Jong en christelijk in 2009 [1]
Geloven in moderne omgeving Een moderne samenleving brengt een modern geloof voort. Wat betekent dat voor wie vandaag jong is? En voor kerk, school en de opvoeder thuis? Dr. A. de Kock uit Gorinchem is onderwijskundige en theoloog. Hij is werkzaam bij Driestar educatief in Gouda, bestuurssecretaris van het christelijk studiecentrum ICS en bestuurslid van de HGJB.
6
W
at is kenmerkend voor geloven in een moderne Nederlandse samenleving in 2009? Op het eerste gezicht is dat misschien een vreemde vraag. We zijn geneigd te zeggen dat het geloof iets vaststaands, iets onveranderlijks is. De God van de Bijbel is tenslotte onveranderlijk. ‘We belijden ons geloof in verbondenheid met de gelovigen van alle plaatsen en alle tijden’, spreken we elke zondag uit. Dat wekt de suggestie dat dat geloof altijd en overal hetzelfde was, is en zal blijven. Voor een deel is dat ook zo. In ieder geval als het gaat om waar het geloof betrekking op heeft: de Bijbel en de God van de Bijbel – hoewel ook daarover de opvattingen ver uiteen kunnen liggen. Voor een ander deel is dat geloof niet zo onveranderlijk. Dan denk ik aan de wijze waarop het geloof gevormd wordt en de vorm waarin het geloof tot uiting komt en beleefd wordt. Dit laatste heeft voor christenen in Nederland anno 2009 alles te maken met het wezen van onze moderne samenleving. Dat is namelijk de context waarin zij vandaag hun geloof ontwikkelen en gestalte geven. Christenen en christelijke instituten – kerken, christelijke scholen en gezinnen – zijn met en in die samenleving ook in meer of mindere mate modern geworden. Dit inzicht is een belangrijke sleutel voor de geloofsontwikkeling van christen-
de waarheidsvriend
jongeren en de ondersteuning daarvan door kerken, scholen en gezinnen. Levenslang proces Wat een moderne samenleving kenmerkt, kan met vier pennenstreken aangegeven worden, zoals de Joods-Pools-Britse socioloog Zygmunt Bauman dat doet. In de eerste plaats wordt iemands identiteit – dat wat iemand is of ten diepste kenmerkt – in een moderne samenleving niet opgevat als een onveranderlijke eigenschap, als iets wat je bent geworden na de opvoeding in een bepaald gezin en de opleiding die je genoten hebt. Nee, je identiteit wordt juist opgevat als een proces dat een leven lang duurt. Bepaalde voorheen je afkomst en opleiding je identiteit voor het leven, in een moderne samenleving is het mogelijk om je afkomst achter je te laten, ingrijpende carrièreswitches te maken en letterlijk en figuurlijk veel mobieler door het leven te gaan. Nooit tevreden Omdat het vormen van je eigen identiteit een levenslang proces is, ben je voortdurend met jezelf bezig, om deze identiteit te ontwikkelen. Een belangrijke aanname van veel
mensen daarbij is dat je nooit tevreden kunt zijn over wie je nu bent. Ontevredenheid met jezelf is dan ook het tweede kenmerk van een moderne samenleving. Je bent nooit tevreden met wat je hebt, maar wilt vaak meer, anders of mooier. Bovendien kun je als modern mens pas dan tevreden zijn wanneer je je werkelijk uniek voelt: je hebt iets bereikt of in bezit gekregen dat niemand anders heeft. Alleen: iedereen wil uniek zijn. Daarom verwoorden veel reclameuitingen het individualiteitsideaal: ‘Koop dit product, want daarmee word je wie je altijd al hebt willen zijn.’ Het derde kenmerk van een moderne samenleving is dan ook het leiden van een consumerend bestaan. Dit werkt massaproductie in de hand die voorziet in hulp om je hoogst individueel en uniek te voelen. Niet langer trouw Een vierde kenmerk van een moderne samenleving, tot slot, is dat er minder waarde wordt gehecht aan loyaliteit. Loyaliteit betekent dat je je voor langere tijd verbindt aan iets of iemand, ondanks (nieuwe) mogelijkheden om je met iets anders of iemand anders te verbinden. Loyaliteit betekent bijvoorbeeld
In het grote aanbod op de zingevings- en relimarkt is het een opgave om de ware zin te ontdekken.
22 januari 2009
Boekbespreking trouw zijn aan vrienden, maar kan ook trouw zijn aan denkbeelden of tradities inhouden. Alleen, niet zonder meer meegaan met nieuwe mogelijkheden, producten of ontwikkelingen levert al snel een gevoel van schaamte op. Om aan dit gevoel te ontkomen, zijn moderne mensen geneigd de weg van de loyaliteit niet te snel in te slaan, maar te kiezen voor de weg van de ‘waakzaamheid’: op deze weg ben je gespitst op nieuwe ontwikkelingen en ga je voortdurend mee met alles wat de markt op dat moment als nieuwste biedt. Langdurige of intense verbondenheid met mensen of denkbeelden vormen dan al gauw een blokkade op deze weg. Twee tendensen Deze vier kenmerken van een moderne samenleving hebben hun weerslag op kerken, christelijke scholen en gezinnen. Zij staan niet slechts ‘tegenover’ een moderne samenleving, maar zijn daar ook onderdeel van. Dat heeft consequenties voor de wijze waarop het geloof van christenen in een moderne samenleving gestalte krijgt. Ik wil dat met twee tendensen duidelijk maken. De eerste tendens noem ik de individualisering van het geloof. Christelijk Nederland vormt meer en meer een bont gezelschap van individuele gelovigen. Steeds minder is sprake van een eensgezinde groep van gelovigen die elkaar regelmatig op dezelfde plaatsen en tijden ontmoeten om met elkaar het geloof te belijden en te vieren. Geloven wordt steeds minder ervaren als een gemeenschapsgebeuren en steeds meer als een subjectieve manier om te voorzien in je eigen behoefte aan zingeving. Religieus knutselen De tweede tendens noem ik de verbrokkeling van georganiseerd geloof. Er schiet een vorm van zoekreligie wortel in Nederland: vormen van religieus knutselen, waarbij inzichten uit verschillende denkbeelden van binnen of van buiten de eigen godsdienst met elkaar verbonden worden tot een persoonlijk wereld- en godsbeeld.
