Waterstad in praktijk Kansen en obstakels voor water bij stedelijke vernieuwing in de Rotterdamse wijken Zuidwijk en Pendrecht
2
Kansen en obstakels voor water bij stedelijke vernieuwing in Zuidwijk en Pendrecht
Waterstad in praktijk Kansen en obstakels voor water bij stedelijke vernieuwing in de Rotterdamse wijken Zuidwijk en Pendrecht
Waterstad in Praktijk
3
Colofon Titel Waterstad in Praktijk. Kansen en obstakels voor water bij stedelijke vernieuwing in de Rotterdamse wijken Zuidwijk en Pendrecht. Auteur Rutger de Graaf
Technische Universiteit Delft Faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen Sectie Waterhuishouding
Met medewerking van Rutger van der Brugge Erasmus Universiteit Rotterdam Corjan Gebraad Gemeentewerken Rotterdam Joost Lankester Gemeentewerken Rotterdam Wim van der Vliet Gemeentewerken Rotterdam Leven met water project Transities naar meer duurzame vormen van stedelijk waterbeheer, P1002 Rapportnummer P1002.2006.4 Status Definitief Datum 23 juni 2006 Het onderzoek Transities DSW wordt mede mogelijk gemaakt met steun van de volgende organisaties • Stichting Leven met Water • STOWA • Gemeentewerken Rotterdam • Kiwa Water Research • Tauw BV • WL| Delft Hydraulics • Ecofys • Gemeente Heerhugowaard • Waternet Amsterdam • Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier • Technische Universiteit Delft • Erasmus Universiteit Rotterdam
4
Kansen en obstakels voor water bij stedelijke vernieuwing in Zuidwijk en Pendrecht
Voorwoord Rotterdam is een stad die zijn bestaan dankt aan zijn unieke positie aan het water. Het is ook een stad die volop in transformatie is. De naoorlogse wijken van de stad, ooit de motor achter de wederopbouw, zitten volop in een stedelijk vernieuwingsproces om ook in de komende eeuw een rol van betekenis te spelen. Het mag geen verbazing wekken dat daarom juist in Rotterdam de koppeling tussen water en stedelijke vernieuwing belangrijk is. Vanuit Gemeentewerken Rotterdam werd de vraag neergelegd bij de Technische Universiteit Delft, te onderzoeken hoe de transitie naar duurzaam waterbeheer in Rotterdam zou moeten verlopen. Hiertoe zijn Zuidwijk en Pendrecht in Rotterdam Zuid als casestudie uitgekozen. In deze wijken is het vernieuwingproces in volle gang. In het kader van het Leven met Water project Transities DSW is deze vraag opgepakt en verder uitgewerkt. Het eerste resultaat is dit rapport. Voor dit onderzoek zijn de plannen bestudeerd en diverse personen van betrokken partijen geïnterviewd. Deze personen worden hartelijk bedankt voor hun medewerking aan het onderzoek. Daarnaast gaat dank uit naar Rutger van der Brugge van de Erasmus Universiteit Rotterdam, voor de hulp bij het interviewen en onze gesprekken over transities. Joost Lankester, Wim van der Vliet en Corjan Gebraad van Gemeentewerken Rotterdam worden bedankt voor de plezierige samenwerking. Dit rapport bevat geen recept voor een succesvolle transitie naar duurzaam stedelijk waterbeheer in Rotterdam. Dergelijke recepten bestaan ook niet. Wèl geeft het inzicht in de oorzaken waarom ambitieuze plannen niet altijd van de grond zijn gekomen en waarom kansen voor water in de stedelijke vernieuwing niet tot het verwachte resultaat leiden. Verder biedt het rapport een aantal perspectieven voor de toekomst. Rutger de Graaf Delft, juni 2006
Waterstad in Praktijk
5
Samenvatting Inleiding Rotterdam Zuid is een gebied dat volop in transformatie is. Grote delen van wijken worden gesloopt en nieuwe woningen worden teruggebouwd. Het voornaamste doel is het creëren van een hoogwaardige, duurzame en diverse leefomgeving. Hiermee moet Rotterdam Zuid een aantrekkelijke vestigingsplaats worden voor midden- en hogere inkomens en daarmee voor bedrijvigheid. De stedelijke transformatie biedt ook kansen om het watersysteem van de stad op orde te brengen voor de verwachte klimaatsverandering en toenemende maatschappelijke eisen. De afgelopen jaren zijn in Rotterdam vele ambitieuze en visionaire plannen gelanceerd om Rotterdam ook in de toekomst een stad van het water te laten zijn. De vraag is hoe de realisatie van deze plannen ingepast kan worden in de stedelijke transformatie die in volle gang is. De twee naoorlogse wijken Zuidwijk en Pendrecht zijn uitgekozen als onderzoeksgebied vanwege de omvang van stedelijke vernieuwing in deze wijken. Watersysteem In de wijken Pendrecht en Zuidwijk is weinig oppervlaktewater aanwezig. Wateroverlast vanuit het oppervlaktewater komt in het gebied niet voor. De waterkwaliteit is Rotterdam Zuid is slecht. Voornamelijk als gevolg van de aanwezige riooloverstorten. Deze staan bovendien in een aantal gevallen op doodlopende watergangen waar geen stroming of circulatie optreedt. Daarnaast is bladinval en baggerophoping in de watergangen een oorzaak van de slechte waterkwaliteit en is het zelfreinigende vermogen van het watersysteem beperkt. Actoren De volgende actoren zijn voor water en stedelijke vernieuwing van belang in het gebied Zuidwijk en Pendrecht: • Gemeente Rotterdam o Gemeentewerken Rotterdam, o Dienst Stedenbouw en Volkshuisvesting (DS+V) o Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam (OBR) • Waterschap Hollandse Delta • Deelgemeente Charlois • Woningbouw corporaties • Bewonersorganisaties Plannen en benaderingen Voor het gebied Zuidwijk en Pendrecht zijn verschillende plannen gemaakt op verschillende schaalniveaus. Op het niveau van de stad het stedelijk waterplan en de toekomstvisie Rotterdam Waterstad 2035. Op wijkniveau het deelgemeentelijk waterplan, masterplannen en ontwikkelingsvisies. De meeste waterplannen zijn opgesteld vanuit de streefbeeldbenadering. De streefbeeldbenadering bestaat uit het analyseren van de huidige situatie, het opstellen van een gewenst toekomstbeeld, het vaststellen van knelpunten en het opstellen en vervolgens uitvoeren van maatregelen. Door middel van monitoring wordt vervolgens bekeken of de gewenste doelstellingen zijn gehaald en of een nieuw plan gemaakt moet worden. Een sterk punt van de streefbeeldbenadering is het gebruik van lonkende, aaibare perspectieven die perspectief bieden voor waterbeheerders en andere betrokkenen. Zwakke punten zijn het feit dat de uitwerking vaak achter blijft bij de intenties wat een demotiverende werking kan hebben op volgende plannen. Bovendien kunnen gestelde doelen door betrokken partijen als rigide worden ervaren.
6
Kansen en obstakels voor water bij stedelijke vernieuwing in Zuidwijk en Pendrecht
Knelpunten Op basis van interviews met de betrokken partijen en literatuuronderzoek zijn een aantal knelpunten gevonden die worden ondervonden bij het uitvoeren van de plannen. Afspraken over financiering ontbreken Water sneuvelt in afweging van belangen Ruimtelijke inpassing Achterliggende doelstellingen verschillen Verticale integratie Horizontale integratie Heterogeniteit betrokken partijen Hoeveelheid betrokken partijen Alternatieve benaderingen Naast de streefbeeldbenadering zijn er een aantal andere benaderingen die zouden kunnen worden toegepast om water in de stedelijke vernieuwing in te passen, dit zijn: • De Participatieve Strategie (PS) • Interactieve uitvoering • Procesmanagement of onderhandelingsbenadering • Transitiemanagement Op een aantal knelpunten die de klassieke streefbeeldbenadering met zich meebrengt, bieden deze methoden kansen. Geen van de behandelde methoden beantwoordt echter aan alle knelpunten die naar voren zijn gekomen. Conclusies De volgende conclusies kunnen worden getrokken naar aanleiding van het onderzoek: • Water staat bij diverse organisaties op de kaart en er wordt in vele samenwerkingsverbanden integraal samengewerkt. Waterplan 2035 en de vele samenwerkingsverbanden laten zien dat in Rotterdam innovatief en ondernemend wordt gewerkt aan water. • Rotterdam Zuid in het algemeen en Zuidwijk en Pendrecht in het bijzonder zijn volop in transformatie. Voorop staat het creëren van een diverse hoogwaardige leefomgeving om een aantrekkelijke vestigingsplaats te zijn voor midden- en hogere inkomens. Dit biedt ook kansen om het watersysteem op orde te brengen. • In de omgeving van Zuidwijk en Pendrecht zijn er diverse ruimtelijke ontwikkelingen die als kans kunnen worden beschouwd om het gebied duurzamer te maken. Hierbij gaat het om zowel economische, ecologische en sociale kansen. Ook water kan hierin een belangrijke rol spelen. De volgende obstakels zijn onder andere gesignaleerd bij het vertalen van ambitieuze visies naar de werkelijkheid. • Concrete afspraken over financiering ontbreken. Doordat in de planvorming geen afspraken zijn gemaakt over de verdeling van kosten van maatregelen, stagneert de uitvoering van de ambitieuze plannen. • Er ontbreken cruciale belanghebbenden in de planvorming. Stedelijke vernieuwing is een unieke kans om het watersysteem op orde te brengen. Cruciale actoren in de stedelijke vernieuwing, zoals de woningbouwcorporaties, hebben echter geen inbreng in de planvorming op het gebied van water. • Ruimtelijke inpassing stuit op problemen, temeer er verdichting plaats vindt van het stedelijk gebied bij herstructurering Waterstad in Praktijk
7
De volgende aanbevelingen worden gedaan aan de betrokken partijen met het oog op de toekomst: • Gezamenlijk de omvang vaststellen van de wateropgave, zowel wat betreft waterkwaliteit als waterkwantiteit. • Hierover in een vroeg stadium onderhandelen wat betreft financiën, dit kunnen principe afspraken zijn. Maar om stagnatie in een later stadium te voorkomen is het van belang dat er duidelijkheid ontstaat over de ambities van belanghebbenden en de bereidheid om in deze ambities te investeren. • Cruciale actoren in de stedelijke vernieuwing aan tafel krijgen binnen de planvorming van water. Dit zijn woningbouwcorporaties, deelgemeentes en bewoners. • Verbreden van het speelveld, zoeken naar koppelingen waar water iets kan betekenen voor andere maatschappelijke thema’s. Hiermee water op de agenda krijgen en meer urgentie geven. • Meer verticale integratie, lokale gebiedskennis gebruiken om visies en plannen te verbeteren en aanhaken bij lokale initiatieven die kansen voor water bieden. • Van een projectmatige benadering naar een procesmatige benadering. De doelstelling is niet een goed plan uitvoeren maar het proces van voortdurende verbetering van het watersysteem binnen een continue, dynamische verandering van het stedelijk gebied realiseren. • Het meerdere keren doorlopen van de transitiemanagement cyclus bestaande uit de onderstaande punten: o Het samenstellen van een transitie-arena o Vanuit de transitie-arena een duurzaamheidsvisie opstellen voor Rotterdam waarin water een belangrijke rol speelt. Daarnaast het opstellen van een gedeelde probleemperceptie, uitgangspunten en oplossingsrichtingen. o Het starten van transitie experimenten, dit betekent experimenten gericht op duurzaamheid, innovatie en met zowel een hoog risico als een hoge winstkans. Binnen deze experimenten wordt er zowel wat betreft technologie als wat betreft proces innovatief gewerkt. o Het monitoren en evalueren van leerervaringen uit de transitie experimenten, deze leerervaringen gebruiken om experimenten in een andere context te verbeteren.
8
Kansen en obstakels voor water bij stedelijke vernieuwing in Zuidwijk en Pendrecht
Inhoudsopgave Colofon.............................................................................................................................................4 Voorwoord........................................................................................................................................5 Samenvatting ....................................................................................................................................6 Inhoudsopgave..................................................................................................................................9 1 Inleiding..................................................................................................................................11 1.1 Achtergrond ..................................................................................................................11 1.2 Doelstellingen Casestudie Zuidwijk en Pendrecht........................................................11 1.3 Leeswijzer .....................................................................................................................12 2 Beschrijving van het gebied ...................................................................................................13 2.1 Algemeen ......................................................................................................................13 2.2 Stedelijke vernieuwing..................................................................................................14 3 Probleemanalyse watersysteem ..............................................................................................16 3.1 Oppervlaktewater ..........................................................................................................16 3.2 Bodem en grondwater ...................................................................................................17 3.3 Riolering en afvalwaterzuivering..................................................................................17 3.4 Samenhang tussen de componenten..............................................................................18 3.5 Externe ontwikkelingen ................................................................................................18 3.5.1 Klimaatverandering ..................................................................................................18 3.5.2 Verstedelijking..........................................................................................................19 3.5.3 Toenemende maatschappelijke eisen........................................................................19 4 Actoren ...................................................................................................................................20 4.1 Gemeente Rotterdam.....................................................................................................20 4.1.1 Gemeentewerken Rotterdam.....................................................................................20 4.1.2 DS+V ........................................................................................................................20 4.1.3 Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam ..............................................................................21 4.2 Waterschap Hollandse Delta .........................................................................................21 4.3 Deelgemeente Charlois .................................................................................................21 4.4 Woningbouwcorporaties ...............................................................................................21 4.5 Bewonersorganisaties....................................................................................................21 4.6 Analyse..........................................................................................................................22 5 Plannen ...................................................................................................................................24 5.1 Rotterdam Waterstad 2035 [10 ] ...................................................................................24 5.2 Waterplan Rotterdam 2000-2005 [17] ..........................................................................25 5.2.1 Betrokkenen..............................................................................................................25 5.2.2 Gidsprincipes ............................................................................................................27 5.2.3 Streefbeelden ............................................................................................................27 5.2.4 Basispakket en speerpuntgebieden ...........................................................................28 5.3 Concept Gemeentelijk Rioleringsplan 2006-2010 [13] ................................................28 5.3.1 Speerpunten ..............................................................................................................29 5.3.2 Maatregelen ..............................................................................................................29 5.4 Waterstructuurplan IJsselmonde [27] ...........................................................................29 5.4.1 Doelstellingen ...........................................................................................................29 5.4.2 Streefbeelden ............................................................................................................30 5.4.3 Maatregelen ..............................................................................................................30 5.5 Ontwikkelingsvisie duurzaam water in groen in Zuidwijk [11]....................................30 5.6 Masterplan Zuidwijk [24 ] ............................................................................................31 5.7 Deelgemeentelijk waterplan Charlois- Feijenoord [3] ..................................................31
Waterstad in Praktijk
9
6
Plan en proces evaluatie .........................................................................................................32 6.1 Algemeen beeld.............................................................................................................32 6.2 Analyse van de streefbeeldbenadering..........................................................................32 6.3 Gesignaleerde knelpunten .............................................................................................35 6.3.1 Financiering ..............................................................................................................35 6.3.2 Afweging van belangen ............................................................................................35 6.3.3 Ruimtelijke inpassing ...............................................................................................35 6.3.4 Achterliggende doelstellingen verschillen................................................................36 6.3.5 Verticale integratie....................................................................................................37 6.3.6 Horizontale integratie ...............................................................................................38 6.3.7 Heterogeniteit betrokken partijen .............................................................................38 6.3.8 Hoeveelheid betrokken partijen ................................................................................39 7 Alternatieve methoden............................................................................................................40 7.1 Participatieve strategie ..................................................................................................40 7.2 Interactieve uitvoering ..................................................................................................41 7.3 Procesmanagement of onderhandelingsbenadering ......................................................42 7.4 Transitiemanagement ....................................................................................................43 7.4.1 Transitie experiment .................................................................................................44 7.4.2 Analyse .....................................................................................................................44 7.5 Andere methode: kiezen of combineren?......................................................................44 8 Kansen en aandachtspunten voor de toekomst .......................................................................46 8.1 Inhoudelijk ....................................................................................................................46 8.1.1 Waterkwantiteit.........................................................................................................46 8.1.2 Waterkwaliteit...........................................................................................................47 8.1.3 Ruimtelijke kansen ...................................................................................................48 8.2 Proces ............................................................................................................................48 8.2.1 Principe afspraken over financiering ........................................................................49 8.2.2 Verticale en horizontale integratie............................................................................49 8.2.3 Dynamiek, het gaat niet om het plan ........................................................................50 8.3 Combineren van inhoud, proces en uitvoering: de Transitie ........................................50 8.3.1 Inrichting en ontwikkeling van de transitiearena......................................................51 8.3.2 Ontwikkeling van duurzaamheidsvisies en transitieagenda’s...................................51 8.3.3 Opzetten van transitie experimenten.........................................................................52 8.3.4 Evaluatie, monitoring en leren..................................................................................53 9 Conclusies en aanbevelingen..................................................................................................54 9.1 Algemeen ......................................................................................................................54 9.2 Voornaamste obstakels .................................................................................................54 9.3 Aanbevelingen ..............................................................................................................54 9.4 Nader onderzoek ...........................................................................................................55 Literatuur ........................................................................................................................................56 Bijlage 1. Lijst van geïnterviewde personen ..................................................................................58
10
Kansen en obstakels voor water bij stedelijke vernieuwing in Zuidwijk en Pendrecht
1 Inleiding Rotterdam Zuid is een gebied dat volop in transformatie is. Grote delen van wijken worden gesloopt en nieuwe woningen worden teruggebouwd. Het voornaamste doel is het creëren van een hoogwaardige, duurzame en diverse leefomgeving. Hiermee moet Rotterdam Zuid een aantrekkelijke vestigingsplaats worden voor midden- en hogere inkomens en daarmee voor bedrijvigheid. De stedelijke transformatie biedt ook kansen om het watersysteem van de stad op orde te brengen voor de verwachte klimaatsverandering en toenemende maatschappelijke eisen. De afgelopen jaren zijn in Rotterdam vele ambitieuze en visionaire plannen gelanceerd om Rotterdam ook in de toekomst een stad van het water te laten zijn. De vraag is hoe de realisatie van deze plannen ingepast kan worden in de stedelijke transformatie die in volle gang is. De twee naoorlogse wijken Zuidwijk en Pendrecht zij uitgekozen als onderzoeksgebied vanwege de omvang van stedelijke vernieuwing in deze wijken. 1.1 Achtergrond Velen zijn gefascineerd waarom verandering soms wel lukt en soms niet. De vraag hoe we van een goed plan komen naar werkelijkheid houdt velen bezig. Toeval en de aanwezigheid van ‘plaatselijke kampioenen’ worden vaak geopperd, maar hier kan zowel de beleidsmaker als de wetenschapper niets mee want die willen verandering realiseren/begrijpen. Dit rapport bestaat uit een onderzoek in Zuidwijk en Pendrecht naar de mogelijkheden om op korte termijn acties te ondernemen om de inspirerende toekomstbeelden zoals vastgelegd in Waterplan 2000-2005 en Rotterdam Waterstad 2035 mogelijk te maken. Dit onderzoek is uitgevoerd in het kader van het Leven Met Water project ‘Transities naar meer duurzame concepten van stedelijk waterbeheer’. Het Leven met Water project ‘Transities naar meer duurzame concepten van stedelijk waterbeheer richt zich op het ontwikkelen van baanbrekende, vernieuwende concepten waarbij het stedelijke watersysteem en waterketen in onderlinge samenhang worden onderzocht. Een ander belangrijk onderdeel is het uitwerken van de kansen die er liggen op het grensvlak van waterbeheer en energievoorziening. Het benodigde transitieproces om daadwerkelijk de gewenste verandering in een maatschappelijke omgeving te realiseren komt eveneens aan de orde. Hierbij gaat het om het overbruggen van de kloof tussen techniek en maatschappij en de spanning tussen lange termijn doelen en korte termijn doelen. 1.2 Doelstellingen Casestudie Zuidwijk en Pendrecht Gemeentewerken Rotterdam participeert in het Transities DSW project en fungeert in deze casestudie als opdrachtgever. De Casestudie is uitgevoerd door de TU Delft. Het project Transities DSW en de visie Rotterdam Waterstad 2035 hebben veel raakvlakken; beide gaan over vernieuwing, innovatie en de transformatie naar een duurzamere leefomgeving. Daarnaast ligt er bij Gemeentewerken Rotterdam de vraag wat er op korte termijn zou moeten èn zou kunnen gebeuren om de toekomstvisie mogelijk te maken. Juist de vraag hoe een lange termijn visie, korte termijn acties zou moeten beïnvloeden is van groot belang bij Transitie management. De Casestudie Zuidwijk en Pendrecht heeft dan ook het volgende doelen: • Inzicht krijgen in de obstakels die er liggen voor de realisatie van de toekomstbeelden van de diverse plannen. • Het opstellen van aanbevelingen aan de betrokkenen hoe de toekomstvisie Rotterdam waterstad bereikt kan worden en wat daarvoor de mogelijkheden zijn op korte termijn.
