Wanneer gaan we de lucht in? door Hans Moleman op zaterdag 14 februari 2004 Redactie: Let op de datum, momenteel is er al een tweede Maglevlijn omdat deze lijn te klein werd. Elke dag uitpuilende wagons. Hans Moleman zoeft langs de Yangtze in de Maglev, een wonder zonder wielen. Hoe het voelt om met een snelheid van 432 kilometer per uur over de delta van de Yangtze rivier te flitsen? Het voelt bijna niet, na drie minuten is het alweer voorbij, de piek van de snelste trein ter wereld. Dan moet de machinist – of moet je de man op de bok bij dergelijke snelheden piloot noemen – snel gas terugnemen, want anders zou de Magnetische Levitatie trein pardoes de Chinese zee inschieten. Welkom in Shanghai, metropool van megaprojecten. Je vindt er de meeste bouwkranen ter wereld, over een paar jaar wellicht de meeste inwoners. Tussenstand: twintig miljoen. De grootste dit, de meeste dat: deze stad heeft onmiskenbaar een brandende ambitie een moderne wereldstad te worden. Het nieuwe financiële dienstencentrum van Azië, op zijn minst. De Maglev, zoals de sneltrein lokaal wordt genoemd, hoort daarbij. Het is een onbeschaamde jongensdroom, natuurlijk. Waarom trek je anders honderden miljoenen euro’s uit om in acht minuten over een magnetische zweefbaan van de nieuwe zakenwijk Pudong naar de nog nieuwere internationale luchthaven te racen? Voor veel minder geld kun je voor dat stukje van dertig kilometer natuurlijk ook een rappe bovengrondse metro aanleggen, zoals ze in Hongkong deden. Maar Shanghai kon de verleiding niet weerstaan om de overtreffende trap te kiezen. Het leidde aanvankelijk tot vreugde in Duitsland, waar het Siemens-concern al twintig jaar probeert zijn Spitzen-Projekt de zweeftrein aan de man te brengen. Wij zijn de stad van de toekomst, dus willen we de trein van de toekomst, zal de gedachte van het Shanghainese stadsbestuur zijn geweest. En omdat de Duitse regering vorstelijk wilde subsidiëren, rijdt hier sinds september 2002 de eerste commerciële zweeftrein. Je stapt de jongensdroom in op het nieuwe vliegveld, dat met zijn gewaagde, golvende architectuur op zich al een belevenis is. De prijs van een treinkaartje is even slikken: 75 yuan enkele reis, of 150 eerste klas – een weekloon voor de modale Chinees. Maar je krijgt er ook wat voor: veel glanzend marmer en overal stewardessen in opwekkend blauwe uniformen. Een lichte trilling in de vertrekhal kondigt de komst van het monster aan. Hij ziet er precies uit zoals je verwacht, een TGV, maar dan zonder wielen. Want de Duitsers wilden zweven op een magnetisch veld, dat de trein een centimeter of twee optilt boven de baan. Vertrek. Binnen een minuut 140 km per uur, 200 in 90 seconden, 300 in 120 seconden, en na 180 seconden staat de digitale snelheidsmeter boven de deur van de coupé even op 432. Buiten vliegt de Chinese polder voorbij. Opeens een klap, dat was de luchtdruk van de uit de andere richting op twee meter afstand passerende Maglev. Vooral de twee flauwe bochten zijn apart, omdat de trein dan sportief een beetje schuin gaat. Wanneer gaan we de lucht in? Beetje ruw is de rit bij hoge vaart wel. Alsof er kiezeltjes op de rails liggen. De baan is nog niet overal honderd procent strak, meldt een technicus van Siemens die aan boord is. Ze moeten dat nog wat beter finetunen. Het valt niet mee in een zompige polder een betonbaan te krijgen met een speling van maximaal een centimeter. Er is nog meer dat de jongensdroom verstoort. De trein rijdt bijna leeg, met meer personeel dan passagiers. 's Middags rijdt ie helemaal niet. Te duur. Maar de grootste domper voor de Duitsers kwam vorige maand, toen de Chinese regering besloot de Maglevtechniek niet te kiezen voor de nieuwe hogesnelheidslijn van Shanghai naar Peking. Daar komt een gewone TGV: goedkoper en minder complex. Maar al wordt het verder niks, Shanghai heeft zijn jongensdroom binnen om mee pronken. Van het eindstation in de stad kun je meteen overstappen op de metro. Die mag er ook zijn, qua hightech. Pas een paar jaar oud, ook van Siemens met modern Chinese kenmerken, en dus roestvrij staal zover het oog reikt, snel, schoon. En veel goedkoper, zoals het hoort bij openbaar vervoer. Voor vijf Yuan, een halve euro, zoef je van de ene kant van de metropool naar de andere. De haltes worden in het Mandarijn en Engels afgeroepen, alle bordjes zijn ook tweetalig. Digitale flatscreens aan de wand vermaken de reizigers met reclameclips, afgewisseld met modeshows en afleveringen van de Chinese versie van Poets.
Nog meer hightech onderweg, ze lusten er wel pap van in Shanghai. Het Science and Technology Museum,met een eigen metrohalte, slaan we over. Century Park, met het gewaagde Internationale Expo Centre, ook. Halte Lu Jia Zui moeten we hebben, daar ligt het nieuwe Manhattan van China. Boven de grond gekomen schijnt een vroeg voorjaarszonnetje. In Central Green, het park naast de metro, zitten mensen op terrasjes, kleuterklassen spelen op het gras. Dit is Pudong New Area: amper tien jaar geleden nog boerenland, nu torent er een haag van futuristische wolkenkrabbers. Zoals de Jin Mao Tower. Shanghai zou Shanghai niet zijn als ze niet de hoogste toren – 420 en een halve meter – van China had. Aan de licht getrapte architectuur herken je de inspiratiebron van de ontwerpers: Jin Mao wil de 21-eeuwse versie zijn van het Empire State Building in New York. Hier huist het grote geld van het nieuwe China: banken, bouwconcerns, verzekeringsmaatschappijen. Voor toeristen is er een panoramadek op de 88ste verdieping, te bereiken met de snelste lift van China – 9,1 meter per seconde. O, ja, en er zit het hoogste postkantoor van China. Andere keer. Nu eerst even bijkomen van alle ambitie.
De heetste gemeente Door Hans Moleman op vrijdag 11 april 2008 In een uithoek van China ligt een moslimoase. Hans Moleman ziet hoe het moderne China er binnendringt, ten koste van de oorspronkelijke bevolking. Koffiewijn. Het staat er echt, op de fles op het schap met alcoholische dranken van de supermarkt aan de Jeugdstraat. De winkel draagt de hoopvolle naam ‘Ontwikkelingssupermarkt'. Ook in deze uithoek van China is tegenwoordig Coke en Sprite te verkrijgen, naast paarse gymschoenen (met een laagje fijn zand overdekt), tangaonderbroeken, kauwgom, bier en al die andere dagelijkse benodigdheden die het leven in China's verre westen, waar woestijnen en kale bergruggen domineren, moeten verzachten. Koffiewijn hoort daar dus ook bij. ‘Red Wine with Coffee', meldt het etiket trots. 5 Procent alcohol, bereid met druiven uit de oase van Turpan, gebotteld door de plaatselijke staatswijnfabriek. Deze firma maakt overigens nog veel meer, leert het schap. Victor Wodka, bijvoorbeeld, en gevaarlijk goedkope wijn zonder koffie - voor omgerekend 25 eurocent de fles. Voor het meer verfijnde palet is er nog Suntime 44 graad Celsius Silk Road Chateau, die de dorstige reiziger voor zestien renminbi -een euro zestig- soelaas biedt. Het is even na de middag, buiten brandt de zon onbarmhartig en oasestad Turpan ligt er slaperig bij. Onder de wijnranken die de centrale wandelallee overschaduwen, lopen nog maar weinig mensen. Het is siëstatijd voor de kwart miljoen inwoners - over een paar uur, als de hitte wat geweken is, zal de oase weer langzaam tot leven komen. Turpan beroemt zich erop de heetste gemeente van heel China te zijn - in de zomermaanden schommelt de temperatuur meest rond de veertig graden. Ik koop een fles water voor de dorst en de koffiewijn voor later, om thuis in Shanghai te laten zien. Wie zei er dat dit land geen innovatieve producten kan voortbrengen? We kwamen in Turpan over Route 312, de lange weg van de oostkust bij Shanghai naar het verre westen van China, naar de provincie Xinjiang, waar het Chinese imperium grenst aan Centraal-Azië. De snelweg zou je de Chinese versie van Route 66 kunnen noemen, de weg waarover gelukszoekers van Amerika's oostkust naar Californië en het wilde westen trokken. Turpan ligt midden in China's eigen wilde westen. Je kunt er komen door dagenlang in een auto over de 312 te rijden, of de trein te nemen over de spoorlijn die parallel aan de snelweg loopt, van de Yangtze-delta langs de kolenvelden van Shaanxi naar de immense leegte van de Gobi-woestijn. Vroeger liep hier een deel van de Zijderoute, tegenwoordig is het de route van Chinezen die een nieuwe toekomst zoeken in het verre westen van hun land. Die migratie veroorzaakt al jaren etnische spanningen in Xinjiang, waar de meerderheid van de bevolking van oorsprong moslim en Oeigoer is, nazaten
van de bewoners van de meest oostelijke uitlopers van het Ottomaanse rijk. Door het actieve kolonisatiebeleid van Peking is de hoofdstad Urumqi inmiddels een miljoenenstad met een meerderheid van Han-Chinezen, en hun economische voorsprong en culturele controle - Peking benoemt bijvoorbeeld in de moskeeën van Xinjiang de imams - zorgt voor leidt tot wrijvingen. Ik merk het op de bazaar van Turpan. In een eettentje, onder het genot van een kom weldadige yoghurt-ijsthee, wijst mijn Oeigoerse buurman naar een paar Chinezen die langslopen. ‘Tak-tak-tak-tak', doet hij het geluid van een machinegeweer na. Elf jaar geleden zijn tientallen Oeigoeren tijdens demonstraties doodgeschoten door het Chinese leger, tijdens het 'Gulja-incident', genoemd naar een stad zeshonderd kilometer ten westen van Turpan. De Chinese overheid laat hier in deze contreien graag duidelijk merken wie er de baas is. Dat blijkt als we op weg naar Turpan op een wegversperring stuiten. Manschappen van de Peoples Armed Police, de oproerpolitie, staan gewapend met AK-47-geweren auto's te doorzoeken. ‘Er was een gewapende overval in Urumqi', meldt de tolk, voor wat het waard is. Het vormt geen belemmering om de mooie kant van Turpan te zien. In de oase, honderd bij vijftig kilometer groot, liggen de restanten van oude nederzettingen, grotten met overblijfselen restanten van Boeddhabeelden, en de van prachtig zandsteen opgetrokken Amin-minaret. En overal tussen de groene landerijen zie je kanalen van het eeuwenoude irrigatiesysteem dat deze uithoek van de Gobi zo vruchtbaar houdt. Hoe de koffiewijn smaakt? Het zat niet mee, op de terugweg viel de tas met de fles erin van een tafel. Daar ging het kostbare roodbruine vocht over de vloer. Het rook apart, dat zeker.
Doen en Laten: Reizen Turpan ligt twee uur rijden ten oosten van Urumqi, aan de rand van de Gobiwoestijn. Vanuit Peking en Shanghai gaan er dagelijks vluchten naar Urumqi. Het is bijna vijf uur vliegen. De handigste manier om in de oase te komen en de diverse bezienswaardigheden te bezoeken, is per taxi. Een taxi huren kost rond de 40 euro per dag. Verblijf Het Silk Road Turpan Oasis Hotel is een driesterren staatshotel in semi-Moorse stijl, dat het gevoel geeft alsof het er al een eeuw staat, hoewel het pas twintig jaar oud is. Alleen telefonisch reserveren is mogelijk: +86.995.855.33.88. Doen Dwalen door de wijngaarden met hun oude boerderijen. Naar de bazaar. Bij de stalletjes op de hoek van het Cultuurplein voor een paar euro kebab, peperslakken en Turks plat brood eten, ijskoud bier erbij. Daarna potje poolen op een van de openlucht biljarttafels en flaneren op de centrale wandelpromenade, onder de wijnranken.
Kikkers in pepersaus Door Hans Moleman, op vrijdag 11 april 2008 Chinezen leven om te eten. Mac van Dinther bezoekt straatstalletjes en restaurants in Shanghai. Hij proeft ezel, zwarte kip en dronken vis. Intrigerende tafelconversatie in een Chinees restaurant in Shanghai. Zegt Mark Elliot, een jonge Brit die al drie jaar in de Chinese megapolis woont en een bekroond weblog bijhoudt over local food: ‘Ik ben dol op Chinees eten. Maar ik raak er op een of andere manier niet vol van. Zelfs na een uitgebreide Chinese maaltijd heb ik vaak nog het gevoel dat ik niet genoeg heb gegeten. Ik mis vooral brood.' Dat is gek, antwoordt Ying Huang, een Chinese journaliste en gepassioneerd eter: ‘Ik heb juist het omgekeerde. Toen ik in Europa was, had ik altijd honger. Ik kon een heel stokbrood eten zonder vol te raken. Ik verlangde naar rijst.' De weg naar de maag loopt tussen de oren door, zoveel is zeker. Op tafel staan leeggegeten kommen en schalen die gevuld waren met gefrituurde oesters, ‘dronken' (in wijn gemarineerde) vis, goudbruine pekingeend, bittere komkommer en pittige soep van zwarte kip. De pot (gratis) thee is leeg, in de fles zit nog een bodempje slap Chinees bier. Het is kwart over acht. De tafels waaraan louter Chinezen zitten raken leeg. Obers ruimen op. In Shanghai wordt vroeg gedineerd en natafelen is er niet bij: na de laatste hap wordt de rekening gevraagd. Ying en Mark zijn leeftijdgenoten - zij is 25, hij 26 - uit tegenoverliggende delen van de wereld. Mark groeide op in de Zuid-Engelse kuststad Southampton, Ying komt uit Nanchang: anderhalf uur met het vliegtuig landinwaarts vanaf Shanghai. Ze zijn bij elkaar vergeleken heel anders aan het leven begonnen en hebben ook andere verwachtingen: Mark gaf zijn rechtenstudie eraan om in Shanghai voor een Chinese jazzband te gaan werken. Ying heeft een studie journalistiek afgemaakt, is ambitieus en droomt van twee flats naast elkaar: een voor haar en een voor haar ouders. Maar ze hebben één ding gemeen: ze zijn gek op eten. En dat maakt ze geknipt voor hun taak om mijn culinaire gidsen te zijn in Shanghai en leraren voor een stoomcursus Chinees eten. Een opdracht die goed beschouwd onmogelijk is. Want waar zou je in vredesnaam moeten beginnen? Bij het eettentje tegenover mijn hotel soms? Niet meer dan een gat in de muur, waar een man buiten in een op houtskool gestookte ton met water dumplings kookt die zijn vrouw binnen met de hand maakt: bolletje deeg, uitdrukken tot een lapje, met stokjes plukje gehakt erin, ronddraaien, dichtvouwen, volgende. Of misschien bij restaurant Lulu, een typisch Shanghais restaurant waar de levende have (kikkers, vissen, krabben, schildpadden) rondzwemt en -kruipt in aquaria tegenover de wc, iets dat we vaker zullen zien op onze rondgang langs Chinese restaurants. Bij Family Li's Imperial Cuisine dan, in naam het beste Chinese restaurant van de stad aan de wereldberoemde Bund, met zijn goud gedekte tafels in privé-eetkamers waar we 1000 renminbi (ongeveer 100 euro) per persoon neertellen voor het diner, een bedrag waar we elders in Shanghai met zijn achten van kunnen eten? Of moeten we toch maar beginnen bij een van de overdekte markten waar met meel bestofte jongens verse noedels maken, vissen liggen te zieltogen in teiltjes water, en kippen voor je ogen worden gekeeld en daarna in een ton gegooid om spartelend in hun eigen bloed aan hun einde komen. Je kunt niet de lof van de Chinese keuken zingen zonder de rauwe onderkant ervan te zien. Laten we maar beginnen op de plek waar de meesten hun eten halen: de straat. Dat is het terrein van Mark Elliot. Vijf jaar geleden kwam hij op vakantie naar Shanghai, werd verliefd op de stad en keerde in 2005 terug. Zogenaamd om traditionele Chinese geneeskunde te studeren. Maar vooral omdat hij weg wilde: weg uit Engeland en zijn rechtenstudie. Met de Chinese geneeskunde werd het niks, maar Mark voelde zich thuis Shanghai, misschien wel de enige wereldstad waar je zonder vrees over straat kunt gaan. ‘In Liverpool kreeg ik op straat ooit zomaar een klap in mijn gezicht. Dat zal me hier nooit overkomen. Zonder angst op straat kunnen lopen, is ook een vorm van vrijheid.' Dé manier om China te leren kennen is via het eten, zegt Mark, als hij me een zijstraatje intrekt van de Huaihai road, een drukke winkelstraat. Wasgoed wappert aan rekjes voor de ramen, bundels stroomkabels hangen over de straat.
We stappen een onooglijk, maar keurig eettentje binnen en zitten even later samen te slurpen aan een kom noedelsoep. ‘Dit heb ik laatst bij toeval gevonden. Zo heb ik ze het liefst. Vlak bij een drukke winkelstraat, maar toch achteraf.' Dat Mark het eten op straat moest leren was noodgedwongen. ‘Ik had domweg geen geld. Ik leefde van 20 renminbi (2 euro) per dag.' En op straat, waar je voor minder dan 5 renminbi een kom soep of een bordje noedels krijgt, gaat dat. Gaandeweg kreeg hij er schik in en begon hij zijn ervaringen te verzamelen in een weblog: www.likealocal.cn. Daar wisselt hij tips uit voor de lekkerste noedels van Shanghai, perfecte dumplings, de beste wontonsoep, naast vertalingen van Chinese menutermen en adviezen over bestellen. ‘Het is zo gemakkelijk om in een foreign bubble te leven. Onder je eigen mensen blijven, Engels praten, Europees eten. Ik wil dat mensen echt iets van China proeven.' Gezonde trek, nieuwsgierigheid, een beetje geld en niet bang zijn om een fout maken, volstaan om je etend een weg te banen door de straten van Shanghai, zegt Mark. Er gaat een wereld voor je open. Ontbijt van kleverige deegballetjes met zoete sesamvulling in hun warme kookwater, lunch met noedelsoep, en tussendoor alles wat de straat maar te bieden heeft: gebakken, gekookte of gestoomde dumplings, wontonsoep, poffertjes met zoete bonen, aan een stokje geregen slakken, gefrituurde krabben, geroosterde inktvis, met soep gevulde broodjes en ‘tan ta': bakjes bladerdeeg met custard, een Portugese specialiteit die via de voormalige kolonie Macao het Chinese menu moeten zijn binnengedrongen en nu tamelijk populair zijn. De menutaal van de straat heeft geen woorden nodig: aanwijzen en vingers opsteken om te laten zien hoeveel je wilt, volstaat. En als het tegenvalt, is de schade te overzien. Veel Westerlingen mijden straateten uit angst ziek te worden. Natuurlijk is er altijd een risico, zegt Mark. ‘Ik kan niet instaan voor de eetzaakjes op mijn website. Maar we overdrijven het in het Westen wel eens. A little bit of dirt never hurt.' De dagen zijn voor de straat, de avonden zijn voor Ying en haar restaurants. Ying, klein van stuk maar groot van eetlust, kan model staan voor het moderne China. Ze is ambitieus, internationaal georiënteerd en doelgericht. Het motto van oud-leider Deng Xiaoping: ‘Het kan me niet schelen of de kat zwart of wit is, als hij maar muizen vangt', is haar lijfspreuk. Onder het genot van een ‘hotpot', een populair gerecht van hete bouillon die gevuld wordt met groenten en vlees naar keuze, zet ze de regels voor onze eettocht op een rij. Alles wordt gekookt, Chinezen eten niets rauw, ook geen sla. Bestel veel. Een volle tafel is een genot op zichzelf. Probeer alles. Er moet rijst bij. De dagen erop neemt ze me mee naar haar favoriete restaurants in Shanghai. We eten witte sponspaddenstoel met papaya en haaienvinnensoep met zwarte kip bij Wu Bei 1688, een Kantonees op de bovenste verdieping van een warenhuis in elektronica. De menukaart staat vol plaatjes van dode kippen, verse vis, rauwe groenten. ‘Om aan te geven dat alles vers is', zegt Ying. Kantonezen, van wie gezegd wordt dat ze alles eten met vier poten dat geen tafel is, staan bekend om hun verfijnde keuken. Pure smaken, mild gekruid. Dat in tegenstelling tot de gepeperde Sichuankeuken van Zhu Ge, waar we de volgende dag aanschuiven voor kikker in tranenopwekkende pepersaus. De kikker is met botjes en al in de pan gehakt, zoals het met alle beesten gaat: Chinezen geloven niet in ontbenen of fileren. Bij restaurant Lulu, een avond later, peuteren we met eetstokjes aan de Shanghaise specialiteit ‘hairy crab' in dikke sojastroop (‘Shanghaiers houden van zoet en vet.') en verbaas ik me er opnieuw over waarom je een beest zou doodmaken waar zo weinig eetbaars uit te halen valt (schildpad is ook zoiets: geen vlees aan te bekennen). We drinken thee bij het eten, Tsingtao bier, gele wijn (die geen wijn is) en warme sojamelk. Chinees eten doet niet aan gangen: alles komt tegelijk op tafel, inclusief zoete gerechten. We eten uit dezelfde schalen, alleen voor de rijst hebben we een apart bakje. Bij Dong Bei Ren proberen we de keuken van het noordoosten uit: zout en pittig eten dat neigt naar het Koreaanse. Er staat ‘Sauerkraut' (ingelegde kool) op de kaart, naast gebakken zijdewormen en verse tofu, warm en dampend op een bamboemat. Maar de
specialiteit is ezel die geserveerd wordt met een luid, hard en vals door de ober gezongen lied, waarvan de strekking is dat het eten van deze ezel ons het eeuwige leven zal bezorgen. Dat is nog zo'n eigenaardigheid van Chinees eten: aan veel voedsel worden heilzame effecten toegekend die verder gaan dan een volle maag. Haaienvinnen zijn potentieverhogend (‘Goed voor de nieren.'), schildpad en zwarte kip (een wonderlijk beest met donzige witte veren en een zwart vel) zijn versterkend, sojamelk is goed voor je huid. De restaurants zitten mudvol Chinezen. Er wordt gepraat, gelachen, gerookt en gespuugd. De wc's zijn soms vies en soms nog viezer; toiletpapier is altijd op. Maar er wordt vooral met overgave gegeten. ‘Het leven van Chinezen draait om eten', zegt Mark. Ying knikt, terwijl ze een stukje ezelvlees uit de sissende pan vist: ‘Eten is het paradijs op aarde.' Je moet eten om te leven. Maar Chinezen leven om te eten. Doen en Laten: Eten op straat Je bent niet echt in China geweest als je niet op straat hebt gegeten. Het is gemakkelijk, snel, smakelijk en kost niks (voor ons doen). Als je wilt, kun je op straat je hele kostje bij elkaar scharrelen: noedel- en wontonsoep, inktvis, slakjes en geroosterd vlees aan stokjes , warme cakejes, wafels en gevulde deegballetjes die wij kennen als dimsum: gekookt (jiaozi), gestoomd (baozi of xiao long) of gebakken (jian bao of jian mantou). De namen zijn lastig, maar geen nood: je wijst gewoon aan wat je wilt. Weinig Chinezen spreken Engels en straatverkopers al zeker niet, maar de meesten zijn vriendelijk en hulpvaardig. Straateten kost maar een paar renminbi. Ga daarom niet met grote flappen wapperen: wisselgeld is een probleem. Je loopt natuurlijk altijd het risico dat je iets verkeerds eet. Maar na een week straatsnacken was mijn maag nog pico bello. Het feit dat Chinezen alles bereiden en niets rauw eten, verkleint het risico op voedselvergiftiging. Eten in een restaurant Je bent in China, dus de menukaarten zijn in het Chinees. En als je geen sinologie hebt gestudeerd, valt daarvan niets te maken. Gelukkig hebben de meeste Shanghaise restaurants een menukaart met plaatjes, zodat je kunt zien wat het is. Veel menu's, zeker bij grotere restaurants, zijn ook in het Engels vertaald. Dat kan op de lachspieren werken als ze het bloemrijke Chinees letterlijk hebben overgenomen. Bestel je Virgin chicken without sexual life, dan krijg je waarschijnlijk piepkuiken. Ook een mogelijkheid: wijzen. Niemand is beledigd als je bij de buren kijkt wat ze hebben en wijst dat je dat ook wilt. In kleine restaurants (in de provincie) kun je ook de keuken inlopen. Bestellen China kent geen gangen, zoals wij. Afhankelijk van met hoeveel je bent, bestel je een paar vlees-, vis-, en groentegerechten, soep, wat hapjes (dimsum) en mogelijk iets zoets (sesamballen). Het eten wordt op tafel gezet zodra het klaar is. Je eet niet van je eigen bord, maar van de schaal. Met stokjes. Alleen voor rijst en soep heb je je eigen kom. De Chinezen zijn enthousiaste carnivoren (varken, kip, ezel, krab, kreeft, kikker, schildpad, lam, rund, eend), maar het lijkt altijd meer dan het is, want alles wordt met bot en graat opgediend. In werkelijkheid draait het eten vooral om rijst, noedels en groenten. Drinken China heeft een eeuwenoude theecultuur, maar daar is in restaurants niks van te merken. Het lauwe vocht dat gratis wordt geschonken, is de naam thee niet waard. Het alternatief is bier, het lichte Chinese (Tsingtao) of een buitenlands merk (Suntory). Er bestaat Chinese wijn, maar die hebben we nergens gezien. ‘Gele wijn' is geen wijn, maar een brouwsel van wijnessence, honing, pruimen en bessen. Betalen: Chinezen doen niet aan natafelen boven een kopje koffie. Als het bord leeg is, wordt de rekening (meidan) gevraagd. Wij betaalden 200 tot 400 renminbi voor een uitgebreide maaltijd voor twee (10 rmb is ongeveer 1 euro). Aan fooien doen ze niet. We probeerden het één keer en moesten al onze overtuigingskracht aanwenden om de serveerster ervan te overtuigen dat ze het mocht houden. Ze keek gegeneerd.
