december 2010 ‘Een school openen is een gevangenis sluiten’, zijn dit naïeve woorden van Victor Hugo uit een romantisch tijdperk? Of is het nog altijd een uitdaging om er werk van te maken, huiswerk voor onderwijs? Als wij willen tekenen voor een andere toekomst voor deze wereld, dan blijft het een oproep en een adventsdroom.
wat zullen we drinken opwarmertje 1. Een visuele voorstelling van het maandembleem. (drinkbus, theekop, soepkom, glas melk, champagneglas, 2 rietjes, koffiestop, beker, schelp, veldfles)
2. Aanzetten voor een gebedsmoment, een celebratie. We bieden bewust GEEN totaal uitgewerkte ‘vieringen’ aan. We bieden wel teksten, ideeën, … aan die de school kan gebruiken als aanzet om een schooleigen viering mee samen te stellen. Voor december bieden we hierna drie verhalen aan (2.1/2.2/2.3) om te gebruiken bij kleuters en kinderen en één verhaal om te gebruiken bij onderwijs’verstrekkers’ (2.4). 2.1.
kerstspel door en voor kleuters Blauw: regie-aanduidingen Groen: verteller met loop-micro, gaat iedere keer bij de figuren staan… Rood: verteller bij de vaste micro
Maria zit in een zetel. Jozef komt binnen. Ze omhelzen elkaar. Verteller:
Maria, een lieve jonge vrouw, Jozef, een timmerman…
Maria zit te naaien en Jozef timmert enkele planken aan elkaar. Verteller:
Op een dag zit Maria rustig in haar huis. Plotseling staat er bij haar een engel. Maria schrikt en luistert naar de engel.
Engel:
Je moet niet bang zijn. Ik kom je vertellen dat je een kindje zult krijgen Je mag Hem Jezus noemen.
De engel gaat terug weg. Maria
Jozef, ik krijg een kindje. We zullen Hem Jezus noemen.
Jozef
Wat hoor ik buiten…
Een paard komt galopperend aan met de bode van de keizer. Met trompet in de mond en richtend naar het volk. Verteller
De bode van de keizer brengt belangrijk nieuws.
Bode
Jullie moeten terug naar Betlehem. Jullie moeten jullie naam laten inschrijven in een groot boek.
Verteller:
Maria en Jozef moeten naar het verre Betlehem. Het is een lange reis. Drie dagen en drie nachten stappen. Maria gaat een kindje krijgen en haar buik is al heel dik. Jozef zorgt voor een ezeltje. Maria kan wat uitrusten op het ezeltje. Na een lange reis komen ze in Betlehem aan. Er is veel volk in de stad.
Maria
Jozef, ik word moe.
Verteller
Jozef stelt Maria gerust en zal een plaats zoeken om te rusten.
Jozef
Kunnen we hier slapen?
Herbergier 1:
Nee, hier is geen plaats voor jullie.
Verteller
Jozef en Maria gaan verder op zoek. Aan een volgende herberg kloppen ze opnieuw aan.
Jozef:
Kunnen we hier slapen?
Herbergier 2:
Neen, we hebben geen plaats voor jullie.
Verteller:
Jozef geeft de moed niet op. Maria voelt dat het kindje bijna komt. Maria wordt ongeduldig. Jozef klopt maar nog eens aan, aan de herberg.
Jozef:
Kunnen we hier slapen?
Herbergrier3:
Ik heb hier echt geen plaats, maar als je wilt mag je een stalletje gebruiken. De schapen slapen toch buiten.
Verteller
De herbergier wijst hen de weg. Wanneer ze in de stal komen, maakt Jozef een bedje van stro.
Verteller:
Midden in de nacht wordt het kindje geboren. Een jongen, Jezus genoemd. Jezus wordt in het kribbetje met stro gelegd. Boven de stal in Betlehem schittert een grote ster. Jezus brengt Licht voor de mensen.
