bijvoorbeeld als je samen op de fiets zit, als je koffie drinkt of misschien als je kind in bad zit.
Wat kan je peuter nu al veel zélf! Zelf eten, zelf de trap op en af lopen, zelf zijn sokken aantrekken, met oma door de telefoon praten en misschien ook al rondfietsen op zijn driewieler. Peuters vragen je de oren van je hoofd. Dat komt omdat alles nog zo onvoorspelbaar en onbegrijpelijk voor hen is. In deze folder kun je lezen waarom peuters nu wel eens bang of boos zijn, ze zo gesteld zijn op hun eigen bezit en ze zoveel ‘waarom’ vragen stellen.
Praten Driejarigen willen van alles het naadje van de kous weten. 'Wat doe je nou?' 'Waarom papa weg?' 'Waarom heb je ketting om?' 'Waarom doet de poes dat?' Eigenlijk vragen kinderen nu niet naar het waarom van de dingen, zoals wij vaak denken. Ze willen echt nog niet weten hoe van het één het ander komt. Ze willen liever dat je hen nog wat meer vertelt. Daarom blijven ze vaak 'waarom' zeggen op elk antwoord dat je hen geeft. Zeg nu niet zo gauw: 'daarom!' Geef liever een antwoord dat net iets méér zegt, dan wat hij vraagt. Stapsgewijs leert je kind zo alles om zich heen beter te begrijpen en ook te onthouden. Zorg dat je overdag soms wat meer tijd en aandacht hebt om op zijn vragen in te gaan,
Stotteren Struikelt je kind nu wel eens over de woorden, die zij wil zeggen? Lijkt het of je kind soms stottert? Dit komt wel meer bij driejarigen voor en het is niets om je ongerust over te maken. Het heeft te maken met de vele soorten nieuwe woorden, die peuters in zich opnemen. Vaak denken ze sneller dan dat ze het kunnen zeggen. Ze willen dan teveel tegelijk zeggen of zijn zo opgewonden, dat het er haperend of stotterend uitkomt. Het beste kun je je kind rustig laten uitpraten. Maak de zinnen dus niet voor haar af en verbeter haar ook niet voortdurend. Je kunt haar wel wat helpen door vragen te stellen. 'En toen g.g.g.gingen we b.b.botsen' Gingen jullie botsen? Ja, met de auto's heel hard!' Dit stotteren gaat meestal vanzelf in de loop van het jaar weer over. Heb je toch zorgen, bespreek ze dan op het consultatiebureau.
Een eigen plek voor zijn kostbare bezit Kinderen kunnen nu een uitgesproken voorkeur hebben voor een bepaald speelgoed. Thomas is gek op zijn takelwagen. Tijl pakt altijd die ene speciale hoed uit de verkleedmand en Fleur gaat als het even kan naar buiten. Haar zakken zitten vol met steentjes, stokjes, kastanjes en zand. 'Wat 'n troep', denk je dan. Maar voor haar is het net zulk belangrijk speelgoed als de takelwagen voor Thomas is. Vaak mag er niets van worden weggegooid. Voor je kind is dit meest dierbare speelgoed een deel van hemzelf. Het is zijn kostbare bezit, dat hoort bij zijn 'ik'. Een tafeltje, de onderste plank van de (boeken)kast of een 1
verzamelmand betekent voor je kind een eigen plek om 'zijn schatten' te bewaren. Komt er nu een vriendje spelen, dan is het begrijpelijk, dat je kind niet direct zijn meest geliefde speelgoed wil delen. Dat hoeft ook niet. Er is genoeg ander speelgoed, waarmee ze samen kunnen spelen. Alles draait om ik, ik, ik. Het is een belangrijke periode waarin je kind spelenderwijs een beeld van zichzelf opbouwt. Waarin hij vooral ontdekt wat hij zelf wil, wat hij al wel en wat hij nog niet kan. Daarna leert hij geleidelijk aan rekening houden met wat een ander wil.
