ARCHITECTUUR Gallo-Romeins museum van Tongeren Alfredo De Gregorio : ‘Tongeren zelf is eigenlijk een hedendaags museum : op ieder moment wordt je er met het verleden geconfronteerd, terwijl het hedendaagse er gewoon gebeurt. De belangrijkste opdracht voor ons was dan ook om het museum naadloos in te bedden in haar omgeving en tegelijkertijd een motor te vormen voor stedelijke dynamiek. We zochten naar de formule van een huis met vele ingangen, dat kennis én beleving aanbiedt, educatie en ontspanning, objecten en verhalen. Een ruimte die zowel de gedreven geleerde als de toevallige passant kan intrigeren.’
Een noodzakelijke uitbreiding/ wat voorafging In 1994 koos de Provincie resoluut om de collectie te presenteren in een intrigerende sfeer, doch wetenschappelijk onderbouwd. Dankzij het dynamisch beleid van de nieuw geïnstalleerde museumstaf groeide het museum uit tot één van dé culturele smaakmakers van de provincie en het meest toonaangevende archeologische museum in België. Het bezoekersaantal explodeerde in tien jaar tijd van 20.000 tot 100.000 per jaar. Het museumgebouw kon die grote stroom bezoekers niet langer kwaliteitsvol ontvangen. Een tweede uitbreiding drong zich op. In 2002 koopt het Provinciebestuur enkele panden naast het museum aan en lanceert een internationale wedstrijd met als opdracht ‘een ideeënschets voor zowel een nieuwbouwgedeelte als de aanpassing van het bestaande volume’. Alfredo De Gregorio op het moment van de wedstrijd: “De wedstrijdfase is voor ons vooral een zoektocht naar de ziel van Tongeren, zowel historisch als hedendaags, naar de rol van het museum in het stedelijk weefsel, en bedenkingen rond archeologie en actuele museumfilosofie. Om alzo een gepast concept voor het museum te genereren, waarbij het museum en de stad versmelten tot één wereld van heden en verleden. We kiezen er bewust voor om alleen een werkmethode, een denkpiste aan te reiken, en niet te gaan voor directe beeldvorming. We willen niet dat gepresenteerde architectuur-prentjes het onbevangen denken over de opdracht van ‘een archeologisch museum in de 21ste eeuw’ overschaduwt.” Uiteindelijk heeft de jury, en dat is in onze competitie-georiënteerde maatschappij al een statement van formaat, gekozen voor een methodiek, een overlegmodel en niet voor een op voorhand gefabriceerd beeld.
Architecturale uitgangspunten Na de aanstelling werd samen met het museumteam alles opnieuw in vraag gesteld : de routing, de relatie met haar onmiddellijke omgeving en met de stad, de technische randvoorwaarden, de expressie van het architecturale, het programma, de belevingswaarde, het budget, … . Al snel bleek dat het initiële programma te omvangrijk was, de gevraagde oppervlaktes zouden te veel stedelijke ruimte innemen en het bijhorende volume kon niet binnen het beschikbare budget gerealiseerd worden. Op initiatief van de ontwerper werd, na maanden overleg, beslist om het programma te verkleinen, uiteraard zonder afbreuk te doen aan de kwaliteit.
Een kwestie van stedelijke heling Architectuur en stedenbouw zijn voor ons een kwestie van heling. De plek waar we ingrijpen moet er op een of andere manier ‘beter’ van worden. De cruciale vraag is er een van liefde: gaan de mensen het gebouw accepteren? In hun hart sluiten? We vertrekken dan ook van overleg, niet van design, van een zoektocht eerder dan van een oplossing. Maanden hebben we gepraat over voor ons essentiële zaken: ‘Op welke manier wordt de bezoeker betrokkene in plaats van louter toeschouwer? Welke sporen laat het museum na in het geheugen van de bezoeker, van de stad? En vermits het om een overheidsgebouw gaat: krijgt de gemeenschap voor het uitgetrokken budget voldoende in de plaats?’ Over de eigenlijke verschijningsvorm praten we in deze fase nauwelijks. In die bevallingsperiode (een gebouw moet inderdaad geboren worden) wordt over alles gepraat, behalve over het beeld. Wanneer we dan maanden later het architecturale beeld van het museum presenteerden, leek het voor iedereen ‘evident’, alsof het niets anders had kunnen zijn. Wij ervaren dat als een compliment.