Kinderen zingen het liedje: Ik mag een lichtje zijn! Verteller:
Buiten de stad is het rustig en stil. Plotseling schijnt er een fel licht over de vlakte. De herders schrikken. Het is een engel met blij nieuws.
Engel
Je hoeft niet bang te zijn, ik breng goed nieuws! In Betlehem is een kindje geboren. Het heet Jezus. Je kan Hem bezoeken in de stal.
Herder
Kom, we gaan met de schaapjes kijken.
Verteller
De herders stappen met hun schaapjes naar de stal. Daar vinden ze Maria, Jozef en hun pasgeboren kindje.
Herder
Dit is Jezus. Jezus is geboren.
De herders roepen naar de mensen: Jezus is geboren!
2.2
kerstspel met jonge kinderen… Personages: - verteller bij voorkeur een volwassene, dit kan de priester zijn. De tekst is genomen uit de nieuwe Bijbelvertaling uit het Lucasevangelie, 2de hoofdstuk: het geboorteverhaal uit het Matteüsevangelie, 2de hoofdstuk: verhaal van de wijzen - soldaat - ambtenaar - Jozef - Maria - enkele* toehoorders - 3 herbergiers - kind - enkele* herders - engel - enkele* engelen - 3 wijzen - koning Herodes - enkele* schriftgeleerden * enkele = aanpasbaar aan het aantal leerlingen van de klas, alle kinderen kunnen op deze wijze zeker meedoen! Materiaal - kledij voor de spelers - tekstrol en bel voor de soldaat - timmermateriaal voor Jozef - naaigerief, mand, appel, brood, deken, sjaal voor Maria - tafel, stoel, boek, schrijfveer voor de ambtenaar - glas + handdoek, houten lepel, notaboekje, schort voor de herbergiers - stal, kribbe, 2 krukjes, stro - een pop in doeken gewikkeld - devotielichtjes in versierde glazen yoghurt-potjes - 3 geschenken voor de wijzen Tekst Jozef is aan het timmeren. Maria zit te naaien. Een soldaat komt bellend op. Jozef kijkt van zijn werk op. Hij legt de hamer neer en gaat ‘aan het raam’ kijken. Jozef:
Daar is een soldaat van de keizer. Wat zou hij te vertellen hebben? Ik ga luisteren!
De soldaat heeft een papieren rol in zijn handen. Hij gaat voor de micro staan en ontrolt zijn papier. Jozef komt bij de soldaat zijn. Ook komen er enkele* mensen bij staan. De soldaat leest de tekst van de rol af: Soldaat:
Luister naar het besluit van keizer Augustus. Alle mensen van mijn rijk moeten geteld worden. Iedereen moet naar de stad waar hij geboren is. Daar moet zijn naam in een groot boek opgeschreven worden.
Man:
Amai… alle mensen van het rijk tellen!
Vrouw:
Waar is dat goed voor? Om nog meer belastingen te betalen zeker?
Man:
Jozef, waar ben jij geboren? Waar moet jij naar toe?
Jozef:
Ik ben geboren in Bethlehem. Dat is 3 dagen stappen.
Vrouw:
Moet Maria nu niet gauw haar kindje krijgen, Jozef ?
Jozef knikt Vrouw:
De tocht zal lastig zijn voor haar!
De omstanders verdwijnen. Jozef gaat terug naar Maria die nog altijd aan het naaien is. Jozef:
Maria, de soldaat bracht slecht nieuws! We moeten naar Bethlehem!
Maria:
Waarom naar Bethlehem, Jozef?
Jozef:
Iedereen moet zijn naam laten opschrijven in de stad waar hij geboren is. Zo wil de keizer alle mensen van zijn rijk tellen. En omdat ik geboren ben in Bethlehem, moeten wij naar Bethlehem.
Maria:
Zal ons kindje daar geboren worden, Jozef?