Waterstad in Praktijk
11
1.3 Leeswijzer Dit rapport bevat allereerst een gebiedsbeschrijving van Zuidwijk en Pendrecht in hoofdstuk 2 en behandelt de waterproblematiek in dit gebied in hoofdstuk 3. Personen die hier al mee bekend zijn kunnen dit overslaan of globaal doorlezen. De actor analyse is uitgewerkt in hoofdstuk 4. Hoofdstuk 5 behandelt de verschillende plannen die in Rotterdam gemaakt zijn met betrekking tot water en/of Pendrecht en Zuidwijk. Lezers die hiervan reeds op de hoogte zijn kunnen dit hoofdstuk overslaan. In hoofdstuk 6 worden de plannen geanalyseerd en worden knelpunten in de uitvoering van de plannen gegeven. Een overzicht van mogelijke alternatieve methoden is te vinden in hoofdstuk 7. Hoofdstuk 8 geeft aandachtspunten en kansen voor de toekomst. In hoofdstuk 9 staan de conclusies en aanbevelingen.
12
Kansen en obstakels voor water bij stedelijke vernieuwing in Zuidwijk en Pendrecht
2 Beschrijving van het gebied 2.1 Algemeen De wijken Pendrecht en Zuidwijk in Rotterdam Zuid zijn goede voorbeelden van naoorlogse wijken. Ze zijn aangelegd in de jaren ’50 en ’60 en gebaseerd op de ‘wijkgedachte’. Naoorlogse ontwerpers maakten zich zorgen over het verdwijnen van de sociale cohesie in de grote stad. Door deze stad te ontwikkelen als kleinere functionele eenheden met eigen voorzieningen zou dit voorkomen kunnen worden. De wijken kenmerken zich door gestapelde bouw en veel groen. Dit wordt nog versterkt door het vele groen rond de wijken, zoals het Zuiderpark ten noorden, het Zuidelijk Randpark ten zuiden en het volkstuinencomplex ten oosten van het gebied.
Figuur 2.1. Zuidwijk en Pendrecht
Figuur 2.2. Veel groen en gestapelde bouw In de wijken staan veel huizen van hetzelfde type. Dit heeft geresulteerd in een eenzijdige woonomgeving en weinig sociale diversiteit. Middeninkomens en hogere inkomens zijn relatief zwak vertegenwoordigt. Het overgrote deel van de wijken zijn huurwoningen (tabel 1) in bezit van woningbouwcorporatie Vestia (Zuidwijk en Pendrecht) en De Nieuwe Unie (Pendrecht). Waterstad in Praktijk
13
Tabel 2.1: Kengetallen Pendrecht en Zuidwijk [28] Wijk: Aantal inwoners: Aantal bedrijven: Werkgelegenheid: Aantal huurwoningen: Aantal koopwoningen:
Pendrecht 12415 176 1367 5043 997
Zuidwijk 13449 244 1763 6265 937
2.2 Stedelijke vernieuwing In de wijken Zuidwijk en Pendrecht is een omvangrijke stedelijke vernieuwingsopgave gepland, zie figuur 2.3. Vernieuwingsplannen voorzien in de sloop van portiek etage woningen en de bouw van appartementen en grondgebonden woningen [24]. De voornaamste doelstellingen van de stedelijke vernieuwingsprojecten in de wijk zijn dan ook het verhogen van de leefkwaliteit en het realiseren van meer diversiteit in het woningenbestand. Door nieuwbouw en verkoop van woningen hoopt men meer particulier woningbezit te realiseren om verpaupering van de wijken tegen te gaan. Plannen voor vernieuwing van de wijk zijn opgenomen in de masterplannen Pendrecht en Zuidwijk [24].
Figuur 2.3. Geplande stedelijke vernieuwing in Zuidwijk en Pendrecht Op de kaart is te zien dat grote gebieden in Zuidwijk en Pendrecht op de schop gaan. Op dit moment is vernieuwing volop in gang in de De Burgen in de zuidoosthoek van Zuidwijk. De aanleg van deze buurt wordt gecombineerd met de aanleg van een gescheiden rioolstelsel. Verder worden er minder woningen teruggebouwd vanwege de overgang van gestapeld wonen naar eengezinswoningen. De belangrijkste doelstelling die de gemeente, deelgemeentes en woningbouwcorporaties hebben met stedelijke vernieuwing, is om middeninkomens en hogere inkomens naar de stad te trekken. Een aantrekkelijke woonomgeving met goede voorzieningen is daarvoor van groot belang.
14
Kansen en obstakels voor water bij stedelijke vernieuwing in Zuidwijk en Pendrecht
Figuur 2.4. Stedelijke vernieuwing in De Burgen, rechts afgeronde vernieuwing in Zuidwijk (De Horsten)
Waterstad in Praktijk
15
3
Probleemanalyse watersysteem
3.1 Oppervlaktewater In de wijken Pendrecht en Zuidwijk is weinig oppervlaktewater aanwezig. Wateroverlast vanuit het oppervlaktewater komt in het gebied niet voor. Wel treden peilstijgingen op in het oppervlaktewater. In Figuur 3.2 is het watersysteem van Pendrecht en Zuidwijk te zien. Globaal valt het gebied onder twee bemalings districten, district 88 ten noorden van de Slinge en district 89 ten zuiden van de Slinge. In beide peilgebieden is het streefpeil 2,4 meter onder N.A.P. Aan de oostkant van Zuidwijk is bij het volkstuinencomplex en de begraafplaats een peilgebied (nr. 85) te vinden met een streefpeil van -2,75 onder N.A.P. Bemalingsdistrict 89 heeft een totaal oppervlak aan open water van 359 ha, dit komt overeen met 3,6% [3]. Relatief schoon water wordt ingelaten uit de Koedood, in het zuidwesten van het gebied. Via de Reef in het zuiden van het gebied wordt dit water doorgespoeld naar Zuidwijk. Daarnaast heeft Zuidwijk een inlaat van water bij de kapelbrug. Pendrecht en Zuidwijk liggen in peilgebieden 50-1, 50-2 en 50-3 van het waterschap. De wateropgave in deze gebieden is respectievelijk 5.2, 6 en 3.6 hectare volgens het Waterstructuurplan IJsselmonde [27]. Hiervoor zijn de normen van het NBW voor stedelijk gebied gebruikt; inundatie vanuit oppervlakte water met een herhalingstijd van T=100 jaar is toegestaan. Daarnaast treedt in peilgebied 50-1 een watertekort op tijdens droogte.
Figuur 3.1: Oorzaken van slechte waterkwaliteit: bladinval, doodlopende watergangen en riooloverstorten Afwatering vindt plaats door middel van gemalen richting de Maashaven en de Waalhaven. De waterkwaliteit is Rotterdam Zuid is slecht. Voornamelijk als gevolg van de aanwezige riooloverstorten. Deze staan bovendien in een aantal gevallen op doodlopende watergangen waar geen stroming of circulatie optreedt. Daarnaast is bladinval en baggerophoping in de watergangen een oorzaak van de slechte waterkwaliteit en is het zelfreinigende vermogen van het watersysteem beperkt.
16
Kansen en obstakels voor water bij stedelijke vernieuwing in Zuidwijk en Pendrecht
Figuur 3.2. Het oppervlaktewatersysteem in Rotterdam Zuid [ 17] 3.2 Bodem en grondwater In de deelgemeente Charlois, waarvan Zuidwijk en Pendrecht deel van uitmaken is er een gemiddelde ontwateringsdiepte van 1,4 meter. Minimale waarde in Rotterdam waarnaar wordt gestreefd is 1.0 meter [3]. Grondwateroverlast treedt nauwelijks op in het gebied. Wel leidt gebrekkige drainage ertoe dat er soms grasveldjes tussen de woningen onder water staan. De bodem bestaat voornamelijk uit klei en veen opgehoogd met een meter zand. Zoals in veel gebieden met een kleibodem treedt bodemdaling op. In de noordoost hoek van Zuidwijk heeft ophoging met koolas plaatsgevonden. Hierdoor is in dit gebied (De Horsten) bodemverontreiniging aanwezig. 3.3 Riolering en afvalwaterzuivering In het gebied is een gemengd rioolstelsel aanwezig dat voor een groot deel is aangelegd in de jaren ’50. Bij hevige regenval kan het rioolstelsel de hoeveelheid water niet aan en treden overstorten op in Charlois, gemiddeld ongeveer 2 tot 3 keer per jaar. Op dit moment zijn er in Rotterdam Zuid nog verschillende riooloverstorten op doodlopende watergangen. Ook vinden er overstort bemalingen plaats naar de Nieuwe Maas en de Waalhaven. Bij hevige regenval wordt hierbij het overgestorte water vanuit rioolbassins via een persleiding, ongezuiverd geloosd op het rijkswater. Deze overstortbemalingen stammen nog uit de tijd dat er geen avalwaterzuiveringsinstallaties (awzi’s) waren en afvalwater ongezuiverd naar de Nieuwe Maas werd gepompt. Toen de awzi’s werden aangelegd zijn deze bemalingen gehandhaafd voor extreme omstandigheden. De reductie van vuiluitworp vanuit het rioolstelsel wordt aangepakt via twee sporen, het emissiespoor (basisinspanning) en het waterkwaliteitsspoor [13]. Aan de basisinspanning is inmiddels voldaan door het toepassen van Centraal Automatische Sturing (CAS). Door CAS wordt de besturing van het rioolsysteem geoptimaliseerd voor een zo klein mogelijke vuiluitworp en een constante afvoer naar de afvalwaterzuivering. De gemeente heeft het beleid om regenwater af te koppelen van de riolering bij vervanging of aanleg van het
Waterstad in Praktijk
17
rioolstelsel. De gemeente hanteert hiervoor een vijftal criteria om te beslissen of al dan niet tot afkoppelen wordt overgegaan. Deze criteria hebben betrekking op kosten, effectiviteit, beheerbaarheid en landgebruik [13]. Zuidwijk en Pendrecht liggen in afvalwater bemalingsgebied 24. Dit gebied heeft 10 overstorten. Afvalwater wordt getransporteerd naar de awzi Dokhaven die zijn effluent loost op de nieuwe Maas. Deze afvalwaterzuivering is gebouwd in 1987 en is ondergronds aangelegd in een voormalige haven. Bovenop de zuiveringen is een park aangelegd en zijn huizen gebouwd. Mede door deze ondergrondse locatie zijn eventuele toekomstige noodzakelijke uitbreidingen in verband met de Europese Kaderrichtlijn op deze plek lastig te realiseren. 3.4 Samenhang tussen de componenten In de hiervoor beschreven probleemanalyse zijn de verschillende componenten van het watersysteem apart behandeld en geanalyseerd. Hoewel een dergelijke scheiding bijdraagt aan het overzicht, hangt de waterproblematiek van de componenten in stedelijk gebied zo met elkaar samen dat belangrijke onderdelen van het probleem buiten beeld blijven. Hieronder volgt een aantal voorbeelden. Om overstorten te voorkomen kan het afkoppelen van verhard oppervlak van de riolering worden toegepast en worden overgestapt op een gescheiden stelsel. Het regenwater wordt nu afgevoerd naar het oppervlaktewater. Omdat berging en afvoer nu via het oppervlaktewatersysteem verloopt, moet de capaciteit van het systeem worden uitgebreid. De waterkwantiteitsopgave ontstaat dus uit maatregelen die worden genomen om de waterkwaliteit te verbeteren. Ook tussen het grondwater, bodem en de riolering bestaat een vergelijkbare interactie. In Rotterdam liggen veel riolen onder de grondwaterspiegel en hebben door lekken die in de loop van tijd ontstaan zijn, een drainerende werking. Als een riool vervangen wordt, moet hiermee rekening worden gehouden aangezien de grondwaterstand kan stijgen als de drainerende werking verloren gaat. Door bodemdaling kan water op straat vaker voorkomen aangezien het verschil tussen straatpeil en overstortpeil daalt. Hierdoor zit er minder opvangcapaciteit in het systeem en komt water op straat vaker voor. De oorzaak is in dit geval niet dat het rioolstelsel minder goed is gaan functioneren maar dat de bodem is gedaald. 3.5 Externe ontwikkelingen Naast de huidige problemen zijn er ontwikkelingen die het systeem verder onder druk zetten waardoor ingrijpen nodig wordt. Dit zijn onder andere: • Klimaatverandering • Verstedelijking • Hogere maatschappelijke eisen 3.5.1 Klimaatverandering Klimaatverandering zal naar alle waarschijnlijkheid zorgen voor meer variatie in het aanbod van water. Er zal meer neerslag vallen in de winter en de zomers worden droger [1]. Ook het afvoerregime van de grote rivieren zal veranderen naar meer afvoer in de winter en minder afvoer in de zomer. De watervraag neemt echter toe in het geval van aanhoudende economische groei. Hierdoor zal schade door droogte en het stil leggen van elektriciteitcentrales en industrieën relatief vaker voorkomen. Zowel wat betreft water als wat betreft energie leidt
18
Kansen en obstakels voor water bij stedelijke vernieuwing in Zuidwijk en Pendrecht
klimaatverandering tot vergroting van de kwetsbaarheid van steden. Voor het stedelijk watersysteem betekent dit dat het vasthouden en bergen van gebiedseigen water belangrijker wordt om extremen, zowel droge als natte perioden, goed te doorstaan. 3.5.2 Verstedelijking In Nederland alleen al zal de verstedelijking flink toenemen, tot 2030 zijn ruim een miljoen extra huizen nodig [26].Verstedelijking kan leiden tot een grotere druk op het watersysteem omdat het percentage verhard oppervlak toeneemt, er meer water verbruikt wordt en er meer afvalwater wordt geproduceerd. Om een verstandige manier verstedelijken kan er echter ook voor zorgen dat een nieuw stedelijk gebied gebruikt kan worden voor waterberging. 3.5.3 Toenemende maatschappelijke eisen Toenemende maatschappelijke eisen kunnen er toe leiden dat het systeem in de toekomst niet meer voldoet aan onze eisen. De Europese Kader Richtlijn Water is een goed voorbeeld van toenemende eisen aan het watersysteem. De eisen zijn hoog, namelijk het bereiken van een goede ecologische toestand in 2015. Hierdoor zijn veel aanpassingen in het watersysteem en in de planvorming nodig. Daarnaast spelen toenemende eisen van de burger een rol. Ook de burger stelt steeds hogere eisen aan zijn leefomgeving. Zo moet water bijdragen aan de belevingswaarde van het stedelijk gebied en aan recreatiemogelijkheden.