de waarheidsvriend
Steeds minder wordt belang gehecht aan bestaande dogma’s of denkbeelden die worden overgedragen in georganiseerd verband van kerken of scholen. In toenemende mate worden geloofsinzichten geboren uit een zoektocht in allerlei bronnen: tijdschriften, kerkelijke of niet-kerkelijke bijeenkomsten, persoonlijke ontmoetingen, websites enzovoort. Twee uitdagingen Een moderne samenleving brengt modern geloof voort. Niet alleen onder moderne jongeren, maar ook onder moderne ouders en moderne ouderen. Want wie kan van zichzelf zeggen dat hij niet modern is? Dit inzicht is belangrijk bij het nadenken over het fenomeen geloven en (religieuze) identiteitsontwikkeling van christenjongeren in Nederland. Uit voorgaande wil ik twee uitdagingen destilleren, die in dit verband op christenen anno 2009 afkomen. Ten eerste. In de samenleving én onder christenen wordt meer en meer een gebrek aan geborgenheid ervaren. Sociale verbanden, relaties en gemeenschappen staan onder druk of kalven af ten gunste van een hoogst individuele invulling van je eigen leven. De schaduwzijde van deze ontwikkeling is dat waar geborgenheid nodig is, deze steeds moeilijker te ontvangen is. Een schaduwzijde die niet alleen in de samenleving in het algemeen maar ook in de kerk in het bijzonder ervaren kan worden. Naast de moderne behoefte aan vrijheid blijft er een basisbehoefte aan zekerheid bestaan, ook geloofszekerheid. Hoe voorzien christenen in kerk, school en gezin daarin? Ware zin Ten tweede. In samenleving én onder christenen wordt meer en meer een gebrek aan zingeving ervaren. Er is zoveel aanbod op de zingevings- en relimarkt, dat het voorwaar een moeilijke opgave is om de ware zin te ontdekken. ‘Waar gaat het nu eigenlijk om in mijn leven?’ Hoe geven christenen in kerk, school en gezin daar een wezenlijk antwoord op?
Jos de Kock
G. Groen van Prinsterer Ongeloof en revolutie. Uitg. Nederlands Dagblad, Barneveld, 390 blz., € 15,90 (plus € 6,20 verzendkosten) Dit monumentale werk van Groen verscheen in 1847 als een ‘onverwijlde uitgave’ , aan de vooravond van het revolutiejaar 1848. Men kan het boek duiden als oriëntatie- en inspiratiebron voor christelijke politiek. Zowel antirevolutionairen als christelijk-historischen vielen op Groen terug. ‘Het boek benoemde de fronten van een geestelijke strijd en stimuleerde tot de ontwikkeling van een eigen christelijk antwoord’, zegt prof.dr. Roel Kuiper in een treffende inleiding. Het boek, waarvan in Groens leven twee edities verschenen, is de neerslag van ‘een reeks historische voorlezingen’. In 1904 verscheen een herdruk, die door de VU-hoogleraar H. Bavinck van een voorwoord werd voorzien. P.A. Diepenhorst, ook VU-hoogleraar, verzorgde een populaire editie in 1922 en de christelijk-historische voorman H. van Malsen bezorgde in 1924 een uitgave met wetenschappelijke toelichting. In 1952, toen de discussie over ‘verzuilde organisaties’ op gang kwam, bracht H. Smitskamp een nieuwe uitgave, die in 1964 en 1976 is herdrukt. In 1989 verscheen een vertaling in het Engels. In de serie Klassiek licht gaf het Nederlands Dagblad, in samenwerking mat de Mr. G. Groen van Prinsterer Stichting, nu een fraaie, geheel nieuwe editie van de oorspronkelijke tekst uit, in bewerking van Arie Kuiper en Roel Kuiper. De tekst is geheel omgezet in hedendaags Nederlands. Daardoor zijn Groens historischwijsgerige gedachten voor de huidige generatie aanmerkelijk toegankelijker geworden. Bovendien hebben de herzieners de citaten die Groen hanteert, van vindplaatsen voorzien. Over Groens geschriften, ook over dit standaardwerk, zijn reeksen publicaties verschenen. Roel Kuiper zegt: ‘De studie van Groen dwingt tot een keuze: er bestaat geen neutraliteit, niet in de politiek en niet in de samenleving.’ Dat laat onverlet dat Groen in 1862 voor de (godsdienst-) neutrale staat koos, om een atheïstische staat te voorkomen en onverminderd te strijden tegen het libertinisme. Iets wat de laatste tijd sterk in discussie is geweest. Men leze dit fraaie boek (opnieuw), dat ook vandaag in de strijd der geesten uiterst actueel is. J. van der Graaf, Huizen
22 januari 2009
7
Jong en christelijk in 2009 [2]
Moe en verloren Moeheid en verlorenheid zijn twee gevoelens die sterk naar voren komen in een moderne cultuur. Ze dreigen jongeren te bevangen, ook christenjongeren.
