Tweede fase van de WINN-verkenning naar de maatschappelijke waterinnovatieopgaven van Rijkswaterstaat
I N
Tussenstand december 2006
WAT E R I N N O VAT I E B R O N
I N
WAT E R I N N O VAT I E B R O N
De wateruitdagingen Tussenstand 2006
WINN WATERINNOVATIEBRON
De wateruitdagingen
De wateruitdagingen Tussenstand december 2006 Tweede fase van de WINN-verkenning naar de maatschappelijke waterinnovatieopgaven van Rijkswaterstaat
Colofon
Ontwerp DVD en foto’s Drukwerk Redactie Informatie ISBN
Artoos Communicatiegroep, Rijswijk Kater Produkties, Erik van Plateringen Drukkerij Artoos Nederland B.V., Rijswijk Willem Bruggeman, Iris Casteren van Cattenburch
[email protected], www.waterinnovatiebron.nl 9036913683
Met dank aan
Jacqueline Cramer (Sociaal-Economische Raad, Universiteit Utrecht) Paul Schnabel (Sociaal en Cultureel Planbureau) Pier Vellinga (Klimaatcentrum, Vrije Universiteit Amsterdam) Nout Wellink (De Nederlandsche Bank) Pieter Winsemius (Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, VROM) Chris Zevenbergen (Dura Vermeer)
©
2006 WINN (WaterINNovatiebron), Rijkswaterstaat, ministerie van Verkeer en Waterstaat, Den Haag
Inhoud 5
Proloog
7
Mw. prof. dr. J.M. (Jacqueline) Cramer: ‘Laat zien hoe Nederland het wereldwijde watervraagstuk op kan pakken’
13
Prof. dr. P. (Paul) Schnabel: ‘Waterbewustwording is de grootste innovatieopgave voor Rijkswaterstaat’
19
Prof. dr. ir. P. (Pier) Vellinga: ‘Nederland moet nu kiezen: Deltametropool of Manhattan in Twente’
25
Dr. A.H.E.M. (Nout) Wellink: ‘Begin op tijd, blijf flexibel, en doe wat je zegt’
33
Dr. P. (Pieter) Winsemius: ‘Creëer je eigen tegenspel’
39
Dr. ir. C. (Chris) Zevenbergen: ‘ VenW moet geen risico’s managen, maar onzekerheden’
45
Epiloog
Proloog WINN, het waterinnovatieprogramma van Rijkswaterstaat, startte begin 2006 met een onderzoek naar de maatschappelijke trends rond water. Doel van dat onderzoek is om de waterinnovatieopgaven voor Rijkswaterstaat te benoemen. Welke invloed heeft bijvoorbeeld het veranderende klimaat op water? Welke betekenis hebben de mondiale economische verschuivingen of de groeiende netwerksamenleving? WINN scande tientallen externe beleidsdocumenten, onderzoeken en visies. In de zomer van 2006 legde WINN de conclusies voor aan zes gezaghebbende specialisten uit de Nederlandse samenleving. Hoe zien zij de toekomst? Wat zijn de maatschappelijke behoeften rond water? Wat betekent duurzame ontwikkeling voor ons? Wat verwachten zij van Rijkswaterstaat in verhouding tot markt en regio? En wat zijn in hun ogen nu eigenlijk de
grote opgaven voor Rijkswaterstaat, als het gaat om water? In zes interviews geven de zes specialisten uiteenlopende, stuk voor stuk zeer waardevolle adviezen. Opvallend is dat zij het over een ding eens zijn: de toekomst kun je niet voorspellen, dus moet je je innovaties zo flexibel mogelijk houden. Geen harde infrastructuur die het landschap voor eeuwen bepaalt, maar een flexibel ontwerp dat met zijn tijd kan meebewegen. Ook zijn de geïnterviewden het erover eens dat er iets gedaan moet worden aan het waterbewustzijn van de Nederlander. De burger moet goed weten waar hij aan toe is, wat de gevolgen zijn van wonen en leven in een kunstmatig gecreëerd landschap, welke gevolgen de klimaatverandering kan hebben voor de veiligheid van burgers. En: kun je baggerspecie veilig gebruiken als bouwstof?
Veel is er gezegd, veel is er opgeschreven. In deze serie artikelen vliegen we in vogelvlucht over de zes gesprekken en laten we de experts zelf aan het woord. Hun verhalen spreken voor zichzelf. Zoveel is duidelijk: water stelt ons allen voor een missie. Een missie voor Rijkswaterstaat, maar ook voor het bedrijfsleven, voor kennisinstituten, belangenorganisaties, adviseurs, en niet te vergeten: voor de burgers in Nederland. Het is daarom een missie die we gezamenlijk moeten oppakken. Misschien kunnen we vandaag nog beginnen. Rijkswaterstaat-WINN nodigt u van harte uit. www.waterinnovatiebron.nl
Mw. prof. dr. J. M. (Jacqueline) Cramer, SER en hoogleraar duurzaam ondernemen aan het Copernicus Instituut Universiteit Utrecht, adviseert Rijkswaterstaat:
Laat zien hoe Nederland het wereldwijde watervraagstuk op kan pakken en stimuleer dat! U pleit voor duurzame ontwikkeling. Wat houdt dat in? Zoals de commissie Bruntland in 1987 al beschreef: duurzame ontwikkeling gaat om het verzekeren van een leefbare aarde voor niet alleen onze generatie, maar ook voor toekomstige generaties. Die leefbare aarde heeft niet alleen maar betrekking op het milieu, hoewel die natuurlijk wel heel wezenlijk is voor duurzame ontwikkeling. Het leefbaar houden van de aarde betekent ook: ervoor zorgen dat alle mensen op deze wereld op een bepaald welvaartsniveau kunnen leven. Armoede bestrijden, zoveel mogelijk vrede en veiligheid garanderen. Duurzame ontwikkeling betekent dat economische, ecologische en sociale ontwikkelingen hand in hand gaan. Dat het ene niet ten koste van het andere gaat.
Maar het is best lastig om bijvoorbeeld economische ontwikkeling niet zodanig voorop te stellen dat ecologische en sociale ontwikkelingen daaronder lijden. Kunt u de relatie tussen duurzame ontwikkeling en water aangeven? Veiligheid ten aanzien van water, waterkwaliteit en waterkwantiteit zijn zo elementair voor onze wereldbevolking dat water heel prominent op de agenda moet staan. Er komen genoeg uitdagingen op ons af. Zeespiegelstijging, overstromingen, orkanen, waterbewegingen: dat is de veiligheidskant. Waterschaarste heeft te maken met het feit dat er zo verschrikkelijk veel mensen op deze aarde wonen, waarvan een deel ook nog naar de stad trekt. Daardoor worden zowel de water-
voorzieningen als de waterkwaliteit een probleem en staat dus de veiligheid - in de zin van gezondheid - op het spel. Een land als Nederland heeft wat mij betreft een uitermate goede startpositie om het waterthema op de kaart te zetten. Bovendien kunnen wij wereldwijd bijdragen aan de oplossing van watervraagstukken. Hoe vindt u dat de Nederlandse overheid nu omgaat met het watervraagstuk en duurzame ontwikkeling? Op zichzelf is de overheid niet slecht bezig, maar wij bevinden ons niet meer in de voorhoede zoals in de jaren 90. Die enorme ontwikkeling op het gebied van milieu van toen is inmiddels gestabiliseerd. De vraag is dan ook op welke manier wij voor het vraagstuk van natuur en milieu weer
een nieuwe koers kunnen ontwikkelen, die aanspreekt en inspireert. Die ook weer vernieuwing tot stand brengt en onze concurrentiepositie wereldwijd versterkt. Juist nu we op de drempel staan van nieuwe verhoudingen in de wereld strekt het zoeken van een nieuwe koers veel verder dan het duurzaamheidsvraagstuk van de jaren
wij dat we die belastinggelden ook nodig hebben om een sociaal welvaartsniveau te garanderen dat we sinds de oorlog hebben opgebouwd. En afbreken doet niemand graag. Daar komt nog bij dat het - in tijden van vergrijzing en minder mensen die de kost verdienen om de vergrijzing te betalen - sowieso al moeilijk is om onze
“Ondernemersschap bevorderen, zorgen dat wij echt op een paar thema’s sterk worden, wat onze concurrentiepositie op een andere manier dan vroeger garandeert en versterkt”
90. We zoeken naar een manier waarop wij deze wereld, maar vooral ook Nederland, economisch sterker kunnen maken en tegelijkertijd ook het niveau van sociale welvaart en welzijn en ecologische randvoorwaarden heel duidelijk in acht nemen. Waar schort het aan in Nederland? Als wij economisch gezien sterker willen worden in de wereld, dan zouden wij ten eerste het ondernemerschap moeten stimuleren. Wij zouden dat kunnen doen door belastingen te verlagen voor ondernemers. Aan de andere kant zeggen
sociale voorzieningen te garanderen. Een ander punt is dat wij in Nederland relatief gelukkig zijn. De gemiddelde Nederlander heeft een fijn leven. Vergelijk dat maar eens met 50 jaar geleden, toen iedereen alleen maar aan het buffelen was om voldoende geld te hebben. En vergelijk ons maar eens met een land in Azië, waar iedereen nog zo’n naoorlogse mentaliteit heeft – schouders eronder! De Aziaten werken soms wel 13 uur per dag, studenten werken zich drie slagen in de rondte. En hier is vrije tijd ons heilig. Maar als wij dat zien in het licht van de wereld, dan is de vraag hoe we
Nederland en Europa toch op een concurrentieniveau houden, dat spoort met wat die nieuwe opkomende economieën allemaal aan energie weten te mobiliseren. Dat is een enorme spanning. Kan de overheid daarin sturend optreden? Absoluut. Ga niet zitten knabbelen aan het sociale bouwwerk waarvoor je met z’n allen hard gevochten hebt om het overeind te houden, want dat wordt je niet in dank afgenomen. Zoek naar interessante en inspirerende perspectieven. Bijvoorbeeld op milieugebied: laat zien dat we door bepaalde initiatieven niet alleen maar het milieu verbeteren, maar ook onze knowhow verhogen en onze economische concurrentiepositie versterken. Kom niet met doemverhalen, dan haken mensen al gauw af; maar laat bijvoorbeeld zien wat Nederland kan bijdragen aan zo’n wereldwijde uitdaging als het watervraagstuk. Is het niet simpelweg aan bedrijven om hun know-how te exporteren? Welke rol heeft de overheid daarbij? De bedrijven moeten het inderdaad doen. Maar ondernemerschap wordt sterk beïn-
vloed door de condities waaronder ondernemerschap kan plaatsvinden. Ondernemers zie je nu vertrekken naar andere landen omdat ze door de overregulering en de belastingen geen ruimte krijgen om te ondernemen. Voor die ruimte, en voor een duidelijke, overzichtelijke regelgeving moet de overheid zorgen. Op sommige gebieden, zoals water, is het absoluut noodzakelijk dat de overheid een sturende rol behoudt. Denk maar aan de drinkwatervoorziening, die niet alleen over gezond drinkwater gaat, maar ook over het inpassen van het systeem in de ruimtelijke ordening, natuurbescherming, landbouwontwikkelingen. Zijn bedrijven in staat om al die belangen af te wegen? Bedrijven blijven doorgaans op hun hoofdtaak zitten, en niet op hun neventaak. Nog een voorbeeld: er gaat toch geen bedrijf investeren in veiligheidsmaatregelen rond de zeespiegelstijging als niet de overheid nadrukkelijk de urgentie van het probleem aan de orde stelt en een lange termijn beleid heeft om daarbinnen ondernemersschap te laten floreren? De overheid heeft een zeer belangrijke taak om de doelen en de visie te formuleren voor wat er gebeu-
ren moet. Dat is geen ondernemerszaak. En vervolgens moet de overheid ook de juiste maatschappelijke actoren – op tijd – bij zo’n proces betrekken. Is een nationale of regionale aanpak gewenst? Vanuit de SER hebben wij altijd gezegd: regionaal wat kan, maar nationaal wat moet. Dat vind ik een heel goede uitgangspositie, omdat je natuurlijk toch als land bepaalde doelen wilt proberen te bereiken. Op nationaal niveau moet je eerst vaststellen met welke uitdagingen Nederland van doen heeft. Vervolgens kun je het aan regio’s overlaten om creatieve oplossingen te komen voor hun gebied. Vindt u de Nederlander voldoende bewust van water? Nee. De attentie voor de wateruitdagingen mag wel wat omhoog. De ‘sense of urgency’ is nu alleen aanwezig als er zich een uitzonderlijke situatie voordoet. Dus vind ik dat de overheid echt een keuze moet maken welke thema’s we hier gaan aanpakken. Want als je teveel ballen in de lucht houdt, dan weet je niet welke je opvangt.
