1
zondag 25 april 2010
themapreek 6
Middelharnis 9.30 ps.19:3,4 ps.119:12 ps.22:4 ps.86:4,7 gz.167 lezen: 1 Corinthe 1:18-25, 9:19-23; 2 Timoteüs 1:5-10 tekst: 1 Corinthe 9:23
Gemeente van onze heerlijke Heiland, Jezus Christus. We gaan samen weer een stapje verder vanmorgen. Verder op het pad van ons thema: Wat doen we met het evangelie? Themapreek 6 is aan de beurt. Korte terugblik: We zouden drie deelvragen bekijken: 1.Hoe maken we ons het evangelie eigen? 2.Hoe delen we het evangelie met elkaar? 3.Hoe delen we het evangelie met onze medemensen? De eerste drie preken wilden antwoord geven op de eerste vraag. En het werd al snel duidelijk – een gaandeweg steeds duidelijker – dat het antwoord ligt in de Persoon en het werk van de Heilige Geest. Het gaat erom naar Hem te luisteren: Wie oren heeft, moet luisteren naar wat de Geest tot ons zegt! (ob2,7a) Het gaat erom uit Hem geboren te zijn: Wat geboren is uit een mens is menselijk, en wat geboren is uit de Geest is geestelijk. (jh3,6) Het gaat erom te beseffen dat zo God zelf ons vertrouwd maakt met zijn verbond: Hij is een vriend van wie Hem vrezen. (ps25,14) In de preken 4 en 5 stonden we stil bij deelvraag 2. En we merkten dat de Heilige Geest komt verbinden, helen: Hij vermenigvuldigt om te delen. (hd2,46,47a). Hij is immers de Geest van de gemeenschap tussen God de Vader en de Zoon, en zo ook de Geest van de gemeenschap tussen al Gods kinderen. En die gemeenschap met elkaar komt tot uiting in het elkaar aanspreken: Omdat de Heilige Geest ons dagelijks aanspreekt hebben wij ook altijd een boodschap aan elkaar. (hb3,13: … wijs elkaar terecht, elke dag …). ‘Ik wil jou van harte dienen en als Christus voor je zijn. Bid dat ik genade vind, dat jij het ook voor mij kunt zijn.’ Zongen we toen met opwekkingslied 378.
2
En nu zijn we dus aangekomen bij deelvraag 3: Hoe delen we het evangelie met onze medemensen? Hoe breng ik God en zijn liefde ter sprake in het contact dat ik heb met mijn familie, mijn vrienden, mijn bekenden, mijn buren, mijn collega’s, mijn ….? Ik stel voor dat we gelijk maar in het diepe springen door te kijken en te luisteren naar de meest radicale deler van het evangelie in het NT: Paulus. Onder dit thema: Alles doen voor het evangelie! Dat betekent niet aanpassen wel aanpassen ‘Ik doe alles voor het evangelie’ horen we Paulus zeggen. En dat ‘alles’ slaat dan terug op wat hij ons in de verzen 19-22 van 1co9 vertelt, en aan het eind van 22 zo samenvat: ‘Ik ben voor iedereen wel íets geworden, om in elke situatie althans enkelen te redden.’ Of om met de herziene SV te spreken: ‘Voor allen ben ik alles geworden, om in ieder geval enigen te behouden.’ Dit bedoel ik met die radicaliteit van Paulus: ‘allen’, ‘alles’, ‘ieder’. Hij doet alles om – al is het maar – enkelen te redden. Hij doet alles voor één zaak: het evangelie. Niet: een evangelie, een aantrekkelijke boodschap, een confronterend verhaal of een nieuwe hype. Nee: er is maar één ‘het evangelie’. Dit evangelie (1,18): de boodschap over het kruis. En dat wordt niet aangepast. Dat kan niet aangepast. Want dan ben je het evangelie kwijt. Terwijl wij mensen nergens anders zo’n sterke drang tot aanpassen voelen als bij de boodschap over het kruis. Paulus – zich bewegend op de kop van de frontlinie – krijgt de afkeer en de afweer telkens over zich uitgestort. ‘Wat een dwaas verhaal, man!’, zeggen de wijze Grieken. ‘Een stuitend, godslasterlijk betoog!’, zeggen de vrome Joden. Dat kan niet waar zijn. Dit mag niet waar zijn. Het evangelie staat haaks op ons bestaan, zoals de kruisbalk op de kruispaal. Het kruis is en blijft een kruis, wordt nooit een hangmat. Het brengt de cruciale keus in je leven: wil ik met Christus sterven of doe ik het alleen? Wil ik met Hem opstaan in een nieuw leven, of doe ik dat alleen? Er is maar één nieuwe en levende weg: Jezus Christus, de opgestane gestorven gekruisigde. Dus bij de wijn van zijn bloed kan en mag geen water gedaan.