G
Dr. A. de Kock uit Gorinchem is onderwijskundige en theoloog. Hij is werkzaam bij Driestar educatief in Gouda, bestuurssecretaris van het christelijk studiecentrum ICS en bestuurslid van de HGJB.
eloven wordt steeds minder ervaren als een gemeenschapsgebeuren en steeds meer als een eigen manier van zin aan je leven geven, schreef ik vorige week. Ik zei ook dat er in toenemende mate religieus wordt geknutseld: inzichten uit verschillende denkbeelden van binnen of buiten de eigen godsdienst worden met elkaar verbonden tot een eigen wereld- en godsbeeld. Wat betekenen deze tendensen voor de wijze waarop christenjongeren zich ontwikkelen in hun geloof ? Jeugdcultuur Als startpunt voor het antwoord op deze vraag doe ik twee observaties. In de eerste plaats een observatie van de jeugdcultuur. Deze is veel minder dan vroeger verbonden met bredere gemeenschappen. Gemeenschappen in kleinere zin, zoals het gezin, of in grotere zin, bijvoorbeeld de buurt of het kerkgenootschap. Deze jeugdcultuur wordt bovendien meer dan vroeger gedicteerd door externe factoren, zoals de markt, vrijetijdsindustrie en media. En meer dan vroeger is die cultuur gecentreerd rond consumptie. Bewust of onbewust gaan christenjongeren daarin mee. De kerk, het gezin en de school worden door hen meer naar eigen believen, ‘als het mij zo eens uitkomt’, aangewend. UU Blad Mijn tweede observatie betreft de geloofsbeleving en geloofsopvat-
10
de waarheidsvriend
tingen. Het UU Blad, weekblad van de Universiteit Utrecht, wijdde in januari 2007 een achtergrondartikel aan het fenomeen ‘christelijke studenten’. De kop erboven: ‘Christelijke studenten willen meer dan alleen maar bier drinken en ‘heuh’ roepen’. Er komt een aantal studenten aan het woord wier uitspraken illustratief is voor geloofsopvattingen en -belevingen van veel christelijke jongeren van vandaag de dag. Een van hen zegt: ‘[Studenten] willen na een avond feesten nog met iets thuiskomen. De vragen komen uit je hart. Dat is het verschil met de kerken, die dogmatisch bezig zijn. Wij praten niet vanuit de regels, maar vanuit onze eigen ervaringen. Dat juich ik toe, dat zoeken naar eigen, nieuwe vormen van geloofsbeleving… De vraag naar de kerkelijke achtergrond is minder belangrijk; het belangrijkste is je geloof in Jezus Christus’. Het illustreert de moderne, vooral a-dogmatische, geloofsbeleving.
krijg je in je opvoeding wel wat geloof mee. Maar ik sta wel open en wil mijn eigen weg vinden; wilde niet het geloof van mijn ouders klakkeloos overnemen. In het dagelijkse leven speelt geloof een grote rol voor me. Wat doe je met je leven, hoe ga je met mensen om? Geloof heeft een positieve invloed op dit soort zingevingkwesties, vind ik. Ik zie God, behalve als schepper, als een vader, als iemand
Beter of wijzer Daarnaast lijken de geloofsopvattingen van jongeren zeer sterk gericht te zijn op het nut van geloven in het hier en nu. Religie, zingeving of spiritualiteit moeten vooral nuttig zijn voor jou als persoon of voor je omgeving. Je moet er beter of wijzer van worden. Overigens geldt dit niet alleen jongeren; deze tendens is bij alle generaties te bespeuren. Een citaat van een andere student illustreert deze houding goed: ‘Mijn beide ouders zijn dominee, dus dan
29 januari 2009
die van zijn kinderen houdt, die liefde geeft. En daar hoort keuzevrijheid bij, tot en met de mogelijkheid om tégen hem te kiezen. Uiteindelijk maak ik zelf de keuzes in mijn leven, maar in de wetenschap dat God er altijd voor mij is.’ Jongeren blijken zich steeds minder verbonden te voelen met de geloofstraditie van het gezin waaruit ze voortkomen en de kerk waarin ze grootgebracht zijn. Autonomie is een sleutelwoord. Verbrokkeld Dit betekent dat de identiteitsontwikkeling van christenjongeren vandaag de dag in toenemende mate als gefragmenteerd, verbrokkeld, getypeerd kan worden. In een consumptieve jeugdcultuur, die onder christenjongeren net zo goed als onder niet-christenjongeren heerst, worden bestaande opvattingen of belevingen niet vanzelfsprekend overgenomen. Jongeren zoeken vooral naar en experimenteren met nieuwe opvattingen en (geloofs)uitingen. Dit past uiteraard bij de jeugdfase en is daarmee van alle tijden. Toch is dit verkennen en onderzoeken wel intenser in een moderne samenleving. Bovendien wordt het vandaag de dag sterk ingegeven door een steeds wisselend aanbod van markt en commercie – ook het aanbod van de relimarkt en het grote aanbod aan diensten en producten op het gebied van zingeving. Steeds opnieuw De geloofsontwikkeling volgt niet meer het patroon van thuis raken in bestaande geloofsinhouden en -opvattingen. Het volgt juist een patroon waarbij steeds opnieuw keuzes gemaakt kunnen worden in het al dan niet overnemen van religieuze opvattingen of denkbeelden. Zo wordt een (religieuze) identiteit opgebouwd die bestaat uit een aaneenschakeling van verschillende fragmenten. Daarom spreken we van een gefragmenteerde identiteitsontwikkeling. Het kenmerk van een moderne samenleving is dat ze deze gefragmenteerde identiteitsontwikkeling positief waardeert. Vandaag moet