Hoe moet je de communicatie over water aanpakken? Het hemd is nader dan de rok. Waar mensen vooral over praten is: ik moet weg, ik moet verplaatst worden, want ik woon op de verkeerde plek. Het is natuurlijk heel vervelend, laten we wel wezen, maar je hoort geen positieve kanten als wij proberen om ons gezamenlijk voor te bereiden op de verandering. Je kunt het nooit zo maken dat er geen mensen zijn die zich niet gedupeerd voelen. Je kunt alleen proberen om een inspirerend toekomstperspectief concreet te maken. Om daarbij actief mensen te betrekken die nieuwe mogelijkheden ondersteunen. De overheid moet niet de regie van alle processen hebben, maar wel de regie van de hoofdlijn. Er moet een democratisch besluit genomen worden over onze toekomst. De Tweede Kamer moet over hoofdlijnen besluiten nemen, niet over de details. Waar het spaak loopt, daar moet je aan de slag. Welke opgave heeft Nederland? Ten eerste moeten we met z’n allen weer dat gemeenschappelijke gevoel van trots en spirit krijgen: wij pakken dingen aan
en willen vernieuwen en veranderen! Dat maakt een heleboel creativiteit los. Ten tweede moeten we in deze snel veranderende tijden in de wereld flexibel zijn. En daar heb je leiderschap voor nodig. Een overheid die mensen perspectief biedt.
hechten aan gezondheid, dus voor de wellnessindustrie en nieuwe vormen van recreatie zijn er mogelijkheden te over. Wat betekent dat voor het waterbeheer in het merengebied, in Friesland, en in Noorden Zuid-Holland?
En waar moet Rijkswaterstaat mee aan de slag? Met een paar kluiven om in te bijten en zeker geen dertig. Heel nadrukkelijk moet je op de agenda plaatsen: veiligheid, het opvangen van het water en de drinkwatervoorziening. Je kunt in het waterbeheer in kwalitatieve zin nog wel een slag maken, niet zozeer door de kwaliteit van het
Wat zijn nu de grootste uitdagingen voor Nederland in de komende eeuw? ICT, biotechnologie en nanotechnologie zijn de nieuwe clusters van technologieën die de komende 100 jaar verder worden doorontwikkeld op een manier zoals wij sinds het einde van de 19e eeuw in het transport en in de elektriciteitsvoorziening een hele ontwikkeling hebben ge-
“Stimuleer de bedrijvigheid op het gebied van watertechnologie” water te verbeteren, maar de kwaliteit in de zin van integratie in de omgeving. Vergeet de schoonheid van water niet, en de onuitputtelijke recreatiemogelijkheden. De sociale ontwikkelingen in Nederland vragen daar bijna om. Denk maar aan de vergrijzing, de vrije tijd van mensen boven de 60. Al die baby-boomers zijn over het algemeen welgesteld en redelijk vitaal, ze
zien. Aan het eind van de 19e eeuw kwam er een heleboel vernieuwing tot stand en daarna is het eigenlijk alleen maar een kwestie geweest van het verbeteren van die vernieuwing. Alleen al de ICT en de media zullen gigantische veranderingen teweegbrengen, die wij ons nauwelijks kunnen voorstellen. De economie is eigenlijk footloose geworden: allerlei economische acti-
viteiten kun je op alle plekken ter wereld uitvoeren met behulp van ICT. De interessante vraag is: wat is er dan niet footloose? Wat zijn de activiteiten waarmee je in een land als Nederland, je economie bindt? Kennis en mensen worden wereldwijd ingekocht: hoe houd je toch de revenuen van alle investeringen die je doet in mensen? Dat is een gigantisch ingewikkelde opdracht. Het wordt een heel complexe wereld, waarbij alles zeer mondiaal is. En tegelijkertijd hebben wij een ongelooflijke drang om de identiteit van onze eigen cultuur te behouden. Hoe kunnen we die uitdagingen aanpakken? Ondernemerschap bevorderen, zorgen dat wij echt op een paar thema’s sterk worden, wat onze concurrentiepositie op een andere manier dan vroeger garandeert en versterkt. We zullen de niches moeten opzoeken, minder de grote zaken, want die zijn allemaal internationaal. We zullen ook het ondernemerschap onder MKB’ers, onder kenniswerkers, moeten versterken. En tegelijkertijd moeten we natuurlijk ook zorgen voor sociale cohesie. Dat mensen
in deze maatschappij participeren. Dat we mensen die buiten de boot vallen optimaal de mogelijkheid geven om een nieuwe toekomst te kunnen opbouwen. In het verlengde daarvan zullen wij ook moeten stimuleren dat mensen voortdurend kunnen bijleren: levenslang leren, noemen we dat. Hoe kan Rijkswaterstaat daarop anticiperen? Stimuleer de bedrijvigheid op het gebied van watertechnologie. Wetende dat waterschaarste één van de hoofdproblemen in de wereld gaat worden, zouden we moeten proberen om bijvoorbeeld bedrijvigheid rond het omzetten van zout naar zoet water economisch interessant te maken. Als dat lukt, hebben we een nieuwe markt gecreëerd. Om John Nesbitt te citeren: spreek niet meer over gross national product of over gross domestic product, maar over economic domains. Want: het gaat over een globaliserende wereldeconomie, niet alleen over je bruto nationaal product of je eigen bedrijvigheid. Het gaat over het creëren van nieuwe domeinen van economische activiteit. Dat kunnen er veel
meer zijn dan alleen maar de traditionele domeinen waar wij nu aan denken. Zoek ook aansluiting bij andere departementen, organiseer je innovatie breder dan je nu doet! Bijvoorbeeld met de landbouw? Omdat de vrije wereldhandel in 20 - 30 jaar een feit zal zijn, moeten we het in Nederland straks hebben van landbouw die innovatief is, die in staat is om producten te maken die vernieuwend zijn en uit het oogpunt van duurzaamheid aan de eisen voldoen. De tuinbouw heeft al een gigantische innovatieslag gemaakt. Die zijn bezig om energielevering aan de kassen te maken, om naar producten te gaan waar zij met weinig gebruik van bestrijdingsmiddelen heel goede producten maken met een grote opbrengst. Dat is precies wat wij in het kader van duurzaamheid willen. De akkerbouw en veeteelt zullen het moeilijker krijgen in de wereldeconomie, met het opkomende Oost-Europa. Een deel van de landbouw gaat toewerken naar streekproducten, naar biologische geteelde producten, en vult daarmee een niche van de mainstream wereldmarkt. Er zal een
markt zijn voor producten van de eigen grond. Tegelijkertijd zal er meer ruimte zijn voor andere activiteiten, omdat het areaal landbouw zal afnemen. Dat levert kansen op voor het waterbeheer, want het wordt gemakkelijker om gebieden voor water vrij te maken als het alternatief niet meer economisch aantrekkelijk is. Wat is uw boodschap aan WINN als waterinnovatieprogramma van Rijkswaterstaat? Maak inspirerende speerpunten waarvoor je mensen kunt mobiliseren, maak duidelijk wat er nu precies gaat gebeuren. Begin niet aan dertig innovatieve projecten maar zorg ervoor dat je een of een paar heldere doelen - samen met alle betrokkenen die van belang zijn - ook echt gaat realiseren. Zichtbaarheid, uitstraling: daar moet het over gaan.
Prof. dr. P. (Paul) Schnabel, directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau:
“Waterbewustwording is de grootste innovatieopgave voor Rijkswaterstaat” Hoe kan Rijkswaterstaat zijn waterinnovatieopgaven vaststellen? Door zichzelf inzicht te verschaffen in toekomstige ontwikkelingen? “100 jaar vooruitkijken is onzin. Stel dat je in 1906 leefde: had je dan iets zinnigs kunnen zeggen over de wereld in het jaar 2006? Tien jaar is eigenlijk al veel. Kijk maar om je heen: er veranderen in korte tijd zoveel dingen, met name in de maatschappelijke sfeer, de demografie, de economie. Dat maakt de opdracht van Rijkswaterstaat lastig. Want het meeste van de huidige infrastructuur – wegen, vaarwegen, waterkeringen, enzovoort – ligt er in principe nog over 10, 20, 30 jaar en waarschijnlijk ook wel 100 jaar Hoe kun je de infrastructuur zo inpassen in het landschap dat het flexibel met de tijd meebeweegt? Dat is een geweldig belangrijke innovatieopgave voor Rijkswaterstaat.”
U zegt: voorspellen is niet mogelijk. Kun je wel ingezette trends doortrekken naar de toekomst? “Als je al iets kunt zeggen over bijvoorbeeld het jaar 2030, dan is het dat Nederland eruitziet zoals nu, alleen nog wat voller en drukker. De dichtheid van het gebruik van het land zal wat verder zijn toegenomen door de groei van de bevolking, en met name door de groei van de huishoudens. De bevolkingsgroei is belangrijk, maar nog belangrijker is de toename van kleinere huishoudens: een trend die duidelijk doorzet. Kinderen gaan tegenwoordig met 18 of 20 jaar het huis uit. Vervolgens komt er een huishouden alleen, dan met een partner, en dat hoeft niet altijd dezelfde partner te zijn met wie de kinderen worden gekregen, een op de drie huwelijken eindigt in een scheiding, en uiteindelijk
eindigen wij meestal weer alleen. Bij die levenscyclus hoort een leefpatroon, een woonpatroon en een mobiliteitspatroon. Bij een huis hoort een auto en als het een huishouden is met meerdere personen, horen daar meestal twee auto’s bij. Dat zijn de dingen die plaats innemen en die infrastructuur vragen. Met inmiddels meer dan 16 miljoen mensen - tegenover 5 miljoen in 1906 - leven we nu veel intensiever op vrijwel hetzelfde grondgebied. Deze mensen willen niet alleen meer persoonlijke ruimte dan honderd jaar geleden, zij gebruiken die ruimte ook meer omdat zij over middelen van vervoer beschikken. Hun actieradius is enorm uitgebreid. Dat betekent dat de ruimte per persoon minder en dus kostbaarder wordt.”
Is er een relatie tussen water en de manier waarop mensen de ruimte willen gebruiken? Mensen willen heel graag water in hun omgeving hebben. Dat hoeft niet persé een rivier of de zee te zijn, maar een vijver, plas, sloot, gracht of kanaal is ook goed. Er zijn zelfs theorieën dat het biologischevolutionair bepaald is dat mensen bij
“Rijkswaterstaat moet eerst iets doen aan het besef van de bevolking dat wonen onder de waterspiegel risico’s en problemen met de waterhuishouding met zich meebrengt. Uit onderzoek blijkt dat Nederlanders zich van de veranderingen in het milieu op dit moment minder bewust zijn dan de mensen in een aantal andere landen en dat ook minder acuut of als een is-
“De waterschappen zijn ongeveer de oudste georganiseerde vorm van bestuur die wij in ons land kennen”
voorkeur wonen op een iets verhoogde plek in een omgeving die zij goed kunnen overzien, een parklandschap, en dat daar ook altijd water moet zijn, omdat water voor mensen een levensbehoefte is, maar ook dat het contact met het water een prettig gevoel geeft. Mensen kijken graag naar water. Dat zou wel eens een extra uitdaging voor Rijkswaterstaat kunnen betekenen, net nu – door onder meer de klimaatverandering – de rivieren meer ruimte nodig hebben, bouwen in laag Nederland misschien problemen oplevert, en de druk om zeewaarts te gaan uitbreiden toeneemt.
sue beleven. Terwijl er inderdaad serieuze uitdagingen voor de Nederlandse waterhuishouding zijn: de stijging van de zeespiegel combineert slecht met de daling van de bodem in het westen van het land en de waarschijnlijke toenemende wisseling van de waterstanden van de rivieren. Het probleem is natuurlijk dat nog niet is gebleken dat dit in Nederland tot een drama kan leiden. Het acute gevoel in gevaar te zijn, zoals we dat voor de deltawerken wel hebben beleefd, is weer snel vergeten, behalve misschien in de rampgebieden zelf. De bijna-overstroming van tien jaar geleden was dus géén overstroming.
