de Ene God die alle andere overbodig maakt en die bovendien niet zit te wachten op al onze heilige huizen maar zelf in ons wil wonen met zijn Geest, toen hield de elite daar op de Areopagus het voor gezien. Slechts een handjevol volgt de apostel, maar in zijn teleurstelling kijkt hij niet in zijn achteruitkijkspiegel, zodat hem ontgaat dat ook hier het Evangelie voet aan de grond krijgt, zij het vooralsnog marginaal. 2. Paulus is intussen al verder getrokken, richting Korinthe. Een bruisende havenstad. Open voor tal van invloeden. Door de ligging op een landengte schakel tussen west en oost, maar ook tussen noord en zuid. Niet de decadentie en verveling van Athene, maar het multireligieuze en multiculturele leven van een doorvoerhaven voor mensen en goederen en ideeën Meer Rotterdam dan Amsterdam, zouden wij misschien zeggen; meer New York dan Parijs. Hier voelt Paulus zich blijkbaar veel beter thuis. Hij steekt ook zelf de handen uit de mouwen, door tenten te gaan maken en zo in zijn eigen onderhoud te voorzien. Hij krijgt vrienden en vriendinnen via zijn geregelde bezoeken aan de synagoge. Maar ook hier, net als elders, geldt al snel dat zijn kritische opmerkingen en zijn aanbod van heil in Jezus Messias niet in goede aarde vallen, zodat hij de bakens verzet en met de "heidenen' in gesprek komt. 3. Bij dit nieuwe front voor zijn dialoog en verkondiging liggen de zaken niet eenvoudiger. Velen maken zich meester van deze nieuwe verlossingsleer. Vooral degenen die het goed met zichzelf getroffen hadden, omdat zij materieel en spiritueel tot grote hoogte gestegen waren, zagen wel wat in deze nieuwe leraar en zijn leer. Maar Paulus pakt hen in zijn latere brief (geschreven in 54 vanuit Efeze) aan de inmiddels gegroeide gemeente in Korinthe hard aan. Hij is niet gediend van hun rangen en standen, van hun ideeën over het opklimmen naar steeds grotere hoogte van rijping en wijsheid. Jezus is -omgekeerd- afgedaald in onze misère, en dat juist voor hen die onderaan de ladder staan, geen tijd hebben om te filosoferen en te mediteren. Zij voelen zich door de houding van de geestelijke elite gefrustreerd. Maar omdat ze zelfs te laat komen bij de wekelijkse vieringen van de Maaltijd van de Heer hebben ze niets te vertellen. Zelfs geen aanklacht tegen de havenbaronnen die zich al vóór de Eucharistie bezatten aan de beschikbare wijn, en daarom "het Lichaam van de Heer" niet meer kunnen onderscheiden. Met andere woorden: die hebben geen oog meer voor de aanwezigheid van Jezus noch ook van medebroeders en -zusters. En zo eten zij zichzelf een oordeel, zo kan en mag het niet (zie hoofdstuk 11). 4. Paulus kiest dus radicaal voor de onderkant van de samenleving. Of liever: voor het geheel van de gemeente als samenhangend geheel en organisch verband. Zie bijvoorbeeld de uitwerking van het beeld van het ene lichaam en de vele ledematen, functies en organen, I Korinthe 12. En de grondslag voor deze principiële eenheid is gelegen in het feit dat de gemeente rust op hetzelfde fundament. Hoog en laag, klein en groot, zwart en blank, vrouw en man, noord en zuid, katholiek en protestant - wij allen mogen bouwen op de ene vaste grond van Gods beloften en van zijn verbond (Psalm 90). Dat fundament is niet opgave maar gave. Het is voor ons en vóór ons uit gelegd door Jezus Christus zelf. Zijn lijden en sterven voor de schuld van ons
5.
6.
7.
8.