de waarheidsvriend
je overal aan ruiken en elke opvatting steeds opnieuw ter discussie stellen. Zo’n soort identiteitsontwikkeling kent echter ook twee duidelijke schaduwzijden: een gevoel van moeheid en een gevoel van verlorenheid. Ze zijn typerend voor de religieuze identiteitsontwikkeling anno 2009. De moeheid is het gevolg van het steeds maar weer keuzes te moeten maken. Een gevoel dat herkenbaar is bij jongeren die overal bij willen zijn en bij willen horen. In de geloofsontwikkeling kan een dergelijke houding ook opspelen. Jongeren zijn dan geneigd om geen duidelijke keuze te maken voor een specifieke traditie, voor een set opvattingen, maar willen voor alles kiezen, alles tot zich nemen en op zichzelf waarderen en aan alles mee doen. Wie alles op religebied wil meemaken en persoonlijk wil meebeleven, heeft een type geloofsontwikkeling dat een enorme activiteit in zich draagt. En dus ook moe kan maken. Ik ben ik Verlorenheid is de tweede schaduwzijde. De nadruk op een hoogst individuele invulling van de eigen levensloop kan tot eenzaamheid leiden. Dan groeit het verlangen naar gemeenschap met anderen en een bevrijding uit deze verlorenheid. Dit gevoel kan ook opspelen in de godsdienstige identiteitsontwikkeling van jongeren: heel veel verkennen op het gebied van geloof en religie, maar je ondertussen nergens aan binden. Je zit in geen enkel hokje, bent met geen enkele traditie verbonden, hebt geen specifieke opvattingen waar je op aanspreekbaar bent. Een gevoel van verlorenheid is herkenbaar bij jongeren die zeggen: ‘Ik ben ik en ik hoor nergens bij.’ Jongeren die voor zichzelf en op zichzelf willen geloven en zich niet willen verbinden aan een specifieke traditie, een set opvattingen en daarin een passieve houding aannemen. Dit in tegenstelling tot de actieve houding van het overal bij willen zijn en bij willen horen.
Jos de Kock
De Waarheidsvriend officieel orgaan van de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk Hoofdbestuur ds. H.J. Lam, Ridderkerk, 1e voorzitter; ds. M.A. Kuijt, Huizen, 2e voorzitter; ds. J. Harteman, Kampen, secretaris; A.H. Teeuwissen, Huizen, penningmeester; ds. J.A. van den Berg, IJsselmuiden; ds. C. Blenk, Lienden; dr. P.F. Bouter, Leerdam; A.D. Drost, Werkendam; ds. C. van Duijn, Gouda; mr. G. Holdijk, Uddel; ds. G.D. Kamphuis, Amersfoort; ds. A.J. Mensink, Driesum;ds. H. Roseboom, Kesteren; mr. D.G. van Vliet, Wilnis.
Redactie drs. P.J. Vergunst (hoofdredacteur); drs. B.C.Ph. van der Waal-Goudriaan (eindredacteur); mr. G. Holdijk; ds. G.D. Kamphuis; dr. W. Verboom
Algemeen secretariaat en redactie drs. P.J. Vergunst bureau: Kleine Fluitersweg 253, 7316 MX Apeldoorn, tel. 055-5766660; Fax 055-5767707. Werkkamer thuis: tel. 055-5789132. E-mail:
[email protected] www.gereformeerdebond.nl
Voorlichter H. Geluk, tel. 0184-612632; E-mail:
[email protected]
Ledenadministratie Kleine Fluitersweg 253, 7316 MX Apeldoorn, tel. 055-5766660.
Advertenties Voor alle plaatsingen en informatie (uitgezonderd rouwadvertenties): G. Verweij , tel. 0187-471020. Advertenties worden aangenomen tot tien dagen voor verschijning; verzenden naar uitg. Eilanden Nieuws, Postbus 8, 3240 AA Sommelsdijk onder vermelding van De Waarheidsvriend; e-mail:
[email protected]
Abonnementenadministratie Voor nieuwe abonnees, adreswijzigingen enz. liefst schriftelijk: Kleine Fluitersweg 253, 7316 MX Apeldoorn. Prijs € 45,– per jaar. Losse nummers € 0,95 p. st. plus verzendkosten. Bezorgklachten: tel. 055-5766660. Voor een nieuwe jaargang kan slechts voor 1 december worden opgezegd.
Productie Opmaak ReproVinci BV, www.reprovinci.nl Druk Kon. BDU Grafisch Bedrijf BV
Gesproken editie Informatie en opgave: CBB, Christelijke Bibliotheek voor Blinden en Slechtzienden, Postbus 131, 3850 AC Ermelo, tel. 0341-565499.
Digitale jaargangen Informatie en opgave: Stichting Reformatica, p/a Valleistraat 52, 3901 RT Veenendaal tel. 0318-624648, e-mail:
[email protected] ISSN: 0167-3262.
Theologische Hogeschool van de Gereformeerde Bond (THGB) ‘Johannes Calvijn’ Directeur: dr. J. Hoek, e-mail:
[email protected] Postbus 80, 6710 BB Ede, tel. school (CHE): 0318-696300, fax 0318-696396, www.thgb.tk
29 januari 2009
11
Jong en christelijk in 2009 [3]
De vaste kaders voorbij De kijk op de godsdienstige vorming van jongeren is de afgelopen jaren helemaal verschoven. Niet de leer maar de jongere staat centraal. Iets waar de kerkelijke gemeente, scholen en gezinnen zich bewust van moeten zijn.