Hoe ziet de burger het waterbeheer in Nederland? De waterschappen zijn ongeveer de oudste georganiseerde vorm van bestuur die wij in ons land kennen. Er bestaat dus een heel lange traditie op dat gebied, waar – heel merkwaardig – de burger in het algemeen heel weinig van weet. Alleen de boeren zijn op de hoogte. Mensen hebben geen enkele binding met het waterschap. Als waterschappen belangrijk zijn, maak dan zichtbaar wat het waterschap doet. Organiseer open dagen op de gemalen, laat zien dat een molen niet een landschapsobject is, maar dat de molen een waterregulator is geweest. Dat de molen Nederland voor een groot deel mogelijk heeft gemaakt. Het valt me op dat Rijkswaterstaat in deze studie de verbinding met de waterschappen helemaal nergens noemt. Zijn het echt twee aparte werelden? Misschien moet je daarvoor water en wegen wel uit elkaar halen. Die zitten nu samen bij Rijkswaterstaat, en dat is niet goed uit te leggen. Geef het water een nieuw accent en zoek aansluiting bij de waterschappen. Voor de burger is dat uiteraard niet belangrijk. Die gaat ervan
uit dat ‘de overheid het land beveiligt tegen water’ en begrijpt heel goed dat daarin heel veel geïnvesteerd moet worden. Wie die werken vervolgens uitvoert, dat vindt de burger niet interessant. Is er voldoende waterbewustzijn in Nederland? Wij zitten in deze eeuw voor een grote opgave met het stijgende water, van de zee en de rivieren en tegelijkertijd het inklinkende land. Bewustwording op dat gebied voor het voortbestaan van het land is dus een grote maatschappelijke opdracht. Het zou verstandig zijn om mensen daar wat sterker op te wijzen en ook duidelijk te maken dat het inderdaad niet zo verstandig is om 10 meter onder de zeespiegel een leuke woonwijk neer te zetten en dat dan niet eens op palen te doen. Wat kunnen wij daaraan doen? Je kunt bijvoorbeeld laten zien wat er gebeurt als je het land niet onderhoudt op de manier zoals Rijkswaterstaat en de waterschappen dat nu doen. Wat gebeurt er als je niet bemaalt, de dijken niet onderhoudt, enzovoort? Er zijn maar heel
weinig Nederlanders die beseffen dat het veenweidegebied, zoals het er nu uit ziet, niet natuurlijk is ontstaan. Als we de natuur haar gang hadden laten gaan, zou het een moerasgebied zijn, waar je niet in kunt. Het besef van de kunstmatigheid van het Nederlandse landschap moet er zijn. Angst en besef liggen dicht bij elkaar. Het is heel goed dat kinderen tegenwoordig vanaf de eerste dag leren dat ze water uit een rivier, gracht of kanaal niet mogen drinken. Het idee alleen al maakt ons bijna misselijk. Dat is uit angst voor allerlei ziekten die we kunnen krijgen. Misschien zijn we wel te bang, maar het gebruik van doemscenario’s om de bewustwording een handje te helpen vind ik helemaal niet verkeerd. Inmiddels is toch wel duidelijk dat de statistische risicobenadering of kansberekening niet werkt. Vertel gewoon hoe het zit! Sterker nog: laat zien wat er gebeurt als de dijk doorbreekt, richt een soort Madurodam in voor onze wateropgaven (dat is er al, maar niet voor het publiek). Maak mensen ervan bewust dat de strijd tegen het water een eeuwige strijd zal zijn in dit land en dat die strijd nooit definitief gewonnen zal worden.
Hoe staan migrantengroepen, die uit drogere gebieden afkomstig zijn, tegenover het water? Zijn zij zich bewust van de gevaren en risico’s? De tweede of derde generaties vernederlandsen. Kijk maar eens naar de uitstroom van de Surinamers naar Almere: Hollandser kan bijna niet. De echte Amsterdammer zit allang niet meer in Amsterdam, de gewone Amsterdammer woont in Purmerend, Hoorn of Almere. Dat zijn typisch gebieden waar contact met het water nog echt aanwezig is. Maar vergis je niet: ook allochtonen uit landen waar minder water is, hebben een gemakkelijker contact met Nederland als waterland dan met Nederland als polderland. In een beroemd voorbeeld antwoordt een Surinamer op de vraag hoe hij het vond in het buitengebied van Noord-Holland: “Ben ik een koe? Wat heb ik aan dit landschap, het is kaal, het is groen, je mag er niet in, en als je erin gaat, zak je zo ongeveer door de grond!” De polders zijn minder aantrekkelijk dan het strand, de rivieren of de meren.
Bewustzijn van veiligheid en risico’s speelt ook bij het gebruik van baggerspecie als bouwstof. Hoe ziet u dat? Het probleem is natuurlijk dat, als je het woord al hoort, je het dan ook al bijna ruikt en dan heb je al meteen het gevoel dat het niet deugt. Het is gevaarlijk spul, letterlijk, want je kunt er in verdwijnen en het zit vast vol gif. Tijd speelt wel een belangrijke rol: ik denk bijvoorbeeld aan alle vuilnisbelten die tot duinen zijn omgetoverd, en
teel niet betrouwbaar genoeg gevonden wordt om zo’n boodschap geloofwaardig over te brengen. Dat moet je misschien aan onafhankelijke instanties overlaten. Wetenschappelijke rapporten helpen daar overigens weinig bij, omdat wetenschappers – als zij goed werken – nooit zullen zeggen dat er nooit een effect zal zijn. Zij zullen hooguit zeggen dat zij het niet kunnen meten, of dat het zeer onwaarschijnlijk is dat het effecten zal hebben. Ik weet niets van bag-
“Goed waterbeheer is een voorwaarde voor de primaire levensbehoeften hier in Nederland. Daar ligt dus ook een taak voor de rijksoverheid”
de steenkolenbergen die tot skischansen zijn verworden. Ik zou zeggen: neem de tijd om zo’n gebied eerst op te hogen en het te laten inklinken. De laag aarde die je erop aanbrengt moet uiteraard betrouwbaar aandoen, en onomstotelijk veilig zijn voor mensen. Onderschat niet hoe bezorgd mensen kunnen zijn voor de veiligheid van hun kinderen en hun eigen gezondheid. Daar helpt eerlijke en open communicatie bij, maar ik denk dat de overheid momen-
gerspecie, maar ik zou het niet meteen voor de woningbouw gebruiken. Heeft de Nederlandse burger eigenlijk nog wel vertrouwen in de overheid? Vertrouwen komt te voet en gaat te paard. Het is moeilijk te verwerven en als er eenmaal twijfel is ontstaan, verdwijnt het bijzonder snel en is het moeilijk terug te winnen. Het vertrouwen in de overheid en het vertrouwen in de regering zijn twee
verschillende dingen. Eigenlijk was er altijd wel een behoorlijk groot vertrouwen in de overheid in Nederland. In het begin van deze eeuw is het vertrouwen in de regering met de Fortuyn révolte ineens heel snel gedaald. Van ‘zeer betrouwbaar’ tot behoorlijk ‘niet te vertrouwen’. Ligt dat aan het kabinet? Nee, in ieder geval niet alleen. Dat heeft ook te maken met de burger die steeds kritischer is en soms ook slechte ervaringen heeft, met milieusituaties waarin de overheid lang ontkende dat er iets aan de hand was, terwijl er uiteindelijk toch iets aan de hand bleek te zijn. Of met het feit dat de burger slechts delen van de boodschap oppikt. Denk maar aan de legionella bacterie die in juli 2006 in Amsterdam weer actief was. Dan vertelt de GGD dat de meeste mensen niets van die bacterie merken. Maar die boodschap blijft niet hangen. De boodschap die wordt opgepakt is dat iemand aan de legionellabacterie gestorven is. Hoe kun je goede beleidsadviezen geven als de toekomst onzeker is? Het Sociaal en Cultureel Planbureau ont-
houdt zich van de zinsnede: ‘Je moet dit of dat doen’ maar zegt doorgaans: ‘Je zou dit beter niet kunnen doen’ en daar ‘juist wel’ aan kunnen denken. Dat heeft te maken met de manier waarop wij onderzoek doen: we laten zien hoe de dingen zich ontwikkelen en waar ze vandaan komen. Scenario’s ontwikkelen doen we niet, maar we signaleren de breuklijnen en veranderingen. Sociologie is niet zozeer een ontwerpwetenschap. Het is meer een verwerpwetenschap: het laat zien waarvan je afstand moet nemen. Rijkswaterstaat is bij uitstek een ontwerpwereld. Technologie is berekenbaar, daar vertrouwen mensen op. Maar niet alle problemen zijn door techniek op te lossen! Het waterbeheer heeft wel degelijk met mensen en gedrag te maken. Kun je waterbeheer niet aan bedrijven overlaten? Goed waterbeheer is een voorwaarde voor de primaire levensbehoeften hier in Nederland. Daar ligt dus ook een taak voor de rijksoverheid. Maak tastbaar waarom waterbeheer hier nodig is, laat maar zien hoe Nederland er anders uit zou zien. En
vergeet daarbij niet dat de overheid initiatief moet nemen voor veranderingen in het waterbeheer, niet het bedrijfsleven. Veiligheid en voldoende water, ook bij klimaatverandering, dat zijn bij uitstek publieke zaken. Als je dat gaat privatiseren krijg je nog veel grotere problemen dan nu bij energie en waterleidingbedrijven. Je kunt wel het bedrijfsleven stimuleren. De zekerheid van de waterhuishouding moet niet een economisch verhandelbaar goed zijn. Het is het algemeen belang van de allerhoogste orde.
Prof. dr. ir. P. (Pier) Vellinga, directeur Klimaatcentrum, Vrije Universiteit Amsterdam, voorzitter Stichting Natuur en Milieu
Nederland moet nú kiezen: Deltametropool of Manhattan in Twente? Wat is de belangrijkste opgave voor Rijkswaterstaat op dit moment? Rijkswaterstaat kan alleen maar voortbestaan als ze permanent innoveert. De relatie tussen mensen en landen verandert, behoeften veranderen. Rijkswaterstaat moet zich nog meer richten op die veranderende maatschappij. Nederland heeft grote behoefte aan een technisch-wetenschappelijke bouwkundige, competente en vooral maatschappelijk geëngageerde overheidsorganisatie. Daar ligt voor Rijkswaterstaat de grootste uitdaging: hoe zorg je ervoor dat Rijkswaterstaat niet pas aan de slag kan als het kalf verdronken is – dus na een grote lastige gebeurtenis - maar dat de belastingbetaler vooraf waardering heeft voor Rijkswaterstaat, zodat zij haar anticiperend werk kan doen? Hoe kan Rijkswaterstaat inderdaad die netwerk-
organisatie worden, die wel zijn eigen verantwoordelijkheid heeft maar ook de goodwill van andere partijen? Die gezien wordt als partner en niet als een soort staat in de staat? Hoe moet Rijkswaterstaat die uitdaging aanpakken? Rijkswaterstaat staat onder druk, en als je onder druk staat, moet je laten zien wat je kunt, waar je goed in bent. Rijkswaterstaat is goed in het regisseren van grote bouwwerken, zoals de Maeslantkering of de Tweede Maasvlakte. Het is aan Rijkswaterstaat om aan te geven wat het probleem of de uitdaging is. Daarmee kan ze de markt uitnodigen om met creatieve oplossingen te komen, terwijl ze ondertussen wel de competentie vasthoudt om die oplossingen te beoordelen. Hoe zorg je ervoor
dat je toch nog je competenties en ook de technische kennis kan etaleren als je niet meer aan de beleidsknoppen zit? Een sterkere relatie met de kennisinstellingen zal cruciaal zijn, maar het moet wel een relatie zijn die meer ruimte geeft en minder controleert en alleen op hoofdlijnen regisseert. Dat is best lastig, zeker voor mensen in een technische omgeving. Waarom? Rijkswaterstaat was een ‘trechterorganisatie’, die voor een probleem 20 alternatieven binnenshuis langzaam trechterde tot de beste overtuigend uit de bus kwam. De Betuwelijn is daar een voorbeeld van. Die ‘beste oplossing’ wordt dan omarmd, de oogkleppen worden opgezet en de rest wordt vergeten. Bij de Tweede Maasvlakte is dat anders gegaan: daar zijn drie alter-
natieven voor het probleem gelijkwaardig ontwikkeld, en pas daarna kwam de politieke besluitvorming. Zo zie ik de toekomst voor Rijkswaterstaat: niet meer trechteren, maar de regie voeren om gegeven een probleem verschillende alternatieven te laten ontwikkelen door de buitenwereld. Laat die oplossers ook zelf coalities maken met locale belangen, inzichten en wetenschappelijke instellingen. Dan kom je uiteindelijk met drie of vier alternatieven, die Rijkswaterstaat met een soort multicriteria-analyse aan de samenleving kan voorleggen. Vervolgens kan de politiek kiezen.
