We zien wel Portret in 20 stukjes van mijn vader Cornelis Ahles
Hendrik Jan Ahles
Opgedragen aan Denneth Cornelis Johannes Ahles ter nagedachtenis aan zijn grootvader wiens naam hij draagt.
Voorwoord De grootste compliment die je bekende Nederlanders kunt maken is dat zij zo gewoon (gebleven) zijn. Wie als een groot man de boeken in wilt gaan moet niet alleen ons land opstoten in de vaart der volkeren, maar ook in een rijtjeshuis blijven wonen en met de fiets naar zijn werk gaan. Dit brengt mij bij de vraag hoe gewoon mijn vader, Cornelis Ahles, eigenlijk was. Zijn naam zal in ieder geval niet in de analen voorkomen en zijn levensverhaal is letterlijk nog geen stuiver waard. Om als personage op te kunnen treden in een spannende of leuke film moet je toch op zijn minst criminele neigingen hebben of gestoord zijn. Zelf was hij zich in de laatste jaren van zijn leven bewust van de vergankelijkheid van het leven en de nietigheid van de mens in het grootse heelal. Hij citeerde daarbij, uit het hoofd en tot op het laatst toe met krachtige stem, vers 8 uit Psalm 103:
1
“Gelijk het gras is ons kortstondig leven gelijk een bloem die op het veld verheven, wel sierlijk pronkt, maar kracht’loos is en teer; wanneer de wind zich over ’t land laat hooren, dan knakt haar steel, haar schoonheid gaat verloren: men kent en vindt haar standplaats zelfs niet meer.”1 Op die momenten hield ik met respect en onder de indruk mijn mond, maar nu, een paar maanden na zijn dood, moet ik denken aan het liedje ‘Kees’, waarin de overleden Kees iets dergelijks (maar dan anders) zegt, waarna Frans Halsema met de woorden van Michiel van der Plas zingt: “…maar dat is niet waar, want jij bent enkel jij. Jij hebt hier rondgedwaald en dat wordt nooit herhaald…” Hiermee wil ik mijn vader niet postuum tegenspreken. Zijn geschiedenis is een klein stukje van het grote verhaal en is tevens, wat het woord zegt, geschiedenis. Op is op, weg is weg. Zijn biografie zal de meeste mensen niet boeien. Geen helden- of wandaden, geen grootse prestaties, geen groot man in de grote maatschappij. En toch heeft hij zijn rol gespeeld in het leven, heeft hij gegeten en gedronken, gelachen en gehuild. Hij heeft liefgehad en goed gedaan, fouten gemaakt en spijt gehad. In de weliswaar kleine kring van familie, vrienden en bekenden heeft hij zijn leven geleefd, zijn sporen nagelaten en aldus is hij van betekenis geweest. Daarvan wil ik via deze uitgave getuigenis doen. Dit boek is noch wetenschappelijk gezien, noch journalistiek gezien, een biografie. Daarvoor is het niet volledig, niet exact en niet objectief genoeg. Het is ook, bewust, geen opeenstapeling van alles wat hij heeft meegemaakt, gedaan en gezegd. In het eerste concept hanteerde ik als kapstok een indeling in hoofdstukken.
1 Letterlijk met interpunctie en spelling overgenomen uit het psalmen en gezangenboek uitgegeven in opdracht van de Algemene Synode der Nederlandsche Hervormde Kerk in 1938.)
2
Het resultaat zijn 20 stukjes die min of meer chronologisch zijn levensverhaal vertellen.
Volledig
vanuit
mijn
gezichtspunt
met
mijn
indrukken,
mijn
herinneringen, mijn conclusies. Voor een deel gebaseerd op onze vader en zoon gesprekken en aangevuld met de gegevens en documentatie uit de befaamde familiealbums van mijn moeder. In de definitieve versie heb ik hier ter inleiding en ter afsluiting twee gedichten aan toegevoegd. Vooral de laatste tijd, maar ook vroeger al, heeft mijn vader het nodige verteld met de bedoeling dat het ooit opgeschreven zou worden. Uitzondering daarop zijn een paar, heel fragmentarische en moeizaam vertelde, verhalen uit de crisistijd en de oorlog. De verhalen waarvan hij zelf aangaf dat ze nooit zwart op wit vastgelegd mochten worden hou ik voor mezelf. Niet, zoals hij zelf zei, om ze geheim te houden, maar om dat hij ze als privé beschouwde. Wat nu volgt is het persoonlijke verhaal van een liefdevolle zoon over zijn vader. Een bijzondere vader en dat is ie… Hendrik Jan Ahles Haarlem, voorjaar 2007 / juni 2008
3
Gewoon pa Dagelijks werden alle kranten uitgespeld, de politiek, de economie en het weer, Don Camillo was zijn komische held, Carmiggelt herlas hij keer op keer. Superstar werd door hem aanbevolen, met Maria als de ontroerende ster, ook Evita had zijn hart gestolen, maar opera vond hij slechts geblèr. Eenvoudig was zijn dagelijkse kost, aardappels, verse groente, vlees met jus. Hij hield van rauwe ham en droge worst, maar rijsttafel stond ook op zijn menu. Gewoon was hem gek genoeg, al te deftig kon hem niet bekoren, een klein fortuin was wel waarom hij vroeg, maar dat geluk was hem niet beschoren. Een fijne vader en opa was zijn faam, Hij liep ze allemaal even hard na. En wat was voor mij zijn naam? Nou, heel gewoon: pa!
Haarlem, 22 juni 2008
4
De Nieuwkoopse familie Ahles. Volgens de tegenwoordig gehanteerde definitie was mijn vaders vader, Hendrik Ahles (Hein), een derde generatie allochtoon. Opa’s opa van vaderskant was immers niet in Nederland geboren, maar in het toenmalige hertogdom Braunschweig (‘Brunswik’ volgens de Nederlandse trouwakte). In de eerste helft van de negentiende eeuw, een tijd dat Duitsland nog geen eenheid was, trok deze Johan Conrad Ludwig Ahlers naar Holland, waar hij als gastarbeider aan het werk ging. We weten niet wat hij allemaal gedaan heeft in de eerste 47 jaar van zijn leven, maar in 1845 trouwt hij met een Nieuwkoopse vrouw: Anna Schreuder genaamd. Vermoedelijk werkte hij toen al als polderjongen bij de droogmaking van het Haarlemmermeer. Hij werd vader van twee zonen en bij de aangifte van de jongste verdween door een fout bij de burgerlijke stand de r uit de achternaam. In 1854 overleed deze Duitse stamvader van de Hollandse familie Ahles in een barak
op
Abbenes,
werkeiland
in
de
inmiddels
tot
polder
verworden
Haarlemmermeer. De, armlastige, weduwe ging met haar kinderen terug naar haar geboorteplaats Nieuwkoop, waar zoon Jan Hendrik smid werd, trouwde en op zijn beurt kinderen kreeg. Pa stamt dus van hem af. Ook de broer van Jan Hendrik, Hein die wel de oorspronkelijke familienaam behield werd smid. Aangezien geen van zijn zoons volwassen werd verdween de naam Ahlers uit de familie wat pa altijd heel jammer heeft gevonden. Hij heeft zelfs overwogen de r weer in de naam te laten zetten. De enige dochter van Hein, Anna, trouwde met Dirk Verweij en was de grootmoeder van mijn moeder…
5
Zoals in die tijd gebruikelijk waren alle zonen van Jan Hendrik voorbestemd net als hun vader smid te worden, maar opa Ahles had meer affiniteit met het boerenleven. Dat is net zo hard werken, maar wie met dieren en geld kan omgaan kan daar een mooi bestaan mee opbouwen. Daarom koos opa voor het beroep van koopman en verkocht hij het vee voor de boeren in Nieuwkoop en omgeving. Als paardenman vervulde hij zijn dienstplicht bij de cavalerie en tijdens de mobilisatie in 1914 was hij gelegerd in Den Bosch. Daar kwam Grietje Kranenburg, dochter van een Nieuwkoopse smid en werkzaam als stoepmeid bij een Nieuwkoopse boer hem opzoeken. Zoals dat in die tijd wel vaker gebeurde raakte
oma
onbedoeld
zwanger
van
opa.
