Bedrijventerrein Engelenburg, Twello
Inhoudsopgave
Bijlagen Bijlage 1
Waterparagraaf
Bijlage 2
Archeologie - bureauonderzoek
Bijlage 3
Zienswijzennotitie en ambtshalve wijzigingen
Bijlage 4
Vaststellingsbesluitmet bijbehorende amendementen
Bijlage 5
3D-visualisatie
1
Notitie Contactpersoon Wietske Terpstra Datum 23 augustus 2012 Kenmerk N002-4821836TER-iap-V01-NL
Waterparagraaf bedrijventerrein Engelenburg in Twello 1 Inleiding De gemeente Voorst heeft het voornemen één nieuw bestemmingsplan op te stellen voor de bedrijventerreinen Engelenburg, Engelenburg-Noord en Engelenburg-West. In de huidige situatie is een groot deel van het plangebied al bestemd als bedrijventerrein. Aangezien de vigerende bestemmingsplannen gedateerd zijn, moet een nieuw bestemmingsplan worden opgesteld. Daarnaast wil de gemeente het bedrijventerrein uitbreiden met gronden die nu nog een agrarische bestemming hebben.
Figuur 1.1 Ligging plangebied
Waterparagraaf bedrijventerrein Engelenburg in Twello
1\8
Kenmerk N002-4821836TER-iap-V01-NL
De watertoetsprocedure Ten behoeve van de wijziging van het bestemmingsplan dient een watertoetsprocedure te worden doorlopen. De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium. De inzet daarbij is om in elk afzonderlijk plan met maatwerk het reeds bestaande waterhuishoudkundige en ruimtelijke beleid goed toe te passen en uit te voeren. Het is niet de bedoeling dat met de watertoets nieuw beleid wordt gemaakt. De waterhuishoudkundige aspecten omvatten zowel oppervlakte- als grondwater, gevaar van overstroming vanuit meren, rivieren en de zee, wateroverlast veroorzaakt door neerslag of grondwater, waterkwaliteit, verzilting en verdroging. De watertoets is een proces op zich en vervangt geen vergunningen-, privaatrechtelijke en andere procedures. Deze zullen indien nodig dus apart gevolgd worden.
2 Huidige situatie Bodemopbouw Het plangebied ligt aan de zuidwestzijde van de bebouwde kern van Twello. In de huidige situatie is het grootste deel van het plangebied in gebruik als bedrijventerrein. Een zone langs de oostzijde kent een agrarisch gebruik. Ter plaatse van het huidige bedrijventerrein, na lokale ophoging, bedraagt de maaiveldhoogte1 circa NAP +5,3 tot 5,7 m. De agrarische gronden langs de oostzijde liggen duidelijk lager, het maaiveld ligt hier op circa NAP +4,5 tot 5,0 m, enkele delen liggen hoger tot NAP +5,5 m. De laagste maaiveldhoogten worden aangetroffen centraal in het plangebied. In de omgeving van Twello kan met betrekking tot de ondiepe bodemopbouw globaal onderscheid worden gemaakt in drie bodemtypen. Door de ligging nabij de IJssel worden rivierkleigronden (ooivaaggronden) aangetroffen. Daarnaast is in westelijke richting sprake van kalkhoudende zandgronden (vorstvaaggronden). Verder worden ook dikke eerdgronden aangetroffen. Het plangebied bestaat voornamelijk uit kalkoudende zandgronden. Een smalle rand in het oosten, ter plaatse van de huidige agrarische gronden, behoort tot de rivierkleigronden. Kijkend naar de diepere bodemopbouw voor de omgeving van Twello kan onderscheid gemaakt worden in de aanwezigheid van (slecht doorlatende) scheidende lagen en (goeddoorlatende) watervoerende lagen. Voor het plangebied is globaal sprake van de diepere bodemopbouw2 zoals weergegeven in tabel 2.1.
1 2
2\8
Bron: Actueel Hoogtebestand Nederland (http://www.ahn.nl/viewer) Bron: DINOloket TNO
Waterparagraaf bedrijventerrein Engelenburg in Twello
Kenmerk N002-4821836TER-iap-V01-NL
Er is in het plangebied geen (duidelijke) deklaag aanwezig. Vanaf maaiveld wordt een watervoerend pakket aangetroffen van de formatie van Kreftenheye. In deze watervoerende laag wordt een dunne scheidende laag (circa 5 m dikte) aangetroffen op een diepte 12 m beneden maaiveld. Het watervoerende pakket, dat een totale dikte heeft van circa 40 m, wordt aan de onderzijde afgesloten door een dikke scheidende laag. Deze laag kan daarmee als hydrologische basis gezien worden. Het is van belang aanwezige kleilagen niet te doorboren.
Tabel 2.1 Diepere bodemopbouw
Laagdiepte (m-mv) Type laag
Formatie
Samenstelling
0 tot 12
Watervoerend pakket
Kreftenheye
Zand
12 tot 17
Scheidende laag
Kreftenheye / Eem
Klei
17 tot 40
Watervoerend pakket
Kreftenheye
Zand
> 40
Scheidende laag / hydrologische basis
Kreftenheye / Drente
Klei/leem
Grondwater In de omgeving van het plangebied is sprake van een relatief ondiepe ontwatering. Er is sprake van grondwatertrap III tot V. Centraal in het plangebied is de grondwaterstand het meest ondiep, de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) bevindt zich hier op 10 tot 30 cm onder maaiveld3. De gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG) bevindt zich hier ongeveer op 110 tot 140 cm onder maaiveld). De diepste grondwaterstanden worden aangetroffen in de zuidwestelijke hoek van het plangebied, hier worden de GHG en GLG op respectievelijk circa 70 tot 100 cm beneden maaiveld en 150 tot 200 m beneden maaiveld. Bij de genoemde waarden is vermoedelijk nog geen rekening gehouden met de ophoging van het maaiveld tot de huidige hoogte in het bestaande bedrijventerrein. Het is daarom lastig de genoemde waarden aan een NAP-hoogte te relateren. Uit grondwaterstandsmetingen in twee nabijgelegen TNO-peilbuizen (B33E0061 en B33E0408 direct ten zuiden van het plangebied), zijn eveneens grondwaterstanden af te leiden. In deze peilbuizen zijn in recente jaren grondwaterstanden gemeten tussen ongeveer NAP + 3,8 m tot NAP +4,8 m, zie figuur 2.1. Dit betekent dat ter plaatse van de nieuw te ontwikkelen locatie de grondwaterstand zich globaal tussen 0 tot 100 cm beneden maaiveld bevindt.
3
Bron: Wateratlas Provincie Gelderland Waterparagraaf bedrijventerrein Engelenburg in Twello
3\8
Kenmerk N002-4821836TER-iap-V01-NL
Grondwaterstand TNO-peilbuizen 5.5
waterstand (m +NAP)
5
4.5
4
3.5
3 jan-00
jan-01
jan-02
jan-03
jan-04
jan-05
jan-06
jan-07
jan-08
jan-09
jan-10
jan-11
datum B33E0061
B33E0408
Figuur 2.1 Grondwaterstand gemeten nabij plangebied (bron: TNO DINOloket)
Het gebied ligt niet in de grondwaterfluctuatiezone zoals provincie Gelderland deze heeft gedefinieerd. Het plangebied ligt niet een grondwaterbeschermingsgebied of nabij een drinkwaterwinning. In dit gebied is sprake van permanente kwel van het Veluwe massief en periodieke kwel vanaf de IJssel. Oppervlaktewater Binnen het plangebied is oppervlaktewater aanwezig, het betreft twee A-watergangen. Eén watergang, de Koppelleiding, loopt halverwege het plangebied van west naar oost. De andere watergang, de Oude Twellose beek, takt daar ter hoogte van de Koppelstraat op aan. Op deze watergangen en de bijbehorende beschermingszone (de keurzone, tot 5 m uit de insteek van de watergang) is de Keur van toepassing. Natuur Binnen en nabij het plangebied komt geen waterafhankelijke natuur voor. Riolering Ter plaatse van het bestaande bedrijventerrein is momenteel een verbeterd gescheiden stelsel aanwezig. Het ligt in de planning een ringtransportleiding aan te leggen vanaf gemaal Koppelstraat dat het water verzamelt een verpompt naar de gemaal Kruisakkerweg die het verpompt richting de RWZI. Nu wordt dit nog geloosd op het vrijvervalstelsel van Twello.
4\8
Waterparagraaf bedrijventerrein Engelenburg in Twello
Kenmerk N002-4821836TER-iap-V01-NL
Het hemelwater dat op de daken valt, wordt in het zuidelijke deel grotendeels geloosd op de aanwezige watergang. In het noordelijke deel watert het dakoppervlak van de verschillende bedrijven af richting een centrale wadi. Wegoppervlakken en overige verharding sluiten op een regenwaterriool aan.
3 Waterbeleid 3.1
Algemeen
Het algemene waterbeleid dat op het plangebied van toepassing is, staat beschreven in het Nationaal Waterplan van de rijksoverheid, het Waterplan Gelderland van de provincie Gelderland en het Waterbeheerplan van Waterschap Veluwe. Op Europees, nationaal en stroomgebiedsniveau wordt gewerkt aan de Kaderrichtlijn Water (KRW). De KRW streeft naar duurzame en robuuste watersystemen. Basisprincipes van het nationaal en Europees beleid zijn: meer ruimte voor water, voorkomen van afwenteling van de waterproblematiek in ruimte of tijd en stand-still (géén verdere achteruitgang in de huidige (2000) chemische en ecologische waterkwaliteit). Het bovenstaande resulteert in twee drietrapsstrategieën die zijn vastgelegd in het Nationaal Waterplan: • Waterkwantiteit (vasthouden, bergen, afvoeren) • Waterkwaliteit (schoonhouden, scheiden, zuiveren) De trits voor waterkwantiteit betekent dat neerslag bij voorkeur wordt vastgehouden op de plaats waar het valt. Indien vasthouden niet mogelijk is, wordt neerslag geborgen in oppervlaktewater. De trits voor waterkwaliteit houdt in dat gestreefd moet worden naar het voorkomen van verontreinigingen. Indien schoonhouden niet mogelijk is, worden schone en vervuilende bronnen gescheiden.
3.2
Uitgangspunten Gemeente Voorst en Waterschap Veluwe
Bij de ontwikkeling van nieuw stedelijk gebied hanteren Gemeente Voorst en Waterschap Veluwe een aantal uitgangspunten. Zo wordt het uitgangspunt gehanteerd dat het hemelwater binnen het plangebied niet naar de riolering wordt afgevoerd. Aanleg van nieuw verhard oppervlak leidt tot versnelde afvoer van hemelwater. Aangezien het hemelwater niet op de riolering aangekoppeld wordt, dient ter voorkoming van wateroverlast voldoende waterberging gecreëerd te worden. Waterschap Veluwe en gemeente Voorst hanteren het uitgangspunt dat bij nieuwe ontwikkelingen een hemelwaterberging van 36 mm per m2 verhard oppervlak gerealiseerd wordt. Gemeente Voorst is bevoegd gezag in deze. Uitgangspunt van de gemeente Voorst is tevens dat bij de uitbreiding van het industrieterrein een verbeterd gescheiden stelsel wordt aangelegd waarbij de ´first flush´ van het regenwater door het gemaal Koppelstraat verpompt wordt. Tevens hanteren Gemeente Voorst en Waterschap Veluwe het uitgangspunt dat het plan ‘grondwaterneutraal’ wordt ontwikkeld. Dit houdt in dat (grond)water niet structureel afgevoerd wordt in het plangebied en het grondwater geen overlast zal veroorzaken. Waterparagraaf bedrijventerrein Engelenburg in Twello
5\8
Kenmerk N002-4821836TER-iap-V01-NL
Bij de ontwikkeling dient daarom rekening te worden gehouden met een voldoende grote ontwateringsdiepte. Voor dit plangebied geldt vanaf het maaiveld een minimale ontwateringsdiepte van 0,7 meter. Het grondwaterniveau wordt beheerst door het stuwpeil in de Koppelleiding en de Hondsgrift. De benedenstroomse afvoer van de Hondsgrift is onvoldoende. Deze watergang dient verbreed te worden.
6\8
Waterparagraaf bedrijventerrein Engelenburg in Twello
Kenmerk N002-4821836TER-iap-V01-NL
4 Toekomstige situatie In een groot deel van het plangebied, het huidige bedrijventerrein, zullen geen veranderingen optreden. In een strook aan de oostelijke zijde, zal een uitbreiding van het bedrijventerrein gerealiseerd worden. De exacte ontwikkeling is op dit moment nog niet bekend. Bij de nadere uitwerking van de plannen zal het aspect ‘water’ op zorgvuldige wijze worden meegenomen. Hierbij worden de onderstaande uitgangspunten gehanteerd. Grondwater Grondwater zal, ook in de toekomst, geen overlast veroorzaken in dit plan en niet structureel afgevoerd worden. Hierdoor zal het plan ‘grondwaterneutraal’ worden ontwikkeld. Daar waar nodig wordt het maaiveld opgehoogd om de benodigde ontwateringsdiepte te kunnen garanderen. Ingrepen voortkomend uit dit plan zullen geen bodemlagen aantasten als gevolg waarvan het grondwatersysteem verandert. Oppervlaktewater De huidige watergangen en de bijbehorende keurzone worden gerespecteerd en worden opgenomen op de plankaart. Indien werkzaamheden worden verricht binnen deze keurzone zal voorafgaand afstemming plaatsvinden met de waterbeheerder en dient een watervergunning te worden aangevraagd. Dit geldt bijvoorbeeld voor het aanbrengen van een overstort vanuit een bergingsvoorziening richting de aanwezige watergangen. Door in overleg te treden met de waterbeheerder zodra de plannen concreter zijn, heeft het plan geen nadelige of minimale gevolgen voor het oppervlaktewatersysteem. Er is in de omgeving geen waterafhankelijke natuur aanwezig. Het plan heeft daarmee geen nadelige gevolgen voor waterafhankelijke natuur. Hemelwater Met betrekking de omgang met hemelwater geldt ter plaatse van de uitbreiding als uitgangspunt dat ook hier de daken naar een wadi zullen afvoeren en het overig verhard oppervlak richting een regenwaterriool. Er zal een verbeterd gescheiden stelsel worden aangelegd waarbij de waarbij de ´first flush´ van het regenwater wordt afgevoerd naar de RWZI. Het hemelwater zal binnen het plangebied geïnfiltreerd worden. Hiertoe dient een infiltratievoorziening van voldoende capaciteit (36 mm) te worden aangebracht. Er kan een overloop gecreëerd worden vanuit het hemelwatersysteem naar het aanwezige oppervlaktewater. Door het toepassen van niet uitlogende materialen wordt voorkomen dat het te infiltreren hemelwater de bodem en het grondwater verontreinigt.
Waterparagraaf bedrijventerrein Engelenburg in Twello
7\8
Kenmerk N002-4821836TER-iap-V01-NL
Riolering Voor het huidige bedrijventerrein zal vooralsnog geen wijziging in de rioleringssituatie optreden. Ter plaatse van de toekomstige uitbreiding zal, in aansluiting op het huidige bedrijventerrein, een verbeterd gescheiden stelsel worden aangelegd. Ter plaatse van de uitbreiding komt naar verwachting een extra gemaal die het vuilwater verpompt naar het huidige gemaal aan de Koppelstraat. Dit huidige gemaal zal in capaciteit vergroot moeten worden.
8\8
Waterparagraaf bedrijventerrein Engelenburg in Twello
Transect-rapport 78
Archeologisch bureauonderzoek Bedrijventerrein Engelenburg Gemeente Voorst (provincie Gelderland)
1
Auteur Versie Projectcode Datum Opdrachtgever
Uitvoerder
Bevoegde overheid Beheer en plaats documentatie ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer
Autorisatie Naam Drs. C.D.R. Cohen Stuart (Senior KNA archeoloog)
Datum
Drs. A.A. Kerkhoven Definitief 12030023 17-04-2012 Tauw bv Postbus 133 7400 AC Deventer Transect Australiëlaan 5-a 3526 AB Utrecht Gemeente Voorst Transect 51.549
Paraaf
20-04-2012
ISSN: 2211-7067
© Transect, Utrecht Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers. Transect aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek.
