Wat is een dyslecticus? Dat is iemand met dyslexie. Dyslexie is een woord uit het Grieks dat slecht lezen betekent. Dyslectici, dat is het meervoud van dyslecticus, hebben niet alleen moeite met lezen, ook het spellen gaat moeizaam. Dat is niet zo vreemd, want lezen en spellen hebben veel met elkaar te maken. Bij lezen moet je van de letters woorden maken. Bij spellen doe je het omgekeerde, dan deel je de woorden op met letters.
Dyslexie zal altijd wel hebben bestaan. Maar het viel pas op toen de meeste kinderen naar school gingen om te leren lezen en schrijven. Dat was aan het eind van de 19e eeuw. Sommige kinderen bleken het lezen en spellen nauwelijks onder de knie te krijgen. Toch waren die kinderen vaak best slim, want andere vakken gingen wel goed. Zou het misschien een handicap (lees: hendiekep) kunnen zijn? Een handicap is een lichamelijk of geestelijk gebrek. In Engeland onderzocht de Engelse arts Morgan in 1896 de veertien jarige Percy. Percy was intelligent, maar lezen en spellen kon hij niet. Iemand die intelligent is, begrijpt allerlei dingen snel. Volgens Morgan had Percy een oogafwijking. Hij was woordblind, Blind voor woorden.
Een oogafwijking? Vooral oogartsen hadden belangstelling voor woordblindheid. In Nederland schreef een Leidse oogarts er als eerste over. Dat was in 1902. Dyslexie zou een visueel probleem zijn. Visueel heeft te maken met zien, met de ogen dus. Een dyslectisch kind ziet een hele brij van letters en woorden door elkaar. Er werd een speciale bril gemaakt: de prismabril. Met zon bril kun je maar naar één woord tegelijk kijken. Maar de bril hielp niet. Dyslexie ligt niet aan de ogen, wist men toen. Daarom is woordblind eigenlijk geen goede naam.
1
Problemen met lezen Een kind uit groep 3 kreeg problemen met lezen. In het begin ging het nog wel goed. Korte woordjes als maan, roos, vis kon het onthouden. Maar toen het echte lezen begon, raakte het de draad kwijt. Het kind bleef spellend lezen. Elk woord spelde het letter voor letter. Het vond het moeilijk letters samen te voegen tot één woord. En de woorden tot een zin. Bij het schrijven vergat het letters of vergiste het zich in de volgorde. Lezen en schrijven gingen veel moeilijker dan verwacht. Dat was een enorme teleurstelling. Vaak kwam het verdrietig thuis. Het kind dacht dat het dom was. Maar het was niet dom. Het kind kon rekenen als de beste en ook met de andere vakken had het weinig moeite. Maar lezen, taal en schrijven waren een ramp. Het kind kreeg leesboekjes mee naar huis. Elke avond oefende het met zijn ouders. Dat hielp wel een beetje, maar de andere kinderen leerden sneller. De achterstand werd steeds groter, hoe hard het kind ook zijn best deed.
Achterstand Iedereen maakt fouten bij lezen en taal. Eenvoudige woorden lees en spel je al snel zonder fouten. Maar de woorden die je leert worden steeds moeilijker. Bij elk nieuw probleem maak je weer fouten, totdat je de leerstof na een tijdje oefenen beheerst Zo leer je steeds meer woorden en ga je beter lezen en schrijven. Bij een dyslecticus gaat het allemaal veel langzamer. Dat komt door een trage taalontwikkeling. Aan het eind van de basisschool kan de achterstand opgelopen zijn tot twee jaar of meer. Om vlot te kunnen lezen, moet je een woord of een gedeelte daarvan meteen herkennen. Je weet automatisch wat er staat. Bij een dyslectisch kind lukt dat automatiseren niet goed. Het blijft lange tijd spellend lezen. Dat gaat erg langzaam en kost veel energie Om toch sneller te lezen, gaat het vaak naar woorden raden. Radend lezen heet dat.
Vijf procent Minstens één op de twintig mensen is dyslectisch. Dat is vijf procent. 90.000 kinderen op de basisscholen in Nederland.
2
Bij de één zijn de problemen anders dan bij de ander. Er zijn bijna vier keer zoveel jongens met dyslexie als meisjes. Daar zitten opvallend veel linkshandige kinderen bij. Je wordt met dyslexie geboren. De handicap gaat ook nooit meer over. Dyslexie is erfelijk, het zit in de familie.
Hekel aan school Groep vier is vaak een moeilijk jaar voor dyslectische kinderen. Met lezen kunnen ze de rest niet bijhouden. Ze worstelen met elk woord of zijn veel te snel en gaan raden wat er staat. Het is dan moeilijk om te begrijpen wat er staat. Je bent te langzaam en aan het eind van de zin ben je het begin alweer vergeten. Of je leest te snel en raadt maar wat. Soms gok je goed maar vaak ook niet. Dan blijkt het verhaal heel ergens anders over te gaan. Zo gaat de lol van het lezen er al snel af. Op de meeste scholen is wel iemand die iets van dyslexie weet. Als de meester of juf doorheeft wat er aan de hand is kun je worden geholpen. Als je pech hebt kan het langer duren. Hierdoor kun je gaan denken dat je maar dom bent. Je kunt je ziek gaan voelen. Bij andere vakken kan het hierdoor ook ineens minder goed gaan. Je hebt last van faalangst: Je denkt van tevoren al: dit gaat toch mis.. Kinderen kunnen je gaan uitlachen omdat je woorden verkeerd opschrijft. Je hebt geen zin meer in school!