Deze
nam
echter
zijn
verantwoordelijkheid en 14 oktober 1915 trouwden ze. Ze zouden samen tien kinderen krijgen, waarvan pa de vijfde was. Duitse gastarbeiders in de 19e eeuw. Volgens de familieoverlevering kwam onze Duitse voorvader naar Holland om het leger te ontvluchten. We weten dat zijn vader niet lang na zijn geboorte overleed, dus als (halve) wees had hij waarschijnlijk geen keuze. Hoe hij precies in ons land verzeild is geraakt weten we niet, maar vermoedelijk sloot hij zich aan bij een van die gezelschappen die jaarlijks naar Nederland trokken om daar wat bij te verdienen. Bijvoorbeeld door het verkopen van textiel, zoals C. en A. Brenninkmeijer deden. Een ander bekend voorbeeld zijn de zogenaamde Hannekemaaiers. Boerenzonen uit de omgeving van Hannover die elk jaar met hun zeis naar Holland trokken om tegen betaling bij de boeren daar het gras te maaien.
6
Dit waren dan groepen die weer terug gingen naar huis, maar in hun kielzog trokken heel wat gelukzoekers naar Nederland om daar emplooi te vinden. Bijvoorbeeld als turfsteker, boerenknecht of als arbeider. Ook bij de grote waterwerken,
zoals
de
aanleg
van
het
Noord-Hollands
kanaal,
het
Noordzeekanaal en de droogmaking van het Haarlemmermeer werkten veel Duitsers. We kunnen het ons nu niet meer voorstellen, maar tot in de negentiende eeuw was de economische situatie in een groot deel van wat nu Duitsland is zeer slecht. De Nederlandse republiek was ten opzichte van de oosterburen veel welvarender, wat dus veel Duitse gastarbeiders aan trok. Deze ontwikkeling heeft zich ook in de negentiende eeuw nog doorgezet. Met de opkomst van het verenigde Duitsland werd de stroom van Duitse immigrante wel minder, maar verdwenen is het nooit. Aldus heeft een flink deel van de huidige autochtone bevolking Duitse voorouders, die het Nederlandse koninkrijk hebben helpen opbouwen. Dat ging meestal niet vanzelf, want ook in de negentiende eeuw werden gastarbeiders niet bepaald in de watten gelegd. Opa Ahles was zeer trots op zijn Duitse afkomst en pa is daarom altijd geïnteresseerd geweest in dit verleden. Zo heb ik samen met hem in Assen de tentoonstelling bezocht waar bovenstaande geschiedenis werd verteld. Dit verhaal is dus ook zijn verhaal. Het gezin van opa en oma Ahles. De eerste 23 jaar van haar huwelijk waren voor oma Ahles vooral een kwestie van bevallen en opstaan. De geboorte van pa was daar een letterlijk voorbeeld van. In de vroege ochtend van 8 december 1922 hielp oma hoogzwanger opa met het inladen van de varkens. Later die morgen werd een buurvrouw die op weg was naar de vroegmis gevraagd tegen de dokter te zeggen dat het kind er aan kwam. Niet dat deze man nodig was voor de bevalling, want daarvoor werd de vroedvrouw gewaarschuwd. De huisarts kwam alleen maar achteraf controleren of het goed ging met moeder en kind. 7
Hein was blij met zijn vierde zoon, die hij vernoemde naar zijn jongere broer Cornelis die naar Nederlands Indië was vertrokken. Vijf of zes jaar later kwam deze oom Cornelis vanwege een oogziekte naar huis terug. Samen met zijn Indonesische vrouw (tante Corry) zou hij een belangrijke rol spelen in het leven van zijn neefje. Pa was in zijn jeugd kind aan huis bij zijn oom en tante en vergezelde blinde Kees vaak op diens reizen naar de bijeenkomsten van de blindenbond. Hierdoor heeft Cornelis junior een aantal zaken meegekregen voor de rest van zijn leven: sociale vaardigheden zoals het schrijven van brieven en het spreken in het openbaar, de hang naar avontuur, het kunnen relativeren dankzij een groot gevoel voor humor, belangstelling voor de familie en de verhalen erachter, de voorliefde voor het houden van kippen en dankzij zijn tante ook voor Indonesisch/Chinees eten. Ondertussen ging het goed met de zaken van opa, zodat hij in staat was een boerderij te kopen. Het gezin Ahles-Kranenburg dat gestaag groeide leefde in betrekkelijke welstand en opa werd als lid van het kerkbestuur van de Nederlands Hervormde kerk van Nieuwkoop een man van aanzien. Thuis trok pa vooral op met zijn moeder, die hem al gauw inschakelde voor belangrijke boodschappen. Ook ging hij vaak mee op familiebezoek en zorgde hij voor zijn jongere broertjes en zusjes. Ook boeken speelde al een belangrijke rol in zijn jonge leven, zodat in feite alles al aanwezig was, wat hem later zou kenmerken. Nieuwkoop in de eerste helft 20e eeuw. Naar eigen zeggen was het eerste wat pa van Nieuwkoop zag de uitgestrekte veenplas die hij vanuit de slaapkamer boven in het ouderlijk huis kon zien liggen. Het was liefde op het eerste gezicht. Niet dat hij daar in zijn jeugd veel mee bezig was, maar de natuurlijke omgeving waar pa opgroeide heeft hij zijn hele leven als het ware in zijn hart meegedragen. 8
Het huidige Nieuwkoop lijkt echter in niets meer op het oude dorp waar pa de eerste 24 jaar van zijn leven heeft doorgebracht. Het karakteristieke lintdorp langs de dijk door het veen met in het centrum de oude toren en de Nederlands Hervormde kerk bestaat nog wel, al is de omgeving flink gemoderniseerd. In de droogmakerij ten noordwesten van deze weg zijn na de oorlog nieuwbouwwijken ontstaan die het aanzien van Nieuwkoop volledig hebben veranderd en ook het gedeelte rond het oude station dat tot 1932 dienst heeft gedaan
is
haast
onnavolgbaar
veranderd.