M Dr. A. de Kock uit Gorinchem is onderwijskundige en theoloog. Hij is werkzaam bij Driestar educatief in Gouda, bestuurssecretaris van het christelijk studiecentrum ICS en bestuurslid van de HGJB.
et het oog op de christelijke vorming van jongeren functioneerde tot ver in de twintigste eeuw de zogenoemde triangel: de driehoek van gezin, kerk en school die samen en in samenhang optrokken in de vorming van christenjongeren. Die samenhang kon er zijn, omdat religieuze vorming nog werd opgevat als een systematische inleiding in de boodschap van Evangelie en traditie. Daarbij hoorde ook een inlijving van de jongere in de leer en het leven van de plaatselijke christelijke gemeente. Gezin, kerk en school waren belangrijke pijlers van die gemeenschap. Leefstijlmaatschappij Vanaf halverwege de twintigste eeuw zijn er echter meer en meer scheurtjes ontstaan in de verbindingen van deze triangel. Deze scheurvorming heeft te maken met het ontstaan van een leefstijlmaatschappij. Met die verschuiving verschoof ook de visie op religieuze vorming. In een leefstijlmaatschappij vormen de school, het gezin en de kerk niet meer de vaste kaders die de identiteit van een christenjongere verregaand bepalen. In plaats daarvan ontwikkelt het individu, de jongere, een eigen leefstijl en (godsdienstige) identiteit en dat doet hij min of meer onafhankelijk van de zogenoemde triangel. Allerlei vormen van christelijk geloof onder jongeren zijn nog
12
de waarheidsvriend
springlevend, maar de geloofsopvoeding wordt niet langer langs de traditionele patronen gestalte gegeven. Jongeren voelen zich minder gebonden aan een kerkgenootschap en gaan meer hun gevoel achterna. Bovendien kunnen er behoorlijke verschillen in opvatting tussen gezinnen, kerken, scholen en leraren en natuurlijk onder de jongeren zelf zijn. Terwijl religieuze vorming in het ‘triangeltijdperk’ gericht was op inwijding in een specifieke religieuze traditie, sluit de religieuze vorming in een modern tijdperk meer aan bij de individualisering van het geloof. De kijk op religieuze vorming verschuift van een deductieve (van het algemene naar het bijzondere) naar een inductieve (van het bijzondere naar het algemene) benadering. Ik zal dit toelichten. Eind van de straat De deductieve benadering van religieuze vorming kan gekarakteriseerd worden als dogmatisch: de juiste leer staat centraal. Het gaat om een systematische inleiding in de boodschap van Evangelie en traditie, en de vorming is gericht op deelname aan het leven van de geloofsgemeenschap. Zo word je geboren in een gereformeerd gezin, je groeit op en gaat elke zondag mee naar de gereformeerde kerk, je bezoekt de gereformeerde lagere school en blijft tot je volwassen bent op allerlei manieren participeren in dit gereformeerde milieu. De inductieve benadering van religieuze vorming kenmerkt zich daarentegen meer door een existentiële dan een dogmatische benadering; de autonomie van het kind of de leerling staat centraal. Je wordt nu weliswaar geboren in een protestants gezin, maar je gaat in je kinderjaren naar de rooms-katholieke school aan het einde van
de straat. Je ouders gaan wel regelmatig naar de kerk, maar jij hoeft niet per se mee. In je puberjaren laten je ouders je helemaal vrij in waar je je op religieus vlak mee bezighoudt. Ze waarderen het enorm dat je belangstelling hebt voor vragen rond de zin van het bestaan en stimuleren je om daar op je eigen wijze antwoorden op te vinden. Losjes naast elkaar Met een verschuiving naar een inductieve benadering van godsdienstige vorming is de aansluiting bij de individuele leefstijlen van jongeren een belangrijk thema geworden. Die leefstijlen zijn veel sterker verbonden met een leefwereld van jongeren zelf, waarop kerken, scholen en gezinnen veel minder invloed hebben dan in het ‘triangeltijdperk’. Scholen, kerken en gezinnen functioneren losjes naast elkaar, op zoek naar een stukje verbinding met deze leefwereld. Dit is in de kern wat de consequenties van de moderniteit en modern geloven voor de drie instituten kerk, gezin en school zijn. Ik loop ze alle drie afzonderlijk langs. Relimarkt Kerken weten zich naast heel veel andere aanbieders geplaatst op een ‘markt’ van religieus aanbod. Deze marktpositie van het instituut kerk staat op spanning met de deductieve benadering van waaruit de kerken eeuwenlang hebben gewerkt. Marktwerking op de zogenaamde relimarkt is sinds een aantal decennia realiteit in Nederland en typisch een modern fenomeen. In de Nederlandse situatie lijkt er vooral veel marktwerking te zijn binnen een dominante kerk of religie. Individuele keuzes van zinzoekers op deze markt hebben vaak te ma-
5 februari 2009