geweten, zijn sociale vaardigheden en zijn gevoelens. Vandaar dat het zo belangrijk is dat je kind een omgeving heeft waar hij: · Naar hartelust kan spelen · Zowel druk als rustig kan spelen, zowel alleen als met anderen, · Zijn fantasie kan uitleven · Lekker kan bewegen in een veilige omgeving · Nieuwe ervaringen op kan doen · Geconfronteerd wordt met verschillende (spel)regels. · Uitdagend spelgoed heeft
Spelen 'We gaan bijna vertrekken, Maartje kom je nou' Daniël en Saskia staan te springen op de boot. Een paar stoelen zijn tegen elkaar gezet. Auto’s, knuffels, kussens gaan als lading mee. Maartje gooit er nog een wiegje bovenop, klimt op de boot en roept:'ik ben de kapitein!' Daar varen ze. Peuters kunnen helemaal opgaan in hun fantasie. Ze hebben daar heel weinig speelgoed voor nodig. Ze spelen graag na wat ze om zich heen zien. Ze gaan net zoals jij thee zetten, door de telefoon praten, boodschappen doen, schoonmaken etc. Maar ze zijn veel te nieuwsgierig en actief om lang met één spel bezig te zijn. Zaten ze net nog in een boot, nu rennen ze weer achter elkaar aan, en weer wat later staan ze te spetteren bij de waterkraan. Spelenderwijs ontwikkelt je kind zijn lichaam, zijn verstand, zijn
Een kast vol speelgoed en tóch: 'Ga nou eens spelen'. Er zijn kinderen die zoveel fantasie hebben, dat ze alle aanknopingspunten vinden om iets te doen. Als zij eens wat rondhangen, kun je hen het beste met rust laten. Ze komen vanzelf wel weer op gang. Maar er zijn ook kinderen die uit zichzelf niet zo vindingrijk zijn. Ze moeten op ideeën gebracht worden Ze doen gemakkelijk een beroep op jou. Probeer erachter te komen wat hem bezighoudt, waardoor hij niet kan spelen. Misschien voelt hij zich niet lekker of zit hem iets dwars. Soms vervelen kinderen zich. Ze hebben nergens zin in, zijn moe en hangerig. Veelal is dit een kwestie van enkele uren of een dag. Als ze zich een langere tijd vervelen dan hebben ze misschien te weinig prikkels in hun omgeving om mee te kunnen spelen. Het kan zijn dat het speelgoed te gemakkelijk óf juist te moeilijk voor hem is. Kijk eens waar hij bij anderen mee speelt. Wellicht brengt je dat op ideeën. Zet speelgoed ook eens een tijdje weg, dan is dat later weer nieuw en daardoor meer aantrekkelijk voor hem. Denk ook een aan de speel-otheek waar je allerlei speelgoed kunt lenen en uitproberen.
2
Beweegkriebels
Bibberbang
Geef je kind iedere dag de kans om flink te bewegen. Kinderen die weinig bewegen lopen meer risico te dik te worden. Liefst dagelijks naar buiten, hoe meer beweging hoe liever. Bewegen is goed voor zijn motorische ontwikkeling. Lekker rennen, klimmen, fietsen . Rem hem niet af in zijn bewegingen, want tot ongeveer 4 jaar doen kinderen uit zichzelf eigenlijk nooit dingen die ze nog niet aankunnen. Kinderen die veel bewegen reageren sneller en hebben minder ongelukjes. Buiten hebben kinderen de ruimte om te rennen en uit te razen. Buitenlucht is gezond.