Hoewel
nog
steeds
een
plattelandsgemeente horende tot het groene hart van de Randstad is de landerige landelijkheid van weleer verdwenen. Hoewel agrarisch van karakter kende Nieuwkoop voor 1950 al veel bedrijvigheid met een regionale en soms landelijke uitstraling. Voorbeelden zijn de vele smederijen, timmerfabriek Stam & Visser en de metaalwarenfabriek Bodegraven. Niettemin was Nieuwkoop een typisch boerendorp dat nog dicht bij de natuur stond. Ook de veenplas was voor zowel de vissers als de turkstekers een bron van in komsten. Het plassengebied trok toen al de nodige gasten, maar dat stond in geen verhouding met het toerisme wat vandaag de dag een belangrijke bron van inkomsten is geworden. De
smeden,
de
boeren,
de
vissers,
de
rietsnijders,
de
turfstekers,
de
ambachtslieden en de winkeliers vormden met hun meiden, hun knechten en hun gezinnen kort gezegd de bevolking van een uniek dorp. Het leven ging er rustig zijn gang en Amsterdam was ver weg… Na bijna 24 jaar Nieuwkoop bracht pa de overige zestig jaar elders door, maar vergeten is hij zijn geboortedorp nooit. Vlak voor zijn dood had hij nog plannen zijn nageslacht zijn Nieuwkoop te laten zien waar hij letterlijk en figuurlijk volwassen was geworden. Hij wilde als het ware zelf aanwijzen waar het allemaal was begonnen. Het is er helaas niet meer van gekomen.
9
Aan het werk! Pa kon goed leren en had naar de Mulo gekund, maar dat wilde hij niet. In plaats daarvan ging hij bij zijn vader werken als vrachtwagenchauffeur. Opa Ahles was namelijk in het trotse bezit van de eerste vrachtwagen in Nieuwkoop (Ford model TT). Oorspronkelijk alleen in gebruik als veewagen, maar als in 1932 de spoorverbinding met Nieuwkoop en omliggende plaatsen wordt opgeheven verzoekt VanGend&Loos als alternatief voor het goederenvervoer een agentschap op te zetten. Opa had hier wel oren naar, want vanwege de economische crisis was zijn boerenbedrijf failliet gegaan en van de veehandel alleen kon hij niet leven. Samen met zijn oudste zoons Jan en Piet zette hij een expeditiebedrijf op. Hierbij werd de wagen tweevoudig gebruikt. Vroeg in de morgen voor het veevervoer en na een grondige schoonmaakbeurt voor de pakketten en pakjes. Eerst werden de aangeleverde goederen naar het goederenstation in Leiden gebracht, waarna de opgehaalde vracht in Nieuwkoop en omgeving werden afgeleverd. Een paar jaar later ging pa meedoen in de zaak. Eerst als bijrijder, maar later ook als chauffeur. Het was een harde leerschool met keihard werken, maar hij heeft er wel van opgestoken hoe je een zaak moest drijven. Hij heeft er tevens twee eetgewoontes aan over gehouden. Snel en haastig eten en zijn voorliefde voor kliekjes en stamppotten. Er was immers nooit tijd om rustig te eten en doordat hij altijd onderweg was ging hij pas aan tafel als iedereen al uitgegeten was.
10
Ondanks de schaarse vrije tijd deed hij in deze periode van zijn leven ook andere dingen. Zo ging hij vaak op bezoek bij ome Cornelis en tante Corry om te helpen in de kippenhouderij of in de tuin. Ook was hij bibliothecaris en secretaris van de plaatselijke afdeling van de Christelijke Jongelingsvereniging. Hij vond zelfs zo nu en dan de tijd een boek te lezen op zolder, wat zijn moeder deed uitroepen: “Jongen, je verleest nog eens je verstand!” Hij zelf was daar absoluut niet mee eens, want hij vond lezen belangrijk voor de algemene ontwikkeling. Dat een eenvoudig
en
hardwerkend
mens
als
zijn
moeder
lezen
nutteloos
en
tijdverspilling vond begreep en respecteerde hij, maar zelf is hij altijd een hartstochtelijk lezer gebleven. De crisisjaren. Pa zal ongeveer 8 jaar oud geweest zijn toen hij ’s avonds in het donker door zijn moeder werd meegenomen naar het dorp. Zo onopvallend mogelijk bezochten ze het zogenoemde huis van de burgemeester dat de familie Ahles bijna 30 jaar zou bewonen. Vanwege het faillissement waren ze de boerderij kwijt en verhuisde het hele gezin naar genoemd huis dat ze konden huren. Pa zou zich zijn hele leven dit heimelijke uitstapje herinneren en wat hem het meeste bijbleef was de schaamte. Armoe sloeg een deuk in de familietrots en schulden hebben of leven van de bedeling werd als iets afkeurenswaardig beschouwd. De afwisseling van voorspoed en malaise is in de economie een bekend en oud verschijnsel. Het wordt zelfs in het oude testament van de bijbel al genoemd als de zeven vette en zeven magere jaren. De crisis in de dertiger jaren van de vorige eeuw duurde echter wel heel erg lang en het leek wel of het nooit beter zou worden. Het is dan ook nog maar de vraag wat er gebeurd zou zijn als de oorlog aan Nederland voorbij was gegaan…
11
Kenmerkend voor de depressie is de enorme strengheid die zowel door de overheid als door allerlei maatschappelijke organisaties aan de dag werd gelegd. Zuinigheid en soberheid was het parool en wie deze norm overtrad werd genadeloos tot de orde geroepen. Armoede was op allerlei manieren zichtbaar en de hele maatschappij kon zien wie afhankelijk was van de steun. De familie Ahles heeft zich mede dankzij de steun van een bevriende boer er uiteindelijk wel doorheen geslagen al werd de armoe tot op het bot gevoeld. Elke avond werd deemoedig het hoofd gebogen, dankbaar voor het weinige dat ze hadden. Ondertussen werd zo goed en kwaad als het ging geprobeerd zo normaal mogelijk verder te leven. Iedereen in het gezin moest daar een bijdrage voor leveren. Door de zelfredzaamheid die ze op de boerderij geleerd hadden en het zakelijk inzicht van zowel mijn grootvader als zijn zoons hebben ze het overleefd. Voor opa Ahles was het falen van de overheid echter een diepe teleurstelling. Toch is hij altijd blijven in de toekomst blijven geloven. Pa is de schrijnende armoe echter altijd bijgebleven en velen met hem. Economisch gezien zou je, afgezien van de hongerwinter, kunnen zeggen dat het in de oorlog beter ging. Ware het niet dat de menselijke verhoudingen volkomen zoekraakte… Overleven Pa associeerde de komst van de Duitsers altijd met mooi lenteweer, bloeiende kastanjebomen en ronkende vliegtuigen. Het dagelijks leven veranderde niet zoveel, al moesten ze zich steeds meer aanpassen aan steeds moeilijker wordende omstandigheden. In eerste instantie werd de zaak gewoon voortgezet. Zo goed en zo kwaad als dat ging. Totdat er geen brandstof meer was. Pa is toen gaan werken op het distributiekantoor in Bodegraven, maar toen kwam die oproep voor de ‘arbeidsinsatz’.