mensen, zijn opstaan voorbij alle nood en dood en duisternis, zijn Geest gegeven aan zijn volgelingen - het is er allemaal, als vast fundament. Daarop mogen wij telkens terugvallen, daarop ontmoeten wij elkaar en houden wij elkaar vast. Maar dit ene fundament nodigt wel uit om te gaan bouwen, onze huizen op te trekken, woonhuizen en godshuizen, kathedralen en tenten, vochtige en tochtige behuizing of kastelen vol pracht en praal. Er is heel wat mogelijk en denkbaar. Als die heilige en veilige huizen van ons maar niet tot bunkers worden om ons gelijk af te schermen en anderen te beschieten uit de verte. Want dan misbruiken wij het ene fundament van Gods liefde in Christus. Je kunt op velerlei wijze bouwen op de vaste grond. Het kan stoer zijn, massief en massaal, maar ook kwetsbaar, breekbaar, voorlopig, mobiel. Wie maakt uit wat het beste is? Laten wij dat vooral niet doen met onze inquisities en dogma's, ketterjacht en anathema's, encyclieken en tuchtprocessen. Want weten wij veel?! De Dag zal het wel uitmaken, zegt vs 13. Met andere woorden: aan het eind van leven en wereld zal God zelf de balans opmaken over ons doen en laten, reilen en zeilen. Laten wij dus niet te gauw de streep trekken tussen wie er wel en niet bijhoren. We kunnen ons namelijk (on)behoorlijk vergissen! Soms imponeert de ander: met gewaden, met kennis, met lange traditie, godzalige liturgie. Maar er is ook veel uiterlijke schijn, belangenstrijd, knechting van gewetens. Wie weet lijkt het heel veel, zoals bij balen hooi en stro. Maar één lucifer er bij en de zaak fikt in een mum van tijd weg. Het (kerke)werk had geen substantie en duur. En omgekeerd geldt: wat klein en nietig was en kwetsbaar, bleek kostbaar en niet stuk te krijgen; het ging om zilver en goud, klein maar fijn en onverwoestbaar. En omdat wij doorgaans op de buitenkant afgaan en ons oordeel snel klaar hebben, vergissen wij ons steeds weer. Trek dus de streep niet te vroeg. Laat het oordeel over gehalte en gestalte van ons geloof maar aan de Levende God over. En die wacht nog even met zijn eindoordeel. De Dag zal het pas doen blijken, omdat die met vuur verschijnt - en dus pas echt kan uitmaken wat blijvend is. Intussen mag je nu al weten -als gelovige, als kerk, als traditie- dat die Dag betekent dat wij met de ogen van God naar de film van ons leven kijken. En zie, wat was er veel waarvan wij dachten dat het prachtig was, maar het valt vanuit Zijn perspectief bitter tegen. Wat stevig is, houdt stand. Wat verbrandt, het doet pijn om dat aan te zien. Dat is zoiets als het "vagevuur". Je lijdt schade. Maar in dat oordeel over de kwaliteit van je bestaan word je niet definitief afgeschreven. Jij zelf zult gered worden, maar als door vuur heen, vs 15. Je krijgt wel een zes-min, maar je betreurt het ten zeerste dat je niet wat meer gedaan hebt in de Geest van Gods Rijk. Een acht was toch aardiger geweest. Dan had je er feestelijker bijgezeten. In dit denkklimaat lijken we dichter bij de katholieke dan bij de protestantse traditie te zitten. Het verhaal ruikt naar vagevuur en goede werken. Ja, maar intussen zeker ook naar de genade van Gods oordeel, en naar het ene fundament dat gelegd is en waar wij met onze heilige huizen wel op mogen bouwen, maar niets aan toe- of afdoen. Mij dunkt dat het beste van onze tradities hier hoorbaar wordt en ons uitdaagt tot samen kerk-zijn richting Rijk van vrede en eenheid.
Preekschets van Christien Duhoux-Rueb, predikant Doopsgezinde Gemeente Groningen en het Samenwerkingsverband van Noord en West Groningen Gen. 28,10-17; Ps. 118, 16-24; 1 Kor. 3,10-13a; Mt. 7,24-27 Die twee mannetjes (of mensjes) die allebei een huis bouwen …. Generaties mensen zijn opgegroeid met het bijpassende zondagsschoolliedje – althans in een doopsgezinde traditie; ik weet niet hoe dat in andere kerken ligt. De armen gaan als vanzelf omhoog om dan met wapperende vingers de neervallende regen weer te geven, en met een zwaai zien we de storm het huisje wegvagen van de ongelukkige die op het zand bouwde. Ze spreken wel tot de verbeelding, die twee voorbeeldmensen, zeker in het westen van het land, waar de grond altijd goed gefundeerd moet worden voor we er zelfs maar zoiets als een tramhalte