Jozef steekt de schouders op… Maria staat recht. Ze legt haar naaiwerk aan de kant. Ze neemt een mand en legt er wat spullen in: een appel, broodje, deken… Maria legt een sjaal op haar schouders. Jozef neemt Maria bij de arm en ze vertrekken. Hier kan een lied gezongen worden… Iemand kan ook een melodie op de dwarsfluit spelen… Verteller – bij voorkeur uit de Bijbel voorlezen - : In die tijd kondigde keizer Augustus een decreet af dat alle inwoners van het rijk zich moesten laten inschrijven. Deze eerste volkstelling vond plaats tijdens het bewind van Quirinius over Syrië. Iedereen ging op weg om zich te laten inschrijven, ieder naar de plaats waar hij vandaan kwam. Jozef ging van de stad Nazareth in Galilea naar Judea, naar de stad van David die Bethlehem heet, aangezien hij van David afstamde, om zich te laten inschrijven samen met Maria, zijn aanstaande vrouw, die zwanger was. Lucas 2, 2-5
Jozef en Maria zijn ondertussen bij de ambtenaar aangekomen. Hij zit aan een tafel. Een rij mensen schuiven aan. Jozef en Maria zijn aan de beurt. Jozef gaat bij de ambtenaar staan. Ambtenaar: Jozef: Ambtenaar: Jozef: Ambtenaar: Jozef: Ambtenaar:
Naam? Jozef. Beroep? Timmerman Woonplaats? Nazareth. De volgende!
Jozef neemt Maria terug bij de arm en gaat weg. Jozef:
Kom, Maria, we zoeken een plaats waar we kunnen slapen.
Ondertussen doet de ambtenaar zijn werk woordeloos verder: hij kijkt de mensen aan, schrijft iets op, de mensen verdwijnen terug… Ondertussen zijn er 3 herbergiers opgekomen. Ze staan vooraan, met een behoorlijke afstand tussen elkaar. De één is een glas aan het afdrogen, de ander roert met een houten lepel, de derde maakt notities in het nota-boekje. Jozef ‘klopt aan’. De 1ste herbergier ‘doet de deur open’… Jozef: Herberg 1:
Dag meneer, kunnen wij hier overnachten? Het spijt me, maar er is geen plaats meer.
Jozef en Maria gaan verder. Ze blijven staan bij de tweede herberg. Jozef ‘klopt aan’. De 2de herbergier ‘doet de deur open’… Jozef: Herberg 2:
Dag meneer, kunnen wij hier overnachten? Het spijt me, maar er is geen plaats meer.
Jozef haalt de schouders op, neemt Maria bij de arm en gaat verder. Een kind komt op en beluistert het 3de gesprek mee. Jozef: Herberg 3:
Dag meneer, kunnen wij hier overnachten? Het spijt me, maar er is geen plaats meer.
Kind:
Meneer, ik weet een plaatsje! Ginds in de stal! De herders brachten juist vers stro!
Jozef en Maria volgen het kind. Ze komen in de stal. Jozef haalt het deken uit Maria’s mand en legt het open op de grond. Jozef en Maria gaan op de stoeltjes zitten. Het kind zwaait nog even naar Maria en Jozef die terugzwaaien. Het kind verdwijnt. Een instrument speelt zachtjes de melodie van een lied (bv. Stille Nacht) Verteller:
Terwijl ze daar waren, brak de dag van haar bevalling aan, en ze bracht een zoon ter wereld, haar eerstgeborene. Ze wikkelde hem in een doek en legde hem in een voederbak, omdat er voor hen geen plaats was in het nachtverblijf van de stad. Lucas 2, 6.7
Maria staat recht en neemt de pop die ergens verscholen lag. Ze legt de baby in de kribbe. Maria gaat zitten en kijkt naar het kind. Jozef staat achter de kribbe en kijkt ook naar het kind. Hier kan een lied gezongen worden: bv. er is een kindeke… Ondertussen komen een groepje herders en schapen op. Ze slapen. Terwijl de verteller leest, komt een (grote) engel bij hen staan, de herders en schapen schrikken wakker: Verteller:
Niet ver daarvandaan brachten herders de nacht door in het veld, ze hielden de wacht bij hun kudde. Opeens stond er een engel van de Heer bij hen en werden ze omgeven door het stralende licht van de Heer, zodat ze hevig schrokken. De engel zei tegen hen: Lucas 2, 8.9.10
Engel (de tekst kan op een rol staan zoals bij de soldaat!) : Wees niet bang, want ik kom jullie goed nieuws brengen, dat het hele volk met grote vreugde zal vervullen: vandaag is in de stad van David voor jullie een redder geboren. Dit zal voor jullie het teken zijn: jullie zullen een pasgeboren kind vinden dat in een doek gewikkeld in een voederbak ligt. Lucas 2, 11.12
Een groep engelen komt rond de grote engel staan. Verteller:
En plotseling voegde zich bij de engel een groot hemels leger dat God prees met de woorden: Lucas 2, 13
Engelen:
Eer aan God in de hoogste hemel en vrede op aarde voor alle mensen die hij graag ziet.