Jong of oud, iedereen is wel eens bang. Misschien gruw je bij het zien van een spin, zit je met pijn in je maag bij de tandarts of ben je bang 's avonds alleen op straat. Zolang je greep hebt op de situatie kun je je angst wel de baas. Maar hoe worden peuters hun angst de baas? Ze horen, zien en beleven iedere dag opnieuw zoveel dingen, die ze nog niet kunnen begrijpen of verklaren. Veel dingen om je heen, die voor jou heel vanzelfsprekend zijn, kunnen je kind onzeker maken. Jij begrijpt waarom het water hard en zacht uit de kraan kan stromen, waarom je met de boormachine een gat in de muur kan maken en dat je bloedt als je hard op straat valt. Je kind moet dat allemaal nog ontdekken. Daarom stellen kinderen je in deze periode zoveel 'waarom'vragen. Dat is voor hen één middel om meer vat op de dingen om hen heen te krijgen. Een ander middel is hun fantasie. De ene keer helpt die fantasie je kind zich groot, sterk en machtig te voelen. Met een helm op of met d'r knuffel in haar hand, kan zij overdag de wereld aan. Maar 's avonds in haar bed kan ze zich van alles inbeelden. In het donker ziet alles er zó anders uit, zelfs haar vertrouwde kamertje.
Bewegingsspelletjes kun je eenvoudig in de kamer doen: Over en draadje lopen: Rol een bolletje wol door de kamer. Laat je peuter het weggetje volgen zonder ervan af te vallen. Variatie 1: Laat je peuter het weggetje leggen voor jou! Variatie 2: span de draad overal over, achter en onderlangs. Laat je peuter bij het begin van de draad beginnen en laat hem zo de weg vinden tot het einde van de draad. Loop naar iets … roods! Geef je peuter de opdracht naar iets te lopen met die kleur. Variatie: Neem een voorwerp in gedachten met een bepaalde kleur en zeg; loop naar iets kleins wat groen is! Op deze manier worden kleuren en voorwerpen benoemd. Triiing. Neem de eierwekker, draai deze een minuut op, verstop deze. Kan je peuter de wekker vinden voordat deze afgaat? Speurtochtje. Met stoepkrijt kun je een klein speurtochtje uitzetten. Balspelletjes: Overgooien, voetballen, spelen met een ballon of strandbal, stuiteren, vangen.
Waarom en waarvoor zijn peuters soms bang? ü Bang voor een beetje bloed en pijn Door een speldenprik kunnen kinderen al helemaal van streek raken. Dat enge bloed moet direct achter een pleister worden opgeborgen. Kinderen zijn soms ook bang om te vallen. Ze zouden dan wel eens net als het koffiekopje van vanmorgen in stukjes
3
kunnen breken! Haren knippen kan nu ook een bron van angst zijn. De schaar, die zomaar stukken uit je knipt en bovendien zo'n naar geluid bij je oor maakt. Misschien denk je: 'wat is ze toch kleinzerig'. Maar juist nu kinderen zo bezig zijn met hun eigen 'ik' mag aan hun eigen lichaam ook niets mankeren. Ze zijn er erg voorzichtig mee. ü
Bang voor water Water is leuk zo lang je hoofd niet nat wordt. Haren wassen kan daarom heel lastig zijn. Ze voelen zich door het water overspoeld en kunnen bang zijn om met het water van de douche meegesleurd te worden.
ü
Bang voor lawaai Voor de harde wind die om het huis blaast, voor straaljagers, hagelbuien of voor het onweer. In haar fantasie kan de wind haar uit haar bedje meenemen, hoog de wolken in.
ü
Bang voor apparaten waarin alles verdwijnt Dat kan de stofzuiger, de vuilniswagen en zelfs de roltrap in het warenhuis zijn. Peuters begrijpen niet hoe deze dingen werken. Ze zien alleen wat ze doen. Met een zwaar bromgeluid 'eet' de stofzuiger alle rommel van de grond op. 'Straks zuigt hij mij ook mee!'
ü
Bang voor kleine en grote dieren In haar fantasie kan ze zelfs door een heel klein diertje worden opgegeten. Denk maar aan een miertje op haar hand, een pissebed onder de bloempot, een bromvlieg in de kamer of de hond bij de supermarkt.
