Wat beantwoordt De Pleegouder Pleegkind Interventie (Over stress en reactie)
Door H.W.H. van Andel; GGZ Dimence Symposium Pleegzorg 12-06-2012 1
Risico’s voor jonge kinderen die in pleegzorg komen • • • •
Life event Stress Risico voor de ontwikkeling van het kind Risico voor het ontstaan van lichamelijke en psychische problemen
• Meer dan 60% van de kinderen is verwaarloosd • Hoe meer verplaatsingen hoe slechter de prognose
2
Het belang van de opvoeder-kind relatie •There is no such thing as an infant - Winnicott (1965) •Focus on two person psychology •Gericht op de ontwikkeling van het brein •’90 = ‘decennium van het brein 3
Jonge kinderen kunnen niet vluchten of vechten •Kinderen zoeken bescherming (gehechtheidssysteem) •Risicotaxatie door naar het gezicht beschermer te kijken (social referencing)
Affect regulatie • Observeren van de dyade: Communicatie tussen pleegouder en pleegkind is een constant terugkerende spiegeling van gevoelens en gedrag. • Veilige gehechtheid van het pleegkind ontstaat als de opvoeder positieve ervaringen uitbreidt.
5
Kwaliteit van de ouder-kind relatie • Twee-zijdige dyade
• De kwaliteit van de relatie, samen met de biologische en genetische factoren en in combinatie met meegemaakte levensgebeurtenissen bepalen en beïnvloeden de ontwikkeling van het pleegkind
6
Veilig voelen, emotioneel beschikbaar zijn • Emotionele beschikbaarheid: het vermogen signalen van het (pleeg)kind te zien en te interpreteren en hier vervolgens op reageren Ingrediënten • Sensitiviteit: sensitief zijn voor de signalen van het kind • Reflectie: het vermogen om over jezelf en de ander na te denken
7
Gevolgen van emotionele beschikbaarheid • Meer zelfvertrouwen en plezier bij zowel de pleegouder als het pleegkind • Een veilige relatie is een plezierige relatie • Gezonde sociale relaties (met • Stabiliteit en veerkracht in reactie op stress
8
Signalen van pleegkinderen zijn soms moelijk te zien
100%
100%
90%
90%
80%
80%
70%
70%
60% 50% 40% 30%
geen problemen
adequaat
60%
redelijk
50%
aanzienlijke problemen
onvoldoende
40%
ernstige problemen
30%
20%
20%
10%
10%
00% sensitiviteit pleegouders
00% ouderdomein NOSI
9
Signalen van pleegkinderen zijn soms moelijk te zien (1) 95%
100% 90%
87%
85%
82%
92%
80%
80% 70% 60%
ernstige problemen
50% aanzienlijke problemen
40% 30%
geen problemen
20% 10%
15% 10% 08%
06%
09% 06%
10% 03%
07% 02% 02%
01%
00%
10
Signalen van pleegkinderen zijn soms moelijk te zien (2)
100%
90% 80%
Mogelijke oorzaak: niet adequaat
70%
redelijk adequaat 56%
60% 50%
48%
adequaat
51% 43%
“pleegkinderen vertonen aangepast gedrag”
40% 30% 20% 10%
02%
01%
00% responsivity EAS
involvement EAS
11
De Pleegouder Pleegkind Interventie als nieuwe interventie 12
Doel & Doelgroep Doel: • De relatie tussen pleegouder en pleegkind zo optimaal mogelijk te maken. • De achterliggende gedachte is dat een goede en veilige relatie tussen pleegouders en hun pleegkind de stress helpt te reduceren • Versterken van opvoedvaardigheden pleegouders Doelgroep: • Pleegkinderen van 0-4 jaar • Plaatsingsduur in het pleeggezin is minimaal 6 maanden
13
Inhoud • 6 individuele sessies van 45 minuten • Alle sessies hebben een eigen thema • twee video-opnames in de leefomgeving van het pleegkind
14
Middelen • Videofeedback • Psycho-educatie • Huiswerkopdrachten • Mindfullness
15
16
17
18
19
20