Geheimtips voor China Tips van lezers van de Volkskrant Bij de eerste keer in China ontkom je niet aan de bekende toeristische trekpleisters, anders heb je het land niet gezien. Bezoekers van volkskrantreizen.nl geven tips voor de minder bekende streken. Onderweg naar highlights af en toe even uitstappen Reis je van bijvoorbeeld Peking naar Xian, stap dan uit in Luoyang - een mooie stad met zeer oud tempelcomplex, aldus Albert. 13 Kilometer buiten de stad zijn de Dragon Gate-grotten: een enorm complex aan beide zijden van de rivier met honderden beelden. In zeven dagen per jeep naar Lhasa Deze spannende reis begint in Zhongdian, waar nauwelijks toeristen komen. Spectaculaire afgronden, kleine dorpen en een weg die geen naam mag hebben, mailen Els en Albert Nijhuis. De guesthouses zijn basic, het eten bestel je door de keuken in te lopen en aan te wijzen wat je wilt. ‘Ongekende schoonheid tussen Rawok Lake en Bayi.' Yunnan In de streek Xishuangbanna in Zuid-Yunnan wonen veel kleurrijke minderheden. Slapen kan in een 'boomhut' in de jungle van een olifantenpark. De opzichter komt je om 3 uur 's nachts wakkerschreeuwen als de olifanten er zijn (Frank van den Berg). Detian Waterfall Op de grens met Vietnam, ongeveer twee uur met de bus vanuit Nanning, ligt een oogverblindend arstlandschap zonder mensenmassa's, schrijft ‘Chinaman'. In het juiste seizoen heeft de waterval de afmetingen van de iagara, maar landschappelijk gezien is de setting dramatischer. Wandel er in de (bekendere) Tiger Leaping Gorge. In de omgeving kun je ook varen op ondergrondse rivieren en tussen de rijstvelden. Bagou Ameling Algra was in Bagou, een mijnstadje in zuidwest China, waar de tijd sinds Mao heeft stilgestaan. Het smalspoorlijntje van 20 kilometer is de enige verbinding met de moderne wereld. Het begint in Shibanxi. Daar kom je met de lokale bus in een half uur vanuit Qianwei, de dichtstbijzijnde grote stad, waar je goede hotels hebt voor zo'n 10 euro per nacht. Dat ligt op 3 uur met de bus van Chengdu. ‘Haast je', waarschuwt Ameling, ‘want Chinese toeristen beginnen deze unieke plaats te ontdekken.' Guizhou In het zuidwesten ligt een van de armste en meest achtergebleven provincies. Reis erheen met de trein in zes uur van Kunming (Yunnan) of in acht uur van Nanning. Jacqueline Bergsma: ‘Het is een bijna surrealistisch landschap van ontelbare conisch gevormde heuveltoppen met op de voorgrond rijstvelden met daarin jawel, boer en os aan het werk. Beste tijd: september, vlak voor de rijstoogst. Suzhou Iets boven Shanghai ligt het Venetië van China, meldt Albert. ‘Suzhou heeft veel kanalen, bruggen en vooral: beroemde traditionele tuinen.' Maak contact met bewoners Ook in de grotere steden zijn de mensen zeer vriendelijk, behulpzaam en gastvrij, schrijft Ben. ‘De kinderen spreken Engels op hoog niveau. Leg bijvoorbeeld contact met Chinezen via internet.' Jesse werd op die manier uitgenodigd door een Chinees meisje in een zeer klein stadje (Hong Ze): ze vierde er Nieuwjaar met de familie. Veel inwoners heben nog nooit een buitenlander gezien, zegt Jesse. ‘Een ervaring om nooit te vergeten.' Songpan en horsetrekking! door Simon op 11-04-2008 Vanuit Chengdu naar Songpan en daar een 'horsetrekking doen' Hier ben je al in Chinees-tibet. Maar je hebt er nog geen permit of zoiets voor nodig.
De Songpan en de horsetrekking waren fantastisch! Iedere tourist krijgt een pony en persoonlijke ruiter mee en mag zelf zijn slaapzak en minimaale persoonlijke spullen meenemen op de tocht de bergen in. Deze worden mee op het paard gebonden. Geweldige uitzichten op de rug van het paard tijdens de trektocht. En toch bijzonder dat je vele dagen met je ruiters samen rijst zonder met ze te kunnen praten. Maar alles komt goed!
Restaurants en andere interessante eetplekken in Shanghai vrijdag 11 april 2008
Wu Bei 1688 (nr 1 op de kaart) No. 588 Zhang Yang Lu F5 (vlakbij Times Square). In Zhong Rong Building. Kantonees restaurant met het meervoudige geluksnummer (8 is in China het geluksgetal). Op de bovenste (vijfde) verdieping van een warenhuis in elektronica in Pudong, de moderne zakenwijk van Shanghai. Bij binnenkomst loop je tegen een hoog aquarium met goudvissen aan. Kantonezen hebben de naam alles te eten met vier poten dat geen tafel is (en alles wat vliegt behalve een vliegtuig), maar deze vissen zijn voor de sier. Achter het aquarium strekt zich een ruime eetzaal uit met rode banken aan zwarte stenen tafels tussen plantenbakken met plastic planten. De kaart is in het Chinees en Engels. Er staan plaatjes bij van ingrediënten: dode vis, rauwe kip, etc. Daarmee geven ze aan dat alles vers is. Wij eten onder meer soep van haaienvinnen en zwarte kip, garnalen in kleefrijst (chang fen), sesamballen in kleefrijst (ma qiu), dumplings met garnalen (xi jiao), witte sponspaddenstoel met papaya in een zoete soep (een aanrader!), zoete sesamsoep en stengels groene groente in een lading knoflook (jielan). We betalen iets meer dan 400 RMB, waarvan de helft alleen al voor de haaienvinnensoep. Haaienvin is duur en bovendien wordt de haai bedreigd, dus je kunt het beter niet bestellen. Voor de smaak hoef je het niet te doen. De Kantonese keuken is mild en puur. Het eten is vers, mild gekruid (kenmerk van de Kantonese keuken) en zeer smakelijk. Geen sterrenzaak in de Europese zin van het woord, maar o wat een lekker eten! Old Town Snack Optional Place. (nr. 2 op de kaart) Dit is de eetmarkt in de Yuyuan Garden Bazar in de oude stad, een winkelcentrum (her)opgebouwd in oude stijl met gebogen, puntig uitlopende houten daken, lampionnen en houtsnijwerk.
In de Bazar kun je alles kopen, van een Mao-kwartet tot gouden sieraden en zijden tapijten. Middenin de Bazar zit de Old Town Snack Optional Place, een snackmarkt over twee verdiepingen. In het midden van de zaal staan formica tafels en stoelen, tegen de wanden daaromheen bieden eettentjes hun etenswaren aan: soepen, gestoomde dumplings (xiao long), broodjes gevuld met soep die je er met een rietje uit moet zuigen (tang bao), gefrituurde soft-shell krab, gebakken dumplings (jian bao, erg lekker, pas wel op voor het vet dat uit het broodje vloeit), omelet met tofu, pekingeend, zoete cake met pruimen en tan ta: bakjes van bladerdeeg gevuld met custard, van oorsprong een Portugese specialiteit (pastel de nata). Bestellen is gemakkelijk, want je kunt alles aanwijzen. Bij sommige tentjes moet je eerst een kaartje opwaarderen bij een van de kassa's, maar ze helpen je wel. Drinken (thee, bier) haal je in een hoek, stokjes liggen in her en der staande ijzeren kastjes. Een must voor snackers. Zhu Ge. (nr 3 op de kaart) 451 Caoxi Bei Lu, Xujiahui near Nandan Lu. 021 64382279. www.zgky.cn. Zhu Ge betekent letterlijk ‘gebakken vis' en dat is een van de specialiteiten in dit Sichuanrestaurant. De vis (zo te zien een soort meerval) wordt met kop en al opgediend in een grote schaal, drijvend in een dikke, olieachtige rode pepersaus, bestrooid met bosui. We zitten in een soort glazen serre op de eerste verdieping met uitzicht op een drukke autoweg. De ober loopt in een keurig vestje boven een Puma-trainingsbroek. Het menu is in het Engels vertaald en heeft plaatjes. Een andere specialiteit van dit restaurant is de gebakken kikker. Die is in piepkleine stukjes gehakt en wordt geserveerd in een hete saus met rijstcakejes, komkommer en kleine bolle pepertjes, formaat en kleur van een rode kers. De kikker is vooral botjes en de saus is erg pittig, een kenmerk van de Sichuankeuken. Sichuan is de provincie waar oud-leider Deng Xiaoping is geboren. We hebben er aubergine in (alweer, alles smaakt een beetje hetzelfde) rode saus bij en gemarineerde eendenkoppen, keurig gerangschikt op een bordje en versierd met een bloemetje, uitgesneden in wortel. We hadden de koppen meer uit nieuwsgierigheid besteld, maar er zitten flintertjes vlees aan en in die best lekker zijn. We betalen 178 RMB voor twee, nog geen 18 euro dus. Voor liefhebbers van de Sichuankeuken: er is een keten die South Beauty heet waar lovend over wordt gesproken. Kijk voor adressen op www.cityweekend.com/shanghai. Dong Bei Ren (nr 4 op de kaart). 1 Shaanxi Nan Lu, Luwan. 021 5228-9898 www.dongbeiren.com.cn Dong Bei Ren betekent letterlijk ‘mensen uit het noordoosten). Dit is de keuken van Mantsjoerije, tegen Korea aan. We worden binnengehaald door mannen in klederdracht van felgekleurde hesjes op zwarte broeken. Het is een volks restaurant met peuken op de vloer, spelend jochies in het gangpad, vieze WC's en ongelofelijk veel geschreeuw en herrie. Ook daar schijnen de mensen uit de streek bekend om te staan. Op de (vertaalde) kaart staan Sauerkraut (ingelegde kool) en gebakken zijdewormen. De specialiteit is zelvlees, dat wordt opgediend in een met zilverfolie bekleed potje, nog nasissend van de hitte. Er komt een cabaretstukje bij van een jonge ober met haar dat alle kanten op staat die hard en vals een lied zingt waarvan de belangrijkste boodschap is dat de ezel ons een lang leven zal bezorgen. Het ezelvlees is zacht en mals, het smaakt eerder naar kalf dan naar paard. We eten verder onder andere verse tofu, warm en dampend opgediend op een bamboemat, gekleurde dumplings en banaan in suikerstroop die we afblussen in water. We drinken er bier bij en warme sojamelk (voor de liefhebber). De rekening bedraagt 206 RMB. We laten 4 RMB (ongeveer 40 cent) liggen als fooi. Maar dat wordt niet geaccepteerd. Pas na lang aandringen neemt de serveerster het aan. Ze is er niet blij mee. Lulu restaurant. (nr 5 op de kaart) 161 Yuyuan Lu, Jing An, vlakbij near Huashan Lu. 021 6248-2727. Restaurant dat de Shanghainese keuken serveert en daarom in trek is bij de stadsbewoners zelf. We lopen langs een wand met aquaria waarin de levende have wordt gehouden: vissen, krabben, kreeften, schildpadden, kikkers. Aan de andere kant van de waterwand zijn de WC's. Een van de aquariumbeesten is de ‘hairy crab', een krab met wollige haren aan zijn onderpoten, een Sjanghaise specialiteit. Hoe meer haren, hoe beter. We eten de hairy crab in een dikke sojastroop (Shanghaiers houden van zoet en soja) en maken er een kledderboel van met onze eetstokjes. Servetjes zijn schaars, zoals altijd (net als WC-papier). Er zit nauwelijks vlees aan of in. De in gele wijn gemarineerde gele kip bevalt stukken beter. Ronduit prachtig is de Crystal cod fish plate (de
kaart is in het Engels vertaald): een terrine van koude vis in gele gelatine. We eten er Hollandse groenten bij: bloemkool in dikke maïzenasaus met groene kruiden en bamboescheuten. Voor de verandering drinken we wijn: gele wijn in dit geval, geschonken uit een platte bruine whiskyfles. Het is geen echte wijn, maar een drankje gemaakt van wijnessence, honing, pruimen en bessen. Zo smaakt het ook. De rekening is 248 RMB. Sipailou road. (nr 7 op de kaart) Openlucht eetstraat in de oude stad. Zoiets als de Old Town Snack Optional Place, maar dan buiten. Een langgerekte rij eettentjes, met eten dat ter plekke wordt bereid. En dus verser dan vers. Een vrouw bakt een soort zoete chapati's (ronde Indiase broodjes) tegen de binnenwand van een ton waarin vuur brandt. We kopen ze recht uit de ton, knapperig gebakken. Even verder kijken we gebiologeerd hoe drie jongens in perfect teamwork enorme ronde wafels staan te bakken. Op een grote ronde schijf met een diameter van bijna een meter die van onderen wordt verhit, wordt vloeibaar deeg uitgegoten. Een jongen draait de schijf rond, terwijl de ander het deeg uitstrijkt (vergelijkbaar met crêpes). Als het stolt, dat duurt maar even, schraapt hij er met een mes onderlangs, zodat de koek loskomt. Met zijn drieën vouwen ze de knapperige wafel een aantal keren in tweeën en leggen hem op de stapel bij de rest. Hij is lekker. Family Li Imperial Cuisine. Nr 8 op de kaart. 1 F, 500 Zhongshan Dong Yi Road (Huangpu Park). 02 53081919. Het vierde restaurant van Li Shanlin, kleinzoon van een hofmeester van de laatste keizer. Shanlin zou recepten uit de Verboden Stad hebben gesmokkeld, waarmee hij in 1985 een restaurant begon in Peking dat beroemd werd. De twee ‘Bills' (Clinton en Gates) aten er. Tokyo, Melbourne en Sjanghai volgden. Privé-eetkamers, duur en exclusief. Menu's vanaf 1000 RMB, een kapitaal voor Shanghai. A Future Perfect. Nr 8 op de kaart. No. 16 lane 352, Hua Shan road. 021 6248-8020 www.afutureperfect.com.cn Voor wie het even echt niet meer trekt: Future Perfect serveert de Europese keuken: camembert, ganzenlever, Duitse ham, gravad lax, T-bone steak, pasta. Erg in trek bij expats die grote stukken vlees (zonder bot!) bestellen. Ook fijn: een goed glas wijn erbij.De inrichting is zorgvuldig on-Chinees: houten tafels, hoge banken van lichtgroen velours, houten vloer. Als je je ogen een beetje dichtknijpt zou je je in Amsterdam kunnen wanen. Vooropgesteld dat je dat zou willen.De rekening is rond de 400 RMB (een glas wijn kost ongeveer de 50 RMB). Dat is veel voor Shanghai, maar je kunt het een keer nodig hebben. Future Perfect heeft een gat in de markt aangeboord. Het is druk. Reserveren dus. Het restaurant zit onder een dak met de Old House Inn, een boutiquehotel in de Franse Concessie, de meest Europees aandoende wijk van Shanghai. Mooie kamers voor rond de 1000 RMB. www.oldhouse.cn
Wu Yue's place (nr 9) Een simpel eetzaakje in een zijstraat van de Huahai Lu, tegenover Sinan Lu. Prima noedelsoep. Tip van Mark Elliot, een jonge Brit die een website bijhoudt over simpel lokale tentjes. Lees zijn beschrijving op www.likealocal.cn. Captain's Bar. (nr 10 op de kaart) No. 37 Fuzhou Road. 021-63219331. Geen eten, maar een bar op de bovenste verdieping van het Captain's Hostel, een hotel voor jonge Westerse toeristen. Terras met geweldig uitzicht op de wolkenkrabbers van Pudong met daarvoor de rivier. Voor uitzicht vanaf de andere kant: ga naar Cloud 9, de bar op de 87ste verdieping van het Grand Hyatt-hotel. 88 Century Boulevard Jin Mao Tower, 88 Century Boulevard 021 5049 1234. Entree gratis, drank duur. Jz Club. Nr 11 op de kaart De club voor hip Shanghai met elk weekeinde live-muziek. No. 46, West Fuxing Rd. www.jzclub.cn.
Rijk van het Midden Hans Moleman, 11 april 2008 China is groot en anders - waar moet je als reiziger beginnen? Hans Moleman gidst u van bierstad naar lenteeiland, geeft praktische tips en routes voor een reis van één, twee of drie weken. De drie mooiste reisroutes volgens Volkskrant-correspondent Hans Moleman. 1 week China: De klassieke Yangtze-delta driestedentrip: Shanghai-Suzhou-Hangzhou 2 weken China: Langs de kust van noord naar zuid: Peking-Qingdao-Shanghai-Xiamen-Macau 3 weken China: Van de keizerlijke steden naar China's verre westen: Peking-Xian-Urumqi-Turpan Afstanden in China Peking - Shanghai: 1070 km, trein 12 uur, vliegen 2 uur. Peking - Xian: 936 km, trein 16 uur, vliegen 2 uur. Peking - Lhasa: 2775 km, trein 48 uur, vliegen 4 uur. Shanghai - Hongkong: 1237 km, trein 20 uur, vliegen 2,5 uur. Shanghai - Turpan: 3390 km, trein 55 uur, vliegen 5 uur (Urumqi).
