Postadres: Postadres: Cliëntenraad Bavo Europoort Cliëntenraad Bavo Europoort Prins Constantijnweg 48-54 Prins Constantijnweg 48-54 3066 TA Rotterdam 3066 TA Rotterdam (E)
[email protected] (E)
[email protected] (T) 088 358 50 96 en 088 358 50 97 (T) 088 358 50 96 en 088 358 50 97
code? code?
is onderdeel van is onderdeel van
Omgaan met dementerende ouderen Praktische tips voor naasten
Wat doet doet de de cliëntenraad cliëntenraad voor voor u? u? Wat Informatie voor cliënten van Bavo Europoort Informatie voor cliënten van Bavo Europoort
Inhoudsopgave Inleiding 1. Verzorging thuis, een algemene benadering Aanpassingen, wat wel, wat niet? Het vinden van een evenwicht 2. Het gesprek Controleren van zintuigen Aanraken De taal van ons lichaam Eenvoudig en duidelijk Hulpmiddelen Geduld en begrip 3. Praktische tips, alfabetisch geordend Aankleden Achterdocht en beschuldiging Achterna lopen Agressie en geweld Baden en hygiëne Dagverzorging Decorumverlies Dwalen Emoties Geheugensteuntjes Hallucinaties
Herhalingen Incontinentie Leugentje om bestwil Lichamelijke gezondheid Lichaamsbeweging Maaltijden Nachtelijke problemen Ontspanning Paniekreacties Spullen kwijtraken of verstoppen Tillen Tijdsbesef Verhuizen Veiligheid Visite 4. Voor u zelf zorgen 5. Literatuur
5. Literatuur • Wat is dementie? Bavo Europoort, Ouderen. • Een moeilijke opgave. Over de gedachten en gevoelens van familieleen en dementerende ouderen. Bavo Europoort, Ouderen.. • Alzheimer Stichting, * Dementie en rechtsbescherming * Dementie en samen leven * Thuis omgaan met dementie • Arntzen, W en G. Bloemendal, Zolang het nog kan. ISBN 90.266.1880.8. Thuiszorg voor dementerende ouderen. Een boek voor hulpverleners, familie en vrijwilligers. • Mary van den Berg en Hans Diesfeldt, Doet u mee. Gezelschapsspelen en gespreksstof voor anderen. Intro Nijkerk, 1984, ISBN 90.266.1785.z • Bloemendaal, Gert, Demente ouderen; activiteiten en omgang. ISBN 90.266.1782.8. • Horstink, Hans, Kun je me zeggen waar ik woon?, Van Loghum Slaterus, 1985, ISBN 90.600.1947.4. Korte, soms ook geestige, impressies uit een verpleegtehuis voor demente bejaarden, waar de schrijver als dienstweigeraar werkte. Het boek is geïllustreerd met foto’s van een gelijknamig t.v.-spel dat begin 1985 werd uitgezonden. • M. van de Laat, Weet u nog….? Werkboek realiteitsoriëntatietraining met anderen. ISBN 90.266.1928.6. • Nancy L. Mace e.a. Een dag van 36 uur. Bunge, Utrecht 1987. ISBN 90.03481942 CIP. Een leidraad voor familie en verzorgenden bij de omgang met demente mensen.
Inleiding Een echtgenote: “Je wilt het beste, maar je weet niet altijd wat het beste is”. Wat ‘het beste’ is voor uw dementerende man, vrouw, vader of moeder en voor uzelf weten wij ook niet. Dat kun je niet leren uit een boekje. De omgang met een dement persoon is, zoals u uit eigen ervaring weet, bepaald niet gemakkelijk. U hebt hier heel wat vindingrijkheid bij nodig. In dit boekje maken wij u op een paar punten attent, die u van pas kunnen komen in de omgang met dementerende mensen. Omdat het niet prettig is om steeds hij/zij en hem/haar te lezen hebben we in dit boekje steeds voor hij en hem gekozen, maar dit houdt natuurlijk niet in dat deze tips voor vrouwelijke patiënten gelden. Het woord “patiënt” is gekozen omdat het erg lastig is om steeds partner/ man/vrouw/oom/tante te moeten lezen.
4. Voor uzelf zorgen Naast het zorgen voor de demente persoon is het minstens zo belangrijk dat u voor uzelf zorgt. Uzelf en degene die van uw zorg afhankelijk is zijn er niet bij gebaat dat u overspannen wordt. Neem dus regelmatig tijd voor uzelf, praat met anderen over uw moeilijke situatie, laat anderen u helpen. Toch kan het soms zo moeilijk worden dat u het ook met hulp van anderen niet meer redt. Dan kunt u besluiten professionele hulpverlening, zoals de gezinszorg, de wijkverpleging, de ggz in te schakelen. Wacht niet te lang met het vragen van hulp en vraag hiervoor geen toestemming aan de ander. Doe het gewoon. Het is bijzonder belangrijk hoe de houding is van degene die de demente oudere moet helpen. Daarom lijken de volgende opmerkingen ons van belang: • Als de verzorger erg gehaast is, kan dit overslaan op de dementerende. Dit werkt averechts. Vaak helpt het om het later opnieuw te proberen. • Als er iets met de patiënt gedaan moet worden, is het vaak nuttig dit herkenbaar te maken door bijvoorbeeld de jas te pakken als u samen gaat wandelen, bij een wasbeurt alles klaar te leggen, zodat hij ziet wat uw bedoeling is. • Ga er niet bij voorbaat van uit dat de demente persoon u niet begrijpt. Behandel hem niet als een kind. Hij blijft een volwaardig mens.
