‘We wisten dat het doelpunt altijd wel een keer zou vallen’ Een terugblik op het kampioenschap van 1999/2000 Door Erwin Dijk Het eerste elftal van S.V. Nieuwleusen behaalde onlangs het 6e kampioenschap uit de 52jarige clubhistorie. De ploeg van Jan-Peter Jonkman behaalde de titel in de vierde klasse C en speelt volgend seizoen weer in de vertrouwde derde klasse. Aan het prille begin van deze eeuw werd de club al eens kampioen in die klasse. De Treffer blikte samen met een aantal hoofdrolspelers van toen terug op het succesvolle seizoen 1999/2000. Jan de Groot was samen met Hendrik-Jan Huzen elftalleider. „De realist en rust hemzelve‟, aldus de schrijvers van een verhaal in De Treffer, waarin kader en spelers werden voorgesteld. Ernst Bollemaat was aanvoerder van S.V. Nieuwleusen 1 en staat al jarenlang achter Jan Krul op nummer twee in de lijst van spelers met de meeste basiswedstrijden voor Nieuwleusen. Ernst vormde het centrale verdedigingsduo met Wilco Laarman, die voor het tweede seizoen in de hoofdmacht speelde en dus één van de jonkies was. Hoofdtrainer was de spraakmakende Zwollenaar Herman van den Belt. Ernst: “Het was het derde seizoen van Herman van den Belt. Hij heeft binnen de vereniging voor een cultuuromslag gezorgd. In het begin botste dat wel eens tussen verschillende mensen, maar ik denk dat wij Herman steeds beter begrepen en dat hij ons steeds beter begreep.” Jan: “Ik kende hem al en toen hij in beeld was als hoofdtrainer vroeg het bestuur mij wat ik van hem vond. Ik heb toen gelijk gezegd: „Je haalt wel wat binnen‟. Hij was een goede trainer, maar hij mocht ook graag provoceren en tegen dingen aan schoppen om veranderingen in gang te zetten.” Jan: “Het seizoen ervoor hadden we helemaal niet zo best gedraaid (Nieuwleusen werd achtste, red.). Het breekpunt was denk ik de komst van Erik Ruinemans. Door hem werden we een stuk sterker. Hij had jarenlang in de hoofdklasse gespeeld en alleen zijn naam joeg de tegenstander al schrik aan.” Het seizoen 1999/2000 begon voor de oranjehemden uitstekend met drie zeges in het bekertoernooi en winst bij het eigen Tempelmantoernooi. Een oefenwedstrijd tegen hoofdklasser WHC werd slechts met 3-4 verloren. “In de voorbereiding begon het echt goed te lopen”, zegt Wilco. “De puzzel viel op zijn plaats. Herman wist toen al dat we dat jaar voor de prijzen konden gaan.” In de competitie kende Nieuwleusen een vliegende start. De eerste wedstrijd in Ommen tegen OZC werd met 0-2 gewonnen, door doelpunten van Dinant Bollemaat en Henk Visscher. Jori Koerhuis maakte in die wedstrijd zijn debuut in het basisteam. Een overwinning tegen Mariënberg werd gevolgd door een 1-2 zege op concurrent DES uit Nijverdal en een 2-0 overwinning tegen Daarlerveen. In de uitwedstrijd tegen DOS ‟37 uit Vriezenveen leed de formatie van Van den Belt met een 0-0 gelijkspel het eerste puntverlies, maar na een overwinning tegen Hulzense Boys, kon eind oktober de eerste periodetitel worden binnengehaald. Daarvoor moest in een thuiswedstrijd wel rode-lantaarndrager Gramsbergen worden verslagen. Nieuwleusen kwam in de eerste helft op een 2-0
voorsprong, door een doeltreffende solo van Arjan Visscher en een penalty van Dinant Bollemaat. In een matige tweede helft kwam Gramsbergen nog terug tot 2-1, maar daar bleef het bij. “Het is leuk, die periodetitel, maar of het een echte prijs is, moet blijken aan het einde van het seizoen”, reageerde Van den Belt tegenover de Zwolse Courant. “We hebben de tweede helft niet best gevoetbald. Ondanks de periodetitel hebben we te weinig scorend vermogen. Achterin geven we gelukkig weinig weg. Dat is momenteel onze grootste kracht. Het heeft mij anderhalf jaar gekost om Nieuwleusen aan het voetballen te krijgen. Daarvoor zaten ze altijd met de kont in de zestien.” Tussen de bedrijven door speelde Nieuwleusen op het zogeheten „wetra-veld‟ een oefenwedstrijd tegen FC Zwolle, om de veldverlichting officieel in gebruik te nemen. Tegen de ploeg met spelers als Dirk Jan Derksen, Arne Slot en Ignacio Tuhuteru werd het 2-10. Voor Nieuwleusen scoorden Henk Visscher en Jos Bruggeman. “Het was dat jaar de enige keer dat FC Zwolle meer dan één doelpunt tegen kreeg. En daar waren wij verantwoordelijk voor”, vertelt Wilco met een lach. Coach Herman van den Belt vertrouwde op een relatief kleine spelersgroep. Slechts vijftien spelers verschenen gedurende het seizoen