1: Xiamen Lente-eiland, doopte de schrijver en scheepsarts Jan Slauerhoff Gulangyu. Het eiland dobbert als een groene oase op de rede van Xiamen, miljoenenstad tussen Shanghai en Hongkong. Als arts in dienst van de JavaChina-Japan Lijn verbleef Slauerhoff ruim tachtig jaar terug enige tijd op Gulangyu, waar zijn vriend Taeke Bosch hoofd was van het Hope and Wilhelmina Hospital. In De Gids van 1927 schreef hij over de charme van deze enclave aan de kust van China: ‘Alles wordt hier vermaand tot heilige rust / De zee die uitgewoed heeft in taiphonen / Komt nu de kreken glimlachend bewonen / Zijn golven krenken nauwelijks de kust.' Anno 2008 is het met de rust wel gedaan, maar Gulangyu heeft nog steeds iets speciaals. Je kunt er het beste op de bonnefooi urenlang rondwandelen: verdwalen in het doolhof van smalle straten en stegen, over verweerde muren spieken, door deurspleten loeren, de vele tientallen villa's verkennen die her en der op het eiland zijn overgebleven. En even het pianomuseum bezoeken, want Gulangyu is ook het piano-eiland. Op subtropische avonden hoor je de klanken soms uit de openstaande ramen dwarrelen. Het eiland is met een pont in enkele minuten te bereiken vanaf de kade van Xiamen, maar tijdens de weekeinden kun je dat beter laten want dan is het stampvol. Bij de diverse attracties, zoals de Zonnerots , de kabelbaan, het pianomuseum, de botanische tuin en de dolfijnenshow, vormen zich dan lange rijen dagjesmensen die kordaat over het eiland trekken, allemaal hetzelfde petje op, achter de vlag van hun gids-metluidspreker aan. Bij een van de strandjes van Gulangyu, hoog op een rots, staat het immense beeld van generaal Zheng, de vaderlandse held die de Nederlandse barbaren verjoeg die het eeuwen geleden waagden een tijdje Taiwan te bezetten, 100 kilometer verderop in de Chinese Zee. De generaal maakte gedichten, net als Slauerhoff. ‘Bescheidenheid is het teken van de beschaafde geest', dichtte Zheng. ‘Hoe meer een mens leest, hoe groter zijn geluk.' 2: Qingdao Olympische zeilstad, bierstad en marinehaven: welkom in Qingdao, qua natuur en leefklimaat een van de aangenaamste Chinese metropolen. De miljoenenstad bijna halverwege Peking en Shanghai biedt bijvoorbeeld aanlokkelijke stranden, waar het overigens wel knap druk kan worden, tot diep in de nacht aan toe, op mooie zomerdagen. En er zijn bergen, mooie bergen, met zelfs een aantrekkelijke wijngaard. Maar Qingdao is vooral bierstad. Decennia was ze in Duitse handen, als onderdeel van de verkaveling van kustconcessies door het verzwakte Chinese keizerrijk, ten gunste van opdringerige buitenstaanders. En wat doen Duitsers wanneer zij in den vreemde kwartier maken? Zo snel mogelijk hun eigen brouwerij bouwen. Zo komt het dat de stad nu het grootste bierconcern van China rijk is, Tsingtao Breweries. Wie de smaak te pakken wil krijgen, moet zeker naar het biermuseum, waar het ‘s ochtends al een gezellige boel kan worden dankzij dorstige lokale toeristen. Aangenamer is het je in de oude Duitse wijk van Qingdao te laven aan vers Bier vom Fass, en dan op z'n Chinees: af te halen in plastic zakken voor bij de lunch, of op een krukje op de stoep uit grote pullen meteen opdrinken. De biercultuur past mooi bij het feit dat Qingdao ook thuishaven is van een belangrijk deel van de Chinese marine. Voor een blik in die wereld is het Marinemuseum, met zijn buitenexpositie van boten en vliegtuigen, een aanrader. Je kunt er ook een speedboot huren, die je met hoge snelheid door de baai van Qingdao voert, langs oude fregatten en duikboten en een paar curieuze watervliegtuigen. En Qingdao heeft de wijngaarden van Huadong, een van de beste bedrijven in de ontluikende Chinese wijnindustrie. Het landgoed is onopvallend weggestopt tussen de heuvels een half uurtje van het centrum. Je kunt er zelfs picknicken in de tuinen tussen de wijngaarden. Wel zelf proviand meenemen, bijvoorbeeld stokbrood en kaasjes uit de Carrefour-supermarkt in de stad. De wijn kan op het landgoed worden gekocht. In de kelder kun je proeven wat de buitenlandse wijnmakers die door Huadong zijn ingehuurd inmiddels hebben bereikt: heel redelijke chardonnay, riesling en merlot. 3: Macau
Het Las Vegas van Azië, aan de Chinese zuidkust, een uurtje met de fast ferry vanaf Hongkong, is een amalgaam van Portugese en Cantonese cultuurinvloeden. Hier vind je de tempel van de zeegodin Mazu, beschermster aller vissers, naast oude Portugese kerken, met iets verderop het naar avontuurlijke ondernemingszin ruikende Museo Maritimo (Portugees is naast Chinees de officiële taal in Macau, hoewel de stad al bijna tien jaar officieel tot China behoort). Macau is de grote gokstad van China, met 29 casino's die bij elkaar inmiddels een hogere omzet hebben dan Vegas. Een bezoek aan het Lisboa-casino van veteraan-gokmagnaat Stanley Ho, met rokerige speelzalen vol hoeren en maffiatronies, geeft een indruk van het betere Chinese gokwerk, al vindt het echte vuurwerk plaats achter de gesloten deuren van de VIP-rooms. Las Vegas heeft in enkele jaren tijd zelf ook de tenten opgeslagen aan de Chinese kust. Macau telt nu bijvoorbeeld The Venetian, een reusachtig kitscherig gokcomplex annex hotel annex conferentiecentrum annex winkelparadijs - inclusief kanaaltjes met Venetiaanse gondels en Chinese gondeliers, die O Sole Mio proberen te zingen. De oude Portugese binnenstad van Macau doet je even denken dat je door de straatjes van Lissabon dwaalt. En wie rust zoekt, moet de bus of de taxi nemen, weg uit Macau-stad, over de Estrada de Seac Pai Van naar het dorpje Coloane, op de zuidpunt. Onder de Portugese bogen aan het pleintje voor de Sao Francisco Xavier-kapel kun je goed Macaus eten. Bestel de bacalhau con braz plus wat vino alentejo, en slenter na de maaltijd naar het strandje om wat te doezelen onder de ruisende mediterrane naaldbomen. 4: Hangzhou Miljoenenmetropool op twee uur rijden van Shanghai, maar niet de gebruikelijke betonwoestijn. Pal naast het centrum ligt het paradijselijke Westmeer, waar de oude keizers hun zomerpaviljoens hadden - en ook Mao mocht er graag vertoeven, in een van de achter muren en groen verscholen riante staatsverblijven aan de oevers van China's mooiste stadsmeer. De mistige ochtendstond bij het meer is al eeuwen een inspiratiebron voor schilders, dichters en schrijvers. Wie zich om half zeven meldt op de wandelallee bij het meer, kan tegenwoordig vooral mensen zien die tai chi-oefeningen doen of een rondje om het meer joggen. Om acht uur melden zich de eerste gondeliers aan de kade, die je in hun elegante houten bootjes over het meer kunnen voeren. De gondels hebben een koket tafeltje in het midden, waarop desgewenst een kleine picknick kan worden aangericht. Aan gene zijde van het meer beginnen de heuvels met de theeplantages waar de beroemde Xihu(Westmeer)thee vandaan komt. Je kunt een fiets huren bij het meer en voorbij de Leifeng Pagoda een theedorp binnenrijden. Daar zijn tal van terrasjes en ook eenvoudige pensions. Iets verderop ligt de Lingyin Si, de Tempel van de Zielerust, een indrukwekkend boeddhistisch gebedshuis met grotten vol eeuwenoude rotsgravures. Een uurtje buiten Hangzhou, in de groene bergen, ligt Moganshan. Het is een heuveldorp met een verzameling villa's uit de tijd dat Hangzhou en Shanghai koloniale enclaves waren. In de hete zomermaanden trok de bonne bourgeoisie van de zompige stad naar de koelere heuvels boven het meer om daar tussen de bossen te verpozen. Je kunt er serieus wandelen, en een glas drinken in een van de villa's uit de jaren twintig van de vorige eeuw: de Moganshan Lodge, een café-restaurant waar je ook tips kunt krijgen over wandelroutes. DOEN & LATEN Rondreizen Reizen binnen China is de laatste jaren eenvoudiger geworden, ook voor wie zelfstandig het traject wil bepalen. De taal is in grote delen van het land nog wel een ‘uitdaging' (zie de pagina hiernaast). Verwacht niet dat een taxichauffeur woorden als ‘hotel' of ‘airport' begrijpt. Nuttig hulpmiddel is het Chinese internet, dat inmiddels een aantal goede reisbureaus kent zoals Ctrip en Mango. Deze firma's (Ctrip, met een hoofdkantoor in Shanghai, heeft ook een Engelstalige telefonische helpdesk) maken het mogelijk binnenlandse vluchten te boeken en hotels uit te zoeken en te reserveren. Bezoek bijvoorbeeld de website Ctrip.com en klik op de Engelse versie. in moderne budgethotels terecht. In korte tijd hebben diverse ketens er al honderden uit de grond gestampt,
vooral in de kustprovincies. Ze bieden eenvoudig comfort naar Amerikaans en Europees voorbeeld - altijd met tv en eigen douche/toilet, en soms ook met breedband-internetaansluiting. Deze nieuwe budgethotels staan meestal niet op Ctrip, maar ze zijn online te boeken. Kijk bijvoorbeeld op homeinns.com, jj-inn.com en motel168.com. Kamers kosten 20 tot 30 euro per nacht. Vliegen In een groot land kies je al snel voor het vliegtuig. De tientallen luchtvaartmaatschappijen die China rijk is, hebben een goed veiligheidsrapport. Op sommige lijnen, zoals de nieuwe shuttle tussen Shanghai en Peking, wordt met grote nieuwe toestellen gevlogen en heeft de service een upgrade gekregen - inclusief speciale incheckbalies op de megavliegvelden van beide steden. Wel even oppassen dat je naar de juiste terminal gaat. Auto huren Avis is tegenwoordig ook in China aanwezig, maar een auto huren is voor toeristen nog geen optie. Hiervoor moet je eerst een Chinees rijbewijs halen (examen doen) en dat is alleen weggelegd voor buitenlanders die langere tijd in het land verblijven. Wel kan voor een of meerdere dagen bij de firma een busje met chauffeur worden gehuurd. Goedkoper en eenvoudiger is gewoon op straat of via de hotelreceptie een taxi huren. Kosten tussen de 40 en 60 euro per dag, afhankelijk van de onderhandelingsvaardigheid. Bus en trein China per trein of bus bereizen is ook een optie, zeker voor wie veel tijd heeft en eens wil meemaken hoe het gros der 1,3 miljard Chinezen zich verplaatst. Op grote stations als Shanghai en Peking is meestal een speciaal loket voor buitenlanders, elders wordt het handen- en voetenwerk. Vermijd reizen op en tijdens Chinese hoogtijdagen, tenzij je houdt van lange wachttijden en overvolle rijtuigen. Fietsen De leukste manier om Chinese steden te zien. Zelf meedoen aan het verkeer is even wennen, maar lang niet zo moeilijk of gevaarlijk als het op het eerste gezicht lijkt. Tip: go with the flow, en kijk niet te veel om. In Shanghai en Peking kun je fietsen huren bij Cyclechina, of anders koop je een fiets voor tussen de 25 en 50 euro. Echte liefhebbers kiezen de merken Forever of Flying Pigeon, klassiekers voor amper 40 euro. Metro De grootste steden hebben ook een metro. Handig om snel, goedkoop en veilig van de ene kant van de stad naar de andere te komen. Fietsen mogen meestal helaas niet mee, vouwfietsen daargelaten. Gewoonten Het klopt dat sommige Chinezen spugen en rochelen. In de steden is het wat minder geworden, mede door overheidscampagnes in de aanloop naar de Olympische Spelen - Peking heeft zijn eerste Niet Spugen Dag achter de rug. Zeker in het binnenland mag men nog graag een goede fluim produceren. Geneer u niet en doe het ook eens het kan lekker opluchten en het heeft ook nog een functie: de organen krachtig ontdoen van wat stof en vervuiling. Ook de tafelmanieren in veel restaurants zijn anders dan in Europa. Probeer het zelf ook maar eens: stevig boeren na een goede maaltijd, heerlijk! En mocht u in de rij voor het loket van de metro of op het vliegveld onverhoopt worden gepasseerd door een haastige klant: doe het na, en geniet van de verbaasde blikken. Politiek De modale Chinese burger spreekt niet graag over politieke zaken, zeker niet met vreemden. Het kan hem in problemen brengen. Als u een goede boom wilt opzetten over Tibet of de mensenrechten, reken dan niet op al te enthousiaste reacties. Bedenk ook dat het Chinese onderwijs en de staatsmedia een heel andere versie van de werkelijkheid bieden dan degene die u wellicht gewend bent. Als u in weerwil van de taalbarrière toch in een gevoelige gedachtenwisseling verzeild bent geraakt, houd er dan rekening mee dat ook jonge moderne Chinezen die Engels spreken een enorme hekel hebben aan westerse
betweterigheid. Maar als u een goede verstandhouding hebt weten op te bouwen, vraag de gespreksgenoot dan eens een grap over de Partij te vertellen. Die bestaan. Echt
De Chinese taal Door Hiu Pay-Uun, vrijdag 11 april 2008 Mama = paard Zhongwén hèn nán. Dat betekent: Chinees is een heel moeilijke taal. Tenminste, dat zou het kunnen betekenen. Het zou evengoed iets kunnen betekenen als ‘doodskus van meedogenloze man', of ‘klok vraagt spoor zuid'. Elke lettergreep kan op vier verschillende toonhoogten worden uitgesproken. Per toonhoogte zijn er ook weer verschillende betekenissen voor één en dezelfde lettergreep. Zo kan ‘ma' al gauw 23 verschillende betekenissen hebben. Voeg hieraan toe dat het Chinees zeker zo'n honderd dialecten kent (terug te voeren tot een aantal basisdialecten) die fundamenteel anders klinken, en het is wel duidelijk waarom je er met een paar woordjes moeizaam uitgesproken Chinees niet bent. Zo wordt het karakter voor ‘wit' in het Mandarijn uitgesproken als ‘bái', in het Kantonees als ‘baak', en de Hakka-Chinezen in Zuid-China zeggen ‘paj'. Weliswaar is het Mandarijn aangewezen als een vorm van Algemeen Beschaafd Chinees (putonghua), maar zeker in de binnenlanden beheerst lang niet iedereen deze taal. Of ze spreken het met zo'n sterk accent dat je het nog niet verstaat. Het beste houvast is het schrift dat uit karakters bestaat. Een karakter kan dus op minstens honderd manieren worden uitgesproken, maar de betekenis ervan is van noord tot zuid en oost tot west hetzelfde. Toch kan ook over de karakters verwarring ontstaan, omdat in 1964 een vereenvoudiging van ruim 2200 karakters is ingevoerd. Hoewel in de meeste officiële gelegenheden de moderne schrijfwijze wordt gehanteerd, is de oude manier nog vaak terug te vinden. Om het overzichtelijk te houden, zijn er ook nog verschillende manieren om de Chinese uitspraak in het Westerse alfabet te noteren. In 1859 werd het Wade-Giles systeem geïntroduceerd en in 1958 het pinyin. Het karakter voor ‘heuvel' (dat bij de Hakka-Chinezen wordt uitgesproken als ‘hiu'), is volgens het WadeGilessysteem ‘ch'iu', en in het pinyin ‘qiu'. Pinyin is tegenwoordig het meest gangbare systeem en wordt ook in de meeste moderne woordenboeken en Wat&Hoe-boekjes gebruikt. De uitspraak van het karakter is fonetisch weergegeven, de toonhoogte van het woord staat erboven in accenten. Chinees spreken? Chinees op reis De Vereniging Nederland-China organiseert enkele malen per jaar de cursus Mondje Reischinees. Deze bestaat uit vijf lessen van anderhalf uur. Dat is bij lange na niet genoeg om in vloeiend Chinees de weg te vragen of een maaltijd te bestellen in een restaurant, maar je leert genoeg om te begrijpen waarom je eigen uitspraak niet volstaat en hoe je met hulp van het cursusboekje of de taalgidsjes jezelf begrijpelijk kunt maken. Ook de vaardigheid van het ‘tellen op één hand' kan praktisch zijn, al is het alleen al om te snappen wat een Chinees bedoelt wanneer hij duim en pink naar je opsteekt (liu = 6) of zijn duim en wijsvinger als een pistool op je richt (ba = 8). De cursussen worden gegeven in Utrecht en Voorburg en kosten 70 euro voor vijf lessen inclusief lesboekje. De cursus die in juli in Utrecht wordt gegeven, staat in het teken van de Olympische Spelen in Peking. Info: www.vnc-china.nl. Tel. 070-327.22.58. Gidsjes Ga in China niet de deur uit zonder Wat&Hoe-boekje en let erop dat er niet alleen fonetische transcripties instaan, maar ook de karakters. Het handigste is in dit boekje op te zoeken wat je wilt en het dan in het boekje aan te wijzen aan diegene die je helpt. Aangezien de meeste Chinezen zich niet hebben beziggehouden met het pinyin-transcriptie systeem, zullen ze niet gauw begrijpen wat er staat als je ‘wo de zumu diu le' (‘ik ben mijn oma kwijt') voor ze opschrijft. Met de karakters gaat het een stuk beter. De Language Survival Kit van Lonely Planet (Engels-Chinees) is er in Mandarijn en Kantonees. De Wat&Hoegids van Kosmos (Mandarijn) is in het Nederlands en heeft een wat ruimere lay out dan de gids van VNC. Van Pearson Education is er Chinees voor Dummies op (zaken)reis. Best leuk om te lezen, maar op straat heb je er niks aan omdat er geen karakters in staan.
Wil je onderweg echt wat van de taal opsteken, dan is - ook voor volwassenen - Chinees voor kinderen een vermakelijk en informatief boekje met een uitnodigende vormgeving. Easy Peasy Chinese is de oorspronkelijke titel. De indeling en opzet is vergelijkbaar met de Wat&Hoe-boekjes (dus ook handig op reis), maar de informatie over de taal en de aanwijzingen voor uitspraak zijn veel uitgebreider. De cd helpt natuurlijk ook.
Alles om te imponeren Door Eric van den Berg, vrijdag 11 april 2008 De Verboden Stad houdt zijn verhalen goed verborgen. Eric van den Berg zoekt het verleden van de keizers in een stad zonder Starbucks. Het leven speelt zich vooral af buiten de stad, buiten de muren - dat zie je toch nergens? In het voorportaal van de keizerstad die nog geen eeuw geleden voor bijna iedereen verboden terrein was, spelen kinderen op een basketbalveldje, preparen militairen zich voor de erewacht, gaan Chinese koppels met hun telg op de foto. Als ze er het geld voor hebben, laten ze zich fotograferen als keizerlijk gezin. Even omkleden, op een neptroon zitten, en na een flits en wat photoshoppen zit daar een Pu Yi, de Laatste Keizer, die het Chinese Rijk bestuurde in zijn kleuterjaren. Pu Yi zat binnen de muur tot 1924 - toen de Verboden Stad nog leefde, toen het nog een stad was. Het reusachtige historische complex staat nu middenin het moderne Peking, en dient alleen de toeristen. De stad was Pu Yi's huis, speeltuin en werkterrein, tot dertien jaar na de revolutie die hem van de troon stootte. Negen andere Qing-keizers en veertien keizers uit de Ming-dynastie waren hem voorgegaan in Zijingcheng, wat de eigenlijke naam is: de ‘Paarse Verboden Stad', naar de heilige kleur paars. De echte overheersende kleur is karmozijnrood, de kleur van de waardigheid. Dat wil zeggen: daar waar niet wordt gerestaureerd of gerenoveerd. De Verboden Stad, goed voor 50 duizend bezoekers per dag, staat bijna altijd in de steigers. Als het laatste gebouw is opgepoetst, is het eerste weer aan de beurt. Het huidige project loopt tot aan het jaar 2020, met een kleine pauze tijdens de Olympische Spelen. Vandaag extra pech. Twee van de belangrijke gebouwen van het ‘Buitenhof', het stadsdeel voor de ceremoniële functies, waar de keizers werden geïnaugureerd, Nieuwjaar vierden, en in tijden van oorlog hun bevelhebbers benoemden, zijn dicht voor publiek. Het lekt en brokkelt in de Poort van de Opperste Harmonie (Taihemen) en de Hal van de Opperste Harmonie (Taihedian), zo laten foto's zien op de opgetrokken schuttingen. Volgens een bord bij de hoofdingang zijn de twee gebouwen al een half jaar klaar, maar kennelijk hebben de bouwvakkers van Peking dezer dagen meer te doen. Het hoort bij de Stad: getimmerd werd er wel vaker, al sinds het begin, toen de derde Ming-keizer Yongle, de bedenker en stichter, de zetel van de macht verhuisde van Nanjing naar hier, en er in 1420 zelf als eerste ging wonen en werken. Branden en aardbevingen zijn altijd grote belagers geweest van het heiligdom. De Hal van de Opperste Harmonie, het grootste houten gebouw in China, is zeven keer herbouwd, voor het laatst in 1890. Nu is de hal net zo ontoegankelijk als in de tijd van de keizers. De Zuid-Noord-route is onderbroken, de route die alle gasten en gezanten uit den vreemde moesten volgen wanneer zij op audiëntie mochten bij de Zoon van de Hemel. Ze moesten al drie kilometer terug beginnen, ver buiten de Verboden Stad: eerst door de poort bij de Hemeltempel, en dan via de Poort van de Hemelse Vrede (Tiananmen), waarboven Mao's portret hangt , naar de echte ingang, de Meridiaan-poort (Wumen) - waar toen nog geen kaartjesloket zat. Alles om te imponeren. De ondergeschikte moest negen poorten door, omdat 9 het keizerlijke cijfer was, het hoogste oneven cijfer. Over cijfers gesproken: de Verboden Stad telt, vertellen gidsen graag, 9.999 kamers (als we elke ruimte tussen vier pilaren meetellen). Die ene missende, die de tienduizend vol zou maken, is van de Jade Keizer, de heerser over alle Goden. De symboliek is overal, in ornamenten, in de vorm van beelden, in patronen op de houten deuren. De kraanvogel keert overal terug: die belooft een lang leven. De vleermuis brengt geluk. De vis staat voor rijkdom, overdaad. De hen beschermt tegen kwade geesten. En de shenlong, de mythische draak, houdt het vuur tegen. Meestal dus.