Visite Vermijd dat te veel mensen tegelijk en te lang op bezoek komen. Betrek de patiënt regelmatig in het gesprek, bijvoorbeeld door onderwerpen uit het verleden ter sprake te brengen. Ga contacten met anderen niet uit de weg uit schaamtegevoel voor de toestand van de patiënt. Durf erover te praten. Vaak bepalen onkunde en niet weten hoe om te gaan met iemand die dementeert voor een groot deel de reacties van de omgeving. Na uitleg kunnen de contacten beter en vaak zelfs ontspannen verlopen. Bedenk dat een ander minder hinder kan hebben van de ‘vaste’ verhalen of vragen die u elke dag opnieuw hoort.
1. Verzorging thuis Een algemene benadering Iemand met dementie kan veel situaties in het leven onvoldoende of niet meer overzien. Daarom moet de verzorgende partner (of andere verzorger) of een rustige wijze de leiding durven nemen. Dementerende mensen die onze hulp nodig hebben blijven volwassen mensen. Vanuit dit besef benaderen we hen met respect: het gevoel voor ‘eigenwaarde’ is voor hen net zo belangrijk als voor ons. Dit betekent dat wij ook aandacht moeten besteden aan wat zij willen meedelen, ook al heeft u hun boodschap al vele malen gehoord. Mensen met dementie verschillen van elkaar, zoals wij allemaal van elkaar verschillen. Daarom is er nooit één bepaalde methode voor de omgang met demente ouderen te bedenken die in alle gevallen goed uitpakt. Lukt iets niet op de ene manier, dan moeten we het op een andere manier proberen. Hier moeten we ons steeds afvragen of wat we willen wel echt nodig is. Als een demente man goed met een lepel kan eten, maar niet meer zo goed met mes en vork, is het dan echt nodig om te proberen hem toch met mes en vork te laten eten? Is het dan niet beter de verandering te accepteren? Als deze man nu graag met een pet op wil gaan slapen, waarom zouden we dit dan niet goed vinden? Het kan toch eigenlijk geen kwaad? Aanpassing aan nieuwe omstandigheden is nodig om het vol te houden. Wij kunnen ons aanpassen, de dementerende mens kan dat niet.
Als het u lukt uw gevoel voor humor te bewaren, zult u merken dat zich veel situaties voordoen waarin humor u meer helpt een probleem met een dement persoon op te lossen dan boos worden. Lachen om de vrolijke kant van moeilijke - soms ook beschamende - situaties mag natuurlijk nooit neerkomen op uitlachen. Aanpassingen Probeer uw huis zo aan te passen dat de dementerende patiënt zoveel mogelijk vrijheid heeft en de kans op ongelukken zo klein mogelijk is. Bedenk hierbij dat mensen met dementie een omgeving nodig hebben, waarin zo weinig mogelijk verandert. Regelmaat geeft houvast. Laat mantels, huisraad en dergelijke dus op een vaste plek en verricht routinehandeling – het brengen van de maaltijd, het drinken van koffie – op een vaste tijd. Verander alleen dingen die gevaar opleveren voor de patiënt. Als u iets gedaan wilt krijgen en het lukt niet, probeer het dan na enkele minuten nog eens of probeer een andere benadering. Of dit direct het beoogde resultaat geeft is niet te voorspellen. Het is zaak om met veel geduld allerlei mogelijkheden uit te proberen, tot er een is die wel succes heeft. Het vinden van een evenwicht Wanneer u alle taken van een demente patiënt overneemt en alles voor hem regelt, laat u mogelijkheden onbenut die de patiënt nog wel heeft. Wanneer u verwacht dat hij alles nog evengoed kan als vroeger, laat u de patiënt in de kou staan. Het is de kunst een evenwicht te vinden tussen deze twee uitersten. Hoe bereikt u zo’n evenwicht? In de eerste plaats: zorg voor een rustige, kalme sfeer, zonder druk of haast.
Lastig kan ook zijn dat hij, wanneer u ergens met hem op bezoek bent, na een paar minuten al zegt dat het tijd is om op te stappen. Een ouderwetse zandloper kan soms lopen het gevoel voor het verstrijken van de tijd te geven als een gewoon horloge of klok geen betekenis meer heeft. Denk er ook aan dat een digitale klok iets moderns is en dat de patiënt waarschijnlijk alleen om kan gaan met een klok met wijzers. Soms helpt het ook om regelmatig tussendoor de tijd te noemen, de dag of de maand. Bijvoorbeeld: “Het is alweer dinsdag en al vijf uur. Nou dan moesten we maar eens met het eten beginnen”. Verhuizen Als zelfstandig wonen een probleem wordt moet er naar alternatieven worden uitgekeken. Overleg met de hulpverlener van Bavo Europoort. Een verhuizing lost de dementie niet op en verhoogt soms zelfs de verwarring. Als u gaat verhuizen, betrek de ander er dan zoveel mogelijk bij. Veiligheid Verwijder zaken die gevaarlijk kunnen zijn in huis, zoals lucifers en scheermesjes. Houd onopvallend toezicht bij het roken en medicijninname. Sluit als de patiënt alleen thuis is, indien nodig, het gas af bij de hoofdkraan. Leg bij de telefoon een lijstje met belangrijke nummers. Laat ook een briefje achter waarop staat waar u zich bevindt. Laat een reservesleutel bij familie of buren achter, zodat anderen in noodgevallen naar binnen kunnen.
