We have toiled all night: Christianity in The Gambia 1456-2000
Martha Theodora Frederiks
Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer
430
We have toiled all night: Summary in Dutch
SAMENVATltNG IN HET NEDERLANDS In 1456 zetie de Portugese ontdekkingsreiziger Diogo Gomes voet aan wal in Gambia. Hij was in dienst van Prins Hendrik de Zeevaarder en op zoek naar handelspartners en Afrikaanse bondgenoten in de strijd tegen de Islam. Nadat de Portugezen de Moslims uit hun rijk hadden verdreven, hadden ze hun gevecht voortgezet in Noord Afrika. Tijdens zijn verblijf in Marokko als gouvemeur van Ceuta, had Prins Hendrik geruchten gehoord over het goud van Afrika en over een Christelijke koning, Presbyter Johannes, die achter de Moslim linies, ergens in Afrika zou wonen. Kort daarop begonnen de eerste Portugese schepen de zeeroutes richting West Afrika te verkennen. Ze gingen op zoek naar handelspartners en op zoek naar Presbyter Johannes. Toen ze eenmaal ontdekt hadden dat ze via een golfstroom boven Kaap Verdie redelijk gemakkelijk en veilig weer terug naar Portugal konden varen, was de verkenning van West Afrika een feit. Diogo Gomes was een van de eersten die de Gambia rivier verkende. In de monding van de rivier, ging hij aan land. Daar ontmoette hij de Mansa van Niumi, de leider van het gebied. Hij raakte met hem in gesprek over handel en religie. De Mansa bleek zeer ge'interesseerd in zowel het Christendom als de handel met de Portugezen en verklaarde zich bereid zendelingen te ontvangen. Verheugd keerde Gomes terug naar Portugal met het bericht dat hij weliswaar Presbyter Johannes niet had gevonden, maar dat er wel een Afrikaanse chief was die bereid bleek Christen te worden. De vooraitzichten op de kerstenmg van Gambia leken veel belovend. Vijfhonderd jaar later was inmiddels het tegendeel gebleken. Slechts zo'n drie en half proeent van de Gambianen was Christen geworden. Bijna alle anderen werden Moslim. Rond het jaar 1960 verzuchtte de Anglicaanse bisschop Olufosoye: "Terugkijkend op een zendingsgeschiedenis van verschillende eeuwen in Gambia en omstreken, kunnen we sleehts constateren dat het is zoals de discipelen tot Jezus zetden: 'We hebben de hele nacht hard gewerkt, maar niets gevangen1." De titel van deze dissertatie is aan Olufosoye's uitspraak ontleend. Dit boek beschrijft de bijna 550 jaar lange geschiedenis van het Christendom in Gambia, van 1456 tot 2000. Het bespreekt de ontwikkeling van het Christendom tegen de achtergrond van de groei van de Islam in Gambia. De relaties tussen Christenen en Moslims krijgen daarom in elk kerkhistorisch hoofdstuk specifieke aandacht. Naast een historisch onderzoek wil dit boek ook een systematisch theologische vraag aan de orde stellen, namelijk deze: Hoe ben je Christelijke gemeeme in een overwegend Moslim samenleving? Deze vraag wordt op twee manieren benaderd. Allereerst wordt gekeken welke modellen in het verleden zijn gebruiki in relatie tot Moslims. Daarbij komen de modellen van expansie, diakonia, presentie en dialoog ter sprake. Deze modellen worden in het laatste hoofdstuk geevalueerd aan de hand van de geschiedenis. Vervolgens wordt een voorstel gedaan voor een nieuw model: een model van kenosis. Met deze twee vragen van historische en systematische aard is dit onderzoek van start gegaan. Na de algemene inleiding die de vraagstelling van de studie uiteenzet, volgen drie inleidende hoofdstukken over Gambia. Hoofdstuk 2 beschrijft de belangrijkste
We have toiled all night: Summary in Dutch
431