op kunnen bouwen. Ik vraag me wel af hoe deze gelijkenis gehoord wordt in een land van aardbevingen, waar het net andersom is: het meegevende zand redt het huis, terwijl het huis op de rots soms verdwijnt in een net gevormd ravijn. Zelfs gelijkenissen hebben een beperkte geldigheid en moeten goed beluisterd worden in bijbelse en hedendaagse eigen context, voor we het omgekeerde verkondigen van wat misschien de bedoeling is. In de gekozen teksten komen twee zaken steeds terug: de noodzaak van een ondergrond, die betrouwbaar en bebouwbaar is en de notie dat dit ene fundament geschikt is voor een (of meerdere) gebouw(en). In de chaos van de wereldse beslommeringen, van bodemloze keuzemogelijkheden, temidden van onrecht en schending van allerlei rechten, met het water tot de lippen, of tot over je oren in het woestijnzand, is het goed om stevig als een rots te staan. Het is goed om te weten waarop je je keuzes en afwegingen baseert, die het Koninkrijk van gerechtigheid, vrede en heelheid dichterbij zouden kunnen brengen – als we geloven dat dit het ultieme doel is van ons leven. Als je aan je leven bouwt, doe dat dan zowel met houdbaar als met betrouwbaar materiaal. Als je aan een gemeente bouwt, doe dat dan zodat deze stand houdt, qua ondergrond en opbouw. Maar er staat niet bij hoe dat bouwwerk er dan wel precies uit moet zien en of er uitsluitend maar voor een bouwwerk plaats is. Er staat alleen hoe het getoetst wordt - waarbij in de eerste plaats niet wij mensen elkaar de maat nemen. Gen. 28: Jakob is op reis, als consequentie van de keus die hij gemaakt heeft: hij heeft zijn oudere tweelingbroer het eerstgeboorterecht ontfutseld en zoekt zijn eigen veiligheid en, en passant, een vrouw. Op weg naar Haran, het gebied waar zijn familiestam vandaan komt, rust hij op een zekere plaats omdat de zon was ondergegaan. Natuurlijk werd het nacht, zoals dat aan het eind van elke dag wel gebeurt, maar het was ook nog donker rondom Jakob. Hij heeft zijn vader misleid, zijn broer bedrogen. Heiligt het doel de middelen? En wat was het doel dan? Vooralsnog is het donker. Jakob legt zich te rusten op een steen als een ongemakkelijk kussen. Op steen worden ook afspraken vastgelegd – zie de Tien Woorden. En daarover droomt hij. Is zijn droom op zand gebouwd? Of heeft het een stevig fundament en is hij door G’d gezegend? De droom wordt in zijn geheugen gegrift als in steen gebeiteld: Ik zal je behoeden waar je gaat, ik zal je terugbrengen naar dit land, ik zal je niet verlaten totdat Ik gedaan heb wat ik je heb toegezegd – droomt hij, hoort hij, beleeft hij. En zo wordt Jakob, hielenlichter, bedrieger en opportunist, de steen die door mensen misschien wel als betrouwbaar afgekeurd zou zijn, een hoeksteen. (Ps. 118) Hoekstenen dragen een geslacht, een samenleving, een poort waardoor rechtvaardigen binnengaan die JHWH loven. De steen onder zijn hoofd wordt een fundament dat door G’d gelegd is om zijn huis op te bouwen: G’ds huis, de poort naar de hemel, en Jakobs huis dat zich zal uitbreiden naar alle windrichtingen. De evangelist Mattheus brengt richtingwijzende uitspraken van Jezus samen in de zogenaamde Bergrede, waarbij hij Jezus als de nieuwe Mozes vanaf een berg laat
spreken. Woorden moeten daden worden. Wie wel hoort, maar niet doet, is als een dwaas iemand die een huis op het zand bouwt. Maar wie aan de woorden gehoor geeft, is als een verstandig iemand die een huis bouwt op een rots. De ondergrond is de kennis van Tora, de richtingwijzers naar het gedeelde leven voor allen. Een stevige ondergrond om op te bouwen – en Jezus laat zien wat je dan op die ondergrond bouwt: een leven in solidariteit met de minsten, een leven van recht doen, vrede stichten en helen van wat gebroken was. Het wordt scherp aangezet: je huis blijft staan of niet. Er is geen tussenweg: een beetje scheefzakken betekent dat het niet staat als een huis. Het moet zo gezegd worden dat je schrikt bij de aanblik van of de gedachte aan de bouwval en denkt: laat mij dat niet overkomen; laat ik een stevig fundament kiezen. (1 Kor. 3) Paulus schrijft in zijn brief aan de gemeente in Korinthe ook over een fundament. Hij schrijft naar aanleiding van onderlinge onenigheid: de een