Soms verstopt de patiënt bepaalde voorwerpen bewust, maar is hij later vergeten waar. Probeer te ontdekken waar hij deze dingen bij voorkeur verstopt. Vaak vindt u ze terug in een schoen, achter een kast, onder de matras of onder het tapijt. Ook is het raadzaam de prullenmand even te controleren voor u hem in de vuilniszak leegt. Door kasten, laden en kamers die niet in gebruik zijn af te sluiten verkleint u het aantal plaatsen waar dingen verstopt kunnen worden en bespaart u zich veel gezoek. Tillen • Leg eerst uit wat u gaat doen. Bij dementerende ouderen is het van belang om dit steeds opnieuw te doen. De patiënt krijgt zo ook niet het gevoel dat er met hem gesold wordt. • Laat hem zelf doen wat hij zelf kan. • Til alleen wanneer dit echt noodzakelijk is. • Let op een goede uitgangshouding. Dat wil zeggen ga voor degene staan die getild moet worden en schat van tevoren in hoe vallen voorkomen kan worden. • Til vanuit uw benen, niet vanuit uw rug. • Zorg dat degene die getild moet worden dicht bij uw eigen lichaam blijft. • Houd de rug recht. Is dit niet mogelijk, zorg dan voor voldoende ondersteuning. • Gebruik hulpmiddelen, zoals een voetenbankje of stoel. • Vraag om hulp als u het niet alleen kunt.
Tijdsbesef Met het dementeren neemt het besef van tijd af. Zo kan het gebeuren dat u even weg moet en dat tegen de patiënt zegt. ‘Even’ is echter voor u iets heel anders dan voor hem. Hij kan na één minuut al denken dat u uren wegblijft, hij is dan vergeten dat ‘even’ nog maar één minuut geleden was.
Wanneer de patiënt gespannen, gejaagd of zenuwachtig is, is hij tot veel minder in staat dan wanneer hij rustig is. Het is vaak verleidelijk taken van demente mensen over te nemen, vooral wanneer zij traag of onzeker zijn, bijvoorbeeld bij het eten of aankleden. Het is dan belangrijk een stapje terug te doen en hun de tijd te gunnen, want het is goed zij actief zijn en bezig blijven. Doe sommige activiteiten samen wanneer de patiënt het niet alleen kan: bijvoorbeeld afwassen, boodschappen doen. Help de patiënt net zo weinig en net zoveel als nodig is om hem de taak te laten volbrengen en moedig hem hierbij aan. U helpt demente mensen zo hun vaardigheden te behouden, en stimuleert hun gevoel van eigenwaarde. De hoeveelheid hulp die nodig is kan van dag tot dag verschillen, zoals ook zijn vermogen van de patiënt per dag kunnen wisselen. Het is meestal beter de patiënt te helpen een taak af te maken dan die taak over te nemen. ‘Zal ik u hierbij helpen’ is bijna altijd beter dan ‘Zal ik dit voor u doen’. Bescherm de patiënt voor taken die hij nu eenmaal niet kan volbrengen: een vergadering bijwonen, een klus doen voor de buren of alleen uit winkelen gaan. Maar aan de andere kant: moedig hem aan dingen te doen die hij wel alleen of met wat hulp kan doen. Wat voor het ‘doen’ geldt, geldt ook voor het ‘beslissen’. Beslis niet alles voor hen, laat hen zelf meebeslissen wat zij willen aantrekken, meebepalen wat zij willen eten of waar en wanneer zij willen wandelen. U kunt hen hierbij helpen door het aantal keuzemogelijkheden te beperken. Het is voor deze patiënten erg verwarrend uit veel mogelijkheden te moeten kiezen. Een keuze uit twee mogelijkheden is meestal goed. Vragen moeten eenvoudig en duidelijk zijn.
Vraag niet twee dingen tegelijk en geef ook geen twee opdrachten tegelijk. De ene vraag zal vergeten worden en door de verwarring de andere misschien ook. Dementerende mensen zijn sneller vermoeid en overbelast dan gezonde mensen. Vermijd daarom drukte in huis (veel vreemde gezichten achter elkaar, veel tv-beelden achter elkaar). Voorkom isolement. Soms hebben de patiënten de neiging zich terug te trekken, bijvoorbeeld omdat zij zich onzeker of angstig voelen. Soms dreigen wij hen te isoleren, omdat wij ons bijvoorbeeld schamen voor buren of familie of omdat we risico’s (bijvoorbeeld het risico van weglopen) willen vermijden. Spanning Bijna iedereen raakt wel eens in paniek als hij opeens met iets moeilijks of raars wordt geconfronteerd, of als hij een aantal dingen tegelijk moet doen. Mensen met dementie kunnen zich al overbelast voelen bij eenvoudige dingen-van-alledag. Spanning en overbelasting treden bij hen erg snel op. Probeer hier rekening mee te houden en vermijd overbelasting zoveel mogelijk. Dat er af en toe toch een paniekreactie optreedt valt overigens niet te vermijden. Probeer in zo’n situatie wel zelf kalm te blijven. Haal de patiënt zo mogelijk weg uit de situatie die voor hem kennelijk bedreigend is. Doe dit rustig en kalm. Ga niet in discussie, praat niet bestraffend of boos – dat maakt hem alleen maar angstiger. Probeer de patiënt gerust te stellen door bijvoorbeeld zijn hand vast te houden of samen te gaan lopen. Naar huis Soms willen patiënten op grond van hun paniek naar huis, terwijl ze al thuis zijn, of naar hun vader of moeder die al lang overleden zijn. Het heeft dan geen zin om hen te confronteren met het feit dat ze thuis zijn of dat vader of moeder al lang overleden zijn.