in het basisteam. Negen van hen speelden negentien wedstrijden of meer. Jori Koerhuis verdedigde het doel, terwijl de achterhoede veelal gevormd werd door Martin Jansen, Ernst Bollemaat, Wilco Laarman en Arijan Brinkman. Centraal op het middenveld was Jan de Weert de controleur, met Dinant Bollemaat en Ben Eikelboom aan de zijkanten. Voorin speelde Arjan Visscher alle wedstrijden, terwijl Jos Bruggeman, Henk Visscher en Erik Ruinemans alle drie vijftien keer in het basisteam stonden. Daarnaast waren Paul van den Bergh en Christian Roo regelmatige invallers. “We hadden ook het geluk dat we dat jaar nauwelijks blessures hadden. We konden altijd in een vaste samenstelling spelen. Jan de Weert was in mijn ogen een sleutelspeler. Hij zorgde voor de balans op het middenveld”, aldus Ernst. Na het binnenhalen van de eerste periodetitel speelde de Nieuwleusense formatie met 2-2 gelijk tegen Bruchterveld en werd er gewonnen tegen Kloosterhaar (0-1). Een 5-0 overwinning tegen SCD ‟83 betekende de achtste overwinning in tien wedstrijden. Paul van den Bergh, die bij afwezigheid van Erik Ruinemans en Jos Bruggeman in de spits stond, nam in die wedstrijd het openingsdoelpunt voor zijn rekening. Dinant Bollemaat (2x), Henk Visscher en Carlo Harink maakten het kwintet doelpunten vol. Een week later stond de topper tegen nummer drie SVI op het programma. De ploeg uit Ittersum zou Nieuwleusen de eerste – en zoals later zou blijken enige – nederlaag van het seizoen bezorgen. De mannen van Van den Belt begonnen slap en keken in de rust tegen een 2-0 achterstand aan. De tweede helft was beter en Nieuwleusen kwam tegen tien SVI‟ers via Jos Bruggeman terug in de wedstrijd, maar in blessuretijd werd het nog 3-1 voor de Zwollenaren. Een week later herstelde het team zich enigszins, door met 0-2 te winnen in Gramsbergen, door twee doelpunten van Arjan Visscher. Van den Belt wist in de voorbereiding al dat deze ploeg voor de prijzen kon gaan. Wanneer drong dit besef bij de rest van het kader en de spelers door? Jan: “Dat was bij mij toen we de eerste periode wonnen. Dat was een tastbare prijs, waarmee we in ieder geval verzekerd waren van nacompetitie.” Wilco: “Bij de periodewinst had ik nog het idee dat het min of meer toeval kon zijn. Het besef dat we echt een heel goed team hadden kwam bij mij tijdens een wedstrijd tegen OZC, vlak voor de winterstop. Het werd 0-0, maar die jongens gingen met de
staart tussen de benen van het veld af. We speelden echt heel goed.” Ernst vult direct aan: “Ja, dat was een geweldige wedstrijd. Het regende, het was koud en het veld was moeilijk bespeelbaar. We waren de hele wedstrijd in de aanval en OZC hing met elf man voor het doel. We raakten paal en lat, maar de bal wou er gewoon niet in die middag.” Het verslag in De Marskramer maakte inderdaad melding van „een geweldig veldoverwicht‟, vele kansen en „twee zeer onterechte en ongelukkige verliespunten‟. “Aanval na aanval golfde op het OZCdoel af.” Ondanks het gelijkspel bleef Nieuwleusen aan kop en mocht het zich Herfstkampioen noemen. Ernst: “Onze concurrenten dat jaar waren OZC, DES en SVI. Dat waren voetballend misschien wel iets betere ploegen, maar wij waren tactisch sterker. Als we het veld in gingen wist ik soms zeker dat we zouden winnen. We hadden een heel goede verdediging en een sterk middenveld. We konden „op de nul‟ spelen. Met jongens als Arjan, Erik, Henk en Jos voorin wist je bijna zeker dat het doelpunt wel een keer zou vallen. We konden de wedstrijd in één of twee momenten beslissen.” Dat bleek ook uit de doelcijfers. De ploeg scoorde „slechts‟ 44 keer, maar kreeg ook een zeer laag aantal van zestien doelpunten tegen. Topscorer werd Arjan Visscher, met elf doelpunten, gevolgd door Jos Bruggeman (7), Henk Visscher (6) en Dinant Bollemaat (6). Na de winterstop heropende de Nieuwleuser ploeg de competitie met een thuiswedstrijd tegen DES. “Die twee wedstrijden tegen DES waren cruciaal”, zegt Jan de Groot. De ploeg uit Nijverdal had het betere van het spel, maar de solide verdediging met Ernst en Wilco in het centrum hield opnieuw glansrijk stand. Henk Visscher, die een kwartier voor tijd scoorde met een „miraculeus lobje‟ mocht zich matchwinner noemen. Na een afgelasting en een gelijkspel tegen DOS ‟37 raakte Nieuwleusen kortstondig de koppositie kwijt aan SVI, dat een wedstrijd meer gespeeld had. De ploeg uit Ittersum verloor