De engelengroep gaat naar de stal en staat in een halve cirkel achter de kribbe. Eventueel hebben ze een brandend devotielichtje (in een yoghurtpotje) mee. Ook hier kan een lied gezongen worden. Verteller:
Toen de engelen waren teruggegaan naar de hemel, zeiden de herders tegen elkaar: Lucas 2, 14
Herder 1:
Laten we naar Bethlehem gaan
Herder 2:
Ja, om met eigen ogen te zien wat er gebeurd is
Herder 3:
Ja, laten we gaan kijken!
De herders haasten zich naar de stal en knielen voor de kribbe. Verteller:
Ze gingen meteen op weg, en troffen Maria aan en Jozef en het kind dat in de voederbak lag. Toen ze het kind zagen, vertelden ze wat hun over dat kind was gezegd. Allen die het hoorden stonden verbaasd over wat de herders tegen hen zeiden, maar Maria bewaarde al deze woorden in haar hart en bleef erover nadenken. De herders gingen terug, terwijl ze God loofden en prezen om alles wat ze gehoord en gezien hadden, precies zoals het hun was gezegd. Lucas 2, 16-20
Ieder blijft nog even op zijn/haar plaats, er kan een kerstlied gezongen worden. Het kerstspel kan hier eindigen, tenzij men kiest om ook het verhaal van de wijzen er aan toe te voegen… De 3 wijzen komen op… Koning Herodes zit wat verder op zijn troon… Verteller:
Toen Jezus geboren was in Bethlehem in Judea, tijdens de regering van Herodes, kwamen er magiërs uit het Oosten in Jeruzalem aan. Ze vroegen: Matteüs 2, 2
Wijze 1: Wijze 2: Wijze 3:
Waar is de pasgeboren koning van de Joden? Wij hebben zijn ster gezien! Wij willen hem een bezoekje brengen.
Koning Herodes staat recht Hij doet teken dat de hogepriesters en schriftgeleerden moeten komen. Verteller:
Koning Herodes schrok hevig toen hij dit hoorde, en heel Jeruzalem met hem. Hij riep alle hogepriesters en schriftgeleerden van het volk samen om aan hen te vragen waar de pasgeboren koning van de Joden geboren zou worden Matteüs 2,3.4
De schriftgeleerden verdwijnen. De 3 wijzen komen bij Herodes staan. Koning: Wijze mannen, ga het koningskind zoeken in Bethlehem. Als je het gevonden hebt, kom het mij dan vertellen. Dan zal ook ik het een bezoekje brengen. De 3 wijzen gaan weg van Herodes. Eén van hen ziet de ster aan de hemel staan. Hij wijst naar de ster, boven de stal. Samen gaan de wijzen naar de stal. De herders maken plaats voor de wijzen. De wijzen knielen neer en geven geschenken aan Jezus. Wie met het materiaal van SpoorZes werkt kan ook volgend stukje er nog aan toevoegen: Terwijl de wijzen knielen, komt er een 4de wijze aangelopen. Hij stopt voor de stal en tast in zijn zakken. Wijze 4:
Ik heb niets meer om aan Jezus te geven, het is maar beter dat ik terug naar huis ga.