Vaak wil de patiënt met zijn verlangen naar zijn huis en zijn ouders vooral uitdrukken: ‘Ik ben bang, onzeker, voel me niet vertrouwd’. Het is dan verstandig om op dit gevoel in te gaan en de patiënt te troosten, gerust te stellen door te praten, ook over zijn ouders, door zijn hand vast te houden of door een stukje te gaan lopen. Spullen kwijtraken en verstoppen Het is onvermijdelijk dat een dement persoon dingen in huis kwijtraakt of zoek maakt. Zorg ervoor dat waardevolle voorwerpen uit het zicht zijn of achter een gesloten deur zijn opgeborgen. Het is nuttig om te zorgen voor een set reserve-sleutels.
Vaak is het daarom genoeg hem eraan te herinneren dat het nog steeds nacht is en kunt u hem weer naar bed leiden. Zorg ervoor dat het bed lekker ligt en de slaapkamer niet te koud en niet te warm is. Soms komt het voor dat de patiënt, zonder dat hij de reden kan uitleggen, niet meer in zijn eigen bed verder wil slapen maar wel op de bank of een stoel in de zitkamer. Veel bezwaar is daar eigenlijk niet tegen in te brengen. Vaak gaan ze na een paar minuten alsnog naar hun bed. Wil de patiënt ’s zomers al bij het opgaan van de zon opstaan, probeer dan of minder licht doorlatende gordijnen voor de slaapkamerramen kunnen bewerkstelligen dat hij langer doorslaapt. Het komt voor dat hernieuwde vragen naar seksueel contact ontstaan of dat de vraag naar seksueel contact niet af te remmen is. Bij frequente en sterk aanhoudende vragen is het goed de hulpverlener van Bavo Europoort om advies te vragen. Ontspanning Omdat de geestelijke vermogens van een dementerend persoon afnemen is het belangrijk de patiënt aan eenvoudige activiteiten te laten deelnemen, liefst samen met anderen. Voorbeelden: domino, bingo, verven, handenarbeid, koken, naar muziek luisteren, praten – al dan niet aan de hand van foto’s - , planten verzorgen, boodschappen doen. Bij dagbehandeling wordt aan dergelijke bezigheden veel tijd besteed. Paniekreacties Mensen met dementie raken gemakkelijk in paniek. Hier is vaak maar weinig voor nodig. Soms is voor u niet te begrijpen hoe dit komt.
2. Het gesprek Vaak verzanden gesprekken met demente mensen in verwarde verhalen waarin u geen lijn meer kunt ontdekken. Praten over vroeger gaat nog het langst goed. Demente mensen vervallen heel vaak in herhalingen, die bij de luisteraar tot vermoeidheid leiden. Toch hoeft zo’n verwarrend gesprek niet altijd een gevolg te zijn van de dementie. Soms zijn er andere oorzaken van het feit dat de patiënt u niet begrijpt, doofheid bijvoorbeeld of slecht zien. Controle van zintuigen Wanneer u merkt dat een gesprek met een dement persoon steeds moeilijker wordt is het goed om het functioneren van diens ogen en oren te laten controleren. Wanneer u een vraag stelt over de bloemen in de tuin en hierop geen antwoord krijgt, is het mogelijk dat de patiënt deze bloemen helemaal niet ziet. Maar het is ook mogelijk dat hij niet goed verstaat. Is het gehoor of het gezichtsvermogen slecht, dan kan met een gehoorapparaat of bril een belangrijke verbetering bereikt worden. Maar soms kunnen zulke hulpmiddelen niet meer toegepast worden. In die gevallen moet de omgeving duidelijk praten, omgevingslawaai (bijvoorbeeld van radio of televisie) vermijden, of in het goede oor praten, als het ene oor beter is dan het andere. Als de patiënt slecht ziet doet u er goed aan uit te zoeken op welke afstand de patiënt het beste ziet en dit ook aan anderen te vertellen. Functioneert het ene zintuig slecht, maak dan gebruik van het andere. Bij doofheid kunnen plaatjes of het opschrijven van bepaalde woorden helpen bij het uitleggen van contact.