2
Australiëlaan 5-a 3526 AB Utrecht
T: 030-7620705 F: 030-7620706 E:
[email protected]
Samenvatting In opdracht van Tauw bv - Ruimte heeft Transect een bureauonderzoek uitgevoerd naar de archeologische verwachting van het plangebied Engelenburg (zie figuur 1). Aanleiding is de geplande bebouwing van het plangebied voor bedrijfsdoeleinden en woondoeleinden. Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van de ruimtelijke onderbouwing ten behoeve van een bestemmingsplan. Om de archeologische waarde van het plangebied te kunnen bepalen is in eerste instantie gekozen voor een bureauonderzoek (BO). Het doel van het archeologisch bureauonderzoek is het specificeren van de archeologische verwachting. Uit het bureauonderzoek blijkt dat in het plangebied twee voormalige historische erven of hofsteden liggen, te weten Oude Sonnenveld en Engelenburg. In het noorden van het plangebied ligt een deel van het terrein van het versterkte middeleeuws huis, huis Duistervoorde. Ook blijkt uit het bureauonderzoek dat in het plangebied archeologische waarden voor kunnen komen, die samenhangen met prehistorische bewoning op dekzandruggen. Het bureauonderzoek heeft verder uitgewezen dat de dekzandruggen zich niet alleen beperken tot de zuidwesthoek, zuidoosthoek en het uiterst noordelijke deel van het plangebied, ter hoogte van de Kerklaan, maar dat ook onder de Leigraaf een smalle dekzandrug loopt die een soort ‘landbrug’ vormt tussen de hogere dekzandruggen c.q. ‘eilanden’ in het noorden en die in het zuiden van het plangebied. Gezien deze landschappelijk strategische situatie, moet ook hier rekening worden gehouden met de aanwezigheid van archeologische waarden, hoewel deze in tegenstelling tot de eerder genoemde dekzandruggen naar verwachting niet door een oud bouwlanddek zullen zijn afgedekt. Dit betekent dat eventueel hier aanwezige archeologische waarden in de top van het dekzand, gedeeltelijk geroerd kunnen zijn door grondbewerkingen, zoals ploegen. Dit is echter geen wetmatigheid. Bovendien zullen diepere grondsporen, zoals haardkuilen en paalkuilen, bewaard zijn gebleven. Geadviseerd wordt: (1) Aan de lager gelegen delen van het plangebied, aan weerszijden van de Leigraaf, een lage archeologische verwachting toekennen met hieraan gekoppeld een onderzoeksplicht voorbodemingrepen groter dan 2.500 m2 (AWG 7; zie bijlage 7). (2) De dekzandrug onder de Leigraaf een hoge archeologische verwachting te geven, met hieraan gekoppeld een onderzoeksplicht voor bodemingrepen met een oppervlakte vanaf 100 m 2 en een diepte groter dan 30 cm onder maaiveld (AWG 3, zie bijlage 7). (3) De bufferzones van de archeologische beleidskaart rond de – voormalige – hofsteden te handhaven, met hieraan gekoppeld een onderzoeksplicht voor bodemingrepen met een oppervlakte vanaf 100 m2 en een diepte groter dan 30 cm onder maaiveld (AWG 3, zie bijlage 7). (4) Het terrein van het versterkte huis van Duistervoorde aan te merken als hoge archeologische waarde, met hieraan gekoppeld een onderzoeksplicht voor bodemingrepen met een oppervlakte vanaf 30 m2 en een diepte groter dan 30 cm onder maaiveld (AWG 4, zie bijlage 7).
3
Inhoud
Samenvatting.................................................................................................................................................... 3 1.
Aanleiding ................................................................................................................................................ 5
2.
Aard en doel van het archeologisch vooronderzoek .................................................................................. 5
3.
Afbakening plan- en onderzoeksgebied..................................................................................................... 6
4.
Consequenties toekomstig gebruik ........................................................................................................... 7
5.
Beleidskader............................................................................................................................................. 8
6.
Bodem en geomorfologie ......................................................................................................................... 9
7.
Archeologische waarden......................................................................................................................... 11
8.
Huidig gebruik, historische situatie en bodemverstoringen ..................................................................... 15
9.
Gespecificeerde archeologische verwachting .......................................................................................... 17
10.
Conclusie en Advies ............................................................................................................................ 19
11.
Geraadpleegde bronnen..................................................................................................................... 20
Bijlage 1: Archeologische beleidskaart gemeente Voorst ................................................................................. 22 Bijlage 2: Archeologische waarden en onderzoeksmeldingen (Archis) .............................................................. 22 Bijlage 3: Bodemkaart ..................................................................................................................................... 24 Bijlage 4: Geomorfologische kaart ................................................................................................................... 24 Bijlage 5: Actueel Hoogtebestand Nederland................................................................................................... 25 Bijlage 6: Topografische militaire kaart 1900 ................................................................................................... 26 Bijlage 7: Voorstel beschermingszone bestemmingsplan ................................................................................. 28
4
1. Aanleiding In opdracht van Tauw bv - Ruimte heeft Transect een bureauonderzoek uitgevoerd naar de archeologische verwachting van het plangebied Engelenburg (zie figuur 1). Aanleiding is de geplande bebouwing van het plangebied voor bedrijfsdoeleinden en woondoeleinden. Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van de ruimtelijke onderbouwing ten behoeve van een bestemmingsplan. Het bureauonderzoek is uitgevoerd in overeenstemming met de eisen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.2.
2. Aard en doel van het archeologisch vooronderzoek Om de archeologische waarde van het plangebied te kunnen bepalen is in eerste instantie gekozen voor een bureauonderzoek (BO). Het doel van het archeologisch bureauonderzoek is het specificeren van de archeologische verwachting. Dat wil zeggen het aan de hand van beschikbare en nieuwe informatie over de archeologie, cultuurhistorie, geomorfologie, bodemkunde en het grondgebruik definiëren van de kans dat binnen het plangebied sprake is van archeologische resten. Het resultaat van het archeologisch bureauonderzoek is een rapport met een conclusie voor wat betreft het risico dat eventueel aanwezige archeologische waarden in het plangebied worden verstoord als gevolg van de voorgenomen bodemingrepen. Aan de hand hiervan wordt een advies voor eventuele vervolgstappen geformuleerd. Met het rapport kan het bevoegd gezag een beslissing nemen in het kader van de vergunningverlening. Het rapport bevat waar mogelijk gegevens over de aan- of afwezigheid, diepteligging, aard, omvang, ouderdom, gaafheid, conservering en (relatieve) kwaliteit van archeologische waarden. Het bureauonderzoek is uitgevoerd conform protocol 4002 van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.2 (KNA 3.2). In dit kader is onder andere het centraal Archeologisch Informatiesysteem (Archis) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) geraadpleegd, waarin onder meer de Archeologische MonumentenKaart (AMK) en de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) zijn opgenomen. Ook is gebruik gemaakt van archeologische literatuur.
5
3. Afbakening plan- en onderzoeksgebied Gemeente
Voorst
Plaats
Twello
Toponiem
Engelenburg
Kaartblad
33E
Centrumcoördinaat
202.898 / 471.006
Binnen het archeologisch bureauonderzoek wordt onderscheid gemaakt in het plangebied en het onderzoeksgebied. Het plangebied (zie figuren 1) is het gebied waarin de geplande ingrepen zullen plaatsvinden. Het plangebied is momenteel in gebruik als bedrijventerrein, agrarisch gebied en woongebied. Aan de zuidzijde wordt het begrensd door de Zonnenbergstraat en aan de noordzijde gedeeltelijk door de Zuiderlaan. De westelijke en oostelijke begrenzingen bestaan uit agrarische percelen. Centraal door het plangebied lopen de Koppelstraat en de Leigraaf. Het plangebied is circa 57 hectare groot en omvat nog net de zuidelijke rand van Twello. Het onderzoeksgebied omvat een deel van de omringende omgeving van het plangebied, dat in archeologisch, cultuurhistorisch, bodemkundig en/of geomorfologisch opzicht vergelijkbaar is met de situatie in het plangebied. Door deze omgeving bij het onderzoek te betrekken kan de archeologische verwachting van het plangebied beter worden gespecificeerd en in zijn regionale context worden geplaatst. Voor de omvang van het onderzoeksgebied, zie het afgebeelde gebied in figuur 1.
Figuur 1: Ligging en begrenzing van het plangebied.
6
4. Consequenties toekomstig gebruik Bodemverstorende werkzaamheden
Nieuwbouw
Omvang bodemverstoring
Onbekend
Diepte bodemverstoringen
Onbekend
Aard bodemverstoringen
Onbekend
In het plangebied Engelenburg is men voornemens nieuwbouw te realiseren. De nieuwbouw bestaat uit nieuwe bedrijfspanden en bedrijfswoningen. De aard en diepte van de bodemingrepen die met de toekomstige ontwikkeling gepaard zullen gaan, zijn op dit moment nog niet bekend. Als gevolg van de voorgenomen activiteiten wordt de bodem mogelijk tot in archeologisch relevante bodemlagen geroerd. Of en wanneer de geplande ontwikkelingen plaats gaan vinden is niet bekend.
7
5. Beleidskader Onderzoekskader
Bestemmingsplan
Juridisch-Planologisch kader
Erfgoedverordening 2010, Gemeente Voorst
Onderzoeksgrens
30 m – 2.500 m , dieper dan 30 cm –mv
2
2
In 1992 heeft Nederland het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed ondertekend; ook wel het Verdrag van Malta of Valletta genoemd, naar het eiland en de plaats waar het is ondertekend. Het Verdrag is in 1996 geratificeerd en op 1 september 2007 via de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) geïmplementeerd. De Wamz is een wijzigingswet en omvat een wijziging van de Monumentenwet 1988, de Wet Milieubeheer en de Ontgrondingenwet. Vanuit de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) bestond al een verplichting om bij de voorbereiding van bestemmingsplannen alle ter zake doende belangen mee te wegen. In feite is de Wamz een concrete invulling van deze verplichting en een verbreding van de zorgplicht voor archeologische waarden in het milieubeheer. De gemeente Voorst heeft haar archeologiebeleid onder andere verwoord in een archeologische beleidskaart (zie bijlage 1). Het grootste deel van het plangebied valt op deze kaart samen met een lage archeologische verwachtingszone (AV-categorie 7). In de zuidwest- en zuidoosthoek van het plangebied, aan de Zonnenbergstraat, liggen zones met een hoge archeologische verwachting (AWGcategorie 5). Daarnaast liggen in de noordelijke helft van het plangebied een drietal kleinere zones met een middelmatige archeologische verwachting (AV-categorie 6). Het uiterste noorden van het plangebied, richting de Kerklaan, staat aangeduid als archeologisch waardevol gebied (AWG categorie 4). Het betreft de historische dorpskern en lintbebouwing van Duistervoorde. In het zuidwesten van het plangebied liggen een aantal archeologische vindplaatsen (AWG categorie 3), te weten het historisch erf de Oude Sonnenberg en de Engelenburg (niet als zodanig op de beleidskaart genoemd). De aard van de vindplaats aan de Engelenburgstraat is echter niet helemaal duidelijk. Rond deze vindplaatsen liggen bufferzones met stralen van respectievelijk 200 m en 50 m. Ook de zuidoosthoek van het plangebied valt voor een klein deel samen met een dergelijke bufferzone, die met het historisch erf de Burenkamp samenhangt. De bij de archeologische verwachtingszones (AV) en archeologisch waardevolle gebieden (AWG) behorende beleidsregimes zijn in onderstaande tabel opgenomen:
Archeologie
Beleidscategorie
Hoge verwachting Middelmatige verwachting Lage verwachting
AV-categorie 5 AV-categorie 6 AV-categorie 7
Vindplaatsen Historische dorpskern
AWG categorie 3 AWG categorie 4
Onderzoek vanaf: Oppervlakte (m2)
Diepte (cm -Mv)
100 100 2500
30 30 30
100 30
30 30
8
6. Bodem en geomorfologie Geologisch deellandschap
Utrechts-Gelders zandgebied
Bodemeenheid
Geomorfologische eenheid
pZg23 - Beekeerdgronden; lemig fijn zand. Rn62C – Kalkloze poldervaaggronden; zavel en lichte klei, profielverloop 2. bEZ23 – Hoge bruine enkeerdgronden; lemig fijn zand. cHn23 – Laarpodzolgronden; lemig fijn zand. 3L5 - dekzandruggen (+/- oud bouwlanddek)
Maaiveldhoogte
Circa 4,0 – 6,0 m +NAP
Grondwaterstand
III (beekeerdgronden en poldervaaggronden). VI (laarpodzolgronden) VII (hoge enkeerdgronden)
Het plangebied ligt op de westelijke rand van het IJsseldal (Van Beek 2009), daar waar de overstromingsvlakte van de IJssel overgaat in vlaktes van verspoelde dekzandafzettingen (sandrvlaktes). Laatstgenoemde afzettingen zijn later verwaaid waardoor een geaccidenteerd landschap met (beek-)dalen en dekzandruggen is ontstaan. De dekzandruggen waren aantrekkelijke nederzettingslocaties, vanwege hun gunstige geohydrologische eigenschappen en hun ligging in landschappelijke gradiëntzones. Vanaf de Middeleeuwen werd op de dekzandruggen intensieve plaggenlandbouw bedreven, wat heeft geresulteerd in hoge enkeerdgronden en dunnere laarpodzolgronden. In de lager gelegen beekdalen en (overstromings-)vlaktes zijn nog tot in de Middeleeuwen zandige fluviatiele sedimenten afgezet. Deze gebieden zijn vaak pas vanaf de 19e eeuw ontgonnen. Landschapsgenese De hoofdvormen van het onderzoeksgebied zijn gevormd in het laat-Saalien, tussen circa 170.000 en 140.000 jaar geleden (Van Beek 2010). Gedurende de late fase van deze ijstijd waren grote delen van Noord- en Midden-Nederland bedekt met landijs. Ter hoogte van de landijstongen ontstonden glaciale bekkens, van waaruit morene werd opgestuwd. Het plangebied ligt aan de westelijke rand van het IJsseldal, dat de grootste tongbekken in dit gebied is. Vanuit dit bekken zijn meerdere hoge stuwwallen gevormd, zoals de Veluwe, Veluwezoom, Lochemse Berg en de Sallandse Heuvelrug. Tijdens de afsmelting van het landijs op de overgang van het Saalien (circa 200.000 – 130.000 jaar geleden) naar het Eemien (circa 130.000 – 115.000 jaar geleden), accumuleerden in het IJsseldal fluvio-glaciale en glacio-lacustrine afzettingen van de Formatie van Drenthe, Laagpakketten van Uitdam en Schaarsbergen. Ook verlegde de Rijn, door het afsmelten van het landijs, zijn loop richting het noorden, door het tongbekken van de IJssel. In het IJsseldalrijn werden in vlechtende rivierfasen grove en grindrijke zanden van de Formatie van Kreftenheye afgezet (Van Beek 2009). In warmere fasen (Eemien en interstadialen) had de Rijn een meanderend-deltaïsch verloop en kon de rivier zich tot een diepte van acht tot tien meter insnijden. Hierdoor werden veel afzettingen uit het Saalien opgeruimd en omgewerkt. Gedurende het Weichselien (circa 115.000 – 10.000 jaar geleden) was het onderzoeksgebied onderdeel van het periglaciaal gebied. In het onderzoeksgebied accumuleerden sneeuwsmeltwaterafzettingen in de vorm van fluvio-periglaciale zanden. In de diepste delen van de glaciale bekkens konden deze afzettingen een dikte van meer dan 10 meter bereiken. Pas tussen circa
9
60.000 en 40.000 jaar geleden (midden- tot laat-Weichselien) moet de Rijn zijn loop weer richting het westen hebben verlegd, waarna in de IJsselvallei alleen lokale beken en riviertjes stroomden, die beperkte hoeveelheden sediment vervoerden. Het systeem zou onder andere zijn gevoed door de Oude IJssel. In het midden-Weichselien is vanuit het IJsseldal in het onderzoeksgebied dekzand afgezet. Het westelijk van het plangebied gelegen Veluwemassief vormde met zijn fluvio-periglaciale zanden en gestuwde zandige afzettingen hiervoor een belangrijke sedimentbron. Vanwege de afwisseling gedurende het Weichselien van fluviatiele, periglaciale en eolische processen, zijn binnen het onderzoeksgebied verschillende dekzandlandschappen ontstaan. Afhankelijk van de herkomst van het zand (rivier- en smeltwatervlaktes en smeltwaterafzettingen) en verplaatsing van dekzand als gevolg van verspoeling, verschillen deze dekzandlandschappen lithologisch en lithogenetisch van elkaar. Vandaar dat in het onderzoeksgebied de dekzandruggen uit lemig fijn zand kunnen bestaan. Vanaf het Holoceen (circa 10.000 jaar geleden tot heden) trad een klimaatverbetering op die tot op de dag van vandaag voortduurt. Als gevolg van vegetatieontwikkeling werden bestaande afzettingen gefixeerd. Alleen in de beek- en rivierdalen vonden nieuwe afzettingen plaats (Formatie van Echteld). In het dekzandlandschap kon als gevolg van lokaal hogere grondwaterstanden en slechtere afwatering lokaal veen tot ontwikkeling komen (Formatie van Nieuwkoop). Volgens recent onderzoek zou de IJssel, zoals we die nu kennen, pas vanaf 600 na Chr. zijn ontstaan, als gevolg van een avulsie van de Rijn (Makaske e.a. 2008). De oeverwallen van de IJssel zouden zelfs uit 950 na Chr. en later dateren. Om de vruchtbaarheid en hydrologische eigenschappen van de relatief mineraalarme pleistocene dekzandruggen te bevorderen, werden vanaf de Late Middeleeuwen (1050 – 1500 na Chr.) in het onderzoeksgebied akkers bemest met plaggen. Deze plaggen werden op de ‘woeste gronden’ gestoken, zoals in beekdalen. De plaggen werden vervolgens aangereikt met (potstal-)mest, waarna ze op het land werden opgebracht. Dit leidde tot een bouwlanddek of plaggenbodem. Deze essen of enken, zoals ze in het onderzoeksgebied worden genoemd, hebben een specifiek verkavelingspatroon en waren ook wel voorzien van houtwallen. Bodem en geomorfologie Het plangebied ligt op de grens van beekeerdgronden (pZg23) en poldervaaggronden (Rn62C). Blijkens het onderzoek van Buitenhuis (2005) is in dit lagere deel fluviatiel zand (met silt en klei) afgezet. Dit zand zou tijdens overstromingen van de Twellose beek zijn afgezet, maar het ligt meer voor de hand dat het overstromingsafzettingen van de IJssel zijn, die na 600 na Chr. zijn afgezet (Makaske e.a. 2008). In deze laagte met fluviatiele afzettingen liggen een aantal dekzandruggen. In het uiterste noorden en het uiterste zuidoosten en zuidwesten van het plangebied zijn deze afgedekt met oude bouwlanddekken. Deze zijn op de bodemkaart opgenomen als enkeerdgronden (bouwlanddek dikker dan 50 cm) en laarpodzolgronden (bouwlanddekken met een dikte van 30 – 50 cm). De grondwatertrap in het plangebied is III (GHG < 40 cm / GLG 80-120 cm), wat indicatief is voor voormalige natte omstandigheden. Op de hogere dekzandruggen is sprake van een grondwatertrap VI (GHG 40 – 80 cm / GLG > 120 cm) of VII (GHG > 80 cm / GLG > 160 cm).