3
Geen verdunde vorm van het evangelie. Geen aanpassing van Gods Woord aan ons bevattingsvermogen. Geen aanpassing van God Zelf aan onze maatstaven, aan mijn criteria. Hoor Paulus zelf in 1co2,2-5: ‘Ik had besloten u geen andere kennis te brengen dan die over Jezus Christus-de gekruisigde. Bovendien kwam ik bij u in al mijn zwakheid en was ik angstig en onzeker. De boodschap die ik verkondigde overtuigde niet door wijsheid, maar bewees zich door de kracht van de Geest, want uw geloof moest niet op menselijke wijsheid steunen, maar op de kracht van God.’ Broeders en zusters: wij kunnen er voor terugschrikken om openhartig het evangelie met onze medemensen te delen. Paulus, wij herkennen je in je angst en onzekerheid. Je zwakheid. Toch is Paulus wel op pad gegaan, en heeft hij het evangelie van de gekruisigde Christus waar hij maar kon ter sprake gebracht. Want hij ging door deze ervaring heen: ondanks mijn zwakheid, mijn onzekerheid, mijn niet voldoen aan de heersende maatstaven van eigentijdsheid en flitsendheid en welsprekendheid, zie en merk ik dat de kracht van de Geest, de kracht van God, werkt! Zo komt het ook dat hij vervolgens tegen Timotheüs kan zeggen: ‘God heeft ons niet een geest van lafhartigheid gegeven, maar een geest van kracht, liefde en bezonnenheid. Schaam je er dus niet voor om van onze Heer te getuigen;’, 2tm1,7,8a. Hoor die opmerkelijke motivatie die hij in ons tekstvers geeft: Ik doe alles voor het evangelie om ook zelf aan de beloften ervan deel te krijgen. Om er ook zelf mededeelgenoot van te worden. Je krabt je even achter je oren: hoor ik het goed? Is dit geen onvervalst nepevangelie? Werkt Paulus aan zijn eigen redding? Moet hij daarvoor zorgen dan? Is het dus toch: voor wat, hoort wat? Nee, natuurlijk niet. Hoe zou juist Paulus zichzelf zo kunnen tegenspreken. Als iemand het evangelie van genade heeft ondervonden en verwoord, dan hij! Door Gods genade is hij vrij. Vrij ten opzichte van iedereen, 9,19, zegt hijzelf. Dus Paulus kan onmogelijk bedoelen dat het voor hem nog maar moet komen staan te gebeuren, of dat hij zijn eigen redding moet zien te verwezenlijken. Maar wat dan wel? Nou: hij wil zo dolgraag meemaken dat hij samen met zoveel mogelijk anderen deelt in de heerlijkheid van het ene evangelie.
4
Want hij zegt niet: ik wil er zelf ook deelgenoot van worden, maar: mede-deelgenoot. Samen met jullie, aan wie ik schrijf. Samen met jullie, aan wie ik de ene boodschap van redding breng. En dat houdt dus in dat hij gaat voor het evangelie. Want het kan niet zo zijn dat jij anderen wel hartstochtelijk de spelregels uitlegt, maar vervolgens zelf niet meespeelt. Het evangelie beoogt samenspel. Binnen de gemeente, de preken 4 en 5. En vanuit de gemeente naar buiten. Ik wil zo dolgraag dat ook jíj, mijn vriend, mijn zwager, mijn buurman, mijn collega, wordt behouden. Behouden. Gered. Want het gaat niet om het al dan niet deelnemen aan een – volgens mij – boeiende hobby. Het gaat om ons al dan niet léven! En daarom heb ik maar één onaangepaste boodschap voor je: leef van Gods genade in Jezus Christus. God heeft Zich in Hem volledig aan ons aangepast: Hij werd een van ons. Van ons. Want Hij wil niet alleen mij, maar ook jou bereiken. Alles doen voor het evangelie! Dat betekent niet aanpassen wel aanpassen (voorbeeld schroeven) Paulus geeft hoog op van Gods kracht en wijsheid, en van het werk van de Heilige Geest. Want hij merkt dat vooral Hij werkt! Toch komt dat bij Paulus niet in mindering op het stellen en beantwoorden van de vraag: hoe kan ik hem of haar of hen het best bereiken? En we merken bij hem een enorme flexibiliteit. Juist gegeven zijn vrijheid in Christus. Daardoor buigt hij heel gemakkelijk naar mensen toe. Doet hij alles wat in zijn vermogen ligt om mogelijke – en zeker: stellige – belemmeringen uit de communicatie te verwijderen. En dat niet als modieuze verkooptruc; ‘dan krijg ik ze misschien zover dat ze mijn verhaal willen aanhoren’. Het is geen maniertje. Niet een je anders voordoen dan je bent. Want dat verdraagt zich absoluut niet met de waarheid van God en zijn Woord; het evangelie dat je brengt. Nee: het betekent juist precies het omgekeerde: je doet je niet anders voor dan je bent, maar: je doet je precies zo voor als je bent.