Aanraken Heel belangrijk is het aanraken. Het kan de patiënt helpen bij het vasthouden van de aandacht, het kan ook geruststellen. Maar het is vooral een manier om warmte en genegenheid over te brengen. De taal van ons lichaam Demente mensen zijn vaak gevoelig voor ‘lichaamstaal’, Het is bij hen niet zo belangrijk wat we precies zeggen maar hoe we het zeggen. Zij zijn dus gevoelig voor onze houding, gezichtsuitdrukking, gebaren, de toon van onze stem. Een patiënt met dementie kan geen nieuwe gezichten in zijn geheugen opnemen. Zo ontmoet hij ‘bekenden’ als het ware steeds opnieuw, steeds weer voor de eerste keer. Die ‘eerste indruk’ is steeds opnieuw belangrijk. Kennissen die demente mensen kalm tegemoet treden, met een glimlach en een vriendelijke stem, hebben de meeste kans welkom te zijn. Mensen die zomaar binnenvallen, een streng gezicht en een harde stem hebben, kunnen de patiënt angstig maken. De ‘lichaamstaal’ van de patiënt zelf kan u veel over hem vertellen. U kunt eraan aflezen hoe hij zich voelt. Kijkt hij gespannen, verdrietig of blij? Is hij rusteloos en gejaagd? Wanneer u tegen hem praat en oogcontact maakt, betekent dit dat u zijn aandacht heeft getrokken en dat hij luistert. Ook wanneer dat patiënt ons niet meer herkent en onze woorden niet meer begrijpt blijft het belangrijk – en mogelijk – om contact te onderhouden. De taal van ons lichaam – een omarming, een streling, een zoen – wordt nog lang begrepen.
Bedenk dat het vrij normaal is dat iemand die ’s nachts wakker wordt, er even moeite mee heeft om te beseffen waar hij is en wat er aan de hand is. Mensen met dementie hebben hier extra moeite mee. Ook is hun normale ‘dag-nacht’-ritme vaak verstoord. Hierdoor zijn ze overdag nogal eens slaperig en ’s nachts wakker, soms hebben ze zelfs niet in de gaten dat het nacht is. Medicijnen kunnen helpen een betere nachtrust te krijgen. Een nadeel van slaapmiddelen is soms dat ze ook averechts kunnen werken: wordt de patiënt ’s nachts toch wakker dan neemt de verwardheid onder invloed van het slaapmiddel toe. Door de patiënt overdag met bezigheden wakker te houden kunt u proberen te voorkomen dat dag en nacht worden omgedraaid. Een normaal ‘dag en nacht’- ritme is de beste manier om het gebruik van slaapmiddelen overbodig te maken. Soms is het zinvol voor het slapen gaan nog een wandeling te maken. Laat de patiënt geen douche of bad vlak voor het naar bed gaan nemen, dit werkt vaak juist verfrissend. Laat een nachtlampje aan in de slaapkamer. Kleine lampjes in de gang en overige kamers kunnen helpen zich beter te oriënteren en de omgeving beter te herkennen. Een klein lampje dat een vertrouwd voorwerp verlicht – een schilderij, een stoel met kleren, de klok – kan een goed hulpmiddel zijn. Laat ook in het toilet een lampje branden of zet een po-stoel naast het bed. En zie er op toe dat de patiënt vlak voor het naar bed gaan nog even naar het toilet gaat. Komt de patiënt ’s nachts toch uit bed, benader hem dan met tact. Praat rustig en met zachte stem. Toegeven aan uw – bijna vanzelfsprekende – geïrriteerdheid kan een paniekreactie veroorzaken. Misschien beseft de patiënt immers niet dat het nacht is.
Wanneer u bijvoorbeeld ineens bijzondere verwardheid opvalt zou u kunnen denken: “Nou ja, het zal er wel bijhoren”, maar de plotselinge verwardheid kan het gevolg van een misschien eenvoudig te verhelpen kwaal zijn. Een jaarlijkse controle door de huisarts van bloeddruk, hart, suiker, luchtwegen, zintuigen en urinewegen lijkt ons minimaal noodzakelijk. Bij aandacht voor de lichamelijke gezondheid hoort ook een gezonde eiwitrijke en calorie-arme voeding. Op meerdere plaatsen (o.a. bij de GGD) zijn hierover goede voorlichtingsboekjes te verkrijgen. Lichaamsbeweging Lichaamsbeweging is gezond. Frisse lucht gaat verstijving tegen en bevordert de slaap etc. Wandelen, dansen en gymnastiek worden daarom aanbevolen, zeker als de patiënt er plezier in heeft. Maaltijden Presenteer één gang tegelijk. Voorkom verwarring en geef niet teveel tafelbestek. Giet kopje, beker of glas niet te vol. Let op dat het eten en drinken niet te warm is en laat het eventueel voor het op tafel wordt gezet even afkoelen. Als eten met vork en mes niet meer lukt, lukt het met een vork of een lepel aanvankelijk nog wel. Op een gegeven moment kan het nodig zijn met de eerste happen te helpen. Daarna lukt zelfstandig eten vaak weer. Nachtelijke problemen Veel demente mensen zijn ’s nachts onrustig. Ze kunnen in huis ronddwalen of zelfs naar buiten gaan. Ze zien of horen dan wel eens verschijnselen die u niet kunt waarnemen. Weinig is zo vervelend als het onderbreken van uw nachtrust.