Hoe moet Rijkswaterstaat communiceren over de wateropgaven van de toekomst? Rijkswaterstaat moet uitgaan van haar kerntaak: de veiligheid bewaken en attenderen op onveiligheid. Daarbij raak je een groot communicatiedilemma: moeten wij vertellen aan de burgers dat Nederland minder veilig is dan de burgers zelf denken of moeten wij alles eerst binnenskamers oplossen? Sommigen vinden dat we burgers niet moeten vermoeien met het probleem, omdat burgers toch geen han-
delingsperspectief hebben. Dat lijkt mij in deze tijd niet de goede aanpak, want als de burgers niet een gevoel van urgentie hebben, dan komt er ook geen geld. Het milieubeleid kun je alleen stimuleren door het maatschappelijke debat aan te gaan. Maar de overheid moet dat doen door anderen in te schakelen: kennisinstituten bijvoorbeeld. Het vertrouwen in de overheid is op dit moment onvoldoende om zo’n debat te trekken. Wat kan Rijkswaterstaat doen om dat vertrouwen te herwinnen? Vertrouwen ben je gauw kwijt en bouw je heel langzaam op. Vertrouwen opbouwen kan alleen door de burgers en belangenorganisaties te betrekken bij de uitdagingen van vandaag. Dat is geen opdracht voor massamedia, dat is iets voor mensen. Alle 8000 werknemers van Rijkswaterstaat moeten permanent weten en uitstralen dat zij een relatie hebben met de omgeving. Ze moeten daar ook naar handelen, vooral als er onzekerheden zijn. De blokkendoos, die bij Ruimte voor de Rivier is gebruikt, vond ik een heel mooi voorbeeld. Laat ze maar komen, de provincies, de waterschappen,
de burgers. Laat ze maar zeggen: dit kan wel, dit kan niet. En belazer ze dan niet door toch iets anders te kiezen. Wat zijn de grote uitdagingen voor het waterbeheer? Het KNMI gaat in de vier nieuwe klimaatscenario’s uit van een stijging van de zeespiegel die varieert tussen 30 cm en een 1 m stijging de komende 100 jaar. Mogelijke extreme scenario’s zijn hierin niet meegenomen. Nu begrijp ik wel dat je daar niet je hele economie op gaat inzetten, maar je moet wel rekening houden met onverwachte gebeurtenissen, die zich zelfs de komende 100 jaar kunnen voordoen. Als Groenland gaat smelten – en dat is bijna onvermijdelijk als de klimaatverandering nog 30 jaar doorzet, dan zit je in 300 tot 1000 jaar met 7 meter zeespiegelstijging. Nu hoeft Rijkswaterstaat niet morgen hiermee aan het werk. Maar Rijkswaterstaat kan wel aan de kennisinstellingen vragen: is het de moeite waard om in Nederland te blijven wonen? Hoe doe je dat? Hoe ziet die deltametropool Nederland er over 200 jaar uit? Klimaatverandering krijgt relatief veel aandacht. De maatschappelijke ontwikke-
ling en het ruimtegebruik zijn wellicht veel dominanter en reden om iets te wijzigen in de infrastructuur en het waterbeheer dan het klimaat. Toch is klimaatverandering attractief omdat het richting aangeeft. Het prikkelt de geest. Rijkswaterstaat kan daar haar voordeel mee doen. Moet Rijkswaterstaat het waterbeheer veranderen? Als sectorale organisatie kon Rijkswaterstaat lange tijd haar eigen werk doen, zonder dat het op het terrein kwam van anderen. Nu is er opeens ruimte nodig voor water omdat we willen kiezen voor duurzamere en leefbare oplossingen: geen verstening van de natuur, maar waterbeheer geïntegreerd met de ruimte. Het credo is: vasthouden, bergen, afvoeren, terwijl afvoeren altijd op de eerste plaats stond! De vraag ‘moeten wij veranderen’ is volgens mij niet juist. Rijkswaterstaat is al veranderd en moet doorgaan met veranderen door voortdurend de ogen en oren open te houden en te participeren in de debatten, aan te moedigen om problemen naar buiten te brengen in plaats van binnenskamers te houden. Maar Rijkswater-
staat moet wel op een ander cruciaal punt veranderen. Dat is de aandachtsverdeling tussen mobiliteit en water. Door alle aandacht voor de files en de mobiliteit van de afgelopen 20 jaar is het onderhoud in het hele watersysteem tekort gekomen en de veiligheid verwaarloosd. We zijn nu veiliger bij vuurwerkfabrieken, chloorterreinen en vliegtuigcrashes dan we gewapend zijn tegen een Noordzee- of rivieroverstroming. Wij leven met een deltaplan uit de zestiger jaren van de vorige eeuw met veiligheidsnormen uit die tijd, terwijl het aantal mensen meer dan verdubbeld is. De mensen wonen gemiddeld 2 of 3 meter dieper, doordat wij die diepe polders zijn gaan bewonen, het kapitaal achter de dijken is vijf keer zo groot geworden en wij denken nog steeds in kansen van 1 op de 10 000, die in werkelijkheid 1 op 1000 blijken te zijn of 1 op 500. Rijkswaterstaat zal de politiek duidelijk moeten maken dat dit te gek voor woorden is. Vragen de oplossingen om een nationale of regionale aanpak? De waterschappen hebben de politieke en de morele plicht om het land veilig te
maken en te houden. Zij heffen daarvoor en worden erop aangesproken. Maar formeel moet Rijkswaterstaat investeren in de veiligheid, het onderhoud van de keringen doen de waterschappen. Als je de begrotingen van de laatste 20 jaar ziet, dan is er te weinig geld gegaan gaan naar het afmaken van het Deltaplan en het actualiseren van het Deltaplan. Het is dan ook niet zo vreemd dat de waterschappen teleurgesteld zijn. Misschien ligt de oplossing in het profijtbeginsel: laat Schiphol maar voor de Haarlemmermeer betalen, de handel voor Rotterdam en de Zuidplaspoldermensen voor hun polder. Dan wordt de veiligheid ook vertaald naar de kosten om vliegtuigen te laten landen, schepen te laten aanmeren, mensen te laten wonen. Het profijtbeginsel is een gezond beginsel. Een andere uitdaging voor Rijkswaterstaat is het baggervraagstuk. Hoe kijkt u daar tegenaan? Ik denk dat wij nog meemaken dat bagger duur wordt. We zien nu bagger en verontreinigde grond als lastig, maar die verontreiniging wordt steeds minder en wij
weten er steeds meer van. De te scherpe normen zullen de komende 20 jaar worden versoepeld. Net als zand nu wordt bagger straks ook roofgoed. Zand levert
lig is, dan moet de milieubeweging hierin wel meegaan. Dat kost tijd, een generatie misschien. Rijkswaterstaat heeft daar zeker missiewerk te verrichten. Hoe je mensen
nu al veel geld op. Aannemers vullen hun vuist twee keer: één keer om het op te ruimen en een keer om het zand te verkopen. Als je straks met bagger terpen kan maken waar mensen veilig op wonen, dan is dat economisch heel interessant.
over de streep trekt? Via wetenschappelijk onderzoek en door gewoon te laten zien dat het meevalt. Net als de update van het Deltaplan is er een update van de milieuregulering nodig, omdat die teveel gebaseerd is op kennis uit de zeventiger jaren.
te laten gaan. Dat betekent dat je alleen maar tijdelijke bouw neerzet. Wat mij betreft hanteer je daarvoor een heel ander concept dan in Noord-Holland, waar je de kustlijn op zijn plaats houdt door bijvoorbeeld een zandrivier in zee. Stel de veiligheidsmarges ter discussie, stel de kustlijn ter discussie en wijs plaatsen aan waar je dynamiek toestaat. Maar doe dat in alle openheid, betrokkenheid en wijsheid: iedereen wil in de kustzone wel ontwikkelen, maar als straks die erosie weer toeslaat, dan wordt toch de overheid aangesproken om de boel te beschermen.
Krijgt Rijkswaterstaat de milieubewegingen wel mee? De milieubewegingen zullen moeten gaan kiezen, en dat doen ze eigenlijk al. Realiseer je dat de milieubeweging op gang kwam vanuit wetenschappelijk inzicht. Een deel daarvan is daarna wat dogmatisch geworden en toen wetenschappelijk inzicht wat veranderde, heeft dat deel zich niet willen aanpassen. Dat gaat niet werken. Wanneer wetenschappers kunnen aantonen dat het wonen op licht vervuilde grond in de vorm van een dijk, een geluidswal of een terp vei-
In welke regio’s moet of gaat er volgens u veel veranderen? Naast de rivierengebieden is de hele Zeeuwse Delta interessant: wat voor veiligheid willen wij in dit gebied, hoe gaan wij dit differentiëren, wat is ons lange termijn concept ten zuiden van Rotterdam? En hoe denken we eigenlijk over de kustlijn Rotterdam-Den Helder, Den Helder – Duitsland? Wat doen wij met de Waddeneilanden? Het mooiste zou zijn om die helemaal los te laten, niet te verdedigen en de natuurlijke ontwikkeling zijn gang
Zijn de innovatieopgaven voor water te koppelen aan bijvoorbeeld de landbouw? Landbouw – ook in Nederland – gebruikt 70 of 80% van alle water. Dus natuurlijk ligt er een grote innovatieopgave: kan de landbouw met minder water toe door meer gesloten systemen te gebruiken? Kan de landbouw zich aanpassen aan zoute grond? Maar eigenlijk noem ik dat geen innovatie, dat is common sense: in lage polders moet je geen suikerbieten willen verbouwen. Daarbij moet de overheid wel een handje helpen.
“Rijkswaterstaat moet uitgaan van haar kerntaak: de veiligheid bewaken en attenderen op onveiligheid”
Dus Rijkswaterstaat moet meer gaan doen met LNV? Ik denk niet ‘iets’. Wat mij betreft gaan ze het samen doen: VROM, LNV en Rijkswaterstaat pakken met z’n allen de ruimtelijke opgave, de infrastructurele opgave en de wateropgave aan. Die drie departementen moeten veel nauwer samenwerken. Maar de meeste politieke partijen aarzelen toch bij zo’n groot ruimtelijk cluster. Dus de opgave zou op dit moment zijn: hoe creëer je meer samenwerking en coalities tussen die drie partijen via de kennisinstituten? Zet de helft van de Alterra mensen in Delft en de helft van de TU Delft mensen in Wageningen en laat ze maar aan het werk gaan. Wat is uw droom over Nederland in 2050? Nederland als Deltametropool. Een plek waar het heel goed investeren is in wonen, werk, leven, recreëren. Het klimaat is warmer en prettiger. Als wij de mobiliteit, de hoofdwatersystemen en de economie in de gaten houden, dan wordt Nederland een prachtige omgeving. De kunst is: hoe houden wij Nederland mooi van nature.
Water kan geweldig behulpzaam zijn. Ik denk dat we meer en meer open water gaan creëren en wonen waterrobuust maken. Op de satellietopname van Nederland in 2050 is de wateroppervlakte verdrie- of verviervoudigd. Wij kunnen natuurlijk grotere gemalen nemen, maar ik denk dat het verstandiger is om voor meer berging te kiezen. Dan hebben wij een prachtige waterrijke metropool. Daar kunnen wij onze uniciteit aan ontlenen. En wat is uw nachtmerrie? Dat wij door bestuurlijke incompetentie niet in staat zijn om te anticiperen op de verhoogde rivierafvoer en bedreigende zee. Dat we weer halfbakken maatregelen nemen, ondanks mooie beleidsconcepten zoals Ruimte voor de Rivier. Halfbakken maatregelen zijn leuk voor de cultuur op de korte termijn, maar áls we dan een keer verrast worden door een flinke stormvloed, is er niemand meer die het opbouwt. We staan nu voor dat keuzemoment. Nederland móét de komende 10 jaar kiezen voor veilig blijven wonen en dus meer investeren in veiligheid óf opgeven en geen update meer maken van het
Deltaplan. Rijkswaterstaat moet duidelijk maken aan de politiek en de samenleving dat we nú moeten kiezen voor de deltametropool of voor Manhattan in Twente. De update van het Deltaplan vraagt misschien om een verhoging van 0,2 procent van het bruto nationaal product naar 0,3 procent. Het vraagt om politieke besluitvorming met de waterschappen samen. Het vraagt om het differentiëren van veiligheidsrisico’s. Het vraagt om samenwerking tussen die departementen die veel verstand hebben van ruimtegebruik en planningen op dat vlak. En als je het mij vraagt is dat een spannende toekomst.
Advies dr. A.H.E.M. (Nout) Wellink, president van de Nederlandsche Bank, aan Rijkswaterstaat:
“Begin op tijd, blijf flexibel, en doe wat je zegt” Kan inzicht in toekomstige ontwikkelingen helpen bij het bepalen van innovatieopgaven? Hoe ver kun je vooruit kijken op sociaal-economisch gebied? Stel, het is nu 1950 en je vraagt je af of je had kunnen voorspellen wat er de afgelopen 50 jaar is gebeurd. Je kijkt terug op twee grote wereldoorlogen, op een economische recessie die zijn weerga niet heeft gekend, op een enorme innovatie in de agrarische sector. Vooruitkijkend vanuit 1950 naar het jaar 2000, zie je de sterkste stijging van het inkomen per hoofd van de bevolking in de geschiedenis: maar liefst 800%! Reken eens uit hoelang we er daarvoor over deden om 800% te stijgen... die cijfers zijn niet eens te vinden. In 1950 had niemand dus kunnen voorspellen wat er in het jaar 2000 zou zijn gebeurd met de economie. En nu vraagt u mij hoe ver je vooruit kunt kijken… Dat kun je niet. Dat betekent dat je een no regret-beleid zult moeten voeren.