ü
Bang om alleen gelaten te worden Plotseling kan je kind verlatingsangst tonen? Je kind klampt zich aan je vast, zodra je zonder haar weg wilt gaan. Dit komt wel bij meer driejarigen voor. In deze periode, waarin kinderen juist erg ondernemend zijn en je wel eens op hen moet mopperen kunnen ze bang zijn vanwege alle boze woorden die gevallen zijn. Natuurlijk kunnen er ook andere redenen zijn waarom je kind opeens zo'n gedrag vertoont? Misschien door een ingrijpende verandering thuis, zoals een verhuizing, verandering van werk, de geboorte van een broer of zusje, een periode van ziek zijn, het overlijden van opa of oma.
Wat kun je doen? Het heeft geen zin om op de bange gevoelens van je kind te reageren met: 'stel je niet aan' of 'doe niet zo gek, mieren kunnen je toch niet opeten'. Probeer je een beetje in de wereld van je kind te verplaatsen. Geef je kind overdag de gelegenheid om te ontdekken hoe de dingen werken. Laat haar zelf de koude kraan open en dicht draaien of de
4
stofzuiger aan en uit doen. Met doen alsof een kartonnen doos de stofzuiger is of de tafel de gevangenis, waarin alle wilde dieren worden opgesloten, kunnen kinderen ook hun angst overwinnen. Misschien heeft je kind een fantasievriendje. Dit vriendje doet meestal alles wat je kind niet goed durft, nog niet kan of juist niet mag. Dat vriendje kan dus heel moedig en sterk zijn, maar soms ook heel stout. Dan spreekt je kind haar vriendje bestraffend toe. Net zoals jij dat tegen haar doet. Zo'n vriendje kan een tijdje heel belangrijk zijn voor je kind. Zeg daarom liever niet, dat hij niet bestaat. 's Nachts is het echter moeilijk om erachter te komen waarom je kind huilt. Reageer niet meteen bezorgd met 'wat is er meisje, was je aan het dromen, moet je een plasje doen?' Kijk eerst of je kind weer met wat troostende woorden in slaap valt. Wind het muziekje op, leg de knuffel weer bij je kind en zet de deur op een kier, als ze dat gewend is. Als je kind uit een nare droom heftig huilend wakker wordt, ga dan altijd direct naar je kind toe. Misschien droomde hij/zij dat er enge beesten in de kamer waren. Stel je kind gerust en help haar deze enge griezels uit de kamer te verjagen. Roep bijvoorbeeld 'Ga weg, enge mier'. Zoek samen een sterke knuffel uit en zet die naast haar bed met een vertrouwd liedje of versje. Stop je kind daarna lekker onder. Naarmate je kind ouder wordt, zullen veel van deze wonderlijke angsten vanzelf verdwijnen. Mocht je kind echter angstig blijven, bespreek het dan eens op het consultatiebureau of met je huisarts.
Is je kind verlegen? Verlegen kinderen zijn gevoeliger en kruipen sneller in hun schulp. Ze hebben vaak wat meer tijd nodig om zich ergens vertrouwd te voelen. Voer een deel is het hun aard, maar het kan ook een gewoonte worden om verlegen te reageren in een vreemde situatie. Wat kun je doen? · Gun je kind de tijd die het nodig heeft om zich op zijn gemak te voelen. · Laat je kind zélf reageren op vragen van anderen. Dat antwoord komt echt wel, ook al duurt het wat langer. · Hoe beter jij je kind vertelt wat hij kan verwachten, des te eerder voelt hij/zij zich in een onwennige situatie gerustgesteld. · Je versterkt zijn zelfvertrouwen, als je je peuter regelmatig prijst om zijn inzet/inspanning en hem laat merken dat hij goed zijn best heeft gedaan. · Verlegenheid kun je ook positief bekijken. Verlegen kinderen flappen er niet zomaar wat uit, luisteren goed en komen vaak raak uit de hoek.