Waterstad in Praktijk
19
4 Actoren De volgende actoren zijn voor water en stedelijke vernieuwing van belang in het gebied Zuidwijk en Pendrecht. •
• • • •
Gemeente Rotterdam o Gemeentewerken Rotterdam, o Dienst Stedenbouw en Volkshuisvesting (DS+V) o Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam (OBR) Waterschap Hollandse Delta Deelgemeente Charlois Woningbouw corporaties Bewonersorganisaties
Daarnaast hebben op hoger niveau de provincie, het rijk en de Europese Unie invloed door middel van het beleid en wetgeving die zij opstellen. Hieronder worden de genoemde actoren behandeld. 4.1
Gemeente Rotterdam
4.1.1 Gemeentewerken Rotterdam De gemeentewerken Rotterdam is verantwoordelijk voor de infrastructuur en de buitenruimte van de gemeente Rotterdam. Gemeentewerken is één van de opstellers van Rotterdam Waterstad 2035. De afdeling Waterhuishouding is verantwoordelijk voor het functioneel en technisch beheer van de riolering, inclusief rioolgemalen en de overstortbemalingen. Daarnaast is deze afdeling trekker van het stedelijk waterplan. Het beheer van het oppervlaktewater in Zuidwijk en Pendrecht is sinds 2001 overgegaan naar het Waterschap Hollandse Delta. Gemeentewerken heeft een eigen ingenieursbureau dat verantwoordelijk is voor het ontwerp en realisatie van infrastructuurprojecten in de stad. Naast opdrachten voor Gemeentewerken voert het ingenieursbureau ook opdrachten uit voor andere opdrachtgevers zoals andere gemeentelijke diensten. Per deelgemeente heeft gemeentewerken een werf die verantwoordelijk is voor het beheer en onderhoud van de buitenruimte, zoals groen en infrastructuur. Op het gebied van water is de doelstelling om meer water in de stad aan te leggen en dit te combineren met stedelijke vernieuwing. Ook is de doelstelling de kwaliteit te verbeteren. 4.1.2 DS+V De DS+V is de stedenbouwkundige ontwerper van de openbare ruimte en vanuit die rol betrokken bij stedelijke vernieuwing en nieuwbouwprojecten. De dienst stelt plannen op voor gebiedsontwikkeling waaronder infrastructuur, wonen, werken en recreatie. Daarnaast houdt zij toezicht op de woning wet- en regelgeving. De dienst is betrokken bij diverse plannen waarin water een belangrijke rol speelt zoals Waterstad 2035 en masterplan Zuiderpark. Water wordt als kans gezien om de leefomgeving aantrekkelijker en gevarieerder te maken. In de Profilering Zuidelijke Tuinsteden Rotterdam [4] wordt water nadrukkelijk als kans genoemd om waterrijke woonmilieus en recreatie te realiseren.
20
Kansen en obstakels voor water bij stedelijke vernieuwing in Zuidwijk en Pendrecht
4.1.3 Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam Het OBR heeft als drie voornaamste taken: ruimte- en grondontwikkeling, economische ontwikkeling en terrein- en gebouwbeheer. Het OBR is één van de drie gemeentelijke diensten die betrokken zijn geweest bij Rotterdam Waterstad 2035. Ook heeft zij de Economische Verkenning Rotterdam 2005 [15]opgesteld. In dit rapport wordt gesproken over een grotere verwevenheid tussen water en stad om meer verscheidenheid in het woonaanbod te creëren. De drie boven genoemde diensten werken op het gebied van water samen in het Platform Water. 4.2 Waterschap Hollandse Delta Het waterschap Hollandse Delta is als waterbeheerder verantwoordelijk voor de kwaliteit en kwantiteit van het oppervlaktewater systeem in Rotterdam Zuid en daarnaast als waterkwaliteitsbeheerder verantwoordelijk voor de afvalwaterzuivering van het gebied. Een andere taak is het beheer en onderhoud van de waterkeringen. Het waterschap is in 2005 ontstaan uit een fusie van kleinere waterschappen De Brielse Dijkring, De Groote Waard, GoereeOverflakkee en IJsselmonde en een groot deel van Zuiveringschap Hollandse Eilanden en Waarden. De doelstellingen van het waterschap zijn het voorkomen van inundatie en het bereiken en vasthouden van een goede waterkwaliteit. Het waterschap is één van de opstellers van Rotterdam Waterstad 2035. 4.3 Deelgemeente Charlois Naast een gemeentebestuur is er in Rotterdam ook een deelgemeentebestuur. In Zuidwijk en Pendrecht is dit de deelgemeente Charlois. Deelgemeentes werken het beleid van de gemeente verder uit op lokaal niveau. Wat betreft water is de deelgemeente één van de opstellers van het deelgemeentelijk waterplan [3] en zijn de ambities om te streven naar een gescheiden rioolstelsel, het aanleggen van open water berging en het verbeteren van de belevingswaarde. De deelgemeente weegt water echter af tegen andere belangen die ruimte vragen zoals parkeren, infrastructuur en recreatie. 4.4 Woningbouwcorporaties Woningbouwcorporaties zijn zelfstandige maatschappelijke organisaties met als doel het voorzien in de woningbehoefte voor personen die niet in staat zijn hier zelf zorg voor te dragen. Water wordt als kans gezien om de leefomgeving te verbeteren en waardestijging van de woningen te realiseren. Ook is er interesse voor bouwen op of aan water. In het kader van dit onderzoek is de belangrijkste woningbouwcorporatie in het gebied geïnterviewd. Deze woningbouwcorporatie geeft aan dat zij het als een taak zien te investeren in zaken die maatschappelijk van belang worden geacht. Daarom betalen zij mee aan een gescheiden rioolstelsel in De Burgen en hebben ze plannen om groene daken aan te leggen. Wel geven ze aan dat de samenhang met andere belangen niet uit het oog moet worden verloren. Vier woningbouwcorporaties in Rotterdam Zuid werken samen in ‘Het pact op Zuid’ dat beoogd de economie en het woonmilieu in Rotterdam Zuid te verbeteren. 4.5 Bewonersorganisaties Bewonersorganisaties worden betrokken bij masterplannen van deelgemeentes en plannen tot herstructurering. De woningbouwcorporaties en de deelgemeente achten het betrekken van de bewoners bij plannen van groot belang. De bewonersorganisatie in Zuidwijk maakt zelf ook
Waterstad in Praktijk
21
plannen en denkt mee over de inrichting van het gebied en bijvoorbeeld ook over de keuze van de architect. Water heeft voor bewoners weinig prioriteit. 4.6 Analyse In de onderstaande tabel wordt geanalyseerd wat het belang van bovenstaande actoren is bij water in de stedelijke vernieuwing in Zuidwijk en Pendrecht en hoe deze bij de planvorming betrokken zou moeten worden. Hierbij zij drie niveaus van participatie. Meebeslissen, samenwerken en raadplegen/informeren. Tabel 4.1: Actorenoverzicht water en stedelijke vernieuwing Zuidwijk en Pendrecht Actoren
Gemeentewerken DS+V
OBR Waterschap Hollandse Delta Deelgemeente Corporaties
Bewoners Organisaties
Middelen/ Blokkademacht Financiering Technische kennis Beheerder Ontwerpers openbare ruimte
Afhankelijk -heid Hoog
Cruciale actor Ja
Gemiddeld
Ja
Kennis over economische ontwikkeling Financiering, Technische kennis Gebiedskennis, Dicht bij de burger Gebiedskennis Financiering, Eigenaar gebouwen Publieke opinie Uiteindelijke financiers
Gemiddeld
Nee
Hoog
Ja
Gemiddeld
Ja
Hoog
Ja
Gemiddeld
Ja
Mening over watersysteem Belangrijk, op orde brengen kwaliteit en kwantiteit Kans om leefomgeving aantrekkelijk te maken Kans voor economische ontwikkeling Op orde brengen watersysteem Van belang, net als andere thema’s Absoluut een kans, maar afwegen tegen andere thema’s Geen prioriteit tenzij bij calamiteiten
Niveau van participatie Meebeslissen
Meebeslissen
Samenwerken Meebeslissen Meebeslissen Meebeslissen
Samenwerken/ informeren en consulteren
Op grond van de bovenstaande tabel blijkt dat er meer actoren zouden moeten worden betrokken bij (deelgemeentelijke) waterplannen dan nu het geval is. De corporatie heeft de gebiedsontwikkeling in Zuidwijk overgenomen van het OBR, die daardoor in dit gebied minder belangrijk geworden. Deelgemeente en woningbouwcorporaties zijn cruciale actoren voor het realiseren van water in de stedelijke vernieuwing. Gegeven het feit dat de initiatiefnemer afhankelijk is van deze actoren om de door hem gewenste veranderingen door te voeren, is het aan te bevelen deze actoren mee te laten participeren bij beslissingen over water in de stedelijke vernieuwing. Uiteraard zal de besluitvorming daardoor complexer worden, maar het alternatief is deze complexiteit door te schuiven naar de uitvoeringsfase waardoor deze mogelijk stagneert.
22
Kansen en obstakels voor water bij stedelijke vernieuwing in Zuidwijk en Pendrecht
In het onderzoek van Michiel Rijsberman [25] wordt het begrip speelveld geïntroduceerd om te bepalen welke thema’s, actoren en gebieden aan de orde moeten komen in het stedelijk waterplan.
Figuur 4.1. Het speelveld wordt bepaald door actoren, gebieden en thema’s [25] Van belang is dat actoren, thema’s en gebieden met elkaar overeenkomen. Om te bepalen welke actoren betrokken moeten worden, worden de volgende vragen gesteld: • Hoeveel macht heeft een actor in het proces? Is een actor in staat plannen of uitvoering van plannen tegen te gaan? • Welke actoren beschikken over middelen, zoals kennis, relaties of financiën? • Welke actoren hebben moreel recht op betrokkenheid in het proces? De thema’s moeten overeenkomen met de actoren die worden uitgenodigd. Het zal voor een corporatie waarschijnlijk niet interessant zijn deel te nemen aan een plan dat alleen over waterkwaliteit gaat. Om deze cruciale belanghebbende toch aan tafel te krijgen kan het nodig zijn het speelveld te verbreden tot bijvoorbeeld: ‘Het realiseren van een hoogwaardige, aantrekkelijke leefomgeving met een duurzaam watersysteem.’ Het speelveld is nu verbreed en interessant geworden voor deze belanghebbende om zijn eigen doelstellingen in te brengen en te participeren in het proces. Ook de gebieden moeten overeenkomen met het werkgebied van de actoren en de thema’s die daar spelen.
Waterstad in Praktijk
23
5 Plannen Voor het gebied Zuidwijk en Pendrecht zijn verschillende plannen gemaakt op verschillende schaalniveaus. Op het niveau van de stad het stedelijk waterplan en de toekomstvisie Rotterdam Waterstad 2035. Op wijkniveau het deelgemeentelijk waterplan en masterplannen en ontwikkelingsvisies. In dit hoofdstuk worden deze plannen behandeld. 5.1 Rotterdam Waterstad 2035 [10 ] In Rotterdam is in 2005 het lange termijnverkenning Rotterdam Waterstad 2035 gecreëerd in het kader van een inzending voor de 2e Architectuur Biënnale. Deze inzending is een gezamenlijk project geweest van de Gemeente, waterschap Hollandse Delta en het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. De inzending Rotterdam Waterstad bevat een inspirerende toekomstvisie hoe Rotterdam ook in de toekomst een stad kan blijven waar water een belangrijke en positieve betekenis heeft. Rotterdam dankt zijn bestaan en zijn succes immers aan zijn ligging aan het water. De visie geeft een zeer interessant beeld hoe maatregelen om wateroverlast te voorkomen ook de kwaliteit en aantrekkingskracht als vestigingsplaats voor bewoners en bedrijven kunnen vergroten. De bouw van 20.000 nieuwe woningen in het buitendijkse gebied in de vorm van terpen, steigerwoningen, paalwoningen, eilanden en omgebouwde boten, is een goed voorbeeld. Maar dat geldt ook voor het gebruik van water om het mobiliteitsprobleem te verkleinen door het te gebruiken van transport en de aanleg van grote hoeveelheden oppervlakte water voor de omgevingskwaliteit en recreatie. Regenwater wordt niet langer afgevoerd via het riool maar door middel van verholen goten, regenafvoer wordt vertraagd door groene daken en de aanleg van droog-natte pleinen zorgt voor waterberging en een grotere waterbeleving bij bewoners. Voor Rotterdam Zuid, waaronder Pendrecht en Zuidwijk, voorziet het plan in de aanleg van de vaartenstad. Een vertakt netwerk van vaarten door de wijken heen waardoor het voor iedere bewoner mogelijk moet worden vanaf de woning naar een aan te leggen recreatiegebied ten zuiden van Rotterdam te gaan. Andere streefbeelden zijn de rivierstad in het centrum en de singelstad in Rotterdam Noord
24
Kansen en obstakels voor water bij stedelijke vernieuwing in Zuidwijk en Pendrecht
Figuur 5.1: Rotterdam Waterstad 2035 in Pendrecht en Zuidwijk [10] 5.2 Waterplan Rotterdam 2000-2005 [17] In 2000 is in Rotterdam het Waterplan Rotterdam 2000-2005 (Waterplan 1) opgesteld. De doelstelling van het waterplan luidt: ‘de weg wijzen naar een gezond en duurzaam watersysteem in Rotterdam, waarin een zodanig kwantitatief en kwalitatief beheer wordt gevoerd, dat alle relevante gebruiksfuncties kunnen worden vervuld.’ 5.2.1 Betrokkenen De totstandkoming van het plan is gerealiseerd door de volgende partijen: Hoogheemraadschap van Delfland, het Hoogheemraadschap van Schieland, het Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden, het Waterschap IJsselmonde, Rijkswaterstaat Directie Zuid-Holland en de Gemeente Rotterdam (Gemeentewerken en het Havenbedrijf). Daarnaast zijn door middel van een klankbord groep de volgende partijen betrokken: • • • • • •
Gemeentewerken, afdeling Beheer Buitenruimte (GW/BB) Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam (OBR) dienst Recreatie Rotterdam (DRR) dienst Stedenbouw + Volkshuisvesting (dS+V) provincie Zuid-Holland N.V. Waterbedrijf Europoort
Waterstad in Praktijk
25
• • •
Zuid-Hollandse Milieufederatie Kamer van Koophandel, afdeling Mainport (KvK) DCMR Milieudienst Rijnmond
De volgende figuur geeft de projectorganisatie weer
Bestuurlijk overleg
Stuurgroep
Communicatieteam
projectbureau
Platform water
werkgroepen Gebiedsgericht - Noordrand - Zuiderpark - Bergse Plassen - Singels binnen de ruit - Deelgemeentelijke waterplannen
Basispakket - Basisinspanning riolering - Zorgplicht stedelijk en landelijk gebied - Zorgplicht Westelijk Havengebied - Onderzoek - Baggerplan - Beheerplan
Figuur 5.2. Projectorganisatie Waterplan 1 [17] Stuurgroep [17] In de stuurgroep wordt gevormd door vertegenwoordigers van alle waterbeheerders in Rotterdam. De stuurgroep is verantwoordelijk voor het sturen van de activiteiten op hoofdlijnen en het creëren van draagvlak in de eigen organisatie en het eigen bestuur. Gemiddeld komt de stuurgroep vier keer per jaar bijeen. Projectbureau [17 ] De dagelijkse projectleiding wordt verzorgd door het projectbureau. Zij bewaakt en coördineert de voortgang van de verschillende werkgroepen. Via het projectbureau worden onderdelen aan de stuurgroep aangeboden ter beoordelingen vaststelling. Het projectbureau komt maandelijks bijeen om de projecten te bespreken en maakt twee keer per jaar de voortgangrapportages waarin de status van alle Waterplan gerelateerde projecten wordt weergegeven. Communicatieteam [17] Communicatie heeft een grote rol in het Waterplan. Zowel de interne, externe en projectcommunicatie worden door het communicatieteam begeleid. Activiteiten van het communicatieteam zijn o.a. ontwikkelen en bijhouden van de website www.waterplan.rotterdam.nl, brochures maken en communicatie van specifieke projecten zoals bewonersbrieven en -bijeenkomsten. Daarnaast verzorgt het team de perscontacten.
