Portret van mijn moeder
Eerste druk, 2014 © 2014 Jan Boon Portretfoto en coverfoto: Pieter Vos Coverontwerp: Arno Bleeker isbn: nur:
9789048434114 402
Uitgever: Free Musketeers, Zoetermeer www.freemusketeers.nl
Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, aanvaarden de auteur en uitgever geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten en onvolkomenheden, noch voor de directe of indirecte gevolgen hiervan. Niets uit deze uitgave mag zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever worden openbaar gemaakt of verveelvoudigd, waaronder begrepen het reproduceren door middel van druk, offset, fotokopie of microfilm of in enige digitale, elektronische, optische of andere vorm of (en dit geldt zonodig in aanvulling op het auteursrecht) het reproduceren (i) ten behoeve van een onderneming, organisatie of instelling of (ii) voor eigen oefening, studie of gebruik welk(e) niet strikt privé van aard is.
Portret van mijn moeder Jan Boon
Inhoudsopgave 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28.
Wat is er aan de hand? Een vreemde in eigen huis Die rot heup Onverwachte hulp Bakkerij Boots Wat een gedoe De rode duivel De soosdames Muziek De slappe lach Terug naar de bewaarschool Dank u wel Het geloof Een wijze les Fiere vrouwen Het moet niet gekker worden Twijfels De verhuizing Verdriet Rummikuppen Juffrouw Knip Was ik ziek dan? Hemelen Meester Tulp Gêne De lift Een troostvolle gedachte Hoe nu verder?
7 9 11 14 16 19 21 24 27 30 32 36 38 40 42 44 46 49 53 56 58 61 65 69 72 75 77 80
1.
Wat is er aan de hand?
Mijn moeder zit in haar stoel voor het raam. Half verscholen achter de vitrage kan ze lekker naar buiten kijken. Iets wat ze graag doet. Wie of wat er langs komt maakt niet uit. Het gaat vooral om de beweging daarbuiten. Daarmee houdt ze contact met de buitenwereld. Het geeft haar het gevoel dat ze nog steeds een onderdeel van de wereld is, zonder dat die wereld iets van haar verwacht. Kijken, luisteren en observeren heeft ze altijd al gedaan. Als moeder stonden die eigenschappen in dienst van haar gezin. Haar rustige, nuchtere en bescheiden aanwezigheid zorgde voor een veilige en betrouwbare omgeving waarin ik samen met mijn zes broers en zussen opgroeide. Dat stabiele fundament bleek stevig genoeg om de onvermijdelijke individuele groeistuipen en de onderlinge conflicten en spanningen op te vangen. Nu vraagt ze aan mij wat voor een dag het is en is ze vergeten wie er gisteren zijn geweest. Ze is soms zo moe. Wat is er aan de hand? Haar geheugen wordt minder, maar is dat niet de normale vergeetachtigheid van een 83-jarige? Als ik op een middag bij mijn moeder ben en de koffie met koek heb klaargezet vraag ik haar wat de uitslag is van het onderzoek naar haar vergeetachtigheid. ‘Er is iets in mijn hoofd dat niet helemaal goed is. Wat dat precies is weet ik niet. Dat moet je maar aan je zus vragen. Ze willen gaan kijken waar ik hulp kan krijgen als het erger wordt. Dat snap ik wel, maar voorlopig is het nog niet zo ver. Bovendien. Ze moeten niet alles bij me weghalen want dat is ook niet goed voor me.’ 7
Dat laatste komt er ongekend krachtig en fel uit. ‘Ik heb zelf ook nog wel wat te vertellen’, lijkt ze te willen zeggen. Bij navraag bij mijn zus blijkt dat diagnose van de specialisten ‘beginnend Alzheimer’ is. Een paar dagen later kom ik haar ophalen om naar de kapper te gaan. Als ik binnen kom zit ze met een keurig geknipt kapsel, niets vermoedend, in haar stoel. ‘Oh. Zou jij me brengen. Ik ben gisteren al geweest. De sneeuw was weg en ik zag iedereen weer fietsen. Dus ik zei tegen mezelf. Kom op. Niet zeuren. Ik heb de fiets gepakt en ben naar de kapper gegaan. Het was even wennen maar het fietsen ging verder prima.’ ‘Was dat wel zo verstandig om met die versleten heup weer op de fiets te stappen?’ vraag ik mezelf hardop af. ‘Waarom niet? Het ging toch goed,’ reageert mijn moeder direct. ‘Ja, dat is ook zo. Kom ma. Ik heb nu toch tijd dus laten we een eindje gaan rijden.’ Ik help haar met haar jas en ze geeft me een arm. ‘Die rot heup,’ zegt ze ‘Ik lijk wel een oud wijf. Nou ja. Ik ben ook een oud wijf.’