Eenvoudig en duidelijk Voor de dementerende mens is het moeilijk te begrijpen wat u zegt. Speek daarom duidelijk en langzaam, met eenvoudige, korte zinnen. Vermijd moeilijke en ingewikkelde woorden. Bij snel spreken raakt de patiënt al spoedig de draad van het verhaal kwijt. Houd er rekening mee dat de gedachtegang van de patiënt trager is geworden. Dit betekent ook dat u op een vraag niet altijd meteen een antwoord krijgt, dit kan soms wel een minuut op zich laten wachten. Herhaal daarna desnoods uw vraag en geef de patiënt weer de tijd om te antwoorden. U weet dan zelf ook of u duidelijk genoeg bent geweest. Overvraag de patiënt niet. Blijf niet doorvragen, als hij het niet meer weet. Blijf niet stimuleren wat hij niet meer kan. Stel niet meer dan één vraag tegelijk. Zoals gezegd lukt het onthouden van twee vragen vaak niet meer. Geef niet meer dan één advies of taak tegelijk. Bijvoorbeeld: “Ik vind het fijn als je me even helpt met afwassen”. Voeg dan de daad bij het woord. Als er tijd zit tussen woord en daad, is de patiënt het woord vaak weer vergeten. Hulpmiddelen Praat met een dement persoon over onderwerpen die vertrouwd voor hem zijn. Vaak zijn dat personen (bijvoorbeeld zijn vader en moeder) of gebeurtenissen uit het verleden. Vaak is het prettig als de visite zich ‘even’ voorstelt – ook als die de patiënt al tientallen jaren kent. U komt dan weer terug in zijn herinnering. Dan weet hij vaak meer over u dan u verwacht had. Maak gebruik van concrete hulpmiddelen. Foto’s kunnen bijvoorbeeld handig zijn. U kunt ze gebruiken als u over familieleden of kennissen praat.
Ze fungeren als geheugensteun. Meestal blijft de herinnering aan gezichten langer intact dan het geheugen voor namen. Praat u over het weer, kijk dan samen naar buiten. Als het kan, wijs dan de dingen waarover u praat aan. Gebruik foto’s of andere concrete verwijzingen naar het verleden, als u herinneringen ophaalt. Laat de patiënt aan de hand daarvan zijn verhaal vertellen. Zo kan bekende muziek goed helpen om herinneringen tot leven te brengen. Dit betekent niet dat we de patiënt aanmoedigen om in het verleden te blijven leven. Natuurlijk moeten we zo lang mogelijk proberen om de patiënt in het heden te laten leven, maar zo af en toe wegglijden in herinneringen is een goede manier om iemand die de controle over het geheugen verliest, de ervaring te geven dat het geheugen nog werkt. Het blijven aanspreken van het geheugen is een van de weinige dingen die we kunnen doen om achteruitgang tegen te gaan. Vermijd testsituaties. We maken de patiënt nog onzekerder als we hem telkens vragen stellen als “Hoe oud ben je?”, “Hoeveel kinderen heb je?” of “Weet je nog hoe die en die heet?”. Probeer ook welles-nietes discussies te vermijden. Deze leiden alleen maar tot spanning, onrust en irritatie.
• niet te snel de toiletgang uit handen nemen en met materiaal tegen incontinentie gaan werken; • wanneer de patiënt begrijpt wat de verzorger wil, neem hem dan gewoon mee naar het toilet (lukt het niet, dan later nog eens proberen); • ook in warenhuizen kunt u de patiënt naar het toilet begeleiden (zo mogelijk het invalidentoilet gebruiken); • als de patiënt onrustig wordt kan het zijn dat hij naar het toilet moet; dit is misschien zijn manier om dit aan te geven geworden; • laat de patiënt niet te veel drinken, maar zeker ook niet te weinig; • laat ’s nachts de toiletdeur open staan of een lampje branden. • strikslips en inlegluiers. Nadeel: ze kunnen broeien en een rode huid veroorzaken. Voordeel: vochtdichtheid.
Geduld en begrip Bij een verhaal van een dement persoon kunnen zinnen door de war lopen, woorden worden verbasterd of er worden verkeerde woorden gekozen. Soms is de patiënt niet in staat om de goede woorden te vinden om zijn gedachten te uiten. Laat dan blijken dat u geduld hebt en probeer erachter te komen wat hij ongeveer bedoelt. Antwoordt op wat u denkt dat hij wil zeggen. U kunt aan zijn ogen zien of u op het goede spoor zit.
Lichamelijke gezondheid Het is nodig de lichamelijke gezondheid goed in de gaten te houden. Onnodige extra problemen kunnen erdoor voorkomen worden.
Om incontinentie te voorkomen kan het helpen om: • regelmatig naar het toilet te brengen (om de twee uur); • het toilet herkenbaar te maken (bordje op de deur);
Leugentje om bestwil Regelmatig zal het voorkomen dat het moeilijk is iets eerlijk aan de patiënt uit te leggen. Zeggen: “Ik ga naar Bavo Europoort om over uw dementie te praten’ is wel erg cru. Als de patiënt bekend is met ‘de boekenclub’ of iets dergelijks is het veel eenvoudiger te zeggen dat u daarheen gaat, hoewel het niet klopt. De patiënt begrijpt nu wel dat u enige tijd weg bent.