12
De eerste keer is hij gegaan. Hij kwam terecht in een werkkamp nabij Valkenswaard in de buurt van Eindhoven. Het enige wat ik er over kan zeggen is dat hij elke zondag in het dorp naar de kerk ging. Onder begeleiding dat wel. Het was een grote wens van hem nog 1 keer een kijkje te mogen nemen in die kerk. Hij is een paar keer terug geweest, maar het lukte steeds niet binnen te komen tot een paar maanden voor zijn dood. Pa werd samen met ma uitgenodigd door mijn jongste broer Kees voor een paar daagjes Duitsland. Onderweg naar het Eifelgebergte passeerden ze heel toevallig Valkenswaard. Het was niet de bedoeling, maar ze namen de gelegenheid te baat even een kijkje in het dorp te nemen. De kerk stond er nog en deed dienst als huis van de gemeente waar getrouwd kon worden. Ook weer heel toevallig was er net een trouwerij afgelopen en zou het volgende bruidspaar vijf minuten later aan de beurt zijn. Kees vroeg of pa even binnen mocht kijken. Eerst werd er moeilijk gedaan, maar van de dienstdoende ambtenaar mocht het… In de oorlog wist hij uiteindelijk weg te komen uit Valkenswaard en tot aan de bevrijding heeft hij ondergedoken gezeten in Leiden. Na de bevrijding is hij eind 1945 gaan werken bij een kantoorboekhandel in Ter Aar. Ondertussen was hij ook nog actief bij de jongelingsvereniging en organiseerde hij samen met anderen activiteiten zoals zingen met een koor en toneelavonden. Bij de meisjesvereniging waarmee ze samenwerkten was ene Anna Verweij actief. In de zomer van 1946 kwam hij haar regelmatig tegen bij de organisatie van bevrijdingsfeesten en langzaam maar zeker bloeide er iets moois op. Waarom de vonk oversloeg is onduidelijk, maar dat voor beide de horizon verder reikte dan Nieuwkoop speelde ongetwijfeld een rol. In het najaar van 1946 vond opa Ahles dat pa een eigen zaak moest beginnen en regelde dat mijn vader een kantoorboekhandel kon pachten in Amsterdam. Vlak voor zijn vertrek ging hij nog even langs bij mijn moeder. Vanaf dat moment hadden ze verkering...
13
Grijs verleden Om een beeld te geven hoe het in de oorlog toeging, vertelde pa mij het volgende verhaal. Het was in het begin van de oorlog toen hij met het expeditiebedrijf pakketten afleverde bij het goederenstation van Leiden. Er waren Duitse militairen bezig goederentransporten te regelen en buiten hun gehoor waren omstanders flink aan het mopperen hierover. Opeens sloeg een paard op hol en der jonge Duitser die op de bok zat viel op de grond. Dezelfde mensen die zo afgegeven hadden op de Duitsers stonden nu klaar met dekens en dergelijke om de jongeman te helpen… Pa sprak zelf nooit over de oorlog in de termen van goed en fout. Hij bestreed het beeld dat veel Nederlanders in het verzet zaten en beschouwde de meeste mensen die er prat op gingen aan het verzet mee gedaan te hebben als opportunisten. Daar tegenover stond dat veel mensen volgens hem met de Duitsers hadden samengewerkt zonder dat ze echt veel kwaad hadden gedaan. In feite waren er een paar regelrechte boeven en enkele echte helden. De rest schipperde zo goed en kwaad als dat ging daar tussendoor. Heel lang stond zijn visie haaks op de publieke opinie. Het zwart\wit denken overheerste en de kloeke uitgave van Lou de Jong bevestigde dit alleen maar. Pa was dan ook dolgelukkig toen het boek Grijs verleden van Chris van der Heiden in 2001 uitkwam en als het ware zijn kijk op de oorlog onderschreef.
14
Wat het algemene beeld van de Duitse bezetting betreft had pa dus een uitgesproken mening, die hij niet onder stoelen of banken stak. Anders werd het als het over zijn eigen ervaringen ging. Net als zoveel anderen wilde hij daar liever niet over praten en hij kon het ook niet. Wat hij wel vertelde heb ik hiervoor opgeschreven. Daarnaast benadrukte hij dat, zeker in het begin van de oorlog, het dagelijks leven in de oorlog niet veel verschilde van het dagelijks leven voor de oorlog. Ook in de oorlog was Nieuwkoop een dorp, waar niet veel gebeurde. Het was dan aan je zelf om samen met je vrienden er iets van te maken en dat deed pa dan ook. Volgens hem had hij in zijn leven nooit zoveel gelachen als juist in de oorlog. De frustraties en ergernissen die in de oorlog waren opgekropt kwamen in mei 1945 ongebreideld naar buiten. Naar mijn stellige overtuiging moet pa in de oorlog, maar ook vlak na de bevrijding een trauma hebben opgelopen en is zijn vertrouwen in zijn medemensen danig geschokt. De eerste anderhalf jaar na de capitulatie ging voor pa de oorlog nog verder. Pas in oktober 1946 bij zijn vestiging in Amsterdam kwam ook voor hen de bevrijding… Amsterdam Op het eind van zijn leven zei pa dat de Amsterdamse periode de gelukkigste was in zijn leven. Niet dat hij daarvoor en daarna ongelukkig was, maar in Amsterdam is zijn leven als het ware ontkiemd en tot bloei gekomen. Hier werd hij de boekhandelaar, die hij zijn hele leven zou blijven, hier ontwikkelde hij zijn gezinsleven en werden zijn kinderen geboren, hier maakte hij via ds. Visser kennis met de sociale kant van zijn geloof, hier maakte hij nieuwe vrienden voor het leven en hier ontdekte hij de wereld. Kortom, domweg gelukkig! Nee, niet in de Dapperstraat, maar achtereenvolgens in de Gerard Doustraat, in de Bilderdijkstraat en op de Hoofdweg. In de eerstgenoemde straat werkte hij als vrijgezel in zijn eerste zaak en van daaruit ontdekte hij de Albert Kuip en de rest van Amsterdam. 15
Ondertussen vergat hij Nieuwkoop met zijn familie en zijn meisje niet. De verkering hield stand en 1 jaar na zijn vertrek naar Amsterdam waren mijn ouders verloofd. Hij wilde echter geen lange verloving, dus toen hij weer een jaar later kantoorboekhandel De Stad kon kopen vroeg hij ma ten huwelijk. Op de 33e trouwdag van opa en oma Ahles, 14 oktober 1948, trouwden pa en ma in Nieuwkoop. In de Bilderdijkstraat werden Margriet en Dick geboren en raakte pa en ma ingeburgerd in de buurt. Toen ik mij zes jaar later zich aankondigde zochten en vonden ze een groter huis: drie hoog op de Hoofdweg, vlakbij het Surinameplein. Nog weer vier jaar later werd Kees geboren en was het gezin compleet. De zaken gingen goed en hij opende zelfs een filiaal in Papendrecht. Als hulp in de zaak nam hij vaak jongens uit de buurt aan, die meestal wel wat steun konden gebruiken. Rick van Nispen werd zelfs kind aan huis. Ondertussen was hij samen met Jan Versloot collectant geworden in de Westerkerk en ging hij zich verdiepen in de familiegeschiedenis. Voor dat laatste werd hij lid van de Nederlandse Geneaologische Vereniging, waardoor hij ook weer nieuwe vrienden ontmoette. Hij kwam in aanraking met zaken die nieuw voor hem waren zoals de bioscoop (waar hij de film Westside story zag, die een enorme indruk maakte) en moderne klassieke muziek, zoals de Carmina Burana van Orff en de Bolero van Ravel. Begin zestiger jaren was hij Amsterdam beslist nog niet zat, maar werd hij geconfronteerd met een aantal nadelen. Vanwege de sociale zekerheid en de verkeersveiligheid verkocht hij uiteindelijk de zaak en werd filiaalhouder bij Bruna in Haarlem.