etnische groepen in Gambia: de Jola, de Fula, de Wolof, de Serer, de Mandinka, de Serahuli, de Krio en de Manjago. Tijdens de bespreking wordt er op gewezen, hoe racisme en bepaalde visies op cultuur en etniciteit een rol hebben gespeeld bij de beschrijving van de etnische groepen en bij pogingen hen tot het Christendom te bekeren. Het hoofdstuk concludeert dat Gambia een traditie van interetnisch en interreligieus samenleven kent, die voor een deel de vreedzame relaties tussen Christenen en Moslims verklaart. Verder wordt ook geconstateerd dat met name die groepen, die vanaf de 19c eeuw in Gambia kwamen wonen, Christen zijn geworden. Bijna alle anderen, die zich al eerder in Gambia hadden gevestigd, werden Moslim. Hoofdstuk 3 geeft een algemene geschiedenis van het land met als doel een achtergrond te bieden voor de ontwikkeling van het Christendom in Gambia. De nadruk ligt daarbij op de geschiedenis vanaf de 15e eeuw. Vanaf dat moment zijn er namelijk contacten tussen West Afrika en Portugal en komt Gambia voor het eerst in aanraking met het Christendom. Portugese handelaars worden al snel gevolgd door de eerste missionarissen, maar hun impact blijft beperkt. Een belangrijke ontwikkeling is echter dat vanaf die tijd de handel via de zee en de rivieren langzaam maar zeker de trans-Sahara handelsroutes begint te vervangen. Als gevolg daarvan verschuift het zwaartepunt van de handel zich van het binnenland naar de kust Maar afgezien van de handel, blijft de Europese invloed - en daarmee ook de invloed van het Christendom - in Gambia beperkt. Pas vanaf de 19e eeuw, als Engeland een kolonie aan de kust van Gambia vestigt, krijgen zendingsorganisaties belangstelling voor het land. Vanaf dat moment begint een intensieve poging tot kerstening van Gambia. Maar juist in diezelfde 19c eeuw is er ook binnen de Islam een hervormingsbeweging op gang gekomen. Tijdens deze hervormingen wordt het merendeel van bevolking Moslim. Pas in het begin van de 20 ac eeuw wordt het binnenland van Gambia tot protectoraat verklaard en dringt ook daar de Europese invloed door. In 1965 wordt het land onafhankelijk verklaard onder leiding van de eerste president Dawdu Jawara. Hoofdstuk 4 beschrijft hoe ook de Islam West Afrika en later ook Gambia via handel bereikt. Vanaf de l l e eeuw brengen Noord Afrikaanse en Berber Moslim handelaren, die zich in West Afrikaanse steden vestigen, de Islam met zich mee. Langzaam maar zeker verspreidt de Islam zich. Deze 'zwarte Islam' blijkt een Islam te zijn die zich verregaand aanpast aan de West Afrikaanse setting. Amuletten, magie en de zogenaamde marabouts - een kruising tussen een traditionele genezer en een moslim geleerde - spelen een grote rol. Vanaf de 16° eeuw komen de eerste hervormingen in West Afrika op gang. Met name de 18c en 19c eeuw worden gekenmerkt door de jihads die tot doel hebben een zuiverder (lees: meer Arabische) vorm van de Islam te verspreiden. In Gambia leidt dit in de tweede helft van de 19e eeuw, ook de tijd van het opkomende kolonialisme, tot de Soninke-Marabout oorlogen, waarin Moslims zich verzetten tegen onderdrukking en marginalisering door de aanhangers van de traditionele religies, die nog veelal de heersende klasse vormen. Tijdens deze oorlogen wordt de Islam in Gambia de religie van het merendeel van de bevolking. Deze islamisering zet zich voort in de eerste decennia van de 20"° eeuw voort in de vorm van sociale druk en gaat gepaard met een groeiend Moslim zelfbewustzijn. Dit leidt tot Moslim scholen, Moslim belangengroepen en het zich aansluiten bij internationale Islamitische organisaties.