10
7. Archeologische waarden Wettelijk beschermde monumenten
Nee
Archeologische waarden
Ja
Archeologische verwachting
Laag - Hoog
Archeologische waarnemingen / vondstmeldingen
Nee
Archeologische context Het gebied werd al vanaf het Laat-Paleolithicum B bewoond (18.000 – 8.800 voor Chr.), getuige onder andere vondsten uit deze periode op de Schokkenkamp; een vindplaats die circa 500 m noordwestelijk van het plangebied ligt. Hier is ook bewerkt vuursteen uit het Mesolithicum (8.800 – 4.900 voor Chr.) aangetroffen. De vondsten hangen samen met kampementen van rondtrekkende jagers-verzamelaars. Deze kampementen worden over het algemeen gekenmerkt door concentraties van bewerkt vuursteen, verkoolde organische resten, zoals hazelnootdoppen en houtskool, en haardkuilen (vooral in het Mesolithicum). Het aantal vindplaatsen uit deze periode is tot nu toe echter uiterst beperkt en goed gedocumenteerde vindplaatsen ontbreken. Ook zijn in het gebied diverse aanwijzingen voor bewoning in het Neolithicum (5.300 – 2.000 voor Chr.) en dan met name in het Laat Neolithicum (2.850 – 2.000 voor Chr.), zoals de grafheuvelgroep op het Appensche Veld bij Gietelo. Op diverse plaatsen zijn ook ‘losse vondsten’ uit het Laat-Neolithicum gedaan, zoals geslepen bijlen (voornamelijk Felsoval bijlen en Felsrechteck bijlen). Deze zijn onder andere gevonden bij Gietelo-Nijenbeek, het Hof te Rijssen bij Terwolde en aan de Schoolstraat in het centrum van Twello. Aan het Buddezand werden in 2008 bij het aanleggen van een natuurvriendelijke oever scherven van een potbeker en een fragment van een hamerbijl aangetroffen (Theunissen en Kort 2009). Het betreft de materiële nalatenschap van agrarische samenlevingen. De nederzettingen bestonden uit één of meerdere huizen c.q. boerderijen, maar een goed zicht hierop ontbreekt in de regio. De waarnemingen bestaan vrijwel uitsluitend uit graven, ‘losse vondsten’ en her en der een grondspoor (zoals de kuil met het potbekeraardewerk en de hamerbijl aan het Buddezand). Voor wat betreft de archeologische potentie van het landschap rond Wilp en Twello in de periode vanaf de Bronstijd zijn de resultaten van het proefsleuvenonderzoek van ‘Achter ’t Holthuis’ indicatief (De Wit e.a., 2008). Hier werden onder een oud bouwlanddek, in de top van een dekzandrug, sporen en vondsten aangetroffen uit het Mesolithicum tot en met de Romeinse Tijd. Het merendeel van de sporen dateert uit de Midden-Bronstijd – Romeinse Tijd. De grondsporen bestaan uit paalgaten, kuilen en greppels. Het aangetroffen vondstmateriaal bestaat hoofdzakelijk uit keramiek. Ook zijn er metalen voorwerpen gevonden en bewerkt vuursteen. Het organisch materiaal beperkt zich tot een minieme hoeveelheid bot en houtskool. In 2006 is op hetzelfde terrein een proefsleuvenonderzoek en een opgraving uitgevoerd. Tijdens de opgraving in de noordoosthoek van het terrein is een deel van een urnenveld uit de Vroege- en Midden-IJzertijd en nederzettingssporen uit de Vroege IJzertijd tot en met de Vroege Middeleeuwen aangetroffen (De Wit, 2006). Vanaf de Late Middeleeuwen wordt het gebied intensiever bewoond en benut. Twello wordt gesticht, het versterkte huis te Duistervoorde wordt opgericht en diverse hofsteden. Er ontstaan e kampontginningen en intensieve plaggenlandbouw, die tot essen leiden. Vanaf de 19 eeuw worden ook de lager gelegen delen van het landschap ontgonnen.
11
Archeologische verwachting Het plangebied heeft volgens de archeologische beleidskaart van de gemeente Voorst een grotendeels lage archeologische verwachting (zie bijlage 1). Deze lage verwachting hangt samen met de laag gelegen delen van het plangebied, die uit beekeerdgronden en poldervaaggronden bestaan. Deze delen zouden tot in de Middeleeuwen te nat zijn geweest voor bewoning. Een aanwijzing hiervoor is het onderzoek van Buitenhuis uit 2005 aan de Zonnenbergstraat. Uit dit onderzoek blijkt dat het bovenste traject van de bodem uit fluviatiel zand (met silt en klei) bestaat. De hofsteden aan de hoger gelegen zuidelijke randen van het plangebied, geven aan dat de eerste ontginningen in en rondom het e gebied uit ten minste de 17 eeuw dateren. Naar verwachting zullen de lagere delen van het plangebied later zijn ontgonnen, mogelijk zelfs pas in de 19e eeuw. In het zuidwestelijke en zuidoostelijke deel van het plangebied is sprake van een hoge archeologische verwachting en in de noordelijke helft van het plangebied liggen twee relatief kleine zones met een middelmatige archeologische verwachting. Deze corresponderen met dekzandruggen die zich in de ondergrond van het plangebied bevinden (zie bijlage 5). De dekzandruggen die in de zuidoostelijke en zuidwestelijke hoeken van het plangebied liggen, zijn afgedekt met oude bouwlanddekken, ook wel enken of essen genaamd. Deze zijn het gevolg van intensieve plaggenbemesting. Het oude bouwlanddek op de zuidoostelijke dekzandrug kwalificeert zich bodemkundig als dikke enkeerdgrond, i.e. een oud bouwlanddek met een dikte groter dan 50 cm. Die op de zuidwestelijke dekzandrug is dunner en is dan ook op de bodemkaart 1 : 50 000 aangeduid als laarpodzolgrond. De aanwezigheid van oude bouwlanddekken is indicatief voor een hoge fysieke kwaliteit van archeologische waarden, daar de bouwlanddekken de hieronder gelegen archeologische waarden door de eeuwen heen hebben beschermd voor landbouwkundige bodembewerkingen. Volgens de bodemkaart (zie bijlage 4) is ook in het uiterste noorden van het plangebied sprake van een oud bouwlanddek die met een dekzandrug samenvalt (ter hoogte van de Kerklaan / Duistervoorde). De zones met een middelmatige archeologische verwachting zijn op basis van de bodemkaart en geomorfologische kaart niet of nauwelijks te verklaren. Volgens de geomorfologische kaart (zie bijlage 4) loopt in de ondergrond van het plangebied een smalle dekzandrug, die zowel richting het noorden als richting het zuiden zich verbreedt. Deze ‘landbrug’ is op de beleidskaart van de gemeente Voorst niet doorvertaald in een hogere archeologische verwachting, maar vormt wel een meer dan gemiddeld ‘archeologisch risico’. Gezien de landschappelijke situatie, moet hier dan ook rekening worden gehouden met de aanwezigheid van archeologische waarden. Het feit dat de lintbebouwing aan de Leigraaf hier ligt, draagt bij aan deze hogere verwachting. Archeologische waarden In het plangebied liggen een aantal archeologische waarden (beleidskaart gemeente Voorst, zie bijlage 1). Het uiterste noordwesten van het plangebied valt nog net samen met het zuidwestelijke puntje van een archeologisch terrein, dat als gemeentelijk monument is aangewezen (zie bijlage 1). Het betreft het buurtschap Duistervoorde. Het plangebied Engelenburg valt hier samen met het terrein van het versterkte huis van Duistervoorde (Kerklaan 14), dat voor het eerst in 1358 wordt genoemd (http://www.kasteleningelderland.nl/Kastelen/duistervoorde.htm). Tot het versterkte huis e e ‘Duestervoert’, dat zich in de 17 – 18 eeuw tot landgoed ontwikkelde, behoorden onder andere diverse hofsteden en boerderijen, boomgaarden, weiden en hooilanden. In en direct rondom het plangebied liggen een aantal historische erven en oude boerderijen, die op de archeologische beleidskaart van de gemeente Voorst als archeologische waarden zijn aangemerkt (zie
12
bijlage 1). In het zuidwesten van het plangebied ligt het historische erf van Oude Sonnenberg en westelijk hiervan – net buiten het plangebied – het historische erf van De Breedelaar (de bufferzone loopt nog net door het plangebied). Aan de Engelenburgstraat ligt het historische erf van Engelenburg. Hoewel de naamgeving ontbreekt, staat deze wel op de archeologische beleidskaart van de gemeente Voorst aangegeven. Een kleine zone van de zuidoostelijke hoek van het plangebied valt nog net samen met de 200 m bufferzone van de Burenkamp. De historische erven Bredelaar en Burenkamp (Boerenkamp) zijn ook in een inventarisatie opgenomen van Hattink uit 1982, waaruit blijkt dat ze al in de periode 1640 – 1750 worden genoemd. In Archis staan verder geen archeologische waarden in het plangebied geregistreerd. De dichtstbijzijnde waarnemingen liggen ter hoogte van de Schokkenkamp. Het betreft de vondst van een crematiegraf uit de Late Bronstijd (1100 – 800 voor Chr.) en IJzertijd (800 – 500 voor Chr.) en bewerkt vuursteen uit het Laat Paleolithicum B – Mesolithicum (waarnemingsnrs. 32.920 en 432.117). De vindplaats ligt landschappelijk gezien in een vergelijkbare situatie als die van het plangebied Engelenburg. Zij liggen beide op een smalle dekzandrug, aangrenzend aan de beekeerdgronden van de Twellose beek. De dekzandrug is afgedekt met een bouwlanddek. In 1995 is door de voormalige Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB, nu: RCE) een proefonderzoek naar de vindplaats uitgevoerd, waarbij werd vastgesteld, dat de crematieresten mogelijk samenhangen met een urnenveld. In een proefputje werd een deel van een kringgreppel gevonden met een diameter van 5-6 m. In een tweede proefputje werd een deels verploegde crematiekuiltje aangetroffen. Bovendien zijn op het maaiveld verploegde crematieresten gevonden. Tijdens het onderzoek werd ook bewerkt vuursteen uit het Laat-Paleolithicum B en Mesolithicum gevonden (Verlinde & Hulst 2010). Ook op het terrein ‘Achter ’t Holthuis’ werd tijdens een archeologisch onderzoek in 2006-2008 een urnenveld ontdekt (De Wit 2006 en 2008. Deze ontdekkingen tonen aan, dat de urnenvelden zich niet beperken tot de hellingen van het Veluwemassief, maar ook de westelijke oeverzone van de IJssel bestrijken. Opvallend is de ligging op de grotere landduinen tot nu toe, zodat vooral in de zuidoosthoek en zuidwesthoek van het plangebied Engelenburg hiermee rekening moet worden gehouden. Archeologische onderzoeken Aan de Zonnenbergstraat 30a in het plangebied, is in 2010 een archeologisch bureauonderzoek en karterend booronderzoek uitgevoerd (Miedema 2010). Volgens historische bronnen zou de eerste bebouwing in het plangebied uit de jaren 1867 – 1894 dateren. In deze periode is het gebruik van het aangrenzende perceel veranderd van hakhoutbos naar akkerland. Uit het karterend booronderzoek blijkt dat buiten de bestaande bebouwing en infrastructuur de bodem nog deels intact is. De ondergrond bestaat hier uit een enkeerdgrond. Het plaggendek (Aa-horizont) is 30 tot 60 cm dik. Hierop ligt een 30 cm dikke, donkerbruingrijze bouwvoor (Ap-horizont; Miedema 2010, p. 20). Onder het plaggendek ligt verspoeld dekzand (matig tot sterk siltig, matig grof, geelgrijs, zwak grindig zand). Volgens Miedema valt het plangebied samen met, hoogst waarschijnijk, een late es-uitbreiding uit de e Nieuwe Tijd. Er wordt geen oudere bebouwing dan uit de 19 eeuw in het plangebied verwacht. Circa 300 m oostelijk van het plangebied is in 2007 een verkennend booronderzoek uitgevoerd op een terrein aan de Zonnenbergstraat Oost (Wilp, 4.3 ha; onderzoeksmeldingsnr. 14.337). In totaal werden in dit kader 26 boringen gezet. Tot 90 cm –Mv bestaat de bodem uit fluviatiel zand. Waarschijnlijk is dit pakket door de Twellose beek afgezet. In het uiterste noorden van het plangebied is een esdek aangeboord. De fluviatiele afzettingen duiden op vochtige woeste gronden. Volgens historische e kaarten (zie verder) zijn deze pas vanaf de 19 eeuw ontgonnen (Buitenhuis 2005). Tevens circa 300 m oostelijk van het plangebied is in 2000 een booronderzoek (AAI) uitgevoerd op de locatie ‘Noordijken’ aan de Zuiderlaan (De Wit 2001). Het onderzoeksgebied is 16,4 ha groot en in totaal zijn er 84 boringen gezet. Hoewel geen archeologische indicatoren werden aangetroffen, bleek
13
uit het onderzoek dat de bodemopbouw in het gebied nog intact is. De houtskoolpartikels die in drie boringen werden aangetroffen, zijn volgens De Wit waarschijnlijk niet van antropogene herkomst. Volgens het rapport kunnen de aangetroffen vegetatiehorizonten op een laag-energetisch milieu duiden, rondom de toenmalige loop van de huidige (gekanalseerde) Twellose beek. Op basis van het onderzoek is geadviseerd om graafwerkzaamheden archeologisch te begeleiden. Circa 600 m noordwestelijk van het plangebied is in 1995 een waardestellend onderzoek (AAO) uitgevoerd in het kader van de aanleg van een rondweg (meldingsnr. 460); Schokkenkamp. Aan deze onderzoeksmelding ‘hangt’ in Archis ook een archeologische waarneming, te weten 32.920. Volgens een intern verslag van 24 april 1995 is op deze locatie een crematiegraf opgegraven. Het rapport vermeldt niet of dit het enige graf betrof, of dat er ook sprake was van andere graven. Direct ernaast zijn bij een oppervlaktekartering door de amateurarcheoloog dhr. E. Kluin vijf stuks bewerkt vuursteen gevonden (waarneming 432.117, zie ook bijlage 2). Volgens Theunissen & De Kort (2009) is tijdens dit proefonderzoek in stratigrafisch van elkaar gescheiden lagen bewerkt vuursteen uit het Laat Paleolithicum B en het Mesolithicum gevonden. Tevens is een deel van een kringgreppel in kaart gebracht, wat een aanwijzing is dat hier sprake is van een urnenveld uit de Late Bronstijd – IJzertijd.