16
De wederopbouw “Uithuilen en opnieuw beginnen” zong Win Kan in de jaren vijftig. Eigenlijk was dat kort samengevat wat de wederopbouw inhield. Niet dat er openlijk gehuild werd, want daar houden Nederlanders niet van. Niet zeuren en aanpakken, zou je beter kunnen zeggen. Hoe dan ook, zeker is dat er hard gewerkt werd in de sobere jaren vijftig. Hoewel sober. Juist in die tijd ontstonden de eerste trends in de moderne woninginrichting. Er werd voorzichtig gebroken met de traditie van de oude meubels die een hele leven lang mee gingen. Opa’s schommelstoel en opoes tafelkleedje belandde voor het eerst bij het oud vuil. Speciaal ontworpen karakteristieke lampen kregen een eigen plaats in het interieur. Heel langzaam deed de welvaart en daarmee de luxe zijn intrede in de samenleving. In ons gezin kwam deze omslag rond 1960 tot stand. Hierdoor ontstond het opmerkelijk verschijnsel van een generatiekloofje tussen de twee oudste en de twee jongste kinderen. Dick en Margriet zijn nog opgegroeid in de sfeer zoals geschetst in het liedje 1948. Ik zelf heb nog vage herinneringen aan de radio, de bus van Maarse & Kroon, losse melk en wassen in een teil, maar Kees heeft daar geen enkel benul van. De televisie, de auto, de koelkast, de douche en de pick-up behoorden in 1964 reeds tot de vaste inventaris van de familie Ahles. Pa is namelijk altijd meegegaan met alle moderniseringen. Elke noviteit werd binnengehaald, zodra hij zich dat kon permitteren. Toch is pa altijd de eenvoudige boerenjongen gebleven, die dicht bij de natuur stond. Op de Hoofdweg woonden wij letterlijk op de rand van het oude en nieuwe Amsterdam.
Het
Surinameplein
was
een
zandvlakte
midden
tussen
de
bouwputten van de nieuwe gebouwen. Aan de andere kant van de Hoofdweg werd gebouwd aan Bos & Lommer. Zo heeft hij het aquarium, het hoofdkantoor van het GAK, gebouwd zien worden. Geweldig vond hij dat. Toch trok zijn hart naar de braakliggende terreinen achter de Hoofdweg, waar later Slotervaart zou verrijzen. Deze terreinen waren overwoekerd met bloemen en planten en daar ging pa op zondag vaak met mij wandelen, Midden in de stad genoot hij van de natuur, terwijl ik uitgebloeide paardenbloemen plukte en de pluisjes zachtjes met de wind mee blies. Over geluk gesproken…
17
Boekhandel ILA Het dienstverband met Bruna werd gekenmerkt door het feit, dat pa het ILAfiliaal beheerde alsof het zijn eigen zaak was. Hij ging er zogezegd vol in, omdat hij zijn verantwoordelijkheid bloedserieus nam. De verhuizing was nogal een overgang. Qua type winkel was er weinig verschil, maar na de extraverte Amsterdammers moest pa erg wennen aan de introverte Haarlemmers. Mede dankzij ma, die door een aantal klanten moeder ILA werd genoemd, werd de kantoorboekhandel een echte buurtwinkel. Collega winkeliers kwamen hier hun kantoorbenodigdheden halen en hun krantje. Voor vaste klanten werden tijdschriften
gereserveerd.
Ook
de
collectie
wenskaarten
was
behoorlijk
uitgebreid en de scholieren uit de buurt konden hier terecht voor hun pennen, schriften en hun schoolboeken. Verder deed ILA (Internationale Lectuur Associatie) de naam eer aan door, onder andere voor Kick Smit de distributie van de tijdschriften te verzorgen en tevens leverde pa aan de koepelgevangenis. Wat de boeken betreft waren het vooral de pockets (zwarte beertjes, salamanders, prisma) die Haarlem veroverde. En niet te vergeten begonnen in de jaren zestig de strips aan hun definitieve opmars. Zijn schaarse vrije tijd besteedde hij aan familiebezoek, uitstapjes met het gezin, en aan vrijwilligerswerk voor de kerk. Zo werd hij voor de Nederlands Hervormde Julianakerk lid van de kerkenraad als diaken voor het jeugdwerk. Zo had hij bemoeienis met buurthuis de Fjord en met de jeugdkapel voor jongeren die na de zondagschool liever niet naar de traditionele kerkdiensten gingen. Pa had het er maar druk mee en ook zorgde de zaak, het gezin en de kerk voor de nodige spanningen. Als je dan ook nog in aanmerking neemt dat zijn (boeren) eetgewoonten ondanks de groente en fruit niet echt gezond was. Daar komt nog bij dat hij wekelijks zich tegoed deed aan vette snacks en dat hij dankzij de auto ook niet veel beweging nam.
18
Zo kon het gebeuren dat in de zomer van 1969 op een warme dag na een gezinsuitstapje met de trein naar Amsterdam pa diezelfde nacht per ambulance naar het ziekenhuis werd gebracht vanwege een hartinfarct… De zestiger jaren Ondanks zijn op het geloof gebaseerde principes kon pa best leven met de verworvenheden van de jaren zestig. Respect voor zijn medemensen en diens opvattingen was immers ook een principe. Hij had weliswaar ouderwetse opvattingen over relaties en omgangsvormen, maar toch was er geen sprake van een generatiekloof en kon hij goed op schieten met jonge mensen. Voor zijn werk nam hij meestal jongens of jonge mannen in dienst en een enkele keer jonge vrouwen. Dat ging meestal heel erg goed. Hij was best wel streng in de leer, maar voor wie van aanpakken wist en niet te veel zeurde was hij een gezellige en coulante baas. Ook als diaken voor jeugdzaken was hij in zijn element. Hij had daarbij oog voor de jongerencultuur en met het spelen van Rob van Dijk (een broer van Louis) en zijn band in de kerk had hij geen enkele moeite. Voor de jeugdwerker die voor het maken van contact met de jeugd in de kroeg ging zitten had hij echter geen goed woord over. Als echtgenoot en vader gedroeg hij naar de toen geldende maatstaven zeer geëmancipeerd, al verwees hij soms al te opstandige vrouwen als tegenreactie naar het aanrecht. Met zaken als koffiezetten, afwassen en na zijn hartinfarct ook met koken had hij geen enkele moeite. Ook bemoeide hij zich intensief met zijn kinderen en had daarbij als voordeel, dat hij altijd thuis was. Hij was dan wel in de winkel aan het werk, maar vond het geen probleem als je hem daarbij stoorde. Ook naar ouderavonden en dergelijke ging hij gewoon mee.
19
Een andere verworvenheid in deze periode was de vakantie. Nu was het gezin eerder weggeweest, maar Bruna bezat een vakantiehuisje in Lanaken (België, vlak bij Maastricht) en daar hebben we zo’n zeven jaar lang iedere zomer gebruik van gemaakt. In een volgeladen fiat 600 twee weken lang naar het buitenland, En dat was dus nog niet eerder vertoond in huize Ahles. Ideaal omdat we onze boodschappen in Maastricht konden doen, terwijl we tochtjes maakten in België en Duitsland. Met name naar de Ardennen en het Eifelgebergte. Nu stelt het niet zo veel meer voor, maar toen kon je er mee thuiskomen! Nieuwe ronde, nieuwe kansen Nadat pa in 1969 hartpatiënt was geworden veranderde op doktersadvies zijn levenswijze volkomen. Naast het innemen van medicijnen en een vetarm dieet begon hij te wandelen. De generaal Cronjéstraat vond hij daarbij ideaal. Als hij niet verder kon bleef hij onopvallend staan door een etalage te bekijken. Zijn ziekte noemda hij daarom de etalageziekte. Ook de kweektuinen en de algemene begraafplaats niet ver van huis werden een geliefd wandelgebied. Langzaam, maar zeker kwam hij er weer bovenop en uiteindelijk was hij weer volledig aan het werk in ‘zijn’ winkel. Althans zijn dienstverband was weer 100%, maar hij ging wat minder tot aan het gaatje dan voorheen. Samen met ma, die op gegeven moment ook bij Bruna in dienst trad, ontwikkelde hij een minder belastend werkpatroon. Hij stond vroeg op, ontbeet met een bordje Brintapap en ging dan naar de winkel beneden om de opening voor te bereiden. Vaste klanten die langs kwamen wisten dat ze op dat moment terecht konden voor een krant. Tussen de middag nam hij een lunchpauze en daarna ging hij door tot een uur of 5, waarna hij mijn moeder alleen achterliet om boven het eten te doen. De uit noodzaak geboren gewoonte het eten te koken heeft hij gehandhaafd tot mijn ouders naar het verzorgingstehuis gingen. Hij vond het heerlijk al hing hij het niet aan de grote klok.