De klok rond slapen Het is heerlijk als je kind een goede slaper is. Je kunt rekenen op een goede nachtrust. Maar wat doe je als je kind ’s-Nachts regelmatig huilend wakker wordt, naast je bed staat of voor dag en dauw opstaat? Of je kind de klok rond slaapt, hangt voor een groot deel af van de hoeveelheid slaap die ze nodig heeft. Sommige kinderen blijven met weinig slaapuren heel actief. Vroeg wakker worden of laat inslapen is dan heel gewoon, maar vaak best lastig. Tip: Zet een mand met speelgoed bij haar bed. Leg daar regelmatig wat anders in. Misschien een oude hoed, vingerpoppetjes, een tas met portemonnee, oude prentbriefkaarten of en tijdschrift. 5
’s Nachts wakker? Peuters dromen wel vier à vijf keer per nacht. Vaak verwerken ze dat wat overdag gebeurd is bijvoorbeeld de pijn die zij had toen zij van de schommel afviel, de harde wind op de fiets, de boterham die zij niet wilde eten. Dat ze dan wel eens wakker schrikken, is heel gewoon. Wat kun je doen? · Troost haar als zij huilend wakker wordt. Misschien heeft ze naar gedroomd. · Zorg dat er een lampje brandt, dat de kamer voldoende verlicht. · Wees er op bedacht dat je kind jouw aandacht ’s nachts heel gezellig vindt. Houd het daarom kort en duidelijk. · Ga even met haar naar de wc. als ze dat wil, maar geef het geen extra aandacht. · Leg knuffels weer om haar heen, wind het muziekje op en zeg op een vastbesloten vriendelijke toon: 'Nu ga je lekker lapen, beertje slaapt ook al'. · Sommige kinderen kruipen ’s nachts bij hun ouders in bed. Realiseer je hoe je daar tegenover staat en vervolgens of e het wilt toestaan. Zo niet, breng je kind steeds weer terug naar haar eigen bed. Stop haar weer lekker in, en zeg duidelijk: Nu ga je lekker slapen. Welterusten'. · Als ze blijft huilen, ga dan een paar keer achter elkaar even bij haar kijken. Meestal is je kind dan gerustgesteld. Na een paar dagen slaapt ze hopelijk de nacht weer door. · Mocht het niet lukken, vraag dan hulp aan iemand die je kind goed kent. Even een nacht uit logeren kan het slechte slapen in één keer doorbreken.
Overdag droog, ’s nachts nat Driejarigen zijn vaak ‘s nachts nog niet zindelijk, maar je kunt ze er wel bij helpen. Ga na wanneer je kind plast. Is dat laat in de avond? Maak je kind even daarvoor wakker en loop met hem mee naar de wc. of het potje. Zorg dat je kind goed wakker is zodat hij bewust een plas doet. Geef je kind een pluim als het lukt en stop hem weer lekker onder de wol. Geef je kind ’s morgens een extraatje. Een sticker voor op een stickervel, waarbij hij bij vijf gespaarde stickers zelf een kleinigheidje mag uitzoeken. Natuurlijk wordt je kind nog wel eens te laat wakkeren gaat het toch nog eens mis. Maak er geen punt van. Meestal gaat het vanzelf over.
Zooo eigenwijs... 'Marc was altijd zo'n lekker jong, maar de laatste tijd weet ik vaak niet, wat ik met hem aan moet. Bij alles wat moet, roept hij direct: 'néé, wil ik niet!' Niet mee op de fiets naar huis, niet de muts op als het koud is, niet snel even mee naar de bakker. Als ik hem dwing te doen wat ik zeg, dan zet hij het op een brullen. Op straat schaam ik me dood. Ik weet me daar geen raad mee.' Als je kind vrolijk huppelend met je boodschappen doet of thuis het bezoek vermaakt, dan geniet je van je eigenwijze peuter. Maar hun eigenwijsheid kan ook plotseling omslaan in dwars, koppig en ongehoorzaam gedrag. Thuis heb je misschien wat meer mogelijkheden om de aandacht van je kind op iets anders te richten.