ken met zoeken naar meer beleving. Daar proberen kerken zo goed mogelijk op in te spelen. Iets wat kenmerkend is voor een inductieve benadering van religieuze vorming. Het belang van beleving, vooral voor de huidige jongerengeneratie, zien we bevestigd in het rapport God in Nederland 1996-2006. Het motief van geloofsbeleving blijkt zeker bij jongeren een belangrijk motief om kerkelijk betrokken te zijn. Het rapport maakt duidelijk dat jongeren in vergelijking met alle Nederlanders minder kerkelijk en kerks zijn, maar wanneer ze op de kerk betrokken zijn, zijn ze dat wel intenser dan bij ouderen het geval is. Dit laatste houdt ongetwijfeld verband met de tendens dat betrokkenheid bij een kerk veel meer dan vroeger een persoonlijke keuze dan een sociaal wenselijke vanzelfsprekendheid is. Christelijke identiteit Onderwijsinstituten hebben een grote rol in de vorming van jongeren. Als een school een christelijke school is, zou dat consequenties moeten hebben voor de wijze waarop die vorming gestalte krijgt. De laatste decennia lijkt de betekenis van die christelijke identiteit op vele scholen echter in te boeten. Uit onderzoek van G. van Hardeveld (2003) blijkt dat de identiteit van christelijke scholen op schoolniveau heden ten dage niet sterk ontwikkeld is en dat de identiteit van docenten op een en dezelfde school sterk kan variëren. Een typisch modern fenomeen. Het instituut christelijke school worstelt met de opdracht tot (godsdienstige) vorming van haar leerlingen te midden van een multireligieuze samenlevingscontext en soms ook klassencontext en bovendien in een tijdperk van een ‘gebroken triangel’. Buurt, kerk en gezin, de aloude vaste kaders, sluiten minder dan vroeger op elkaar aan en zijn minder en minder op elkaar betrokken als het gaat om de opvoeding en vorming van kinderen en jongeren. Verlegenheid Zo ontstaat vooral op school een
de waarheidsvriend
verlegenheid om God ter sprake te brengen. ‘God kan in die ruimte van de schoolwereld niet ter sprake komen, hooguit als materiaal voor zelfverwerkelijking, als een beheersbare bron van antwoorden op vragen van het zelf. God kan hooguit ter sprake komen als leverancier van zingeving voor de zichzelf verwerkelijkende mens. Dat herleidt God tot een laatste leverancier van zingeving’, schrijft A. van Harskamp in S. Miedema (ed.), Religie in het onderwijs. Zekerheden en onzekerheden van levensbeschouwelijke vorming (2006). God als ‘leverancier van zingeving voor de zichzelf verwerkelijkende mens’ weerspiegelt het marktdenken op het religieuze veld. Het geeft ook blijk van de inductieve benadering van godsdienstige vorming, waarbij niets vanzelfsprekend is en alles van persoonlijke voorkeur afhangt. Ook in het onderwijs dus. Eigen keuzen In vroeger tijden had het gezin naast een basis in de wederzijdse liefde van het ouderpaar een multifunctionele basis: in economisch en politiek opzicht, maar ook op het gebied van de sociale zekerheid. In de tweede helft van de twintigste eeuw vormt naast de liefde vooral de zelfverwerkelijking de basis van een gezin. Het gezin wordt steeds meer een soort projectorganisatie, waarin liefde en autonomievergroting de kernwaarden zijn. Ik noem het een projectorganisatie, omdat gezinsleden steeds onafhankelijker van elkaar opereren en steeds minder een kleine op elkaar betrokken gemeenschap met elkaar vormen. In plaats daarvan treffen ze elkaar slechts op momenten dat dat strikt noodzakelijk is. Deze ontwikkeling heeft zijn weerslag op de godsdienstige vorming van jongeren. De nadruk ligt op het faciliteren van eigen keuzen, en niet op voorhand op een verbinding met een (plaatselijke) geloofsgemeenschap of een inwijding in een specifieke geloofstraditie van de familie of het gezin.
kerknieuws Luisterend Dienen-dag over de tweede mijl Een groot aantal diakenen was zaterdag 31 januari in de Ark te Ede bijeengekomen voor de jaarlijkse Luisterend Dienen Dag. Het thema voor de dag was ‘Diaconaat. Een tweede mijl gaan’. Luisterend Dienen is het programma van Kerk in Actie gericht op gemeenten die behoren bij de Gereformeerde Bond en anderen die zich verbonden weten met het gereformeerd belijden in de Protestantse Kerk. Prof.dr. H. Noordegraaf, bijzonder hoogleraar diaconaat aan de Protestantse Theologische Universiteit, trok een aantal bijbelse lijnen over het diaconaat. Gerechtigheid en barmhartigheid zijn twee kernwoorden die telkens in de Bijbel terugkeren. Die twee geven het diaconale werk spanning en inhoud. Burgemeester W. Nuis uit Tholen sprak over de visie van de overheid op de kerk in de samenleving. Hij pleitte voor meer samenwerking tussen kerk en overheid. Beide hebben een verschillende verantwoordelijkheid, maar kunnen in deze tijd veel voor elkaar betekenen. Hij gaf aan dat er bij de overheid in toenemende mate aandacht is voor de maatschappelijke betekenis van de kerk. ‘Treed in contact met uw locale overheid, meld u bij uw wethouder.’ Daarbij is samenwerking tussen de kerken een belangrijke factor om gehoord te worden. Er is meer aan de orde dan de WMO-problematiek; diaconieën en kerkenraden krijgen gehoor wanneer zij zich tot de overheid wenden. Ds. M.C. van Pelt uit Rotterdam sprak over de diaconale praktijk van de kerk in Peru en in de stad Rotterdam. Beelden van zijn vroegere zendingswerk in het Andesgebergte van Peru werden afgewisseld met impressies van zijn huidige werk als missionair predikant in Rotterdam-Kralingen. Diaconaat kan nieuwe wegen banen om de boodschap van het Evangelie door te geven. Dat betekent pionieren, zowel in Peru als in de stadssituatie van Rotterdam. Maar juist door een tweede mijl met anderen te gaan kunnen we hen met Woord en daad laten zien wat het geloof in Jezus Christus betekent. Het onderwerp werd daarna verder uitgediept in een forumdiscussie. Het middagprogramma bestond uit workshops, die druk bezocht werden. Op deze dag is ook de nieuwe lijst projecten van Luisterend Dienen gepresenteerd, die op www.luisterenddienen.nl is te raadplegen. Verder is aangekondigd dat meer contact met de gemeenten gezocht zal worden.
Jos de Kock
5 februari 2009
13
Jong en christelijk in 2009 [4, slot]
Inpassen in leefwereld Wat kunnen kerken, scholen en ouders doen om de geloofsopvoeding beter af te stemmen op jongeren in een moderne samenleving?