echter twee keer op rij, waardoor S.V. Nieuwleusen volgens De Marskramer „op koers voor het kampioenschap‟ raakte. De ploeg won zelf twee wedstrijden op rij, tegen Hulzense Boys (2-3) en Mariënberg (1-3). Het eerste elftal kende dat jaar – in tegenstelling tot wat later soms het geval was – een evenwichtige leeftijdsopbouw. Tegenover ervaren mannen als de gebroeders Bollemaat en Visscher, Erik Ruinemans, Jan de Weert en Arijan Brinkman, stonden de „rookies‟ Wilco Laarman, Martin Jansen, Christian Roo en Jori Koerhuis. “De balans tussen jong en oud was perfect”, zegt Wilco. “We hadden dikke schik met elkaar. De hiërarchie was goed. De jonkies accepteerden veel van de oudjes.” “Er werd ook heel scherp, heel hard getraind”, vult Ernst aan. “Ik trainde echt met genot.” De sfeer in de groep was goed. “De gebroeders Visscher hadden altijd de raarste dingen en ook iemand als Paul van den Bergh was „belangrijk voor de groep‟. Hij schikte zich in zijn rol als invaller en was een sfeermaker”, aldus Ernst. Begin april haperde de Nieuwleusense motor. In vier dagen tijd werden evenzoveel punten verspeeld. Thuis tegen Bruchterveld werd het, na een zeer late gelijkmaker van de gasten 1-1 en drie dagen later in en tegen Daarlerveen werd het 0-0. Dinant Bollemaat, de vaste strafschopnemer, miste vanaf elf meter. Nieuwleusen behield de leiding, maar de voorsprong op concurrent SVI bedroeg nog slechts één punt. Het gegeven dat die ploeg op de laatste speeldag naar Nieuwleusen moest, beloofde een zinderend einde van het seizoen. De zaterdag na het gelijke spel tegen Daarlerveen haalden de oranjehemden flink uit tegen Kloosterhaar: 5-0. De doelpuntenmakers waren Martin Jansen, Arjan Visscher, Jos Bruggeman, Jan de Weert en Dinant Bollemaat. Even belangrijk nieuws kwam uit Vriezenveen, waar SVI verloor
van DOS ‟37. Met nog twee duels te gaan groeide de voorsprong van de koploper naar vier punten. De ploeg van aanvoerder Ernst Bollemaat kon een week later tegen SCD ‟83 de titel opeisen. “Ik kan me niet herinneren dat ik heel erg zenuwachtig was voor die kampioenswedstrijd tegen SCD. Ik was altijd wel wat gespannen, maar dat ben ik nu nog bij wedstrijden van het derde,” zegt Ernst. Wilco: “Voor mij stond die hele week in het teken van het kampioenschap. A1 werd op maandag kampioen in een uitwedstrijd tegen Vroomshoopse Boys, dus dat was alvast een mooi voorproefje.” Jan de Groot kende niet veel zenuwen. “Alleen na de 1-1 van SCD. Toen werd het wel erg spannend.” De 35-jarige routinier Jan de Weert vertelde in de week voorafgaand aan het kampioenschap in een interview met de Zwolse Courant dat hij niet op een „enerverende slotdag‟ zat te wachten en het tegen SCD af wilde maken. Hij roemde het collectief en de inbreng van de trainer. Op 22 april 2000 reisde de ploeg met in haar kielzog ongeveer zevenhonderd supporters af naar Dedemsvaart. Nieuwleusen startte sterk en kwam al na zeven minuten op voorsprong. Arjan Visscher rondde fraai af na voorbereidend werk van Erik Ruinemans. SCD kon nog periodekampioen worden en liet het er in de streekderby daarom niet bij zitten. Beide ploegen kregen kansen, maar met het aanbreken van de rust stond Nieuwleusen nog steeds op een 1-0 voorsprong. Daar kwam vlak na de pauze verandering in toen Nexhat Berisha voor SCD de gelijkmaker binnentikte. De bezoekers schakelden daarop een tandje bij en na een uur spelen maakte Erik Ruinemans de bevrijdende 2-1. Een slotoffensief van SCD bracht geen verandering meer in de stand. Nieuwleusen was kampioen en promoveerde voor het eerst in de historie naar de tweede klasse. Een groot feest op het veld, op de cabriobus en in de kantine volgde. „Nieuwleusen schrijft historie‟, kopte de Zwolse Courant. Jan: “Wat me vooral nog heel goed is bijgebleven was dat we met de hele ploeg de tas met shirtjes en de bloemen naar mevrouw Kuiper, de wasvrouw brachten. Arie Kuiper vertelde me pas nog dat hij dat zo‟n mooi moment vond. Hij had de tranen in de ogen staan.” De laatste wedstrijd „om des keizers baard‟ tegen SVI werd met 2-1 gewonnen, waarna afscheid werd genomen van Jan de Weert. Na een wedstrijd tegen het jeugdteam van Cruzeiro, met onder anderen de latere Ajacied Maxwell in de gelederen, werd ook het „Rabobank Herindelingstoernooi‟ gewonnen. Ernst: “Dat was tekenend voor dat seizoen. We speelden zo makkelijk. Alles liep, waardoor we eigenlijk alles wonnen.”