20
In zijn vrije tijd kwam er meer ruimte voor ontspanning. Met het kerkenwerk moest hij stoppen en dat vond hij wel best zo. Als hobby greep hij terug op zijn boerenafkomst. Hield hij eerst voor de kinderen het nog bij konijnen, na de verhuizing naar de overkant ging hij kippen en siervogels (parkieten) houden. Dit werd zijn lust en zijn leven en op gegeven moment kocht hij zelfs een volkstuin waar hij zijn eigen paradijs van zou maken. Het leven ging verder en de kinderen groeide op. Er werd getrouwd en er kwamen kleinkinderen, die graag langs kwamen bij opa kippetje. Vanaf 1972 gingen de vakanties naar Tecklenburg in Duitsland, waar hij een appartement op een boerderij huurde. Met de eigenaren raakte de familie zelfs bevriend en ook hier maakte hij trouw zijn avondwandelingen over het zogenoemde zwarte pad. Zijn hart bleef echter de zwakke plek en in januari 1979, terwijl ma in het ziekenhuis lag vanwege een operatie aan haar voet kreeg pa zijn 2e hartinfarct… De Cronjé In het begin van de 20e eeuw werd in het toenmalig Schoten, wat nu HaarlemNoord is, een nieuwe woonwijk, de Transvaalbuurt, gebouwd. Toen in 1963 pa filiaalhouder werd van de ILA-winkel in de generaal Cronjéstraat, was de Cronjé inmiddels veranderd in een winkelstraat. Maar wel een winkelstraat waar gewoond werd, want in die tijd woonde het hele gezin nog achter of boven de zaak. Vaak was het nog zo dat de bovenwoning een eigen toegang had, zodat daar ook nog gewoond kon worden als de winkel door iemand anders werd uitgebaat. We hadden dus gewoon buren en samen met mijn broertje Kees speelde ik met de kinderen uit de beurt. Wat de winkeliers betreft was pa een vreemde eend in de bijt, omdat hij in loondienst was, terwijl de meeste anderen hun zaak zelfstandig bestierden. Toch waren de contacten goed, vanwege de middenstandersmentaliteit die mijn vader net als alle andere ook bezat.
21
Wonen in de Cronjéstraat was best wel apart. Zo werd in de zestiger jaren de hele straat voorzien van luifels om overdekt winkelen mogelijk te maken. Helaas zaten hier letterlijk gaten in, omdat niet iedere winkelier meedeed. In tegenstelling tot de huidige elegante, doorzichtige luifels van tegenwoordig waren de eerste bouwsels van staal en zo stevig dat in de zeventiger jaren Rob de Nijs er bovenop een concert kon geven. Dat gebeurde precies bij ons aan de overkant, waardoor wij als het ware op de eerste rang zaten. Pa en ma maakten er gelijk iets gezelligs van, waarbij ook anderen werden uitgenodigd mee te genieten. Daar zat een vrouwelijke fan tussen, die bij het liedje “Zet een kaars voor je raam“ een brandende kaars in de hand geduwd werd waarmee ze voor het geopende raam kon staan zwijmelen. Ook de sinterklaas en kersttijd waren heel bijzonder in de Cronjé. Het was natuurlijk een heel drukke tijd, waarbij door de extra koopavonden heel hard gewerkt moest worden. Toch had pa het vermogen daar het beste van te maken. Door de aangebrachte feestverlichting in de straat en alle activiteiten daarom heen was het sowieso extra gezellig. Door te zorgen voor iets extra’s bij de koffie, broodjes of snacks in de pauzes en een goede sfeer werkte iedereen tijdens die dagen met extra veel plezier. Hetzelfde gold voor de jaarlijkse braderie in de zomer die dankzij pa en ma voor ons net zo leuk was als voor het winkelend publiek. In 1980 verhuisde pa met zijn gezin naar de Kleverparkstraat en werd de woning boven de zaak niet meer bewoond. Dit gebeurde in de hele straat waardoor de Cronjéstraat veranderde in een winkelstraat waarin nauwelijks werd gewoond. Ook
kwamen
er
steeds
meer
filiaalbedrijven,
waardoor
de
middenstandersmentaliteit verdween. Jarenlang bleef pa de Cronjé nog trouw, maar op het laatst hoefde het voor hem niet meer zo nodig. Het was zogezegd zijn straat niet meer…
22
Anders actief En weer veranderde zijn leven volkomen. Wat pa zelf betreft was hij na de gebruikelijke periode van herstel en revalidatie weer gewoon aan het werk gegaan, maar de cardioloog, dr. Staal, was onverbiddelijk. Laatstgenoemde kende zijn patiënt nu al 10 jaar en hij wist dat diens werk een van de bronnen was voor de stress die mede aanleiding was voor deze hartkwaal. Ook minder werken was geen oplossing, want pa zou er weer vol in gaan. Na 44 jaar hard werken werd het tijd om het echt rustig aan te doen. Begin 1980 werd hij definitief afgekeurd en ontving hij een WAO-uitkering. Net als ma trouwens, die na de operatie aan haar voeten geen staand werk meer kon doen. Dit had tot consequentie dat ze niet meer in de Cronjéstraat konden blijven wonen. Dit was immers een bedrijfswoning zonder eigen toegang, dus werd bureau herhuisvesting ingeschakeld voor een ander huis. Na de nodige gesprekken en keuringen kreeg pa en zijn gezin een woning toegewezen in de Kleverparkstraat. Margriet was eerder dat jaar al op zich zelf gaan wonen, zodat alleen Kees en ik mee verhuisden. In november 1980 was het zover en begin december hielden wij open huis voor familie en vrienden. In deze eengezinswoning met voor- en achtertuin is pa samen met ma oud geworden. Niet achter de geraniums, maar er tussenin werkend. Zowel zijn volkstuin, die hij nog lange tijd zou aanhouden als zijn eigen tuin werden eigenhandig omgevormd tot een waar paradijs waar het goed toeven was. Met name voor de kippen (zowel echte als in beelden) en de tuinkabouters waar hij gek op was. Aangezien ouderdom ook voor pa met steeds meer gebreken kwam koppelde hij de 25 jaar in de Kleverparkstraat niet aan het grote geluk, maar als mens, echtgenoot, vader en grootvader genoot hij hier bij tijd en wijle wel degelijk van alle zegeningen die het leven hem ondanks alles toch wel bood. Een belangrijk element hierbij was het auto rijden, waardoor ze nog ergens kwamen. Hij zette ook alles op alles dit zo lang mogelijk te blijven doen. Hij besefte namelijk donders goed hoe essentieel dit was om zelfstandig te kunnen blijven wonen. Het omslagpunt kwam toen ma in 2001 een hersenbloeding kreeg… 23
De kleverpark Sinds zijn vertrek naar Amsterdam in 1946 had pa altijd in bovenwoningen gewoond.