2.
Een vreemde in eigen huis
Zoals elke maandagmorgen als ik haar kom halen zit mijn moeder in haar stoel voor het raam. ‘Zo, jij bent vroeg vandaag,’ zegt ze verbaasd. ‘Dat klopt. Ik breng u toch altijd op maandagmorgen naar Lommerlust om op de koffie te gaan bij buurvrouw?’ ‘Ja dat is waar ook,’ zegt ze . ‘Wat erg hè dat ik tegenwoordig alles vergeet.’ De trap naar de aanleuningwoning van buurvrouw kost haar steeds meer moeite met die versleten heup. Met de trapleuning aan de ene en mijn stevige arm aan de andere kant strompelen we naar boven. Als we boven zijn is buurvrouw blij verrast. Ma had haar vannacht om twaalf uur en om half een gebeld om te zeggen dat ze niet op de koffie kwam omdat ze een verjaardag had. ‘Maar ik ben blij dat je er bent Mies. Kunnen we weer even bijpraten.’ Ma trekt haar schouders op, haar mondhoeken gaan omhoog en met de onschuldige ogen van een kind zegt ze: ‘Heb ik gebeld? Ik zou het bij God niet meer weten.’ Mijn moeder blijkt haar oogdruppels niet meer te gebruiken. Ze dacht dat ze het niet meer nodig had want ze had toch nergens last van. Met elkaar hebben we afgesproken dat we gaan helpen bij het druppelen van haar ogen. Elke dag gaat er iemand van ons langs of geeft telefonisch ondersteuning. ‘Dat kan ik zelf nog wel,’ zegt ze, als ik haar wil helpen. Ze pakt het flesje, houdt het boven haar oog en knijpt hard in 9
het flesje. Een grote straal oogdruppels loopt over haar wang. In haar oog geen druppel. ‘Dat gaat zo niet ma. Laat mij het maar even doen.’ Op onze familiesite laat ik weten dat telefonische sturing van de oogdruppels naar de juiste plek niet gaat lukken. De hulp van de thuiszorg, die ma zo lang mogelijk buiten de deur wil houden, komt steeds dichterbij. Sinds we een keer het gas ’s avonds hebben moeten uitzetten laten we het warm eten verzorgen door een maaltijden service bedrijf. Ma vindt dat onzin. Dat kan ze zelf toch wel! Haar verzet heeft echter iets symbolisch. Het gaat meer om het verlies van haar zelfstandigheid dan dat ze zo graag zelf wil koken. Als laatste signaal van dwarsigheid wil ze perse in haar stoel bij het raam eten. Ze pakt een kussentje, legt het op haar schoot en zet het bord erop. ‘Wil jij de worst even voor me snijden,’ vraagt ze. ‘Dan kan ik het alleen met mijn vork eten en vliegt niet alles van mijn bord.’ Dit verzet duurt maar kort. Na een paar dagen eet ze weer zoals altijd aan tafel. Als mijn moeder weer thuis is van de koffievisite vertel ik haar dat de hulp vandaag niet kan komen. Ze slaakt een zucht van verlichting en nestelt zich opgelucht met een broodje en thee in haar stoel. ‘Al die vreemde mensen in mijn huis. Het is goed dat ze me komen helpen, maar ik ben heel blij als ze weer weg zijn. Ik voel me opgelaten als anderen voor mij aan het werk zijn en ik hier maar zit te zitten,’ denkt ze hardop. ‘Ik voel me soms een vreemde in mijn eigen huis.’ Dan wordt het even stil. Ze leunt met haar hoofd achterover op haar stoel. Ik zie haar nadenken. ‘Wat erg. Straks word ik nog dement!’ 10