26
Kansen en obstakels voor water bij stedelijke vernieuwing in Zuidwijk en Pendrecht
Werkgroepen[17] Voor elk deelproject wordt een werkgroep opgesteld. Deze groepen dragen de verantwoordelijkheid voor het uitvoeren of aansturen van het deelproject. De werkgroepen worden samengesteld uit leden van de betrokken organisaties. 5.2.2 Gidsprincipes De volgende principes zijn als uitgangspunt gehanteerd bij het opstellen van het plan: • rekening houden met de onderlinge samenhang: zowel binnen Rotterdam als ook met de regionale en landelijke structuur; • afstemmen van de inrichting en het beheer op de ecologische kwaliteiten c.q. potenties en gewenste gebruiksfuncties; • vervuiling bestrijden bij de bron, waarbij de aanpak van diffuse bronnen relatief steeds belangrijker worden; • gebiedseigen water van goede kwaliteit vasthouden en creatief gebruiken; • water van schoon naar minder schoon laten stromen. In deze principes zijn verschillende bekende gidsprincipes te herkennen zoals bijvoorbeeld het vertragingsmodel, het circulatiemodel en de ‘strategie van de twee netwerken’ [20] Het plan geeft aan dat nieuwbouw en herstructurering van bestaand stedelijk gebied bieden de beste mogelijkheden om deze principes recht te doen. 5.2.3 Streefbeelden De volgende streefbeelden zijn vastgesteld in het waterplan. De Compacte stad: belevingswaarde staat centraal Dit streefbeeld heeft betrekking op de singels in de compacte stad, de oude stadswijken en het centrum van Rotterdam. Dit is voor circa twee derde gelegen op de rechter oever van de Nieuwe Maas en voor een derde op de linker oever. Kenmerkend voor deze gebieden is de sterke mate van verstedelijking en intensief ruimtegebruik. Binnen dit streefbeeld is het doel om 5% oppervlaktewater te realiseren met een maximale peilfluctuatie van 0,1 meter. Het percentage natuurvriendelijke oevers is minimaal 5%. De Blauwe ring: belevingswaarde en ruimte voor natuur Dit streefbeeld heeft betrekking op de watersystemen in de wijken aan de rand van het plangebied, die als een ring om de compacte stad heen liggen. Kenmerkend voor deze gebieden is de ruimere stedenbouwkundige structuur, waarin meer ruimte is gecreëerd voor water en groen. Het percentage oppervlaktewater binnen dit streefbeeld is 7,5% terwijl de toegestane peilfluctuatie 0,25 meter bedraagt. Het percentage natuurvriendelijke oevers is minimaal 25%. De Groene wiggen: natuur staat centraal Dit streefbeeld is met name van toepassing op gebieden met watersystemen die een grote(re) natuurlijk component of potentie bezitten. De stedelijke druk en het ruimtegebruik zijn hier minder intensief. Kenmerkend voor deze gebieden zijn de relatief grote plassen, boezems, vijvers en parken met hun directe omgeving, die als wiggen het plangebied insteken. Door de onderlinge verbondenheid van de wiggen vormen zij een groenblauw lint door het stedelijk gebied. De doelstelling is om bij dit streefbeeld 10% open water te realiseren met een natuurlijke peilfluctuatie. Het percentage natuurvriendelijke oevers bedraagt ten minste 50%.
Waterstad in Praktijk
27
De wijken Pendrecht en Zuidwijk vallen onder de streefbeelden groene wig in het noordelijke deel en blauwe ring in het zuidelijke deel van de wijken. Het noordelijke deel van de wijken gaat deel uitmaken van het watersysteem Zuiderpark.
Figuur 5.3. De drie streefbeelden uit Waterplan 1. [17] 5.2.4 Basispakket en speerpuntgebieden Binnen het waterplan wordt onderscheid gemaakt tussen een basispakket aan maatregelen dat algemeen voor de hele stad geldt en speerpuntgebieden waar per gebied wordt bekeken wat de benodigde maatregelen zijn. Het basispakket richt zich met name op maatregelen die wettelijk verplicht zijn op het gebied van riolering zoals het bereiken van de basisinspanning en de zorgplicht. Daarnaast worden maatregelen voor onderzoek en operationeel beheer aangegeven. De speerpuntgebieden zijn: De Bergse Plassen, Noordrand, Singels binnen de Ruit en Zuiderpark. Voor de maatregelen zijn de kosten bepaald. 5.3 Concept Gemeentelijk Rioleringsplan 2006-2010 [13] In tegenstelling tot een waterplan is het maken van een rioleringsplan wettelijk verplicht voor een gemeente op grond van de Wet Milieubeheer. Het plan bestaat uit een evaluatie van de voorgaande planperiode. Daarnaast een beschrijving van ontwikkelingen op het gebied van beleid en wetgeving. Als doelstellingen worden gegeven: • Het doelmatig inzamelen en transporteren van afvalwater • Het voorkomen van overlast en veiligheidsrisico’s voor de gemeenschap • Het minimaliseren van negatieve effecten op het milieu • Het verbeteren van de uitvoering van de rioleringszorg De voornaamste achterliggende doelstellingen zijn: droge voeten, volksgezondheid, het milieu en acceptabele kosten.
28
Kansen en obstakels voor water bij stedelijke vernieuwing in Zuidwijk en Pendrecht
5.3.1 Speerpunten In het rapport wordt de huidige situatie geanalyseerd en wordt per doelstelling een strategie bepaald. Daarnaast geeft het rapport een viertal speerpunten. • Continueren van de inspanningen om het aantal kilometers rioolvervanging per jaar te verhogen tot 40 km in 2010 • De renovatie van 21 grote gemalen en 6,5 kilometer persleiding tot en met 2010 • Het bepalen en uitvoeren van noodzakelijke maatregelen om het waterkwaliteitsspoor te bereiken • Anticiperen op klimaatverandering en de Europese regelgeving 5.3.2 Maatregelen De strategie wordt per doelstelling verder opgesplitst in maatregelen. Hierbij wordt ook aangegeven wanneer deze maatregel plaats gaat vinden en wat de verwachte kosten zijn. Deze kosten worden betaald uit de heffingen van de gemeente voor rioolrecht. 5.4 Waterstructuurplan IJsselmonde [27] Zuidwijk en Pendrecht maken deel uit van het beheersgebied IJsselmonde. Het waterstructuurplan IJsselmonde is opgesteld door het waterschap IJsselmonde en het Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden, twee voorlopers van het Waterschap Hollandse Delta. Het waterstructuurplan brengt in kaart welke wateropgave er ligt om het watersysteem in 2015, wat betreft waterkwaliteit en waterkwantiteit. Deze opgave komt voort uit het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW). In figuur 5.5 staat aangegeven wat de relatie van het plan is tot andere plannen. In het waterstructuurplan wordt aangegeven dat dit plan verder afgestemd moet worden met Waterplan Rotterdam in het kader van de actualisering van het waterplan
Figuur 5.4. Relatie waterstructuurplan met andere plannen [27] 5.4.1 Doelstellingen In het waterstructuurplan worden de volgende doelstellingen geformuleerd. Waterkwantiteit
Waterstad in Praktijk
29
• • •
Voorkomen van inundatie vanuit het oppervlaktewater (falen) Voorkomen van ongewenste peildaling tijdens droogte (watertekort) Beschikbaarheid minimaal wateroppervlak ten behoeve van robuuste watersystemen
Waterkwaliteit • Bereiken van minimaal basiskwaliteit/biologisch gezond water; • Behouden, herstellen en ontwikkelen van gebieden met een zeer goede waterkwaliteit/• Ecohydrologische variatie (de zogenaamde parels) 5.4.2 Streefbeelden Op basis van de doelstellingen worden in het waterstructuurplan streefbeelden geformuleerd voor zowel de waterkwantiteit als de kwaliteit. Het streefbeeld waterkwantiteit gaat uit van de trits vasthouden-bergen-afvoeren uit de WB21. Verder voldoen peilgebieden in 2015 aan de normen van het NBW. Watertekort tijdens droge periodes komt niet meer voor en in ieder peilgebied is 5% open water oppervlak aanwezig. Voor wat betreft de kwaliteit wordt de trits schoonhouden, scheiden, zuiveren gebruikt als uitgangspunt. Dit is gericht op het inlaten van schoon water, doorspoelen en het versterken van de natuurlijke zuivering van het watersysteem. In het streefbeeld worden schoonwatertracé’s benoemd, waar water wordt ingelaten, natuurlijk wordt gezuiverd en vervolgens een peilgebeid van schoon water voorziet. 5.4.3 Maatregelen De streefbeelden worden in het rapport uitgewerkt tot maatregelen waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen maatregelen die direct kunnen worden uitgevoerd, maatregelen waar nader onderzoek voor nodig is en maatregelen waarbij eerst overlegd moet worden met derden. In Rotterdam Zuid zijn diverse maatregelen geïdentificeerd om water in de bebouwde omgeving in te passen. Samen met andere maatregelen zijn de geraamde kosten voor heel Rotterdam Zuid 15.6 miljoen euro. Inmiddels is het waterschap bezig met het actualiseren van de wateropgave in Rotterdam Zuid. In de toekomst wordt bepaling door middel van een risicobenadering voorzien. 5.5 Ontwikkelingsvisie duurzaam water in groen in Zuidwijk [11] Voor de omvangrijke stedelijke vernieuwing in Zuidwijk heeft het ingenieursbureau van de gemeentewerken Rotterdam een ontwikkelingsvisie gemaakt voor het water en groen in deze wijk. Het plan is opgesteld door een projectgroep van het ingenieursbureau van de Gemeentewerken die daarbij werd ondersteund door een klankbordgroep met daarin vertegenwoordigers van andere gemeentelijke diensten en een vertegenwoordiger van het waterschap. Het rapport dient als advies op het gebied van water en groen aan betrokkenen bij de stedelijke vernieuwing in Zuidwijk. Uitgangspunten van de ontwikkelingsvisie zijn onder andere, het creëren van meer oppervlaktewater, het realiseren van meer natuurvriendelijke oevers en het afkoppelen van 60% van de nieuwbouw en 20% van het bestaand stedelijk gebied. Daarnaast is het doel om de doorstroming en de interne zuivering van het systeem te verbeteren. Op het gebied van ecologie biedt de visie aanknopingspunten om verbindingen te leggen en de structuur te versterken. Vooral verbindingen met het Zuiderpark, het volkstuinencomplex en het gebied aan de zuidkant van de wijk worden waardevol geacht. In de visie wordt het idee geopperd om aan de zuidkant een plas
30
Kansen en obstakels voor water bij stedelijke vernieuwing in Zuidwijk en Pendrecht
te creëren: de Charloise Plas. Aanleg van deze plas zou zowel recreatiemogelijkheden bieden als de ecologische structuur kunnen versterken. 5.6 Masterplan Zuidwijk [24 ] Masterplan Zuidwijk is opgesteld door Vestia Rotterdam Zuid en deelgemeente Charlois. Erbij betrokken zijn geweest Gemeentewerken Rotterdam, DS+V, OBR, Bewonersorganisatie Zuidwijk (BOZ), Steunpunt Wonen en de Ondernemersorganisatie Zuidwijk. In het plan worden de volgende ambities genoemd: • Een mooie wijk met goede en veilige buitenruimte • Woningen voor iedereen • Goede publieke voorzieningen • Verbetering van de winkelstructuur en werkgelegenheid • Een leefbare wijk • Bewoners maken de wijk Voor de eerste ambitie wordt ook een rol voorzien voor water en ecologie. In het plan wordt gesproken over een oost-west verbinding tussen de doodlopende singels, het vergroten van de waterberging en de aanleg van natuurvriendelijke oevers. Ook de aanleg van Charloise Plas ten zuiden van de voormalige spoorlijn komt ter sprake. Bij de ambitie leefbare wijk wordt het voorkomen van riooloverstorten door afkoppelen als een van de acties genoemd. In het de grootschalige vernieuwing van De Burgen wordt daartoe een verbeterd gescheiden stelsel aangelegd. Schoon regenwater wordt hierbij afgevoerd naar het oppervlaktewater. 5.7 Deelgemeentelijk waterplan Charlois- Feijenoord [3] De deelgemeenten Charlois en Feijenoord hebben het Waterplan Rotterdam op wijkniveau verder uitgewerkt in samenwerking met Waterschap Hollandse Delta en Gemeentewerken Rotterdam. Het algemene plan is hierbij vertaald in concrete wensbeelden en maatregelen. Het deelgemeentelijk waterplan heeft de volgende ambities: • Geen wateroverlast door voldoende open waterberging (terugbrengen tot acceptabele frequentie) • Scheiden vuil en schoon water • Streven naar gescheiden rioolstelsel • Afkoppelen • Verbeteren belevingswaarde Hiertoe zijn in het plan maatregelen voor de korte (0-5 jaar), middellange (5-10 jaar) en lange (10-15 jaar) termijn opgesteld. Daarnaast is in het plan een visie in aanvulling op de streefbeelden uit het Waterplan Rotterdam 2000-2005 opgesteld. Deze visie wordt in het rapport visie 2050 genoemd.
Waterstad in Praktijk
31
6 Plan en proces evaluatie 6.1 Algemeen beeld Voor wie de verschillende plannen bestudeert die de afgelopen jaren in Rotterdam op het gebied van water zijn gemaakt is maar één conclusie mogelijk: de transitie naar meer duurzaam stedelijk waterbeheer is in volle gang. Water staat bij diverse organisaties op de kaart en er wordt in vele samenwerkingsverbanden integraal samengewerkt. Rotterdam is een stad die volop in transformatie is en waar hard gewerkt wordt om de stad voor te bereiden op de nog onzekere effecten van klimaatsverandering. Sinds het opstellen van het eerste waterplan in 2000, werken de waterschappen en de verschillende gemeentelijke diensten intensief samen. Zo werken drie gemeentelijke diensten (DS+V, OBR en GW) samen in het Platform Water. Ook de inzending voor de Biënnale, Waterstad 2035 heeft veel losgemaakt en water bij diverse organisaties op de kaart gezet. Daarnaast is het voor velen een inspiratiebron en heeft het de samenwerking tussen partijen versterkt. In het Pact op Zuid, een samenwerkingsverband van de woningbouwcorporaties in Rotterdam Zuid, wordt water nu ook beschouwd als een kans om de leefomgeving aantrekkelijk te maken voor diverse bewoners. In ambitieuze projecten als de vernieuwing van het Zuiderpark, speelt water een essentiële rol. Wat verder opvalt, is de grote kruisbestuiving tussen plannen. Uitgangspunten die zijn vastgelegd in Waterplan 1 zijn terug te vinden in het deelgemeentelijk waterplan, masterplan Zuidwijk en de ontwikkelingsvisie Zuidwijk. Daarnaast wordt er in visies als ‘Profilering Zuidelijke Tuinsteden Rotterdam’ [4] van DS+V en “Economische Verkenning 2005’ van OBR [15] gesteld dat water kansen biedt om de stad aantrekkelijker te maken. Water werkt dus door in andere plannen en het bewustzijn verspreidt zich bij diverse betrokkenen. In de stedelijke vernieuwing van De Burgen in Zuidwijk wordt grootschalig afgekoppeld, een verbeterd gescheiden stelsel aangelegd en extra oppervlaktewater gegraven. De woningbouwcorporatie investeert hier in duurzaam stedelijk waterbeheer. Toch wordt de manier hoe in Rotterdam met water wordt omgegaan niet door iedereen als onverdeeld positief ervaren. De uitvoering blijft vaak achter bij de intenties. Daarnaast is er de indruk dat er kansen om water te integreren in de stedelijke vernieuwing gemist worden. 6.2 Analyse van de streefbeeldbenadering De belangrijkste waterplannen, zowel Waterplan 2000-2005, Gemeentelijk Rioleringsplan 20062010 en het Deelgemeentelijk waterplan Charlois Feyenoord zijn opgesteld vanuit de streefbeeldbenadering [22], hoewel in waterplan 1 ook gidsprincipes voorkomen. Rotterdam Waterstad 2035 definieert drie streefbeelden maar kan geen complete streefbeeldbenadering genoemd worden omdat er geen maatregelen beschreven worden. Dit document is veel meer een gezamenlijke visie en inspiratiebron. De streefbeeldbenadering bestaat uit het analyseren van de huidige situatie, het opstellen van een gewenst toekomstbeeld, het vaststellen van knelpunten en het opstellen en vervolgens uitvoeren van maatregelen. Door middel van monitoring wordt vervolgens bekeken of de gewenste doelstellingen zijn gehaald en of een nieuw plan gemaakt moet worden.