V
Dr. A. de Kock uit Gorinchem is onderwijskundige en theoloog. Hij is werkzaam bij Driestar educatief in Gouda, bestuurssecretaris van het christelijk studiecentrum ICS en bestuurslid van de HGJB.
12
eel kerken, maar ook scholen en gezinnen die zich inspannen jongeren een goede geloofsopvoeding te geven, zijn gewend hierbij de leer centraal te stellen. Jongeren krijgen een gedegen inleiding in de boodschap van Evangelie en traditie, en de vorming is erop gericht ze aan het leven van de geloofsgemeenschap gaan deelnemen. Zonder dat ik een oordeel vel over de benadering op zichzelf, stel ik vast dat dit deductieve denken – waarbij de leer en niet de jongere het uitgangspunt is – op gespannen voet staat met de wereld waarin de jongere opgroeit, een omgeving waarin het belangrijk is dat je je wereld zelf bepaalt. Deze spanning tussen een deductieve geloofsopvoeding en een moderne leefomgeving komt voort uit het streven dat veel kerken, christelijke scholen en andere opvoeders hebben om deze twee zaken te combineren. Aan de ene kant wil je als kerk of opvoeder de geloofsinhoud, de traditie en bepaalde geloofsopvattingen aan een volgende generatie doorgeven. Ook al heb je oog voor een veranderende omgeving, je wilt iets ‘conserveren’, namelijk datgene dat de kern vormt van je bestaansrecht. Aan de andere kant wil je deze traditie en opvattingen ook laten landen in de wereld en het hart van jongeren. Maar de wereld en het hart van jongeren is gericht op autonomie en autonomievergroting, ook als het over de godsdienst gaat, en vormt daarmee een directe drempel voor godsdienstige overdracht.
de waarheidsvriend
Uitdagingen Wie probeert deze twee beter op elkaar af te stemmen, komt een aantal uitdagingen tegen. Ik schreef al eerder dat (ook) christenenjongeren meer en meer gebrek aan geborgenheid ervaren. Naast de moderne behoefte aan vrijheid blijft er een basisbehoefte aan zekerheid, ook geloofszekerheid, bestaan: hoe voorzien christenen in kerk, school en gezin daarin? In de tweede plaats ervaren (ook) christenjongeren steeds meer een gebrek aan zingeving. ‘Waar gaat het ten diepste om in mijn leven?’ Hoe geven christenen in kerk, school en gezin daar een fundamenteel antwoord op? In de derde plaats: een kerk, school of gezin wil niet zonder meer zingeving en geborgenheid bieden, maar wil dat doen in lijn met de eigen geloofstraditie en de centrale opvattingen en waarden die daarin een rol spelen. Hoe maken christenen in kerk, school en gezin een constructieve verbinding tussen deze traditie en de roep om geborgenheid en zingeving? Lijmpoging Kerken, christelijke gezinnen en scholen zien zich anno 2009 voor deze uitdagingen geplaatst bij het afstemmen van hun geloofsopvoeding op een moderne context. Je kunt globaal drie lijnen schetsen waarlangs een betere afstemming van de geloofsopvoeding wordt gezocht: (a) de overlevingsstrategie, (b) de cateraaropstelling en (c) aansluiting zoeken bij identificatieprocessen. Ik typeer ze een voor een en zal de derde vervolgens verder uitwerken en nagaan hoe deze zich verhoudt tot de drie uitdagingen die ik hierboven benoemde. De overlevingsstrategie is te typeren als een lijmpoging. De gebroken triangel van kerk, school en
gezin moet weer geheeld worden of waar deze nog min of meer functioneert zorgvuldig geconserveerd worden. In wezen is dit geen poging tot aansluiting bij moderne omstandigheden zoeken, maar je daar juist enigszins van afzonderen door het vormen van een subcultuur. Sommige christelijke scholen zijn daar sterk op gericht. Deze zijn actief in het omhoog houden van de ‘eigen zuil’ door te streven naar een maximale overlap tussen de cultuur en regels op school, de leefwereld van de gezinnen uit de achterban en de leer van de in het schoolbestuur vertegenwoordigde kerken. Cateraar De cateraaropstelling is een geheel andere lijn. In dit geval wordt de geloofsopvoeding door ouders, scholen en kerken zoveel mogelijk aan de belevingswereld en cultuur van jongeren aangepast. Kerken, scholen en gezinnen zijn cateraars in de zin dat zij jongeren zo goed mogelijk proberen te bedienen in hun individuele zingevingszoektocht en het vormgeven van hun eigen leefstijl. Deze vorm van aansluiting is gebaseerd op het principe van ‘u vraagt, wij draaien’. Een fenomeen als de jeugdkerk heeft bijvoorbeeld veel weg van deze vorm van aansluiting. Levenslang proces De derde insteek, het aansluiten bij identificatieprocessen, is een lijn die enerzijds het waardevolle van de homogeniteit en de conservering van belangrijke geloofsinhouden en -opvattingen uit de overlevingsstrategie onderstreept. Anderzijds onderkent deze lijn van denken de op (geloofs)autonomie gerichte christenjongere als realiteit en acht daarom het aansluiting vinden bij de individuele zingevingszoektocht van deze jongere (zie de cateraar-
12 februari 2009