Dit soort kennis heb je nodig in de Verboden Stad, omdat de stad pas dan gaat leven. De gebouwen zijn imposant, maar de stad ademt ook iets van een hardboard decor dat er vorige week is neergezet. Het heeft iets afstandelijks dit kolossale complex: je kunt nauwelijks een gebouw in en de slecht uitgelichte interieurs laten zich niet goed bekijken door de ramen. Je moet het meer dan op de meeste plaatsen hebben van de verhalen en de mythes, anders komt de stad van toen niet tot leven. Dit is een stad van geloof en bijgeloof, van Binnenhof en Buitenhof, van tienduizenden castraten en concubines. Waarom bijvoorbeeld, staat er een bank achter de troon van de keizer, in de Hal van de Mentale Cultivering? Daar zat Ci Xi, de concubine aller concubines, die zich opwerkte tot Keizerin-Moeder, en de facto 47 jaar lang de touwtjes in handen had. Letterlijk zat zij achter de Qing-keizers Tongzhi, Guangxu en Xuantong (de officiële naam van Pu Yi), en bepaalde wat er in het Chinese Rijk gebeurde. De Macht achter de Troon, heette het, of de Macht achter het Gordijn. Ci Xi beloonde zichzelf met achtduizend kilo aan zilver per maand. Alleen voor het eten dan. Ze liet elke dag honderd gerechten aanrukken (en had een aparte kamer nodig voor haar edelmetalen en juwelen). En wat betekenen de Chinese teksten boven en naast de troon in het Paleis van de Hemelse Reinheid, het belangrijkste gebouw van het Binnenhof, de residentie? Zhengda Guangming, staat er, wat zoiets betekent als ‘Rechtvaardig en Eerzaam'. Bedacht door Ming-keizer Shunzhi (1644-1661), wat zijn zoon, keizer Kangxi (1662-1722), zo mooi vond dat hij het liet kalligraferen en ophing. Achter deze plaquette schreef de keizer stiekem zijn nominatie op voor zijn opvolger. Weetjes, getallen, symboliek. Die hoor je van een goede gids, of lees je, pas dan zie je ze. Na kilometers lopen, wat in de Verboden Stad niets bijzonders is, plof je neer in een van de cafetaria's, en pak je een boek. Geen Starbucks meer: die keten is vorig jaar buiten de muren gezet, want de Verboden Stad wilde enkel nog maar Verboden Stad Koffie serveren. De cafetaria's zijn verrassend rustig, vermoedelijk omdat de koffie zoveel duurder is dan buiten de Verboden Stad. Bij de winkels voor de hoofdpoort, waar verkopers roepen: Hey... Lookolook. Pu Yi. Mao. Your name in Chinese! Waar mannen in een winkeltje video's bekijken van militaire parades op het Plein van de Hemelse Vrede. Waar meisjes toeristen lokken (You want to drink tea with me?) naar een zogenaamde authentieke theeceremonie. Het is net buiten de muren. Waar dan toch wel weer de échte stad begint. DOEN & LATEN Bezoeken Een entreekaart voor de Verboden Stad (The Palace Museum) kost 60 renminbi (ook wel kuai of yuan), wat neerkomt op zo'n 6 euro. In het winterseizoen 40 renminbi. Dinsdag is het kinderdag: dan lopen overal schoolklassen rond. Een apart kaartje moet je kopen voor de Keizerlijke Schatkamer, aan de oostkant (10 renminbi). Kleinere gebouwen, maar mooier. Het is er ook rustiger, net uit de algemene route. Gids In de buurt van de ingangen dienen zich vanzelf gidsen aan die Engels spreken (in meer of mindere mate). Kan heel nuttig zijn. Wellicht loop je anders wat verloren tussen al die gebouwen met summiere aanduidingen. Ga uit van zo'n 100 renminbi voor een gids. Andere mogelijkheid: voor 40 renminbi neem je een ‘elektronische gids' mee, een kastje om je nek met oortelefoon dat op belangwekkende locaties automatisch aanslaat. Borgsom: 100 renminbi. Lezen Probeer vooraf wat te lezen over de Verboden Stad, dan zal het bezoek meer waard zijn. De indeling van de stad en de gebouwen zijn dan beter te begrijpen. The Forbidden City van Antony White beschrijft beknopt de Ming- en Qing-dynastieën en legt de symboliek van gebouwen en beelden uit. De gids van de Verboden Stad zelf (The Palace Museum) volgt diverse routes - kort, bondig, losjes. Anekdotes en leuke weetjes staan in het boekje Tales of the Forbidden City van Cheng Qinhua. Hoe baadde de keizerin? Waar was de wc? Wie was de cricket-keizer? Kopen Souvenirshops te over, buiten en binnen de muren. Spullen variëren van Mao-mutsen en Pu Yi-gewaden tot
stempels met je eigen naam in het Chinees en beeldjes van kraanvogels, schildpadden en draken. Voor boeken kun je het beste binnen de muren zijn, in de boekwinkel vlakbij de noordingang, in de Keizerlijke Tuin, naast de Hal van de Keizerlijke Vrede (Qin'an Dian). Er zijn twee pinautomaten binnen het complex, beide aan de oostkant (bij de Hal van Duurzame Harmonie rechtsaf). Eten/drinken Hoe geweldig het eten in de rest van Peking ook is, reken niet op al te veel in de Verboden Stad. Er zijn drie cafetaria's (cappuccino 28 renminbi, water 3), de aardigste zit in de Keizerlijke Tuin. Verstopt is ook nog een restaurant, aan de oostkant, tegenover de ingang naar de Keizerlijke Schatkamer. Uitkijken Voor een mooi uitzicht over de Verboden Stad en eigenlijk heel Peking: koop een kaartje voor het Jingshanpark, aan de overkant van de weg bij de noordingang (Shenwumen). Neem het pad en de trap naar het Wanchun-paviljoen. Kijken Zeg maar een sneak preview, maar dan wel een van een uur of drie: Bernardo Bertolucci's The Last Emperor, een biografisch epos over keizer Pu Yi. Veel paleisscènes zijn gefilmd in de Hal van de Mentale Cultivering, aan de westzijde. Vliegen De KLM vliegt twee keer per dag rechtstreeks naar Peking (en vliegt ook op Shanghai, Chengdu en Hongkong). Retour vanaf 776 euro (incl.). Combinaties met andere steden in China zijn mogelijk, vanwege de samenwerking met China Southern Airlines. www.klm.com.
Nieuwe volkshelden Door Jan Tromp, vrijdag 11 april 2008 De onderdrukkers van weleer zijn de volksheiligen van vandaag. Jan Tromp ziet hoe een keizerlijk graf het patriottisme in China aanwakkert. Hij is een oude man op gymschoenen. Honderduit praat hij. Het gaat over Confucius en over de toekomst van China en over de terracotta krijgers in hun kuil, die beneden aan zijn voeten de wacht houden. Maar bovenal heeft hij het over zijn kleindochter. Iets buiten Xian, in het hart van China, aan het begin van de Zijderoute, wil hij haar het achtste wereldwonder laten zien. Als een rolmodel blijft ze onverschillig op afstand - we zijn achttien en verveeld. De oude man komt uit het noordoosten, zijn baan was ambtenaar in de planontwikkeling, maar nu is hij 74 en werkt hij aan zijn laatste plan, zijn enige kleindochter. ‘Ze moet weten wat haar wortels zijn', zegt hij. ‘Ik houd haar steeds voor: luister goed, je bent Chinees. Vergeet dat niet als je zometeen in het buitenland bent.' We staan op het plankier van de rondgang in de eerste en grootste hal van het museumpark. Elf lange rijen, honderden krijgers van aardewerk, de meeste in stijf gelid. Op deze plek nam keizer Qin Shihuang meer dan 2200 jaar geleden achtduizend dienaren van de troon mee in zijn graf, officieren, boogschutters en lansiers, paardenmenners, maar ook acrobaten en muzikanten. De meeste terracotta-figuren zijn nog niet opgegraven; de wereld heeft nog maar 20 procent te zien gekregen. De oude man op het plankier stoort zich niet aan blasé gedrag van kleinkinderen. Eerlijk gezegd heeft hij de fijnste kleindochter van de hele wereld. Ze moet weten waar ze vandaan komt, dat wel. Binnenkort, al heel snel eigenlijk, gaat ze studeren in Amerika en voordat het zover is, moet ze de plekken zien die ertoe doen in de eeuwenoude geschiedenis van
haar vaderland. Dus heeft hij haar meegenomen naar Qufu, het geboortedorp van Confucius en nu staan de keizers op het programma, om te beginnen de Gele Keizer, keizer Qin Shihuang (221 - 214 voor Christus), de nomadische hoofdman en stroper die vanuit het noordwesten het land was binnengevallen, die China unificeerde en zo de eerste keizer werd van het immense rijk. Wat leert een Chinees kleinkind dat door haar grootvader wordt meegenomen naar roemrijk verleden? De oude man aarzelt geen tel: ‘Dat de toekomst van China nog glorieuzer zal zijn dan ten tijde van de Qin-dynastie. We zullen welvarender zijn en meer eenheid vertonen. Daar ben ik heilig van overtuigd en dat houd ik haar voor.' De krijgers reizen tegenwoordig de wereld over. In het Drents Museum in Assen zijn nog tot eind augustus veertien beelden uit de graftombe van de keizer te zien. Het museum heeft er vier jaar voor moeten lobbyen. In het British Museum in Londen is net vorige week een tentoonstelling gesloten van wel twintig figuren - niet eerder leenden de Chinezen zo veel beelden uit in één keer. In Engeland werd gesproken over een ‘once in a lifetime exhibition'. Het liep storm, 650 duizend bezoekers in zes maanden. Wie China als beginner bezoekt, mag het terracotta leger niet overslaan. Het is een kolere end weg. Tien, elf uur vliegen naar Beijing of Shanghai, vervolgens een paar uur naar de oude, keizerlijke hoofdstad Xian in de provincie Shaanxi en dan nog een uur per auto naar de plek van de opgraving, langs de weg naar Weinan. De beloning zal schitterend zijn. Stille wachters zijn het, in hun lange, stijve jassen, allemaal gericht op het oosten, allen met een eigen, individuele uitdrukking. Voor een deel zijn de krijgers gerestaureerd en rechtop gezet. Hun oorspronkelijke kleuren, zwart en rood en groen, zijn ze kwijt. Ze zijn bleek beige, als de harde grond waaruit ze zijn voortgekomen. Voor een ander deel bestaan de krijgers, door instorting van de graven, uit scherven en brokstukken. Er zijn kuilen met losse ledematen, onthoofde lichamen. Zoals het materiaal is aangetroffen, zo wordt het tentoongesteld. Het maakt een buitengewoon intense, je zou bijna zeggen moderne indruk. Het keizerlijk leger is opgegraven na 1974 toen boeren een put sloegen en bij toeval scherven aardewerk naar boven haalden. De plek is gaandeweg ontwikkeld tot een grote toeristische trekpleister, ook voor Chinezen. Maar het is meer. Het is ook een nationaal monument. Opzij van de toegang tot hal nummer 1 hangt een bord. ‘Cultiveer uw patriottische gevoelens', staat erop. ‘Stimuleer uw ambitie om uw land ten dienste te zijn.' Volgens de beroemde Britse romancier en reisverslaggever Colin Thubron reist een mens onder meer omdat ‘je iets wilt begrijpen voordat het te laat is'. Voor het terracotta leger is het voorlopig niet te laat, mits je tijd van leven hebt. Een volgende Culturele Revolutie, een nieuwe collectieve oprisping van razernij daargelaten, heeft het terracotta leger in China niets te vrezen, in tegendeel. Het communistische bewind heeft ze in de armen gesloten, deze krijgers, deze relieken van een ooit verfoeide feodale tijd waarin de arbeider werd vertrapt. Men heeft de Gele Keizer tot kroonjuweel gemaakt. De ironie wil dat die keizer in een volksrepubliek verdoemd zou moeten worden. De keizer knechtte zijn volk. Wie bezweek onder het werk aan de Chinese Muur werd ingemetseld in diezelfde muur. Keizer Qin had een gezonde hekel aan onafhankelijk denken: hij liet boeken verbranden en eigenwijze wetenschappers levend begraven. ‘Cultiveer uw patriottische gevoelens.' Mao Zedong had het er niet op begrepen. Ofschoon zelf uitgegroeid tot een despoot, wees Mao keizerverering af vanwege het feodale, zeg maar klassevijandige karakter. Om dezelfde reden liet de grote roerganger het geboortedorp van Confucius, Qufu, van de landkaart verwijderen. Een dorp dat niet meer bestaat kan nooit een groot denker hebben voortgebracht, zo was Mao's geruststellende redenering. Mao is dood en het lijkt erop dat de huidige Chinese leiding niet langer de verbleekte ideologie van het communisme, maar het nationalisme inzet als bindende factor in een land met 55 etniciteiten. ‘Stimuleer uw ambitie om uw land ten dienst te zijn.'
Eerder is nationalisme door de partijleiding in China beschouwd als een sentimentele oprisping van de bourgeoisie, bedoeld om het klassebewustzijn van de werkende massa's te ondermijnen. Maar wat nu komt aanwaaien vanuit de tombe van de terracotta krijgers is een bekering: de onderdrukkers van weleer zijn de volksheiligen van vandaag. Ze zijn het nieuwe bindmiddel in dat enorme rijk dat zo'n hoge kapitalistische vlucht neemt. Zo vervult ruim tweeduizend jaar na zijn dood de brute keizer Qin Shihuang alsnog de rol van nationaal verzoener. Colin Thubron, de auteur, bezocht een aan de keizer gewijde tempel. De ‘pelgrims' poseerden plechtig, schrijft hij, op ‘deze magische plaats'. Het verleden wordt geheiligd. ‘In deze tempel bewijzen ze eer aan hun eigen erfgoed, hun trotse positie in de wereld.' De bergen rondom het museumpark vanhet terracotta leger zijn in nevelen gehuld. Dat zijn ze eigenlijk altijd. Shaanxi geldt als de droogste provincie van China, en daarmee de stoffigste. Een meisje in een strak wit jasje, met een grote witte zonnebril, spreekt van ‘een spirituele ervaring'. Ze is 24, ze werkt in de internetindustrie en ze is met een grote groep collega's op cursus. Vandaag bezoeken ze de Gele Keizer. Het meisje wijst naar de vage aftekening aan de horizon. ‘Poëtisch' noemt ze de golvende lijn van de bergen. ‘Het lijkt op een draak', zegt ze. Een draak staat voor voorspoed in de Chinese cultuur. Is dat wat ze bedoelt? ‘Ik geloof zeker dat de erfenis van de keizer ons land geluk en vrede zal brengen.' DOEN & LATEN Reizen Het terracotta leger ligt zo'n 30 kilometer ten oosten van Xian. Vlieg op Peking of Shanghai, neem de nachttrein (ongeveer 15 uur) of een binnenlandse vlucht (alleen vanaf Peking, met China Northwest Airlines, www.cnwa.com, of Dragonair, www.dragonair.com) naar Xian. Bus 306 brengt je in een uur naar de opgraving, andere bussen doen er anderhalf uur over. Bij hotels en de vele reisbureautjes zijn excursies ernaartoe te boeken. Deze geven passagiers doorgaans twee uur de tijd bij het leger en een klein halfuur bij het graf van de keizer. Een stuk duurder, maar ook een stuk sneller zijn de minibussen die meteen buiten het station vertrekken. Maar let op: deze gaan alleen naar het leger, niet naar de graftombe. Bezoeken Neem enkele dagen de tijd voor Xian, de hoofdstad van de provincie Shaanxi. Het heeft meer dan vier miljoen inwoners en wordt wel de modernste stad van China genoemd. In vergelijking is Amsterdam een provincieplaats. Xian kan model staan voor het nieuwe China: jong, onstuimig, vrijmoedig. Winkelen Bezoek het hart van de stad; in menig opzicht is het New York in China: de lichtreclames, de kooppaleizen, de taxi's, de talloze restaurants. De oude stad is ommuurd. Toegang krijg je via vier poorten, vanuit het noorden, het westen, het zuiden, het oosten. Op een kruispunt van brede avenues binnen de muren bevinden zich twee torens uit de 14de eeuw. Buiten de muren is Xian een bouwput. Slapen We probeerden een hotel waar de voormalige Chinese premier Zhou Enlai altijd verbleef als hij Xian bezocht. Wie in Shanghai het huis heeft gezien waar Zhou woonde, had gewaarschuwd kunnen zijn. Het is voorbij soberheid. Klein en klassiek is het Guan Zhong hotel, in Jixian Ally, een zijstraatje van East Street. Voor de prachtige suite betaalden we niet meer dan 35 euro per nacht. Sporten Er ligt een park bij de westelijke poort aan de buitenkant van de muur. Het is een publieke sportschool. Overal staan trek- en traptoestellen. Al bij het krieken van de dag werken honderden mensen met overgave aan de doorstroming van de aderen.
Taxi's in Beijing op dinsdag 9 oktober 2007 Simone Rietveld Bij aankomst in Beijing kan je verschillende vervoersmiddelen kiezen. Een taxi, de metro, de bus en je kan direct een fiets huren. Aangezien het 6 uur 's ochtends was bij mijn aankomst op het treinstation, het nog steeds donker was, het regende en het mijn eerste stappen in China waren, leek me een taxi het beste vervoersmiddel. De taxistand is recht tegenover de uitgang van het station, dus dat is snel gevonden. Een drukte van jewelste, zelfs op dit tijdstip. Wachten in een rij is er niet bij, je moet snel op een taxi afstappen, anders kan je wel eeuwig blijven staan (mijn eerste les in China). Gewapend met d voucher van het hotel waar de naam en het adres op staan stap ik op de taxichauffeur af. De eerste taxichauffeur bekijkt het blaadje aandachtig, geeft het terug en rijdt verder, de tweede schudt heftig zijn hoofd, nummer drie kijkt niet eens naar me met mijn backpack op mijn rug en op het moment dat nummer vier me ook afwijst begin het te dagen dat het adres in ons schrift is geschreven en niet in het Chinees (les nummer 2 Chinezen kunnen echt alleen Chinees lezen). Ok, terug nar de loketten om iemand te vinden die het adres is het Chinees op kan schrijven. In de loketten waar 'ticket office' boven staat schijnen mensen te werken die Engels spreken. Na drie loketten kom ik erachter dat dit niet helemaal waar is en ben nog geen stap verder. Ik herinner me dat in het station mensen plattegronden van de stad verkochten, dus het leek me een goed idee om een kaart van Beijing te kopen en het adres op de kaart op te zoeken. Zo gezegd zo gedaan en tot mijn grote verbazing staat mijn hotel op de kaart (samen met nog 94 McDonaldsen). Nu kan ik op de kaart aanwijzen waar ik heen moet en kom ik zeker in mijn hotel. Ondertussen is het licht geworden en het is gaan onweren. Met nieuwe moed begeef ik me onder een goedkoop parapluutje naar de taxistandplaats. De eerste taxichauffeur pakt de kaart geeft hem terug en rijdt verder, de tweede schudt heftig zijn hoofd, nummer drie kijkt niet eens naar me en op het moment dat nummer vier me ook afwijst begin ik wanhopig te worden. Moedeloos sta ik ion de regen met de kaart in mijn handen en niemand die me mee wil nemen. Bij taxistandplaatsen op stations staan altijd snorders te wachten die je voor het tienvoudige mee willen nemen en ze vinden jou als de wanhoop nabij is. Na een kleine onderhandeling besluiten we dat 100 Yuan (10 euro) een prijs is waar we beiden mee kunnen leven. Normaal kost een ritje met die afstand ongeveer 15 yuan, maar ik was blij dat iemand me naar het hostel kon brengen. Achteraf hoorde ik dat Chinezen geen kaart kunnen lezen en ze hebben het recht om je te weigeren als ze de afstand te kort vinden. Ook willen ze niet toegeven dat ze niet weten waar het is, dus rijden ze hard door. Als je een kleine afstand moet overbruggen en je weet welk metrostation in de buurt is van de plaats van bestemming is de metro een goede optie. Voor 2 Yuan (0,20 euro) brengt hij je door de hele stad, op lijn 5 (speciaal aangelegd voor de Olympische Spelen) wordt ook in het Engels omgeroepen waar je bent en op alle stations staat alles in het Chinees en Het Pinjing. Hoe handig de metro ook is, soms is een bus beter omdat die dichterbij je bestemming komt. Het bussenstelsel is lastig te doorgronden. Dit komt voornamelijk omdat alles alleen in het Chinees staat en erg geen plattegronden zijn. Het beste is om het hotel de bestemming in het Chinees op te laten schrijven en zij weten wel welke bus je nodig hebt. Voor de terugweg is het handig om het adres van het hotel in het Chinees te hebben en eventueel welke buslijnen er allemaal stoppen (dat adres moet je trouwens altijd bij je hebben in het Chinees). Een kaartje koop je bij een persoon die halverwege de bus staat te schreeuwen (geen idee wat maar het lijkt op gerochel). Probeer over het algemeen de spits te vermijden aangezien het trekken en duwen is, zowel in de bus als in de metro en de taxi staat vast in de file. Het meest handige vervoersmiddel door Beijing blijft de fiets! De fietspaden zijn breder dan de autoweg en je rijdt gemakkelijk langs de file. De borden boven de weg geven aan welke wegen eraan komen en metrostations zijn een handige aanwijzing van waar je bent. Straatnamen in groen/wit lopen van noord naar zuid en wit/rood van oost naar west. Met een kaart in het Chinees en het Pinjing is het vrij gemakkelijk om rond te rijden. Het is verreweg de leukste en beste manier om je door Beijing te begeven. Als voetganger ben je de klos in Beijing, de afstanden zijn groot en auto's en fietsers schijnen altijd voorrang te hebben. Wel toeteren ze altijd naar je als om even te laten weten dat ze eraan komen. NIet onaardig bedoelt, maar het werkt na een paar dagen wel op je zenuwen. Als echte Hollander gaat mijn voorkeur uit naar de fiets die je van A naar Beijing brengt!