32
Kansen en obstakels voor water bij stedelijke vernieuwing in Zuidwijk en Pendrecht
Figuur 6.1. De streefbeeld benadering [22] De streefbeeldbenadering is de meest toegepaste benadering voor het opstellen van waterplannen. In het onderzoek Water in Drievoud [22] wordt als sterk punt van de streefbeeldbenadering genoemd, het gebruik van lonkende, aaibare perspectieven die zowel perspectief bieden voor waterbeheerders en andere betrokkenen. Zwakke punten zijn het feit dat de uitwerking vaak achter blijft bij de intenties wat een demotiverende werking kan hebben op volgende plannen. Bovendien kunnen gestelde doelen zoals 10% oppervlaktewater en 30% natuurvriendelijke oevers door betrokken partijen als rigide worden ervaren. Zij doen geen recht aan gebiedspecifieke kenmerken. Daarnaast zeggen dit soort percentages niets over de kwaliteit van de aangelegde open ruimte. Een percentage van 10 % kan zowel een mooie goed ontworpen plas zijn met mogelijkheden voor recreatie, maar ook een verzameling versnipperde stukjes water zonder samenhang en gebruikswaarde. De streefbeeldbenadering vertoont grote gelijkenis met wat door Govert Geldof (2005) de seriële aanpak of Model A wordt genoemd [7], [8]. Hoewel deze aanpak goed functioneert in situaties waar de waterbeheerder het volledige systeem beheert en autonoom veranderingen kan doorvoeren werkt de aanpak minder goed als de waterbeheerder afhankelijk is van andere partijen bij de uitvoering van maatregelen. In het stedelijk gebied is dit het geval. Om water in te passen in de stedelijke vernieuwing zijn de waterbeheerder en gemeente afhankelijk van de deelgemeente, de woningbouwcorporaties en de bewonersorganisaties. Voor deze partijen is water slechts één van de belangen, naast recreatie, parkeren, groenvoorzieningen enz. De kans dat deze actoren enthousiast zullen zijn voor een plan dat van bovenaf wordt opgelegd èn waar zij niet bij betrokken zijn is logischerwijs klein. In een ander artikel geeft Geldof (2003) aan dat de statische aanpak van planprocessen moeilijk is in te passen in de dynamische continu veranderende stedelijke omgeving [6].
Waterstad in Praktijk
33
Daarnaast is de streefbeeldbenadering een typisch voorbeeld van een projectbenadering. Het is een plan met een duidelijk lijst met doelen, maatregelen en kosten en de uitvoeringsperiode is afgebakend. In het boek Procesmanagement [2] van oa. de bestuurskundige De Bruijn, worden drie redenen aangegeven waarom een projectbenadering in veranderingsprocessen vaak een teleurstellend resultaat geeft: • De initiërende partij functioneert in een netwerk van afhankelijkheden • Er is geen eenduidige oplossing voor het probleem • De projectbenadering heeft in een netwerk een beperkte betekenis Het tweede en derde onderdeel hangt samen met de complexiteit van problemen en oplossingen in het stedelijk waterbeheer. De verschillende partijen die zullen moeten samenwerking om de gewenste verandering te realiseren hebben verschillende opvattingen over problemen, oplossingen en prioriteiten. In hetzelfde onderzoek wordt aangegeven dat sommige problemen ongestructureerd zijn, want: • Er is geen objectiveerbare informatie beschikbaar • Er is geen consensus over de normen die bij de probleemoplossing gehanteerd moeten worden Dat problemen in het stedelijk waterbeheer ongestructureerd zijn, kan worden beschreven aan de hand van de stedelijke wateropgave. In eerste instantie lijkt dit een goed afgebakend technisch probleem, er zijn bepaalde normen die gehaald moeten worden op grond van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) en het systeem moet voldoen aan de verwachte klimaatverandering. Op basis van een modelberekening kan vervolgens worden uitgerekend door het waterschap hoeveel extra water moet worden aangelegd in de stad. Het probleem ontstaat bij de uitleg van de normen, het NBW geeft in haar werknormen aan een overschrijdingsfrequentie van eens in de 100 jaar, maar geldt dit dan voor de hele wijk en is het overschrijden van een klein gebied wel acceptabel? En waarom wordt bij water op straat vanuit de riolering een frequentie van eens in de 2 jaar geaccepteerd? Welke wateropgave ontstaat er als er een ander model wordt gebruikt of een ander klimaatscenario? En is het niet beter de wateropgave net buiten de stad te realiseren waar de kosten lager zijn? Deze slechts kleine selectie vragen die een, op het oog, eenduidig technisch probleem oproepen, geven al aan dat het lastig is voor partijen om overeenstemming te bereiken over de stedelijke wateropgave. Daarnaast zijn de investeringen die gedaan moeten worden om water in de stad aan te leggen zeer hoog en is het onderhandelbaar welk deel van deze investeringen voor de wateropgave is, en welk deel bedoeld is om de stad mooier te maken. In de Rotterdam Zuid heeft men dit probleem aangepakt door het opstellen van afspraken over de berekening van wateropgaven. In dit "procesconvenant Zuid-Holland Zuid" (2004) zijn voor Zuid-Holland Zuid procesafspraken gemaakt over de wijze waarop (werkwijze en normering) de wateropgaven wordt berekend [27]. Op basis van de bovenstaande analyse zou de indruk kunnen ontstaan dat het maken van een waterplan volgens de streefbeeld benadering verspilde energie is die beter in andere zaken kan worden gestoken. Dit is niet juist, de waarde die waterplannen hebben gehad in het op gang brengen van een communicatieproces en samenwerkingsproces tussen gemeentelijke diensten en de waterbeheerders is groot. Daarnaast staat water nu op de kaart bij vele organisaties. De analyse verklaart wel hoe het komt dat de uitvoering achter blijft bij de plannen. In de volgende paragraaf worden knelpunten in de uitvoering behandeld.
34
Kansen en obstakels voor water bij stedelijke vernieuwing in Zuidwijk en Pendrecht
6.3 Gesignaleerde knelpunten Op basis van interviews met de betrokken partijen en literatuuronderzoek zijn een aantal knelpunten gevonden die worden ondervonden bij het uitvoeren van de plannen. Afspraken over financiering ontbreken Water sneuvelt in afweging van belangen Ruimtelijke inpassing Achterliggende doelstellingen verschillen Verticale integratie Horizontale integratie Heterogeniteit betrokken partijen Hoeveelheid betrokken partijen 6.3.1 Financiering Hoewel waterplan 1 en het Deelgemeentelijk Waterplan Charlois Feijenoord een lijst met benodigde maatregelen geven met bijbehorende kosten, ontbreken afspraken over verdeling van de kosten tussen de betrokken partijen. De gemeente is initiatiefnemer geweest van Waterplan I, het waterschap heeft zich hier inhoudelijk achter geschaard, maar met uitzondering van de financiële component. Het Deelgemeentelijk Waterplan stelt dat de kostenverdeling in een bestuurlijk proces verder moet worden ingevuld. Het ontbreken van financiële afspraken stagneert de uitvoering en zorgt voor teleurstelling als blijkt dat ambitieuze plannen niet kunnen worden uitgevoerd. De verankering van het plan in de begrotingen van de betrokken partijen is niet vastgesteld. Daarnaast is het conflict dat over financiering ontstaan is bij het ‘herpolderen’ in 2001 nooit helemaal opgelost. Volgens het waterschap heeft de gemeente een gebied overgedragen met een achterstand in het oppervlaktewatersysteem. Daardoor zijn de waterschappen geconfronteerd met extra kosten om het watersysteem op orde te krijgen. Aan de andere kant levert het herpolderen van een gebied extra inkomsten op via de waterschapsbelasting. Ook om deze redenen is afspraken maken over verdeling van kosten van nieuwe maatregelen niet eenvoudig. 6.3.2 Afweging van belangen Vele belangen strijden in het stedelijk gebied om schaarse ruimte en middelen. Naast water zijn recreatie, ecologie, infrastructuur en parkeren functies belangrijk. Als water geen urgent probleem is, zoals in Zuidwijk en Pendrecht het geval is, verdwijnt het al snel naar de achtergrond en sneuvelen mooie waterplannen in een afweging van belangen. Een goed voorbeeld is het vele groen in Zuidwijk, waardoor er zeker in combinatie met stedelijke vernieuwing ruimte is voor water. Bij nadere bestudering blijkt dit groen nauw samen te hangen met de identiteit van Zuidwijk als tuinstad. Daarnaast hebben kastanjebomen van meer dan 50 jaar oud hun eigen waarde en zullen ervoor zorgen dat ‘het blauw’ op de tekening in het ontwerp soms niet haalbaar zal zijn vanwege protesten van bewoners. 6.3.3 Ruimtelijke inpassing In Zuidwijk en Pendrecht worden minder woningen teruggebouwd vanwege de overgang van gestapelde bouw naar eengezinswoningen. Hierdoor is de exploitatie lastig rond te krijgen en is zoveel mogelijk oppervlak nodig voor bebouwing. Dit leidt tot verdichting. Vanuit dit perspectief leidt herstructurering niet tot meer ruimte voor water en moet deze ruimte dus bij andere functies
Waterstad in Praktijk
35
gevonden worden. In de tuinsteden kan dit groen zijn, parkeerplaatsen of de ruim bemeten profielen van sommige wegen. Wie het toekomstbeeld vaartenstad projecteert op Zuidwijk en Pendrecht, ziet dat het open water gepland is op de plek van wegen. Dit betekent dat deze wegen versmald moeten worden of moeten verdwijnen. Daarnaast zijn er vele bruggetjes nodig. De ruimtelijke inpassing is dus niet zo eenvoudig. Het verbreden en verbinden van bestaande watergangen is waarschijnlijk eenvoudiger in te passen. Daarnaast is het inspelen om actuele ruimtelijke ontwikkelingen van belang. Zo wordt op dit moment ten zuiden van Pendrecht en Zuidwijk een fietspad aangelegd op de plek van de oude goederenspoorlijn. Hierdoor is water op deze plek straks niet meer mogelijk. 6.3.4 Achterliggende doelstellingen verschillen Op het eerste gezicht lijkt het positief dat alle betrokken partijen meer water in de stad willen realiseren. De motivatie daarvoor kan echter verschillen, een waterbeheerder wil droge voeten en een goede waterkwaliteit, een ontwerper wil water om een aantrekkelijk woon- en leefmilieu te realiseren, de gemeente wil midden- en hogere inkomens naar de stad trekken en een ontwikkelaar vindt vooral de hogere prijs voor woningen langs water interessant. Het waterschap zal wel willen bijdragen aan nieuw water voor zover de Kaderrichtlijn of het Bestuursakkoord Water dit noodzakelijk maakt. Als er nog meer water aangelegd wordt om de stad mooi te maken, wordt het voor een waterschap minder wenselijk om dit te financieren. Voor een ontwerper is de vormgeving en verbinding juist weer het belangrijkste en niet het aantal kubieke meters water. Een projectontwikkelaar is geïnteresseerd in de gebruikswaarde van het water en locatie ten opzichte van zijn project. Water wordt binnen de stedelijke vernieuwing als kans beschouwd om robuustere, meer duurzame watersystemen aan te leggen in de stad. Het doel van stedelijke vernieuwing is een aantrekkelijke woonomgeving creëren voor midden- en hogere inkomens. Een goed vormgegeven, schoon oppervlaktewater dat gebruiksfuncties ondersteunt kan daaraan bijdragen. De nadruk komt dan echter meer te liggen op het inpassen van water in de woonomgeving dan op traditioneel kwaliteits- en kwantiteitsbeheer. De schijnbare overeenstemming komt dus voort uit verschillende doelstellingen. Alleen als deze doelstellingen voldoende aan bod komen in een waterplan zal er werkelijk van overeenstemming sprake zijn.
" # $$
!
Goede Infra & buiten ruimte
!
!
Gezond water systeem
Water system op orde
%
Water systeem op orde
%
!
Goede leefomgeving
Sterke Economie
Diversiteit en Veiligheid
Diversiteit Kwaliteit Haalbaar
Veiligheid Recreatie Omgeving
Water kans in ontwerp
Water kans voor economie
Afwegen tegen andere thema’s
Kans voor ontwikkel ing en kwaliteit
Beleving en gebruiks waarde
&'
$
! !
Figuur 6.2. Achterliggende doelstelling en mogelijke overeenstemming ten opzichte van water
36
Kansen en obstakels voor water bij stedelijke vernieuwing in Zuidwijk en Pendrecht
!