De stedelijke wandeling Iedere stad, iedere plek heeft zijn eigenheid. Dat wordt gekenmerkt door een specifiek ritme van gebouwen en open ruimtes. In Tongeren staan het grote en het kleine, het monument en de garage letterlijk tegen elkaar. De dualiteit is er typisch. De stad straalt een soort van bruutheid en nonchalance, rurale vanzelfsprekendheid uit. Hier is geen plaats voor opsmuk en versiering, geen plaats voor ‘cavaliers seuls’. Tongeren is een stad-verbonden-met-de-aarde: groen, ecologisch, no-nonsense, eenvoud van vorm en volumes, krachtig, mysterieus,… overwegend ‘vrouwelijk’ van karakter. Integratie is cruciaal en materiaalgebruik is hiervoor van groot belang. Wij kiezen altijd voor materialen die bij de stad horen en die kunnen mee verouderen. Via een nieuwe stedelijke wandeling maakt het nieuwe museum de rondgang rond de basiliek terug mogelijk. De Allée Verte, het steegje met een grote emotionele waarde voor de Tongenaren, werd na lang overleg opgeschoven. Niet alleen de interne circulatie werd op die manier veel logischer, de verschuiving maakte een betere ontsluiting van de rondgang omheen de Basiliek mogelijk. De Tongenaren hebben de achterkant van hun basiliek nooit eerder gezien. En die is van een indrukwekkende stilte; een ideale plek om een nieuw museumplein te creëren, waar dan uiteraard de voordeur komt te liggen. Het nieuwe volume past zich, ondanks haar schaal, op een bescheiden manier in het stedelijk weefsel in: de markt, de basiliek, het Vrijthof, de Romeinse toren en stadswal, het voorplein, de Allée Verte, de Kielenstraat … De bezoeker ‘ontdekt’ het museum via een aloud stedelijk principe: straatjes, pleinen, korte zichtlijnen die verleiden,…. De publieke ruimte rond het gebouw speelt een cruciale rol: het groen werkt verzachtend, verwijst naar de landelijke traditie. In de buitenaanleg wordt (in een later stadium) een waterelement voorzien. Het water koppelt natuur aan cultuur: de waterloop van de benedenstad enerzijds, het door de Romeinse techniek binnengebrachte water in de bovenstad – de aquaduct – anderzijds. Het museumplein en de inkomhal vervloeien, de luifel creëert een drempelmoment tussen beide. Verzonken patio’s laten ondergrondse ruimtes vermoeden en brengen het idee ‘archeologie’ in herinnering… samen met de smalle openingen in het volume maken ze het museum poreus en bereikbaar.
De korrel van de stad De Tongerse identiteit vraagt om sobere, no-nonsense gebouwen met weinig toegevoegde detaillering. De museale mantel krijgt haar expressie in het gebruik van één sprekend materiaal: Ceppo. De muisgrijze Italiaanse natuursteen verstilt het gebouw, dichterbij vertelt het materiaal een kleurrijk verhaal van keien en stenen, tijd en ondergrond. En de keien in de Ceppo refereren wonderwel naar de vele silexstenen in de muren van de basiliek. Binnen krijgt het museum haar aardse textuur in de gezandstraalde betonnen wanden (met de imperfectie maar ook de schoonheid van natuursteen), brute metalen, vloeren in natuursteen en recuperatie-teak.