Wat bedoelt u met ‘no regret-beleid’? We hebben allemaal te maken met gigantische onzekerheden. Onzekerheden ten aanzien van de ontwikkeling van de techniek of ten aanzien van de demografie. Met al die onzekerheden in het hoofd moet je infrastructuur aanleggen die er voor jaren ligt. Volgens de huidige inschattingen heeft Italië in het jaar 2050 nog maar tweederde van zijn huidige omvang qua inwonersaantal. Als deze demografische tendensen doorgaan, wordt het platteland teruggegeven aan de natuur. Dat betekent dat het karakter van het land gaat veranderen: de woningbouw, de wegen, de hele infrastructuur van het land, zonder dat we zeker zijn van die verandering. Ondanks die onzekerheden moet je beleid maken. Daarom moet je beleid voeren waarvan je geen spijt kunt krijgen. No-regretbeleid is flexibel en tegelijkertijd relatief ambitieus. Stel dat de waterspiegel echt stijgt en
je hebt er geen maatregelen voor getroffen, dan heb je natte voeten. Dus je kunt beter maar beginnen met een pakket van maatregelen. Als je de richting kent, moet je de richting volgen. Als nu tijdens zo’n langetermijnproces blijkt dat het toch wat minder erg is dan je dacht of toch wat langer zal duren dan je verwacht, dan kun je altijd nog wat rustiger aan doen. Begin in ieder geval op tijd. Als je een te late trein neemt, dan kom je nooit op tijd aan. Je kunt beter een beetje vroeger in de trein stappen en de machinist vragen het tempo wat te verminderen. Wat vindt u dan van bijvoorbeeld de Zuiderzeewerken, die meer dan 100 jaar geleden zijn gestart en pas 50 jaar na hun begin grote consequenties kregen? Die zijn gerealiseerd in een zeer stabiele stationaire samenleving. Wij zijn in onze tijd aan beweging gewend en kennen een
fundamenteel verschil met het verleden. In 1806 sprak Napoleon al over China als ‘de slapende reus’. “Zij waren een reus en ze hadden heel lang geslapen.” En dan denk je niet aan 10 of 20 jaar – een termijn die we nu lang vinden! - maar dan denk je aan zo’n 1000 tot 2000 jaar. Onze samenleving en onze economie zijn eeuwenlang buitengewoon stabiel geweest. De groei is pas begonnen met de industriële revolutie. Machines namen het werk over van mensen en dat was een sprong voorwaarts. Nu heb je heel andersoortige machines: computers die voor een soort kwantumsprong zorgdragen. U moet dus het tempo van het verleden bepaald niet als maatstaf nemen voor de noodzakelijke wijzigingen van vandaag de dag. Alle ontwikkelingen gaan nu veel sneller. Betekent dat het einde van grote harde plannen die een uitvoeringstermijn van 20 - 30 jaar hebben, zoals de Deltawerken? Niet per definitie. Misschien zou je die plannen, als je ze opnieuw zou moeten maken, een andere graad van flexibiliteit geven. Bouw de flexibiliteit ex ante in. Je kunt niet het hele probleem in één keer
van te voren oplossen, want het kan zijn dat het probleem zich toch in een andere vorm aan je gaat voordoen. We weten bijvoorbeeld dat verregaande globalisering zal optreden omdat de grenzen tussen landen in de wereld aan het wegvallen zijn. Dat zijn fysieke grenzen, communicatiegrenzen, technologische grenzen. De wereld wordt één groot speelveld, waarin je via technologie, via communicatie die alle grenzen overschrijdt en via transportmiddelen heel dicht bij elkaar komt. Nederland moet daar zijn plaats in vinden. Nieuwe spelers zoals China en India komen op en gaan de wereld veranderen. Er is een grote inkomensherverdeling in de wereld op til tussen grondstofproducerende landen en grondstofconsumerende landen. Van handelsbedrijven vraagt dat visie en inzicht. Ben je bijvoorbeeld speelgoedfabrikant in Europa, dan moet je je twee dingen realiseren: ten eerste, dat anderen het goedkoper kunnen maken en ten tweede, dat je beter spullen kunt fabriceren bij de bron, namelijk waar de kinderen geboren worden. Dat vraagt wel om verandering. Voorzover ze overblijft zal de Nederlandse industrie flexibeler moeten
worden. De dienstverlening in Nederland zal vermoedelijk sterk groeien. Wat is ons toekomstperspectief bij dat veranderende economisch zwaartepunt? Dat perspectief - als ik dat koppel aan dienstverlening – is gekoppeld aan scholingsgraad. Aan kennisniveaus in samenlevingen. Anderen kunnen ook kennis vergaren. Maar kennis is iets wat opgebouwd wordt, als het ware schouder aan schouder met de samenleving. Dat is een cumulatief proces. Je hebt niet van de ene op de andere dag een academisch land. Landen zoals Nederland zullen zich moeten gaan baseren op kennisintensieve industrie en kennisintensieve dienstverlening. Mogelijk ligt daar ook een relatie met Rijkswaterstaat of in ieder geval met de Nederlandse waterbouwsector: wij kunnen de rijke ervaring in onze waterdelta natuurlijk exploiteren. We zien nieuwe perspectieven ontstaan vanuit een hoog kennisniveau en langjarige ervaring en zijn in staat daarop in te spelen. En in de wereld erkent men ons als deskundigen terzake.
Hoe ziet u de verhouding tussen overheid en het bedrijfsleven? Die vraag is niet eenvoudig te beantwoorden. In de traditionele situatie, de nachtwakersstaat, probeerde de overheid alleen de fundamentele behoefte van de mens te vervullen op het gebied van bijvoorbeeld defensie of buitenlandse betrekkingen. Geleidelijk aan is de overheid zich met meer en meer gaan bemoeien. De vraag van de individualistische en minder solidaire maatschappij van vandaag is of de overheid zich niet verder moet terug trekken. Die vraag wordt ook door economische motieven ingegeven: mensen willen niet meer allemaal betalen aan een overheid, die het vervolgens weer verdeelt. Ze willen de informatierol niet meer alleen aan de overheid overlaten, maar gaan zelf op zoek. Tegelijkertijd drukt de moderne technologie de overheid ook geleidelijk weg. Je ziet de private sector dominanter naar voren komen op allerlei terreinen. Daardoor krijg je de indruk dat de overheid meer en meer teruggedrongen zal worden naar heel fundamentele zaken, waarvan echt duidelijk is dat de private sector dat niet kan doen. Voor die grote
structurele projecten en infrastructurele projecten zal de overheid dan het voortouw nemen, maar dat betekent niet per definitie dat de overheid dat helemaal moet doen! Je kunt niet alles overlaten aan de private sector, omdat je niet weet of de private sector op de juiste momenten de
burger wilde niet met twee van die kaarten zitten. Had de overheid één kaart en bijbehorende infrastructuur aangeboden, en had zij de private sector gevraagd dat verder te exploiteren, dan was de introductie van de chipkaart vermoedelijk veel beter gegaan. Vertaal die ervaring naar de
“Wij zijn in onze tijd aan beweging gewend en kennen een fundamenteel verschil met het verleden” initiatieven neemt. Is de private sector wel voldoende belangeloos? In sommige gevallen moet je belangeloos beginnen, of liever: in het algemeen belang. Zou je bijvoorbeeld de zorg voor veiligheid kunnen uitbesteden aan de private sector? Ja, ik denk wel dat je het kunt uitbesteden. Maar het begint natuurlijk met de normen die je moet stellen voor de veiligheid. Via regelgeving kun je dan vervolgens afdwingen hoe de particuliere sector het doet. Een voorbeeld op mijn eigen terrein: de chipkaart is niet goed van de grond gekomen, omdat er twee verschillende chipkaarten werden ontwikkeld. De
tunnels, wegen, bruggen en dijken van Rijkswaterstaat. Zet samen het project op, vorm een soort joint venture vanaf het allereerste begin en stuur alleen bij. Maar doe het wel fair. Maak alleen plannen die als zinnige plannen door de private sector worden herkend. Water is aangewezen als één van de veelbelovende innovatiesectoren. Kan dat alleen succesvol zijn wanneer de overheid zorgt voor een goede thuismarkt? Het punt van de thuismarkt is altijd een probleem. Wij hebben een mooie dam in Zeeland, maar je hoeft niet persé zo’n dam te hebben om zoiets aan het buitenland te slijten. Je moet duidelijk maken dat je
de technologie bezit om dingen te doen. Ik geloof niet dat je die technologie alleen maar kunt verwerven via grote projecten
gemakkelijk geeft, dan ontneem je als het ware de echte innovatieve prikkels. Ik geloof wel in het tot stand brengen en hou-
“Innovatie komt in het algemeen tot stand in een innoverend klimaat, en dan heb ik het over een ‘innoverend klimaat’ en niet over ‘subsidies voor innovatie’” in Nederland. Dat zou ook – als je een beetje doorredeneert – de schaal te boven gaan. Een bedrijf als ASML – producent van machines ten behoeve van het lithografieproces voor de productie van microchips, red. - bezit binnen twintig jaar na zijn oprichting 60% van de wereldmarkt! Dat is spontaan gebeurd.
Speelt de overheid wel een stimulerende rol in de ontwikkeling van technologie, kennis en innovatie? Innovatie komt in het algemeen tot stand in een innoverend klimaat, en dan heb ik het over een ‘innoverend klimaat’ en niet over ‘subsidies voor innovatie’. In een innoverend klimaat zijn er ondernemers met ondernemerscapaciteiten en is er veel concurrentie. Als je innovatiegeld te
den van goede relaties met universiteiten en hogescholen. Geld uittrekken voor heel goed onderwijs en het aantrekken topmensen uit de hele wereld. Die mensen mag je best geld geven voor innovatieve projecten, die soms op de korte termijn niets opleveren. Je moet een innovatief klimaat creëren in samenwerking met de sector zelf; die brengt dan wel ideeën in. Vervolgens moet je ervoor zorgen dat ze niet helemaal afdrijven naar onderwerpen die jou niet interesseren. Daar kunnen subsidies wel bij helpen. Kan Nederland in internationaal opzicht meekomen, bij dat verschuivende economisch zwaartepunt? Er is geen enkele reden waarom Nederland niet zou kunnen meekomen. Op de korte
termijn zijn mensen somber: ‘wij hebben een paar jaar geen groei gehad!’ Maar men is vergeten dat wij op de top van de Olympus zitten voor wat betreft economische ontwikkeling. Nederland is nog nooit zo rijk geweest als nu. Dit land is een land van geaccumuleerde kennis. Dit land is een land dat erg goed is geweest in handel en in het aanprijzen van zijn producten aan de buitenwereld. Dit land heeft een grote traditie op het terrein van de waterstaat. Dit land wordt ook nog steeds als zodanig in relatie tot dat water gezien. Een buitenlander kijkt wat verrast als je vertelt hoe laag dit land eigenlijk ligt in relatie tot de zee. Nederland bekleedt een bijzondere positie als het gaat om waterbeheer en zal die positie, als ze er verstandig mee omgaat, behouden. Prins Willem-Alexander zei onlangs dat er over 50 jaar wereldwijd een waterprobleem zal zijn, dat een uitdaging biedt voor vooral de landbouwsector en de energiesector. Denk u dat daar een kans ligt voor Nederland? Ik weet niet hoe het over 50 jaar eruit zal zien. Maar de kans dat wij met problemen in de watersfeer terecht komen is veel gro-
ter dan de kans dat water nog zo eenvoudig toegankelijk blijft als nu nog in een deel van de wereld. Tegelijkertijd raken onze energiebronnen op. Dat weten we zeker. Dus ik ben het hartgrondig eens met onze prins: als je energie en water weet te verbinden, dan heb je een gouden kans! Is onze samenleving bereid de hoge kosten voor vernieuwing in het waterbeheer op te brengen? Het probleem van grote innovaties op het gebied van waterbeheer is dat ze veel geld kosten en het product niet meteen klaar is. Koning Willem I deed ook 50 tot 60 jaar over sommige kanalen. In stabiele samenlevingen kun je die dingen tot stand brengen. In een samenleving als de onze wil men morgen het resultaat zien. Toch denk ik dat je voldoende duidelijk kunt maken dat bijvoorbeeld het energieprobleem weliswaar oplosbaar is voor de korte termijn want dan wordt er wat meer olie gepompt - maar dat je iedereen tegelijkertijd de notie kan bijbrengen: wat eindig is, gaat op. Dat is het sterkste argument om vandaag te beginnen, en dat maakt het ook draagbaarder om de lasten te dragen. Vergelijk
het met de discussie over de vergrijzing en pensioenen: de pensioengerechtigde leeftijd gaat omhoog, even aannemende dat wij ouder zullen blijven worden. En ook al wordt de vergrijzingproblematiek pas urgent in 2030 of 2040: je zult vandaag moeten beginnen om de kosten draagbaar te maken voor de samenleving. Kun je begrip van het publiek kweken door scenario’s te verkondigen? Vertel in ieder geval een realistisch verhaal. Geen sprookjes en geen doemscenario’s als ze niet bewaarheid kunnen worden, zoals de Club van Rome ongeloofwaardig werd door onduidelijk te zijn over de termijn. Hadden ze een realistischer verhaal verteld, dan was hun boodschap effectiever geweest. Dat zou mijn boodschap aan Rijkswaterstaat zijn. Als er grote vernieuwingen nodig zijn, zoals op het gebied van energie en water, dan moet je zeggen: dit zijn langetermijnprocessen, maar wij moeten wel nu beginnen om op tijd klaar te zijn. Verkondig geen kommer en kwel. Dan maak je de mensen nog moedeloos ook. Accepteer dat het tijd kost. Dan worden ook de kosten beheersbaar. Doe het