Uit figuur 6.2 blijkt dat overeenstemming te vinden is door verbreding van het onderwerp waardoor meerdere domeinen erbij betrokken worden. Een thematiek opgezet vanuit een brede duurzaamheidsgedachte biedt mogelijkheden om tot overeenstemming te komen. Alle cruciale actoren kunnen hier hun belangen en doelstellingen in kwijt. De drie componenten: ecologisch, economisch en sociaal zijn eveneens, en niet toevalligerwijs, de centrale domeinen bij duurzaamheid. De centrale plek voor water in deze doelstelling wordt gerechtvaardigd door de belangrijke positie die water altijd in Rotterdam heeft ingenomen. Rotterdam dankt zijn positie immers aan het water. Water is echter geen doel op zich; het zoeken is naar combinaties waar water iets kan betekenen voor sociale, ecologische en economische aspecten. 6.3.5
Verticale integratie
Cruciale actoren ontbreken Woningbouwcorporaties, deelgemeenten en bewonersorganisaties zien zich als ‘de drie-eenheid’ die de stedelijke vernieuwing realiseert. Vestia doet in Zuidwijk zelfs veel meer dan woningen ontwikkelen, maar neemt ook de volledige ontwikkeling van de openbare ruimte voor zijn rekening. De reden hiervoor is de dominante positie van Vestia in deze wijk en het feit dat zij over veel gebiedskennis beschikt. Toch zijn de lokale partijen niet betrokken geweest bij het opstellen van het waterplan en de corporaties en de bewonersorganisaties ook niet bij het Deelgemeentelijk Waterplan. Indien stedelijke vernieuwing als belangrijkste kans wordt gezien om water in de stad in te passen kan vastgesteld worden dat er cruciale actoren ontbreken bij de planvorming. Doorwerken van plannen naar lokaal niveau Theoretisch gezien moet het Waterplan doorwerken in het Deelgemeentelijk Waterplan, maar deze plannen gaan slechts gedeeltelijk uit van de visie van het overkoepelend waterplan [14 ]. De bekendheid van het Waterplan en Waterstad 2035 is op deelgemeentelijk niveau ook minder groot dan bij de gemeentelijke diensten. Op deelgemeentelijk niveau is er weerstand tegen plannen die van bovenaf worden opgelegd gemaakt door personen die volgens hen niet in het gebied komen. Een goed voorbeeld is het tuinenproject waarbij water zou worden aangelegd tussen de gebouwen in Zuidwijk. Dit is echter nooit uitgevoerd. In plaats hiervan is de deelgemeente een ander project gestart om de tuinen tussen de gebouwen op te knappen met de bewoners. Dit is zeer goed gelukt. Water heeft hier echter geen plaats in gekregen terwijl dat toch een kans was geweest om de buitenruimte mooier te maken. Gebiedskennis die op lokaal niveau aanwezig is wordt onvoldoende benut bij het maken van plannen. Aan de andere kant worden doelstellingen op beleidsniveau, zoals het realiseren van meer water op particulier terrein, niet altijd meegenomen in lokale initiatieven. De tegenstelling systeemniveau en projectniveau Een watersysteem overstijgt ruimtelijk en bestuurlijk de grenzen van een project van stedelijke vernieuwing. Bij een watersysteem gaat het om het totale systeem, het peilvak of het bemalingsgebied. Dit geldt zowel voor het oppervlaktewatersysteem als het rioleringsysteem. Stedelijke vernieuwing vindt echter plaats buurt voor buurt. Hierdoor is het bewaren van samenhang in het watersysteem een zeer complexe zaak. De kans dat er uiteindelijk een ‘lappendeken’ van subsystemen ligt is aanwezig. De beheerbaarheid van een dergelijk systeem kan op problemen stuiten. Gezien de lange levensduur van waterinfrastructuur heeft een systeemkeuze consequenties voor tientallen jaren daarna en is dit tussentijds niet eenvoudig aan te passen. Een systeemkeuze kan daarom niet op projectniveau gemaakt worden, maar dient te gebeuren door actoren die het gehele systeem overzien. In dit geval zijn dit de waterschappen en Waterstad in Praktijk
37
de gemeentelijke diensten. Echter, als deze actoren voor realisatie en medefinanciering afhankelijk zijn van lokale actoren als corporaties en deelgemeentes en veranderingen niet autonoom van boven af kunnen dwingen, is er geen ander alternatief dan deze partijen bij de besluitvorming te betrekken. De besluitvorming wordt daardoor complexer, maar deze complexiteit wordt anders doorgeschoven naar de uitvoeringsfase. Aan de andere kant kan op projectniveau blijken dat een systeemkeuze niet haalbaar is. Op het moment dat blijkt dat voor de realisatie van ‘de vaartenstad’ uit Rotterdam 2035 in een bepaalde buurt drie flatgebouwen moeten verdwijnen is het niet mogelijk dit op dit moment te realiseren. Er zijn dan twee alternatieven. Allereerst is het mogelijk de vaartenstad als inspiratiebron te zien en vervolgens per buurt of project te bekijken hoe dit als richtinggevend principe kan worden gebruikt om het op een haalbare manier in te passen. Ten tweede zullen de flatgebouwen wellicht verdwijnen in de periode tot 2035. Op dat moment kan de watergang uit de vaartenstad worden aangelegd. Uiteraard zal water op dat moment weer moeten wedijveren met andere belangen, maar als het voor de realisatie van het toekomstbeeld essentieel is zou het kunnen worden vastgelegd in het bestemmingsplan. Inzetten van het bestuurlijk niveau Wellicht is ook de integratie naar boven toe, dus naar bestuurlijk niveau niet toereikend. Het waterplan is bestuurlijk vrijblijvend [14]. Bestuurders kunnen ruimte creëren voor organisaties om samen te werken en langlopende conflicten over financiering oplossen. In een onderzoek naar uitvoering van projecten uit de 100 miljoen regeling van het NBW uitgevoerd door RIZA en Senter Novem, wordt het benutten van de bestuurlijke laag als aanbeveling genoemd om vastgelopen processen weer in gang te krijgen [21]. 6.3.6 Horizontale integratie Eerder dit hoofdstuk werd al gesteld dat er een grote onderling beïnvloeding is tussen de verschillende plannen en dat water is doorgedrongen bij vele partijen. Toch is de horizontale integratie nog niet volledig. Zeker niet op uitvoeringsniveau. De integratie met beleidsvelden als economie, stedenbouw en ecologie is een heel eind op weg. Van samenwerking met velden als recreatie en onderwijs is in de plannen echter nog niet veel terug te vinden. Terwijl hier toch kansen zijn, waterrecreatie zal in toenemende mate belangrijk worden bij een vergrijzende bevolking met veel vrije tijd en middelen. Daarnaast biedt het mogelijkheden de stad aantrekkelijker te maken. Met onderwijs ligt een interessante koppeling. Op het gebied van milieu- en natuureducatie kan water een belangrijke rol spelen. Hiermee kan ook de bewustwording bij bewoners van het watersysteem naar de toekomst toe worden versterkt. 6.3.7 Heterogeniteit betrokken partijen De heterogeniteit van betrokken partijen, zowel waterschap als gemeente, wordt door diverse partijen als een probleem ervaren. Vanuit de gemeente zijn diverse diensten betrokken zoals Gemeentewerken, DS+V, OBR en soms ook nog andere diensten. Daarnaast zijn er verschillende niveaus zoals de gemeente en de deelgemeente. Deze organisaties hebben soms verschillende opvattingen over water. Hierdoor hebben andere actoren geen duidelijk beeld wat het standpunt van de gemeente is. Voor het waterschap geldt iets soortgelijks deze is ontstaan uit meerdere waterschappen en een zuiveringsschap. Als het gaat om afkoppelen van verhard oppervlak van de riolering zal de zuiveringsbeheerder dit toejuichen want er komt minder verdund afvalwater op de zuivering. De
38
Kansen en obstakels voor water bij stedelijke vernieuwing in Zuidwijk en Pendrecht
waterkwantiteitsbeheerder zal de bergings- en afvoercapaciteit van het oppervlaktewatersysteem moeten uitbreiden wat de nodige investeringen met zich meebrengt. De waterkwaliteitsbeheerder kan bezwaar maken tegen vervuiling van afspoelend regenwater dat in het oppervlaktewater terecht komt door afkoppelen. Voor andere partijen is het daardoor vaak niet duidelijk wat het standpunt van de waterschappen is. 6.3.8 Hoeveelheid betrokken partijen Daarnaast is ook de hoeveelheid betrokken partijen een oorzaak dat het uitvoeringsproces complex verloopt. Iedere partij heeft immers zijn eigen opvattingen, problemen en doelstellingen. Ook kan het zo zijn dat partijen niet van de doelstellingen en mogelijkheden van de andere partij op de hoogte zijn. Zo verwacht het waterschap dat de gemeente ruimte voor waterberging ter beschikking stelt om de waterberging in het stedelijk gebied te realiseren. In Zuidwijk en Pendrecht is echter bijna alle ruimte in bezit van woningbouwcorporaties en particulieren. De gemeente heeft dus weinig mogelijkheden ruimte ter beschikking te stellen. Het gevolg is dat de wateropgave duur wordt.
Waterstad in Praktijk
39
7 Alternatieve methoden In de ontwikkelde plannen ligt er een grote nadruk op de streefbeeldbenadering. Het is daarom interessant om te onderzoeken of er reden is aan te nemen dat andere methoden tot een betere uitvoering leiden. In hoeverre zijn andere methodes in staat de genoemde knelpunten weg te nemen? 7.1 Participatieve strategie De Participatieve Strategie (PS) is ontwikkeld door Paul van Eijk in een promotieonderzoek aan de TU Delft en richt zich specifiek op het inpassen van water in de stedelijke vernieuwing [5]. De PS staat beschreven in Paul van Eijk (2003) en is toegepast in de vernieuwing van de Poptahof, een hoogbouwwijk uit de jaren ’60 in Delft. De PS wordt gecombineerd met de gidsprincipebenadering. Gidsprincipes zijn participatieve ontwerptools die het ontwerpteam grip geeft op de complexe problematiek van het stedelijk waterbeheer. De gidsprincipes staan uitgebreid beschreven in Tjallingii (1996). Voorbeelden van gidsprincipes zijn: • Infiltratiemodel • Vertragingsmodel • Circulatiemodel • Schakelmodel • Stapelmodel • Strategie van de 2 netwerken
Figuur 7.1. De strategie van de twee netwerken [20] De PS is ontwikkeld om gedeelde ambitie, gedeelde percepties, gedeeld begrip en gedeelde verantwoordelijkheid te ontwikkelen.
40
Kansen en obstakels voor water bij stedelijke vernieuwing in Zuidwijk en Pendrecht
1. Gedeelde ambitie • Selecteren van sleutelparticipanten • Voorstellen en bespreken gidsmodellen • Ontstaan van consensus over potentiële oplossingen 2. Gedeelde percepties • Interviews actoren, bespreken gidsprincipes • Formuleer percepties • Samenstelling actorenweb 3. Gedeeld begrip • Inventariseer visies • Knelpunten en kansen analyse • Formuleer strategische gidsprincipes 4. Gedeelde verantwoordelijkheid • Workshops • Reflecteer aan ambitie • Formuleer programma De PS is een ontwerpende methode waarbij de participanten gezamenlijk hun belangen vertalen in ontwerpvarianten. Door samen te ontwerpen voelen zij zich mede verantwoordelijk voor de oplossing en wordt de kans op implementatie vergroot. Tijdens de ambitiestap wordt duidelijk wat de initiatiefnemers willen en welke kansen en knelpunten er zijn voor een verandering in het huidige waterbeheer. Na de ambities moeten actoren op de hoogte raken van elkaars percepties en belangen. Het helpt daarbij als zij inzien dat zij van elkaar afhankelijk zijn bij het realiseren van hun belangen in het kader van duurzaam stedelijk waterbeheer. Door informatie uit te wisselen ontstaat begrip van het systeem en de te gebruiken gidsmodellen. In de vierde fase wordt gemeenschappelijke verantwoordelijkheid gecreëerd door interactie tussen de participanten. Hierbij speelt ook bewonersparticipatie een belangrijke rol. De PS beantwoordt aan een aantal benoemde knelpunten uit het vorige hoofdstuk, maar aan andere niet. Een sterk punt is dat actoren in een vroeg stadium betrokken worden en dat de problematiek breder gemaakt wordt om het voor deze actoren interessant te maken. Door participatie wordt de verticale en horizontale integratie groter. Ook wordt de complexiteit van het stedelijk waterbeheer hanteerbaar gemaakt door in een interactief proces verschillende gidsmodellen toe te passen. Het probleem van het ontbreken van afspraken over financiering wordt er echter niet mee opgelost. De hoeveelheid betrokken partijen zal toenemen. 7.2 Interactieve uitvoering Govert Geldof (2005) stelt als alternatief voor seriële planning (model A) interactieve uitvoering (model B) voor [8]. Bij interactieve uitvoering wordt de keten beleid, planvorming, ontwerp, uitvoering en beheer niet achter elkaar doorlopen maar parallel. Het proces begint met een visie die door alle participanten gedragen wordt. Vervolgens wordt parallel gestart met uitvoering, planvorming, ontwerp en beheer. Door deze aanpak wordt complexiteit niet bestreden maar hanteerbaar gemaakt. Daarnaast treedt ‘leren door doen’ op: het ontwerp kan verrijkt worden met praktijkervaringen. Geldof (2003) gebruikt hiervoor de analogie van het verbouwen van een huis met stedelijke vernieuwing.
Waterstad in Praktijk
41
Infokader 1 [6] De analogie van het verbouwen van een huis Bij interactieve uitvoering worden de verschillende stappen niet na elkaar doorlopen, maar naast elkaar. Er wordt meer parallel gewerkt. Beheerders en ontwerpers overleggen daarbij intensiever. Hierbij tekent zich een analogie af met de verbouwing van een huis. Wie een huis verbouwt stelt een globale visie op van hoe het ongeveer moet worden en gaat snel aan de slag. Tijdens de verbouwing wordt doorgeleefd in het huis. Er worden verschillende projecten gedefinieerd die stuk voor stuk verrassingen opleveren. De draagbalken blijken aangetast te zijn en achter de gesloopte schouw uit de jaren ’70 blijkt een schouw te zitten uit de jaren ’20 die nog in goede conditie is doch in de jaren ’70 niet werd gewaardeerd. Gedurende enige maanden worden parallel aan elkaar plannen gemaakt, ontwerpen uitgewerkt en uitgevoerd en wordt er doorgeleefd. Het uiteindelijke resultaat is deels een verrassing, net als het moment waarop de verbouwing gereed is. Interactieve uitvoering gaat meer uit van het model van de verbouwing dan van het nieuwbouwmodel.
Interactieve uitvoering beschouwt een stad als een complex adaptief systeem (CAS), dat op een dynamische manier continu in ontwikkeling is. Dit systeem past zich continu aan onder invloed van veranderingen van buitenaf en van binnen uit. Hier hoort een dynamische complexe manier van werken bij. Van groot belang daarbij is dat het probleem niet gereduceerd wordt maar juist wordt uitgebreid. In plaats van het probleem waterkwaliteit terug te brengen tot meetbare parameters, wordt het opgeschaald naar bijvoorbeeld de complete leefomgeving. Waterkwaliteit is hier een onderdeel van. Interactieve uitvoering beantwoordt aan een aantal gesignaleerde knelpunten uit het vorige hoofdstuk. Omdat in een vroeg stadium met uitvoering wordt begonnen moeten er direct afspraken gemaakt worden over financiering. Omdat alle activiteiten in het proces op verschillende ruimtelijke schaalniveaus plaatsvinden wordt lokale informatie benut voor het verrijken van het plan en ontwerp. Hierdoor wordt bijgedragen om de tegenstelling projectniveausysteemniveau te overwinnen mits er tussen de verschillende niveaus intensief gecommuniceerd wordt. De hoeveelheid betrokken partijen zal groot zijn en ook de ruimtelijke inpassing van een visie is niet gegarandeerd op korte termijn. In deze methode is timing zeer belangrijk, op het moment dat er ruimtelijke ontwikkelingen zijn, dient vanuit een visie met uitvoering worden begonnen. Het is een open proces dat niet werkt met vaste plancycli. Dit betekent dat deze methode een groot aanpassingsvermogen vergt van de deelnemers en een goede regiecapaciteit van de procesmanager. 7.3 Procesmanagement of onderhandelingsbenadering In het boek Procesmanagement [2]wordt procesmanagement als alternatief voorgesteld voor de projectbenadering. Een procesbenadering betekent dat: Er vooraf tussen de betrokken partijen afspraken worden gemaakt over de manier waarop het besluitvormingsproces zal verlopen Het accent in deze afspraken vooraf verschuift van de inhoud van de verandering naar de manier waarop deze tot stand zal komen Deze procesafspraken voor elk van de betrokken partijen voldoende ruimte beiden om de eigen belangen te dienen. Procesmanagement geeft vier kernelementen genoemd die bijdragen aan een goed procesontwerp. Deze kernelementen zijn openheid, bescherming van core values, voortgang en inhoud. Deze kernelementen worden weer verder vertaald in ontwerpprincipes voor het proces.
42
Kansen en obstakels voor water bij stedelijke vernieuwing in Zuidwijk en Pendrecht
De onderhandelingsbenadering van Michiel Rijsberman [22 ] is geïnspireerd op de procesbenadering. De uiteindelijke inhoud van een waterplan is niet alleen een technische afweging maar evengoed afhankelijk van waarde oordelen van de belanghebbenden. Deze belanghebbenden handelen strategisch. De inhoud van het plan volgt uit het proces. De initiatiefnemer heeft niet alles in de hand maar is onderdeel van een netwerk van autonome actoren. De onderhandelingsbenadering geeft aan dat belangenconflicten die tussen partijen bestaan het best tijdens het planvormingsproces kunnen worden opgelost. Door te onderhandelen wordt één van de belangrijkste knelpunten uit het vorige hoofdstuk, de financiering, in het beginstadium aan de orde gesteld. De openheid van het planproces zorgt ervoor dat alle relevante actoren worden betrokken en er dus geen actoren van essentieel belang buiten het proces worden gehouden. Het adaptief vermogen van het planproces wordt vergroot evenals de transparantie. De mogelijkheid dat water sneuvelt in het onderhandelingsproces met andere belangen blijft echter aanwezig. Ook verticale integratie is niet gegarandeerd omdat de invloed van een partij wordt bepaald door zijn macht over de uitkomsten. De hoeveelheid betrokken parttijen zal groot zijn en de ruimtelijke inpassing blijft een obstakel. 7.4 Transitiemanagement Een transitie is een fundamentele verandering van structuur, cultuur en werkwijze in een maatschappelijk systeem [18], [19]. In deze case is het een verandering van de institutionele structuur, de dominante perspectieven, routines en dominante praktijken van het waterbeheer systeem in Rotterdam Zuid. Structuur, cultuur en werkwijze zijn met elkaar verweven en vormen samen het regime. Grondlegger van transitiemanagement Jan Rotmans geeft aan dat het doorbreken van een regime om een structurele verandering te bewerkstelligen veel tijd en energie kost. Dit is maar goed ook want weerstand zorgt ervoor dat niet iedere modegril of hype een maatschappelijk systeem op zijn kop zet. Dit sluit aan bij de notie van Govert Geldof [7] dat weerstand een kenmerk is van een gezond systeem. Een transitie is dan ook een lange termijn hervormingsproces dat verloopt in kleine stapjes. Transitiemanagement is het beïnvloeden van structuur, cultuur en werkwijze van een systeem in een duurzame richting. De kern van transitiemanagement bestaat uit de volgende punten [19] • Gezamenlijk onderkennen van een fundamenteel probleem en dit vertalen in een maatschappelijke visionaire opgave • Dé oplossing daarvoor bestaat niet, een blauwdruk of grootschalige keuze is dus risicovol • Opzetten van experimenten in de richting van de opgave • Uiteindelijke keuze op basis van leerervaringen Voor Rotterdam Zuid betekent dit samen met belanghebbenden een gedeelde probleemperceptie opstellen en een maatschappelijke visionaire opgave formuleren. Deels is dit al gebeurd in Rotterdam Waterstad 2035. Deze visie kan dan ook gebruikt worden om kleinschalige transitie experimenten op te zetten. Het is wel van belang dat alle partijen die een deel van sleutel tot de oplossing in handen hebben bij dat experiment betrokken worden.