432
We have toiled all night: Summary in Dutch
De hoofdstukken 5 tot 9 geven een overzicht van de geschiedenis van het Christendom in Gambia. Deze geschiedenis is gekenmerkt door veel moeite en inspanning. Er werd een hoge prijs betaald, zowel in financiele investeringen als in menskracht, voor het verspreiden van het evangehe in Gambia: veel zendelingen, Afrikanen zowcl als Europeanen werden ziek; nog veel meer stierven op 'het zendingsveld*. De eerste pogingen tot zending werden gedaan in het midden van de 15e eeuw toen de Portugezen zendelingen naar West Afrika stuurden. Zo rond 1460 kwamen de abt van Soto de Casa en John Delgada als eerste zendelingen naar Gambia. Vele anderen volgden in hun voetspoor door de loop der eeuwen. Maar het bleken geen Gambianen te zijn die de eerste Christelijke gemeenschappen in Gambia vormden. Het waren de Mulattoes, de nakomelingen van Portugese en Kaap Verdische handelaren en Afrikaanse vrouwen, die vanaf eind 15c eeuw voor het Christendom kozen als hun religie. Het Christendom werd deel van de identiteit van de Mulattoes, net zoals hun taal, hun kleding en hun manier van leven. Wonend in kleine dorpjes iangs de Gambia rivier bewaarden deze Mulattoes gedurende vier eeuwen het Christendom. Maar erg aanstekelijk werkte hun geloof niet: hun belangrijkste bron van inkomsten was de slavenhandel. Het was de afschaffing van de slavenhandel door Engeland in 1807 die in Europa tot een hernieuwde belangstelling voor zending in Gambia leidde. In 1816 vestigde zich een regiment Engelse troepen op een zandbank in de monding van de rivier Gambia, Deze vestiging groeide langzaam maar zeker uit tot Banjul, de huidige hoofdstad van het land. Vanaf 1821 begon het zendingswerk in Gambia pas goed. Met name de Methodisten waren in de eerste jaren actief en raakten betrokken bij de zorg voor teruggekeerde en op zee onderschepte slaven: de zogenaamde Liberated en Recaptive Africans, die zich tot de Krio gemeenschap ontwikkelden. Deze ontheemden mensen, die in de loop der jaren met behulp van het Christendom een meuwe identiteit wisten te creeren, vormen tot op vandaag de dag de kern van de Methodistisch - en Anglikaanse - kerk. Rooms Katholieke missionarissen, de paters van de Heilige Geest en de zusters van het Onbevlekte hart van Maria, vestigden zich vanaf 1849 permanent in Gambia. De Rooms Katholieke gemeenschap werd met name gevormd door de Mulattoes en door Wolof uit Goree en St. Louis in Senegal. Deze laatste groep was al gedurende lange tijd met Christendom in aanraking geweest en had zich als ambachtslieden en handelaren in Banjul gevestigd. De eerste decennia bleef het zendingswerk beperkt tot het kustgebied: epidemieen en de Soninke-Marabout oorlogen maakten constructief werk in het biiuieniand vrijwel onmogelijk in de tweede helft van de 19c eeuw. Vanaf 1920 werd dat anders. Anglicanen Methodisten en Rooms Katholieken deden een poging om in het binnenland de aanhangers van de traditionele rehgies - met name Jola, Fula en Serer - te bekeren tot het Christendom. Vooral het Anglicaanse project onder de Fuia, Kristikunda, is bekend. Kristikunda was een poging om een Christelijk getuigend dorp op te richten in de buurt van Basse, helemaal in het oosten van Gambia. Het was een kostbare onderneming, maar het leidde uiteindelijk niet tot de beoogde bekering van de Fula en moest wegens gebrek aan financien gesloten
We have toiled all night: Summary in Dutch
433
worden. Ook de andere pogingen tot zcnding onder de Jola, Fula en Serer leidden niet tot de gehoopte bekering tot Christendom. De groei van de Christelijke gemeenschap kwam van een andere, onverwachte, kant. Vanaf 1960 kwamen groepen vluchtelingen uit de Casamance en GuineeBissau naar Gambia. De belangrijkste en grootste groep onder hen waren de Manjago. Zij hadden Guinee-Bissau verlaten tijdens de bloedige strijd voor onafhankelijkheid van Portugal. Deze toestroom van Manjago, die bij hun aankomst in Gambia nog veelal de traditionele religie hadden aangehangen maar in Gambia en masse tot het Christendom overgingen, maakte de Rooms Katholieke kerk tot de grootste in het land. Slechts een klein deel van de Manjago werd protestant. Opnieuw hielp het Christelijk geloof, net als eerder het geval was geweest bij de Mulattoes, de Krio en de Wolof slaven uit Goree en St. Louis, een groep mensen met het integreren in de samenleving en met het creeren van een nieuwe identiteit. Ondanks deze onverwachte groei bleef de Christelijke gemeenschap een kleine minderheid