Maria kijkt naar de wijze en wenkt hem om binnen te komen. Wijze 4:
Ik wilde het kind bezoeken, maar ik heb niets meer om te geven. Alles wat ik bij me had, heb ik onderweg gegeven aan mensen die het nodig hadden.
Maria:
Kom maar binnen, wijze man, want, weet je: al wat je gegeven hebt aan mensen die het nodig hebben, heb je eigenlijk aan Jezus gegeven. Kom er dus maar vlug bij !
De 4de wijze gaat naar de stal Maria legt Jezus in de armen van de 4de wijze. We zingen samen een kerstlied!
2.3
Het kerstverhaal uit Lucas, naar Kolet Janssen Ik rilde en trok mijn schapenvacht dichter om me heen. Overdag was het warm, maar ’s avonds koelde het flink af. Mijn vader en de andere herders zaten bij het vuur, waar ze liederen zongen en elkaar spannende verhalen vertelden. Maar ik ben David, het jongste knechtje, en dus moest ik voor de vervelende karweitjes opdraaien. Af en toe rond de omheining van de schapen lopen om te zien of alles in orde was bijvoorbeeld. In het stikdonker, zonder lamp, want voor lampolie hadden we geen geld. Ik nam Jizra, de grote herdershond, mee en begon aan mijn tocht. De schapen waren onrustig vanavond. Ze snoven en duwden tegen elkaar. Zou er een wolf in de buurt zijn? De maan scheen rond en vol en er stonden duizenden sterren aan de hemel. Ik werd duizelig door ernaar te kijken. Er was één ster die nog sterker straalde dan de andere en loodrecht boven de stad leek te staan. Fijn was dat, daardoor was het niet zo vreselijk donker. De omheining was overal in orde. Opgelucht hoorde ik de stemmen van de andere herders en haastte me naar hen toe. Ik knikte toen ik de vragende blik van mijn vader zag. Alles in orde, betekende dat. Josias was net bezig aan een verhaal dat hij al minstens zeven keer had verteld, toen we in de lucht lawaai hoorden. Geschrokken keken we omhoog. Kon er zo plots een storm opsteken? Dan moesten we de schapen in veiligheid brengen! Maar het was geen storm. De maan en de sterren schenen nog altijd even helder en er was geen wolkje te zien aan de hemel. Maar er vlogen grote wezens door de lucht en plotseling stond er een man met een stralend gezicht in ons midden. Josias slaakte een kreet en verborg zijn gezicht in zijn mantel. Ik kroop weg achter de rug van mijn vader. ‘Niet bang zijn, beste mensen’, zei de man vriendelijk. ‘Ik kom jullie goed nieuws vertellen! Hier in Bethlehem is vannacht iemand geboren die alle mensen dicht bij God zal brengen, een redder, een Messias!’ ‘Waar dan?’, vroeg Jochanan meteen. Hij geloofde alles pas nadat hij het gezien had. ‘Hij is geboren in een stal en ligt in een voederbak’, zei de man, die wel een engel moest zijn. In de lucht klonk het geluid van honderden vleugels. We hoorden een lied, zo mooi, dat ik er tranen van in mijn ogen kreeg: ‘Glorie aan God en vrede op aarde aan alle mensen van goede wil!’ Daarna werd het weer stil. Wij keken elkaar met open mond aan. ‘Zagen jullie dat ook? En hoorden jullie wat hij zei?’, vroeg Josias. ’Of heb ik teveel gedronken?’ ‘Nee, Josias, we hoorden het allemaal’, zei mijn vader. Hij pakte zijn staf. ‘Ik ga hem zoeken, onze Messias.’ ‘Waren dat echt engelen?’, vroeg Nathan. Niemand antwoordde. ‘Waarom zouden ze naar ons komen?’, vroeg Jochanan. ‘Waarom niet liever naar de rijke mensen van Bethlehem? Hij zei wat we allemaal dachten. Wij waren maar herders, die op de schapen pasten van de rijke boeren. De meeste mensen van Bethlehem wilden niet veel met ons te maken hebben, omdat we geen goede manieren hadden volgens hen. Wat wil je, wij leefden altijd buiten en als mannen onder elkaar. We hadden misschien geen fijne manieren, maar je kon wel op ons rekenen. Samen liepen we in de richting van Bethlehem. Onderweg kwamen we bij een stal. Door de kieren zagen we dat er licht brandde. Door de volkstelling was het zo druk dat deze mensen in een gewone herberg geen plaats hadden gevonden, dachten we. Nieuwsgierig keken we naar binnen. Daar zaten een man en een vrouw. In een voederbak lag een pasgeboren kindje, lekker warm in doeken gewikkeld. Zo’n klein kindje, en toch straalde het een licht uit, dat de hele stal vulde. Achter in de stal lagen een os en een ezel. ‘Kom maar binnen’, knikten de man en de vrouw ons vriendelijk toe. ‘Komen jullie naar ons kindje kijken?’ Wij schuifelden naar binnen. Het waren goede mensen, die niet bang waren van een stel vuile herders zoals wij. ‘Een engel vertelde ons dat er een kindje was geboren’, zei ik tegen de moeder. ‘Hij zei dat het de Messias was, die ons allemaal dicht bij God zal brengen.’ Ik keek haar vragend aan. De moeder glimlachte naar me. We gingen bij de voederbak met het baby’tje staan een knielden eromheen. Ik legde mijn vinger in zijn piepkleine handje en wist dat ik dit nooit zou vergeten. We lieten een paar cadeautjes achter. Een schapenvacht, een stuk kaas, een beetje melk. ‘Laten we God danken, nu zal alles beter worden’, zei Nathan. De anderen knikten. Het licht dat dit kindje uitstraalde stroomde naar ons hart en maakte ons blij. Toen gingen we weer naar onze schapen. Ik legde mijn hand in die van mijn vader en hij gaf me een vriendelijk kneepje. We dachten de hele tijd aan het kindje. Voortaan zou er altijd een lichtje zijn, ook als het donker werd. Lucas 2, 8-20 - Kolet Janssen / Thé Tjong-Khing - uitgeverij KOK – davidsfonds/infodok - ISBN 90 80829 02 1, p. 155-157
2.4
wat zullen we drinken in de maand december 2010? MELK! DE ONBUIGZAME HERDER ‘een wijze les voor onderwijsverstrekkers’ ‘Ik had me voorgenomen nooit meer te buigen’, zei de herder op de terugweg van de stal. Hij was al op leeftijd maar had toch met de andere herders de tocht naar de stal ondernomen. Hij wist niet wat hem precies getrokken had. Het was alsof een geheim hem gelokt had - een geheim dat hem thuisbracht, bij zichzelf. Aangekomen in de stal zagen zij het kind. Er straalde zoveel licht en warmte van zijn gezicht dat de herder, bijna onzichtbaar voor de anderen, niet anders kon dan buigen. Het was dit keer geen opgelegd buigen, het werd niet afgedwongen. Het was een buigen dat hem zijn volledige waardigheid teruggaf. Hij had in zijn leven te veel moeten buigen. Hij had te veel moeten slikken. Er waren machten in zijn leven geweest die hem beschadigd en gekrenkt hadden. Ze hadden hem proberen te breken. Ze hielden niet van iemand die kritische vragen stelde. Ze hielden niet van klokkenluiders die corruptie aan de kaak stelden. Ze wilden volgzame mensen. Er was altijd een stem in hem gebleven die hem behoedde voor het totale zelfverlies. Die stem zei hem de verwachting nooit op te geven dat het ook anders kan. Nooit had hij zich helemaal uitgeleverd, hoe zwaar de druk ook was geweest. Hij was in de ogen van anderen een onbuigzame geworden. Een eigenwijze. Er