Wandeling 13 september : Bakkerijschimmel : Neurospora Kwastschimmel : Aspergillus Een russula die normaal roze is maar door de droogte geelachtig tot kakigeel uitgebleekt is. Deze komt in veel vormen voor. Volgens sommigen zijn ze niet verschillend. DNA onderzoek moet uitsluitsel geven. Na enkele malen bepotelen ruiken we dat de (onderkant van de) steel naar vis of garnalen van een week oud ruikt. Het is dus een vissige eikenrussula. (de russula megacanta) (vroeger russula graveolens). Hij is zeer lekker en wordt veel gegeten in Polen en Frankrijk. Neem hem nooit mee naar huis om te drogen. Huis ruikt 3 weken naar rotte vis! Het is de enige die grijsgroen verkleurt als men met FeSO4 (in houtlijm vastgeklit) over de steel wrijft. Het is een symbiont met eik. De biokwaliteit van een bos is te meten aan de hand van het aantal verschillende soorten symbionten Hiertoe behoren de ridderzwammen, de melkzwammen, de russula’s, de amanieten en de aardappelbovist. Alle symbionten waren oorspronkelijk parasieten die echter hebben ingezien dat het misschien beter was een deal te sluiten omdat anders de gastheer misschien sterft (en hijzelf dus ook). Dit is echter een zeer broos evenwicht waardoor hij soms terug in een parasiet verandert als een boom ziek wordt. De vissige russula wijst op een goede biokwaliteit.
Figuur 1 : een vissige eikenrussula
Vissige russula’s komen voor in alle kleuren van de regenboog? De geur is zeer kenmerkend.
Wat verder treffen we een olijfgroene (kakigroene) russula aan met een frisse geur. Wijven we met FeSO4 over de steel dan kleurt hij oranje. De smaak is mild. De plaatjes zijn redelijk elastisch. Dan is het de zeer zeldzame vorkplaat russula (russula heterophylla). Deze komt alleen voor in zeer oude bossen van zeer goede kwaliteit.
Figuur 2 : de vorkplaatrussula
We vinden een gele knolamaniet die eeuwen de reputatie heeft gehad zwaar giftig te zijn. In 1927 heeft de voorzitter van de Franse mycologische vereniging een diner gegeven waar het hoofdgerecht gele knolamaniet was. Velen kwamen niet opdagen, anderen aten met lange tanden. Niemand is ziek geworden. Zijn slechte reputatie heeft hij waarschijnlijk te danken aan het feit dat hij voortdurend verward wordt met de groene knolamaniet die wel dodelijk giftig is maar die de kenmerkende aardappelgeur mist en in volwassen toestand ook geen plakjes heeft!
Figuur 3 : een gele knolamaniet
In 1937 werd een verzekeraar opgepakt die levensverzekeringscontracten opstelde voor oude weduwen waarin in kleine letters stond dat het geld naar de verzekeraar ging als ze binnen een zekere tijdspanne overleden. Bij de ondertekening van het contract bood hij ze een diner aan waarin groene knolamaniet verwerkt werd. Dit gif is niet op te sporen. Hij liet de paddenstoelen echter plukken door iemand die het verschil niet kende tussen de groene en gele knolamaniet. Sommigen overleefden dus het diner en zo … Tegen een zwam vinden we een zeer harde zwam met grijswitte gaatjes onderaan. Als we op de gaatjeslaag drukken wordt ze bruin. Dit komt omdat de buisjes eigenlijk bruin zijn maar langs buiten grijs bepoederd. Dan is het ofwel de platte ofwel de dikrandtonderzwam! De platte is plat terwijl de dikke een hoefvormige, bolle zijde heeft. De platte is een saprofiet op takken en liggende stammen. De dikrand is een parasiet en komt dus voor op nog levende of pas afgestorven en dus nog rechtstaande bomen.
Figuur 4 : de dikrandtonderzwam
Dit indrukken is wel de manier om het onderscheid te kennen met de echte tonderzwam. Die verkleurt alleen bruin bij inkerven. Op een tak treffen we een plaatjeszwam aan met een excentrische steel. Het is een oesterzwam. Verdere determinatie leert ons: het is de bleke oesterzwam die even lekker is als de gewone oesterzwam.