Als dezelfde vraag opnieuw gesteld wordt, kunt u naar dat briefje verwijzen in plaats van de vraag steeds opnieuw te beantwoorden. Het kan gebeuren dat een bepaalde vraag steeds maar weer terugkomt. Ondanks al uw pogingen tot beantwoorden of geruststellen, mondeling of schriftelijk. Dan kan het nodig worden die bewuste vraag in het vervolg te negeren door uw hoofd af te wenden zodra die vraag weer wordt gesteld. Maar geeft dan wel op een ander moment uw aandacht en liefde. Uiteindelijk zal - al kan dat lang duren – die patiënt misschien stoppen met die vraag. Ook afleiding kan helpen. Incontinentie De toiletgang kan op oudere leeftijd met problemen gepaard gaan. Een belangrijke oorzaak is dat men minder loopt waardoor men niet meer snel bij het toilet kan komen. Een regelmatige toiletgang, bijvoorbeeld eenmaal per twee uur, kan ‘ongelukjes’ voorkomen. Ondanks deze voorzorg kan er toch nog veel fout gaan. Iemand kan ook door lichamelijke ziekten incontinent worden. Raadpleeg dan de huisarts van de patiënt. Incontinentie is een zeer vervelende zaak waar de patiënt zich erg voor kan schamen; vandaar dat hij dit meestal verborgen probeert te houden. Het is belangrijk om respect te tonen voor deze gevoelens van schaamte en ervoor te zorgen dat de patiënt zich kan verschonen. Hulpmiddelen om het wasgoed te beperken zijn: • matjes, onderleggers in bed of stoel; • een zeil in bed (verkrijgbaar bij de Kruisvereniging) speciale broekjes en inlegluiers in verschillende maten; op recept verkrijgbaar
Vooral voor mensen die de patiënt nog niet zolang kennen is dat moeilijk omdat zij zijn achtergrond en geschiedenis niet kennen. Zij kunnen meestal niet weten over welke vroegere gebeurtenissen de patiënt het heeft. Ook herkennen zij zijn lichaamstaal niet zoals de mensen die hem goed kennen. Toch lukt het met geduld meestal wel om erachter te komen wat de patiënt bedoelt. Dit kan een voldaan gevoel geven, zowel aan de patiënt als aan u. Uiteindelijk kan de dementie zo ernstig worden dat het contact alleen nog bestaat uit een glimlach en het vasthouden van elkaars hand; het is dan niet meer mogelijk om met woorden, met een gesprek nog iets duidelijk te maken. Spreken heeft dan nog wel degelijk zin want de melodie van uw stem kan nog voldoende zeggen, ook al is begrip voor wat u zegt niet meer aanwezig.
Hallucinaties Hallucineren betekent dat iemand dingen ziet, hoort, ruikt of voelt die er niet zijn. Voor de patiënt zijn ze wel echt aanwezig. Tracht niet aan te tonen dat de patiënt ernaast zit, maar zeg bijvoorbeeld: “Ik zie het niet, maar ik zie wel dat u het ziet en u er angstig door wordt”. Wees aanwezig, dat biedt bescherming tegen angsten. Probeer kalmte uit te stralen. Overleg met de huisarts of hulpverlener van Bavo Europoort over medicijnen als hallucinaties vaak en langdurig voorkomen en de patiënt er angstig door is. Herhalingen Als de patiënt u steeds dezelfde vraag stelt kan dit aanleiding geven tot irritatie. Dit is een menselijke reactie. Toch zijn die herhalingen onvermijdelijk Door zijn vergeetachtigheid weet de patiënt immers niet meer dat hij de vraag al eerder gesteld heeft, laat staan wat uw antwoord was. Het herhalen kan overigens ook te maken hebben met een algeheel gevoel van onzekerheid: door te vragen probeert de patiënt die onzekerheid kwijt te raken. Zeggen dat hij de vraag al vijf of meer malen heeft gesteld, heeft geen enkele zin. Voor hem blijft het telkens weer de eerste keer. In plaats van zijn vraag voor de zoveelste keer te beantwoorden, kan het soms helpen om rustig te vertellen dat u overal voor hebt gezorgd. Hebt u de indruk dat die vragen gesteld worden omdat de patiënt ergens ongerust over is, probeer hem dan een gevoel van zekerheid en veiligheid te geven. Een oplossing is soms om de vraag en het antwoord op een briefje te schrijven.
Emoties Neem de gevoelens van de dementerende mens serieus. Als hij bijvoorbeeld verdrietig is over zijn (overleden) moeder die almaar niet thuiskomt, is hij echt verdrietig. Poets dat verdriet niet weg maar ga erop in. Probeer er samen achter te komen waarom hij zo verdrietig is. Soms kan het zinvol zijn om toch na verloop van tijd de aandacht naar iets anders te leiden. Als iemand steeds opnieuw over hetzelfde verdrietig is, is het verstandig om na enkele ogenblikken op een bekend positief onderwerp over te stappen. Geheugensteuntjes Omdat de demente persoon zo vergeetachtig is moet hij geholpen worden zijn weg te vinden. Dit kan met behulp van geheugensteuntjes zoals bijvoorbeeld een mededelingenbord of een duidelijke kalender, die goed zichtbaar in huis wordt opgehangen. Houd vaste plaatsen voor bekende voorwerpen, zoals meubels, schilderijen e.d. Hang foto’s van familieleden en bekenden duidelijk zichtbaar op. Geef bepaalde kamers met symbolen aan. Bijvoorbeeld een kaart op de deur met daarop geschreven ‘toilet’, ‘keuken’ of ‘slaapkamer’. Soms werkt een tekening beter dan een naam: een closet op de toiletdeur, een bed op de deur van de slaapkamer. Hanteer zoveel mogelijk een vaste dagindeling. Doe de dingen in dezelfde volgorde. Breng de patiënt niet te vaak in nieuwe, andere situaties. Bijvoorbeeld om de beurt een weekend bij één van de acht kinderen logeren kan verwarrend werken. Wissel niet te veel met oppassen.