Een half leven bij Nieuwleusen 1 Een interview met ‘Rekordmeister’ Gerrit Krul Door Erwin Dijk Het clubgebouw van S.V. Nieuwleusen kent sinds enige tijd een heuse Wall of Fame. Foto‟s van de zes kampioensteams uit de rijke historie van S.V. Nieuwleusen, in hun opperste moment van glorie vereeuwigd. Een enkeling vindt zichzelf op twee foto‟s terug, maar één man is op maar liefst vijf afbeeldingen te zien: Gerrit Krul. ,,Ik ben inderdaad vijf keer kampioen geworden met het eerste van Nieuwleusen. In vier verschillende functies.” Zijn twaalf en een halfjarig jubileum als verzorger is aanstaande en in totaal is hij bijna een kwart eeuw betrokken bij de eerste selectie. Gerrit (50) werd op zijn twaalfde lid van de S.V. Omdat de familie Krul „halverwege Zwolle‟ woonde, mochten hij en zijn broers pas lid worden als ze naar het middelbaar onderwijs gingen. “Ik ben als voetballer begonnen, ik was een vrij snelle rechtsbuiten, maar al gauw was er een gebrek aan keepers en zodoende ben ik in de B1 als keeper begonnen.” Gerrit bleek al gauw een ware kampioen, want zowel met B1, als later met A1 werd de titel binnengehaald. “Dat gebeurde onder de bezielende leiding van Roel ter Horst en Bé Harke. Jongens als Gerrit Dekker, Jan Scholten, Jan Beltman en Gerard Kooiker hebben later nog in het eerste gespeeld. Dat was een mooi elftal.” Eenmaal bij de senioren ondervond Gerrit als keeper veel concurrentie, met name van Henk Smeenk. Aanvankelijk speelde hij zijn wedstrijden veelal in het tweede, tot het moment dat Smeenk geblesseerd raakte. “Dat was in het seizoen 1978-1979. Ik heb toen een half jaar in het eerste mogen keepen en we zijn dat jaar ook kampioen geworden. Dat was een heel goed team. Als je die mooie zwart-wit foto ziet en kijkt welke spelers daarop staan, dan zijn dat jongens die heel veel voor de vereniging hebben gedaan. En nog steeds doen. Hendrik-Jan Huzen, Herman van den Berg, Aalt de Weerd, Gerrit Schottert en Rieks Folkerts: allemaal jongens die later veel in allerlei bestuursfuncties hebben gezeten. Dat was een elftal waar Nieuwleusen heel veel aan gehad heeft.” Een lang leven als eerste elftalspeler was Gerrit niet beschoren. “In 1983, ik was toen 24, moest ik stoppen met voetbal vanwege een probleem met mijn hart. Daardoor viel ik eigenlijk een beetje in een gat. Ik heb daarna nooit meer aan wedstrijdsport kunnen doen. Dat was zeker een bittere pil, want ik was toch voetballer in hart en nieren. Kort daarna heb ik het stokje weer opgepakt door grensrechter van het tweede te worden.” Gedurende een aantal jaar was Gerrit actief in verschillende functies. Grensrechter van het tweede, grensrechter van het eerste, leider van het tweede, en uiteindelijk leider van het eerste. Zijn tweede kampioenschap beleefde Gerrit als grensrechter van het eerste in 1985-1986. Als kampioen van de afdeling Zwolle speelde S.V. Nieuwleusen vervolgens een competitie tegen de andere afdelingskampioenen van Nederland. Tijdens de finaledag in Zeist werd uiteindelijk de Nederlandse titel voor afdelingsteams binnengehaald. “Dat was ook een hoogtepunt”, voegt Gerrit droogjes toe.
Later keerde Gerrit als leider terug bij het tweede elftal, waar hij ook de training op zich nam en de opstelling bepaalde. “Dat was ook een mooie periode, maar het vergde wel veel energie. Als je leider van het tweede bent, dan moet je altijd improviseren omdat bijvoorbeeld het eerste weer spelers nodig heeft. Ik was op donderdagavond en vrijdagavond altijd druk om het elftal voor elkaar te krijgen. Het is heel veel improviseren, omdat je veel wisselingen van spelers hebt. Ik was heel blij dat ik in het tweede spelers had als Gerard Kooiker en Evert en Dick Kwakkel die je op meerdere posities kwijt kon.” Uiteindelijk was het trainer Jeroen Willemsen die hem als leider weer bij de eerste selectie haalde. “Met hem hebben wee ook een mooie succesvolle periode gehad en zijn we ook een keer kampioen geworden. Dat was in 1994-1995. Mijn derde kampioenschap in mijn derde hoedanigheid. Eerst als keeper, toen als grensrechter en vervolgens als leider.” Gedurende zijn veelzijdige carrière kwam Gerrit met diverse trainers in aanraking. De meest markante onder hen was ongetwijfeld Herman van den Belt, die in 1997 Jeroen Willemsen opvolgde en zes jaar aanbleef. Hoewel de Zwolse oefenmeester niet altijd even populair was binnen de vereniging, geniet hij nog altijd veel respect bij degenen die met hem werkten. “Herman vond ik een hele goede trainer. Misschien dat dat voor de vereniging en de aanhang wel wat minder was, ook wel begrijpelijk, maar als je dichtbij Van den Belt stond en dichtbij het team betrokken was, dan merkte je dat hij een hele goede trainer was.” “Onder Van den Belt ben ik eerst nog een jaar leider geweest en daarna verzorger geworden. Ik nam het over van Bé van Berkum, omdat hij in ploegendienst werkte en er daardoor op trainingsavonden vaak niet was. Ik was al leider en grensrechter geweest, dus ik wou wel weer eens wat anders. Tijdens dat jaar dat ik nog leider was, volgde ik een cursus sportmassage. Naast dat ik twee avonden bij de club was, moest ik ook twee keer per week naar die cursus en op zondag nog aan het leren. Dat was dus best wel een drukke periode. Wonderwel ben ik in één keer geslaagd. Hendrik-Jan Huzen en Jan de Groot namen als leiders het stokje van mij over. Sindsdien ben ik verzorger.” Tientallen spelers lagen inmiddels bij hem op de massagetafel, duizenden enkels tapete hij. De massageruimte – „het hok van Gerrit‟ – weerspiegelt zijn grote carrière bij de eerste selectie. Gerrit veranderde de ruimte eigenhandig in een klein „S.V. Nieuwleusenmuseum‟, met tientallen foto‟s uit het recente en minder recente verleden. “Met Van den Belt zijn we weer kampioen geworden en gepromoveerd naar de tweede klasse. Daar hebben we twee mooie jaren gehad, maar helaas degradeerden we weer. Met opgeheven hoofd, dat wel.” Na Van den Belt kwam Harry Poelhekke, wat geen groot succes was. Na een jaar was hij weer vertrokken. “Ach, geen succes, dat weet ik niet. Ik heb heel veel trainers meegemaakt en met geen van hen echt problemen gehad. Als je kritisch kijkt wat nou wel en geen goede trainer is, dan zit daar nog wel verschil in. Als persoon had ik niet zoveel moeite met Poelhekke, maar de klik met de groep is er gewoon wel of niet en als die er niet is moet je afscheid van elkaar nemen. Maar qua persoon heb ik met geen enkele trainer echt problemen gehad.”