noemt zich een volgeling van Paulus, de ander van Apollos of Cefas, afhankelijk van door wie zij zijn gedoopt. Het gaat maar om één, om Christus die voor allen gekruisigd is. Wat de anderen betreft: dat is mensenwerk. Alleen Christus telt als verwijzing naar G’ds trouw en liefde. Paulus voelt zich niet geroepen om te dopen en volgelingen te krijgen, maar om te verkondigen. Zo heeft hij door G’ds genade een fundament gelegd: Christus. En dat is voor iedereen gelijk, betrouwbaar als een rots en wat je erop bouwt zal aan het licht komen. Zal het blijven staan in het vuur? Onze enige Nederlandse kerkhervormer van naam, Menno Simonsz, bouwde zijn geloof ook op dit ene fundament. Hij schreef er zijn ‘Fundamentenboek’ over als stevige steun voor vervolgde gelovigen: alleen Christus is ons fundament, dus laat je niet verleiden door andere namen van kerkelijke en wereldlijke machthebbers. Een fundament – stevig en betrouwbaar. Maar wie maakt uit welk bouwsel erop gebouwd wordt: de verschillende kerken en stromingen, de grote en de kleine, de eeuwenoude en die van later datum? Het bouwen is misschien wel mensenwerk, de beoordeling is het niet. Zou er echt maar plaats zijn voor één gebouw? Of mag het ook een veelkleurige stad worden met een keur aan veelvormige bouwwerken, die erin oefenen elkaar te verdragen, omdat ze allemaal staan op dat ene fundament. Allemaal met de deuren open om door G’ds Geest aangeraakt te worden, want zij waait waarheen zij wil …
Preekschets van pater Leon de Jong o.p. (bron van de tekst is te vinden in preekcahier Kerugma, uitg. Gooi & Sticht/Kok, 1e nummer van jaargang 48) OECUMENE AAN DE BASIS 1 Korintiërs 3, 1-23 Matteüs 7, 24-27 Inleiding Gelezen op een muur in ‘s Hertogenbosch: ‘De zomerwei des ochtends vroeg en op een zuchtje dat hem droeg vliegt een geel vlindertje voorbij. Heer, had het hierbij maar gelaten’ (M. Vasalis). In de leegte en de onvruchtbaarheid van de woestijn ‘zag’ Abraham een kracht van toekomst en van nieuw begin, ondanks alles. Boeiende en soms ontroerende verhalen tekenden die Godservaring van Abraham op. Heer, had het hierbij maar gelaten. In de onmenselijke en uitzichtloze situatie, waarin het slavenvolk van de joden zich bevond, ‘zag’ Mozes een kracht, die bevrijding en nieuw land beloofde, ondanks alles. Boeiende en soms ontroerende verhalen tekenden die ervaring van de bevrijdende God op. Heer, had het hierbij maar gelaten. Een joodse jongeman uit Nazaret werd zo geboeid door de droom van God: leven van heil, van vrede en van licht voor iedereen, dat hij besloot om die Godsdroom dan maar te gaan doen. Vrienden van hem ‘zagen’ daarom in Jezus van Nazaret een zichtbaar worden van mededogen, noem het maar: van God. Deze Godservaring werd neergelegd in boeiende en soms ontroerende verhalen, opdat mensen zouden worden, wat hij werd: Gods mensenliefde, vlees en bloed geworden. Heer, had het hierbij maar gelaten. In de woestijn bij Mekka werd een Godzoeker ‘overvallen’ door de opdracht om het Arabische volk tot het geloof in één God te brengen: Allah, Die-Ene, de God van Abraham, van Mozes en van Jezus. Mohammed hoopte vurig, dat de godsdiensten rond deze ene God samen zouden gaan in een godsdienst. Als gebedsrichting stelde hij daarom aanvankelijk de richting van Jeruzalem voor, heilige plaats voor joden, christenen en moslims. Heer, had het hierbij maar gelaten. Wij hebben het niet hierbij gelaten! Wij hebben deze verhalen over Godservaring laten stollen tot waarheden. Vervolgens hebben wij ze laten uitkristalliseren tot messcherpe zekerheden. Wij zijn toen die messen tegen elkaar gaan gebruiken. De kostbare schaal van de gedroomde eenheid viel aan stukken en ieder van ons raapte een scherf op en zei vervolgens, dat dit stuk de enige, echte, door God gewilde schaal was. God huilde en huilt nog steeds, zoals een moeder huilt om haar uiteengevallen gezin; om haar kinderen, die zo overtuigd zijn van eigen godsdienstig gelijk, dat zij elkaar het huis uit joegen en nog steeds van de goddelijke tafel uitsluiten: excommuniceren. En tot overmaat van ramp menen haar kinderen, dat zij dat van Godswege moeten doen. En daarna gaan zij bidden om eenheid, want dat moet nou eenmaal ook, zo af en toe.