14
8. Huidig gebruik, historische situatie en bodemverstoringen Landschapstype
Rivierenlandschap
Historische bebouwing
Geen
Historisch gebruik
Bouwland
Huidig gebruik
Onbebouwd; grasland, bomen, struiken
Bodemverstoringen
Onbekend
Het plangebied ligt tussen Twello en Wilp-Achterhoek. Laatstgenoemde plaats is in de tweede helft van de 19e eeuw gesticht, met de bedoeling om de lager gelegen en nattere woeste gronden te ontginnen. Waarschijnlijk behoort een groot deel van het plangebied Engelenburg tot deze relatief late e ontginningen, gezien ook het feit dat het plangebied tot in de 19 eeuw onbebouwd was. Op het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) is ook goed te zien dat het plangebied in een laaggelegen gebied ligt (zie bijlage 5). Bovendien staat het gebied op de bodemkaart aangeduid als beekeerdgronden en poldervaaggronden (zie bijlage 4). Deze duiden op lager gelegen en natte omstandigheden. Tot in de Middeleeuwen was dit lager gelegen gebied relatief ongeschikt voor bewoning en ontginning. De bebouwing en ontginningen concentreerden, zich vooral op de hoger gelegen dekzandruggen. Volgens het Kadastrale Minuutplan 1811-1832 valt het noordelijke deel van het plangebied onder Twello en het zuidelijke deel onder Wilp. Wilp ligt circa 3 km oostelijk van het plangebied, op een langgerekte stroomrug of oeverwal. Wilp wordt als Huilpa voor het eerst genoemd in een document uit 840 – 849 na Chr. De naam verandert sindsdien van Hiulpa rond 1200 en in Wilp vanaf 1275. De laatmiddeleeuwse kerk van Wilp heeft een voorganger – een kapel - die in 765 is gesticht. Twello wordt voor het eerst in de 13e eeuw genoemd. Op de Topografische Militaire kaart uit 1830 – 1850 (zie figuur 2) is goed te zien dat het plangebied toen nog onbebouwd was. Dit stemt overeen met de verwachting die hierboven is uitgesproken. Het gebied bestaat in deze periode uit landbouwgrond en bossen. Op de Topografische militaire kaart uit 1900 (zie bijlage 6) verschijnen de eerste historische erven in het plangebied, te weten de Oude Sonnenberg, het erf aan de Zonnenbergstraat 30A (rechts onderin) en de Engelenburg. Ook zijn rond de Engelenburg andere gebouwen zichtbaar, die op de kaart als ‘Fabriek’ zijn aangeduid. In het noordoosten van het plangebied is te zien dat de lintbebouwing aan de Doornweerdsetraat zich richting het westen, tot in het plangebied uitbreidt. Tot 1957 (zie figuur 2) breidt de bebouwing ter hoogte van de ‘Fabriek’ zich verder uit, ontstaat er bebouwing aan de Leigraaf (voorheen Molenstraat), en is er uitbreiding zichtbaar aan de Doornweerdsestraat. Concluderend sluiten de historische kaarten goed aan bij de veronderstelling dat het gebied pas vanaf de 19 e eeuw intensiever zijn ontgonnen. De hofsteden aan de zuidelijke randen van het plangebied worden gedeeltelijk al in de 17e eeuw genoemd (Bredelaar en Burenkamp) en vertegenwoordigen waarschijnlijk de eerste ontginningsfase. Voor wat betreft de bodemingrepen in het plangebied, beperken deze zich tot die van de historische en (sub-)recente bebouwing en de infrastructuur die in het plangebied is aangelegd om deze bebouwing te ontsluiten.
15
Figuur 2: Boven: Topografische Militaire Kaart (33_2 rd) uit 1830-1850. Onder: Topografische kaart 1 : 25 000 (kaartblad 33E) uit 1957.
16
9. Gespecificeerde archeologische verwachting Kans op archeologische waarden
Laag - Hoog
Periode
Laat-Paleolithicum B - IJzertijd
Complextypen
Nederzettingen, urnenvelden, akkers
Stratigrafische positie
In top dekzand
Diepteligging
Vanaf circa 30 cm -Mv
Uit het archeologisch bureauonderzoek blijkt dat het plangebied in een beekdal ligt, waarin zich een aantal dekzandruggen bevinden, een deel van het terrein van het versterkte huis van Duistervoorde ten twee historische erven, te weten Oude Sonnenberg en Engeleburg. De datering van beide erven is onduidelijk. De dekzandruggen vertegenwoordigen een hoge archeologische verwachting voor wat betreft archeologische waarden uit het Laat Paleolithicum B (18.000 – 8.800 voor Chr.) tot en met de Romeinse tijd (450 voor Chr. – 12 na Chr.). Met uitzondering van het terrein van het versterkte huis van Duistervoorde en de hofsteden van Oude Sonnenberg en Engelenburg, worden in het plangebied geen archeologische waarden uit de Middeleeuwen en Nieuwe tijd verwacht. Het gebied is naar alle waarschijnlijkheid pas in de 19e eeuw intensief ontgonnen, hoewel gezien de hofsteden de eerste ontginningsfase uit ten minste de 17e eeuw dateert. Stratigrafische positie en bodemopbouw Archeologische waarden worden verwacht in de top van het dekzand. In het zuidwesten, het zuidoosten en het uiterste noorden van het plangebied worden deze afgedekt door oude bouwlanddekken (enkeerdgronden en laarpodzolgronden). Hier is de kans op intacte archeologische waarden het grootst. De dekzandrug onder de Leigraaf is volgens de bodemkaart niet afgedekt met een oud bouwlanddek. De mate van intactheid van het archeologisch relevante bodemtraject hier is onbekend. De lager gelegen delen van het plangebied zijn waarschijnlijk grotendeels afgedekt met fluviatiel zand, dat van na 600 na Chr. dateert, toen de IJssel werd gereactiveerd. Fysieke kwaliteit Uit het bureauonderzoek blijkt niet dat in het plangebied grootschalige bodemingrepen hebben e plaatsgevonden. Het plangebied had tot in de 19 eeuw en nog steeds, een grotendeels agrarische functie. Ter hoogte van de historische erven en recentere bebouwing zal de bodem lokaal zijn verstoord. Ter hoogte van de oude bouwlanddekken zal het archeologisch relevante bodemniveau zijn beschermd tegen ondiepe agrarische bodembewerkingen, zoals ploegen. De bodemomstandigheden in het plangebied zijn, vanwege de relatief natte condities, overwegend gunstig voor de conservering van organisch materiaal, zoals bot en hout. Zeker in de humeuze vullingen van grondsporen mag een onverbrande organische component worden verwacht. Complextypen In het plangebied worden ter hoogte van de dekzandruggen steentijdvindplaatsen verwacht die overwegend bestaan uit concentraties bewerkt vuursteen. Daarnaast kunnen grondsporen zoals haardkuilen worden verwacht. Ook bestaat er een kans op Neolithische nederzettingsresten, die onder andere uit één of meerdere huisplattegronden, graven en grafvelden kunnen bestaan. Gezien de archeologische waarnemingen en onderzoeken in de omgeving van het plangebied kunnen ook urnenvelden en nederzettingen uit de Late Bronstijd – Romeinse tijd worden verwacht. Op het terrein van het versterkte huis van Duistervoorde worden structuren verwacht die met verdedigingswerken
17
samenhangen en bijgebouwen. Daarnaast liggen in het plangebied de historische erven van Oude Sonnenberg en Engelenburg.
18
10. Conclusie en Advies Uit het bureauonderzoek blijkt dat in het plangebied twee voormalige historische erven of hofsteden liggen, te weten Oude Sonnenveld en Engelenburg. In het noorden van het plangebied ligt een deel van het terrein van het versterkte middeleeuws huis, huis Duistervoorde. Ook blijkt uit het bureauonderzoek dat in het plangebied archeologische waarden voor kunnen komen, die samenhangen met prehistorische bewoning op dekzandruggen. Het bureauonderzoek heeft verder uitgewezen dat de dekzandruggen zich niet alleen beperken tot de zuidwesthoek, zuidoosthoek en het uiterst noordelijke deel van het plangebied, ter hoogte van de Kerklaan, maar dat ook onder de Leigraaf een smalle dekzandrug loopt die een soort ‘landbrug’ vormt tussen de hogere dekzandruggen c.q. ‘eilanden’ in het noorden en die in het zuiden van het plangebied. Gezien deze landschappelijk strategische situatie, moet ook hier rekening worden gehouden met de aanwezigheid van archeologische waarden, hoewel deze in tegenstelling tot de eerder genoemde dekzandruggen naar verwachting niet door een oud bouwlanddek zullen zijn afgedekt. Dit betekent dat eventueel hier aanwezige archeologische waarden in de top van het dekzand, gedeeltelijk geroerd kunnen zijn door grondbewerkingen, zoals ploegen. Dit is echter geen wetmatigheid. Bovendien zullen diepere grondsporen, zoals haardkuilen en paalkuilen, bewaard zijn gebleven. Geadviseerd wordt: (1) Aan de lager gelegen delen van het plangebied, aan weerszijden van de Leigraaf, een lage archeologische verwachting toekennen met hieraan gekoppeld een onderzoeksplicht voor bodemingrepen groter dan 2.500 m2 (AWG 7; zie bijlage 7). (2) De dekzandrug onder de Leigraaf een hoge archeologische verwachting te geven, met hieraan gekoppeld een onderzoeksplicht voor bodemingrepen met een oppervlakte vanaf 100 m 2 en een diepte groter dan 30 cm onder maaiveld (AWG 3, zie bijlage 7). (3) De bufferzones van de archeologische beleidskaart rond de – voormalige – hofsteden te handhaven, met hieraan gekoppeld een onderzoeksplicht voor bodemingrepen met een 2 oppervlakte vanaf 100 m en een diepte groter dan 30 cm onder maaiveld (AWG 3, zie bijlage 7). (4) Het terrein van het versterkte huis van Duistervoorde aan te merken als hoge archeologische waarde, met hieraan gekoppeld een onderzoeksplicht voor bodemingrepen met een oppervlakte vanaf 30 m2 en een diepte groter dan 30 cm onder maaiveld (AWG 4, zie bijlage 7).
19
11. Geraadpleegde bronnen Archeologische kaarten en databestanden: Archeologische Monumenten Kaart (AMK), Rijksdienst voor Cultureel erfgoed (RCE), Amersfoort, 2007. Archeologisch Informatie Systeem II (Archis2), Rijksdienst voor Cultureel erfgoed (RCE), Amersfoort, 2007. Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden, 2e generatie, IKAW, Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB), Amersfoort, 2000. www.ahn.nl www.bodemdata.nl http://www.kasteleningelderland.nl/Kastelen/duistervoorde.htm www.naamkunde.net www.watwaswaar.nl Welstandsnota Gemeente Voorst 2010 Literatuur: Bakker, H. de en J. Schelling, 1989. Systeem van bodemclassificatie voor Nederland. De hogere niveaus. Wageningen. Barends, S., J. Renes, T. Stol, J.C. van Triest, R.J. de Vries en F.J. van Woudenberg, 1997. Het Nederlandse landschap. Een historisch-geografische benadering. Uitgeverij Matrijs, Utrecht. Beek, R. van, 2010. Reliëf in Tijd en Ruimte. Interdisciplinair onderzoek naar bewoning en landschap van Oost-Nederland tussen vroege prehistorie en middeleeuwen. Academisch proefschrift. Leiden. Berendsen, H.J.A., 2000. Landschappelijk Nederland. Assen (Fysische Geografie van Nederland). 2e druk. Berendsen, H.J.A., 2004. De vorming van het land. Assen (Fysische geografie van Nederland). Vierde, geheel herziene druk. Buitenhuis, H., 2005. Een archeologisch inventariserend veldonderzoek (IVO) door middel van bureau-onderzoek en grondboringen aan de Zonnenbergstraat te Wilp, gemeente Voorst (Gld.). ADC-Rapporten 2005-102. Groningen. Hattink, J., 1982. Oude boerderijen en hofsteden in de gemeente Voorst ca. 300 jaar geleden. Vereniging Veluwse Geslachten. Publicatie 12. Makaske, B., G.J. Maas en D.G. van Smeerdijk, 2008. The age and origin of the Gelderse IJssel. Netherlands Journal of Geosciences – Geologie en Mijnbouw, 87 – 4. Miedema, F.R.P.M., 2010. Gemeente Voorst, plangebied Zonnenbergstraat 30A te Wilp. Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek (karterende fase). BAAC rapport V10.0184. Deventer. Mulder, E.F.J., M.C. Geluk, I.L. Ritsema, W.E. Westerhoff en T.E. Wong, 2003. De ondergrond van Nederland. Houten. Stiboka, 1979. Bodemkaart van Nederland schaal 1 : 50 000. Toelichting bij de kaartbladen 33 West Apeldoorn en 33 Oost Apeldoorn. Wageningen, Stichting voor Bodemkartering. Theunissen, L. & J.W. de Kort, 2009. Een potbeker langs de Fliert. Over een toevalsvondst van een kuil met een hamerbijl en potbekerscherven aan het Buddezand te Twello (gemeente Voorst, Gelderland).
20
Verlinde, A.D. & R.S. Hulst, 2010. De grafvelden en grafvondsten op en rond de Veluwe van de Late Bronstijd tot in de Midden-IJzertijd. Nederlandse Archeologische Rapporten 39. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). Amersfoort. Wit, M.J.M., 2001. Aanvullende archeologische inventarisatie en onderzoeken in 2000; Groningen, Middelstum, Ter Apel, Blessum, Stiens, Workum, Emmen, Hoogeveen, Torenveen, Duiven, Epse, Kesteren, Oosterbeek, Twello en Zelhem. ARC-publicaties 45. Groningen. Wit, M.J.M. de, 2006. Archeologie rond de middenstip. Een archeologisch inventariserend veldonderzoek (IVO) door middel van proefsleuven op plangebied Achter ’t Holthuis te Twello, gemeente Voorst (Gld.). ARC-Publicaties 156, Groningen. Wit, M.J.M. de, G.M.A. Bergsma & J.R. Veldhuis, 2008. Een tweede archeologisch inventariserend veldonderzoek (IVO) door middel van proefsleuven op bestemmingsterrein Achter ’t Holthuis te Twello, gemeente Voorst (Gld.). ARC-publicaties 179. Groningen.
21
Bijlage 1: Archeologische beleidskaart gemeente Voorst
Plangebied
22
Bijlage 2: Archeologische waarden en onderzoeksmeldingen (Archis)
Plangebied
23
Bijlage 3: Bodemkaart
Plangebied
24
Bijlage 4: Geomorfologische kaart
Plangebied
25
Bijlage 5: Actueel Hoogtebestand Nederland
Plangebied
26
Bijlage 6: Topografische militaire kaart 1900
27
Bijlage 7: Voorstel beschermingszone bestemmingsplan
28
Zienswijzennotitie en ambtshalve wijzigingen Bestemmingsplan Bedrijventerrein Engelenburg, Twello
Gemeente Voorst
1
1. Inleiding Vanaf 31 januari 2013 heeft voor een periode van zes weken het ontwerp van het bestemmingsplan “Bedrijventerrein Engelenburg, Twello” ter inzage gelegen. Het bestemmingsplan zorgt voor een actueel planologisch regime voor het bedrijventerrein. Het bestemmingsplan heeft grotendeels een conserverend karakter. Ook de Beleidsvisie Bedrijventerreinen Nijverheid - 't Belt en Engelenburg in Twello is in het plan verwerkt. Voor het agrarisch gebied ten oosten van de Leigraaf is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in verband met toekomstige uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein. De terinzagelegging van de stukken is op 30 januari 2013 bekend gemaakt in de Staatscourant en het huis-aan-huis-blad “Het Voorster Nieuws”. Daarnaast is op 14 februari 2013 een informatieavond gehouden in het gemeentehuis. Tijdens de inzagetermijn is iedereen in de gelegenheid gesteld schriftelijk of mondeling een zienswijze kenbaar te maken bij de gemeenteraad. Gedurende de inzagetermijn zijn in totaal 50 zienswijzen ingediend. Eén zienswijze is driemaal ingediend, waarbij de eerste twee zijn vervangen door de derde, definitieve zienswijze. Nog twee zienswijzen zijn tweemaal ingediend. In totaal zijn er dus 46 ingediende zienswijzen die in deze nota zijn beantwoord. In hoofdstuk 2 zijn de zienswijzen samengevat en voorzien van een reactie. Hoofdstuk 3 gaat in op de aanpassingen naar aanleiding van de zienswijzen en de ambtshalve aanpassingen die ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan worden doorgevoerd. De uit deze notitie voortvloeiende aanpassingen aan de toelichting, regels of verbeelding zijn in het vast te stellen bestemmingsplan verwerkt.