Eerste klinische ervaringen zijn positief “Pleegzorgwerkers rapporteren dat het een verdieping geeft van hun werk” “Pleegouders rapporteren dat ze anders naar hun pleegkind kijken en minder handelingsverlegen zijn”
21
Wetenschappelijk onderzoek naar de effectiviteit van de PPI
Prof.dr E. Knorth & Prof. Dr H. Grietens Rijks Universiteit Groningen Prof. Dr. R.J. van der Gaag Radboud Universiteit Nijmegen Dr. L. Jansen- Nauta VU Amsterdam
22
Meetinstrumenten • Emotional availability scales (EAS) • Nijmeegse Stress index (NOSI) • Ages and Stages Questionnaire- Social Emotional(ASQ-SE) • Cortisolconcentratie in speeksel
23
Onderzoeksgroep
Juzt; 04% Rubicon ; 03% Mij Zandbergen; 01% Oosterpoort ; 04% Combinatie Pleegzorg; 02%
Xonar; 07%
De Rading De Rading; 26%
Vitree Jarabee
Kompaan en de Bocht; 08%
Jeugdhulp Friesland Kompaan en de Bocht Combinatie Pleegzorg
Jeugdhulp Friesland; 13%
Xonar Vitree; 26%
Oosterpoort Juzt
Jarabee; 09%
Mij Zandbergen Rubicon
24
Geslacht pleegkind & type plaatsing
Type plaatsing
Geslacht
Meisje Jongen
Bestandsplaatsing
Netwerkplaatsing
25
Aantal & status plaatsingen
Aantal plaatsingen
Status plaatsingen
1e plaatsing 2e plaatsing 3e plaatsing 4e plaatsing
Crisisplaatsing Tijdelijke plaatsing Langdurige plaatsing
5e plaatsing of meer
26
Reden voor pleegzorgplaatsing
verwaarlozing mishandeling instabiliteit/ psychische aandoening biologische ouders verslaving biologische ouders zowel verwaarlozing als mishandeling anders onbekend
27
Cortisol
Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat vroegtijdige verwaarlozing en separaties veranderingen aanbrengen in de regulatie van de HPA axis (Dozier et al., 2006) Kinderen en volwassenen laten een diurnaal cortisolritme ziet; relatief hoog level in de ochtend, gevolgd door een daling gedurende de dag, tot aan relatief laag level in de avond (Gunner & Cheatham, 2003). 28
Circadiaan ritme
• Antonini et al. (2000) definieert een normaal circadiaan ritme als de avond waarde 83,5% gedaald is ten opzichte van de ochtendwaarde
100% 90% 80% 70% normaal
60%
afwijkend 50%
40% 30% 20% 10% cortisolritme
29
Afwijkende cortisolprofielen (n=41) 16 14 12 10
8 6 4 2 0 Ochtend
Avond 30
Veranderingen sensitiviteit voormeting-nameting (n=55) 14 12 10 8 6 4 2 0
PPI CAU
31
Verschil voor- en nameting Sensitiviteit
• Significant verschil tussen de voor- en nameting in de PPI groep (t= -2,794 / P=0,009)
• Geen significant verschil tussen de voor- en nameting in de Controlegroep (t=0,187 / P=0,853)
32
Veranderingen responsiviteit voormeting-nameting (n=55) 14 12 10 8 6 4 2 0
PPI CAU
33
Verschil voor- en nameting Responsiviteit
• Significant verschil tussen de voor- en nameting in de PPI groep (t=-2,794 / p=0,001)
• Geen significant verschil tussen de voor- en nameting in de Controlegroep (t=0,187 / p=0,124)
34
Veranderingen involvement voormeting-nameting (n=55) 14 12 10 8 6 4 2 0
PPI CAU
35
Verschil voor- en nameting Involvement
• Significant verschil tussen de voor- en nameting in de PPI groep (t=-2,734 / p= 0,011)
• Significant verschil tussen de voor- en nameting in de Controlegroep (t=-3,112 / p= 0,05)
36
Conclusies:
• Klinische ervaring is + • Jonge pleegkinderen laten vaker een vermijdende adaptatie zien • Significante verbetering sensitiviteit pleegouders • Significante verbetering van responsgedrag pleegkind
37
Discussie
38