6
Desnoods laat je hem even op de gang uitrazen. Buiten op straat is dat een stuk moeilijker. Je bent dan meer bezig jezelf en je kind te verdedigen tegen de misprijzende blikken of woorden van mensen om je heen, dan met een oplossing te vinden voor zijn lastige gedrag. Hoe denken kinderen nu? Peuters trekken zich niet veel aan van wat mag of kan en wat moet of hoort. Ze doen gewoon wat hen invalt. Ze houden daarbij nog geen rekening met wat jij wilt. Ook hebben ze een drang in zich om zèlf te willen kiezen en te beslissen wat ze doen. De ene peuter heeft echter veel meer behoefte om zijn eigen wil door te zetten, dan de andere. De één is nu eenmaal van nature meer vasthoudend, terwijl een ander sneller afleidbaar is. Wat kun je doen? Peuters moeten een eigen wil kunnen ontwikkelen. Kijk daarom eens of je aan de wens van je kind tegemoet kunt komen. Dat neemt soms meer tijd in beslag, maar het kan heel verrassend zijn, waar je kind mee komt aandragen. Misschien wil hij wèl met papa's muts mee op de fiets. Waarom zou dat eigenlijk niet mogen? Probeer rustig te blijven als je kind dwars is. Leid hem dan wat af, maak een grapje of geef je kind twee mogelijkheden waaruit hij mag kiezen. Misschien zie je een mooi affiche op de winkelruit, geef je hem onderweg een steentje in zijn hand of hang je een ballon aan zijn fietsstoel. Soms wil ook wel eens een verhaaltje helpen. Dat gaat bijvoorbeeld zo: 'Er was eens een jongetje van 3. Hij deed nóóit wat mama of papa wilde. Hij...' Het heeft geen enkele zin te proberen zijn wil te breken of hem te laten voelen wie de baas is.
Meestal loopt dat op een redeloze strijd uit. Stel voor jezelf vast, wat wèl en wat echt niét mag. Leer je kind steeds wat jouw regels en grenzen zijn. Op deze manier leert je kind geleidelijk aan te gehoorzamen. Er zijn natuurlijk situaties, waar een kind onherroepelijk moet luisteren, bijvoorbeeld zodra de veiligheid in het geding is. Tot slot: Kinderen leren vooral door te horen wat ze goed gedaan hebben. 'Fijn, wat heb je mij goed geholpen met de boodschappen!'
Ruzie Marleen speelt graag met haar broertje van 1,5 en ook met ander kinderen, maar het wordt vrijwel altijd ruzie. Ze kan het niet hebben als haar broertje of vriendinnetje aan haar speelgoed komt. Dan stort ze zich er bovenop. 'Nee, daar mag jij niet aankomen, is mijn winkel'. Dan zit ik met brullende kinderen om me heen. Wat kan ik nu het beste doen. Samen spelen en elkaars speelgoed delen is voor driejarigen nog best moeilijk. Op de speelzaal lukt dat vaker beter dan thuis. Op hun eigen terrein hebben kinderen een drang om hun bezit te verdedigen. Ze willen niet dat een ander ook iets met hun spullen wil. Peuters moeten door ervaring leren dat ze speelgoed niet echt kwijt zijn als anderen ermee spelen. Spelen met een jonger broertje, dat wordt vaak huilen. Eenjarigen willen namelijk alles vastpakken en onderzoeken. Dan gebeurt het dat de puzzel op de grond in stukken valt, de pop uit de wieg wordt gegooid of het mooi gebouwde huis omvalt. Vergeet daarbij niet dat Marleen al een tijdje het rijk niet meer alleen heeft. Ze heeft al zoveel moeten delen. Het moeten delen van eigen spulletjes kan dan teveel zijn.