reëel, spreid het over een aantal jaren, maar denk niet dat je de laatste trein kunt nemen, die gaat in 2025, want die trein vertrekt te laat. Begin vandaag. Schat u in dat het vertrouwen in de overheid op dit moment groot genoeg is? Het vertrouwen in de publieke autoriteiten is helaas niet zo vreselijk groot op dit moment. Ik heb het gevoel dat wij in een soort transitiefase zitten. Wij komen uit een periode waarin Nederland allerlei instituties had en een heel ordelijk land was. Werd je in een katholiek gezin geboren, dan hoorde je van je ouders dat je KVP moest stemmen, en dat deed je dan zonder je in het programma te verdiepen. Je ging ervan uit dat wijze voormannen deden wat goed was voor jou en voor God en vaderland. Die instituties zijn weggevallen. Iedereen praat nu mee over alles en de overheid weet niet precies hoe zij daar mee om moet gaan, want dat is voor haar ook nieuw. Daarnaast hebben we te maken met de enorme inkomensgroei na de Tweede Wereldoorlog en de opbouw van de welvaartstaat. Direct na de Tweede Wereldoorlog ging het de overheid er ei-
genlijk alleen om, de schade van de oorlog op te ruimen. Het solidariteitsgevoel was groot. Maar die groei ging door. De overheid kon alles beloven en heeft alles beloofd. Beloofde dat als je arbeidsonge-
alles kunt blijven beloven. Dat er ergens een einde aan de goedgevigheid moet zijn, want er is ook een einde aan de onderlinge solidariteit. Mijn perceptie is dat het vertrouwen in de overheid niet vreselijk groot
“Direct na de Tweede Wereldoorlog ging het de overheid er eigenlijk alleen om, de schade van de oorlog op te ruimen”
schikt werd, je daartegen werd ingedekt. Zij dacht aan maximaal een paar honderdduizend mensen. Het werd bijna een miljoen. De overheid heeft in 1957 ter vervanging van de armoedewet de AOW in het leven geroepen. Zo heeft de overheid allerlei verwachtingen gecreëerd. Het is erg moeilijk om de dynamiek van de verwachtingen te doorbreken. Men is iets in de WAO gaan doen, men is iets op allerlei terreinen van de publieke sector gaan doen. Dat is door mensen - die zijn opgevoed met verwachtingen die steeds vervuld konden worden – ervaren als daden van een trouweloze overheid die terugkomt op zijn belofte. Maar ook dat is naar mijn gevoel een overgangsverschijnsel. De mensen komen weer dichter bij de aarde te staan. Ze realiseren zich dat je niet
is op dit moment, en dat we daaraan op twee manieren iets kunnen doen. Aan de ene kant moeten wij wennen aan het idee dat we een einde hebben moeten maken aan de opgewekte verwachtingen tijdens de opbouw van de welvaartstaat. Dat is een kwestie van tijd. Aan de andere kant moeten wij nieuwe vormen vinden voor het wegvallen van de instituties. Kan Rijkswaterstaat daarbij een handje helpen? Ik denk het wel. Heel eenvoudig: door nu eens niet zoveel te beloven. Zeg nou niet steeds dat je alles precies weet. Zeg dus ook niet dat je weet wat er in 2050 aan de hand is. Zeg wat iedereen weet of voelt. Dat het water gaat stijgen, maar wij weten niet precies in welke mate. Dat we daar wel
verstandig mee om moeten gaan. De overheid gaat zijn betrouwbaarheid terugvinden op het moment dat ze verwachtingen creëert die niet steeds onderuit gehaald gaan worden. Dat is voor mij een onderdeel van een betrouwbare overheid. De overheid is geen geluksfabriek en garandeert geen veiligheid? En dat moet ze ook duidelijk zeggen! Het leek alsof de overheid allerlei verantwoordelijkheden overnam van de burger. Maar in laatste instantie moet je toch zelf voor je kinderen zorgen. Als de overheid luid en duidelijk aangeeft waarvoor ze wel en niet is, dan zal het vertrouwen in de overheid wel weer toenemen. Het vertrouwen in de Nederlandsche Bank is vrij hoog. Dat zeg ik niet om op te scheppen. Dat komt omdat we voorspelbaar zijn. We beloven niet bij de ene verkiezing dit, en bij de andere verkiezing dat. Wij zijn daardoor ook doodsaai. Maar de overheid moet daar wel een beetje naar terug. Wat is uw boodschap aan Rijkswaterstaat? Degelijkheid, ja. En die uiteindelijk ook le-
veren! Het Engelse spreekwoord zegt precies wat ik bedoel: je moet je geld plaatsen waar je mond zegt dat je dat gaat doen (“Put your money where your mouth is”, red.). En wat zei Fortuyn: “Ik zeg wat ik denk en ik doe wat ik zeg”. Dat had hij feilloos aangevoeld: dat is wat de burger wil. De burger wil gewoon weten waar hij aan toe is. Als er niets te beloven is, beloof dan niet te veel. Met een zeker realiteitsgehalte. Niet te veel zekerheid, maar geef wel de richting aan.
Dr. P. (Pieter) Winsemius, lid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, bijzonder hoogleraar Management Duurzame Ontwikkeling aan de Universiteit van Tilburg, minister van VROM
Creëer je eigen tegenspel Wat is uw ervaring met het ministerie van VenW en Rijkswaterstaat? Het ministerie van Verkeer en Waterstaat is een projectgeoriënteerd ministerie. In plaats van langetermijnplannen gaat het vaak om lintjes knippen. Maar met bevallingen maak je geen gezin! Hoe kan het bijvoorbeeld dat die A4 nu nog steeds niet is doorgetrokken? Het heeft me altijd verbaasd dat er blijkbaar geen macroplan achter zit. In de regio’s zijn ze veel sneller dan in Den Haag. Als je als rijksoverheid te lang wacht, dan denken mensen niet meer mee, dan gaan ze in de contramine. Heeft dat te maken met het verschil tussen beleid en uitvoering? Kijk, er wordt altijd gepraat over vertragingen door inspraak en advisering. Terwijl inspraak en advisering de enige twee dingen in Nederland zijn die niet vertra-
gen, want die zijn immers aan termijnen gebonden! De vertraging zou zich dan dus maximaal tot drie of vier maanden beperken. Wat vertraagt is het bestuurlijk overleg, dat niet aan tijd is gebonden. Twee jaar is echt te lang om te bevallen van een standpunt. Het belangrijkste deel van de bestuurders zit op het ministerie. Als die het tempo verhogen, dan kan de rest niet vertragen. Mijn boodschap aan VenW is: maak je overleg altijd urgent. En sta open voor meningen, ideeën van buiten. Staat VenW voldoende open voor ideeën van anderen? Ik denk dat het beter kan. Als je mensen laat meepraten, doe dan ook iets met hun mening. Ga niet coûte que coûte door met je plan als daarvoor niemand warmloopt. Zo hebben we op het laatste nippertje een mal plan voor 750 hectare natuurcompensatie
voor de Tweede Maasvlakte kunnen aanpassen. Die zou averechts gewerkt hebben voor de bestaande natuur. Rijkswaterstaat is altijd bijzonder goed geweest in techniek en heeft geweldig grote werken aangelegd. Maar zij realiseert zich te weinig dat infrastructuur de inrichting van een land voor honderden jaren bepaalt. Dus pleit ik er sterk voor dat Rijkswaterstaat zich meer op de lange termijn oriënteert. Dat gebeurt nog te weinig. En dat ze zich wat minder fixeert op uitvoering van geplande projecten. Zit Rijkswaterstaat eenmaal in een spoor, dan blijft zij in dat spoor. Hoe zou u dat veranderen als u DG-RWS was? Ik zou niet alleen het overleg openstellen, maar ook zelf eraan mee doen, en vooral: alle partijen serieus nemen, tijdig iets doen met de meningen. Wel laten zien dat
je uiteindelijk ook politieke overwegingen maakt en niet alles afdekken wat uit het overleg komt. Als je je kinderen opvoedt, dan moet je in een bepaalde fase zeggen: hier komen en aan papa’s hand oversteken. Op een gegeven moment moet je toch zeggen: nou moet je zelf de straat oversteken. Want anders zijn zij straks 25 en dan moe-
tegenstand, maar zijn tegenspel. En je moet er trots op zijn als je goed en stevig tegenspel krijgt. Met spannende prijsvragen en mooie plannen, waar Rijkswaterstaat zo goed in is, gebeurt meestal niets. Zou het niet aardig zijn als Rijkswaterstaat eens een prijsvraag zou uitschrijven voor het beste tegenspel? Voor degene die het
“Ik vind het gek dat er voor water nog geen duidelijk verhaal ligt. Terwijl er wel heel veel belangstelling voor is!”
ten zij nog steeds bij papa komen. Eigenlijk is VenW nog steeds in die fase: ‘het is maar gevaarlijk met die anderen in het verkeer, wij moeten ze bij de hand nemen en met de klaar-over de weg over begeleiden’. Maar Rijkswaterstaat kán het wel, hoor. Ze heeft het laten zien toen ze de milieubeweging na de overstroming in 1995 informeel werkelijk invloed heeft gegeven bij de rivierdijkversterking. En ineens bleek er veel meer in te passen te zijn aan beide kanten. Je hoefde het slagveld niet in. Hoe zou het nu wel moeten of kunnen? Ten eerste vind ik dat Rijkswaterstaat zijn eigen tegenspel moet creëeren; niet zijn
RWS het lastigst heeft gemaakt in een jaar. Ik bedoel constructief lastig. Dat je echt denkt: ‘Wat hebben wij op het verkeerde been gestaan, en wat hebben wij daarvan geleerd.’ Sta open voor nieuwe coalities waarvan je iets kunt leren. Hoe kun je dat stimuleren? Vertrouwen begint altijd met vertrouwen geven. Als u mij vertrouwen geeft, ga ik nadenken. Zoals RWS die milieubeweging betrok bij die dijkverzwaring: Rijkswaterstaat had een machtspositie, maar gebruikte die niet. Dan gaat men erin geloven. En dan bereik je wat je wilt – wat iedere partij eigenlijk wil – want voor
veiligheid is iedereen. Dat principe zou je overal kunnen toepassen, bij Schiphol, bij het doortrekken van de A4-A9, noem maar op. Creëer je eigen tegenspel en geniet ervan, zelfs als je er last van hebt. En realiseer je dat je in de Tweede Kamer een breed draagvlak moet hebben voor lange termijn beleid. VenW heeft geen meerderheid in de Tweede Kamer nodig, maar draagvlak. Wat zijn de werkelijk urgente opgaven voor Rijkswaterstaat? Ik vind het gek dat er voor water nog geen duidelijk verhaal ligt. Terwijl er wel heel veel belangstelling voor is! Wat is nou eigenlijk het verhaal? Dat moet VenW duidelijk maken. Welke invloed heeft klimaatverandering op Nederland, welke gebieden lopen dan onder? Misschien heeft het ministerie allang antwoord op die vragen, maar vertel het dan ook. Moeten we nu wel of niet op de diepste plaatsen bouwen? Willen we wel zo zwaar bemalen? Is het een kwestie van veiligheid of van economie? Welke normen hanteert het ministerie eigenlijk bij de beveiliging van die laaggelegen gebieden? Dan merk je bij-
voorbeeld dat in Groningen en Friesland de dijken lager zijn dan in Zuid-Holland. Waarom is dat nou? Omdat de economische schade in Groningen en Friesland lager zou zijn. En hoe leg je nou uit dat je na de watersnood alle dijken op een bepaalde hoogte hebt gebracht maar dat ze niet allemaal zo goed zijn bijgehouden, want het werd te duur? Zo zie je dat zelfs een ministerie de urgentie niet scherp houdt. Wat verwacht de burger van de Rijkswaterstaat en VenW? Als je wilt dat mensen je serieus nemen, moet je ze wel informeren over het werkelijke verhaal. En je moet ze een handelingsperspectief geven. VenW krijgt het probleem van het water niet op de agenda als groot beleidsprobleem. Dan moet je dus heel zorgvuldig en consequent een communicatiestrategie volgen. Dan kun je niet na Katrina eerst roepen dat het niet gevaarlijk is en daarna opeens weer wel om aandacht vragen voor het onderwerp. Nog zo’n inconsequentie: we gaan naar New Orleans om een handje te helpen, maar hebben hier thuis onze eva-
cuatieplannen niet op orde. Als er iets zou gebeuren hier, dan kun je nog maar het beste van tevoren een zwemvest aanschaffen, dan blijf je tenminste drijven. Jazeker, dat is ook een innovatieopgave. En een technische oplossing zoals compartimentering moet misschien wel, maar beperk je daar niet toe. Veel belangrijker is: hoe ga je met mensen om in geval van een serieuze overstroming? Bekijk ook de psychologie. Wat gebeurt er met mensen in een noodsituatie? Welke rol kan de Unie van Waterschappen daarbij spelen? Van de waterschappen weet eigenlijk niemand wat precies hun plaats is. Bestaat die bestuurslaag nu wel of niet? Ze zijn wel gekozen, maar een echte verkiezing is het niet. Dat is quasi-democratie. Hoe kun je dat nu beter organiseren? Ook dat is innovatie. Vindt u dat veiligheid en water een nationale aanpak vereisen? Een nationaal plan klinkt te groot, maar je kunt het ook niet aan de regio’s overlaten. Je moet wel kunnen bedenken wat er alle-
maal tegelijk fout kan gaan. Bijvoorbeeld: extreem hoogwater in de rivier gecombineerd met een westenwind en springtij, en precies op dat moment blaast een terrorist juist die ene sluis eruit. Hoe ga ik bestuurlijk om met die situatie? Hoe ga ik om met bestuurders, inclusief mijn eigen bestuur, beleidsmakers in mijn ministerie, hoe ga ik om met bewoners, met achterbannen die daar zitten? En uiteraard niet alleen in crisisgevallen, maar ook in het normale overleg. Hoe krijg ik mensen betrokken? Dat is bestuurlijke innovatie. Zouden we doemscenario’s kunnen gebruiken om mensen waterbewuster te maken? Dat is best lastig. We denken dat we nu onnodig ongerust maken. Natuurlijk, je kunt mensen bang maken, maar je kunt ze ook te gerust houden. Stel hen op zijn minst in staat om hun eigen verantwoordelijkheid te nemen. Bewapen die burger, creëer je tegenspel, schakel die burger in. Als je werkelijk iets wilt doen aan de waterveiligheid, kost dat veel geld. Meer dan we nu kunnen besteden. VenW maakt zich daar niet hard voor, en tegelijkertijd wordt die
vraag ook niet gesteld. Realiseer je goed: je kunt nooit verantwoordelijkheden geven zonder bevoegdheden, dus als je meeverantwoordelijk maakt, moet je meebevoegd maken. Dat betekent: informatie geven en open staan voor andermans informatie en communicatie. Water is een a-politiek onderwerp, dat wel politiek behandeld moet worden. Daar bedoel ik mee dat alle politieke partijen het met je eens zijn. Het draagvlak moet heel breed zijn, zodat het met alle kabinetten meegaat.