Waterstad in Praktijk
43
7.4.1 Transitie experiment Transitie experimenten zijn innovatie experimenten met een maatschappelijke opgave en een leeropgave. Zij hebben de volgende kenmerken [19]. • Moeten in potentie bijdragen aan de transitieopgave • Zijn gericht op sociaal leren, exploreren en zoeken • Hebben een hoge faalkans • Gaan niet direct uit van een oplossing • Worden ingezet om transitiepaden te verkennen Transitie experimenten zijn zowel gericht op inhoud en proces. Ze hebben een hoge faalkans en kunnen dus ook mis gaan. Voor de uiteindelijke maatschappelijke opgave hoeft dit niet nadelig te zijn, integendeel, de leerdoelen van het experiment kunnen juist dan worden gehaald. Vanwege het kleine schaalniveau blijven de gevolgen beperkt. Transitie experimenten zijn nadrukkelijk gericht op koplopers. Dit kunnen zowel organisaties zijn als visionaire personen binnen organisaties. Koplopers staan open voor vernieuwing en leerprocessen en durven risico’s aan te gaan op dit te bereiken. Bij transitie experimenten is het niet de bedoeling om nota’s en rapporten te maken. Er wordt zo snel mogelijk met concrete projecten begonnen. De gemeenschappelijke visie is hierbij uitgangspunt. De drie sturingsmechanismen voor transities zijn verdieping, verbreding en opschaling [19]. Verdieping betekent dat het experiment erop gericht is zoveel mogelijk te leren. Verbreding betekent het herhalen van het experiment in een andere context. Opschalen betekent het transitie experiment naar een hoger niveau tillen om daadwerkelijk de transitie te realiseren. 7.4.2 Analyse In hoeverre beantwoordt Transitiemanagement aan de knelpunten die in het vorige hoofdstuk genoemd zijn? De financieringsafspraken worden onderdeel gemaakt van het proces. Door een experiment in te richten waar iedere partij voldoende zijn belangen in herkent moet dit worden opgelost. Een garantie dat het dan ook daadwerkelijk wordt opgelost is dit niet. Wel neemt de kans daarop toe. Door verbreding van het onderwerp wordt gezocht naar koppelmogelijkheden tussen water en andere domeinen. Door het open karakter van een transitie experiment kan horizontale en verticale integratie in transitiemanagement goed geregeld worden. De hoeveelheid partijen zal toenemen. Ruimtelijke inpassing kan worden gerealiseerd door gericht proefgebieden te zoeken waar ruimte aanwezig is, beschikbaar komt of gecreëerd kan worden. 7.5 Andere methode: kiezen of combineren? In dit hoofdstuk zijn een aantal alternatieve methoden gepasseerd. Op een aantal knelpunten die de klassieke streefbeeldbenadering met zich meebrengt, bieden deze methoden kansen. Geen van de behandelde methoden beantwoordt echter aan alle knelpunten die in het vorige hoofdstuk aan de orde zijn gekomen. Voor het beoordelen van methoden is een beoordelingskader nodig. Voorbeelden van dergelijke beoordelingskaders in het stedelijk waterbeheer zijn de 4C’s van Paul van Eijk en de 3D bril van Michiel Rijsberman [22]. Deze methoden zijn tot op heden echter alleen gebruikt om achteraf planvormingsprocessen te evalueren. Het is niet duidelijk of zij ook geschikt zijn voor het selecteren van een geschikte methode vooraf.
44
Kansen en obstakels voor water bij stedelijke vernieuwing in Zuidwijk en Pendrecht
Het analyseren van overeenkomsten in de behandelde methoden is wel mogelijk. Daarbij vallen de volgende zaken op ten opzichte van de streefbeeldbenadering: • Alle alternatieven zijn meer open • Alle alternatieven zijn meer participatief • De hoeveelheid partijen neemt toe • Alle alternatieven zijn meer proces dan project gericht In het volgende hoofdstuk worden kansen en aanbevelingen voor de toekomst gedaan.
Waterstad in Praktijk
45
8 Kansen en aandachtspunten voor de toekomst In dit hoofdstuk worden kansen en aanbevelingen gedaan om duurzaam waterbeheer in te passen in de stedelijke vernieuwing in Zuidwijk en Pendrecht. De resultaten zijn echter breder toepasbaar. Er is een onderverdeling gemaakt tussen inhoud en proces. Deze worden daarna in samenhang behandeld. 8.1 Inhoudelijk Hoewel de voornaamste obstakels op procesniveau liggen is het allerminst zo dat inhoudelijk alles is opgelost. Daarom komt in dit hoofdstuk de ook de inhoud nadrukkelijk aan de orde. 8.1.1 Waterkwantiteit Bij de Kennisconferentie Water in april 2006 werd door Frans van de Ven [23] gepresenteerd wat de belangrijkste aandachtspunten zijn bij het invullen van de stedelijke wateropgave. • Het gaat om volume • Recht doen aan plaatselijke verschillen • Risico= kans x schade is per gebiedje anders • Berging en pompcapaciteit zijn uitwisselbaar • Waterberging niet altijd in de vorm van water Het eerste aandachtspunt geeft aan dat oppervlaktewaterberging berekend wordt in een oppervlak maal peilfluctuatie. De wateropgave wordt dus uitgedrukt in kubieke meters en niet in hectares. Dit komt overeen met de plannen van gemeente en waterschap. Recht doen aan plaatselijke verschillen houdt in dat een stad hele andere afvoerkarakteristieken heeft dan het stroomgebied. Omdat een stad sneller reageert is het mogelijk dat de afvoerpiek plaatsvindt voor de afvoerpiek van het landelijk gebied. In dat geval kan het vertragen van de afvoer uit het stedelijk gebied zelfs averechts werken. De onderstaande figuur geeft dit aan.
Figuur 8.1. Verschil in afvoerkarakteristiek stad en stroomgebied. [23] Het Nationaal Bestuursakkoord Water geeft voor het stedelijk gebied een werknorm met de overschrijdingskans vanuit oppervlaktewater van eens in de honderd jaar. De realiteit is echter dat de verwachte schade door wateroverlast per gebiedje verschilt en daarmee ook de benodigde maatregelen per gebiedje.
46
Kansen en obstakels voor water bij stedelijke vernieuwing in Zuidwijk en Pendrecht
Pompcapaciteit en berging zijn uitwisselbaar bij het aanpakken van wateroverlast. Daarom moet per situatie bekeken worden wat de beste maatregel is. Aandachtspunt is daarbij dat afwenteling voorkomen moet worden. In Rotterdam Zuid vindt afwatering echter voornamelijk plaats naar de Nieuwe Maas. Hierbij zijn geen benedenstroomse gebruikers die hinder ondervinden van afwatering vanuit het Rotterdamse watersysteem. Daarnaast is het van belang dat het watersysteem moet kunnen worden aangepast aan de hogere geplande afvoer of bergingscapaciteit. Waterberging hoeft niet altijd in de vorm van water gerealiseerd te worden. Ook inundeerbaar oppervlak is waterberging. In Rotterdam is daarvoor het idee van de droognatte pleinen bedacht. Een andere mogelijkheid is het gebruik van parken als inundeerbaar oppervlak.
Figuur 8.2. Wel berging geen extra water oppervlak [23] 8.1.2 Waterkwaliteit Voor wat betreft de waterkwaliteit kunnen de volgende aandachtspunten geformuleerd worden. • Ontvlechting rioolsysteem en oppervlaktewatersysteem • Stimuleren zelfreinigend vermogen • Bronaanpak • Water van schoon naar vuil laten stromen De ontvlechting van het rioolsysteem en het oppervlakte watersysteem is van belang voor het verbeteren van de waterkwaliteit. Ook in het licht van de Kaderrichtlijn is dit belangrijk. Ontvlechten vindt plaats door het verminderen van de frequentie van riooloverstorten. Dit kan door afkoppelen of door uitbreiding van berging- of afvoercapaciteit van het rioolstelsel. Het is een uitgangspunt van het nationale beleid om verhard oppervlak af te koppelen van de riolering. Nadelen zijn het risico op verkeerde aansluitingen, waardoor er alsnog vervuiling van het oppervlaktewater optreedt en de hogere kosten van afkoppelen. Daarnaast ontstaat door afkoppelen een waterkwantiteit opgave in het oppervlakte watersysteem. Het regenwater wordt immers afgevoerd via dit systeem. Het zelfreinigend vermogen kan gestimuleerd worden door het voorkomen van doodlopende stukken in het watersysteem. In Pendrecht en Zuidwijk is dit één van de oorzaken van slechte
Waterstad in Praktijk
47
waterkwaliteit. Door circulatie en morfologische maatregelen als natuurvriendelijke oevers en helofytenfilters kan de veerkracht van het systeem worden uitgebreid. 8.1.3 Ruimtelijke kansen Hoewel ruimtelijke inpassing van water in Zuidwijk en Pendrecht lastig is vanwege de verdichting van het stedelijk gebied, liggen er ook ruimtelijke kansen. De wijken zijn omgeven door groene gebieden. Met name aan de randen zijn mogelijkheden om meer water aan te leggen en bestaande watergangen te verbreden. Het verdwijnen van de goederenlijn ten zuiden van het gebied heeft Zuidwijk en Pendrecht toegang gegeven tot de landelijke zone rond de Charloise lagendijk. Door verbindingen te leggen naar dit gebied en de geplande aanleg van een fietspad voegt dit een enorme recreatiewaarde toe. In dit gebied liggen ook kansen voor water. De ideeën voor de aanleg van de Charloise plas geven dit aan. De aanleg van het nieuwe duurzame watersysteem in het Zuiderpark is een voorbeeld voor innovatief stedelijk waterbeheer. De aanleg van een compensatiegebied van 600 ha natuur ten zuiden van het gebied geeft kansen voor de ecologie en voor waterberging en zuivering. Hier kan een schoonwater voorraad ontstaan voor Rotterdam Zuid. Daarnaast wordt in de toekomst de A15 aan de zuidkant van het gebied aangepakt, dit schept kansen voor het realiseren van water- en recreatieverbindingen.
Figuren 8.3 en 8.4. Gebied met landelijk karakter direct ten zuiden van Pendrecht en Zuidwijk Metrostation Slinge wordt een halte op de Randstadrail. Hierdoor wordt de aansluiting op de economische centra op de Zuidvleugel versterkt en ontstaan er kansen voor bedrijvigheid in de wijken. De plannen voor de stadshavens [16] zorgen in de toekomst mogelijk voor economisch dynamisch gebied in de directe nabijheid van Pendrecht en Zuidwijk. Water, wonen en economische ontwikkeling worden hier gecombineerd. Kortom er zijn legio ruimtelijke veranderingen in de directe omgeving die kansen voor sociale, ecologische en economische ontwikkeling van Zuidwijk en Pendrecht bieden. 8.2 Proces Uit de analyse blijkt dat de grootste obstakels om te komen van planvorming tot uitvoering op procesniveau liggen.
48
Kansen en obstakels voor water bij stedelijke vernieuwing in Zuidwijk en Pendrecht
8.2.1 Principe afspraken over financiering De uitvoering van maatregelen uit de diverse plannen loopt vertraging op door discussies over kosten. De verdeling van de kosten is in de plannen niet vastgelegd. In 2005 is er door de gemeente en waterschap een afsprakenkader [9] vastgelegd voor de verdeling van kosten voor maatregelen. Dit is een belangrijke stap vooruit. Het kader biedt echter nog veel ruimte tot onderhandeling in specifieke gevallen. Om problemen in de uitvoering te voorkomen wordt aangeraden deze onderhandelingen deel te laten uitmaken van de planvormingfase. Hiermee wordt voorkomen dat de uitvoering stagneert. Daarnaast heeft het financieringsconflict tussen gemeente en waterschap dat is ontstaan in 2001 bij de ‘herpoldering’, nog steeds invloed op discussies over maatregelen uit de waterplannen. Voor een goede voortgang in de toekomst is het van belang dit conflict op een voor beide partijen bevredigende wijze op te lossen. Daarnaast is de verankering van waterplannen in begrotingen van betrokken partijen van belang om daadwerkelijk tot uitvoering te kunnen komen. 8.2.2 Verticale en horizontale integratie Omdat water in Zuidwijk en Pendrecht maar weinig urgentie heeft, is het zaak te zoeken naar andere thema’s waar water een rol kan spelen. Dit kunnen thema’s zijn als stedelijke vernieuwing, kwaliteit van de leefomgeving of recreatie. Water is van nature een verbindend element en kan deze verbinding tussen de diverse thema’s tot stand laten komen. Water wordt hiermee interessant voor andere belanghebbenden en zo ontstaan mogelijkheden tot samenwerking. Figuur 8.5 illustreert dit. Het voorbeeld uit Denemarken (zie infokader 2) geeft aan dat water zelfs in een thema als sociale veiligheid een versterkende rol kan spelen. Ruimtelijke Planning en Stedelijke Vernieuwing
Gezondheid
Recreatie en Sport
Economie
Ecologie
Kwaliteit Leefomgeving
Veiligheid
Figuur 8.5. Water als verbindend element tussen thema’s Verticale integratie speelt ook een belangrijke rol bij het inpassen van duurzaam waterbeheer bij stedelijke vernieuwing. Op lokaal niveau is veel kennis aanwezig van het gebied die op dit moment nog onvoldoende benut wordt bij ontwerpen en plannen die op centraal niveau gemaakt worden. Deze kennis kan een belangrijke rol spelen bij het verrijken van de plannen en ontwerpen. Bovendien wordt de haalbaarheid hiermee vergroot. Aanbevolen wordt om cruciale belanghebbenden in de stedelijke vernieuwing zoals de woningbouwcorporaties, deelgemeentes en bewonersorganisaties bij waterplannen te betrekken. Stedelijke vernieuwing is immers een unieke kans om ook het watersysteem te verbeteren. Het speelveld moet daarvoor inhoudelijk wel verbreed worden om het voor deze actoren interessant te maken om te participeren. Mogelijke verbredingen zijn: innovatief bouwen en water, water en de kwaliteit van de leefomgeving, water en recreatie en water als kans voor economische innovatie.
Waterstad in Praktijk
49
Infokader 2: Water en sociale veiligheid Hoe water bijdraagt aan sociale veiligheid, een voorbeeld uit Kopenhagen Zoals in iedere grote stad staat ook in Kopenhagen sociale veiligheid hoog op de agenda. Als de kwaliteit van de leefomgeving achteruit gaat door achterstallig onderhoud, graffiti en rondhangende jongeren kan dit een reden zijn voor het ontstaan van sociaal onveilige situaties. Gebieden rond metrolijnen zijn in dit opzicht berucht. In de nieuwe stadsuitbreiding örestad in Kopenhagen heeft men een manier gevonden om waterberging te koppelen aan sociale veiligheid. Door de metrolijn bovengronds op kolommen in het water te zetten wordt rondhangen en graffiti tegengegaan terwijl er tegelijkertijd een bijdrage wordt geleverd aan de ruimtelijke kwaliteit en waterberging.
8.2.3 Dynamiek, het gaat niet om het plan Uit de doelstellingen aan het begin van dit rapport zou kunnen worden afgeleid dat het doel is om van plan naar uitvoering te komen. Naar aanleiding van dit onderzoek kunnen we stellen dat de doelstelling niet is een goed plan uitvoeren maar het proces van voortdurende verbetering van het watersysteem binnen een continue, dynamische verandering van het stedelijk gebied realiseren. Van groot belang is hierbij inspelen op lokale ontwikkelingen. Door een goede integratie en participatie van lokale belanghebbenden kan men op de hoogte raken van kleine initiatieven op lokaal niveau waar water ingepast kan worden. In de ene buurt zal de komende jaren niet veel gebeuren. Hier hoeft dus geen waterplan voor gemaakt te worden. Een andere buurt gaat echter over een paar jaar op de schop. Dit betekent dat er nu gehandeld moet worden om water op de agenda te krijgen. Een algemeen plan met een cyclus van 5 jaar kan deze ontwikkeling net missen. De dynamiek van een stedelijk gebied is te groot voor een plan- of project benadering. Stedelijke transformatie kent immers geen begin- en einddatum zoals een project maar gebeurt continu. Uiteraard is wel een algemene visie nodig om binnen projecten het grote plaatje uit te kunnen voeren. Binnen transitiemanagement noemt men dit visionair denken en praktisch handelen [19]. Vanuit een visie wordt per situatie de vertaalslag gemaakt naar een concreet project. Het managen van het proces is van groot belang bij het inpassen van duurzaam waterbeheer in bestaand stedelijk gebied. Dit vanwege de grote bestuurlijke en inhoudelijke complexiteit. 8.3 Combineren van inhoud, proces en uitvoering: de Transitie Bij het daadwerkelijk tot stand komen van structurele veranderingen in het waterbeheer gaat het juist om het combineren van inhoud, proces en uitvoering. Transitiemanagement richt zich op het beïnvloeden van het watermanagement regime in een duurzame richting. Hiervoor worden de volgende fasen onderscheiden die cyclisch in meerdere ontwikkelronden worden doorlopen [18] 1. Inrichting en ontwikkeling van de transitie-arena 2. Ontwikkeling van duurzaamheidsvisies en transitieagenda’s
50
Kansen en obstakels voor water bij stedelijke vernieuwing in Zuidwijk en Pendrecht
3. Opzetten en uitvoeren van transitie experimenten 4. Evaluatie, monitoring en leren Deze fasen worden schematisch weergegeven in de onderstaande figuur.