Het museum als stapelhuis Was het bestaande museum geconcipieerd als een technische doos, het nieuwe museum volgt helemaal de logica van een stedelijk stapelhuis met alle daaraan verbonden connotaties: de sterke, stille volumes, de hooizolder, het rurale, de kelder, maar ook het intiem kabinet, de privéverzameling, de rommelschuif. Net zoals het stapelhuis, bevat het museum een verzameling ‘geoogste’ voorwerpen, mysterieus en intrigerend omwille van het verhaal dat in hun schijnbaar toevallig samenzijn verborgen ligt. De museale ruimtes zijn bewust sober, in zichzelf gekeerd. Op die manier vergeet de bezoeker de omgeving en dompelt hij zich onder in de wereld van het object en de archeologie. De beperkte lichtinval versterkt die sfeer en is een ideale setting voor verhalende multimediale installaties, filmische en sfeervolle evocaties. Binnenin zijn, ondanks het sobere buitenvolume, indrukwekkende museale ruimtes gecreëerd, die verleiden om ontdekt te worden, als een mysterieus stadje. Nergens grote zichtlijnen, wel haast overal gefragmenteerde zichten op de basiliek. Het gebouw nodigt uit om er op een vrouwelijke manier in verloren te lopen en straalt tegelijkertijd een kracht uit die stilte oproept. Een groot deel van het museum bevindt zich ondergronds, zodat het bovengrondse stedelijke volume beperkt kon blijven. De verzonken patio’s brengen gefilterd daglicht en creëren zichten op de omgeving. Ze refereren naar archeologische opgravingen.
Een bescheiden budget Het museum is gebouwd voor een erg lage prijs per vierkante meter: 655€ /m², exclusief BTW. Zeker in vergelijking met andere internationale musea: gemiddeld zo’n 4.200€ /m² (een appartementsgebouw vraagt tegenwoordig een budget van zo’n 850€ /m²). Het waken over het budget is voor ons niet alleen een professionele erezaak, maar – zeker voor overheidsgebouwen – ook een maatschappelijke missie. Veel doen met weinig, is de boodschap. En voor het GRMuseum is dat bijzonder goed gelukt.
Het museum in cijfers *
Oppervlaktes oorspronkelijke vloeroppervlakte (zware renovatie) uitbreiding (nieuwbouw) totale vloeroppervlakte Vaste collectie Tijdelijke tentoonstellingen totale tentoonstellingsoppervlakte Museumcafé + auditorium
6.920 m² 5.680 m² 12.600 m² 2.540 m² 1.320 m² 3.860 m² 875 m²
*
tentoongestelde voorwerpen
2.500 st
*
Budgetten (exclusief BTW en erelonen) - Gebouw Basisbudget (op datum maart 2006) Indexaanpassing Basisbudget op heden Specialiteiten (op datum maart 2006)
7.306.000€ 941.000€ 8.247.000€ of
655€ /m²
924.000€
(externe factoren zoals archeologische opgravingen, grondsanering, buitenaanleg,…)
Indexaanpassing Specialiteiten op heden Totaalbudget (op datum maart 2006) Indexaanpassing Totaalbudget op heden -
-
Museale opstelling vast meubilair en gebouwgebonden onderdelen films en interactives replica’s maquettes foto’s, tekeningen en teksten Totaal TOTAAL (bedragen op heden, incl. indexatie)
119.000€ 1.043.000€ 8.230.000€ 1.060.000€ 9.290.000€ of
737€ /m²
1.396.000€ 670.000€ 183.000€ 102.000€ 173.000€ 2.524.000€ 11.814.000€
Realisatie *
*
* *
toekenning architectuuropdracht: aanvang der werken gebouw: toekenning ontwerpopdracht mus.opstelling: einde der werken: gebouw: - architectuur - ingenieurs - hoofdaannemer museale opstelling: - ontwerp - aannemer team opdrachtgever: - beleidsverantwoordelijke - coördinatie - museumstaf o.l.v.
maart 2004 mei 2006 februari 2007 april 2009 De Gregorio & Partners Technum THV Reynders B&I / Antwerpse Bouwwerken Niek Kortekaas + De Gregorio & Partners Reynders Interieur Gilbert Van Baelen, gedeputeerde Jean-Pierre Dewael Jan Martens Carmen Willems