Heeft u tips voor ons in het kader van onze verkenning? Misschien nog twee aandachtsvelden: de internationale watervoorziening wordt op de lange termijn een geweldige innovatieuitdaging. Nederland lost het waarschijnlijk wel op, maar andere landen komen echt in de problemen. Waarbij wij hen uiteraard kunnen helpen. Een andere mogelijke innovatieopgave voor Rijkswaterstaat is wellicht de destabilisatie van de oceanen. Het verbaast me dat jullie die niet eens op de agenda hebben staan. Gaan straks de orkanen Nederland raken? Wat gebeurt er als je in het dunne
laagje leefbare aarde een kras maakt, zoals we aan het doen zijn door grootschalige vervuiling? Binnen een verticale marge van 10 km bevindt zich alle leven. Als dat ontregeld raakt door de destabilisatie van de oceanen… en dat kan ongemerkt gaan, want er zitten gigantische vertragings mechanismen in van 20 tot 30 jaar. Daarbij vergeleken is klimaatverandering een miniprobleem. Die oceaan speelt een gigantische rol in de wereld en we kennen hem nauwelijks. Neem de oceaan in ieder geval mee in je horizonverkenning.
Dr. ir. C. (Chris) Zevenbergen, directeur Business Development van Dura Vermeer:
“VenW moet geen risico’s managen, maar onzekerheden” U bent directeur Business Development van Dura Vermeer. Hoe is uw directie ontstaan? Voor de bouwfraude voorzagen enkele mensen aan de top dat het niet goed zou blijven gaan. Er was geen tucht van de markt, niet voor woningbouw, niet voor infrastructuur. Bedrijven werden lui, kenden geen klant, voelden geen uitdaging. Als je wilt concurreren, dan moet je visie hebben. Dan moet je je met maatschappelijke vraagstukken bezighouden, dan moet je initiatieven nemen en moet je samen met de overheid gedragen plannen kunnen ontwikkelen die anders zijn dan doorsnee. Daarvoor is kennis nodig of toegang tot kennis. Die kennis ontwikkelen we hier, samen met universiteiten, door onder meer te participeren in Europese en nationale onderzoeksprojecten.
Is Dura Vermeer uniek door innovatie intern te organiseren en te stimuleren? Alle grote bouwers maken ruimte voor innovatie. Je ziet alleen verschillen in aandachtsgebieden. Dura Vermeer zet in op de thema’s ‘water’, ‘duurzame energie’ en ‘brown fields’. Om dat laatste als voorbeeld te nemen: er wordt onderscheid gemaakt tussen de green fields – de maagdelijke terreinen die in feite door ontwikkelaars en bouwers bij voorkeur het eerste worden ontwikkeld – en de brown fields: de terreinen waar al een activiteit heeft plaatsgevonden, die niet meer actief is. Het ontwikkelen van brown fields kost meer door bijvoorbeeld woonvervuiling, of omdat ze op plekken liggen waar je ze niet zou willen. Daardoor zijn ze impopulair bij projectontwikkelaars. Hoe kunnen wij nu zorgvuldiger met die ruimte omgaan?
Daarvoor wil Dura Vermeer goede voorstellen doen. Hoe komt Dura Vermeer tot werkelijk goede voorstellen? Wij proberen voortdurend alert te zijn op de bewegingen om ons heen. Bijvoorbeeld in de laaggelegen woonwijk Westergouwe, waar je bouwen op de traditionele Hollandse manier wel kunt vergeten. De uitdaging is hier om als ontwikkelende bouwer gedurende 30 jaar mee te delen in beheer en onderhoud: ‘… en regel het ook even als er wateroverlast of schade is: want dat vragen VROM en VenW van ons!’ De prikkel komt dus van de rijksoverheid, die toestaat dat daar gebouwd mag worden onder een aantal voorwaarden. De standaard werkwijze van de bouw – het aanpassen van de omgeving aan de bouw – past daar niet. De nieuwe opgave is: ‘pas die
bouw aan aan de omgeving en neem het hele beheer en onderhoud mee’. Dat vraagt niet alleen om techniek maar ook om systeeminnovatie.
Kun je zoveel meters beneden de zeespiegel wel duurzaam bouwen? Anders gezegd: zijn die locaties houdbaar met de stijgende zeespiegel? Jazeker, alles is oplosbaar met techniek, als je maar niet vasthoudt aan de traditionele manier van bouwen. Voor Nederland ligt daar juist een enorme kans. We moeten ons realiseren dat 80% van de wereldbevolking straks in delta’s woont, in zakkende gebieden. Daarvoor moeten wij een oplossing vinden. En dat kan ook. Traditioneel bouwen we in Nederland door een zandlaag aan te leggen. Door grondwaterextractie krijg je een badkuip die steeds dieper wordt. Dat proces kun je keren door wel te accepteren dat er gebouwd wordt, maar alleen onder de voorwaarde dat het grondwaterpeil absoluut niet wordt verlaagd. Geen nieuwe peilbesluiten meer! Laten we de polders vernatten en veengroei weer mogelijk maken. Dan hebben de polders weer capaciteit om water op te vangen. Door die sponswer-
king pak je ook het wateroverlastprobleem aan, sterker nog: dan ben je beter gewapend tegen risico’s zoals boezemdoorbraak. Kunnen we dan nog wel wonen in die vernatte polders? Floodproof bouwen – bouwen waarbij je in feite anticipeert op inundatie – is technisch heel goed mogelijk. Dura Vermeer heeft kosten-/batenanalyses gemaakt van floodproof bouwen in de lage polders. In zo’n polder hebben we te maken met een dalende bodem en een stijgend waterpeil. De kosten voor beheer en onderhoud zijn extreem hoog bij de traditionele manier van bouwen: 40 tot 50% van de totale kosten. Bovendien loopt zo’n gebied bij inundatie snel vol. Wanneer is het nu doelmatig om te investeren in aangepast bouwen en weegt dat op tegen het treffen van collectieve voorzieningen? Dat geeft heel interessante perspectieven, namelijk dat het heel veel zin heeft om juist aan de impactkant iets te gaan doen. Beschouwt Dura Vermeer die risico’s als innovatieuitdaging? Praat niet over risico’s, maar over onzeker-
heden. Dat sluit ook aan bij de woorden van Pier Vellinga over de klimaatdiscussie: “klimaatverandering brengt de statistieken in de war.” Als wij het hebben over risico’s, dan ligt er altijd een kansverdeling onder. Wij gaan uit van kansen van 1 op 100 of 1000 jaar op een extreme gebeurtenis. Daarop moeten wij onze beschermings systemen afstemmen. Maar klimaatverandering haalt eigenlijk die kansverdeling weg! De historische gegevens die wij gebruiken om die kansverdeling op te maken, kunnen we niet gebruiken om de toekomst te voorspellen. Dat betekent dat je van risico naar onzekerheid verschuift. Bij risico’s kun je rekenen en beslissen wat je moet doen op basis van een kansverdeling. Als je verschuift van risico naar onzekerheid dan is er geen optimale oplossing: je weet het namelijk niet. Ziedaar een geweldige innovatieopgave: hoe gaan wij om met onzekerheid? Geen risicomanagement, maar management van onzekerheden dus. Hoe moet Rijkswaterstaat die uitdaging oppakken? Mik op een gecombineerde strategie: zorg dat de dijken goed zijn, maar zorg ook
voor back-up systemen, zodat je klaar bent voor ieder extreme gebeurtenis. Richt je achterland zo in, dat je dat kunt opvangen. Pak die opgave samen met VROM op. De grootste aanpassing aan het veranderende klimaat zit ‘m in de ruimtelijke inrichting. Als dat geen business is voor een uitvoerend bedrijf... Aanpassingen in de ruimtelijke infrastructuur zijn nodig. Dat kan niet allemaal collectief opgebracht worden. Hoe ziet u dat? Het managen van impact moet worden geadresseerd op locaal en regionaal niveau. Een stad als de Haarlemmermeer moet zelf de stap zetten om anders te gaan bouwen. Ze zal zelf een verantwoordelijkheid moeten dragen voor het overstromingsrisico. Ontwerp nieuwe woonwijken zo dat er plaats is voor water, bouw als het ware een amfibische stad. Ik zie het heel simpel: de rijksoverheid is verantwoordelijk voor een bepaald veiligheidsniveau. Dat niveau wordt bereikt door gecombineerde strategie, kansen en impact. De rijksoverheid (VenW) is de regisseur, en vanuit die rol kan zij de gemeente uitnodi-
gen om een deel van de verantwoordelijkheid over te nemen, uiteraard dient daar wat tegenover te staan. In het traditionele waterbeheer doen we nog steeds aan het
voorschrijven waar en hoe er moet worden gebouwd. Die verzekeringsindustrie stuurt dan als het ware het proces van impactreductie. In Nederland bestaat die
“Floodproof bouwen – bouwen waarbij je in feite anticipeert op inundatie – is technisch heel goed mogelijk” managen van kansen. De collectieve voorzieningen liggen bij de rijksoverheid en bij de waterschappen. Het wordt nu tijd voor risicodeling. Een gemeente kan natuurlijk veel beter de onzekerheden van nieuwe ontwikkelingen op zijn eigen domein beheersen dan wanneer de rijksoverheid dat allemaal gaat voorschrijven. Wat is dan de rol van de markt? Tja, de markt heeft een korte termijn belang, namelijk: gewoon geld verdienen. Op dit moment hoeft de markt niet na te denken over de beheerskosten. Maar wat gebeurt er als je de markt 30 jaar lang verantwoordelijk maakt voor de onzekerheid? Behalve dat dat goed zou zijn voor de bouwsector, is het voor de verzekeringsindustrie heel interessant. Net als in Engeland kan de verzekeringsindustrie
prikkel nog helemaal niet. Want of je nu bouwt in Limburg of in laag Nederland, wij bouwen allemaal dezelfde woning. Wat vraagt het van bedrijven om die lange termijn horizon van 30 jaar aan te kunnen? Dat is heel ingewikkeld. Voor onzekerheden kun je namelijk geen optimale oplossing bedenken. Je kunt geen kosten-/ batenanalyse maken. Je zult dus moeten zorgen dat je innovaties adaptief en flexibel zijn in de tijd en dat je opgewassen bent om extreme condities aan te kunnen. Precies op dat punt zie ik een heldere innovatieopgave voor WINN. Hoe kun je nou in publiek-private samenwerking processen ontwikkelen, die onzekerheden kunnen managen? Hoe zou je flexibele adaptieve systemen kunnen ontwikkelen
zonder bouwvoorschriften en guidelines? WINN moet de lange termijnbusiness stimuleren, ideeën zoals ComCoast vooruit
kleine wijkjes of leg een paar drijvende kasjes naast elkaar. Op die manier creëer je draagvlak en kun je laten zien dat zo’n
“Je hebt pas iets te verkopen als je het ook zelf implementeert. Nederland zal zelf die meccanodoos moeten maken” helpen, waarvoor nu nog weinig belangstelling is van de bouwbedrijven maar waarmee we het in de toekomst gaan redden. WINN moet zich ook realiseren dat de business van morgen niet op de academies, universiteiten en instituten wordt bedacht. Dat verzint de bouw zelf, en de bouw doet dat door de kennis van dit soort kennisorganisaties toe te passen.