Arme, lieve, wanhopige God… Wij zouden eens een viering moeten houden, niet om obligaat te bidden voor de eenheid onder de christenen, maar om Haar te troosten. Bouwen op rotsgrond (Matteüs 7, 24). Maar hoe kan je dan nog het grondwater bereiken? In een boeiende joodse vertelling in het traktaat Avoda zara wordt beschreven, hoe een werkdag van God er uitziet. De eerste drie uren besteedt God om de Tora te bestuderen. De volgende drie uur zit Hij op de rechterstoel en moet dan constateren, dat iedere mens schuldig is. Daarom gaat God de volgende drie uur op de stoel-vanbarmhartigheid zitten en vergeeft alles aan ieder. Zo herstelt de Eeuwige de balans van het bestaan. De laatste drie uur van de werktijd besteedt God dan om eten te bereiden voor al wat bestaat en leeft. Waarom besteedt de Eeuwige de drie meest productieve uren van de werkdag om zijn Tora te bestuderen? Kent God zelf dan zijn eigen wetten, leefregels en dromen niet?! Zeker wel, maar het probleem is telkens weer, hoe die wetten, leefregels en dromen moeten toegepast worden in de steeds veranderende situaties van iedere dag. Wat gisteren heel goed was en paste in het beleid, dat God voor ogen had, kan vandaag wel eens averechts uitpakken en meer onheil stichten dan heil. In een van de toespraken, die uit de mond van Jezus Christus zijn opgetekend, zei Hij daarom kort en krachtig: ‘U hebt gehoord, dat er geschreven staat… Maar ik zeg u....’. God kan blijkbaar de moed opbrengen om eerder ingenomen standpunten te herzien, als de nieuwe situatie er om vraagt. Voor ons is dat heel wat moeilijker. Onze religieuze leiders en ook wijzelf vinden dat maar al te gauw ontrouw, afvalligheid, modernisme, geloofstwijfels, het verlaten van het juiste pad, en noem nog maar een aantal veroordelingen. Je geloof moet immers als een onwrikbare rots zijn, waarop je je overtuigingen bouwt? Dat zei Jezus Christus zelf toch ook? En Paulus wilde in zijn brief aan de christenen van Korinte best wel de constructies, die hij en zijn medemissionarissen optrokken, aan een kritische relativering onderwerpen. Maar één rotsblok moest buiten elke vorm van discussie blijven: ‘Want niemand kan een ander fundament leggen dan er reeds ligt, namelijk Jezus Christus’ (1 Korintiërs 3, 11). Ik heb een tijdje geleden meegemaakt, hoe dit standpunt van Paulus radicaal werd toegepast. Het was op de heiligste plek voor de joden, bij de Klaagmuur in Jeruzalem. Een groep joodse jochies en hun familie vierden de ‘Bar mitzwa’ plechtigheden. Iedere jongeman moet dan een gedeelte uit de Hebreeuwse Tora goed kunnen voorlezen, dit ter beoordeling van een paar rabbijnen. Als dat lukt - en het lukte altijd. Daar hadden de ouders wel voor gezorgd! - is deze jongeman vanaf nu ‘Zoon van de Wet’ en telt als volwassene mee in de joodse eredienst. Het was al bij al een heel feestelijk gebeuren, met veel mensen, gejuich, optochten, muziek, snoepgoed, trakteren, enz. Op het plein liep een rij Amerikaanse christenen. Zij zongen allerlei liederen en droegen grote spandoeken bij zich met daarop de tekst: ‘Jesus is the Saviour!’. En ik dacht: ‘Zo beginnen godsdienstoorlogen!’ Gelukkig negeerden de joden deze provocerende overtuigde christenen. En even voelde ik mij schuldig, dat ook ik een christen was. Maar Paulus zegt toch, dat je moet aandringen, of het opportuun is, of niet!? En als die mensen in een ruzie gedood zouden worden, dan zijn het toch martelaren voor het ware, christelijke geloof? Zo hebben de kerken er toch altijd over gedacht? Jezus zei toch zelf: ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand komt tot de Vader dan door mij’? Ja, ik ken al die geloofsargumenten en nog een heel stelletje, die hier nog niet zijn genoemd. Ik weet, dat binnen het christendom zo over missionering en de ‘ene, ware kerk’ wordt gedacht. Maar ik vermoed ook, dat de Eeuwige morgenvroeg toch op zijn