3. Praktische tips, alfabetisch geordend Aankleden Leg kleren in de juiste volgorde op het bed neer en assisteer bij het aankleden wanneer het alleen niet lukt. Zonder teveel nadruk zeggen welk kledingstuk aan de beurt is kan een steun zijn voor iemand die dit zelf niet meer weet. Laat de ander niet aanmodderen maar neem ook niet alles over. Leg de kleren die de vorige avond zijn uitgedaan en nu niet gebruikt worden weg. Ze veroorzaken alleen maar verwarring. Probeer het aantal zichtbare kledingstukken beperkt te houden. Achterdocht en beschuldigingen Ongegronde achterdocht en onterechte beschuldigingen zijn verschijnselen die in het verloop van de ziekte veel voorkomen. Ze brengen u en uw familie vaak in verwarring en kunnen kennissen van u vervreemden. Achterdocht is vooral het gevolg van de vergeetachtigheid. Als de demente patiënt iets kwijt is, kan hij denken dat iemand, ook iemand die hem dierbaar is, het gestolen heeft, vooral als het om sleutels of geld gaat; zaken waar hij vroeger altijd goed op moest letten. Ook kan hij klagen dat u niet goed voor hem zorgt of dat u wreed tegen hem bent. Het kan moeite kosten om dan niet verdrietig te worden of u gekwetst te voelen. Houd steeds voor ogen dat dit gedrag een gevolg is van de vergeetachtigheid en het onvermogen om zich een goed oordeel te vormen over wat er gebeurt. Meestal is het het beste om de beschuldigingen te negeren. Ga er zo niet tegenin en probeer u niet te verontschuldigen. Probeer liever de aandacht naar een ander onderwerp te leiden.
Herinner de patiënt eraan waar een verloren voorwerp ligt en discussieer hier verder niet over. Als iets voortdurend zoek is heeft opzoeken weinig zin. U kunt beter wachten tot u het weer tegen komt. Belangrijk is het dan wel niet teveel geld in de portemonnee te geven. Het eventuele ‘echte’ verlies is dan te overzien. Achterna lopen De ander achterna lopen is een manier om onveiligheid en onzekerheid tegen te gaan. Wanneer de patiënt de hele dag achter u aanloopt en u op de vingers kijkt kan dit ergernis geven. Zorg voor afleiding voor de patiënt, bijvoorbeeld door een ander op bezoek te vragen. Zorg echter ook voor afleiding voor uzelf. Agressie en geweld Op agressie bij een dement persoon moet men anders reageren dan op agressie bij een gezond mens. De agressie van de patiënt is vaak overdreven, verkeerd gericht op een reactie op het overvraagd zijn en niet prettig voelen. Veelal wordt de agressie ten onrechte op u gericht. Probeer kalm te reageren (bijvoorbeeld even tot tien tellen). Boos reageren veroorzaakt angst, onrust en meer boosheid. De patiënt vergeet zijn boosheid na een tijdje. Hem afleiden, over iets beginnen waarvan u weet dat hij het een prettig onderwerp vindt, kan helpen. Probeer iemand te zoeken met wie u uw eigen emoties naar aanleiding van deze boosheid kunt delen of bespreken. Baden en hygiëne Schoon en fris zijn kan de zelfwaardering verhogen. Laat de patiënt, wanneer hij hier gevoelig voor is (al of niet onder begeleiding) regelmatig een bad of een douche nemen.
Tref voorzieningen in de badkamer (handgrepen, anti-slip mat), doe niet te veel water in het bad, want dat maakt angstig. Wanneer een dement persoon regelmatig angstig of agressief reageert op douchen of wassen, is het zinvol het wassen tot een minimum te beperken en te proberen of een wijkzuster deze taak van u kan overnemen. Dagverzorging Dagbehandeling of dagopvang kan in het begin verwarring bij de patiënt veroorzaken. Het dagbehandelingsteam zal ervoor zorgen dat hij zich snel op zijn gemak voelt en mee kan doen. Een goed contact tussen u en het team is belangrijk. Decorumverlies Wanneer het besef van wat hoort en niet hoort, van wat netjes en niet netjes is minder wordt, bereikt u vaak meer met de patiënt en met uzelf door een oogje dicht te knijpen of een helpende hand te bieden, dan door een ‘standje’ te geven. Dwalen In huis: • Wanneer de patiënt korte periodes dwaalt en er geen gevaar is kunt u het gewoon toelaten. • Als de patiënt voortdurend wil lopen, kunt u dit het beste bespreken met de hulpverlener van Bavo Europoort. Buiten het huis: • Tracht dit te voorkomen door goede sloten op de deuren • Geef adres en telefoonnummer mee in portemonnee of jaszak, zodat anderen de patiënt op het goede spoor kunnen zetten of naar huis brengen. Mocht de demente persoon echt niet te overreden zijn om binnen te blijven, ga dan een stukje met hem mee buiten lopen en opper na een paar minuten dat het weer eens tijd wordt om naar huis te gaan.
Bavo Europoort Ouderenpsychiatrie Poortmolen 121, gebouw 13 2906 RN Capelle aan den IJssel Tel. 088 358 70 50 www.bavo-europoort.nl