Figuur 5 : de bleke oesterzwam
We vinden opnieuw een kaneelkleurige gaatjeszwam. Het is opnieuw de kussenvormige houtzwam ( Halapopilus rutilans) Als men er een druppeltje ammoniak of KOH op doet verkleurt hij knalviolet!
Figuur 6 : een kussenvormige houtzwam
We vinden een bruine melkzwam. De melk geeft géén gele verkleuring op onze zakdoek. Hij geurt naar frituurolie. De hoed is GEZONEERD (= cirkelvormige banden) => zeker de kaneelkleurige melkzwam !! De steel gelijkt inderdaad op een kaneelstokje. Hij komt exclusief voor onder eik (of kastanje). Alle symbionten onder eik (alle eiksoorten) komen ook voor onder TAMME kastanje. Onder paardenkastanje groeien geen symbionten, die hebben enkel een relatie met bodemschimmels.
Figuur 7 : de (gezoneerde) kaneelkleurige melkzwam
Neem geen russula’s of melkzwammen mee om te drogen. Binnen de 24 uur na het plukken beschimmelen ze! We vinden een paddenstoel met een zakje rond de steel maar zonder ring => … de grijze slanke amaniet (maar de ecologie klopt NIET want die komt alleen voor bij populier!! Het is waarschijnlijk een zéér speciale soort uit het Noorden : de amanita alba of de bleke slanke amaniet. Topvondst? Hoedrand (loep) opvallend gestreept.
Figuur 8 : bleke slanke amaniet? ( amanita alba?)
Er staan slechts 2 slanke amanieten in de sleutel maar vorig jaar is ook bijv. de brokkelzakamaniet (amanita submembranacea opgedoken.
Figuur 9 : brokkelzakamaniet
Zo is recent ook de lantaarnzwam die normaal in het Zuiden o.a. op dode olijfbomen groeit in Limburg opgedoken op eiken. Deze geven s’ nachts een groen lichtschijnsel en kunnen enorm groot worden.
Figuur 10 : de lantaarnzwam
Een klokvormig paddenstoeltje dat op hout groeit en waar een rood melksap uit de stengel komt. Hij heeft witte plaatjes en dus bleek sporenpoeder. Het is een mycena (jong klokvormig, later chinees hoedje. De pupil (is bovenste van de hoed) is roodbruin. Het is de grote bloedsteelmycena. De kleine groeit MEESTAL op de bodem. En is veel kleiner en meer oranjebruin. Hij komt veel minder frequent bij ons voor en bovendien in naaldbossen!
Figuur 11 : grote bloedsteelmycena
We vinden een russula met véél tussenplaatjes en de plaatjes dicht opeen. Dit is de vrij zeldzame russula densifolia of de fijnplaatrussula. Die komt vooral voor in oude bossen. De grofplaatrussula is veel algemener.
Figuur 12 : de fijnplaatrussula
We vinden het gemakkelijk herkenbare rodekoolzwammetje of de amethistzwam..Hij heeft paarse plaatjes en op onze zakdoek krijgen we een paarse schijn. MAAR paars sporenpoeder bestaat niet! Het is kleurpigment van de paddenstoel zelf dat overgaat op onze zakdoek. Hij behoort dus tot de familie van de fopzwammen.
Figuur 13 : het rode kool zwammetje of amethistzwam
In Frankrijk en Polen wordt hij massaal geplukt. De hoedjes alleen worden gebruikt in een omelet die daardoor paars kleurt en niet erg smakelijk oogt maar ze heeft een zeer fijne smaak. Toch is het eten ervan eerder af te raden omdat hij vooral in Scandinavië de paddenstoel is die de meeste vervuilende stoffen uit de atmosfeer bevat. In Scandinavië bevat hij bijvoorbeeld veel radioactiviteit (afkomstig van Tsjernobil)., naast andere verontreinigingen. Alle fopzwammen groeien ogenschijnlijk op het bladerdek maar bij het plukken komt er niets mee => symbiont!! We vinden een gewoon elfenbankje : een gaatjeszwam op hout die gezoneerd is met witte gaatjes en taai.