“Vervolgens kwam Marcel van der Steege. Dat was ook een goede periode, maar ik denk wel dat drie jaar het maximum was voor hem. Ik vond dat bij hem, naarmate de tijd vorderde de scherpe kantjes er wel afgingen. Hij werd minder alert op allerlei dingen. Met Epke Brouwer was dat destijds ook zo, die is maar een jaar geweest, maar die zat halverwege het jaar al met de kop bij Olympia. Met Van der Steege zijn we nog wel periodekampioen geworden na een mooie beslissingswedstrijd tegen CSV ‟28 in Hasselt.” Die periodetitel dateerde uit het seizoen 2005-2006, toen Nieuwleusen uiteindelijk in de halve finale van de nacompetitie uitgeschakeld werd door Hatto Heim. Na de Zwollenaar Van der Steege kwam Jan Peter Jonkman uit Meppel. In zijn eerste jaar degradeerde het eerste elftal uit de derde klasse. “Dat was geen leuk begin voor hem, maar ik denk dat het aan Nieuwleusen zelf gelegen heeft. Er was een bepaalde gemakzucht van „het komt wel goed‟. Ik kan me nog herinneren dat ik halverwege het jaar een waarschuwend vingertje opgestoken heb. Ik kon me nog een situatie herinneren met het eerste waarin we vijf wedstrijden voor het einde nog vijf punten los stonden. Toen heerste er ook een mentaliteit van „het komt wel goed, wie kan ons pakken‟, maar aan het einde van de rit stonden we wel met lege handen. Ondanks die waarschuwing zijn we toch gedegradeerd.” Zoals genoegzaam bekend, verloor het team in de laatste wedstrijd van het seizoen met 2-1 bij V.V. Avereest, door een doelpunt in de laatste minuut. “ Het was wel behoorlijk sneu, in de laatste competitiewedstrijd tegen Avereest. Maar dat is ook voetbal. En dan kun je zeggen dat het aan die laatste wedstrijd ligt, maar in mijn ogen zat het op de laatste competitiehelft vast. Ik heb gelukkig weinig degradaties meegemaakt. Ik kon heel lang zeggen dat ik nooit gedegradeerd was met het eerste, totdat we onder Herman van den Belt uit de tweede klasse vielen. En later is daar helaas dus nog eentje bij gekomen.” Na het echec volgde evenwel een zeer succesvol seizoen. “Ik vind het wel heel knap dat we direct weer ongeslagen kampioen geworden zijn. Het is een hele goede verdienste van Jan Peter dat hij de boel heel erg scherp houdt. Ik probeer m‟n steentje daar ook aan bij te dragen. Ik vind het jammer dat ie weggaat, maar ik heb ook wel begrip voor z‟n keuze. Dat is in mijn ogen ook het verschil tussen Jan Peter en Marcel. Jonkman houdt de boel tot het einde toe scherp. Hij wil natuurlijk ook dit seizoen nog proberen wat neer te zetten hier.” Volgend jaar viert Gerrit zijn veertigjarig jubileum bij de vereniging. Aan stoppen denkt hij echter nog niet, want onlangs verlengde hij zijn contract als verzorger met nog weer een jaar. “Er is elk jaar wel een periode dat ik denk: „moet ik nou wel weer verder gaan en er nog weer een jaar aan vastplakken‟. Aan de andere kant weet ik ook dat ik in een gat val als ik de voetbal niet meer heb. Sowieso, als je bij een clubje bent, dan hoor je bij een groep. Stop je daarmee, dan val je in een gat. Dat wil ik niet. Ik heb de voetbal nog te hard nodig om afleiding te zoeken. Het is gewoon een uitlaatklep dat ik naar de voetbal kan. Het werk als verzorger vind ik hartstikke leuk. Je hebt wat minder druk dan wanneer je bijvoorbeeld leider of trainer bent, omdat je niet steeds hoeft te bedenken wie je opstelt, hoe je gaat spelen, enzovoort.” Dat hij het naar zijn zin heeft blijkt overigens eens te meer uit het feit dat Gerrit al jarenlang vaste kracht is tijdens de weekendjes weg. Het werk als verzorger is voor Gerrit een goede afleiding van zijn drukke baan. “Ik werk bij het Deltion. Ik zorg voor de informatievoorziening voor het management, met name gericht op de onderwijsadministratie.” In … trouwde hij met Jannie, een huwelijk waar twee dochters, Lisette (..) en Marlous (..) uit voortkwamen.