waren dan ook mensen die hem uit de weg gingen. Die mensen waren vaak ook bang om zichzelf onder ogen te komen. Maar anderen zochten hem juist op. Ze voelden aan dat hij een mens was die anderen hoogachtte. Hij was een mens die je bevroeg en wilde weten of je wel echt mens was. Hij waaide niet met alle winden mee en woog nieuwe geluiden kritisch. Ook hierin was een zekere onbuigzaamheid te bespeuren. Een jonge herder had hem uitgenodigd om mee te gaan. Het was een jongen die hij waardeerde om zijn ontvankelijkheid en ongeveinsdheid. Hij herkende in die jongen zijn eigen diepste verlangen. De jongen was niet onbuigzaam omwille van de onbuigzaamheid, maar vanwege een vermoeden. Het was het vermoeden dat niet de grote bekken of de arrogantie de toekomst hebben, maar de verwachting dat de kwetsbare en gekleineerde mensen nieuwe hoop en nieuwe toekomst zullen ontvangen. Toen hij het kind zag, werd het warm en zacht in hemzelf. Eerbied stroomde bij hem binnen, eerbied die hem nieuwe kracht en nieuwe moed gaf. Hij wist dat dit kind was gekomen om te verheffen en niet om te vernederen; om recht te doen en niet om stuk te slaan. Dit kind zou het licht niet verduisteren maar juist licht brengen. Hij zag hoe de jonge herder reageerde op het kind. Toen besefte hij dat het geheim van dit kind ontdekt kon worden door alle mensen, als ze maar ontvankelijk en oprecht probeerden te leven. Bron ons onbekend.
3. gebed van de week
Het – december. Dit is een verdiepend moment voor alle onderwijsverstrekkers. Niet bedoeld dus om te gebruiken op de werkvloer van de klas. Wel bestemd voor persoonlijke overweging en gebed, tijdens personeelsvergaderingen, … . Dit gebed van de week wordt telkens opgebouwd vanuit het maandthema van leeftocht VSKO. Zie: www.dpbbrugge.be/schoolpastoraal. Rubriek: gebed van de week
4. suggestie tot aankoop door de school: bijbel Het grote avontuur van God en mens Kolet Janssen / Thé Tjong-Khing uitgeverij KOK – davidsfonds/infodok ISBN 90 80829 02 1 Het Bijbelverhaal dat iedere maand centraal staat, is telkens genomen uit bovenstaand boek. Bijbelverhalen leest men liever niet af vanop een blad. Men verhaalt ze met het Bijbelboek zelf in de hand. Zie ook hoger onder 2.3 voor deze maand december.
5. een bijzonder waardevolle tip! Nieuwe webpagina:
-grootouders en geloofscommunicatiehttp://www.gezinspastoraal.be/653/grootouders-en-senioren/grootouders-en-geloofscommunicatie De website van Gezinspastoraal.be wordt gestaag uitgebreid. Zopas ging een nieuwe webpagina online: Grootouders en geloofscommunicatie. Geloofscommunicatie gebeurt op vele manieren: door erover te vertellen, 'al doende' in eenvoudige gebaren en handelingen, door een gelovige levenshouding, met of zonder veel woorden, ... Een bijzondere manier om met kleinkinderen over het geloof te spreken, is het schrijven van een brief. Het biedt de mogelijkheid om de woorden zorgvuldig en in alle rust te wikken en te wegen. Vijftien gelovige grootouders uit Nederland deden het al. Ze schreven een heel persoonlijke en openhartige brief aan hun kleinkind(eren), waarin ze vertellen over hun geloof en over wat ze hen hieromtrent toewensen. Hun brieven werden door Jantine Nierop gebundeld in het boek 'Opa's & oma's schrijven. Wat ze hun kleinkinderen willen meegeven'. U leest er meer over op de nieuwe webpagina 'Grootouders en geloofscommunicatie'.