In
1980
kwam
hij
in
de
Kleverparkbuurt
terecht
in
een
eengezinswoning van de bekende architect J.B. van Loghem. Ze waren eigendom van een particuliere woningbouwvereniging, waarvan pa als huurder automatisch lid werd. Volgens hem was het in zijn geboortejaar, 1922, gebouwd en dat gaf onmiddellijk een band. Ook de buurt met zijn monumentale huizen, ruime groenstroken en bomen werd als prettig ervaren, al vond hij al die honden die hij tegenkwam op zijn wandelingen niet altijd even leuk. Ook de ligging in de zuidwest hoek van Haarlem Noord, tegen de gemeente Bloemendaal aan, waar zijn volkstuin lag was gunstig al kon je soms de raceauto’s op het circuit van Zandvoort horen. Hoewel pa en ma genoten van het huis en de buurt werd met het verstrijken der jaren het zelfstandig wonen er niet gemakkelijker op. De winkels lagen bepaald niet om de hoek, waardoor het boodschappen doen steeds meer een hele onderneming werd. Ook het huishouden kostte veel tijd en energie. Nadat het fysiek steeds moeizamer ging is het huis nog aangepast met een traplift, die een uitkomst bleek. Toch besloten pa en ma begin september 2005 gebruik te maken van de mogelijkheid een appartement in Woonzorgcentrum De Rijp te betrekken. Het was het einde van een tijdperk. Niet alleen voor de familie Ahles, maar ook voor het huis, dat na de oplevering grondig verbouwd werd…
24
De laatste vijf jaar In april 2001 deed naar aanleiding van de beroerte die ma kreeg de thuiszorg zijn intrede in huize Ahles. Niet alleen voor ma, maar ook voor pa. Ma zorgde immers goed voor pa en dat lukte steeds minder. Het leven stond ondertussen niet stil en gaandeweg kwam het besef dat vroeg of laat de overstap naar zorgof verpleegtehuis onontkoombaar zou worden. De daarvoor bevoegde instantie kwam redelijk snel tot de conclusie dat zowel pa als ma 24 uur per dag aanvullende zorg nodig hadden. Dit was niet zo 1, 2, 3 geregeld, maar met de nodige hulp konden ze het voorlopig zelfstandig redden. Met beide ging het steeds een beetje minder, maar zolang de belangstelling voor alles om hen heen nog aanwezig was ging het leven zo goed en kwaad als het ging gewoon door. In 2002 werd hij tachtig en op 14 oktober 2003 werd in eigen kring met alle kinderen, kleinkinderen en diens aanhang het 55-jarig huwelijk gevierd. Daar stond tegenover dat de cardioloog had aangegeven dat met een versleten hart en met medicijnen onder de duim gehouden prostaatkanker het op elk moment afgelopen kon zijn. In de zomer van 2005 kregen pa en ma te horen dat er een appartement in het woonzorgcentrum De Rijp te Bloemendaal zou vrijkomen en dat zij daar terecht zouden kunnen. Het was een moeilijke beslissing, maar het besef dat het alleen maar slechter ging en dat ze het lot nu nog in eigen hand hadden zorgde voor de doorslag. Met vereende krachten werd de verhuizing ter hand genomen en op 12 oktober 2005 gingen ze over. Ze hebben er nooit spijt van gehad. Sterker nog pa leefde er van op en beleefde met al zijn beperkingen een gelukkig laatste jaar in De Rijp. Twee weken na de verhuizing naar De Rijp werd ma 80, maar door de drukte en de nieuwe omgeving werd het niet gevierd. Dat zou een jaar later gebeuren. Het zaaltje was reeds geboekt, maar het lot besliste anders. Een dag na haar verjaardag kreeg ma longontsteking. Daar raakte pa zo door van slag dat hij een paar dagen later naar het ziekenhuis werd gebracht vanwege zijn 3e hartinfarct. Op 6 november 2006 overleed hij, een halve etmaal na de geboorte van zijn twee laatste kleinkinderen… 25
Bejaardenzorg vroeger en nu In één van zijn kronkels vertelt Simon Carmiggelt over zijn grootmoeder die, voor de oorlog, bij hun inwoonde. “Jongen”, had ze tegen hem gezegd, “ik eet hier genadebrood”. De schrijver schreef dit stukje als reactie op de naoorlogse kritiek op de bejaardentehuizen, die onder andere konijnenhokken werden genoemd. Ook pa was opgegroeid met de gewoonte dat ouders op hun oude dag, meestal na het overlijden van de wederhelft bij één van de kinderen in huis woonde. Dit had zo zijn nadelen en zodoende ontstond op gegeven moment het fenomeen van de verzorgingstehuis. Pa vertelde wel eens het verhaal van ome Hein, broer van zijn grootvader. Deze man raakte als weduwnaar een beetje in de war en had de neiging weg te lopen vanuit het huis waar hij op dat moment woonde. Dit zijn verschillende adressen geweest omdat het zo’n moeilijke man was. Op gegeven moment woonde deze oudoom van pa bij hun in de buurt en kwam hij nog wel eens bij opa Ahles aankloppen. Oom Hein was een meelijwekkend figuur, die echter ook heel heftig op anderen kon reageren. Pa werd als kind er meestal op uitgestuurd om de familie van ome Hein te waarschuwen en met zachte hand werd de arme man weer thuis gebracht. Pa heeft het nooit vergeten. Toen in 1983 ma besloot haar vader in huis op te nemen, stond pa daar volledig achter en met hart en ziel heeft hij samen met ma opa Verweij een waardige oude dag bezorgd.
26
Net als Carmiggelt vond pa de naoorlogse ontwikkelingen een verbetering, zolang hij zelf maar niet hoefde. Daarvoor was hij te zeer gesteld op zijn bewegingsvrijheid en was zijn angst voor kleine, gesloten ruimtes te groot. Mede om die reden zag ma de gang naar een tehuis voor mijn vader niet zitten. Zij vreesde dat het zijn dood zou worden. Gelukkig pakte het anders uit, omdat wederom de tijden veranderden. Het verzorgingstehuis met kleine kamertjes en vaak starre regels veranderde in een woonzorgcentrum met, weliswaar kleine, maar zelfstandige bewoonbare appartementen waar de bewoners een optimale vrijheid hebben en daarnaast de zorg krijgen die ze nodig hebben. Niet meer, maar ook niet minder. Ondanks zijn slechte fysieke conditie heeft pa samen met ma in De Rijp een gelukkig laatste jaar doorgebracht. Het nageslacht Op vrijdag 13 juli 2007, 8 maanden en 1 week na het overlijden, van mijn vader vierde ik mijn 50e verjaardag. Op 1 kleinzoon en diens vriendin na, waren naast mijn moeder alle nazaten van pa met hun partners aanwezig. Om te beginnen zijn vijf kinderen Margriet, Dick, ik, Kees en pleegzoon Rick. De vier eerstgenoemde met een aardje naar hun vaartje en de laatste erfde niet de genen maar wel de ziel. Rick hoorde er wat pa betreft absoluut bij en samen met zijn partner Bibet was hij dus als vanzelfsprekend aanwezig. Margriet en ik zijn altijd alleen gebleven, maar pa heeft zelf 24 jaar eerder nog geregeld dat wij bij elkaar gingen wonen. Met gescheiden huishoudens dat wel, maar zorgzaam naar elkaar toe en daar was hij erg blij mee. Dick was er met zijn vrouw Karina. Voor mijn oudste broer was het heel belangrijk dat pa hem altijd heeft gesteund en dat zijn schoondochters altijd welkom waren. Met Karina had pa een hele speciale band en ze waren heel erg op elkaar gesteld.