Taxi Beijing zaterdag 2008 5 april Om je in Beijing te verplaatsen, kun je niet zonder taxi. Gelukkig zijn die hier niet duur. De eerste drie kilometer kost slechts een euro, en daarna gaat het voor 0,20 cent per kilometer. Nou is Beijing nogal groot, de gemiddelde taxirit die wij maken, van de ene wijk naar de andere, is vaak minstens tien kilometer. Dan ben je vanaf de Dam toch al zeker bij de Zaanse Schans. Daar komt dan bij, de communicatie met de taxichauffeur. Gelukkig zijn die zeer vriendelijk, maar praten is onmogelijk. Met behulp van visitekaartjes of iets anders waarop een adres in het Chinees staat geschreven, moet je het doen. Vanavond hebben we een pagina uit een of ander blad gescheurd en daarop het juiste adres van een restaurant omcirkeld. De taxichauffeur kijkt na het instappen peinzend naar het stuk papier, en knikt dan iets van "ja". We rijden. Geen idee of hij het heeft begrepen, dus op goed geluk. Na zo'n twaalf kilometer en ruim drie euro verder, weet hij het niet meer. We staan naast een donkere boulevard, in geen velden of wegen is een restaurant te bekennen. De chauffeur probeert mij iets uit te leggen. Kansloos. Ik pak de pagina er nog eens bij, wijs op het telefoonnummer dat bij het adres staat, en maak het "bellen" gebaar. De chauffeur begrijpt het en belt. Na een dialoog van vijf minuten in onverstaanbaar Chinees hangt hij op en knikt mij lachend toe. Vol gas gaat het verder, de chauffeur weet nu waar het is. En alsof het niet genoeg is, zet hij de meter uit. "Sorry" zegt hij zonder de "r"), en uit het Chinees dat volgt begrijp ik dat hij zich een beetje schuldig voelt dat hij fout is gereden. Kom daar in Amsterdam maar eens om.
Good Morning Beijing zondag 6 april 2008 Tabitha Speelman "TO FORBEAR...RIGHTEOUSNESS... COUNTERFEIT..." Ik kan er maar niet aan wennen. Hier in Beijing heb ik geen wekker nodig: elke ochtend word ik ruim op tijd wakker door het reciteren van Engelse woorden en zinnen door een (zeker voor Nederlandse maatstaven) buitengewoon gemotiveerde Chinese jongeman die in het parkje onder mijn raam (vier hoog) elke ochtend een half uur zijn Engelse huiswerk uitroept. Toen ik vol verbazing mijn Chinese vriendin hier over vertelde, kwam ik erachter dat deze taaltechniek hier volslagen normaal is. Leraren Engels vertellen hun studenten: hoe harder (precies: letterlijk en figuurlijk) je oefent hoe beter. Loop 's ochtends om half 7 over een Chinese campus en je waant je in een luidruchtige discotheek waar alleen jij de muziek niet hoort. Ik woon echter niet op de campus en moet daar nu wel snel heen. Elke ochtend van acht tot twaalf heb ik Chinees aan de Beijing Language and Culture University, de universiteit met het hoogste percentage buitenlanders in heel China (zo'n 60%) en de meeste ervaring met lesgeven aan buitenlanders. Te laat komen is in het noorden van China uit den boze en mijn vaderlandslievende lerares heeft ons dan ook meerdere malen verteld dat dit niet kan. Maar haar aanmaningen hebben weinig effect. Zij is met de meeste andere Chinezen van mening dat we after all buitenlanders zijn en blijven: er valt ons niet veel te leren en beleefdheid valt niet te verwachten. Zoals in heel China, geldt er op mijn universiteit ook de dubbele maatstaf voor de Han Chinezen en alles wat daarbuiten valt. En natuurlijk spelen de studenten van over de hele wereld die hier komen uit interesse voor de Chinese taal en cultuur (of omdat ze simpelweg niets beters wisten te doen)en niet om de Chinese werkethiek hier op in. In plaats van dat wij onze reputatie proberen te verbeteren komt driekwart van de klas dagelijks te laat en heeft deze universiteit de bijnaam Beijing "wanhui" of Party University. Als je het mijn lerares vraagt, doen de Nederlanders het aardig goed: mijn Leidse klasgenoot is uitgeroepen tot modelleerling (want nooit te laat) en sinds ik elke ochtend toch al wakker ben probeer ik ook op tijd te komen. Maar meestal kom ik in de file (een fenomeen dat hier ook de fietsers niet vreemd is) zoals vanochtend en dan lukt het net niet. Stapvoets rijdend door stofwolken en langs ontbijtstandjes met tofusoep slurpende buurtbewoners verbaas ik me over het feit dat alle Chinezen Engels willen leren en bereid zijn er vroeg uit hun bed voor te komen, terwijl alle Europeanen en Amerikanen in mijn klas (zijweggetje: er is een enorme groep Italianen die Chinees studeren en ook hele klassen Chinezen die Italiaans studeren! Ik vroeg me af wat hier achter zat en zelf zeggen ze dat ze veel overeenkomsten zien tussen de Italiaanse en Chinese culturen. Er zit wel wat in: beiden geobsedeerd met goed en luidruchtig eten, familie voor alles etc.) speciaal naar dit continent komen en toch te laat komen en vaak zoveel mogelijk Engels blijven spreken (Italianen hier uiteraard uitgezonderd). Uit mijn ooghoek zie ik op het scherm voor de schoolpoort dat de Olympsche Spelen nog 128
nachtjes slapen zijn, een feit dat geen Beijinger vandaag over het hoofd kan zien: de aftelborden staan overal. Tegen zoveel motivatie kan ik niet op: misschien moet ik morgenochtend ook maar eens mn stembanden gaan oprekken.
China, terug in de tijd ... door Sabine Broeren, donderdag 7 februari 2008 Armoede, je ziet het iedere dag op tv en toch kan je je er nog steeds om verbazen als je het recht voor je neus ziet. In Nederland wordt je zeker niet iedere dag met armoede geconfronteerd en al helemaal niet met de armoede die je hier in China of in andere landen als Afrika bijvoorbeeld ziet. Maar in China zie je het nog steeds iedere dag. Vaak zien we alleen de flashy billboards en de nieuwe stadions van het Olympisch Park op de tv verschijnen, maar dat is het echte China niet. Die beelden, die mensen vertegenwoordigen misschien 10% van China. Zoals op zoveel plaatsen ter wereld hebben hier heel weinig mensen heel veel geld en heel veel mensen heel weinig. Het Chinese stelsel schrijft een klasseloze maatschappij voor, toch voelt dit niet zo. Het is heel duidelijk wanneer iemand een stap lager in de hiërarchie staat. Op straat kunnen mensen soms heel bot doen tegen bijvoorbeeld de straatveger, terwijl ze tegelijkertijd hun baas z’n hielen likken. Helemaal onderaan de werkladder begint het ongeveer met de werkman op de straat, de ‘handjes’ zoals ze hier gezien worden, die voor zo’n 80 euro per maand zich kapot werken, dan de schoonmakers (krijgen zo’n 120 euro per maand) en ga zo maar door. Dit lijkt met onze maatstaven helemaal schokkerend, maar bedenk wel dat het gemiddeld salaris nog steeds maar 300 euro in de maand is en dan heb je het nog over Beijing. Bedenk maar eens hoe dit in kleine steden en/of dorpen moet zijn. Via mijn Chinese lerares Amy (dit is haar Engelse naam) kom ik vaak achter veel interessante maar soms ook schokkerende feiten. Zo raken we bijvoorbeeld in gesprek over de positie van de vrouw en hoe men daar in China over denkt. Voor mij oogt het op de straat alsof vrouwen gelijk staan aan mannen. Vrouwen en mannen werken beiden. Je ziet zowel vrouwelijke taxi- of buschauffeurs als mannelijke. Het schijnt wel zo te zijn dat er, ook hier, weinig vrouwen op hoge managementposities te vinden zijn. Met name binnen de overheid, wat hier toch als de meest invloedrijkste posities ervaren worden, zijn vrouwen ver in de minderheid. Het principe dat de vrouw thuis blijft voor de kinderen, wat wij misschien nog van de generatie van onze moeders kennen, is eigenlijk gewoon een luxe positie. In China moet je gewoon beiden werken om genoeg geld binnen te halen en wordt dit dan ook vaak als belangrijkste levensdoel gezien. Mijn lerares vertelt me dat haar vriend, waar ze nog maar 1 jaar een relatie heeft, al haar kleren betaalt. Bovendien betaalt hij alles wanneer ze uitgaan. Nu weet ik dat het 50-50 splitten een absolute gierige Nederlandse gewoonte is, maar als je zelf maar heel weinig verdient dan kan dit principe van ‘de man betaalt’ toch niet opgaan. Het is namelijk niet zo dat haar vriend nu heel veel meer verdient dan zij. Bovendien zijn ze niet getrouwd; ze zijn nog maar een jaar aan het ‘daten’. Maar liefde in China gaat helaas niet door de maag, maar gaat gewoon om geld. Je houdt pas echt van je vriendin als je haar veel geld geeft. Dat moet ik thuis ook eens bespreken. Ik stel haar een wellicht brutale vraag. Wat gebeurt er als jij meer gaat verdienen dan je vriend? zeg ik. Resoluut als ze is, zegt ze dat het dan direct over is. Ik ben toch nog enigszins verbaasd. Echte liefde bestaat hier blijkbaar niet. Het wordt ook niet geaccepteerd door de familie en je omgeving. Zolang je niet getrouwd bent, heb je als het ware nog een kans om hogerop te komen. Naast dit type verhalen vertelt zij mij vaak over haar thuissituatie. Als we het woord “独生女, dú shēng nǚ ofwel enig kind/dochter” leren, zucht ze diep. Het enigst kind zijn maakt haar verdrietig. Het heeft haar heel eenzaam gemaakt. Vanaf de lagere school hebben kinderen hier 2 keer per jaar een hele maand vrij en aangezien er geen geld was voor opvang, was zij in die periode als klein kind altijd maanden alleen thuis. Meerdere kinderen in een huis plaatsen, zou een oppas vergen dus dit was de beste oplossing. Het is voor ons haast onvoorstelbaar om je kind van 6 jaar oud heel de dag alleen in een huis achter te laten, maar dat is hier de enige manier als er toch geld verdiend moet worden. Ze vertelt ook over haar middelbare school. Tussen neus en lippen door vertelt ze dat ze vroeger (slechts 10 jaar geleden) geen ramen in haar klaslokaal had en dat
het daardoor zo koud was in de winter. Ze zei dat ze haast niet kon schrijven van de kou. Niet alle ramen waren er uit hoor, zegt ze. Het verhaal over haar school deed me pas echt beseffen dat China, als we de grote kapitalistische steden als Beijing en Shanghai even niet meerekenen, ongeveer de status heeft van het Nederland van 50 of misschien wel 60, 70 jaar terug. Dit is natuurlijk maar één verhaal, maar zo zijn er genoeg verhalen die je doen beseffen dat China geheel nog niet zo ver ontwikkeld is als iedereen probeert te doen geloven. Als je uit eigen ervaring weet dat vandaag de dag op slechts 2 uur van Shanghai het drinkwater gewoon zo vervuild is, dat je er je niet mee kunt wassen, dan kun je je voorstellen dat er nog genoeg andere problemen bestaan in dit land. Bovendien is de tijd waarin wij nog onvoldoende in onze echte basisbehoeften konden voorzien zo lang geleden en daarom haast niet meer voor te stellen. Ik hoop maar dat China ook dit soort leefomstandigheden in sneltreinvaart kan bijstellen voor haar mensen.
Op zoek naar parels in Oost-China door Sabine Broeren, dinsdag 29 januari 2008 De reden waarom we, zo kort na onze aankomst in Beijing, naar Shanghai en Wuxi vertrokken, had te maken met de ingewikkelde procedures van de visumaanvragen in China. De truc om snel een visum te krijgen voor China is natuurlijk een korte trip naar Hongkong. Voor mijn vriend's businessvisum moesten we echter een ingewikkelde procedure volgen en 10 dagen verplicht in Shanghai verblijven. Wat uiteraard ook zijn voordelen heeft! Parels inkopen Na de eerste ontdekkingen in deze geweldige stad, werd ik overgehaald om mijn vriendin te vergezellen op haar trip om parels in te kopen. Mijn vriendin woont in Wuxi, ongeveer een uur van Shanghai, en is daar enige tijd geleden haar eigen sieradenlijn gestart met als voornaamste bestanddeel parels. Het idee alleen al om dagenlang met mijn vingers door de parelstrengen heen te glijden, deed me besluiten mee te gaan. Van Wuxi naar Yiwu Vanaf Wuxi, een overigens zeer grote stad met zo'n 4 miljoen inwoners, konden we het beste met de bus reizen. Met de bus zouden we er zo'n 5 uur over doen. Dat terwijl de reis per trein via Shanghai maar 3 uur zou duren, mits de treintijden goed op elkaar afgestemd zouden zijn (het blijft natuurlijk wel China). De bustocht duurde uiteindelijk aanzienlijk langer aangezien er we er ongeveer 1,5 uur over deden om überhaupt Wuxi uit te komen. Ik had het natuurlijk kunnen weten. Op andere reizen door Azië zie je dit soort taferelen ook – de bus chauffeur die er zijn eigen handeltje op nahoudt en die op verschillende plekken diverse partijen vracht ophaalt die normaliter natuurlijk niet met passagiersvervoer mee zouden moeten gaan. Ik was wederom licht verbaasd. Na vertrek ontdekken we een vader en moeder die met hun twee baby’tjes met ons meereizen. De moeder start een onafgebroken zangtafereel tegen een van haar kinderen (yao, yao, yao, yao.....yi, er, san, si..: tellen in het chinees). Je zou denken dat die baby’s door al dat gesus en heen en weer geschud juist vervelender worden, maar ik heb nog nooit zulke brave baby’s gezien. Misschien kunnen we daar wel wat van opsteken. Sommige Chinese baby’tjes hebben nog de traditionele open broekjes. Dat zet je dus direct aan het denken als die dame direct naast je zit met haar kind. Stel dat het kind ......., waar gaat ze dat dan laten? Nu schijnen kranten en andere willekeurige stukken papier goed te helpen in dat soort omstandigheden, werd mij verteld. Om een lang verhaal kort te maken: er is niet gepoept slechts geplast en dat wordt gewoon netjes op de grond naast de stoel gedaan! We zijn op weg naar Yiwu, dé parelstad van China. Als we daar aankomen, worden we echt voor het eerst weer flink nagestaard. In Beijing en Shanghai merk je dat niet zo erg, maar hier wel. Je merkt het direct als je verder van de grote steden af gaat dat het als het ware 'ontwesterd'. In Beijing zit er op elke hoek een Starbucks, heb je grote shopping malls met westerse merken en KFC en McDonald’s. Bovendien spreken er enkele mensen Engels! Je ziet het ook aan de borden langs de weg. In de grote steden kan je daadwerkelijk af en toe zien waar je naartoe gaat. Hier in Yiwu niet. Hier in Yiwu is niet zoveel (westers). Pas op, want wederom heeft deze stad met een voor ons wellicht onbetekende naam veel in petto en ook weer 5 miljoen inwoners. Het is
ontzettend moeilijk om voor te stellen hoe groot alles hier is. Er zijn inmiddels in totaal al meer dan 80 steden in China met meer dan 5 miljoen inwoners. Dat is niet voor te stellen aangezien wij in Nederland maar twee steden hebben die nog niet eens een aantal van 1 miljoen inwoners ieder bevatten. Parelmarkt We stoppen bij het vaste slaapadres van mijn vriendin. Een kamer kost ons 15 euro voor een nacht en dat met zijn tweeën. Ik vreesde het ergste toen ik deze prijs hoorde, maar het viel enorm mee. We hadden een ruime kamer, zelfs een computer met internet en twee aparte twijfelaars (helaas wel heel, heel hard!). De volgende twee dagen gaan we de parel- en stenenmarkt op. Om hier enige voorstelling bij te kunnen maken, zal ik een vergelijking maken. Het terrein is zo groot als dat van de jaarbeurs of van de brabanthallen maar dan 5 of 6 verdiepingen hoog. Het zijn shopping malls die allerlei kleine marktkraampjes/shopjes bevatten. Er is een afdeling met keuken gerij, een afdeling tassen, een afdeling schoenen en natuurlijk een afdeling met parels en stenen. Hier waren we naar op zoek. De parels voelen geweldig aan. En er is zo ongelooflijk veel te koop. In deze hallen vind je alle benodigde losse materialen bij elkaar. Dit loopt uiteen van draad, de parels zelf, sluitingen, hangertjes, opbergzakjes, hout, broches, noem maar op. De truc is natuurlijk om te weten wat je waar in China moet kopen. Zo moet je voor het beste zilver weer in het zuiden van China rondom Guangzhou zijn. Er zijn overigens ook enorm veel verschillende parels plus dat de parels ook geverfd worden (en dan dus niet direct nep zijn). Ja, ik heb veel geleerd in die paar dagen. Ik kon voorheen nep werkelijk niet van echt onderscheiden. Op weg naar Juji Voor de echte grote parels moeten we naar Juji, een stadje anderhalf uur buiten Yiwu. Op de reis daar naartoe maken we iets van het echte China mee. De weg van Wuxi naar Yiwu nam ons mee over splinternieuw aangelegde snelwegen. De weg naar Juji ziet er anders uit. We rijden over een smalle autoweg langs allerlei kleine grauwe dorpjes. Kleine bouwvallen, verlaten weitjes en stoffige garageshops wisselen zich af. Ik weet het zeker, hier is het afzien. Hier bestaat geen verwarming, laat staan airconditioning. Hier heb je 1 jas en daar loop je dag en nacht in rond. Het is ongelooflijk. Onze laatste stop: ik loop meteen als we binnenkomen in de zoveelste fabriekshal de grootste parels die ik ooit heb gezien tegen het lijf. Mijn dag is goed. We zijn geslaagd. We hebben in deze 2,5 dag voldoende inkopen gedaan voor de voorjaarscollectie van Cara Bijoux. We gaan op huis aan. We hebben de keuze tussen 45 minuten in een taxi, een half uur wachten en vervolgens 5 uur in een bus met een gegarandeerde kans op vertraging of de mogelijkheid om een taxi chauffeur zover te krijgen ons direct naar Wuxi te rijden. Dat laatste is ons gelukt. Die avond waren we na 4 uur reizen weer terug in Wuxi. De volgende dag vertrek ik geheel voldaan vanaf het gloednieuwe vliegveld van Wuxi, dat in slechts enkele maanden is aangelegd, naar Beijing. Ik land op een het kleine militaire vliegveld net buiten Beijing waar mijn koffer mij nog persoonlijk in de hand wordt gedrukt en we vrijelijk over de landingsbaan mogen slenteren. Ik ben bijna thuis.
Eten van de Chinees door Reisfrits op zondag 6 april 2007 Onze Chinese gids had mij verzekerd dat we vandaag iets heel bijzonders zouden eten. Enigszins bedremmeld en met een onbestemd gevoel kijk ik nu naar de grote vis die in een ruime kom is gelegd. Het dier is nog rauw en kijkt mij met grote ogen aan. De kom is zojuist voor driekwart gevuld met koud water. Voordat ik om opheldering kan vragen, hoor ik aan de beroering vanuit de aangrenzende keuken, dat er iets staat te gebeuren. Wanneer ik mijn blik in de richting van het lawaai verplaats, zie ik een opgewonden drietal zenuwachtig dribbelend mijn richting uitkomen. Twee Chinezen houden een ijzeren pan tussen zich in en een derde loopt daarachter met een soort soeplepel in de hand. Bij mijn tafel aangekomen zie ik drie roodgloeiende kogels in het ijzeren gevaarte liggen, elk zo groot als een forse grapefruit. De man met de soeplepel vist ze een voor een uit de pan en deponeert ze vervolgens triomfantelijk in de vissenkom. Het bedienend personeel dat op het gesis en stoomontwikkeling is afgekomen, applaudisseert en kijkt mij verwachtingsvol aan. Na twee minuten worden de inmiddels afgekoelde kogels uit de kom gevist en krijg ik opdracht om te gaan eten. Ik treuzel nog een minuutje en besluit dan de gok te wagen en, eerlijk is eerlijk, de vis is gaar en smaakt voortreffelijk! Als reisleider in China maak ik soms de vreemdste dingen mee. De meest bizarre ervaring had een van mijn groepen in een restaurant in Beijing. Zoals wel vaker, ben ik met de plaatselijke gids en de buschauffeur apart van de groep gaan zitten. Op het moment dat ik aan de maaltijd wil beginnen, komt een lijkwitte mevrouw naar mij toe met de mededeling dat volgens haar een nog levende vis is opgediend: "hij doet z'n bek steeds open en dicht..." "Misschien een reflex", opper ik, maar besluit toch even te gaan kijken. Het eetgebeuren is stilgevallen aan de betreffende tafel en tot mijn verbazing zie ik inderdaad een forse vis op een mooi opgemaakte schaal naar lucht happen. Een paar mensen hebben ervan gegeten en verzekeren mij dat het gerecht goed gaar is en prima smaakt. Anderen kijken mij verbijsterd aan en zeggen er geen hap van te zullen eten. De bediening staat er wat bedremmeld bij en begrijpt niet wat er aan de hand is. Ik roep de gids en vraag om uitleg. Ook hij snapt niets van de consternatie en vertelt dat dit gerecht iets heel bijzonders is en dat het alleen bij speciale gelegenheden wordt klaargemaakt. Om het juiste effect te bereiken wordt de vis levend gevild, de kop en de organen blijven zitten en alleen de verwijderde moten worden gekookt. Het gaar geworden gedeelte wordt teruggelegd op de graat van de nog steeds ‘levende' vis en daarna zo snel mogelijk opgediend. "De vis is dus erg vers", probeert de gids ons nog te overtuigen, maar zijn opmerking gaat verloren in een discussie over dierenleed in het algemeen en die van vissen in het bijzonder.....