2
Hoofdstuk 2 - Zienswijzen In dit hoofdstuk zijn de opmerkingen per zienswijze samengevat en beantwoord. In verband met de verplichting tot anonimisering op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens, zijn de NAWgegevens (naam, adres en woonplaats) van de betrokkenen niet vermeld bij de zienswijze.
1 a
2 a
Zienswijze 1 (2013-8707 / 2013-8901) Reactie Door uitbreiding van het bedrijventerrein ontstaat een planologisch nadeliger situatie voor het woonperceel Leigraaf 21. Vraag om de alternatieven voor uitbreiding van het bedrijventerrein te heroverwegen
Antwoord In de ‘Beleidsvisie Bedrijventerreinen Nijverheid - 't Belt en Engelenburg in Twello’ heeft de gemeente alternatieve locaties beoordeeld. Uit deze studie is de locatie aan de oostzijde van de Leigraaf als meest gunstig naar voren gekomen. In paragraaf 3.5 uit de toelichting van het bestemmingsplan wordt hierop ingegaan. De gemeenteraad heeft de beleidsvisie d.d. 19-9-2011 vastgesteld en daarmee ingestemd om de uitgangspunten uit de visie te vertalen in een bestemmingsplan. Met dit bestemmingsplan wordt uitvoering gegeven aan het besluit van de gemeenteraad. Indien bewoners menen in een planologisch nadeliger positie komen te verkeren dan bestaat de mogelijkheid van een tegemoetkoming in de planschade kosten nadat gebruik is gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid voor de uitbreiding van het bedrijventerrein. Zienswijze 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 22, 25, 26, 27, 28, 30, 31, 32, 33, 34 * Reactie Antwoord Het nieuwe bestemmingsplan maakt de realisatie De verkeersontsluiting van de uitbreidingslocatie is in het van een verkeersontsluiting aan Zonnenbergstraat voorliggend bestemmingsplan niet specifiek bestemd. In aan de zuidzijde van de uitbreidingslocatie mogelijk paragraaf 5.7 van het bestemmingsplan wordt aangegeven (zie paragraaf 5.7 bestemmingsplan). Aangegeven dat de ontsluiting via de Zuiderlaan, Leigraaf en wordt dat dit een toename van verkeer over de Zonnenbergstraat niet wijzigt. Deze wegen hebben Zonnenbergstraat en aanliggende straten voldoende capaciteit. De Zuiderlaan zal de (Hildestraat en Zwarte Kolk) tot gevolg heeft. Deze hoofdontsluitingsweg zijn. Om de uitbreiding daadwerkelijk wegen zijn niet berekend op grotere hoeveelheden te kunnen realiseren, dient een wijzigingsprocedure te verkeer, daarbij komt de veiligheid in het gedrang en worden doorlopen. Bij het in procedure brengen van het is sprake van geluidsoverlast. Verwezen wordt naar wijzigingsplan zal specifieker op de ontsluiting worden gebiedsvisie Twello ZuidZuidWest waarin ingegaan. Aandachtspunt is hierbij dat de verdeling van de aangegeven wordt dat het landschappelijk karakter capaciteit op het wegennet. Indien nodig zullen daarvoor van het gebied bewaard moet blijven (oa middels verkeersmaatregelen worden genomen. Naar aanleiding creëren laanstructuur langs Zonnenbergstraat). van de zienswijzen worden de voorwaarden van de Indieners verzoeken om niet in te stemmen met het wijzigingsbevoegdheid op een aantal punten nader plan gespecificeerd. Zo wordt opgenomen dat geen ontsluiting plaats zal vinden op de Zonnenbergstraat. Ook wordt opgenomen dat het bedrijventerrein landschappelijk moet worden ingepast en dat de bestaande woningen worden ingepast en afgeschermd door een groenzone. Verder wordt de maximale bedrijfscategorie naar beneden toe bijgesteld (categorie 3.2 in plaats van 4.1). Ook wordt toegevoegd de bepaling dat moet worden aangegeven dat er (nog steeds) behoefte is aan de uitbreiding van bedrijventerrein. De gebiedsvisie Twello ZuidZuidWest (2008) ging uit van uitbreiding van het bedrijventerrein Engelenburg aan de westzijde met behoud van de groenstructuren aan de oostzijde. Met vaststelling van de ‘Beleidsvisie Bedrijventerreinen Nijverheid - 't Belt en Engelenburg in Twello’ uit 2011 is deze visie op dit punt achterhaald. Verdere ontwikkeling van Engelenburg ten oosten van de Leigraaf ligt meer voor de hand, mede gelet op de beschikbaarheid van de gronden. In paragraaf 3.5 in het bestemmingsplan is dit nader toegelicht. 2 (2013-9478 / 2013-9912), 3 (2013-9705 / 2013-10191), 4 (2013-9704 / 2013-10189), 5 (2013-9703 / 2013-10187), 6 (2013-9701 / 2013-10185), 7 (2013-9697 / 2013-10183), 8 (2013-9694 / 2013-10181), 9 (2013-9878 / 201310193), 10 (2013-9880 / 2013-10195), 11 (2013-9882 / 2013-10197), 12 (2013-10126 / 2013-10568) + bijlage, 13 (2013-10125 / 2013-10570), 15(2013-10118 / 2013-10573), 16 (2013-10117 / 2013-10575), 17 (2013-10322 / 201311284), 18 (2013-10623 / 2013-11290), 19 (2013-10620 / 2013-11285), 20 (2013-10904 / 2013-11297), 22 (201310899 / 2013-11294), 25 (2013-11138 / 2013-11392), 26 (2013-11417 / 2013-11645), 28 (2013-11415 / 201311649), 30 (2013-11413 / 2013-11653), 31 (2013-11412 / 2013-11659), 32 (2013-11584 / 2013-12164), 33 (201311582 / 2013-12163), 34 (2013-11569 / 2013-12165)
3
3 a
4 a
Zienswijze 12, bijlage (2013-10126 / 2013-10568) Reactie Tegenover Zonnenbergstraat 28-30 wordt een ontsluitingsweg mogelijk gemaakt voor het uitbreidingsdeel van het bedrijventerrein. Aangegeven wordt dat de Zonnenbergstraat niet geschikt is om nog meer verkeer te verwerken. Momenteel is al regelmatig sprake van verkeersonveilige situaties. In het bestemmingsplan wordt ook geen aandacht besteed aan het landschappelijk karakter van de Zonnenbergstraat. Al met al neemt het woongenot aan Zonnenbergstraat erg af. Verzoek om niet in te stemmen met bestemmingsplan Zienswijze 14 (2013-10124 / 2013-10570) Reactie Aangegeven wordt dat in het kader van zorgvuldig ruimtegebruik de ladder van duurzame verstedelijking moet worden gevolgd. Deze ladder langslopend wordt de conclusie getrokken dat er geen vraag is naar een nieuw bedrijventerrein, dat er elders nog bestaande leegstaande panden en braakliggende terreinen zijn en dat er geen sprake is van een optimale inpassing wanneer het uitbreidingsdeel ten oosten van de Leigraaf wordt gerealiseerd. Tevens wordt de Structuurvisie “Bedrijventerrein en werklocaties 2010” aangehaald. In deze visie geeft de gemeente aan eerst optimaal gebruik te willen maken van bestaande bedrijventerreinen alvorens nieuwe te ontwikkelen. Verzocht wordt niet in te stemmen met het ontwerp bestemmingsplan.
Antwoord De ligging van de ontsluitingswegen is met dit plan niet specifiek geregeld, zie ook antwoord op zienswijze 2. Bij het daadwerkelijk vaststellen van het wijzigingsplan zal de ontsluitingsstructuur worden bepaald, waarbij de capaciteit van het wegennet en de verkeersveiligheid zeker een aandachtspunt zullen zijn.
Antwoord In 2011 is door de gemeenten in de Stedendriehoek ingestemd met het Regionaal Programma Bedrijventerreinen (RPB). De gemeenteraad van Voorst heeft vervolgens op 19 februari 2013 de RPB vastgesteld. Met de vaststelling van het RPB wordt voldaan aan het bepaalde in de provinciale Ruimtelijke Verordening. Tevens is het RPB van belang voor het doorlopen van de zogenaamde SER-ladder die per 1 oktober 2012 ook in het Besluit ruimtelijke ordening is opgenomen. Op grond van de SER-ladder moet nagegaan worden wat de regionale behoefte is voor nieuwe bedrijventerreinen, vervolgens of binnen het bestaand stedelijk gebied die ruimte aanwezig is en als laatste of buiten het bestaand stedelijk gebied aan die behoefte kan worden voldaan. In het RPB is voor de regio Stedendriehoek nagegaan wat de behoefte per gemeente is aan nieuwe bedrijventerreinen. Voor de gemeente Voorst is rekening gehouden met een oppervlak van 17 ha uitbreiding van Engelenburg. Van 10 ha is op basis van prognoses de behoefte aangetoond. Met dit bestemmingsplan wordt met een wijzigingsbevoegdheid 5 ha uitbreiding mogelijk gemaakt. Door slechts 5 ha uitbreiding mogelijk te maken is gekozen voor een voorzichtige aanpak. Het optimaal gebruik maken van het bestaande bedrijventerrein blijft een belangrijk aandachtspunt voor de gemeente. Echter, hiermee kan onvoldoende oppervlak bedrijventerrein worden ontwikkeld. Uitbreiding blijft daarom noodzakelijk. Maar nog niet direct. Dit is ook de reden om de uitbreiding met een wijzigingsbevoegdheid mogelijk te maken. Er zal nog een procedure gevolgd moeten worden om op deze gronden vestiging van bedrijven mogelijk te maken.
4
5 a
6 a
b
c
d
e
f
g
Zienswijze 21 (2013-10903 / 2013-11296) Reactie Verzocht wordt niet in te stemmen met de mogelijkheid om ten behoeve van de uitbreidingslocatie een ontsluitingsweg te realiseren op de Zonnenbergstraat. Zienswijze 23 (2013-11152 / 2013-??) Reactie Aangegeven wordt dat de bestemming Wonen ter plaatse van het perceel van betrokkene aan de Leigraaf wordt gewijzigd in Wonen-2 c.q. bedrijfswoning. Daarbij wordt aangegeven dat de woning daarmee minder beschermd is en meer hinder mag ondervinden van bedrijven in de omgeving. Dit is voor betrokkene onbespreekbaar
De wijzigingsbevoegdheid zorgt voor onzekerheid voor de toekomst. Vraag is of de bevoegdheid in zijn geheel of in delen wordt gebruikt. Wanneer dit in delen gebeurt, komt dit niet ten goede aan de goede ruimtelijke ordening en ontstaat een versnipperd beeld. Verzocht wordt om de wijzigingsbevoegdheid uit het plan te verwijderen. De keuze voor de uitbreidingslocatie aan de oostzijde van de Leigraaf is te snel gemaakt. Er is onvoldoende nagegaan of deze locatie het meest milieuvriendelijk is. Andere locaties zijn niet op milieueffecten vergeleken, waardoor de milieu effect rapportage niet deugdelijk is. Een alternatieve locatie is het perceel kadastraal bekend gemeente Voorst Q 501. Een perceel van 1,7 hectare in eigendom van de gemeente.
Er zijn nog voldoende kavels op bestaande bedrijventerreinen. Onderzocht dient te worden of er überhaupt wel vraag is naar uitbreidingslocaties. Volgens het bestemmingsplan is actualisatie van het bestaande bedrijventerrein in overeenstemming met het beleid. Dit is niet het geval voor de beoogde uitbreidingslocatie. Betrokkene geeft aan dat er een fiets- en wandelpad geprojecteerd is op de zuidzijde van het kavel van betrokkene (Leigraaf 31). Betrokkene geeft aan dat deze strook door hen is ingeplant met struiken en bomen. Deze zone dient tevens als bufferzone tegen de bestaande industrie. De aanleg van dit fiets- en wandelpad is daarmee niet mogelijk. De nut- en noodzaak van een dergelijk fiets- en wandelpad is niet aangetoond.
In het bestemmingsplan is geen rekening gehouden met de aanwezigheid van de woonboerderij aan de Leigraaf 31. Door de realisatie van de uitbreidingslocatie wordt de woonboerderij fors minder waard. Daarnaast wordt de woonboerderij bestemd als Wonen c.q. bedrijfswoning, ook dit brengt een waardedaling met zich mee. Deze waardedaling wordt verhaald op de gemeente.
Antwoord Zie beantwoording zienswijze 2.
Antwoord Het is correct dat voor dit deel van het bestemmingsplan de bestemming Wonen-2 geldt. Het is echter een misverstand dat hiermee de woning als bedrijfswoning wordt geclassificeerd. Een bedrijfswoning kent ook daadwerkelijk een bedrijfsbestemming (of bedrijventerrein bestemming). Dat is hier niet het geval. Het is dan ook niet juist dat de woning richting de toekomst minder bescherming geniet ten gevolge van eventuele bedrijfsactiviteiten in de omgeving van de woning. Met de bestemming Wonen-2 biedt de gemeente meer ruimte voor aan huis gebonden beroepen dan bij een reguliere woonbestemming (Wonen-1). Omdat de woningen aan de westzijde van de Leigraaf al een dergelijke bestemming hebben, is ervoor gekozen deze bestemming ook aan de oostzijde van de Leigraaf mogelijk te maken. Aan de wijzigingsbevoegdheid is toegevoegd dat gronden in zijn geheel of maximaal 2 delen ontwikkeld mogen worden. Zie verder beantwoording zienswijze 1.
De gemeenteraad heeft met vaststelling van de ‘Beleidsvisie Bedrijventerreinen Nijverheid - 't Belt en Engelenburg in Twello’ in 2011 de locatiekeuze voor de uitbreiding van Engelenburg bepaald. Met dit bestemmingsplan wordt hier invulling aan gegeven. Door de indiener van de zienswijze wordt aangegeven dat de milieueffectrapportage niet deugdelijk is. Voor een dergelijke ingreep is het niet verplicht een milieueffectrapport op te stellen. Dit is dan ook niet gebeurd. In de toelichting op het bestemmingsplan is dit thema nader belicht. Zie beantwoording zienswijze 4a.
Zie beantwoording zienswijze 1.
Wij gaan er vanuit dat betrokkene ten aanzien van de ligging van genoemd fiets- en wandelpad doelt op figuur 3.6 zoals opgenomen in het bestemmingsplan. Dit plaatje is een schetsmatige invulling van het terrein en is gebruikt om de netto uitgeefbare grond in te schatten. Om tot daadwerkelijke realisatie van het bedrijventerrein te komen, dient een wijzigingsplan te worden opgesteld en in procedure te worden gebracht. Wanneer dit gebeurt, wordt een concreet inrichtingsplan opgesteld met daarbij als onderdeel de ontsluitingsstructuur. Hierbij gaat het zowel om ontsluiting voor het gemotoriseerde verkeer als fietsverkeer. Zie beantwoording zienswijzen 6a en 6f. Daarnaast geldt dat een waardedaling niet kan worden verhaald op de gemeente. Wel kan betrokkene een verzoek om tegemoetkoming in de planschadekosten indienen. Voor de uitbreiding van het bedrijventerrein kan dit na het onherroepelijk worden van het wijzigingsplan waarin de ontwikkeling concreet wordt uitgewerkt.
5
h
i
In het plan is vastgelegd dat er geen uitbreidingsmogelijkheid is voor nieuwe bedrijfswoningen. Dit staat haaks op het feit dat alle woningen aan de oostzijde van de Leigraaf als bedrijfswoning worden bestemd. Het bebouwingspercentage wordt teruggebracht van 80% naar 70%. Dit werkt averechts. Bedrijven krijgen minder uitbreidingsmogelijkheden, terwijl deze juist de ruimte zouden moeten krijgen.
j
De verschillende milieuaspecten zijn niet afdoende onderzocht. Een vraag is of bijvoorbeeld de bestaande infrastructuur voldoende is voor de beoogde uitbreiding. De uitbreiding zorgt voor geluidsbelasting en depositie van zware metalen en schadelijke gassen. Geadviseerd wordt een second opinion op de onderzoeken uit te voeren. De wijzigingsbevoegdheid is niet zorgvuldig tot stand gekomen en verzocht wordt de woonbestemming van de woonboerderij te handhaven.