27
De jongste, Kees, was er met Irene, waarmee hij op dat moment 24 jaar getrouwd was (en waarmee hij nog steeds getrouwd is!). Met Irene heeft pa vlak voor zijn dood de begrafenis geregeld en hij wist dat hij op haar kon rekenen. Ook waren 7 van de 8 kleinkinderen aanwezig, waarop hij allemaal trots was. Hij was een fijne opa, die goed was in het verwennen. De oudste twee Rachel en Mira waren nog in zijn bijzijn getrouwd met respectievelijk Tjaard en Rikkert en moeder geworden. De geboorte van Janne, tevens kleindochter van Rick, heeft pa nog meegemaakt, maar Robin en Lovis zijn in 2007 geboren. Loes en haar Marc hadden net bekend gemaakt dat zij in 2008 zouden gaan trouwen, wat pa heel fijn gevonden zou hebben. Maarten was er dus niet, maar ook op hem was pa erg trots, vooral omdat hij de familienaam verder zou kunnen doorgegeven. Ook Hanna, net 16 geworden, was er met haar nieuwe vriendje. Lange tijd was zij het jongste kleinkind van pa, maar in 2004 kwam Denneth zoon van Dick en Karina. Op de dag van zijn overlijden werd de tweeling Fiora en Dirk geboren, die pa op een foto nog heeft gezien. En weer was hij de trotse opa! Het mooiste van dit Abrahamfeestje was wel dat de familie Ahles vrolijk en in alle harmonie nagenoeg compleet bij elkaar was. Pa heeft mij altijd verteld dat hij hoopte dat zijn gezin ook na zijn dood goed met elkaar zou blijven omgaan. Eerlijk gezegd had hij zo zijn twijfels en daarom ben ik zo blij dat mijn verjaardagsfeestje zo goed uitpakte. Ik beschouw dit samenzijn dan ook als ons eerbetoon aan hem!
28
De laatste rustplaats Er zijn mensen die op hun graf een monument kregen, maar voor pa is de hele begraafplaats het monument. De algemene begraafplaats aan de Kleverlaan te Haarlem is dan ook heel bijzonder waar hij helemaal op zijn plaats is. Hier heeft hij zelf nog gewandeld, waarbij hij genoot van het in de negentiende eeuw aangelegd park met waterpartijen, veel bomen en niet al te rechtlijnige paden. De begrafenis was helemaal in zijn stijl, toen hij na een sobere, maar op zijn lijf geschreven plechtigheid door de dragers naar zijn laatste rustplaats werd gebracht, waarna zijn kist met touwen in het vers gedolven graf werd geplaatst. Een graf gelegen aan het water, waar de imposante rietkraag aan zijn geliefde Nieuwkoop herinnerd en waar hij ligt onder één van de bomen die hem zo dierbaar waren. Voor pa persoonlijk hoefde hij geen eigen, gemarkeerd graf met een steen en alles wat daarbij hoort. Hij wist echter dat ma wel behoefte zou hebben aan een plek waar ze naar toe kon gaan en waarbij ze zelf begraven zou kunnen worden als het zover was. Vandaar dat pa is begraven in een familiegraf en dat wij deze hebben ingericht met beplanting en een steen, maar dat is wel gebeurd in zijn geest. Het graf is als het ware een klein tuintje geworden, zonder begrenzing en niet al te strak aangelegd. Onder
de
bessenstruik
staat
zelfs
zijn
eigen
tuinkabouter
die
in
het
verzorgingstehuis op de brievenbus stond. Voor genoemde struik staat een kleine gedenksteen in de vorm van een boek. Op de steen staat naast zijn naam en geboorte- en sterfdatum de aanduiding boekhandelaar. Hier rust hij in vrede, te midden van de natuur die hem zo dierbaar was, maar tevens in de stad waar hij het grootste deel van zijn leven heeft doorgebracht. In een omgeving waar het goed toeven is. Margriet en ik gaan hem geregeld opzoeken en zorgen ervoor dat het graf er goed bij blijft liggen. Als het goed weer is nemen we ma met ons mee, een uitstapje die meestal zowel ma als ons goed doet.
29
Als ik aan zijn graf sta ben ik niet alleen verdrietig, maar ook trots op de man die mijn vader was. Steeds weer besef ik wat een fijn en bijzonder mens hij was. Een wijs man, die nog steeds een voorbeeld voor me is. Ik zou hem bijna op deze plaats willen bedanken, maar toch doe ik het niet. Ik herinner me namelijk hoe instemmend hij reageerde op Youp van het Hek die in een van zijn conferences de neiging van nabestaanden hekelde zich persoonlijk tot de overledene te richten. “Denk je nu echt dat ik dat lees...?
30
Doodgewoon Ik heb een mens in de ogen gekeken, Mijn hele leven lang. Gewoon een mens met al zijn gebreken En hij zat nooit op de eerste rang. Hij heeft tijdens zijn hele aardse leven Doodgewoon zijn ding gedaan En nadat hij zijn naasten alles had gegeven Is hij doodgewoon van mij heengegaan. Ik heb een mens in de ogen gekeken Die het leven heeft bemind. En ik met al mijn gebreken? Ik ben doodgewoon zijn kind…
Haarlem, 28 oktober 2007
31
Nawoord Tussen het voorwoord en het nawoord zit ruim een jaar. In april 2007 begon ik aan dit boek en op Ameland ontstond het voorwoord en het grootste gedeelte van het eerste hoofdstuk. Achteraf gezien was ik er echter nog niet helemaal klaar voor. Daarvoor was de wond te vers. Op 14 mei 2008 toog ik wederom naar Ameland en dit keer had ik de rust gevonden mijn verhaal te doen. Gevorderd tot de helft heb ik in de weken daarna thuis in Haarlem mijn missie tot een goed einde gebracht. Blij dat het gelukt is, schrijf ik deze woorden. Opgelucht dat ik mijn ei kwijt kon, maar tegelijkertijd beseffend dat ik heel veel niet heb verteld. Wie echter zaken mist roep ik op zijn of haar verhaal ook door te geven, zodat de herinnering aan Cornelis Ahles levend blijft en van generatie op generatie doorgegeven kan worden, zoals hij de verhalen van zijn voorouders aan ons heeft doorgegeven. Hierbij wil ik Dick en Karina bedanken in wiens optrekje in het Amelander paradijs ik mocht bivakkeren. Dick heeft me ook geholpen met de opmaak en het uitgeef klaar maken. Tevens ben ik mijn moeder dankbaar met wie ik tijdens het schrijven, hetzij telefonisch, hetzij persoonlijk over mijn vader gesproken heb en wie mij geholpen heeft met sommige details. Ik dank Margriet voor haar steun, haar adviezen en haar inbreng in de vormgeving. Hoe het nu verder gaat weet ik niet. Om met pa te spreken: “We zien wel!”
Hendrik Jan Ahles, Haarlem, 1 juni 2008 32
Gebruiksvoorwaarden Het werk van schrijvers en dichters op Nederland Schrijft mag gratis worden gelezen en/of gedownload voor eigen gebruik. Iedere verspreiding, openbaarmaking, verveelvoudiging of bewerking is niet toegestaan.
33