Xi Tou (haar wassen) door Gdeinum op vrijdag 4 april 2008 "Volg me maar, dan zal ik de massage daar verder afmaken." zegt het meisje, terwijl ze naar het massage bed wijst. Vijf jaar geleden in Hunan had ik mijn eerste hoofdmassage ("Xi tou"= hoofd wassen). Later kwam ik te werken in Beijing en ging verder met hoofdmassages, soms in mijn eigen buurt, maar ook vaak ver buiten Beijing na een lange fietstocht. Voor minder dan een euro doet een meisje wat shampoo en water op je hoofd. Daarna begint ze uitgebreid te wassen en te masseren. Na het spoelen begint de eigenlijke massage. Eerst gebruikt ze je hoofd als een kleine trommel. Ze vervolgt met de gezichtsmassage en bewerkt je voorhoofd, kin, neus en wenkbrauwen. Het masseren van de schouders is altijd erg lekker en kan me niet lang genoeg duren. In de armen wordt vooral geknepen en aan alle vingers wordt getrokken totdat ze een knakkend geluid maken. De rug is het laatste gedeelte van de massage. Omdat het meisje geen formele training heeft, vraag ik me af of de rug massage wel gezond is voor iemand met rugklachten.
Na afloop kan ze vragen of ik misschien nog een body massage wil, maar dat zal ik alleen overwegen als de hoofdmassage erg goed was, anders is het tijdverspilling. Een goede body massage vereist meer vaardigheden. Tijdens de massage praat ik vaak over mijn familie in China en in Nederland. Ik laat foto's zien, vraag het meisje waar ze vandaan komt, wat voor familie ze heeft, hoe ze woont, hoeveel ze verdient, en of ze Beijing leuk vindt. Mijn Chinees is te beperkt voor diepgaande gesprekken. De salons zijn makkelijk te herkennen aan een gedeeltelijk bedekte TL lamp die buiten hangt. De salon zelf is slechts een kleine kamer. Een lange spiegel is aan een muur opgehangen en fotomodelplaatjes aan een andere. De meisjes en de klanten zitten op een oude bank. In een hoek is de gootsteen, en tegen de verste muur is het massage bed waar een gordijn voor hangt voor privacy. Vanaf het begin wilde ik meer weten over wat voor meisjes hier werken. Met een gemiddeld salaris van 50-100 euro per maand verdienen ze weinig, zelfs naar Chinese maatstaven. Vaak komen ze uit gebroken families, met gescheiden of overleden ouders. Ze zijn ze niet zo geïnteresseerd in contact met hun familie en gaan hooguit een keer per jaar naar huis. Sommigen zijn getrouwd en hebben een kind, dat ook vaak ver weg woont. Beijing vinden ze maar niks. De meisjes verdienen 100 tot 300 euro extra per maand als ze ook seks aanbieden. Aan de buitenkant kun je niet zien welk meisje dat doet, maar ze zal het je snel laten weten. Ik ben geïntrigeerd door deze prostituees, maar zou bijvoorbeeld nooit een van de vele straat prostituees durven aan te spreken. In een haarsalon is het echter makkelijk om met hen te praten. Ondanks hun gebrek aan materiële zaken, zijn de meeste meisjes aardig, vaak niet ongelukkig en hebben mij heel veel Chinees bijgebracht.
Reisleider in China door Reisfrits op zaterdag 5 april 2008 "Wo sje lindwee" zeg ik tegen het meisje, als ze vraagt waarvoor ik in China ben, "ik ben reisleider..."Aan haar vragende blik merk ik dat ze mij niet begrijpt. Ik probeer het opnieuw: "Wo sje lindwee, tourleader!" Aha, nu snapt ze het: "Nie sje lindoeie!" Ik herhaal, maar ook nu weet ik de juiste klank niet te vinden. "Lindoeie, lindoeie!" We staan bijna met onze neuzen tegen elkaar en nog krijg ik de juiste uitspraak niet uit mijn mond. Lachend geeft ze het op, maar dan bedenkt ze zich en steekt haar duim op: "Your Chinese very good!" Ik voel me gevleid en in mijn beste Chinees antwoord ik: "dank je wel mooi meisje!". Haar dag is goed, mijn dag is goed en ik weet weer waarom ik dit werk doe in dit fantastische land: reisleider zijn in China betekent per definitie communiceren met ontzettend aardige mensen. Chinezen zijn open, vriendelijk en verschrikkelijk nieuwsgierig. Zelfs bij een vluchtige ontmoeting willen ze onmiddellijk weten waar ik vandaan kom, of ik op vakantie ben, hoe oud ik ben, waar mijn vrouw is, of ik kinderen heb en een enkeling durft zelfs te vragen wat ik verdien. Ik heb het helemaal gemaakt als ik foto's laat zien van mijn vrouw, onze poezen, kinderen en kleinkinderen. "Happy family" is steevast de reactie, wanneer ze foto's van mijn twee kinderen en mijn kleinkinderen zien. En dat is niet vreemd in een land waar maar één kind per echtpaar is toegestaan. China is voor mij niet alleen het land van keizers, concubines, nationalisten, communisten, rode gardisten, maar vooral het land van gewone mensen. En dat zijn er ontzettend veel: er zijn 1,3 miljard Chinezen, die opgroeien in een land dat zich in sneltreinvaart ontwikkelt tot de positie van wereldmacht. Het is bijna niet te bevatten voor mensen, die nog grootmoeders hebben gehad met ingebonden voetjes, ouders die de culturele revolutie hebben meegemaakt en zelf honger hebben geleden in de jaren zestig van de vorige eeuw. Hun kinderen lopen inmiddels in een T-shirt met spijkerbroek en maken afspraken met hun vriendjes bij
McDonalds. Kortom: China is in verandering en daardoor op dit moment één van de meest fascinerende landen ter wereld. In China gebeurt het en het is een voorrecht daar als reisleider getuige van te zijn. Alleen die taal...! Er wordt nog weinig Engels gesproken en voor een reisleider is het natuurlijk onontbeerlijk om een beetje Chinees te leren. De grammatica is niet het probleem, maar Chinees is een klanktaal en elke klank heeft een andere betekenis, wat gemakkelijk tot misverstanden kan leiden. Zo heb ik ooit een chauffeur in mijn beste Chinees bedankt. Nadat ik was uitgesproken bleef de man mij met open mond aankijken. Ik vroeg mijn lokale gids om opheldering, waarop hij antwoordde dat ik had gezegd dat de chauffeur een goede ezeldrijver was...
Big Buddha door Simone Rietveld, vrijdag 2 november 2007 Om naar de grootste Boeddha van China te komen moet je ongeveer drie uur uittrekken vanuit Chengdu. Met de taxi naar het busstation, twee uur in de bus naar Leshan en een taxi naar het park. Het park waar de 'Giant Buddha' woont is enorm groot. We besluiten om eerst een hoop andere Boeddha te bekijken en de grote voor het laatst te bewaren. En een hoop andere Boeddha’s zijn er. Een liggende, een grot met duizend Boeddha’s, een tempel hoog op een heuvel, een dikke Boeddha, enz, enz. Na een paar uur gaan we op weg naar de grote Boeddha. We zien een rij en denken ‘ok, we moeten even wachten'. Na deze rij volgt een volgende rij die niet lijkt te bewegen. Uiteindelijk staan we twee uur in de rij en eindigt deze pas helemaal beneden bij de voeten van Boeddha. En het is het waard. Hij is immens groot (300 meter uit de rots gehakt). Door de weg die je van boven naar beneden in slakkentempo aflegt heb je de tijd om het gigantische beeld uitgebreid te bekijken en op je in te laten werken. Pas wel op voor gehaaide Chinezen die te allen tijde proberen voor te dringen. Ze gaan als volgt te werk. Je staat te wachten en houdt ze in de gaten. Ze hebben door dat je weet wat ze van plan zijn en ze lachen vriendelijk. Dan maken ze een opmerking over hoe lang je bent in vergelijking tot hen. Je lacht vriendelijk terug en inderdaad je bent een stuk langer dan zij. Je lacht nog eens en voor je het weet staan de vriendelijke Chineesjes niet meer achter je maar vijf mensen voor je, en je was nog zo voorzichtig. Na de rij voor de Boeddha begint de klim weer naar boven en de zoektocht naar de uitgang. Eenmaal bij de uitgang komt er een vrouw naar ons toe met het aanbod om direct vanaf het park naar Chengdu gebracht te worden in een bus. Omdat we niet zeker weten hoe laat de laatste officiële bus teruggaat en deze iets goedkoper is besluiten we op haar aanbod in te gaan. Het is een krakkemikkige bus, met remmen die een vreselijk geluid maken, maar goed we gaan naar huis. Na twee uur is het donker buiten en worden we op een vreemd busstation afgezet. Een paar vragen verder komen we erachter dat we op een busstation aan de andere kant van de stad (4 miljoen inwoners) staan. Goed, met de taxi de reis vervolgen dan maar. Het duurt even voordat we een taxi gevonden hebben en we gaan erin zitten. De taxichauffeur kent het adres aan de andere kant van de stad nier, maar omdat we er al inzitten heeft hij geen keus ons in de richting te brengen. Gelukkig is er een tempel in de buurt van het hostel dat hij wel kent. Dertig Yuan verder komen we bij de tempel aan vanwaar het nog tien minuten lopen is. Daar aangekomen eten we wat en gaan vrijwel direct slapen. Reizen in China maakt moe!
Een Chinese stort zo maar haar hart uit door Jan van der Putten, donderdag 28 juni 2007 En toen werd alles uitzonderlijk: Mali werd voor het eerst van haar leven verliefd, nog wel op een westerling, ging het huis uit en scheidde. En, nog uitzonderlijker, ze stortte zo maar haar hart uit over haar leven en haar gevoelens. 'Ik kom uit een stad in het zuiden en ben de jongste van vier kinderen. Mijn vader was rechter. Ik heb medicijnen gestudeeerd. Op een dag liep mijn vriendje weg. Ik heb nooit meer iets van hem gehoord. Ik voelde me een stuk stront. Ik was toen 24, en als je dan nog steeds niet getrouwd bent, word je als een oude vrijster gezien. 'In Peking kon ik mijn postdoctorale opleiding doen. Ik voelde me er vreselijk alleen, totdat mijn promotor me voorstelde aan zijn neef, een ingenieur milieukunde. Hij was even oud als ik. Een eerlijke, aardige jongen, maar zonder enige ambitie. Ik heb vanaf het begin geweten dat ik niet van hem hield. Als ik iemand niet kan bewonderen, kan ik niet van hem houden. 'Maar ik vond het belangrijker dat hij van mij hield dan ik van hem. Liefde komt alleen voor in de film, dacht ik. In het gewone leven kan geluk alleen maar uitlopen op verdriet. Als je je maar niet al te ongelukkig voelt, is het goed. Dat vinden de meeste Chinezen, en ik vond het ook. Ik voelde me eenzaam en wilde een huis om me veilig te voelen. Daarom ben ik getrouwd. Dat was in 1990. ' Toen we na twee jaar een kind kregen, hoopte ik dat hij een doel in zijn leven zou krijgen. Daar is niets van terecht gekomen, hoe ik hem ook aanmoedigde. Hij houdt niet van zijn monotone baan, maar hij zoekt ook niets beters. Vrienden heeft hij niet. Zijn enige hobby is speculeren met ons spaargeld op de beurs van Shanghai. 'We kwamen niet in aanmerking voor een huis en daarom trokken we in bij zijn ouders. Dat zijn timide mensen die sinds de revolutie van 1949 gebrandmerkt waren, want ze komen allebei uit families van landeigenaars. Ze willen niet de aandacht trekken, en dat maakt hen nog bescheidener. Sinds ik hen ken, hebben ze een slechte relatie. Hun ruzies gaan altijd over futiliteiten. Zij valt aan, en hij probeert te sussen. 'In hun driekamerflatje hadden we een kamertje van zeven vierkante meter. Ons dochtertje sliep in ons bed, eerst aan de zijkant, later tussen ons in. Ik probeerde zoveel mogelijk weg te zijn. We spraken alleen nog maar over praktische dingen. Dat is voor Chinese echtparen normaal. Een vrouw leeft niet meer voor zichzelf, maar voor haar kind. Het is een saai bestaan, maar vreedzaam, en het kan veel erger. 'Ik fantaseerde wel over scheiden, maar dan niet in China. Ik was bang voor ruzie en voor de geruchten, en als vrouw van middelbare leeftijd met een kind zou je je norm wel erg moeten verlagen om aan een nieuwe man te komen. Ik vond scheiding ook erg voor mijn dochtertje en voor hem. Hij zei me eens dat als ik hem zou verlaten, zijn hele wereld zou instorten. Daardoor voelde ik me weer schuldig. 'Toen kwam ik op een medisch congres een Zweed tegen. Ik weet nu dat liefde niet afhankelijk is van leeftijd. Ik zei tegen mijn man dat ik wilde scheiden. Ik ben zo stom geweest om hem eerlijk te vertellen dat ik iemand anders had ontmoet. Hij huilde, maar hij nam het me niet kwalijk. 'Zijn moeder wel, alsof ik met haar was getrouwd. Ze vond me immoreel en zelfzuchtig, ik was veel te veel omgegaan met westerlingen, zei ze, en ik papte aan met iedere man. ''Ga weg'', schreeuwde ze, ''ik ben bang dat je me besmet met aids.'' Ze eiste dat ik hen zou schadeloos stellen met 50 duizend yuan (13 duizend gulden), hoewel sinds 1995 de hele familie bijna op mijn salaris had geleefd. 'Om mijn vrijheid te kopen, bood ik tweederde van ons spaargeld aan, want ik dacht dat ik een betere toekomst zou hebben dan hij. Hij ging akkoord, maar zijn moeder niet, en toen hij ook niet. Ze wilden al het geld. Toen ik zei dat ik dan naar de rechter zou stappen, bonden ze in. 'De scheiding was snel geregeld. Ik heb nu ook mijn reispapieren. Mijn dochter neem ik mee. Mijn ex heeft absoluut niet voor haar gevochten. Als hij wil, kan hij haar zien. Hij heeft nu al gezegd dat hij dat veel te duur vindt. En dat hij niet gelooft in mijn romantische Titanic-liefde.'
De stoflongen blijven achter door Raaff, donderdag 28 juni 2007 Uit Lhasa vliegen we over besneeuwde bergtoppen naar Chengdu en belanden in het hotel van een tempelcomplex. In het bloemrijke kloosterpark ontmoeten we Mr. Lee Hij heeft een melancholieke Mr. Beanblik, is nooit buiten China geweest, spreekt volmaakt Engels en biedt excursies op maat aan. We kiezen voor een dag platteland van Sechuan: 50 euro voor een jeep, chauffeur en Mr. Lee. We rijden door geknoedeld heuvelland. Boeren in heupdiepe modder plukken lotuswortels of planten graankorrels met de hand. Op de ruimte voor twee plantjes staan er drie. Het eerste boerderijtje ligt in de Middeleeuwen. De boer ziet er weinig exotisch uit: broek en T-shirt. Hij bezit vrijwel niets: een kleine zwartwit tv, wat uit een plattelandsmuseum stammende werktuigen, een waterput, drie eenden en wat kippen. Het met stro bedekte planken hutje hangt scheeft om een open vuurplaats met potten, pannen en een bed. In een houten krat moddert een varken en op de halve hectare groeien rijst en groenten. De vrouw werkt bij in de lokale school waarop hun dochter zit. De man gaat elke ochtend met een oude bus de bouw in. Ze graven wat zoete knollen voor ons op en maken thee. Inkomen ongeveer honderd euro per maand. De smid werkt in een met golfplaat bedekt krot met een vooroorlogse stansmachine. Zijn vier arbeiders verdienen een halve euro per uur en kennen geen sociale voorziening. Van schroot smeden ze keukenmessen en ze hebben er een keuterboerderijtje bij. Iets verder maakt een ondernemer met twee knechten van kolengruis en leem ronde briketten met ingebouwde vlamgaten: de brandstof van half China. Vier families leven van een melkbedrijfje met twaalf koeien, die de stal nooit verlaten. Ze hebben geen land, het voer wordt aangekocht, de mest in de sloot gekieperd. In de winter gaat het beter dan 's zomers omdat Chinezen melk een warme jing drank vinden. De kleine mensen zien er versleten en vermoeid uit, de armoe is bitter. Na een hondenmarkt komen we bij het restaurant in het trainingskamp van de nationale voetbalploeg, een prachtig park aan een voor zwemmen te vervuilde rivier. Mr. Lee vertelt dat zijn vader voetbalcoach was en zijn moeder een chowchow had die altijd in zijn, Lee's, bed scheet, zodat hij een hekel aan voetbal paart aan een haat jegens honden: 'One day I put his head in the soup, that's what he gets for shitting in my bed.' De communistische partij bemin ik, zegt Mr. Lee, omdat ze de familie heeft afgeschaft en zich niet bemoeit met mijn leven. Hij houdt van zijn boeken en muziek, en bij de opera in het stampvolle theater waarheen hij ons later meeneemt, zingt hij de partijen uit volle borst mee. Hij heeft een koopappartement, hoopt op een Renaissance van de Chinese cultuur en ziet de toekomst zonnig in. 's Middags bezoeken we een steenfabriek. Met hand en kruiwagen halen de arbeiders de bakstenen uit een nog gloeiendhete, roodbestoven oven. Onderweg zien we een onstellend smerig tofu-kokerijtje, een dozijn aardappelschilsters en een primitieve drankstokerij. Terug in de stad komen we een bedelende oude man tegen, over wiens knie een kind hangt met op het ontblote rugje een vuistgrote, ontstoken karbonkel. Spreek mij niet van een barmhartige God. Maar bij de tempel voel je de zuigkracht van het klooster: zorg en strijd zijn gedaan als je je maar aan simpele regels houdt: niet roken, niet drinken en niet neuken, schat ik. En je vooral niet overal mee bemoeien. Dat doen ook de honderden lezende, pratende en mahjong spelende theedrinkers niet. In een bloedrode jurk danst een Tai-Ji meesteres. Hier lijkt het leven licht en vertrouwd als in de speeltuin mijn kindertijd. We gaan 150 kilometer naar het zuiden, naar Emei Shan, al achttien eeuwen een bedevaartsoord. Onze stop is café Teddy Bear, met in het gastenboek een Nederlands kladje dat het eten te duur is. Mevrouw Bear wil ons bijna met geweld onderbrengen; het toerisme valt tegen. Wij willen grond ruiken, regen en wind voelen. Voetpaden door de beboste heuvels verbinden kloosters en tempels. We lopen drie dagen in de regen, tussen blauwe bergtoppen, langs ravijnen en bergstromen, over ijle brugjes, door de bamboebossen van een ragfijne Chinese pentekening. Nog toeristischer is het in Dali aan het Er Haimeer. Backpackerscafés als Marleys, Sun shine en Jim's Peace Bar met de everybody-happy-sfeer. Jim blijkt niet-geserveerde consumpties dubbel te schrijven. Aan het meer wachten op stok gebonden aalscholvers. Voor de visvangst worden hun halzen afgebonden met strootjes. Een van de vogels stikt tijdens het proces en wordt achteloos in het riet gegooid. Met de overige en hun baas varen we uit. Als kleine dolfijnen duiken de vogels rondom de prauw. Maar vangen doen ze niets. Andere vissers halen in hun netten centimetergrote visjes op, bleek als zaadvlokken, die in Japan vanwege hun potentieopwekkend vermogen vijftig euro per kilo doen. In de achterstraten van Dali zagen, hakken en draaien doodarme steenhouwers vazen en graf-ornamenten uit het lokale marmer. Met primitieve draaibanken en schuurpapier worden de brokken gepolijst. De werkplaatsjes van rieten matten en dekzeilen zijn doortrokken van het steenstof en dienen ook als woonhok en speelplaats van de
kinderen. De vaasjes worden geëxporteerd, de stoflongen blijven achter. We trekken het achterland in, naar de maandagmarkt van Shaping. Al kilometers voor het dorp zijn lange stoeten wagentjes met marktgangers in hun beste kostuums, waggelende eenden en ganzen, klein- en grootvee op weg naar het immense marktterrein waar onder grote drukte alles, van peen tot paard en van borstel tot buffel, wordt verhandeld. Dieper het land in komen we bij een minderheid. (Er zijn er tientallen: Naxi, Bai, Yi, Dongba, Lisu, Wa, Musuo, Hui, Achang, Pumi, Bulung of de Jinoo, bekend als raadselachtig en onafhankelijk, maar wel tien yuan vragen om hun ethnic village te bezichtigen.) De Bai wonen in okeren dorpjes. Okergeel is de bodem van huizen en wegen, okergeel de muren. Alles, zelfs de boombladeren, is met een geel poeder bedekt. Het is onderlaag en gebouw tegelijk, het plooit zich in muurtjes en trapjes en paadjes en uiteindelijk in hutten en huizen die half in, half uit het poeder oprijzen. Geel zijn zelfs de met leem gevulde beken en rivieren. De bewoners zijn schuchter en vriendelijk, maar niet welvarend: onder de kleurige mutsjes druipen de neuzen en lopen de ogen. Daar helpt geen kruidensjamaan tegen. Wel kennen ze het begrip 'werkende vrouw'. Minderheden, niet alleen in China, hebben iets onpraktisch. Bestek door je neus en kleurige dracht, maar vooral allemaal gedwongen tot hetzélfde bestek, dezélfde dracht. Benauwende taboes, besnijdenissen en kinderhuwelijken. Dat leidt tot exploitatie en theater: gefotografeerd met hun kind dansen ze volks, weven plantaardig geverfd en sterven vroeg. Wie in Europa, behalve wat Basken, betreurt eigenlijk de teloorgang van al die minderheden waartoe iedereen ooit behoorde?