Muziek opstelling) essentieel. In tegenstelling tot de cateraaropstelling staat in deze lijn van denken het aanbod van de instituties kerk, gezin en school in de vorm van een zeker homogeen denken en beleven voorop. Anders dan de overlevingsstrategie is dit aanbod niet gericht op de afzondering van de moderne cultuur, maar op een inpassing in identificaties die jongeren op allerlei fronten en momenten maken. Identiteit – ook religieuze identiteit – wordt in deze lijn van denken niet opgevat als een statische eigenschap, maar als een proces dat een leven lang voortduurt. Het is zaak om daar als kerk, gezin en school op een zo goed mogelijke wijze de geloofsinhouden in mee te laten klinken. Voorkeur Ik zie deze derde lijn van denken als het meest kansrijk. In mijn optiek dienen kerk, school en gezin zo veel mogelijk aansluiting te zoeken bij identificatieprocessen waar jongeren onderdeel van zijn. De eerste lijn van denken, de overlevingsstrategie, is mijns inziens te sterk gericht op afzondering van de cultuur waarin we leven. Ten langen leste zijn jongeren en opvoeders over en weer dan niet meer bereikbaar en aanspreekbaar. Dat kan niet de bedoeling van geloofsopvoeding zijn. In de tweede lijn van denken, de cateraaropstelling, schuilt het gevaar van ontworteling. De geloofsbeleving en -opvattingen hebben uiteindelijk geen bedding meer, niet in een traditie en niet in een bredere gemeenschap van gelovigen. Het kan verworden tot een aller-individueelst samengestelde religie. Ook dit kan de bedoeling van geloofsopvoeding niet zijn. De derde lijn van denken biedt mijns inziens mogelijkheden om aansluiting te houden met de leefwereld van christenjongeren zonder te snel over te gaan op een soort hoogst individueel geloven. Open vragen Een uitdaging voor kerk, school en ouders die ik in het begin van dit
de waarheidsvriend
artikel noemde, was die van het bieden van zingeving en geborgenheid en daarbij de verbinding met de traditie maken. Vooral op het punt van de geborgenheid liggen nog open vragen waar het gaat om deze derde lijn van denken. We kunnen er niet omheen dat de triangel van kerk, gezin en school onderhevig is geweest aan modernisering en als gevolg daarvan doorbroken is. Geborgenheid vind je in een gemeenschap. De triangel van kerk, gezin en school kan deze geborgenheid niet meer geven, omdat deze triangel op vele plaatsen niet meer intact is en dus geen gemeenschap meer vormt. De strategie van aansluiten bij identificatieprocessen van jongeren kan opgevat worden als het best haalbare in deze ‘gebroken staat’. Het best haalbare, omdat de drie instituties, weliswaar afzonderlijk van elkaar, zo goed mogelijk proberen aan zingeving te werken vanuit eenzelfde geloofstraditie. Maar samenhang van die pogingen is veelal ver te zoeken en dat merken christenjongeren ook. Zij ervaren weinig eenheid meer tussen wat zij thuis beleven, op school horen en in de kerk aantreffen. Geborgenheid bieden vormt daarom een belangrijk aandachtspunt voor iedereen die anno 2009 betrokken is bij de geloofsopvoeding van jongeren. Opvullen De vraag is daarbij hoe het gat dat ontstaat door het uiteenvallen van de triangel op een zinvolle manier wordt opgevuld. Van de moderne samenleving wordt vaak gesteld dat het een netwerksamenleving is. Geldt onherroepelijk hetzelfde voor de manier waarop het christendom zich daarin manifesteert? Is het einde van de (moderne) zaak een netwerkchristendom of kunnen andersoortige gemeenschappen worden gevormd waarin jongeren geborgenheid vinden? En hoe zien deze gemeenschappen er dan uit? Dit vraagt doordenking van iedereen die zich betrokken weet bij de geloofsopvoeding van christenjongeren.
Jos de Kock
De Koorkerk in Middelburg is vooral bekend vanwege de historische orgelkassen die in deze kerk hangen en die waarschijnlijk zullen terugkeren naar hun oorspronkelijke plek: de Nicolaïkerk te Utrecht. Dat de Koorkerk van Middelburg ook nog een betrekkelijk nieuw orgel bezit, is veel minder bekend. Nadat deze kerk na de oorlog was hersteld van de oorlogsschade, bouwden de orgelmakers Van Vulpen uit Utrecht in 1969 daarin een twee klaviersorgel met pedaal. Van dit fraai klinkende orgel heeft de vaste organist Leen de Broekert een cd gemaakt met werken die geheel passen op dit neobarokke orgel. Met name de werken van Buxtehude, Böhm en Bach (o.a. Triosonate no. 3) klinken op dit instrument uitstekend, mede ook vanwege het gedegen spel van De Broekert. Te bestellen bij: Zefir, Singelstraat 2A, 4331 SV Middelburg 0118-642842 of via www.zefirrecords.nl. Een interessante nieuwe uitgave is het door Heleen van der Weel geschreven boek Klokkenspel. Het carillon en zijn bespelers tot 1800. Dat het carillon een typisch Nederlands erfgoed is, realiseren wij ons doorgaans niet. Om het carillon onder een breder publiek bekend te maken heeft Heleen van der Weel dit vlot leesbare boek geschreven. Ik heb deze mooi uitgegeven uitgave, die vergezeld wordt van een cd met carillonopnamen, als een roman gelezen. Het boek telt 152 bladzijden, is ingenaaid en geïllustreerd en kost € 19,- (ISBN 97890-8704-061-1). Voor de orgelliefhebbers meld ik ook de brochure Orgels in Ooststellingwerf, samengesteld door Arian van der Mark. Deze jonge organist heeft al de orgels in deze Friese gemeente beschreven en bij deze brochure een dubbel cd gevoegd waarop al deze orgels zijn te beluisteren. Een uitstekende inventarisatie, waarmee het orgelbezit uit één gemeente compleet in kaart is gebracht. Te bestellen bij Boeijenga-Music Publications-Veenhuizen, Hoofdweg 156, 9341 BM Veenhuizen, tel.0592-304142,
[email protected]. M. Seijbel, Elburg
12 februari 2009
13