studiezetel zal gaan zitten om te zien hoe het nu verder moet. Want al die geloofszekerheden werken niet meer heilzaam. Ze worden zelfs gevaarlijk in onze wereld, waar de mensen en hun verschillen steeds dichter op elkaar betrokken raken. Door toenemende communicatie wordt de wereld een dorp en wij moeten dus leren leven-met-ontzaglijke-verschillen vlak naast onze deur. Wij zullen die verschillen zelfs moeten leren waarderen, wil het ooit nog wat worden met de wereldvrede. En dat was toch de oorspronkelijke betekenis van het woord ‘oecumene’: werken aan een leefbare wereld. In mijn eigen parochie in Schiedam is op dit ogenblik zeventig procent van de gelovige wijkbewoners moslim. Moeten wij die allemaal proberen te bekeren? Is het halfbakken lafheid van ons, dat wij in onze eigen wijk geen missionerende kerk meer zijn? Vlak bij ons staat een Gereformeerd kerkgebouw, nu lid van de Protestantse Kerk van Nederland. Wij zijn twee kleine eilandjes in een islamitische zee. Maar wij mogen niet echt samengaan, want het Vaticaan, de kardinaal en de protestantse synode zeggen dat wij niet te haastig moeten zijn met de oecumene. Maar wij mogen wel voor de eenheid bidden, hoor, zelfs gezamenlijk, mits er geen Avondmaal-Eucharistieviering aan gekoppeld wordt. Zo is de oecumenische beweging onder christenen in een impasse terechtgekomen. Voor sommigen is het een allang gepasseerd station. Voor anderen nog vijf stations te ver. Mystiek: bedreigend en bevrijdend Maar tegelijkertijd is er iets anders aan de gang. Bij doodgewone gelovigen van allerlei kerken is er een groeiende belangstelling te bemerken voor spiritualiteit en zelfs voor mystiek. In Rotterdam-zuid kwamen niet-theologisch geschoolde parochianen jarenlang samen op cursusavonden over ‘mystiek op straatniveau’. Dezelfde cursus werd gegeven aan reformatorische christenen uit een wat behoudende hervormde gemeente in Den Briel. Zo ook in Schiedam, in Vlaardingen. In onze kerk in het centrum van Rotterdam geeft een zen-leraar al jarenlang een pittige meditatietraining. De zaterdagen, waarop dat gebeurt, zijn altijd volgeboekt. Bij veel gelovigen leven in deze crisistijd verlangens naar geloofsverdieping, naar ervaring-van-eenheid, naar geloof-onder-alle-twijfels, naar religieus besef, naar innerlijk gebed en meditatie. En dat is niets nieuws. Altijd al - en met name in crisisperiodes - waren er mensen, die God zochten achter alle woorden, twijfels en godsdienstige verdeeldheid. Altijd al waren er gelovigen, die bij discussies over geloofswaarheden het gevoel hadden: ‘Waar hebben ze het in Godsnaam over?!’ ‘Babbel toch niet zo over God!’ riep de dominicaan Eckhart rond het jaar 1300 eens uit tijdens een preek, ‘Want als je over God babbelt, doe je zonde!’ In onze tijd worden werken van deze mensen weer aan de lopende band uitgegeven. Er is dus blijkbaar een markt voor, zelfs in het kleine Nederlandse taalgebied. Hadewijch, Eckhart, Johannes van het Kruis, Teresa van Avila, Beatrijs van Nazareth, Etty Hillesum, Dag Hammarskjöld, Hildegard von Bingen, Ruusbroec, Rumi,....... Al die zo verschillende godsdiensten en kerken kenden en kennen mannen en vrouwen, die gefascineerd geraakt zijn door die geheimzinnige Aanwezigheid, die wij bij gebrek aan betere woorden - ‘God’ noemen, of ‘Elohiem’, of ‘Allah’, of ‘Nirwana’, of ‘de Heere’. Zij zijn gaan zoeken naar het grondwater onder alle rotsvaste geloofszekerheden van hun eigen geloof. En - vaak tot hun eigen verrassing bemerkten zij, dat hoe dieper zij afdaalden naar dat grondwater, des te onbelangrijker alle verschillen in zogenaamde geloofszekerheden werden. En zij merkten nog iets: hoe meer zij het grondwater naderden, des te meer gingen zij mede-zoekers uit andere godsdiensten herkennen als medereizigers op een en dezelfde ‘Weg’, die dwars door alle verschillende religieuze wegen loopt. Het verlies van godsdienstige zekerheden gingen zij ervaren als pure winst! Hoe kan je jezelf immers leren overgeven aan en laten vallen in de liefdevolle handen van de Eeuwige, als je vast blijft staan op de rotsgrond van je geloofszekerheden? Mensen om hen heen, die in hun hart de onzekerheid voelden knagen over al die dogma’s, die