Op de motor door Sichuan door John en Mara, 7 april 2008 Onze Chinese vrienden verklaren ons voor gek. Welke 'rijke' Europeanen gaan er nou op een motor door het 'gevaarlijkste' stuk van China reizen? Alle Tibetanen hebben messen! In de Himalaya krijg je hoogteziekte! Goedbedoelde adviezen van bezorgde Chinezen. Maar we willen avontuur! Een auto is hier net zo duur als in Europa, dus geen optie voor 'arme kunstenaars'. Iedereen rijdt hier, soms wel met zijn víéren op één, motor!! Na lang handjeklappen op de markt kunnen we een echte Jialing kopen (het bekende Chinese merk). Papieren en een legale nummerplaat zijn onmogelijk in het bureaucratische China. We hebben ook geen motorrijbewijs maar John is Nederlands kampioen bakbrommerracen, als bakkenist, dus dat komt wel goed. Johns verjaardag vieren we met onze vrienden in een Huogou -'de-heetste-fondue-die-je-ooit-zal-eten'restaurant. De volgende dag geven we een interview aan een journalist van de Chongqing Daily, zo gek vinden ze ons. Daarna vertrekken we echt. De eerste dag doen we er 5 uur over om de stad uit te komen, toch lastig zo'n kaart met alleen Chinese tekens. Ongeveer 100 km buiten Chongqing stoppen we. We overnachten in een gek ibusgribus hotelletje, bij lieve mensen die ons niet verstaan. De volgende dagen gaan we steeds vroeg op pad. We maken veel kilometers over; provinciale-wegen, wegen met hobbels en kuilen, zandwegen, wegen die meer modderstromen lijken. Omdat China één grote wegonderbreking is zijn we zelfs één keer een mijn- schacht ingereden, dachten we, het bleek een tunnel met kruising, in aanbouw, zonder verlichting. Soms is het zo bloedheet dat we zo verbranden dat je de vellen er eraf kan trekken. Dan weer regend het zo hard dat we moeten schuilen, bijvoorbeeld bij een winkeltje, waar oude mannetjes kaarten. Hoe hoger de Himalaya, hoe kouder het wordt. We hebben echt warmere kleren nodig. De dames van de winkel met hun meetlinten weten niet wat ze met Mara aan moeten, die met haar ruime maat 40 een uniek verschijnsel is in China. Uiteindelijk krijgt ze een XXXL broek, die stiekem voor haar van de mannenafdeling gehaald word. Nadat we een top bereikt hebben, met veel tegenwerking van ons motortje, (hij kwam net met 10km/u de enorme berg op) komen we bij een klooster. De Tibetaanse monniken zijn heel hartelijk maar halen voortdurend geintjes met ons uit. Ze zeiden; dat we op houten bankjes mochten slapen, dat yakthee hun maaltijd was en we zouden een wandeling van 20 km naar het dorp maken. Uiteindelijk bestellen ze met hun mobieltje een taxi naar het dorp, waar ze met John, Mara word uitgelachen als vegetariër, een ongelooflijke hoeveelheid vlees opeten. En ze hebben zelfs een tweepersoons bed voor ons geregeld.
Uiteindelijk zijn we teruggereden naar Chengdu. Vandaar namen we de trein naar Beijing. 42 uur in één coupe samen met 6 Chinezen, maar dat was weer een heel ander avontuur.
De Vallei van de Hangende Doodskisten door Jan van der Putten op donderdag 28 juni 2007 Op de grens van de provincies Sichuan en Yunnan, in het zuidwesten van China, loopt de Vallei van de Hangende Doodskisten. Over een lengte van twee kilometer kleeft tegen de steile bergwand China's bizarste nationale kunstbezit: 128 hardhouten kisten, gegroepeerd in 22 clusters. De stoffelijke resten die erin zitten, zijn minstens vier eeuwen oud. De meest spectaculaire groep bestaat uit veertien kisten, die negentig meter boven de bodem van de afgrond zweven. Acht ervan zijn vanaf de grond gemakkelijk zichtbaar. Ze steunen op twee of drie houten palen die in het zandsteen zijn gedreven. De kisten worden bedreigd door houtrot, door het geleidelijk wijken van de steunen, en de laatste tijd vooral door grafschenners. Wat doen die kisten op die onmogelijke plaats? Waarom, hoe en door wie zijn ze daar aangebracht? In de twaalfde eeuw dook in die streek, zo'n driehonderd kilometer bezuiden Sichuans hoofdstad Chengdu, de mysterieuze Bo-stam op. Plaatselijk zijn de Bo's bekend als de ya ze, de Rotsklippenzonen, of als de tu tian, de Hemelonderwerpers. Vijf eeuwen later werden deze etnische Mongolen op hun beurt onderworpen door de Ming-dynastie en verdwenen ze uit de geschiedenis. De Bo's hielden er merkwaardige gewoonten op na. In hun strijd tegen de hemel droegen ze 's zomers zware kleren en warmden ze zich aan vuren. 's Winters waren ze buitengewoon dun gekleed en wuifden ze zichzelf, de kou ten spijt, koelte toe. Ook hun begrafenisriten waren tegendraads. Om de hemel te tarten begroeven ze hun doden niet in de grond, maar in de lucht. In heel Zuidoost-Azië kwam de gewoonte voor om lijken bij te zetten in een rotswand. Maar dat gebeurde steeds in tunnels of nissen. Alleen bij de Bo-stam werden de kisten volledig blootgesteld aan de buitenlucht. 'Na hun overlijden', schrijft Marco Polo over de gebruiken der Bo's, 'werd hun lichaam in een kist gedaan en naar de bergen gebracht om in grotten te worden gezet of te worden opgehangen op plekken waar anderen niet bij konden.' Iedere kist weegt ongeveer 250 kilo en is gemaakt uit één massief houtblok. Dat werd eerst aan zijn zes kanten glad geschaafd. Een van de zijkanten werd afgezaagd om als deksel te dienen, en daarna werd het blok uitgehold. Voor het aanbrengen van de kist tegen de rotswand gebruikten de Bo's stellages of touwen. Naast iedere kist maakten ze wandschilderingen, waarop ze zichzelf als ruiters afbeeldden. Het is niet duidelijk wat de achtergrond van deze curieuze vorm van bijzetting is. Er zijn veel legendes en speculaties, maar die snijden geen van alle hout. In ieder geval wilden de Bo's dat hun doden zichtbaar zouden blijven, vermoedelijk ter verering. Er is nog maar weinig onderzoek gedaan naar de inhoud van de kisten. Dat maakt de noodzaak tot conservering alleen maar groter. In 1946 werden zes kisten bestudeerd en in 1974 tien. Sommige doden waren spaarzaam gekleed, andere hadden veel kleren over elkaar aan, in één geval zelfs 29 lagen. Misschien was de eerste groep in de winter gestorven, en de tweede in de zomer. Alle volwassenen, mannen zowel als vrouwen, misten diverse tanden. Die waren er tijdens hun leven uitgeslagen, misschien om als bruids- of grafsieraad te dienen. In de jaren vijftig waren er nog tweehonderd hangende doodskisten. In 1988 telde de Hongkongse onderzoeker Wong How-man er nog maar 128. Een paar waren tijdens de Culturele Revolutie (1966-1976) gebruikt als doelwit voor schietoefeningen. Maar de meeste waren naar beneden gekomen vanwege verrotting of door het loslaten van de steunen. Vervanging van deze palen is hoognodig. Wang heeft een foto waarop een van de kisten gevaarlijk overhelt. Als hij valt, dreigt hij de op een lager niveau aangebrachten kisten mee te sleuren. Wong is vooral bekend om zijn ontdekking van de bron van de Yangtze, de redding van muurschilderingen in Tibetaanse kloosters en het onderzoek naar de met uitsterven bedreigde Tibetaanse antilopen. Onlangs was hij terug bij de plek van de veertien doodskisten. Met een verrekijker zag hij aan een van de kisten een wit kledingstuk hangen. Toen drong het tot hem door dat van alle kisten de deksels waren verschoven. In de Hongkongse krant Sunday Morning Post heeft Wong de grafschennis aan de kaak gesteld. Bewoners uit een naburig dorp zeiden hem dat vier of vijf dorpelingen op klaarlichte dag zich aan touwen hadden laten afzakken en uit de kisten van hun voorouders oude zwaarden en andere antiquiteiten hadden meegenomen. Iedereen weet wie de daders zijn, maar er is niets tegen hen gedaan.
Vroeger hadden de bewoners niet de minste belangstelling voor de kisten, maar de komst van toeristen bracht hen op de gedachte dat er misschien wat te halen zou zijn. Wong en zijn team hebben begrepen dat zonder medewerking van de lokale gemeenschap iedere poging tot conservering zinloos is. Op scholen en in clubs proberen ze het belang van de doodskisten der Bo's uit te leggen. Vijf jaar geleden kwam een kist naar beneden. Er viel een oud zwaard uit. De man die zich ervan meester maakte, werd 's nachts door helse maagpijn overvallen. De volgende ochtend wist hij niet hoe snel hij het zwaard terug moest brengen naar de plek waar hij het gevonden had. Prompt was de pijn voorbij. Bijna was de oude legende bevestigd dat het met degene die zich aan de kisten vergrijpt, slecht zal aflopen.
Tips voor Peking vrijdag 31 augustus 2007 Dat China booming is, weten we. Dat reizigers inmiddels alle hoeken en gaten van Peking kennen, getuige de stroom reacties op volkskrantreizen.nl, is een aangename verrassing. Peking is meer dan Het Plein van de Hemelse Vrede, de Verboden Stad en de Muur. In welk restaurant eet je de sappigste pekingeend, en waar zitten toch die traditionele hutongs? De beste tijd om te gaan is rond Kerst en Oud en Nieuw, zegt Ruud Kienhuis. Strakblauwe hemel, nul graden, weinig toerisme… hoezo smog in Peking? Aan de noordkant van de stad schaatsen Chinezen op de dichtgevroren vijvers en wisselen ze dat af met een verfrissende duik in de wakken van het ijs. Voor gymnastiekoefeningen kun je het hele jaar door in Peking terecht. Vroeg in de ochtend gaan jong en oud naar de parken om zich over te geven aan tai chi en kung fu en de opkomende zon met kreten te begroeten. Ga voor dit ochtendritueel bijvoorbeeld naar het park rond de Tempel van de Hemel. Tegenover de ingang van dit park bevindt zich de grootste zijdewinkel van Beijing, waar je een echt Mao-pak kunt kopen. Riksjarijders brengen je overal naartoe, maar nog beter is: zelf fietsen. Gedraag je in het verkeer als een Chinees, zegt Brouwer. ‘Haast je niet, er zijn geen andere verkeersdeelnemers, er zijn alleen obstakels die je moet ontwijken.’ Een gebruiker van volkskrantreizen.nl die zich Starsky noemt, waagt zich er niet aan, want Chinezen kunnen volgens hem niet fietsen en de gemiddelde (huur)fiets is te klein voor Nederlanders en van slechte kwaliteit. ‘Bus, metro en taxi zijn de de beste vervoermiddelen voor een prikkie!’ Duik de hutongs (volkswijken) in, zolang het nog kan. Ze worden in rap tempo afgebroken en vervangen door hoogbouw. Vraag riksjarijders bij de uitgang van de Verboden Stad of ze je ernaartoe brengen en maak goede prijsafspraken (Adri van Bergen). De openbare toiletten in de hutongs zijn een belevenis, ‘gezellig met drie vrouwen tegelijk en wat zijn die Chinese vrouwen nieuwsgierig!’ (Geziena). Reizigers voelen zich over het algemeen veilig in Peking. Gemengde reacties kwamen er binnen over de zogenoemde English Corners. Studenten die graag Engels willen praten, verzamelen zich op plaatsen waar veel westerlingen komen, zoals bij de Verboden Stad. Volgens Rijk Storm zullen zij je met lokale bussen en taxi’s het ‘echte Peking’ laten zien. Maar niet iedereen is het te doen om de taal (Jacob de Vries), sommigen willen je meetronen naar een theehuis voor een ‘theeceremonie’ met maar liefst twaalf soorten thee, à raison de 5 euro per glaasje. Het beste wat je dan kunt doen is: het gesprek afbreken en wegwezen. En... naar de rolschaatsdisco in het capital gymnasium (Zhingguancun Nandajie), voor minder dan een euro hand in hand met lokale tieners rolschaatsen op Chinese hits. Om de Chinese Muur kun je als toerist niet heen. Maar ga niet zoals de meesten naar Badaling, waar tourbussen worden uitgeladen en verkopers als mieren op je afkomen (Nienke). Een goed alternatief is de hike van Jinsaling naar Samitai, een afstand van tien kilometer over een relatief goed begaanbaar stuk van de muur. Maar volgens Huub is ook deze plek te druk: ‘De muur is duizenden kilometers lang, er zijn genoeg plekken om hem te zien, bijvoorbeeld ten noorden van Huairou.’ Ga je wel naar het drukke Badaling, hou dan rekening
met de talloze Chinese toeristen die graag met westerlingen op de foto willen en over de muur op je af komen stormen met dat verzoek. Etenis de grootste attractie in Peking, zegt Huub. ‘Gewoon overal wat proeven en je niet laten afschrikken door de minder hygiënische aanblik. Vaak gaat de regel op: ‘hoe smeriger het restaurant, des te lekkerder het eten.’ In Vrouwenstraat vind je veel goedkope restaurants. In Da Dong Beijing Duck wordt de pekingeend aan je tafel in fijne plakjes gesneden. Of zoek een buffetrestaurant (vaak van een hotelketen): voor 3 euro onbeperkt lokale hapjes uitproberen. Uitgaan doen de meeste mensen in Sanlitun en rond het Workers Stadion, het is daar zo hip dat zelfs de Lonely Planet met zijn jaarlijkse herdruk achter de feiten aan loopt. Wie wil weten waar het die nacht gaat gebeuren, kan beter het gratis magazine of de site van That’s Beijng (thatsbj.com) goed in de gaten houden. In het minder toeristische Wudaokou vind je ontelbare betaalbare restaurantjes, winkeltjes en bars. Schuif aan in Lush, waar studenten plannen maken voor de rest van de avond en ontdek waar ze naar toe gaan. Of blijf en doe mee met de Pubquiz of de Open Mic Night en treed zelf op. Volgens Mette van der Heide geen idolsachtige taferelen, maar echt de moeite van het luisteren waard.
Dringen op het Lente-eiland, Hans Moleman, donderdag, 28 juni 2007 Op het dakterras van Night Lily, met een koel glas Franse witte wijn in de hand en een goede maaltijd voor de boeg, zie je het voor je. Hier was het goed toeven voor gegoede burgers die de verre Oost bereisden, in de oude tijd, toen China nog zwak en misselijk was. Gulangyu weet zijn bezoekers altijd te bekoren. 'Lente-eiland', doopte de schrijver en scheepsarts Jan Slauerhoff het, een sprookjesachtig oord. Dat was ietwat overdreven, maar wel begrijpelijk gezien het scherpe contrast met de overbevolkte havenstad Xiamen. Gulangyu dobbert als een kleine groene oase tegenover Xiamen. Als arts in dienst van de Java-China-Japan Lijn verbleef Slauerhoff enige maanden op het eiland, waar zijn vriend Taeke Bosch hoofd was van het Hope and Wilhelmina Hospital. In De Gids van 1927 schreef hij een lang gedicht over de charmes van deze westerse enclave aan de rand van China. Alles wordt hier vermaand tot heilige rust. De zee die uitgewoed heeft in taiphonen, Komt nu de kreken glimlachend bewonen. Zijn golven krenken nauwelijks de kust. Dit eiland door de goden werd bedoeld Met moegezworvenen te zijn bewoond, Door een tot meer vermoeide zee omspoeld, Door 'n duizendeeuwenouden steen bekroond. Maar dat was bijna tachtig jaar geleden, toen Gulangyu nog echt een oase van rust en regelmaat was. Het was de villawijk van Xiamen, havenstad halverwege Shanghai en Hongkong, een van de handelsconcessies die de koloniale mogendheden van keizerlijk China hadden afgedwongen. De Zhong Shan Lu, de oude hoofdstraat van Xiamen (in de verleden tijd Amoy geheten), getuigt er nog van met zijn Europees ogende handelspanden, die tegenwoordig façades zijn in een moderne winkelstraat. Zeshonderd meter van Amoy's kade, op de groene heuvels van het eiland, bouwden de westerlingen hun consulaten en villa's. En het waren niet alleen westerlingen: ook overzeese Chinese handelsbaronnen, veelal van de Filipijnen, herkenden de charme. Ze zetten er imposante buitenplaatsen neer, stilistisch meest een mengeling van westerse en Aziatische invloeden. Het architectonisch erfgoed geeft Gulangyu anno 2005 nog steeds een speciale charme. Er is niets heerlijkers dan op de bonnefooi urenlang rond te wandelen, zonder plan te verdwalen in het doolhof van smalle straten en stegen, over verweerde muren te spieken, door deurspleten te loeren, en de vele tientallen villa's te verkennen die her en der op het eiland over zijn gebleven.
Veel van de oude glorie verkeert in adembenemende staat van verval. Dat komt omdat na de communistische machtsovername in 1949 al het particulier bezit werd onteigend en elke villa werd volgestopt met tientallen families. Die wonen er vaak tot de dag van vandaag, zonder dat de staat zich veel om het onderhoud van de panden bekommerde. Delen van Gulangyu lijken zo op een Aziatische versie van het oude centrum van Havanna, waar de huizen van de gegoede burgerij ook tot volkshuisvesting werden verklaard na de entree van Fidel Castro en de zijnen. Op de veranda's van de eilandvilla's, waar eens rijke handelaren aan de thee en de whisky zaten, hangt nu het wasgoed van vele gezinnen te drogen. Het lokale bestuur begint wel de waarde van het erfgoed te zien. Hoewel er nog weinig geld wordt uitgetrokken voor restauratie, hebben de voornaamste panden tegenwoordig een bordje naast de poort dat meldt dat het een gebouw van historische waarde betreft. In een enkel geval zijn al villa's verhuurd of verkocht aan particulieren, die zelf de restauratie ter hand hebben genomen. Zo kon ook het Night Lily Guesthouse ontstaan. Fransman Thierry Dulac en zijn Chinese vriend Michael Chui besloten een boetiekhotel in China te beginnen, toen ze een vervallen villa uit de jaren dertig in het bovendorp konden huren. Vraag ze niet hoeveel hoofdbrekens de operatie kostte, maar sinds vorig jaar is Night Lily open, en het pension trekt nu een groeiende stroom voornamelijk buitenlandse gasten. Die hoorden vooral via mond-totmondreclame van de charme van Night Lily: de vijf kamers in Chinees-koloniale stijl, de veranda's, het schitterende uitzicht op het dakterras, waar op mooie avonden op verzoek een drie-gangen-menu de la maison wordt geserveerd. Dulac en Chui zijn met hun boetiekhotel bij Xiamen, een stad die buiten de gebruikelijke groepsreizen naar China valt, ware pioniers in China. Door zijn ligging in het bovendorp ligt het ook letterlijk uit de loop. Het is een straffe wandeling van een half uur omhoog, door een wirwar van straatjes. Night Lily is zo een welkome oase, want het benedendorp waar de veerpont aanlegt, is tegenwoordig druk. Het eiland is een bestemming geworden voor Chinese dagjesmensen, met alle verschijnselen die daarbij horen, zoals rijen toeristenwinkeltjes vol lokale specialiteiten - schelpen, gedroogde vis en hartige koekjes. En mensen, veel mensen. Het massatoerisme betekent ook dat Gulangyu, dat in principe een wandeleiland is omdat auto's, motoren en scooters er verboden zijn en het er te heuvelachtig is voor fietsers, onveilig wordt gemaakt door golfkarren waarmee de plaatselijke VVV toeristen een wervelwindtoer over het eiland bezorgt. Bij de diverse attracties, zoals de Zonnerots ('s avonds met lasershow), de kabelbaan, het pianomuseum in de fraaie Shuzhuang Tuin (Gulangyu claimt de hoogste pianodichtheid van China), en de dolfijnenshow, kunnen zich soms flinke wachtrijen vormen. En de McDonald's kan afgeladen zijn. Het hoort bij het moderne China. Dankzij meer inkomen en meer vrije tijd kunnen tientallen miljoenen Chinezen er tegenwoordig op uittrekken, meest groepsgewijs, naar de mooiste plekjes van het land. Dat betekent dringen, vooral in de weekenden en tijdens de 'gouden weken', de drie nationale vakantieweken in begin mei, begin oktober en rond Chinees nieuwjaar, zo eind januari, begin februari. Op Gulangyu kun je het goed zien, op een zaterdagochtend. De veerpont van acht uur is volgeladen met honderden mensen die een dagje vertreding in de zin hebben. De toergroepen zijn eenvoudig te herkennen: ze hebben allemaal hetzelfde petje op, en lopen allemaal achter een vlag aan. Die vlag is in handen van een gids, die hiervoor een handzaam uitschuifbaar stokje heeft. Ook draagt hij een kleine, maar krachtige, elektrisch versterkte luidspreker bij zich, waardoor hij het gezelschap op doorgaans licht vermoeide toon informeert over de bezienswaardigheden onderweg. Zo vult het Lente-eiland zich op zo'n zaterdag met vele duizenden dagjesmensen die braaf rondsjokken, van het reusachtige beeld van generaal Zheng in het Park van de Heldere Maan, via het Pianomuseum naar de Zonnerots. Het strand van Gulangyu blijft redelijk rustig. De Chinese toerist is nog geen zonaanbidder, maar een doener die veel in korte tijd wil zien. Het standbeeld van de generaal heeft een apart verhaal. Het dateert van 1980, en past in een recente herwaardering van Chinese patriotten uit de precommunistische tijd. Zheng is de vaderlandse held die de Nederlandse barbaren verjoeg die het eeuwen geleden waagden een tijdje Taiwan te bezetten, dat honderd kilometer verderop in de Chinese Zee ligt. Zhengs betonnen gestalte domineert als een waar vrijheidsbeeld de vaarweg naar de haven van Xiamen. In het park heeft de Chinese staat ook nog eens uitgepakt met een immens bronzen reliëf van de generaal en zijn krijgers. En voor wie denkt dat Zheng slechts een simpele vechtersbaas was, zijn enkele van zijn spreuken in het relief opgenomen. 'Bescheidenheid is het teken van de beschaafde geest', dichtte de generaal. En: 'Hoe meer een mens leest, hoe groter zijn geluk'.