Als constante factor binnen de organisatie bij het eerste elftal heeft Gerrit de afgelopen decennia veel zien veranderen, zowel bij de vereniging als bij de eerste selectie zelf. “De laatste jaren – eigenlijk sinds de tijd van Herman van den Belt, die is daar mee begonnen – is er een strakke organisatie rond het eerste gekomen. Alles moet goed geregeld zijn. Er moet een leider zijn, een verzorger, dingen moeten klaar liggen enzovoort. Zorg je dat de dingen goed voor elkaar zijn, dan kun je ook resultaat verwachten op het veld. Dan kun je zeggen: „jongens, we zorgen dat alles goed voor elkaar is, maar jullie moeten het waarmaken op het veld‟. Daar was Herman van den Belt heel erg strak in. Qua bestuur en dergelijke was Nieuwleusen in die tijd nog niet zó goed georganiseerd. Het was meer de Sallandse mentaliteit, de gemakzucht, alles een beetje ad hoc en op het laatste moment oplossingen zoeken. Structuur zat er eigenlijk niet erg in. Het liep allemaal wel, maar het kon beter. Hij is de weg ingeslagen zoals we nu bezig zijn. Later heeft ook Marcel van der Steege nog wel z‟n steentje daaraan bijgedragen met bijvoorbeeld de presentatiekleding. Het is niet de jongens in de watten leggen, want van het eerste elftal verwacht je wel resultaten. De jongens moeten er heel veel voor doen, drie keer in de week moeten ze er staan. Altijd. Eerder was dat makkelijker. Als er een kaartavond was bij de vereniging, dan werd de training erop aangepast dat je om half negen kon gaan kaarten. Dan duurde de training drie kwartier in plaats van anderhalf uur. De opkomst in de training is ook een stuk beter geworden. Doordat dingen beter georganiseerd zijn kunnen spelers het ook niet meer maken om bijvoorbeeld te zeggen: „jongens, ik heb vanavond een verjaardag, dus ik kom niet‟. Die discipline zit er nu gelukkig in.” “We hebben ook een generatie gehad, dat was echt de „patatgeneratie‟. Dat was allemaal gemakzucht en trainers hebben daar ook wel moeite mee gehad. Tegenwoordig is de jeugd veel mondiger geworden en ik denk dat dat alleen maar goed is. Aan de andere kant moeten ze dat niet overdrijven, door bijvoorbeeld te zeggen: „trainer dat doe je helemaal verkeerd‟. Een trainer moet luisteren naar wat er in de groep leeft en vervolgens z‟n eigen koers daarin varen. Een stuk discussie ben ik wel voor. Dat was in het verleden een stuk minder.” Een andere geleidelijke kentering is volgens Gerrit de verhouding tussen het eerste en het tweede. “Dat is nu stukken beter dan het wel eens geweest is. Dan zat het tweede bijvoorbeeld in de kantine, terwijl het eerste aan het voetballen was. Als het puntje bij het paaltje kwam dan lachten ze elkaar ook nog uit als ze een doelpunt tegen kregen. Daar is Marcel van der Steege ook wel belangrijk in geweest. Hij zei: „het moet een eenheid zijn.‟ Soms moeten eerste selectiespelers met het tweede mee, of andersom. Tussen die twee kampen moet geen muur staan, want tijdens het seizoen heb je elkaar gewoon nodig. Ook op bestuurlijk niveau zijn we denk ik goed op weg. Je ziet het nu ook met de nieuwe bestuursstructuur. Een gouden greep. Had misschien nog wel eerder gemogen, maar ik denk dat de tijd rijp was om het nu te doen. Ik zie dus veel positieve dingen, waaronder natuurlijk ook de aanpak van het middengebied. Maar het valt of staat met vrijwilligers en dat is ook Nieuwleusen-eigen.” De sfeer bij de club maakte dat Gerrit nog altijd bij de vereniging is, terwijl hij al 28 jaar in Dalfsen woont. “Ik ben nog altijd wel gebonden aan Nieuwleusen. Ik heb één keer een overstap naar ASC ‟62 overwogen. Dat was in de tijd dat ik zelf nog voetbalde en in Dalfsen ging wonen. Ik heb toen aan de trainer daar gevraagd of ik nog enige kans maakte om in het eerste te komen. Die zei: „Jij in het eerste? Ik denk het niet‟. Dus dat was gelijk van de baan. Dat ik niet naar ASC ben gegaan heeft er ook wel mee te maken dat ik geen voetballende
kinderen heb. Ik heb twee dochters en die voetballen niet. Anders was een overstap misschien wel logisch geweest.” Naast verzorger tracht Gerrit eveneens een brugfunctie tussen de spelers en de technische staf te vervullen. “De ene speler heb je wel vaker op de bank dan de andere, dus daar praat je wat vaker mee, maar dat is niet dat je specifiek voorkeur voor een bepaalde speler hebt. Je hoort natuurlijk wel eens wat. Je merkt wel eens wat aan een speler en dan probeer je je een beetje in te leven in de situatie waarin de speler zit. Daar doe ik verder niet zo heel veel mee, maar mocht het nodig zijn dan kun je wel als bruggetje fungeren bijvoorbeeld naar de trainers.” “De kampioenschappen zijn wel de hoogtepunten geweest. Het kampioensteam in 1979, dat was een gouden team. Ik was toen nog heel jong en daar was ik zelf ook actief bij betrokken, misschien was dat wel het hoogtepunt. Vorig jaar werden we kampioen in de vierde klasse. Aan de ene kant kun je dan denken: „Vierde klasse, dan móet je kampioen worden. Maar als je dan ongeslagen kampioen wordt na een degradatie en zó‟n feest hebt, dan is dat ook een hoogtepunt. Dat ligt nog het meest vers in het geheugen.”