in Gambia. De bewustwording van deze minderheidspositie leidde in 1966 tot het oprichten van de Gambia Christian Council, de Gambiaanse Raad van Kerken. Rooms Katholieken, Anglikanen, Methodisten en Baptisten vormden de belangrijkste leden. Sinds 1990 wordt ook een poging gedaan om contact te zoeken met de steeds groter wordende groep van kleine, evangelische en pinksterkerken in Gambia, die zich hebben verenigd in de Evangelical Fellowship of The Gambia. Oecumene in Gambia is namelijk van levensbelang. Wil de Christelijke gemeenschap enige invloed blijven uitoefenen in de samenleving, zal ze met een gezamenlijke stem moeten spreken. Onderwijs vormde het belangrijkste 'project' van de kerken in Gambia. Meer dan medische zorg en ontwikkelingswerk heeft de Christelijke gemeenschap zich ingezet voor het onderwijs. Vanaf begin 19C eeuw werden er scholen opgericht. Deze hadden enerzijds tot doel om de kleine Christelijke gemeenschap op te bouwen en toekomstige leiders te kweken, anderzijds om niet-Christenen in aanraidng te brengen met het evangelic Anders dan in veel andere West Afrikaanse landen heeft het onderwijs niet tot een toestroom van mensen tot het Christendom geleid. Langzaam maar zeker stelden daarom de kerken hun doelen bij: onderwijs werd een methode om Christelijke invloed in de samenleving te verspreiden en een plek om een basis te leggen voor goede relaties tussen Christenen en Moslims. In meer recenter jaren is er ook aandacht voor de inhoudelijke groei van de Christelijke gemeenschap. In dat kader komen therm's als inculturatie, contextualisatie en Christen Moslim relaties ter sprake. Maar de ontwikkelingen op dit gebied gaan nog moeizaam: het aantal Gambiaanse theologen is beperkt en het dagelijkse kerkenwerk vraagt veel energie. Bovendien aarzelen veel Gambiaanse Christenen om zich aan een gevoelig thema als inculturatie te branden. Te lang hebben ze gehoord dat hun eigen cultuur, hun eigen religie niet deugden. Toch wordt het tijd dat ook in Gambia bewust gereflecteerd wordt op de wisselwerking tussen het evangelie en de Senegambiaanse culturen, want nog steeds wordt het Christendom verweten dat het een religie van buitenlanders is; een niet-Afrikaanse (lees: Westerse) religie, aangenomen door mensen die zich pas 'recent' in Gambia hebben gevestigd.
434
We have toiled all night: Summary in Dutch
Ktiofiistuk iO geeft een evaluerend overzicht van de geschiedenis en de modellen. Het constatecrt dat het model van de expansie dominant is geweest in de relaties van de Christelijke gemeenschap met Moslims. Tot ver in de twintigste eeuw was het mudcl van expansie de voomaamste manier van omgaan met mensen van andere reltgies. Ook de diakonia stond veelal in het teken van de expansie. Het langdurig samengaan van kerkelijke expansie en politiek expansionisme hebben dit model verdacht gemaakt. Vanaf midden twintigste eeuw wordt diakonia het belangrijkste model in reiatie tot Moslims. De Christelijke gemeenschap ziet het als haar taak om de samenkving te dienen met onderwijs, medische zorg en met het streven naar gerechtigheid. In Gambia werd nooit echt gekozen voor het model van de presentie, maar het Kxistikimda project en de vele kleine Christelijke gemeenschappen in het bmnenland lijken dit model onbewust te beoefenen. Vanaf 1970 is er ook aandacht voor het model van de dialoog. Dit model wordt ge'fnterpreteerd als een poging om te komen tot begrip en respect voor de ander en te streven naar vreedzaam samenleven. Slechts een enkeling gaat een stap verder en interpreteert het tevens als een model om van elkaar te leren en zo tot een dieper inzicht te komen in wie God is en wie wij zelf zijn als gelovigen. Het hoofdstuk en het boek eindigt met een voorstel om tot komen tot een model van kenosis in reiatie met mensen van andere religies. Dit model, gebaseerd op Filippenzen. 2, stelt de kenosis (de ontlediging) van Jezus centraal en roept op tot navolging van die kenosis. Het model biedt ruimte voor zowel een totale openheid voor de ander, een ontleding in cultuur (inculturatie), religie (Christen Moslim relaties) en sociaal politieke omstandigheden (bevrijding), om de ander nabij te komen en geeft tegelijkertijd de mogelijkheid om vast te houden aan de eigen ldentiteit. Het zet de ontmoeting met de ander en het delen van de liefde van God met de ander in de context van het dagelijks samenleven. Want het is in het samen leven en in het delen van dagelijks leven van elke dag dat de liefde van God, toen en nu, openbaar wordt.