zij van de officiële instanties moesten geloven, voelden hun begeleiding als bevrijdend. Achter al hun zekerheden en hun twijfels kwamen zij immers een stap dichter bij de Geheimzinnige Geliefde, bij God. Andere geloofsgenoten voelden zich vreselijk bedreigd. Waar blijf je immers, als niets meer vaststaat en niemand meer weet, waar je blijven moet? Officiële geloofsinstanties hadden vaak grote moeite met hen. Zij predikten immers de twijfel aan geloofswaarheden, die deze godsdienstige leiders meenden te moeten verdedigen. Maar veel gewone mensen raakten geboeid door hun spreken over die vreemde, lieve God. En zij raakten bovendien geboeid door de diepe, innerlijke vrijheid, die zij bij deze mensen voelden. ‘O, Gij, ‘voorbij alle dingen’ - hoe anders U noemen, Onnoembare, Gij! Hoe kunnen woorden U loven, Gij door geen woorden te noemen? Hoe zullen gedachten U bereiken: Gij door geen denken te begrijpen? Gij, Enige, Onuitsprekelijke, en elk woord komt van U. Gij, Enige, Onkenbare, en alle kennis komt van U. Al wie spreekt, al wie verstomt, verheerlijke uw Naam. Al wat denkt, al wat niet denken kan, verkondige uw lof. Verwachting overal en stil verlangen, alles reikhalst naar U, alles bidt tot U, terwijl al wie uw innerlijk geheim bevroedt, een lied vol stilte zingt’ (Gregorius van Nazianze, ongev.380 n. Chr.). Soefi’s uit de islam zullen eeuwen later de gedachten, gedichten en gebeden van de christelijke kerkvaders met instemming en respect bestuderen, want zij herkenden erin, waar zij zelf vol van waren: het zoeken naar de diepe onderaardse rivier, die wij bij gebrek aan beter - God noemen en zij Allah. Een van hen schreef, dat voor iemand, die oprecht naar God verlangt, de moskee even goed is als de tempel, de kerk even goed als de synagoge. Rond 1250, onze jaartelling, liep een wijze en gerespecteerde vrouw in Bursa (Turkije) op een morgen door de straten, met in de ene hand een brandende fakkel en in de andere een emmer water. Verbaasde vragen, wat zij daarmee wilde doen, beantwoordde zij: ‘Ik ga de hemel afbranden en de hel blussen. Eens kijken, wie er dan overblijven, die echt van Allah houden, zonder hoop op beloning of vrees voor straf’. En in de gebieden langs de Rijn zei een christelijke prediker, de dominicaan Eckhart, bijna te gelijkertijd hetzelfde in een preek: ‘Je moet van God houden zonder waarom. Anders houd je van God, zoals mensen van een koe houden. Van een koe houd je, omdat zij melk geeft en haar huid afstaat’. En al die Godzoekers, uit welke godsdienstige traditie ook, weten een ding zeker: Het woord, dat het dichtst de Onnoembare benadert; het laatste woord, dat mag worden gezegd, voordat alle spreken moet stilvallen voor het Mysterie, is het woord: mededogen (of hoe je het in de verwoording van hun godsdienst ook noemt). Dit is het meest ware en het meest definitieve, dat van God mag worden gezegd! Verder reiken onze woorden niet. God: diepe, onderaardse rivier Voor hen en voor velen onder ons is God als een diepe, onderaardse rivier. Overal sloegen en slaan mensen putten, om dat levende water te bereiken. Iedere put is gemaakt uit het materiaal, dat op die plaats en in die tijd voorradig is, uit symbolen, gedachten en woorden, die stammen uit deze of gene cultuur. Maar het gaat niet om dat materiaal, het gaat niet om verwoordingen, sacramenten of dogma’s. Het gaat niet om kerkelijke organisatie, wijding of aanstelling. Je mag gerust de materialen, waaruit de putten zijn gemaakt, onderling vergelijken en toetsen op hun bruikbaarheid en humaniteit. Je mag ze dus ook met een gerust hart verbeteren. Je kunt bovendien veel leren van bouwers van andere putten. Maar de enig echt belangrijke vraag is: Bereiken mensen via deze of gene put het levende water?
Want daarin ligt onze meest fundamentele eenheid, die alle verschillen overstijgt: in Die-Ene, die wij God, of Allah, of Vader, of Elohiem, of Nirwana noemen, of - uit puur respect - helemaal niet meer noemen, omdat Hij/Zij alle namen te boven gaat. Op een ander niveau klinken nu opnieuw de woorden van Paulus uit de eerste lezing van vandaag: ‘Of men nu op deze grondslag verder gaat met goud, zilver, kostbare stenen, of hout, hooi en stro, van ieder werk zal de kwaliteit aan het licht komen. De grote dag zal het aantonen, want deze verschijnt met vuur, en het vuur zal uitwijzen wat ieders werk waard is’ (1 Korintiërs 3, 12-13). In het vuur van de groeiende eenheid van de wereld; in het vuur van de noodzaak om respectvol samen te leven met mensen met zeer afwijkende overtuigingen; in het vuur van het verlangen naar steeds meer begrip en humaniteit; in dat vuur zal wel blijken, welke dogma’s, leerstukken, morele