“Je kon van hem op aan” Jan Krul (1961 – 2010) Door Erwin Dijk m.m.v. Hendrik Jan Huzen Eén van de iconen van S.V. Nieuwleusen is niet meer. Op 18 september 2010 overleed Jan Krul, met 281 wedstrijden in de basis van het eerste elftal recordhouder binnen de vereniging. “In Jan Krul verliezen wij een betrokken verenigingslid, die veel voor onze vereniging heeft gedaan en heeft betekend”, zo tekende het bestuur van S.V. Nieuwleusen in een persbericht op. Jan werd geboren op 28 augustus 1961, als vierde in de rij van Herman, Henk, Gerrit en Marinus. Omdat de familie Krul „halverwege Zwolle‟ woonde, mochten de gebroeders van hun ouders pas in clubverband gaan voetballen op het moment dat ze naar de middelbare school gingen. Zodoende werd Jan op 1 februari 1974 op twaalfjarige leeftijd lid van S.V. Nieuwleusen. Hij doorliep de jeugdteams en na enige tijd in het tweede elftal te hebben gespeeld, haalde hoofdtrainer Jan Stoffer hem in het seizoen 1980/1981 bij de eerste selectie. Aan het einde van dat seizoen speelde Jan een aantal oefenwedstrijden, maar aan het begin van de volgende jaargang speelde hij voor het eerst in de basis van het eerste. Op 19 september 1981 won Nieuwleusen met Jan als linksback met 1-2 van Vitesse ‟63 uit Koekange. Aalt de Weerd maakte beide doelpunten. De eerste selectie bestond destijds uit grote namen als Joop Koerhuis, Jan van der Kolk, Aalt de Weerd en Herman van den Berg. “Jan Stoffer zag het in hem zitten”, zegt Van den Berg. ,,Hij oogde in het begin misschien wat houterig, maar ik ken niemand die zo snel heeft geleerd als Jan. Binnen een paar jaar was hij dé voorstopper van Nieuwleusen. Hij werd alleen maar beter.” Het duurde nog bijna anderhalf jaar voordat Jan voor het eerst doel trof: op 12 maart 1983 scoorde hij het tweede doelpunt in een thuiswedstrijd tegen BAS (3-0). Gedurende Jan‟s tijdperk in het eerste werd S.V. Nieuwleusen twee keer kampioen en zowel in 1990/1991 als in 1991/1992 won Nieuwleusen een periodetitel, maar was de nacompetitie het eindstation. “1986 was natuurlijk het mooiste jaar,” zei de lange voorstopper later. “Eerst de titel pakken in je eigen klasse en vervolgens ook het Nederlands afdelingskampioenschap winnen in Zeist.” Ook in 1995 werd de titel binnengesleept, nadat Nieuwleusen twee jaar daarvoor was gedegradeerd. Hoofdtrainer in dat kampioensjaar was Jeroen Willemsen, die zich Jan herinnert als „een zacht persoon‟. “Het was een lieve man. Hij maakte nooit moeilijkheden. Jan was bescheiden, liep niet voorop in de polonaise, maar lag wel heel goed in de groep.” Willemsen memoreert dat zijn aanvoerder „niet echt een typische leider‟ was, maar dat hij vanwege de rust die hij uitstraalde wel als dé aanvoerder gezien werd. “We hadden in de periode dat ik trainer was een aantal spelers die het niet zo nauw namen met de regels binnen de groep. Die kwamen dan – vaak ook door hun werk – bijvoorbeeld te laat bij een training of een wedstrijdbespreking. Op die momenten had ik aan één blik van Jan al genoeg om te weten dat hij wilde zeggen „zie het maar door de vingers‟. Dat werd dan ook geaccepteerd door de rest. Jan wist dat we die jongens nodig hadden en heeft mij wel geholpen om de boel bij elkaar te houden.” De kopsterke voorstopper maakte in het kampioensjaar 1995 vier doelpunten.
Maar liefst vijftien seizoenen maakte Jan deel uit van het vlaggenschip van de vereniging, een periode waarin hij met diverse secondanten het centrale verdedigingsduo vormde. Eén van hen was Harry Dunnink. In een evaluatie in De Treffer van de eerste seizoenshelft van 1987/1988 werd geconstateerd dat aanvoerder Jan Krul door de blessure van Dunnink „noodgedwongen sober‟ speelde, maar desondanks tegen Hulsense Boys het „bevrijdende‟ en winnende doelpunt had gemaakt. Later vormde hij onder trainer Willemsen een duo met Bertus Goutbeek. “Dat was tegen het einde van zijn carrière,” herinnert Willemsen zich. “Jan was na de wedstrijd altijd hartstikke kapot, maar wanneer we gewonnen hadden gaf Bertus hem met een grote grijns op zijn gezicht nog eens een enorme klap op zijn schouder. “Zó lange, dat hebben we toch weer mooi geflikt! Weer mooi de nul gehouden!” riep Bertus dan.” Als stabiele factor binnen de hoofdmacht van de vereniging eindigde Jan steevast in de top bij de verkiezing van de Speler van het Jaar. Van den Berg en Willemsen roemen zijn inzicht, kopkracht en verdedigende kwaliteiten. “Jan was onverslaanbaar in de lucht,” zegt Willemsen. “Hij had vaak nog net een goede sliding waarmee hij een kans voorkwam, of net even het been ertussen om een schot te blokkeren. Hij was strijdvaardig, maar niet bikkelhard of gemeen. Een voorbeeld voor de rest. En wanneer we achterstonden stuurde ik hem in het laatste kwartier mee naar voren om de gelijkmaker of de winnende treffer te forceren.” Niet bikkelhard of gemeen. Wat heet: in vijftien seizoenen werd Jan niet één keer geschorst. De aanvoerder was overigens niet te beroerd om „huisstatisticus‟ Hendrik Jan Huzen publiekelijk op een foutje te wijzen. Die