5
Je bent volstrekt jezelf, wanneer jij als christen je aanpast aan degene met wie je over het Leven spreekt. Kijk naar je Heer en Verlosser: zocht Hij de mensen niet daar op waar zij zich bevonden? We zeiden het net al: als iemand zich aanpaste was het Gods Zoon! Was bereid van de hemel naar de hel te gaan, en deed het. Hij ging nadrukkelijk om met mensen die niet in tel waren, die veracht werden, die je als fatsoenlijk mens meed! Hij deed alles voor het evangelie! Hij zocht zijn vijanden op, en sprak ze op hun niveau en in hun situatie liefdevol en resoluut aan. Deed Hij water bij de wijn? Nee: Hij maakte wijn van water (ook weer een staal van aanpassing aan de situatie zoals die daar en toen op die bruiloft was)! Paulus wil zijn Heer volgen. En komt – in zijn streven om mogelijk enkelen (realistisch!) te redden – er zelfs toe om Timotheüs te besnijden voordat hij met hem op zendingsreis gaat. Lees even mee in hd16,1-3: ‘Hij kwam ook in Derbe en Lystra. In Lystra ontmoette hij een leerling die Timoteüs heette, de zoon van een gelovig geworden Joodse vrouw en een niet-Joodse vader. Timoteüs stond goed aangeschreven bij de gelovigen in Lystra en Ikonium, en Paulus wilde hem met zich meenemen op reis. Hij liet hem eerst besnijden ter wille van de Joden in Lystra en Ikonium, die immers allen wisten dat Timoteüs een niet-Joodse vader had.’ Hoe moet dat voor Timoteüs zijn geweest: zich – alsnog – laten besnijden? Hij was immers opgegroeid als zoon van een Joodse moeder en een niet-Joodse vader, en daardoor niet besneden. Een hopeloos verloren gezin, in Joodse ogen, want dit is volgens de wet van Mozes een verboden huwelijk. Maar de gelovige moeders – ook die van zijn moeder – hadden in Timoteüs de liefde voor de God van Israël gewekt. Wat moet hij zich daarom des te meer onbehaaglijk hebben gevoeld bij het nietbesneden-zijn. En toen kwam daar een Paulus, met de boodschap dat vertrouwen stellen op je besnijdenis helemaal fout was. Ja: dat de besnijdenis door de komst van de beloofde Messias en zijn enig offer nu verleden tijd was! Timoteüs voelde zich nog nooit zo vrij! En terecht. En dan uit de mond van diezelfde Paulus te horen krijgen: als je met mij op reis wilt, en ook het evangelie aan de Joden brengen, dan vind ik het nodig dat je je laat besnijden. Niet voor jou. Maar voor hen. Waarom zouden we onnodige belemmeringen niet wegnemen?
6
Nogmaals: wat een daad! Snijden in eigen vlees om je medemens voor God te winnen. Alles voor het evangelie. Paulus verkondigt de besnijdenis niet, want dat zou aanpassing, verminking, van het evangelie zijn: ‘Dan zou het kruis toch zijn kracht verliezen en niet langer een struikelblok zijn?’, gl5,11. Verkondigen: nee. Maar om de optimale doorgang van het evangelie te dienen: ja. Broeders en zusters: alles voor het evangelie! Wat behoeft er bij u/jou/mij verwijdering? amen