Figuur 8.6. De vier fasen van het cyclische transitiemanagement model [19] 8.3.1 Inrichting en ontwikkeling van de transitiearena De eerste stap in transitiemanagement is het inrichten van een transitiearena. Dit is een groep personen die vanuit verschillende disciplines bij elkaar komen. Deze personen moeten in staat zijn om over domeinen heen te kijken en visionair, toekomstgericht en buiten de bestaande kaders te denken. Verder moeten zij bereid zijn tijd te investeren in de transitiearena. Aangezien het om nieuwe oplossingsrichtingen gaat, heeft het de voorkeur dat de deelnemers op persoonlijke titel deelnemen aan de transitiearena. Dit om te voorkomen dat de belangen van de achterliggende organisaties in de beginfase direct sterk naar voren komen. Voor de transitie naar duurzaam waterbeheer zou de transitiearena kunnen bestaan uit waterdeskundigen, stedenbouwers, ontwerpers, gebiedsontwikkelaars, economen, innovatiedeskundigen en andere deskundigen. Door meerdere disciplines erbij te betrekken wordt de kans vergroot dat er interessante toekomstbeelden met koppelingen tussen domeinen ontstaan. Voor het opstarten en gaande houden van het proces is een belangrijke taak weggelegd voor de transitiemanager. 8.3.2 Ontwikkeling van duurzaamheidsvisies en transitieagenda’s Omdat een transitie moet bijdragen aan duurzaamheid is het noodzakelijk dat er door de transitiearena een duurzaamheidsvisie wordt opgesteld die één of twee generaties vooruit gaat. Eerst dienen de actoren in de transitiearena overeenstemming te bereiken over wat duurzaamheid betekent voor Rotterdam. Rotterdam Waterstad 2035 zou hiervoor het uitgangspunt kunnen zijn, maar het is noodzakelijk dat actoren vanuit de stedelijke vernieuwing betrokken worden bij de verdere uitwerking. Verdere verbreding is wenselijk door thema’s als de kenniseconomie, duurzame energie, stedelijke landbouw en drinkwaterproductie in de Waterstad erbij te halen. Hoe zou een duurzame stad waarin water een centrale rol speelt er over 30 jaar uit kunnen zien? De resulterende duurzaamheidsvisie functioneert vervolgens als richtinggevend principes om op
Waterstad in Praktijk
51
lokaal niveau projecten te definiëren. In een transitieagenda worden de gedeelde probleemperceptie, gedeelde uitgangspunten en actiepunten vastgelegd. 8.3.3 Opzetten van transitie experimenten Het starten van transitie experimenten is van groot belang. Dit zijn kleine pilot projecten waar vanuit de gemeenschappelijke duurzaamheidsvisie innovatieve nieuwe concepten worden toegepast en verder ontwikkeld. Deze experimenten dienen bij te dragen aan de duurzaamheid van het watersysteem. Daarnaast moeten er leerdoelen voor deze experimenten geformuleerd worden. Over welke onzekerheden en mogelijkheden wil men iets leren? Een succesvoorbeeld van een innovatief project is het Zuiderpark waar een hoogwaardig duurzaam watersysteem wordt aangelegd waar gebiedseigen water wordt vastgehouden en waarde voor natuur, recreatie en landschap wordt gecreëerd.
Figuur 8.6. Nieuwe natuurvriendelijke oevers in het Zuiderpark [29] Een project als het Zuiderpark zou herhaald kunnen worden aan de zuidkant van Zuidwijk en Pendrecht waar de Charloise plas bedacht is. Om er een echt transitie experiment van te maken, dient de maatschappelijke coalitie verbreed te worden met maatschappelijke en private organisaties. Dit betekent dat woningbouwcorporaties, de deelgemeente, recreatieve organisaties, culturele organisaties, projectontwikkelaars en overige instellingen bij het experiment betrokken worden. Inhoudelijk kan het verbreed worden door de volgende thema’s toe te voegen: • bouwen op water • decentrale zuivering van afvalwater • gebruik van regenwater voor drinkwaterproductie • stedelijke tuinbouw • water en recreatie • winning van energie uit water • water en ecologie • kunst, cultuur en architectuur • vestigingsplaats voor innovatieve duurzame bedrijven Door de bovenstaande thema’s aan bod te laten komen in een transitie experiment wordt het voor meerdere partijen interessant. De investeringsmogelijkheden nemen hiermee toe. Ook kan een dergelijk project een grote impuls zijn om creativiteit en de kenniseconomie in het gebied te
52
Kansen en obstakels voor water bij stedelijke vernieuwing in Zuidwijk en Pendrecht
stimuleren. De regionale uitstraling van een dergelijk experiment zal groot zijn en daarmee direct bijdragen aan de grotere aantrekkingskracht van Rotterdam Zuid op personen en bedrijven. Maar bij een transitie experiment kan het ook misgaan: leren, zoeken en experimenteren staan bij een transitie experiment immers voorop. Verbreding kan plaatsvinden door leerervaringen van het experiment Charloise plas te verwerken in projecten waar de ruimtelijke inpassing minder eenvoudig is. Bijvoorbeeld in de gebiedsontwikkeling rond metrostation Slinge of in De Velden waar de stedelijke vernieuwing in 2008 begint. Vanuit deze projecten kan vervolgens de opschaling naar stadsniveau plaatsvinden. 8.3.4 Evaluatie, monitoring en leren Evaluatie en monitoring is van groot belang aangezien leerervaringen moeten worden gebruikt om andere experimenten te verbeteren. Binnen de transitiearena moet een collectief geheugen opgebouwd worden van waaruit verder kan worden gewerkt en het leerproces kan worden voortgezet. Na meerdere ontwikkelronden door het cyclische transitiemanagement model is er dan er zoveel kennis en ervaring opgebouwd en zijn de onzekerheden zover gereduceerd dat de transitie naar meer duurzaam waterbeheer op steeds grote schaalniveaus kan plaatsvinden. Leren door doen is het centrale uitgangspunt.
Waterstad in Praktijk
53
9 Conclusies en aanbevelingen Aan het begin van dit rapport werden de volgende doelstellingen geformuleerd: • Inzicht krijgen in de obstakels die er liggen voor de realisatie van de toekomstbeelden uit de diverse plannen • Het opstellen van aanbevelingen aan de betrokkenen hoe de toekomstvisie Rotterdam waterstad bereikt kan worden en wat daarvoor de mogelijkheden zijn op korte termijn. Hieronder worden de belangrijkste conclusies gepresenteerd. 9.1
Algemeen • Water staat bij diverse organisaties op de kaart en er wordt in vele samenwerkingsverbanden integraal samengewerkt. Waterstad 2035 en de vele samenwerkingsverbanden laten zien dat in Rotterdam innovatief en ondernemend wordt gewerkt aan water. • Rotterdam Zuid in het algemeen en Zuidwijk en Pendrecht in het bijzonder zijn volop in transformatie. Voorop staat het creëren van een diverse hoogwaardige leefomgeving om een aantrekkelijke vestigingsplaats te zijn voor midden- en hogere inkomens. Dit biedt ook kansen om het watersysteem op orde te brengen. • In de omgeving van Zuidwijk en Pendrecht zijn er diverse ruimtelijke ontwikkelingen die als kans kunnen worden beschouwd om het gebied duurzamer te maken. Hierbij gaat het om zowel economische, ecologische en sociale kansen. Ook water kan hierin een belangrijke rol spelen.
9.2 Voornaamste obstakels De volgende obstakels zijn onder andere gesignaleerd bij het vertalen van ambitieuze visies naar de werkelijkheid: • Concrete afspraken over financiering ontbreken. Doordat in de planvorming geen afspraken zijn gemaakt over de verdeling van kosten van maatregelen, stagneert de uitvoering van de ambitieuze plannen. • Er ontbreken cruciale belanghebbenden in de planvorming. Stedelijke vernieuwing is een unieke kans om het watersysteem op orde te brengen. Cruciale actoren in de stedelijke vernieuwing, zoals de woningbouwcorporaties, hebben echter geen inbreng in de planvorming op het gebied van water. • Ruimtelijke inpassing stuit op problemen, temeer er verdichting plaats vindt van het stedelijk gebied bij herstructurering 9.3 Aanbevelingen De volgende aanbevelingen worden gedaan aan de betrokken partijen met het oog op de toekomst: • Gezamenlijk de omvang vaststellen van de wateropgave, zowel wat betreft waterkwaliteit als waterkwantiteit. • Hierover in een vroeg stadium onderhandelen wat betreft financiën, dit kunnen principe afspraken zijn. Maar om stagnatie in een later stadium te voorkomen is het van belang dat er duidelijkheid ontstaat over de ambities van belanghebbenden en de bereidheid om in deze ambities te investeren.
54
Kansen en obstakels voor water bij stedelijke vernieuwing in Zuidwijk en Pendrecht
• • • •
•
Cruciale actoren in de stedelijke vernieuwing aan tafel krijgen binnen de planvorming van water. Dit zijn woningbouwcorporaties, deelgemeentes en bewoners Verbreden van het speelveld, zoeken naar koppelingen waar water iets kan betekenen voor andere maatschappelijke thema’s. Hiermee water op de agenda krijgen en meer urgentie geven. Meer verticale integratie, lokale gebiedskennis gebruiken om visies en plannen te verbeteren en aanhaken bij lokale initiatieven die kansen voor water bieden. Van een projectmatige benadering naar een procesmatige benadering. De doelstelling is niet een goed plan uitvoeren maar het proces van voortdurende verbetering van het watersysteem binnen een continue, dynamische verandering van het stedelijk gebied realiseren. Het meerdere keren doorlopen van de transitiemanagement cyclus bestaande uit de onderstaande punten: o Het samenstellen van een transitie-arena o Vanuit de transitie-arena een duurzaamheidsvisie opstellen voor Rotterdam waarin water een belangrijke rol speelt. Daarnaast het opstellen van een gedeelde probleemperceptie, uitgangspunten en oplossingsrichtingen. o Het starten van transitie experimenten, dit betekent experimenten gericht op duurzaamheid, innovatie en met zowel een hoog risico als een hoge winstkans. Binnen deze experimenten wordt er zowel wat betreft technologie als wat betreft proces innovatief gewerkt. o Het monitoren en evalueren van leerervaringen uit de transitie experimenten, deze leerervaringen gebruiken om experimenten in een andere context te verbeteren.
9.4 Nader onderzoek Het onderzoek Transities naar meer duurzame concepten van stedelijk waterbeheer beslaat vier jaar. Dit rapport is een eerste deelresultaat en biedt daarom nog niet op alle vragen een antwoord. Vooral de vraag welke strategie de gemeente zou moeten toepassen om de gewenste toekomst te bereiken is nog niet volledig uitgewerkt. Gedurende het onderzoek zal hier meer kennis over beschikbaar komen. Daarnaast zijn in deze casestudie kennisvragen aan het licht gekomen die in een vervolgonderzoek verder uitgewerkt zullen worden. • Het verkennen van transitiepaden, strategieën en scenario’s, welke paden zijn mogelijk om tot de gewenste toekomst te komen? • Onderzoek doen naar de transformatie capaciteit van het watermanagement systeem van Rotterdam. Wat is de capaciteit van het systeem om te veranderen en hoe kan dit worden vergroot? • Gebiedsgerichte uitwerking van nieuwe concepten voor het gebruik van lokale bronnen van water, voedsel en energie in Rotterdam. De eerste twee punten worden dit najaar samen met de Erasmus Universiteit Rotterdam en het Fraunhofer Instituut voor Systeeminnovatie opgepakt in het kader van een internationaal leren project van Leven met Water. Op het derde punt is inmiddels een BSc student aan de T.U. Delft afgestudeerd. Het resultaat is een studie naar de haalbaarheid van het gebruik van lokale waterbronnen in Rotterdam Zuid. In de loop van het project zullen er meerdere studies plaatsvinden op dit vlak.
Waterstad in Praktijk
55
Literatuur 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22.
56
Beersma, J.J., B.J.J.M. van den Hurk en G.P. Können (2002). Folder weer en water, Een samenvatting van het derde IPCC klimaatrapport voor het Nederlandse waterbeheer Bruijn, J.A. de, E.F. ten Heuvelhof en R.J. in ’t Veld (2004). Procesmanagement. Academic Service, Den Haag. Deelgemeente Feijenoord (2006). Deelgemeentelijk waterplan Charlois-Feijenoord Dienst Stedenbouw en Volkshuisvesting (2006). Profilering Zuidelijke Tuinsteden Rotterdam. Eijk, P. van (2002). Water in de stedelijke vernieuwing, een participatieve strategie. Aeneas, Boxtel. Geldof, G.D. (2003). Water in bestaand stedelijk gebied. Neerslag magazine. Nr. 2003.5 Geldof, G. D. (2005). Interactive implementation. Conference proceedings 10th International Conference on Urban Drainage, Copenhagen Geldof, G. D. en P. Stahre (2005). On the road to a new stormwater planning approach: from Model A to Model B. Conference proceedings 10th International Conference on Urban Drainage, Copenhagen Gemeente Rotterdam en Waterschap Hollandse Delta (2005). Afsprakenkader voor de verdeling van maatregelen en kosten alsmede procedurele afspraken in het kader van de Ruimtelijke Ordening tussen de gemeente Rotterdam en het Waterschap Hollandse Delta. Gemeente Rotterdam, Waterschap Hollandse Delta en Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (2005). Rotterdam Waterstad 2035. Episode Publishers. Gemeentewerken Rotterdam (2003). Ontwikkelingsvisie duurzaam water en groen in Zuidwijk. Gemeentewerken Rotterdam (2004). Milieuonderzoeken Pendrecht voor het Masterplan Pendrecht. Gemeentewerken Rotterdam (2005). Droge voeten, gezonde stad. Gemeentelijk Rioleringsplan 2006-2010. Gemeentewerken Rotterdam (2006). Waterplan Rotterdam. Evaluatie waterplan 2000-2005. Ontwikkelings Bedrijf Rotterdam (2005). Economische Verkenning Rotterdam 2005. Ontwikkelings maatschappij Stadshavens Rotterdam (2005). Stadshavens Rotterdam, verbindt stad en haven. Projectbureau Waterplan Rotterdam (2000). Waterplan Rotterdam 2000-2005 Rotmans, J. (2003). Transitiemanagement, sleutel voor een duurzame ontwikkeling. Koninklijke Van Gorcum. Assen. The Netherlands Rotmans, J. (2006). Van experiment naar transitie:verdiepen, verbreden, opschalen. Presentatie KSI voor Acht voor Ruimte, 22 mei 2006. Tjallingii, S.P. (1996). Ecological Conditions. Dissertatie IBN-DLO/TU Delft, Wageningen, Delft. Veen, B. van der (2006). Leerpunten 100 miljoen projecten. Wat ging er goed en wat ging er minder goed bij de uitvoering van projecten die met behulp van subsidie van de 100 miljoen regeling zijn bewerkstelligd? RIZA, Lelystad. Ven, F.H.M. van de, S.P. Tjallingii, P. Baan, P.J. van Eijk, M. Rijsberman (2005). Water in Drievoud, benaderingen voor stedelijke waterplannen. Eburon, Delft
Kansen en obstakels voor water bij stedelijke vernieuwing in Zuidwijk en Pendrecht
23. 24. 25. 26. 27. 28. 29.
Ven, F.H.M. van de (2006). Hoe bereken je de stedelijke wateropgave? Presentatie op de kennisconferentie Leven met water, 20 april 2006. Vestia Rotterdam Zuid, Deelgemeente Charlois, Estrade Projecten (2005). Masterplan Zuidwijk. Vroege, M. (2004). De 3D bril in de praktijk. Afstudeerrapport Technische Universiteit Delft. VROM, LNV, VenW en EZ, Ministeries van (2005). Nota Ruimte. www.vrom.nl Waterschap IJsselmonde en Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden. (2004). Waterstructuurplan IJsselmonde. Definitief hoofdrapport. Website www.rotterdamindex.nl Website www.zuiderpark.rotterdam.nl
Waterstad in Praktijk
57
Bijlage 1. Lijst van geïnterviewde personen Waterschap Hollandse Delta Vestia/Estrade projecten Deelgemeente Charlois Gemeentewerken Rotterdam DS+V
58
Jannekee Brand Ad Vermeulen David Nagtegaal Ton de Vent Erica Koning Joke Klumper
Kansen en obstakels voor water bij stedelijke vernieuwing in Zuidwijk en Pendrecht
Waterstad in Praktijk
59