laatste had in de winterstop van het seizoen 1987/1988 in De Treffer vermeld dat Jan 90 wedstrijden in de hoofdmacht op zijn naam had staan, maar in een ingezonden briefje wees de lange verdediger Huzen erop dat dit er 111 waren. “Het kan ook wezen dat ik niet opval, maar je hebt een seizoen van 21 wedstrijden overgeslagen,” schreef Jan niet zonder enige ironie. “En ik hoop er nog vele wedstrijden te staan,” voegde hij daaraan toe. Nog in hetzelfde clubblad liet Huzen weten dat Jan het inderdaad bij het rechte eind had. Van den Berg herinnert zich nog goed dat Jan op 21 mei 1994 zijn 250e wedstrijd in Nieuwleusen 1 speelde. “De huldiging van Jan bij dat jubileum was mijn eerste officiële taak als voorzitter. Dat is ons allebei heel goed bijgebleven en we hadden het er later nog regelmatig over. Daarin was Jan ook best emotioneel. Hij vond het mooi om dat moment met iedereen te delen, maar daarna was het ook klaar.” Aan het einde van het kampioensjaar 1994/1995 speelde Jan het record van Gerrit Schottert (270 wedstrijden) uit de boeken. Een half jaar later, op 2 december 1995 kwam hij voor de 281e en laatste keer in actie voor S.V. Nieuwleusen 1, thuis tegen ZZVV. Dat record staat nog altijd, hoewel Ernst Bollemaat hem met 279 wedstrijden heel dicht benaderde. Deze prestatie is des te opmerkelijker, gezien de blessures waar Jan gedurende zijn carrière mee te kampen had. Zo werd hij vier keer aan zijn knieën geopereerd. In zijn laatste seizoen speelde Jan nog slechts negen wedstrijden. Daarmee is ook de reden genoemd dat de routinier na zijn afscheid niet in een lager elftal ging spelen. “Ik heb echte voetbalknieën. Gewoon totaal versleten door de jarenlange belasting,” zei hij later. Met 35 doelpunten – voornamelijk gemaakt met het hoofd – staat de voorstopper momenteel nog altijd vijftiende op de topscorerslijst aller tijden van S.V. Nieuwleusen 1. Jan‟s officiële afscheid had plaats op Koninginnedag 1996, met een wedstrijd van S.V. Nieuwleusen tegen U.S.V. Hoewel de wedstrijd op zich er volgens Jan één was om snel te vergeten, was het voor hem toch een „onvergetelijke dag‟, zo liet hij in een dankwoord in De Treffer weten. Van zijn medespelers kreeg de vertrekkende aanvoerder „een grote ligstoel met kussen en bijbehoren‟ aangeboden en trainer Willemsen schreef een „Ode aan Jan Krul‟. Hé lange donder, klasse lange! Die spits weer in de tange Bij elke hoge bal denkt ie: geen gelul
Roept ie: „Jan Krul‟ En weer het einde van hùn aanval Klasse lange, lange donder! “Bij dat afscheid was hij emotioneel,” zegt Willemsen. “Hij vertelde me later dat hij een brok in de keel had.” In 1997, kort na zijn afscheid als eerste elftalspeler, trad Jan toe tot het verenigingsbestuur, waar hij verantwoordelijk werd voor het onderhoud van gebouwen en materialen. In de voorgaande jaren was hij al lid van de onderhoudscommissie. In karakteristieke tred – lange pas en ietwat gebogen rug – bewoog hij zich over het sportpark, nooit te beroerd om even te kijken waarom er – pak „m beet – geen warm water uit de douches kwam. “Jan nam binnen het bestuur niet zozeer het voortouw in de zin dat hij plannen maakte,” zegt toenmalig voorzitter Van den Berg. “Hij was meer van de uitvoering. Daar was Jan steengoed in.” In 2006 stopte hij als bestuurslid, maar de technicus bleef lid van de onderhoudscommissie. Hij hield zich bezig met installatiewerkzaamheden en klussen op het gebied van elektra, telefonie en beveiliging. Ook was hij lid van de bouwcommissie die de uitbreiding van de accommodatie wist te realiseren. “Jan was een integere man,” zegt Van den Berg. “Hij was honderd procent betrouwbaar. Je kon van hem op aan.” Naast het onderhoudswerk vertegenwoordigde de clubrecordhouder jarenlang samen met Herman van den Berg en Joop Koerhuis het verenigingsbestuur bij uit- en thuiswedstrijden van het eerste elftal. Nog in mei van dit jaar reisde hij met spelers, staf en een bestuursdelegatie in de bus van Gebo Tours naar Nijverdal, waar het eerste elftal in de nacompetitie hard onderuit ging tegen S.V.V.N. “Jan was een echte Nieuwleusenaar. Een echte supporter ook”, aldus Van den Berg. Dat het voetbalspel in de loop der jaren veranderde ontging hem niet. “Wij speelden eerder veel meer verdedigend werkvoetbal,” zei Jan in 2007. “Tegenwoordig is het allemaal veel technischer en wordt er meer echt gevoetbald. Eigenlijk is dat ook veel leuker.” Hé lange donder, klasse lange Trainers komen, trainers gaan Maar Jan bleef eeuwig in ‟t eerste staan Maar eeuwig bestaat niet meer En dat doet ons allemaal zeer Je zelf misschien wel ‟t meest Want je bent een echt voetbalbeest Jarenlang de beste voorstopper Als speler en als mens, een echte topper Klasse lange, lange donder! Eind mei 2010 werd bekend dat Jan ernstig ziek was en in de loop van de volgende maanden bleek dat hij niet meer zou genezen. Net nadat het eerste elftal op zaterdag 18 september in Kampen met 2-0 van K.H.C. had gewonnen, moest Jan zijn laatste wedstrijd als verloren beschouwen. “Wij zullen hem ongelooflijk missen.”