Figuur 14 : het gewoon elfenbankje
Onder berk vinden we een kleine roze pikante russula : de roze berkenrussula. Deze kan helemaal tot wit uitspoelen bij regenweer
Figuur 15 : een roze berkenrussula
We vinden een donkerrode (kersrode) russula zonder smaak. Het midden is donker, dus moeten we zoeken in groep 8 Het is waarschijnlijk de zwartpurperen russula (of eventueel de plompe russula)
Figuur 16 : een zwartpurperen russala met donker hart en blekere plekjes
We vinden een rozerode verblekende russula met matig scherpe smaak. Als hij heel oud is verdwijnt de rozerode kleur. Het is de vrij zeldzame verblekende russula (russula pulchella)
Figuur 17 : een verblekende russula
Een sterk afgegeten bleekgroene (olijfkleurige) russula met een milde smaak waarvan de plaatjes vrij elastisch zijn met vettige, boterachtige plaatjes. Met de loep zien we duidelijk groen vlekvormige schubjes op de hoed. Deze is de zéér zeldzame ruwe russula (russula virescens). Dit is zowat de meest geplukte in Frankrijk. Kenmerkend is ook de blauwgroene verkleuring die hier te zien is aan de vraatsporen.
Figuur 18 : een ruwe russula
Op houtstronken treffen we een beige paddenstoeltje aan met een chinees hoedje. De kleintjes die er rond staan hebben duidelijk een klokvormig hoedje. Dit is weer een mycena. De helmmycena. Dit is een van de fopperige zwammenfamilies omdat de volwassen exemplaren een steeds vlakkere hoed krijgen met hoogstens nog een bultje of als ze heel oud staan keert de hoed zelfs naar boven. De zeer taaie steel is kenmerkend voor deze helmmycena (mycena galericulata). Het is de grootste van de mycena’s met een hoed die 2 tot 6 cm diameter kan hebben. Ook te herkennen aan de vrijwel altijd iets roze lamellen. Met de loupe kan men ook kleine dwarsverbindingen (laddertjes zoals bij een nylonkous of anastomosen) zien helemaal diep tussen de lamellen dicht bij de steel. Hiervoor moet men naar de hoed kijken met tegenlicht. Het is ook de énige mycena die naar meel smaakt. Opgelet: wel best terug uitspuwen, want hij is licht giftig.
Figuur 19 : de helmmycena
Een klein wit, klokvormig paddenstoeltje met fijne zwarte schubjes op de hoed. Hij heeft witte plaatjes en bleek sporenpoeder. We zien dat de plaatjes vrij zijn aan het slootje tussen de plaatjes en de steel. De spikkelplooiparasol die zeldzamer wordt ( ? niet te vinden?) Wat verder zien en ruiken we enkele grote stinkzwammen (Phallus impudicus)
Figuur 20 : een grote stinkzwam
De dochter van Charles Darwin was directrice van een meisjespensionaat. Zij liet op het domein systematisch alle grote stinkzwammen verwijderen! We vinden een klein paddenstoeltje met bleek sporenpoeder dat geurt naar rammenas en waarvan de plaatjes bochtig zijn aangehecht. De steel breekt gemakkelijk. We moeten dus gaan kijken onder 1.8. Het is een (uitgebleekt) elfenschermpje of de mycena pura. Deze is zeer giftig en zorgt voor de muscarinevergiftiging = het zweetsyndroom.
Figuur 21 : een elfenschermpje (mycena pura)
We vinden weer een fopzwam. Als hij roze plaatjes heeft met wit sporenpoeder en oranjebruine tinten op hoed en steel en met kleine schubjes zoals op een zeemvel dan is het geen gewone fopzwam maar de geschubde fopzwam. Als we een schimmel aantreffen op boleten of krulzomen dan is het boletenrot of goudschimmel. Waarom gebruiken we 2 namen. Omdat deze schimmel zowel een geslachtelijke als ongeslachtelijke voortplantingsvorm kent. Boletenrot is de naam voor de geslachtelijke voortplantingsvorm met perithetia.
Meestal gebeurt de voortplanting vegetatief waarbij de cellen zich kopiëren (klonen) door middel van knalgele vegetatieve sporen. Dan spreken we van goudschimmel.
Figuur 22 : boletenrot / goudschimmel
We treffen een prachtig voorbeeld van geotropie aan. Op een nog rechtstaande stam zien we de horizontale berkenzwammen maar op de afgebroken top van de boom die op de grond ligt is de berkenzwam OOK horizontaal. De zwam heeft zich gedraaid zodat zijn sporen weer door de zwaartekracht naar de aarde kunnen vallen!!