Denkt het bedrijfsleven na over het betrekken van burgers bij nieuwe oplossingen? Wij wel! Het is natuurlijk leuk om slimme oplossingen te vinden voor wonen met water, maar je moet die woningen toch verkopen. Daarom pleit ik ervoor om kleine stappen te nemen. Hang je niet op aan heel ambitieuze plannen. Zet je piketpalen ver weg, maar maak steeds een realistische kleine stap. Maak eerst een paar
vooruitstrevend idee veel te bieden heeft. Dat vind ik een rol van het bedrijfsleven. Wat is de taak van de overheid dan? Eén van de overheidsopgaven is goed communiceren over de risico’s. Stel bijvoorbeeld een national disaster day in, zoals in Japan. Men is zich ervan bewust dat het leven zo dichtbij het water niet vanzelfsprekend is. Rampen zijn daar, in tegenstelling tot hier, aan de orde van de dag. Ons geheugen duurt maximaal 10 jaar. Dan is 1953 wel erg ver weg. Naast communiceren over risico’s moet de overheid ook de kansen laten zien en heel duidelijk communiceren over eindbeelden. Hoe ziet Nederland er over 50 jaar volgens u uit? Nederland ontwikkelt verder zeewaarts en gebruikt natuurlijke processen om de
landaanwinning veilig te stellen. Maar we gaan dat wel flexibel doen, alsof we een meccano-doos ter beschikking hebben. Het systeem zal meegroeien met de zee, terwijl we het achterland – dat langzaam aan het zakken is – voor een belangrijk deel prijs geven. Onze assets zullen langzaam zeewaarts verhuizen. Het achterland wordt een prachtig natuurgebied met een aantal amfibious communities en hoogwaardige systemen die zorgen dat je prettig kunt leven in een waterrijke omgeving. Hoe krijg je zo’n transitie voor elkaar? Ik denk dat de regie en het initiatief voor een belangrijk deel bij de rijksoverheid ligt. Alleen al om ervoor te zorgen dat aan een aantal maatschappelijke voorwaarden wordt voldaan. Anders krijg je vreemde situaties: een metropool waar bijvoorbeeld natuur geen ruimte krijgt, of waar sociale woningbouw wellicht niet meer mogelijk is, waar alleen de happy few wonen. Je zou een concept kunnen ontwikkelen, waarbij je ruimte leent. Hebben we nu nog te maken met eindbestemmingen – zoals een woningbouwbestemming, een glasbestemming – voegen we straks dyna-
miek toe. Daardoor krijgt het gebied in de tijd verschillende functies. Die functies zijn afhankelijk van megatrends en triggers, zoals klimaatverandering en sociaaleconomische factoren. Hoe je gebouwen vervolgens zo duurzaam ontwerpt dat ze kunnen mee-evolueren met de tijd, is een geweldige businesscase. Heeft Nederland perspectief op de internationale markt? Je hebt pas iets te verkopen als je het ook zelf implementeert. Nederland zal zelf die meccanodoos moeten maken. Nederland heeft natuurlijk een enorme naam, ook al is in de termen van business het heel beperkt is wat wij doen. Maak gebruik van die naam. En maak ook gebruik van windows of opportunity zoals de ramp in New Orleans. Dat creëert een gigantische drive om dingen te doen. Wat verwacht u van Rijkswaterstaat als het gaat om innovatie? Het faciliteren en initiëren van innovatie is volgens mij bij uitstek de rol van VenW, met name waar het gaat om de wat langere termijn perspectieven zoals WINN al
doet bij het terpenconcept of ComCoast. Dat zijn concepten waarvan het uitvoerende bedrijfsleven zegt: het zal wel, kom maar over een paar jaar terug. Leendert Bouter (hoofdingenieur-directeur van de Bouwdienst van Rijkswaterstaat, red.) zei dat laatst heel treffend: “Rijkswaterstaat moet borgen dat de maatschappij waar krijgt voor zijn geld, maar Rijkswaterstaat heeft ook een rol om innovaties op gang te brengen die het bedrijfsleven laat liggen, maar die wel nodig zijn om de ruimtelijke inrichting voor de toekomst vorm te geven.” Wat nog ontbreekt is een inspirerend eindbeeld, waaraan je dit soort concepten kunt ophangen. Ook daar zie ik wel een rol voor WINN. Welke aanpak adviseert u WINN? Ik geloof in ‘learning by doing’. Dat betekent dat de overheid met dat bedrijfsleven samen moet optrekken in een innovatietraject en dat betekent ook: samen investeren. ComCoast is nu conceptueel. Op een gegeven moment zal je toegaan naar implementatie, kleine stappen. Dat moet je gezamenlijk doen: learning by doing, met elkaar onderzoeken hoe je de imple-
mentatie samen gaat invullen. Een belangrijk kenmerk van learning by doing is dat je met elkaar niet weet waar je eindigt, maar dat je met z’n allen deelneemt aan een zoektocht, die afhankelijk is, gevoelig is en open staat voor de trends en de verschuivingen. Is het dan wel nodig om ver vooruit te kijken? Is het niet voldoende om flexibel in te spelen op kortetermijnveranderingen? Dat inspirerende eindbeeld is absoluut nodig. Je moet ongeveer weten waar je naar toe gaat. Je moet een visie hebben op een inrichting die flexibel is en in staat is om te reageren. Vertaald naar de Rijkswaterstaat-onderwerpen: moeten wij grote infrastructurele projecten niet toetsen op bijvoorbeeld een betekenis van het waterbeheer: kun je ze gebruiken als een soort dijk? Ten tweede zou er een toets moeten zijn of de innovatie climate proof is. Climate proof houdt in dat je iets niet neerlegt voor 50 jaar, want in 50 jaar verandert het hele risicolandschap. Dus dan is de uitdaging: hoe kun je iets ontwerpen en iets nu implementeren, wat aan die flexibele eisen vol-
doet? Dat betekent wel dat je naar de lange termijn kijkt, maar dat je het nog niet kan inkleuren.
Bent u voor een nieuw nationaal plan of moeten de wateropgaven regionaal en locaal worden opgepakt? Voor grote projecten zoals ComCoast, daar heb je VenW voor nodig. Tegelijkertijd is de provincie ook steeds meer toegerust om in een publiek-private samenwerking baanbrekende projecten te gaan doen. Uiteindelijk sijpelt dat door naar locaal niveau. Langzaam maar zeker evolueren we naar een samenleving die adaptief en flexibel is. Uiteraard speelt de rijksoverheid daarin een heel belangrijke rol, omdat haar visie nieuwe mogelijkheden biedt, nieuwe leertrajecten opent en implementatie bevordert. En implementatie straalt af op Nederland, op onze export dimensie en dus op onze economie.
Epiloog
Hoe onzeker de toekomst ook is, het is Rijkswaterstaat duidelijk dat water ons voor grote uitdagingen stelt en zal blijven stellen. Maar voor wélke uitdagingen nu precies? En hoe kunnen we die uitdagingen aanpakken? Waarmee moet Rijkswaterstaat nu echt aan de slag, en met wie moet zij dat doen? Uit de zes gesprekken, en uiteraard ook uit de voorgaande verkenning ‘Waterbewegingen’ heeft WINN een aantal richtinggevende conclusies getrokken.
Zes wateruitdagingen, tussenstand december 2006: 1. We moeten omgaan met onzekerheden … omdat je de toekomst niet kunt voorspellen. Je kunt wel trends signaleren en rekening houden met de mogelijke consequenties. We weten dat het klimaat verandert, maar moeten ons realiseren dat sociaal-economische ontwikkelingen nog onzekerder zijn dan klimaatverandering en zeespiegelstijging, terwijl ze een veel grotere invloed hebben op de problematiek van ruimte en veiligheid. Klimaatverandering haalt de bodem weg onder de kansverdeling en berekening van overstromingsrisico’s. Bedenk dat extreme scenario’s niet uitgesloten zijn. Je kunt dus niet meer alleen bouwen op preventie door dijkverhoging, en ook geen zinnige kosten-batenanalyse daarop loslaten. Er is veel meer mogelijk en nodig op het
gebied van ‘impactreductie’. Maak daarbij onderscheid tussen ‘economische schade’ en ‘levensgevaar’. Maak het achterland (inclusief bedrijven, woningen en infrastructuur) overstromingsbestendig (‘flood proof ’). Zorg voor effectieve evacuatie bij calamiteiten. Geef de burger handelingsperspectief. Bevorder zelfredzaamheid, zorg dat risico’s niet afgewenteld worden op de (rijks)overheid, geef ook gemeenten, bedrijven en burgers eigen verantwoordelijkheid. Pas het profijtbeginsel toe. Zorg voor adequate informatie over (on)veiligheid en risico’s, houd calamiteitenoefeningen, publiceer en exposeer de gevolgen van scenario’s: wat , als... maar geef mensen daarbij altijd handelingsperspectief.
2. W ater en veiligheid: betrek de mensen bij kansen en bedreigingen … omdat water iedereen aangaat. Maak het probleem voor iedereen helder! Water moet meer in de aandacht. Water is een primaire levensbehoefte. Veiligheid is essentieel voor het economisch klimaat. Waterbeheer wordt beschouwd als een typische verantwoordelijkheid van de overheid die daarin veel vertrouwen krijgt. Scheid wegen en water bij Rijkswaterstaat; werk intensiever samen met waterschappen. Uitvoerend werk kan vaak door bedrijven worden gedaan. Niet alle investeringen in veiligheid behoeven uit de collectieve middelen te komen. Laat bedrijven en gemeenten zelf aan risicoreductie bijdragen, waar dit in hun particulier belang is.
3. M arkt en overheid: samenwerken, elk in een eigen rol: learning by doing …omdat intensieve samenwerking tussen overheid, markt en kennisinstituten noodzakelijk is voor innovatie en voor een goed economisch klimaat. Internationaal is er een grote markt voor ‘deltatechnologie’. Nederland kan voortbouwen op een goede naam en basispositie. Bedrijven moeten zelf in innovatie investeren. Concurrentie en ondernemerschap zijn essentieel voor een innovatief klimaat. De (rijks)overheid moet zich met innovatie vooral richten op ontwikkeling en toepassing van nieuwe concepten en implementatie in experimentele vorm, als het financieel voordeel nog niet duidelijk is (precompetitief). Bedrijven zullen zich dan bijvoorkeur richten op ontwikkeling van nieuwe, betere of efficiënter technieken. Intensieve samenwerking met grote kennisinstituten is zeer bevorderlijk voor de internationale marktpositie. 4. A andacht voor ruimte, droogte, energie en grondstoffen …omdat ons op deze gebieden grote opgaven staan te wachten.
Let op (alternatieve) energievoorziening en water (van koelwater tot getijden- en stromingsenergie, zon- wind- en bioenergie, zoet-zout overgangen, opslag). Op mondiale schaal speelt de komende jaren een toenemend tekort aan grondstoffen door snelle groei van bevolking en welvaartspeil, met toenemende schaarste aan water en energie c.q. stijgende brandstofprijzen, instabiliteit.
Werk samen met andere departementen (LNV, VROM) en kennisinstellingen op ruimtelijk gebied. Voorkeursrichting: Deltametropool. En vergeet compartimentering niet. Groei mee met de zee. Ga flexibel en adaptief om met de kust. Richt je op zeewaartse uitbreiding, gebruik de ‘zandrivier’, maak experimentele uitbreiding en tijdelijke eilanden mogelijk.
Droogteproblematiek in Nederland bij klimaatverandering moet prominent op de waterinnovatieagenda, direct na veiligheid. Droogte heeft relaties met vele waterfuncties: drinkwater, energie, waterkwaliteit, scheepvaart, landbouw...
Grondstoffen: zand en slib, sediment en bagger gaan essentiële grondstoffen worden.
We groeien toe naar een andere ruimtelijke inrichting van Nederland. Maak gebruik van veranderingen in grond-, water- en energiegebruik in de landbouw, een andere inrichting van het stedelijk gebied, de toenemende behoefte aan natuur en recreatie om het waterbeheer aan te passen. Zoals bijvoorbeeld waterpeil in laag Nederland, zoetwatertoevoer, waterafvoer en berging. Alles wordt natter!
5. Rijk en regio: werk meer samen en maak heldere afspraken over verantwoordelijkheden …omdat er maar één overheid bestaat in de ogen van de Nederlandse burgers. Ga positief in op externe initiatieven en coalities van uiteenlopende belanghebbenden en kennisinstellingen. Laat meedenken, geef verantwoordelijkheid, bied je eigen kennis aan, wees partner in het overleg. Zorg in de voorbereiding voor meerdere uitgewerkte alternatieven, en laat het laatste woord, de afweging en de besluit-
vorming aan de democratische processen en de politiek. Fixeer je niet op eigen vaststaande deeldoelen en projectplannen. Werk met richtinggevende visies op nationaal niveau, en laat regionaal alternatieven uitwerken en mee investeren. (Voorbeeld: rivieren, IJsselmeergebied, Delta, kust.) Betrek doelgroepen in het vroegste stadium. Creëer je eigen tegenspel! 6. Ken de richting, begin nu, gebruik de tijd en blijf flexibel … omdat het gaat om langetermijnprocessen, met veel onzekerheden. Gebruik de tijd! Maak de richting helder, kies oplossingen die flexibel en adaptief zijn, giet de zaak niet voor eeuwig in beton, maar begin nu! Met deze conclusies in de hand start Rijkswaterstaat-WINN het laatste traject van haar verkenning. In nauwe samenwerking met in- en externe partners wil Rijkswaterstaat voor de zomer van 2007 de ‘wateruitdagingen’ van Nederland in de komende eeuw formuleren.
Ook u bent van harte welkom om met ons mee te denken en -doen: meld u aan via www.waterinnovatiebron.nl.
Tweede fase van de WINN-verkenning naar de maatschappelijke waterinnovatieopgaven van Rijkswaterstaat
I N
Tussenstand december 2006
WAT E R I N N O VAT I E B R O N
I N
WAT E R I N N O VAT I E B R O N
De wateruitdagingen Tussenstand 2006
WINN WATERINNOVATIEBRON
De wateruitdagingen