7
Zienswijze 24 (2013-11135 / 2013-11391) Reactie De zienswijze gaat in op een voorstel aan de Gemeenteraad van 31-5-2011 (nr. 2011-16701). Indiener heeft naar aanleiding van genoemd voorstel de volgende opmerkingen: • Het Regionaal Programma Bedrijventerreinen (RPB) wordt door het college aangehaald als document op basis waarvan uitgifte van nieuw bedrijventerrein is bepaald. Indiener ontvangt graag van het college een toelichting hoe hard deze bepaling vanuit de RPB is en hoe dit zich verhoudt tot het voorliggend bestemmingsplan.
a
•
•
•
•
Het college geeft aan dat de beleidsvisie de onbenutte ruimte laat zien. Indiener geeft aan dat dit niet het geval is en stelt dat eerst inzicht gegeven moet worden in het aantal vrije percelen, m2 te koop / huur en de verwachte ontwikkeling van Engelenburg (krimp of groei) Uitbreiding aan de westzijde van Engelenburg. Ontwikkeling van 10-20 ha is niet haalbaar. Is hierbij onderzocht of kleinere oppervlakten kunnen worden benut (bv door de rest te verpachten) Het is onjuist dat de gemeente Voorst nauwelijks uitgeefbaar bedrijventerrein heeft. Er is voldoende bedrijfsruimte beschikbaar op bestaande en uitbreidingsgebieden in de omliggende gemeenten. De redenering dat de gemeente Voorst hier geen zeggenschap over heeft, mag niet als argument worden genoemd betoogd indiener. Hiervoor worden verscheidene redenen aangevoerd. Inbreiding boven uitbreiding is onvoldoende getoetst en onderbouwd.
Zie beantwoording zienswijze 6a.
Het is juist dat bedrijven minder grond mogen bebouwen. De reden hiervan is dat parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein plaats dient te vinden. Dit bevordert de doorstroming op het bedrijventerrein en vergroot ook de ruimtelijk kwaliteit. Echter: in de hoogte staat het bestemmingsplan, met een afwijkingsbevoegdheid, juist meer toe. De achterliggende reden hiervan is het vergroten van de efficiëntie en het stimuleren daarmee van duurzaam ruimtegebruik. Zie ook beantwoording zienswijze 17a. De onderzochte onderzoeksthema’s zijn als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd. In dit stadium van de procedure is voldoende onderzoek verricht. Wanneer de plannen voor uitbreiding van het bedrijventerrein een definitief karakter krijgen, dient een aanvullende procedure te worden doorlopen. Op dat moment dient een wijzigingsplan te worden opgesteld en vinden nadere onderzoeken plaats. Tegen dit plan kan dan alsnog een zienswijze worden ingediend. Zoals bij zienswijze 6a is aangegeven handhaaft dit bestemmingsplan de woonbestemming op het perceel van betrokkene. Antwoord Zoals bij de beantwoording van zienswijze 4 is aangegeven is met de RPB de regionale behoefte aan bedrijventerreinen in kaart gebracht en beoordeeld. Dit juist om overcapaciteit te voorkomen. De capaciteit is gebaseerd op een behoefteraming, waaruit naar voren komt dat er binnen de gemeente Voorst uitbreiding van 10 ha bedrijventerrein nabij Engelenburg aangetoond is. De toelichting van het bestemmingsplan wordt hierop aangevuld. Tevens wordt opgemerkt dat het bestemmingsplan wordt opgesteld voor een termijn van 10 jaar. Bekend is dat er momenteel nog enige ruimte binnen Engelenburg is voor uitgifte van kavels (ca. 1 ha in 2011). Uit de RPB blijkt dat voor de periode tot 2020 er een grotere behoefte is aan bedrijfslocaties. Het RPB heeft als peildatum oktober 2012. Dit bestemmingsplan speelt hierop in. De gemeente wil deze inbreidingslocaties zeker benutten. Bij de behoefteraming is rekening gehouden met de bestaande capaciteit.
Ten aanzien van de locatiekeuze verwijzen we naar de beantwoording van zienswijze 1a.
De behoefteramingen uit eerder genoemde RPB zijn opgesteld voor de gehele regio stedendriehoek. Ook in omliggende gemeenten is extra behoefte aan bedrijventerreinen.
In de toelichting zal een nadere onderbouwing worden opgenomen van de SER ladder. Hierbij wordt ingegaan op inbreiding boven uitbreiding. Alleen inbreiding volstaat op termijn niet om aan de aanwezige behoefte te voldoen.
6
•
Het terrein aan de oostzijde van Engelenburg is door de gemeente aangewezen als een gebied met als doel Groen&Kennis (beleidsvisie Twello ZuidZuidWest). Door hier bedrijventerrein mogelijk te maken wordt afstand gedaan van deze visie.
Met het in 2011 vaststellen van de beleidsvisie ‘Bedrijventerreinen Nijverheid - 't Belt en Engelenburg in Twello’ is het beleid rondom het gebied ten oosten van Engelenburg herzien. Dit betekent inderdaad dat de beleidsvisie Twello ZuidZuidWest waarin is aangegeven dat dit gebied ingericht moet worden met als doel Groen&Kennis op dit punt achterhaald is.
•
De RPB is een richtlijn. De gemeente behoort dit te gebruiken voor het toetsen van het beleid en visie. In het plan is niet of nauwelijks aandacht gegeven aan het profiel van de gemeente, de noodzakelijkheid van de uitbreiding en inbreiding boven uitbreiding. Volgens betrokkene kan een juiste afweging niet worden gemaakt. Het aantal banen in de gemeente Voorst is groter dan de totale beroepsbevolking. Er is geen behoefte aan meer werkgelegenheid.
De RPB is opgesteld op grond van de provinciale Ruimtelijke Verordening. Zowel het bestuur van de provincie Gelderland als de besturen van de afzonderlijke gemeenten hebben hiermee ingestemd. De RPB is daarmee een bestuurlijke overeenkomst.
De gemeente wenst een dorpse uitstraling aan de zuidzijde van Engelenburg. Dit komt niet overeen met het voorliggende voorstel.
Ook de uitbreiding van Engelenburg zal als bedrijventerrein passen bij de dorpse karakter van het gebied en met groen worden ingericht. In de wijzigingsbevoegdheid worden hiervoor nadere eisen opgenomen.
•
•
•
b
c
d
De ontwikkelkosten, kosten in de openbare ruimte en eventuele planschade worden verhaald op de initiatiefnemer. Deze kosten zijn niet in beeld gebracht. Betrokkene wil weten bij wie er behoefte bestaat tot verdere ontwikkeling van het plan. Indiener heeft ook een persoonlijk belang om tegen de zienswijze in het verweer te komen. Indiener woont sinds oktober 2012 op het perceel aan de Zonnenbergstraat 30A. Zij hebben veel tijd en geld geïnvesteerd in het kader van een rood-voor-rood regeling. Het bevreemdt indiener dat hen in februari 2012 een vergunning is verleend op basis van ‘landschappelijke verevening’ en dat er in mei 2011 een voorstel ligt voor uitbreiding bedrijventerrein nabij het betreffende perceel. Zij waren niet op de hoogte van het feit dat er sprake was van mogelijke uitbreiding bedrijventerrein. Indiener is van mening dat: • Er geen noodzaak is voor uitbreiding van het bedrijventerrein • Het perceel van indiener niet mag worden opgenomen binnen het bedrijventerrein • Er geen toename mag zijn van milieu- en geluidbelasting op het perceel • De landschappelijke beleving moet behouden blijven.
De gemeente Voorst profileert zich als ‘Groene gemeente’ binnen de stedendriehoek. Het beleid moet hierop aansluiten.
Niet duidelijk is waarop deze stelling is gebaseerd.
Met ontwikkelaars worden afspraken gemaakt over de ontwikkelkosten. De mogelijkheid tot uitbreiding van het bedrijventerrein is gebaseerd op een behoefteraming, niet op basis van concrete vragen. Bij het opstellen van een bestemmingsplan wordt niet alleen gelet op de huidige vragen, maar ook op de behoefte voor de komende 10 jaar. Het perceel maakt deel uit van het buitengebied en zal dat blijven doen, ook als het bedrijventerrein wordt uitgebreid. Om deze reden is de rood-voor-rood regeling op dit perceel toegepast. Bij deze regeling worden voormalige agrarische bedrijfsgebouwen afgebroken en wordt geïnvesteerd in landschappelijke kwaliteit. Naar aanleiding van de zienswijzen wordt de wijzigingsbevoegdheid aangescherpt. Er worden ook randvoorwaarden ten aanzien van het aanleggen van een groene buffer rondom bestaande woningen opgenomen.
Bij de realisatie van het bedrijventerrein dient rekening te worden gehouden met de aanwezige gevoelige functies in de directe omgeving van het terrein. Ontwikkeling vindt plaats binnen de wettelijke (milieu)kaders. In de wijzigingsregels is opgenomen dat het bedrijventerrein landschappelijk moet worden ingepast en dat de bestaande woningen door een groenzone moeten worden afgeschermd.
De profilering van de gemeente Voorst als ’Groene gemeente’ betekent niet dat uitbreiding van bedrijventerreinen niet mogelijk is. De gemeente kiest er doelbewust voor het bestaande bedrijventerrein een groen karakter te geven. Voor de uitbreidingslocatie zal dit ook gebeuren, met name daar waar woningen grenzen aan het wijzigingsgebied.
7
8 a
9
10 a
b 11 a
12 a
Zienswijze 29 (2013-11414 / 2013-11652) Reactie Antwoord Aangegeven wordt dat woonlocaties nabij het Zie beantwoording zienswijze 1. bedrijventerrein nadelige gevolgen ondervinden van Wat betreft de leegstand op het huidige bedrijventerrein. De onder meer hogere grenswaardes omgevingslawaai, gemeente geeft in dit bestemmingsplan de locatie aan van vrachtverkeer, meer verkeer over de de uitbreiding van het bedrijventerrein. Uiteraard is het Zonnenbergstraat, hogere milieugrenswaarden, verder invullen van reeds aanwezige kavels van belang. waardedaling van de woning en een moeilijker te Echter: richting de toekomst is uitbreiding van de verkopen woning. Daarnaast geeft indiener aan dat hoeveelheid bedrijventerrein in de gemeente Voorst het onverteerbaar is dat uitbreiding mogelijk wordt noodzakelijk, gezien de behoefteraming. Zie ook gemaakt terwijl er op het bestaande bedrijventerrein beantwoording zienswijze 4a. zeer veel kavels ongebruikt zijn en er sprake is van zeer veel leegstand. Indiener maakt bezwaar tegen de voorgenomen uitbreiding. Zienswijze 35, 36 (2013-11568 / 2013-12089) (2013-11566 / 2013-12089) Reactie Antwoord Deze zienswijzen zijn ingetrokken en vervangen Zie beantwoording zienswijze 50. door zienswijze 50 (onder punt 21). Zienswijze 37 (2013-11916 / 2013-12082) Reactie Antwoord Verzocht wordt om de in het bestemmingsplan De zonering zoals dit nu is opgenomen op de verbeelding genoemde theoretische milieuzonering (figuur 5.3) komt grotendeels overeen met de milieuruimte zoals die in toe te passen. Waardoor aanwezige bedrijven meer de huidige bestemmingsplannen is opgenomen. Door milieuruimte krijgen. Specifiek wordt dit gevraagd strengere milieuwetgeving in relatie tot reeds aanwezige voor het perceel Koppelstraat 57. Hierbij wordt woningen is dit niet overal mogelijk. De theoretische verzocht maximaal categorie 3.2 bedrijven toe te milieuzonering staat op sommige locaties meer ruimte toe staan, zodat bijvoorbeeld de realisatie van een en op andere locaties iets minder. Voor het perceel aan de milieustraat ter plaatse mogelijk is. Koppelstraat 57 geldt het volgende: Door de woning op het aangrenzende perceel is categorie 3.2 niet op het gehele perceel mogelijk. Daarnaast blijven de vigerende rechten gehandhaafd. Vooralsnog blijft de huidige categorisering op dit perceel gehandhaafd. De bestaande bedrijfsactiviteiten zijn mogelijk binnen de opgenomen milieucategorie. Ten aanzien van de locatiekeuze van een eventuele milieustraat: momenteel wordt door de gemeente onderzocht welke locatie hiervoor de meest geschikte is. Verzocht wordt om de in het bestemmingsplan Zie voorgaande redenatie. opgenomen zonering niet op te nemen. Zienswijze 38 (2013-11962 / 2013-12082) Reactie Antwoord Verzocht wordt om het bouwvlak van de Dit zou betekenen een verruiming van het bouwvlak binnen Koppelstraat 57 in noordelijke richting uit te breiden de bestemming Bedrijventerrein. Bij de totstandkoming van het oorspronkelijke bestemmingsplan (Engelenburg-Noord) zijn bewust groenzones aangelegd om zodoende te komen tot een ‘bedrijvig landgoed’, een bedrijventerrein dat is ingepast in het karakteristieke landgoederenlandschap. De bedrijven zijn zoveel mogelijk in duurzaam groen gesitueerd. Door uitbreiding van het bouwvlak mogelijk te maken, wordt de structuur van het bedrijventerrein aangetast. Dit verzoek wordt om bovenstaande redenen afgewezen. Zienswijze 39 (2013-11892 / 2013-12159) Reactie Antwoord Verzocht wordt niet in te stemmen met het Het is een onjuiste veronderstelling dat de bestemmingsplan, omdat: Zonnenbergstraat de ontsluitingsweg van het nieuw aan te leggen bedrijventerrein gaat worden. De hoofdontsluiting zal • De Zonnenbergstraat die vorig jaar nog een via de Zuiderlaan lopen., zie ook beantwoording zienswijze laan moest worden nu gebruikt wordt als 6f. ontsluitingsweg Ten aanzien van het perceel Zonnenbergstraat 30A is • Op perceel Zonnenbergstraat 30A is ingestemd destijds ingestemd met de ‘rood-voor-rood’ regeling omdat met een “rood-voor-rood” plan. Onderdeel het perceel deel uitmaakte en deel blijft uitmaken van het hiervan was vergroening van het gebied. Nu is buitengebied. Aan een dergelijke regeling zijn verplichtingen dit perceel onderdeel van het bestemmingsplan gekoppeld ten aanzien van de ruimtelijke inpassing. Het • De haalbaarheid van de uitbreiding is te perceel is inderdaad onderdeel van het voorliggend summier onderzocht. Zonder lange procedures bestemmingsplan. De bestemming blijft echter kan de gemeente in de toekomst hier een overeenkomstig de huidige situatie (wonen). bedrijventerrein inrichten • Er veel leegstand is op het bestaande In dit bestemmingsplan wordt ten behoeve van de bedrijventerrein Engelenburg
8
•
•
13 a
14 a
b
c
d
e
f
g
De gemeente beter voor een uitstraling van “Groene gemeente” kan kiezen In een “Groene gemeente” woningbouw voorspoediger verloopt.
uitbreiding van het bedrijventerrein een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Wanneer de gemeente daadwerkelijk gebruik wil maken van deze bevoegdheid (en daarmee de uitbreiding wil ontwikkelingen), dient een wijzigingsplan in procedure te worden gebracht. Een wijzigingsprocedure kent eveneens de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen / beroep. De procedure komt grotendeels overeen met de procedure die gevoerd moet worden ten behoeve van een bestemmingsplan. De veronderstelling dat de gemeente zonder lange procedures een bedrijventerrein kan ontwikkelingen, is dus niet juist.