Figuur 23 : geotropie -hier bij een tonderzwam
We vinden weer een gaatjeszwam (polypore) die consolevormig is. We vinden dat het een elfenbankje is. Uiteindelijk komen we uit op de witte bultzwam, het grootste elfenbankje. Deze kan tot 25 cm diameter hebben. Hij is perfect eetbaar maar na 24 uur koken is hij nog even taai. Vaak zien we groen algen bovenop de zwam. Dit komt omdat er soms kleine laagtes zijn in het oppervlak van de zwam waar water blijft in staan dat een ideale groeiplaats vormt voor groene algen.
Figuur 24 : de witte bultzwam met typische algen bovenop
We vinden een kernzwam die exclusief voorkomt op berk. De vergroeide kogelzwam waarvan alle kogeltjes vergroeid zijn. Hij heeft een blauwpaarse schijn.
Figuur 25 : de vergroeide kogelzwam exclusief op berk
Weer een zwartpurperen russula met duidelijk donker in het centrum en uitgebleekte plekjes op de hoed. De geelwitte russula is onmiskenbaar door zijn okergele hoed met sterk contrasterende witte plaatjes.
Figuur 26 : een sterk contrasterende geelwitte russula
We zien een vrij verteerde roodbruine slanke amaniet.
Figuur 27 : roodbruine slanke amaniet
Weer een bruine melkzwam. Dus wat melk op de zakdoek : die verkleurt onmiddellijk citroengeel. Onmiskenbaar de rimpelende melkzwam die inderdaad op de hoed al wat rimpels vertoont.
Figuur 28 : rimpelende melkzwammen
Weer een bekende gaatjeszwam op hout: de paarse korstzwam
Figuur 29 : de paarse korstzwam
Op een klein takje treffen we 2 verschillende zwammen aan. 1 is een druppelzwam dat de oranje druppelzwam blijkt te zijn. De andere is een trilzwam, de gele trilzwam die bij verdroging herleid wordt tot een velletje en bij vocht terug opzwelt. Dit kan zich 7 á 8 keer voordoen. Bij elke opzwelling vormt hij sporen, bij elke uitdroging stopt hij daarmee.
Figuur 30 : een (opgezwollen) gele trilzwam Figuur 31 : oranje drupelzwam
Een schelpvormige plaatjeszwam zonder steel met bruin sporenpoeder => … een oorzwammetje. De plaatjes zijn roestbruin en het komt voor op takken => het wit oorzwammetje.
Figuur 32 : het wit oorzwammetje
Op een takje vinden we meniezwammetjes op een steeltje!! (nog nooit gezien door Hans!) Dit is het vegetatief stadium! (tubercularia). Het andere bijna altijd voorkomend stadium = de nectria. In de vegetatieve vorm zijn het kleine roze bolletjes. In de geslachtelijke vorm vormt het donkerrode framboosjes.
Figuur 33 : vegetatieve meniezwammetjes en geslachtelijke framboosjes
Op een liggende tak vinden we ook de platte tonderzwam. Deze is duidelijk veel platter dan de dikgerande en heeft een witte groeirand. Hoe werden vroeger die tonderzwammen gebruikt? Men liet ze eerst weken in urine (ammoniak). Zo maakte men het weefsel zacht. Dan liet men ze drogen en maakte ze dan fijn met een mortier. Zo kreeg men een watachtig weefsel waar men salpeterzuur bij moest doen. Dan ging het in de tonderdoos.
Figuur 34 : een witgerande, platte tonderzwam
We zien nog de broze russula die vooral onder eik voorkomt. Hij is wijnrood in het midden met een bleke buitenkant. Hij is zéér pikant.
Figuur 35 : een broze russula
We vinden ook nog een berijpte russula. Deze heeft meestal een grijze kleur.
Figuur 36 : een berijpte russula
In het gazon treffen we tenslotte een gazonvlekplaat aan met zwart sporenpoeder. Deze behoort tot de inktzwamfamilie. Hij heeft een karamelbruine kleur uitblekend vanuit de rand.
Figuur 37 : een gazonvlekplaat uit de inktzwamfamilie