7
Ruzie maken, schoppen, knijpen, slaan, bijten. Waarom? Het lijkt alsof driftbuien zomaar opwellen, maar er is altijd een reden voor. Probeer te achterhalen wat je kind dwars zit, dan help je haar het beste. Meestal heeft het te maken met de baas willen zijn. De drang om te doen wat ze zelf willen is nog steeds sterker dan te luisteren naar wat een ander wil. Dat betekent halsstarrig volhouden, net zolang tot zij het speelgoed in handen hebben. Peuters kunnen heftig reageren als iets niet lukt of als ze van anderen iets moeten doen wat ze nog niet kunnen. Het is vaak vooral uit onmacht wat in een driftbui naar buiten komt. Drammen of driftig worden zijn middelen voor je kind om je aandacht naar zich toe te trekken. Driftbuien kunnen ook te maken hebben met angstgevoelens. Bang voor andere kinderen op de speelzaal, bang voor de wc., bang voor de hond in de winkel. Driftig zijn betekent dan zich verzetten tegen deze angstige situatie. Wat kun je doen · Grijp bij een ruzie niet te snel in. Geef een complimentje als de kinderen zich weer goed gedragen. Dwing je kind niet in een keurslijf, dat werkt vaak averechts. Soms kun je wel eens doen of je een onenigheid niet ziet. · Vraag je niet af wie gelijk had. Haal ze even uit elkaar met de woorden:'Ik wil niet dat jullie elkaar pijn doen. Als je zo boos bent dan kun je niet spelen'. Wacht dan tot je kind rustig is. Geef ieder een rol: 'Marleen is de winkel; juffrouw en Sabine komt boodschappen doen'. · Keur alleen het driftige gedrag af. Een ander pijn doen, dat mag niet. Zeg daarbij:'Ik vind het stout dat je je broertje pijn doet. Zeg liever niet: 'Ik vind jou stout'. Je kind voelt zich dan helemaal afgewezen. · Kinderen kunnen al jong leren zelf ruzietjes bij te leggen. Soms kun je ze dat letterlijk voorzeggen. Je kunt uitleggen hoe ze samen
·
kunnen spelen zonder dat er ruzie komt. Zeg bijvoorbeeld: 'Als de winkel kapot gaat, denk ik niet dat we hem dan weer kunnen maken. Weet je wat: Sabine krijgt nu de kassa terug en straks mag jij hem hebben.'. Zo leert je kind niet alleen rekening houden met wat een vriendinnetje leuk vindt, maar merkt zij ook dat zij met haar lastige gedrag dingen kapot maakt. Houd er ten slotte rekening mee dat je kind jou als voorbeeld heeft. Val je gemakkelijk uit als iets niet lukt dan is het begrijpelijk dat je kind ook zo reageert.
Oriënteer je op tijd over de basisschool waar je kind naar toe gaat 1. Vind je de leerkrachten vriendelijk en behulpzaam? 2. Heerst er een prettige sfeer op school? 3. Wat zijn de belangrijke uitgangspunten van deze school? (Levensovertuiging, onderwijssysteem e.d.). 4. Is de school actief. Worden er regelmatig ouderavonden of bijvoorbeeld acties voor een bepaald doel georganiseerd? 5. Kun je met je kind een ochtend komen kijken in de klas? 6. Naar welke school gaan de kinderen in de buurt? 7. Is er mogelijkheid tot ’s middags overblijven? 8. Is er een adressenlijst van de eerste groep, zodat je aan andere ouders informatie over de school kunt vragen? Bron: oorspronkelijke versie Vivent jeugdgezondheidszorg, Thebe en Kruiswerk Mark en Maas. Updates door GGD Regio Nijmegen vanaf september 2011. Tekst : Emmelieke Boost vormgeving en lay-out: Jeanine Jordaan
8