Zie verder de beantwoording bij zienswijze 4a. Zienswijze 40 (2013-11485 / 2013-12081) Reactie Antwoord Verzocht wordt om alternatieven voor de Zie beantwoording zienswijze 1. uitbreidingslocatie nogmaals te overwegen. De bewoners van perceel Leigraaf 25 zijn in het recente verleden al benadeeld met de komst van een bedrijventerrein aan de voorzijde van hun perceel. Met de realisatie van de uitbreiding ontstaat er een nog planologisch nadeliger situatie. Nu heeft het perceel een “agrarische” bestemming en straks maakt het deel uit van een bedrijventerrein. De economische en emotionele waarde wordt aangetast. Met de uitbreiding is straks sprake van nog meer geluidsoverlast, luchtvervuiling, verkeershinder en horizonvervuiling. Zienswijze 41, 45 (2013-12064 / 2013-12642) (2013-11813 / 2013-12632) Reactie Antwoord Indieners zijn van mening dat een ingrijpende De gemeenteraad stelt het bestemmingsplan vast. Wanneer verandering als de uitbreiding van het zij instemt met het plan, en daarmee de bedrijventerrein moet worden voorbehouden aan de wijzigingsbevoegdheid, geeft zij daarmee het college de gemeenteraad. bevoegdheid voor wijziging van de bestemming. Bij een dergelijke procedure wordt een wijzigingsplan door het college vastgesteld. Hiertegen kunnen zienswijze en beroep worden ingediend. Indieners zijn van mening dat de De gemeente kan instemmen met dit punt. Aan de wijzigingsbevoegdheid voor uitbreiding van het wijzigingsbevoegdheid wordt een aantal voorwaarden bedrijventerrein onvoldoende objectief begrensd is. toegevoegd, zoals het aantonen van de behoefte en de Bij de wijzigingsbevoegdheid dient te worden economische uitvoerbaarheid van de ontwikkeling. aangegeven in welke gevallen en op welke wijze gebruik mag worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid. Dit is onvoldoende gebeurd. Onvoldoende is vastgesteld dat een goed woon- en Middels de uitgevoerde onderzoeken is vastgesteld dat er leefklimaat kan worden gegarandeerd wanneer de geen bezwaren bestaan vanuit bestaande wet- en uitbreiding van het bedrijventerrein wordt regelgeving ten aanzien van de realisatie van de gerealiseerd. voorgenomen uitbreiding van het bedrjiventerrein. Hiermee wordt onderbouwd dat een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd voor betrokken bewoners. Uiteraard is de beleving van een goed woon- en leefklimaat daarnaast een subjectief punt. De noodzaak tot uitbreiding van het bedrijventerrein Zie beantwoording zienswijze 4a. ontbreekt. Op het bedrijventerrein Engelenburg zijn nog braakliggende percelen aanwezig. Onvoldoende is aangetoond dat de uitbreiding De RPB bevat een behoefteraming die geldt tot 2015. Op binnen de planperiode van 10 jaar uitgevoerd wordt. grond daarvan wordt uitgegaan dat de Het plan is daarmee niet uitvoerbaar. wijzigingsbevoegdheid uitvoerbaar is binnen de planperiode. De financiële haalbaarheid is onvoldoende Een voorwaarde in de wijzigingsbevoegdheid is dat de aangetoond. economische uitvoerbaarheid bij gebruikmaking van deze bevoegdheid aangetoond moet worden. Hiermee is de financiële haalbaarheid van het plan voor dit moment voldoende gegarandeerd. Er is ten onrechte geen milieueffect rapportage Het opstellen van een milieueffectrapport is voor opgesteld voor de uitbreidingslocatie ontwikkeling. voorliggend plan niet noodzakelijk, aangezien uitbreiding Volgens betrokkenen is het plan m.e.r.van het bedrijventerrein slechts 5 ha beslaat. Het opstellen (beoordelings)plichtig. van een milieueffectrapport is noodzakelijk wanneer de uitbreiding van het bedrijventerrein minimaal 75 ha bedraagt of wanneer op basis van de vormvrije m.e.r.-beoordeling
9
h
i
In de gemeentelijke Structuurvisie Bedrijventerreinen en werklocaties 2010 is als hoofddoel opgenomen ‘een zorgvuldig gebruik van de ruimte en bedrijventerreinen die energiezuinig en klimaatbestendig zijn’. De huidige uitbreidingslocatie is niet in overeeenstemming met dit beleid. De woningen aan de Leigraaf worden volledig ingesloten, ten koste van het woon- en leefklimaat van de omwonenden. In de provinciale Ruimtelijke Verordening is de uitbreidingslocatie aangewezen als ‘zoekzone wonen en werken’. Betrokkenen bestrijden dit. Op een industrieterrein met maximaal categorie 4.1 wordt niet gewoond.
wordt vastgesteld dat aanzienlijke milieueffecten niet uit te sluiten zijn. In de toelichting van het bestemmingsplan wordt een vormvrije m.e.r.-beoodeling opgenomen. Naar aanleiding van de zienswijzen wordt de wijzigingsbevoegdheid aangescherpt. In de wijzigingsregels wordt ondermeer opgenomen dat er sprake moet zijn van een goede landschappelijke inpassing. Ook dienen groene buffers te worden aangelegd tussen de bestaande woningen en de bedrijven.
Het is correct dat bij realisatie van de uitbreiding van het bedrijventerrein de gemeente hier alleen bedrijven mogelijk maakt. Bedrijfswoningen worden niet mogelijk gemaakt op het bedrijventerrein. De term wonen en werken heeft betrekking op verstedelijking met wonen of werken. Naar aanleiding van de zienswijze wordt de wijzigingsbevoegdheid zodanig aangepast dat maximaal categorie 3.2 mogelijk wordt gemaakt op de uitbreidingslocatie. De bestaande verkeersontsluiting heeft voldoende capaciteit. Dit blijkt uit het verkeersmodel. In het huidige verkeersmodel staat het bedrijventerrein er zeer ‘worstcase’ in. Het model gaat uit van een bedrijventerrein tot 25 ha en 700 extra arbeidsplaatsen. Huidige tellingen geven ook aanmerkelijk lagere aantallen voertuigen dan de aantallen uit het model. Wanneer de uitbreidingsplannen concreet worden, kan een goed waterhuishoudkundig plan uitsluitsel geven over de effecten van het plan op de waterhuishouding. Vooralsnog staat niet vast of het bosje gekapt moet worden of kan worden gespaard. Zoals ook bij het huidige bedrijventerrein het geval is, is ruimtelijke kwaliteit ook bij de uitbreidingslocatie van belang. Bij toetsing van het toekomstig plan wordt hier nadrukkelijk rekening mee gehouden. De gemeente houdt bij de ontwikkeling tevens rekening met de voorwaarden vanuit de milieuwetgeving. Zie beantwoording zienswijze 7c.
j
De toenemende verkeersdruk kan niet goed worden opgevangen in het gebied. Het bestemmingsplan voorziet in onvoldoende mogelijkheden voor een goede ontsluiting.
k
Betrokkenen vrezen wateroverlast in hun tuin ten gevolge van noodzakelijk ophoging van het gebied.
l
De kap van een bosje naast het perceel aan de Leigraaf 7 wordt gevreesd. Het bosje wordt gebruikt door vogels en vleermuizen.
m
Uitbreiding van het bedrijventerrein gaat ten koste van het woongenot van betrokkenen. Het uitzicht wordt verstoord, men vreest geluidsoverlast, licht- en stankhinder. Betrokkenen vrezen waardevermindering van hun Zie beantwoording zienswijze 1. woning en zijn voornemens een planschadeclaim in te dienen bij de gemeente. Betrokkenen stellen dat een gedegen onderzoek Zie beantwoording zienswijze 1a. naar alternatieve locaties moet worden uitgevoerd, uitbreiding naar het westen of locaties bij de VAR / snelweg liggen meer voor hand. Zienswijze 42, 44 (2013-12300 / 2013-12684) (2013-12598 / 2013-12684) Reactie Antwoord Bezwaar wordt gemaakt tegen uitbreidingslocatie. Zie beantwoording zienswijze 1. Wanneer de uitbreidingslocatie gerealiseerd wordt komt het perceel Leigraaf 11 midden op het bedrijventerrein te staan en krijgt de woning een andere (nadelige) woonbestemming. Bezwaar wordt gemaakt tegen de direct meetbare Bij realisatie van het bedrijventerrein wordt rekening schade/overlast die wordt veroorzaakt op het gehouden met de hiervoor geldende wetten en normen. Bij moment dat de uitbreiding gerealiseerd wordt. dit bestemmingsplan is een aantal thema’s nader belicht. Onder meer blokkering uitzicht, omringd zijn door Hieruit komen geen knelpunten naar voren. De bedrijfspanden en ontsluitingswegen en overlast van milieuzonering van het bedrijventerrein wordt pas lawaai, geur, vervuiling en verminderde lichtinval. vastgesteld wanneer de uitbreiding daadwerkelijk gerealiseerd wordt. Hierbij moet rekening worden gehouden met de bestaande planologische situatie. Gemeente Voorst wordt aansprakelijk gesteld voor Zie beantwoording zienswijze 1. alle schade die ontstaat als gevolg van het opnemen van een uitbreidingslocatie Gevraagd wordt alle alternatieven voor uitbreiding Zie beantwoording zienswijze 1. nogmaals te overwegen.
n
o
15 a
b
c
d
10
16 a
17 a
Zienswijze 43 (2013-12600 / 2013-12683) Reactie Bezwaar wordt gemaakt tegen de uitbreiding van het bedrijventerrein ten oosten van de Leigraaf. Met de komst van de uitbreiding wordt de woonkwaliteit van de woningen aan de Leigraaf in grote mate aangetast (uitzicht verdwijnt, vrachtverkeer neemt toe, waardedaling woningen) Zienswijze 46 (2013-12298 / 2013-13298) Reactie Verzocht wordt de maximale bouwhoogte op het terrein van Leigraaf 54 en Koppelstraat 9 te verhogen tot 15 meter. Is dit niet mogelijk dan wordt verzocht om het College de mogelijkheid te geven af te wijken van de nu opgenomen maximale bouwhoogte.
b
Verzocht wordt om binnen de bestemming Groen hekwerken van twee meter toe te staan.
c
Verzocht wordt de vigerende milieucategorieindeling voor de percelen Leigraaf 54 en Koppelstraat 9 te handhaven. In het nieuwe plan worden ter plaatse lagere milieucategorieën gehanteerd.
d
Verzocht wordt in de regels de mogelijkheid op te nemen om binnen de bestemming Groen in- en uitritten te realiseren ten behoeve van aanliggende bedrijven.
e
Verzocht wordt een wro-zone-wijzigingsgebied op te nemen op de groen- en waterbestemming ten westen van het perceel Leigraaf 54. Dit biedt flexibiliteit voor het college en betrokkene om in te kunnen spelen op bedrijfsmatige ontwikkelingen aan weerszijden van deze bestemming.
Antwoord Zie beantwoording zienswijze 1.
Antwoord De gemeente kan instemmen met het verzoek. In het definitieve bestemmingsplan wordt een afwijkingsbevoegdheid opgenomen waarmee bouwen tot een maximale hoogte van 15 meter mogelijk wordt. Door dit met een afwijkingsbevoegdheid mogelijk te maken, behoudt de gemeente de mogelijkheid dit per geval af te wegen. Het bouwen tot grotere hoogte stimuleert ook duurzaam ruimtegebruik binnen de bedrijfslocaties. Door meer in de hoogte te bouwen kunnen percelen efficiënter ingericht worden en is uitbreiding van vloeroppervlak minder snel aan de orde. Hekwerken van 2 meter zijn vergunningsvrij wat betekent dat deze, mits op eigen terrein, zonder het aanvragen van een vergunning en daarmee zonder toetsing aan het bestemmingsplan mogelijk zijn. Voor de openbare terreindelen met een groenbestemming handhaaft de gemeente de beperking om daar hekwerken tot 1 meter toe te staan. De reden hiervoor is dat de groenzones juist zijn bedoeld om het bedrijventerrein een bepaalde ruimtelijke, groene uitstraling te geven. Het plaatsen van hoge hekwerken is hiermee in tegenspraak. Bij het opstellen van het bestemmingsplan is zoveel mogelijk aangesloten bij de bestaande planologische situatie waarmee de huidige wet- en regelgeving op het gebied van milieu in acht genomen is. Voor de percelen aan de Leigraaf 54 geldt dat hier, vanuit de milieuzonering maximaal 3.2 mogelijk is. Het is correct dat dit minder is dan het huidig bestemmingsplan toestaat. Echter op basis van de aangescherpte milieuregelgeving zou een hogere milieucategorie ook in de huidige situatie niet mogelijk zijn. De huidige milieuregelgeving houdt meer rekening met de gevoelige functies in de omgeving. De in het bestemmingsplan opgenomen milieuzonering is dan ook een ruimtelijke vertaling van hetgeen de milieuregelgeving mogelijk maakt. Zo is aan de Koppelstraat 9 op sommige plaatsen meer en andere plaatsen minder toegestaan dan in het nu geldend bestemmingsplan. De huidige bedrijfsvoering wordt hierdoor niet benadeeld. De bedrijfsactiviteiten vallen in categorie 3.1. Op het perceel aan de Leigraaf zijn activiteiten tot categorie 3.2 toegestaan. Op het perceel aan de Koppelstraat zijn activiteiten tot categorie 4.1 mogelijk. Gezien bovenstaande wordt het verzoek afgewezen. Met dit verzoek wordt ingestemd. In verband met een efficiënte bedrijfsvoering kan het wenselijk zijn dat in- en uitritten worden aangelegd bij bedrijven die percelen bezitten welke gescheiden worden door een groenbestemming. Deze wegen in de groenbestemming zijn echter alleen toegestaan ten behoeve van de interne bedrijfsvoering van een bedrijf. De weg mag een maximale breedte hebben van 4 m en niet aansluiten op de openbare weg. Het creëren van een in- of uitrit naar de openbare weg (in het groen) is nadrukkelijk niet de bedoeling. Dit verzoek wordt afgewezen. Op het bedrijventerrein Engelenburg is bewust gekozen om groenstructuren aan te leggen. Dit draagt bij aan de ruimtelijke kwaliteit van het bedrijventerrein. Zie ook beantwoording zienswijze 11a.
11
18 a
Zienswijze 47 (2013-12311 / 2013-13296) Reactie Verzocht wordt om in de regels een mogelijkheid op te nemen om af te wijken van de maximale bouwhoogte tot maximaal 20 meter.
b
Verzocht wordt het bouwvlak van het perceel ten zuiden van de Griftstraat en ten westen van de Weteringstraat uit te breiden, zodat deze parallel loopt met de overgang tussen de bestemmingen Bedrijventerrein en Groen.
c
Verzocht wordt de bestaande fietsenstalling op het perceel Grifstraat 8 middels een bouwaanduiding in het bestemmingsplan op te nemen.
d
Verzocht wordt binnen de bestemming Groen een doorsteek mogelijk te maken die bedrijfspercelen met elkaar verbindt. Verzocht wordt om op de percelen ten zuiden van de Griftstraat waar maximaal categorie 4.1 is toegestaan ook categorie 1 bedrijven toe te staan.
e
19 a
b
c
d
f
Zienswijze 48 (2013-12041 / 2013-13290) Reactie Opgemerkt wordt dat de Beleidsvisie bedrijventerrein Engelenburg achterhaald en gedateerd is. De hierin beschreven uitbreidingsbehoefte en de noodzaak hiervan is achterhaald. Op het bestaande bedrijventerrein Engelenburg staan veel bedrijfspanden leeg en liggen nog ongebruikte bedrijfskavels Opgemerkt wordt dat de voor de uitbreiding gekozen locatie niet de meest geschikte locatie is. Aangenomen wordt dat de gemeente voor de goedkoopste keuze is gegaan, daar de gronden aan de oostzijde van de Leigraaf al in eigendom zijn van een ontwikkelaar. De gemeente gaat voorbij aan de belangen van de bewoners van de Leigraaf. Verzocht wordt het ontwerp bestemmingsplan te herzien en de wijzigingsbevoegdheid voor de uitbreidingslocatie te laten vervallen. Ecologische schade wordt verwacht. De bebossing aan het begin van de Leigraaf (ter hoogte van de nieuwe ontsluitingsweg) is een leefgebied van vleermuizen. Het gebied aan de oostzijde van de Leigraaf is het leefgebied van Roeken, Uilen, Zwaluwen en roofvogels. Er is te weinig onderzoek verricht. Opgemerkt wordt dat de locatie aan de westzijde (Hartelaar) voor de lange termijn meer geschikt is als uitbreidingslocatie, aangezien hier 15 tot 20 ha beschikbaar is. De gemeente bepleit ook op lange termijn uitbreiding met nog 10 ha en die kunnen niet op de beoogde uitbreidingslocatie worden gerealiseerd. Ook dient rekening te worden gehouden met de tracékeuze Randweg Twello. Mogelijk komt deze langs het Hartelaar.
Antwoord De hoogte van 20 meter is niet acceptabel in verband met de ruimtelijke uitstraling van het bedrijventerrein. Wel wordt een afwijkingsmogelijkheid opgenomen tot 15 meter hoogte, zie beantwoording zienswijze 17a. Wij interpreteren dit verzoek als volgt: de indiener wil uitbreiding van het bouwvlak tot op de bestemmingsgrens. Bij het vastleggen van het bouwvlak naast de bestemming Groen is de vigerende planologische situering gevolgd. Dat betekent dat in het noordelijk deel het bouwvlak niet doorloopt tot de groenbestemming. Hier is afstand tot de groene omzoming wenselijk vanwege de uitstraling van het bedrijventerrein. Voor de groenzones die aan weerszijden grenzen aan bedrijfskavels is dit ruimtelijk gezien van minder belang. Voorgesteld wordt daarom om de bouwvlakken grenzend aan deze groenzones door te laten lopen tot aan de grens met de bestemming Groen. De fietsenstalling is een bouwwerk, geen gebouw zijnde. Dergelijke objecten mogen buiten het bouwvlak worden gerealiseerd. Aanpassing van het bestemmingsplan op dit punt is zodoende niet noodzakelijk. Zie beantwoording zienswijze 17d.