zekerheden, symbolen en sacramenten overeind blijven en welke hun waarde hebben gehad en zullen verdwijnen. En bovenal: het beeld van God zal er steeds humaner door worden. God wordt steeds meer mens, want steeds meer heilzaam voor een tot eenwording groeiende wereld. Was daar alles niet om begonnen: God-alles-in-allen? Om het met een verzuchting uit de Moslim-traditie te zeggen, die precies zoals elke Godsaanroep ontzaglijk misbruikt kan worden om mensen te kleineren - Het christelijke: ‘God wil het’, en ‘Jezus’ kruis op zich nemen’ heeft in onze traditie de bloedige misdaden van de kruistochten opgeleverd! - ‘Allah hu akbar’: God is grootser. Grootser dan al onze religieuze gelijkhebberij en onze theologische ruzies. Grootser dan al onze religieuze verschillen. Grootser dan alles wat wij over Hem/Haar kunnen denken, vieren of doen. Grootser dan onze verboden om te drinken uit andermans religieuze bronnen. ‘Gij, de Ene, niet ‘de allen’, al draagt Gij alle namen. Hoe zal ik, Enige, U noemen, Gij Onnoembare? Geen engel en geen mens kan U doorgronden – Toon U barmhartig voor wie maar schepselen zijn. O, Gij, ‘voorbij alle dingen’. Hoe anders U noemen, Onnoembare, Gij!’ (Gregorius van Nazianze). Voorbede Eeuwige, Onnoembare, vreemde lieve God, zegen alle leiders van kerken en volken, dat zij de mensen, die aan hun zorgen zijn toevertrouwd mogen leiden op de weg naar eenheid en vrede. Eeuwige, bron van al wat bestaat en leeft, versterk in ons uw open en ruime aanwezigheid, zodat wij leren zien naar mensen en naar hun godsdiensten, zoals U als een moeder naar uw spelende kinderen kijkt. Wees onze God en laat ons, hoe verschillend ook, uw ene gezin vormen. Eeuwige, stroom van mededogen, drenk ons met het water van uw barmhartigheid. Leer ons de ander zijn ‘anders-zijn’ vergeven. Leer ons uw gelaatstrekken herkennen in de vreemdelingen, die naast ons leven en die ook uw geliefde kinderen zijn Eeuwige, diepe onderaardse rivier, wek ook in onze tijd mensen op, die zo gegrepen zijn door uw mysterieuze aanwezigheid, dat zij uw sporen ontdekken in allerlei verschillende putten.
Geef hun de wijsheid om ook ons te leren zoeken naar U, achter alle verschillen en tegenstellingen. Leon Raph de Jong o.p. pastor Het Steiger, Hang 17, 3011 GG Rotterdam Litteratuur - Traktaat Avoda zara. Geciteerd door Alex van Ligten: ‘Over zonde gesproken’, in Maandbrief voor Leerhuis en Liturgie, jrg. 9, no.1., januari 2004; - ‘Patrologia Graeca’. S. Gregorii Theol. Carminum liber 1. Theologica, bladzijden 507508; - Frans Maas: Van God houden als van niemand. Preken van meester Eckhart, Kampen, 1997.
VERANTWOORDING Voorbereiding van het materiaal voor de Week van gebed voor de eenheid van de christenen van 18-25 januari 2005 Het eerste ontwerp van dit materiaal is voorbereid door een oecumenische groep bestaande uit leden van de theologische commissie van de Oecumenische Raad van Kerken in Slowakije. Degenen die deelgenomen hebben aan de voorbereiding waren (in alfabetische volgorde): Bisschop Augustin Bacinsky (Oud-Katholieke Kerk) Rev. Tsolt Görözdi (Gereformeerde Kerk) Rev. Jan Halama (Katholieke Kerk) Rev. Jozef Havercak (Orthodoxe Kerk) Rev. Jan Henzel (Kerk van de Broeders) Rev. Gabriela Kopas (Methodistische Kerk) Rev. Jozef Kulacik (Unie van Baptisten) Rev. Mikulas Lazor (Orthodoxe Kerk) Rev. Ondrej Prostrednik (Evangelische Kerk van de Augburgse Confessie) Een internationale voorbereidingsgroep, samengesteld door de Commissie voor Geloof en Kerkorde van de Wereldraad van Kerken en de Pauselijke Raad voor Bevordering van de Christelijke Eenheid van de Rooms-Katholieke Kerk, kwam bijeen in een retraitehuis van de Jezuïeten in Piestani (Slowakije). Deze voorbereidingsgroep heeft de nieuwe versie van de teksten voor de Week van gebed vastgesteld. Deze teksten werden in het voorjaar van 2004 wereldwijd verzonden aan de lidkerken van de Wereldraad en de Bisschoppenconferenties van de Rooms-Katholieke Kerk. De Nederlandse uitgave werd verzorgd door de projectgroep Week van Gebed van de Raad van Kerken in Nederland. De projectgroep bestaat uit de volgende personen: Ineke Bakker Annie Coppens-Baeten Geert van Dartel Christien Duhoux-Rueb Leo van der Klaauw Rian Rensen-Bronkhorst Anneke van Wijngaarden.