Een andere aanpak Als je juf of meester gauw door heeft wat er aan de hand is kunnen ze advies vragen aan de schoolbegeleidingsdienst. Daar werken deskundigen die de school helpen. Bijvoorbeeld door een hulpplan op te stellen. Je kunt makkelijk leesbare boekjes krijgen met spannende verhalen en veel plaatjes. Ook kun je les krijgen van een remedial teacher. Dit is een leraar voor kinderen met een leerachterstand.
3
Je gaat oefenen met wisselrijtjes. Dat zijn rijen woordjes waarvan bijvoorbeeld de klinker wisselt. Vaak kun je met een computerprogramma werken. Die laat bijvoorbeeld een woord zien en dat moet je dan natypen. Of je werkt met een kijk− en luistermethode. Met een koptelefoon luister je naar een verhaal. Tegelijkertijd lees je mee in een boek. Later lees je de tekst hardop en neem je de tijd op. Je maakt er een sport van om het steeds sneller te doen. Dat kan goed helpen, je leestempo gaat met sprongen vooruit.
Hoe schrijf je dat? Een dyslecticus heeft vaak moeite met het schrijven van woorden die je anders schrijft dan ze worden uitgesproken. Hond wordt bijvoorbeeld hont. Ook moeilijk; klanken waarvoor we twee letters hebben: ei of ij, is hout nou met een ou of met een au, schrijf je wacht met een ch of met een g. Tweeklanken zoals oe, ui en eu zijn ook een probleem. Deze klanken worden nogal eens verwisseld. Deur wordt duer. Ook letters die elkaars spiegelbeeld vormen, de p, de d en de b worden vaak door elkaar gehaald. Je kunt letters vergeten en toevoegen ( gristeren in plaats van gisteren) Moet zijn: de poes zit in de boot
Een rustige omgeving Lawaai is erg storend voor een dyslecticus. Vaak helpt het als je op school in een rustige omgeving kan werken. Het liefst op de computer met een programma met veel plaatjes en weinig tekst. Op de PC zit ook een spellingsprogramma dat aangeeft wanneer je een fout maakt bij het typen. Bij proefwerken voor bijvoorbeeld wereldoriëntatie kan de leraar de schrijffouten niet meetellen. Je kunt voor proefwerken ook meer tijd krijgen. Voor de CITO−toets heb je ook meer tijd nodig!
4
Later ontdekt Bij sommige kinderen wordt dyslexie pas ontdekt als ze naar de middelbare school gaan. Deze kinderen zijn vaak meer dan gemiddeld intelligent. Zo hebben ze het op de basisschool kunnen redden. Maar als ze dan een andere taal moeten gaan leren met andere taalregels, lukt dat niet meer. Met een dyslexieverklaring kan je extra tijd krijgen voor proefwerken. Ook voor tentamens en examens. Ook dan kan je hulp krijgen van een remedial teacher. Lukt dit niet op school, dan zijn er in elke grote stad wel instituten voor dyslexie te vinden. Hij of zij kan dan de taalregels die gelden voor een buitenlandse taal met je oefenen. Studeren kost dyslectici vaak meer tijd dan anderen. Ze doen langer over proefwerken. Ze moeten goed opletten dat ze geen zinnen of opdrachten overslaan. Met een dyslexieverklaring kan je extra tijd krijgen voor proefwerken. Ook voor tentamens en examens. Je mag ook gebruik maken van hulpmiddelen en je kunt eventueel compensatie en of vrijstelling krijgen voor bepaalde onderdelen. Overleg dit met je leerkracht.
Als je HAVO−advies krijgt kan het zijn dat je eerst de MAVO moet doen en daarna pas de HAVO. Dus weer geldt: doorzetten ! Dat moet niet te moeilijk zijn. Als je als dyslecticus zo ver bent gekomen, ben je al een echte doorzetter !!!
Een mooie toekomst tegemoet Probeer als het bekend is dat je dyslexie hebt zoveel mogelijk hulp te krijgen. Schakel de familie en vrienden in om je voor te lezen. Zodat je van tevoren al weet waar een tekst of boek over gaat. Vraag extra tijd op school bij alle vakken. Probeer veel op de computer te doen. Van Cd−rom spelletjes leer je ook veel ! Leen luisterboeken bij de bieb of de blindenbibliotheek. Leen of koop boeken met veel plaatjes en weinig tekst. Als je doorzet kun je het ver schoppen.
Belangrijkste bron: informatieboekje nr. 5, Schrijver Zeger van Mersbergen, Uitgeverij Wolters−Noordhoff Terug naar vorige pagina
5