Binnen de gemeente Voorst zijn relatief weinig locaties waar categorie 4 bedrijven zich kunnen vestigen. De gemeente is van mening dat daar waar dit het geval is, categorie 1 bedrijven niet gewenst zijn. Voor dergelijke bedrijven is er voldoende ruimte binnen de gemeente en ook binnen het bedrijventerrein Engelenburg. Antwoord Zie beantwoording zienswijze 4a.
Aan de locatiekeuze liggen verschillende aspecten ten grondslag. De beschikbaarheid van percelen en de economische haalbaarheid zijn daar enkele van. De verdere afweging is in het bestemmingsplan weergegeven.
Zie beantwoording zienswijze 1.
Zie beantwoording zienswijze 6j.
Zie beantwoording zienswijze 1a. Deze gronden zijn op dit moment niet beschikbaar. Of en waar op de langere termijn extra uitbreiding plaats gaat vinden van het bedrijventerrein moet op dat moment worden onderzocht. Het RPB gaat uit van een behoefte van 10 ha aan uitbreiding van bedrijventerrein. In dit bestemmingsplan is met de wijzigingsbevoegdheid een uitbreiding van 5 ha mogelijk. Wellicht dat op (de langere) termijn elders nog een uitbreiding van 5 ha. zou kunnen plaats vinden. De uitbreiding van het bedrijventerrein staat los van de keuze ten aanzien van de Randweg Twello.
12
20 a
b c
d
e
f
g
h 21 a
b
c
Zienswijze 49 (2013-12086 / 2013-13291) Reactie Het bestemmingsplan wordt gekenmerkt als een plan met een ‘grotendeels een conserverend karakter’. Volgens betrokkenen is dit niet het geval. Met de uitbreidingslocatie wordt de eerste en onomkeerbare stap gezet om de agrarische grond om te zetten in bedrijventerrein. De noodzaak voor uitbreiding is onvoldoende onderbouwd. Geen rekening is gehouden met de toekomstige rondweg en de eventuele mogelijkheid voor uitbreiding aan de westzijde van Engelenburg. Uitbreiding naar het westen ligt meer voor de hand, maar is voor de gemeente financieel niet haalbaar. Indieners voelen zich niet geïnformeerd en benadeeld. De keuze voor uitbreiding richting het oosten is gemaakt op basis van financiële overwegingen en niet op basis van behoefte / noodzaak. Bewoners aan de Leigraaf worden gecompenseerd met de mogelijkheid van een bedrijf aan huis. Dit is niet aan de bewoners gevraagd. Betrokkenen zijn van mening dat met deze verandering er waardevermindering ontstaat.
Volgens de visie komt er een ontsluitingsweg langs de achterzijde van de woning Leigraaf 17. Hierdoor ontstaat er meer overlast. Een verkennend bodemonderzoek is nog niet verricht. Onzeker is of de agrarische grond geschikt is voor gebruik van bedrijventerrein.
Betrokkenen vrezen wateroverlast in hun tuin ten gevolge van noodzakelijk ophoging van het gebied. Zienswijze 50 (2013-13192 / 2013-13299) Reactie Aangegeven wordt dat een deel van de gebouwen op perceel Doornweerdstraat 25 niet binnen het bouwvlak gelegen is. Daarnaast is in de planregels aangegeven dat het bebouwingsoppervlakte niet meer mag bedragen dan 125 m2 per bouwperceel terwijl het daadwerkelijke bebouwingsoppervlakte 665,59 m2 bedraagt. Verzocht wordt om de regels bij bestemming Wonen-2 zodanig aan te passen zodat de huidige bebouwing hiermee in overeenstemming is. Voor de helft van het perceel Doornweerdstraat 25 is de bestemming Agrarisch opgenomen. Dit perceel wordt gebruikt als tuin. Er is geen voornemen om het terrein weer als agrarisch perceel in gebruik te nemen. Verzocht wordt om het gehele perceel een woonbestemming te geven Bezwaar wordt gemaakt tegen het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid op een deel van het perceel van betrokkene en het aangrenzende agrarische perceel. Dit gedeelte is niet opgenomen als toekomstig “uitgeefbaar terrein” in de Beleidsvisie bedrijventerrein Nijverheid – ’t Belt en Engelenburg in Twello, 2011.
Antwoord Het grootste deel van het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan is conserverend. Het is correct dat dit niet geldt voor de uitbreidingslocatie. In het bestemmingsplan is dit ook verwoord.
Zie beantwoording zienswijze 4a. Zie beantwoording zienswijze 19b. De gemeente betreurt het dat indieners zich benadeeld voelen. In september 2011 is de visie waarin deze locatie als uitbreidingslocatie naar voren is gekomen echter al door de Raad vastgesteld.
Zie beantwoording zienswijze 4a.
De woonbestemming zoals die is opgenomen ter plaatse van de woningen aan de Leigraaf biedt meer ruimte voor de combinatie van wonen-werken dan de reguliere woonbestemming. Dit is juist opgenomen om de bewoners tegemoet te komen en betekent een verruiming van de mogelijkheden voor de bewoners ten aanzien van het combineren van wonen en werken op het perceel. Het staat de bewoners vrij al dan niet gebruik te maken van de mogelijkheid die het bestemmingsplan biedt. Niet duidelijk is waarom de verruiming een waardevermindering zou zijn. Zie beantwoording zienswijze 2a.
Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is een historisch bodemonderzoek uitgevoerd. Hieruit zijn een paar verdachte locaties naar voren gekomen. Bij realisatie dient, in het kader van de omgevingsvergunning, hier onderzoek naar plaats te vinden. Voor realisatie van een bedrijfslocatie is de bodemkwaliteit echter minder van belang aangezien de Wet bodembescherming geen kwaliteitseisen stelt aan bodem als het gaat om een bedrijfsfunctie. Zie beantwoording zienswijze 14k.
Antwoord Voorgesteld wordt voor deze kavel de bestemming Wonen 1 op te nemen (in plaats van Wonen-2). Deze bestemming bevat een saneringsregeling die ook in het bestemmingsplan Buitengebied is opgenomen. De saneringsregeling houdt in dat als op een perceel nu meer dan 100 m2 aan (legale) bijgebouwen staan en deze worden gesloopt, er bijgebouwen mogen worden teruggebouwd tot ten hoogste 50% van het meerdere van 100 m2. Bij de ontwerpfase van de procedure rondom het bestemmingsplan Buitengebied is al op deze zienswijze ingegaan. De gemeente blijft bij haar standpunt dat wijziging van het agrarisch deel van het perceel naar ‘wonen’ niet wenselijk is. Het betreffende deel wordt momenteel als hobbymatig agrarisch gebruikt. Het verzoek wordt afgewezen. De gemeente handhaaft vooralsnog de Wro-zone zoals die op de verbeelding is aangeduid. De kaart uit de beleidsvisie (figuur 3.6 in het bestemmingsplan) dient als indicatief te worden beschouwd.
13
d
Ten aanzien van de wijzigingsbevoegdheid wordt verder opgemerkt dat er geen onderzoek gedaan is naar de behoefte voor uitbreiding op de aangewezen locatie. Gedacht wordt dat de wijzigingsbevoegdheid op verzoek van grondeigenaren/projectontwikkelaar is opgenomen.
e
In de Beleidsvisie bedrijventerreinen Nijverheid – ’t Belt en Engelenburg in Twello, 2011 is een ontsluitingsweg geprojecteerd op het perceel aan de Doornweerdstraat 25. Bezwaar wordt gemaakt tegen het mogelijk maken van een ontsluitingsweg op zeer korte afstand van de woning aan de Doornweerdstraat 25. Opgemerkt wordt dat de geplande ontsluitingsweg die over het perceel van de Doornweerdstraat 25 loopt volgens het bestemmingsplan te zijner tijd nog onderzocht moet worden. De weg is echter al wel duidelijk vastgelegd in de eerdergenoemde beleidsvisie.
f
Het is een onjuiste veronderstelling dat de wijzigingsbevoegdheid is opgenomen op verzoek van de grondeigenaren. Zoals ook bij zienswijze 19b is aangegeven is de beschikbaarheid van de gronden wel één van de aspecten waar in de locatiekeuze rekening mee is gehouden. Ten aanzien van de behoefte wijzen we nogmaals op de prognoses zoals die in de RPB zijn vastgesteld, zie ook beantwoording zienswijze 4a. De inrichting van het plangebied is nog niet bekend. Uiteraard wordt ook rekening gehouden met de milieuwetgeving ten aanzien van aanwezige bestaande woningen. Zie beantwoording zienswijze 6f.
Zie beantwoording zienswijze 6f.
14
Hoofdstuk 3 – Wijzingen in het bestemmingsplan In dit hoofdstuk zijn de wijzigingen opgenomen zoals die in het vastgestelde bestemmingsplan worden doorgevoerd. Hierbij is onderscheid gemaakt in de wijzigingen ten gevolge van de zienswijzen en de ambtshalve wijzigingen. Wijzigingen ten gevolge van de zienswijzen Regels In de regels zijn de volgende wijzigingen doorgevoerd: 1. In artikel 4.4 van de regels is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen ten aanzien van de maximale bouwhoogte tot 15 m, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de ruimtelijke samenhang en uitstraling van de bebouwing. 2. In de bestemming ‘Groen’ (artikel 5.3) is het mogelijk gemaakt om een ontsluitingsweg tussen bedrijfsgebouwen van eenzelfde bedrijf aan te leggen. De ontsluitingsweg mag een maximale breedte hebben van 4 m en geen aansluiting hebben op de openbare weg. 3. In artikel 11.3 (afwijken van de bouwregels bij Leiding-Gas) is opgenomen dat schriftelijk advies moet worden ingewonnen bij de leidingbeheerder. Tevens is in artikel 11.4 opgenomen dat het permanent opslaan van goederen op de gronden met bestemming Leiding-Gas verboden is. 4. In artikel 18.2 is de wijzigingsbevoegdheid voor uitbreiding van het bedrijventerrein opgenomen die voorheen bij verschillende bestemmingen was opgenomen. De voorwaarden voor het gebruik van de wijzigingsbevoegdheid zijn aangepast en uitgebreid. Deze luiden nu: a. er moet sprake zijn van een stedenbouwkundig en verkeerskundig verantwoorde situatie; b. het bedrijventerrein dient landschappelijk ingepast te worden, waarbij de aangrenzende woningen door een groenzone worden afgeschermd; c. er vindt geen directe ontsluiting op de Zonnenbergstraat plaats; d. het gebied mag in maximaal twee deelgebieden worden opgesplitst waarvoor in totaal maximaal twee wijzigingsplannen kunnen worden opgesteld; e. de milieucategorie van de bedrijven mag niet hoger zijn dan 3.2 van de bij dit plan behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten'; f. in de toelichting van het wijzigingsplan wordt aangegeven op welke wijze voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening; g. de wettelijke bepalingen inzake natuur- en milieuwetgeving dienen in acht te worden genomen; h. het wijzigingsplan moet economisch uitvoerbaar zijn. Verbeelding Op de verbeelding is de volgende wijziging doorgevoerd: 1. De bouwvlakken binnen de bestemming ‘Bedrijventerrein’ zijn enigszins aangepast. De bouwvlakken in de centraal gelegen ‘Groen’ bestemming zijn direct aangesloten op deze ‘Groen’ bestemming. Deze wijziging is doorgevoerd bij de groenzone ten noorden van de Koppelleiding. De bouwvlakken ten zuiden van de Koppelleiding waren al op deze manier opgenomen. 2. Het bouwvlak nabij de gasleiding bij de Koppelstraat is iets gewijzigd. Toelichting In de toelichting zijn de volgende wijzigingen doorgevoerd: 1. Een paragraaf vormvrije mer-beoordeling is toegevoegd. 2. Bij het provinciaal beleid is uitgebreider ingegaan op het Regionaal Programma Bedrijventerrein, regio Stedendriehoek. Ook is hierbij de SER-ladder beschreven. 3. Ten behoeve van de uitbreiding is een luchtkwaliteitonderzoek uitgevoerd. De resultaten zijn opgenomen in de toelichting. 4. Aanpassingen naar aanleiding van wijziging van de regels.
15
Ambtshalve wijzigingen Regels In de regels zijn de volgende wijzigingen doorgevoerd: 1. In de agrarische bestemming is toegevoegd dat ook hobbymatig agrarisch gebruik onder deze bestemming valt. 2. Ter verduidelijking is in artikel 4.1 onder b aan de tabel met toegestane bedrijven twee kolommen toegevoegd waarin de milieucategorie en de SBI-code 2008 zijn aangeduid. 3. Aan artikel 4.1 f is toegevoegd dat daar waar aangegeven één bedrijfswoning per perceel mogelijk is. 4. Bedrijfswoningen worden conform het vigerend bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Ten aanzien van deze bedrijfswoningen is in artikel 4.7 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee het college van B&W na 1 jaar na inwerkingtreding van het bestemmingsplan bevoegd is de mogelijkheid van bouw van bedrijfswoningen op het bedrijventerrein te verwijderen voor die locaties waar deze niet aanwezig zijn of waarvoor geen omgevingsvergunning is aangevraagd. Hiermee wordt nog minimaal 1 jaar de mogelijkheid geboden om bedrijfswoningen te realiseren. 5. Aan artikel 4.2 onder a is toegevoegd: 4. ter plaatste van de aanduiding 'bedrijfswoning' is een bedrijfswoning per perceel toegestaan. 6. Aan artikel 4.2 b is toegevoegd dat overkappingen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd mogen worden en maximaal 100 m2 groot mogen zijn. De afstand van overkappingen tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen en tot één van de weg afgekeerde perceelsgrenzen mag niet minder dan 3 m bedragen. 7. In de bestemming Wonen -2 dienen woningen en bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak gebouwd te worden; bijgebouwen kunnen ook daarbuiten worden gesitueerd. Dat is in artikel 10.2 is aangepast onder a. In hetzelfde artikel is onder b geregeld dat overige gebouwen eveneens binnen het bouwvlak dienen te worden gebouwd. 8. Binnen de bestemming Wonen – 2 is 250 m2 bedrijfsgebouwen mogelijk, mits er ook een woning wordt gerealiseerd. Dat geldt ook als een woning al aanwezig is. Dit laatste is toegevoegd. 9. Artikel 10.2 is onderverdeeld in a, b en c. Een aantal bepalingen is aangepast. Voor overige gebouwen geldt dat deze minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning dient te worden gebouwd. Voor overkappingen geldt hier een minimale maat van 1 m. De bijgebouwen mogen een bouwhoogte van maximaal 5 m hebben. 10. In de vervangende bouwregel in artikel 15 is opgenomen dat deze regel niet geldt voor de bestemming ‘Wonen-1’ omdat daar een specifieke saneringsregeling is opgenomen. 11. Benzineservicestations zijn verwijderd uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Daarnaast is nog een aantal tekstuele aanpassingen gedaan en zijn enkele verwijzingen en nummeringen aangepast. Deze wijzigingen hebben echter geen juridische consequenties. Verbeelding Op de verbeelding zijn de volgende wijzigingen doorgevoerd: 1. De weg aan de noordzijde van het plangebied (westelijk van rotonde Zuiderlaan/Leigraaf) is als ‘Verkeer’ bestemd. 2. De wijzigingsbevoegdheid voor uitbreiding van het bedrijventerrein is uitgebreid met de bestaande groenstrook ten oosten van de bedrijfskavel aan de Leigraaf. 3. Op een aantal plaatsen is de aanduiding ‘bedrijfswoning’ toegevoegd. De locaties komen overeen met de locaties uit het vigerend bestemmingsplan. Toelichting De toelichting is overeenkomstig de wijzigingen in de regels aangepast.
16
Z-15-00599 / 2015-07522
Schaduwwerking 3D Visualisatie Zonnenbergstraat 32 / Leigraaf 61 , Twello Locatie: Bepalen schaduwwerking bebouwing perceel Leigraaf 61 op Zonnenbergstraat 32 te Twello (zie pijlen op fragment bestemmingsplankaart):
Z-15-00599 / 2015-07522
Langste dag 21 juni
4.22 uur 10m / 15m
12.00 uur 10m / 15m
20.44 uur 10m / 15m
Z-15-00599 / 2015-07522
Kortste dag 21 december
08.51 uur 10m / 15m
12.00 uur 10m / 15m
16.17 uur 10m / 15m
Z-15-00599 / 2015-07522
Bestaande situatie 21 juni 20.53 uur
Z-15-00599 / 2015-07522 /4 februari 2015