Uitgetempeld door Tim Schoof op maandag 7 april 2008 Ik ben moe. Na vijf maanden reizen, vijf weken China, ben ik moe. Ik heb het eventjes helemaal gehad met alle tempels, pagodas, Chinese tuinen, stadsmuren... Na een tijdje ziet het er allemaal hetzelfde uit. Erger nog, het ziet er allemaal uit alsof ze het gisteren of hooguit eergisteren gebouwd hebben. Zogenaamde 'old towns' zijn vaak zelfs nog nieuwer dan de 'new towns'. Alles is gerenoveerd, gerestaureerd of simpelweg opnieuw uit de grond gestampt. En volgens mij met als enige doel zoveel mogelijk Chinese tour groups hun kant op te lokken. Beetje jammer. De afgelopen dagen heb ik mij nog even langs alle bezienswaardigheden van Beijing gesleept. En ik geef toe, Beijing is zo slecht nog niet. De Temple of Heaven is inderdaad een mooi dingetje en Tiananmen Square is stiekem toch wel even heerlijk communistisch genieten. Maar goed, het blijft toch ook een Chinese stad. Groot en karakterloos. En dan al die leergierige Chinezen die zo graag hun Engels willen oefenen. Zucht. Ik dacht dat ik alleen op reis was, maar blijkbaar reist heel China met me mee. Dus ik dacht: weg hier. Ik ga naar Hainan, China's Hawaii. Lekker even een weekje niksen aan het strand. Wel eerst 32 uur in de trein, maar ach, detail. Dus, treinkaartje geboekt, maar de volgende dag eerst nog even naar de Chinese Muur. Ik sta daar op die muur (het oude, afgebrokkelde deel uiteraard) en ik denk: dit is het! Dit is het helemaal. Dat landschap, die bergen (die muur). Waarom ga ik in hemelsnaam naar het strand? Wat moet ik daar nou? Ik moet naar de bergen. Geef mij maar lekker ruig landschap, lekker puur. Dus op de dag van vertrek, na uitgecheckt te hebben uit mijn hostel, heb ik mijn treinkaartje geannuleerd en een vlucht geboekt naar Urumqi. Helemaal aan de andere kant van China, in de buurt van Kazagstan. Tien minuten voordat ik richting het vliegveld vertrok, werd mijn vlucht bevestigd, en nu zit ik dus ineens in Urumqi. Mijn alternatieve strandvakantie vier ik nu net op die plek in de wereld die het verst verwijderd ligt van de zee. Vind ik dan wel weer grappig. Ze hebben hier dan misschien geen zon, zee en strand, maar het is wel even klaar met de tempels. Ik ben niet langer in China, dit is Uighurstan! Heerlijk.
Onbekend Tibet door Wereldopreis op maandag 7 april 2008 We rijden al drie dagen. De weg wordt steeds slechter. Wegwerkzaamheden, veel vrachtwagens, wegwerkers aan het biljart, wachtend op materiaal. We vorderen tergend langzaam. Wie gaat er ook overland naar Lhasa? Een trip van zeven dagen. Ik meen me te herinneren dat het met het vliegtuig twee uur is. Misschien maar beter om daar niet al te lang bij stil te staan. We volgen de bovenloop van de Mekong. We zien af en toe een lokale bus en natuurlijk ezels, paarden, koeien en yaks. Deze lopen vrij rond op zoek naar het schaarse voedsel en als obstructie voor het verkeer. Het landschap verandert regelmatig. Diepe kloven maken plaats voor brede groene valleien. In een klein Tibetaans dorp stoppen we voor de lunch. Geen menukaart, dus wandelen we de keuken in. Kip slaan we vandaag over, ze lopen hier zo vrolijk rond dat we het niet over ons hart kunnen verkrijgen om er een op het hakblok te laten belanden. Met de yak hebben we minder problemen, die is al dood. Het eten is goed. Van onze Tibetaanse gids krijgen we een korte les Boeddhisme nadat we een mug hebben doodgeslagen. Geen dieren doden, maar als ik informeer naar de (dode) yak op het menu blijkt dat heel anders te liggen. Een dode mug is een dood dier. Bovendien is het een zinloze dood is. De yak is ook een dier, maar daar eten heel veel mensen van. Geen speld tussen te krijgen, maar wij houden niet van muggenbulten. Die avond is het druk in het guesthouse. De ongeveer tien kamers zijn allemaal bezet door Chinezen. Naast het lawaai uit de kamers is de bezettingsgraad het best af te lezen aan de wc. Er is namelijk een gezamenlijke hurkwc. Doortrekken is er niet bij. Een tuinslang die zich weer in een ander hok bevindt, kan uitkomst bieden. Helaas denken de Chinese toeristen hier anders over. Het gevolg laat zich raden. De oplossing is eenvoudig. Net iets buiten het dorp is het aardedonker. Hier kunnen we ongemerkt gebruik maken van een privé wc, een
lange goot naast de weg. Wanneer we terug lopen richting het dorp zien we twee monniken die hun gewaad optillen en neerhurken, gewoon onder de lantaarnpalen. Zo kan het dus ook. De volgende dag stoppen we in alweer in een dorp met karakteristieke huizen. Twee oudere dames met gebedsmolen bekijken ons van top tot teen. Ik ga naast ze zitten, mijn woordenschat in het Tibetaans is zeer beperkt, maar het noemen van Lhasa doet hun ogen twinkelen. Ze pakken m'n handen vast en laten hun gebedsmolens nog wat harder slingeren. Het is een zeer indrukwekkend moment, ik ben ontroerd. Zomaar op een stoep in een klein dorp met twee prachtige oude Tibetaanse dames. Ter afscheid groet ik met ‘kalay shu' en zij antwoorden met ‘kalay pai'. Tot ziens.
Dak van de Lamatempel door wereldopreis op maandag 7 april 2008 In Azië kun je bijna niet om de riksja heen. Het lijkt leuk, voortgetrokken worden door een amechtige fietser, terwijl je lekker op het bankje om je heen kijkt. Maar schijn bedriegt. Lopen gaat meestal sneller en de riksjarijder doet zelden wat je wilt. Over het algemeen laten wij ze dan ook aan ons voorbijgaan. En als we er al eentje nemen, onderhandelen we eerst spijkerhard over de prijs. Wijs geworden door onze allereerste ervaring. We schrijven Beijing, maart 2007. We hebben net een inspirerend bezoek aan de Verboden Stad achter de rug. Voor het eerst sinds vele dagen heeft de grijze mist plaatsgemaakt voor een prettige voorjaarszon. We zijn dan ook goed gemutst. Er kan nog wel een attractie bij vandaag. Na een snelle blik in onze reisgids besluiten we dat het de Lamatempel wordt. Sluit pas over twee uur, dus tijd genoeg. Op straat wil geen enkele taxi ons meenemen. Geen idee waarom. Te korte rit misschien? Geen zin, onbegrip? Al gauw dient de oplossing zich aan. Een vriendelijk ogende jongeman vraagt of we een riksja willen. Ach, waarom ook niet. De vriendelijke man belooft ons voor 25 yuan naar de tempel te brengen. Maar meteen instappen is er niet bij. De riksja blijkt zich 500 meter verderop in een Hutong te bevinden. In een hoog tempo lopen we achter hem aan. De riksja blijkt een gammel oud karretje. Nou, als het maar rijdt. En rijden doen we, een paar minuten. Bij de eerste serieuze baksteen gaat het mis. Ongevraagd geeft de jongeman een uitleg over het stempel van de betreffende metselaar. Help, we zijn in een Hutong toer beland. Best, maar wij willen naar de Lamatempel. Het wordt een compromis. En de toer en op tijd bij de tempel. Prima. Onze riksja rijder haalt alles uit de kast. Steeds rijden we een tiental meters en dan is er alweer een bezienswaardigheid. Zo halen we die tempel natuurlijk nooit. We maken duidelijk verder geen bakstenen meer te willen zien. Hup, naar de tempel! Geen stops en geen uitleg meer. Toch blijft de man praten. Zijn toch al niet zo beste Engels wordt steeds slechter. Hijgend stelt hij tenslotte voor om bij de Bell Tower te stoppen. Dat willen wij niet, wij willen naar de Lama Tempel. De stegen worden steeds smaller. Kris-kras rijden we door de Hutong. Ineens stoppen we. Hij wijst naar een dak dat boven de arbeiderswoningen uitsteekt. "Look", zegt hij triomfantelijk, "roof of Lamatempel.". Het laatste stukje moeten we kennelijk zelf lopen. Eerst betalen. De prijs van de rit is vertienvoudigd. We reageren vol verontwaardiging, maar realiseren ons ook dat we een fout hebben gemaakt. We dingen af en betalen de helft. Twee partijen tevreden. Maar goed, snel richting de tempel, het kan nog net. We hollen de steeg uit, hoek om en daar staat... de Bell Tower! Een blik op de kaart leert ons dat de Lama Tempel zelfs niet in de buurt is. Een blik achterom dat onze riksja is verdwenen.
Litang festival door Aquanica op maandag 7 april 2008 Vrolijk rinkelende belletjes lokken me naderbij. De belletjes hangen aan kleurig versierde paarden. Aan de hand van hun berijders lopen ze rituele rondjes om een stenen hutje waar witgrijze rook uit komt die als een mistwolk de paarden en hun berijders opslokt en weer prijsgeeft. Het hutje blijkt een soort oven waarin jeneverbestakken worden verbrand. Ik ben nog niet zo lang wakker en de sereniteit van het schouwspel laat me even denken dat ik nog aan het dromen ben. Maar dat duurt niet lang want ik vind mezelf terug tussen een horde dringende Chinese persfotografen. Zij zijn ook van plan niets te missen van het jaarlijkse Tibetaanse paardenfestival in Litang, gelegen op 4300 meter hoogte, dicht tegen de Tibetaanse grens in Sichuan. Het is nog vroeg en de races beginnen pas vanmiddag. Tijd genoeg om het festivalterrein te verkennen en rond te struinen op de kermis. Ik waag me aan het fietsbandrollen en dreig even een porseleinen dalmatiër te winnen. Gelukkig valt de band er net naast. De Tibetanen lachen erom. Ze lijken veel plezier te maken op hun jaarlijkse samenkomst. Dan klinkt er strenge marsmuziek voor de openingsceremonie en ik zoek een plekje achter het touwtje dat door de Chinezen als afscheiding om het grote veld is gespannen. Agenten met ondoorgrondelijke gezichten letten op dat het publiek netjes achter het touw blijft. De riem die zij gewoonlijk om hun middel dragen, hebben zij nu los in hun hand. Soms steekt een been te ver uit of staat iemand aan de verkeerde kant van het touw. Het spektakel begint. Dorpen uit de omliggende dalen presenteren zich als deden ze mee aan de Olympische Spelen. Kleurrijk maar ook ordelijk en netjes, begeleid door een peloton militairen. De races volgen. Onder luid gejoel van het publiek galopperen de Tibetanen van de ene naar de ander kant. Onderweg halen ze halsbrekende toeren uit. Deze mannen lijken op een paard te zijn geboren. Met groot gemak laten ze zich in volle vaart uit het zadel naar beneden vallen om een witte sjaal van de grond te rapen. De persfotografen hebben strategisch positie gekozen. Toeristen met fototoestellen volgen hen voorbij de touwen. De Tibetanen waar ik tussen sta, wordt het zicht ontnomen op hun eigen races. Na mijn verontwaardiging te hebben verbeten, voeg ik me met het schaamrood op de kaken bij de gelukkigen. De volgende middag barst het dansfestijn los. Het Tibetaanse publiek verzamelt zich weer keurig achter de gespannen touwtjes. Lijdzaam, denk ik dan nog. Ik zoek een plekje voor de hoofdtribune en ga tussen de mensen op de grond zitten. Mannen en vrouwen in kleurrijke klederdracht voeren ingenieuze dansen op, zwaaiend met hun overhangende lange mouwen. Het publiek wordt intussen onrustig. Mensen om me heen gaan wat naar voren verzitten. Worden weer teruggeduwd. Gaan weer verzitten. Worden weer teruggeschreeuwd. Dan gaat er iets mis. Schuin aan de andere kant van het veld breekt iemand door de dikke haag van publiek heen. Op de hielen gezeten door een paar militairen. Iedereen begint te rennen. Ik sta ook op en probeer de opdringende massa te ontwijken. Met mijn lijf vol adrenaline breng ik mezelf in veiligheid achter de tribune. Een eind verderop vinden wat schermutselingen plaats, maar wat er precies aan de hand is wordt niet duidelijk. Wat intussen wel doordringt is dat het Tibetaanse paardenfestival niet meer van de Tibetanen is. De rust keert weer, maar de sfeer niet. Aan het einde van de middag loop ik kilometers door de velden terug naar de stad. Af en toe passeert een man op een paard. Met rinkelende belletjes. Het serene gevoel wil echter niet terugkomen.
"Bankoverval" in Xiahe door Marijke v Dortmont op zondag 6 april 2008 Vanuit Chengdu ( Jung Chang, schrijfster van het boek Wilde Zwanen komt hier oorspronkelijk vandaan) via 2 binnenlandse vluchten naar Lanzhou en van daaruit ijdens een 2 uur durende busrit zijn we aangekomen op de Tibetaanse hoogvlakte in Xiahe. We bevinden ons hier op 3000m hoogte en dat is te merken, ik barst van de hoofdpijn en heb herhaaldelijk bloedneuzen. Het hotel alwaar we verblijven is in aanbouw, een regelrechte "ramp", de wc. lopt de hele nacht door,de leidingen vooral bij heet water maken een dusdanig lawaai alsof er een "scheepstoeter" afgaat. Mijn kamergenote en ik hebben besloten als we gaan slapen alle kranen maar dicht te draaien vanwege de nodige geluidsoverlast. En koud , je durft je handen niet eens boven het dekbed te steken. Alhier in Xiahe hebben we 2 dagen vrij en het is heerlijk zonnig weer. Vandaag hebben we een rondleiding met een Engelssprekende monnik door het Labrangklooster. Ik sta te wachten, totdat onze groep compleet is, komt een jonge chinees op me af en vraagt me in het engels waar ik vandaan kom. Ik antwoord keurig dat ik uit Holland kom.Onze groep is compleet en de rondleiding is begonnen. We lopen net en komt deze zelfde chinese jongeman op me af of ik samen met zijn vrienden op de foto wil? Ik ben de beroerste niet en ga met hen op de foto. Maak aanstalten om de groep te volgen die ik nog net niet uit het oog verloren ben, komen er ook nog vriendinnen/ zussen aan , die met een hoop gegiechel aangeven ook met mij op te foto te willen. Intussen ben ik de groep mooi kwijt. De groep staat intussen in een andere ruimte en ook ik probeer aandachtig te luisteren, wat niet meevalt daar het engels van de monnik slecht te verstaan is. Ineens uit het niets komt onze Chinese jongeman met een briefje met daarop zijn e-mail adres. Dit tot hilariteit van de groep. Na een aantal beleefdheden beloof ik hem dat ik vanuit Nederland zal mailen. Bijzonder handig is dat hij zijn mailadres in chinese karakters heeft geschreven. Vanochtend de Sanka graslanden bezocht (op deze vlakte is o.a. de film "Dances with Wolves" opgenomen) hier kennis gemaakt met de befaamde Yakboterthee, niet te zuipen en de leefstijl van de Tibetaanse nomaden. Een nog grotere "schok"was dat de 3 belgen in onze groep met wel heel kleurrijke sjaals liepen te paraderen. Bij navraag bleken zij deze in Xiahe gekocht te hebben. Ik kon het niet na laten om er zelf ook een te kopen. In het Tibetaanse cafe Snowland alwaar de kachel heerlijk snort en we met de gehele groep eten, krijg ik door dat de pot gespekt moet worden. Mijn kamergenote en ik besluiten, omdat vanmiddag maar eens te regelen. Even voor de duidelijkheid er zijn in China 2 soorten banken. De people,s bank o.a. voor ons toeristen en de boerenleenbank(niet voor toeristen). Nu had de reisleidster al aangegeven dat er in Xiahe niet gepind kon worden. Eigenwijs gingen wij op pad. Nog steeds heerlijk zonnig weer en desondanks de zoveelste bloedneus van mij. In Xiahe zijn in de hoofdstraat (die behoorlijk langgerekt is)alleen al 5 banken. Dat geeft moed... De eerste 3 banken nul op request en hebben zin in een koud biertje en pinda,s, besluiten toch maar door te lopen naar bank nr 4 ook geen respons. Wat nu, nog een bank voor we het hele eind naar ons hotel teruglopen. Bank nr.5: Binnen in de bank niemand te zien, na wat rondneuzen komen er 3 employes binnen. Dezelfde mannen die we voor de bank zagen staan ,genietend van het zonnetje. Met mijn Mandarin phrasebook van Lonely Planet geprobeerd dat ik geld wil via het uitschrijven van een traveller cheque. Na wat heen en weer geknik tussen de mannen onderling , begrijp ik dat ,dat mogelijk is. Nu ben ik ook zo iemand die nergens vanaf kan blijven en pak een van de leesbrillen bevestigd aan een ketting en zet deze voor de gein op. Wordt er lichtelijk duizelig van. Geen goed idee. Vervolgens de cheque uitschrijven met de daar aanwezige inkpot en kroontjespen. Gaat goed, totdat ik mijn handtekening wil zetten. Een grote inktvlek weer een cheque naar de klote..Wil een nieuwe cheque pakken geeft een van de employes aan in gebaren dat,dat niet mogelijk is. Ik heb het helemaal gehad met die chinezen en trek mijn buff up over mijn neus tot net onder mijn ogen en richt mijn arm met schietgebaar op de 3 heren en roep luid in het Nederlands "En nu wil ik geld" Maakt totaal geen indruk , hoofdschuddend en lachend verlaten ze het bankgebouw om vervolgens voor het gebouw verder te gaan met zonnen. Wij druipen af naar het hotel verlangend naar een koud biertje en pinda,s Op ons bed het nog aanwezige geld geteld en mijn kamergenote was nog rijk genoeg en heeft het voor mij voorgeschoten en in Xian (terracottaleger) konden we pinnen. (Reactie van mij: Met je Nederlandse pinpas kun je in China alleen bij de ‘Bank Of China” (中国银行) pinnen.Daar dit lang niet de grootste bank is, maar wel de hoofdbank, heeft deze bank in kleinere stadjes en dorpen geen filiaal. Om dit probleem op te lossen kun je bij aankomst in China een bankrekening openen bij bv. De Commercial and Agriculture Bank of China. Deze bank heeft veel meer filialen dan de Bank of China.En met zo’n pas kun je ook bij de meeste andere banken pinnen. De paar centen kosten die dat met zich meebrengt
zijn te verwaarlozen. Gewone bankcheques maar ook travelercheques geven in dorpen en kleine stadjes haast altijd problemen.)
Sportief Guiyang door E. Scheeper op zondag 6 april 2008 Ik ben geland op een andere planeet, althans zo voelt het. Planeet Guiyang, hoofdstad van de Guizhouprovincie. Guiyang is een redelijk grote industriestad, met veel winkels, een aantal grote kantoorgebouwen, lange en karakterloze wegen. Een stad waar de wereld er zoveel van heeft. Ik word nagekeken, alsof ik een buitenaards wezen ben die net uit zijn UFO is geklommen. Want als je als Chinees dag-in-dag-uit alleen maar Chinezen ziet, dan is de verbazing groot als daar plotseling zo'n figurant uit een televisiereclame rondloopt?! Ik verblijf in een chique hotel, waar ik overnacht tussen tonnen nepgoud. Mannen met rood kostuum, een gouden bies langs de broekspijp en Tommy-Cooper hoedje, die buigend de glazen deur voor me open houden. Marmeren tegels en rode loper in de ontvangsthal, geen trap, alleen een lift. Op de vijf-persoonskamer krijg ik een fraai bed, een gratis stukje zeep, plastic tandenborstel, kammetje en een TV. Ik plof neer op het bed en klik de buis aan. Op het scherm verschijnt een grasveldje met op de voorgrond een man in communistisch-rode korte sportbroek en ontbloot bovenlijf. Links en rechts achter hem staan sportmeiden in dito-rood gympak, wat erg lijkt op een badpak. Allen staan op een matje en geven, in typisch Amerikaanse stijl, aerobicsles, echter op hakketakkerige Chinese muziek. De camera die in deze uitzending wordt gebruikt kan in- en uitzoomen; een functie waarvan de technicus gretig gebruik maakt. De man in communistisch-rode sportbroek heeft de leiding en instrueert door een klein microfoontje de kijker over de na te bootsen bewegingen. Hij geeft in strak, monotoon, staccatoChinees het tempo aan. Ik krijg het gevoel onderworpen te worden aan een militaire oefening. Hop! Op zijn commando gooien ook de meiden op de achtergrond in rap tempo de knieën omhoog. Dit trekt de aandacht van de cameraman. Hij zoomt in op de jonge vrouw rechts van de sportinstructeur. Het beeld wordt langzaam door haar in badpak gestoken verschijning gevuld. De sportleraar dicteert onverstoorbaar door, terwijl de cameratechnicus verder inzoomt op het ronde gezicht van de vrouw. Voor de cameraman lijkt de aerobicsles langzamerhand bijzaak te worden: raakt de technicus nu opgewonden? Het beeld verschuift van alleen het gezicht van de vrouw naar haar nek en blijft via de schouders pakken bij de borsten. De militaristische commando's tetteren door. Sportief Guiyang ziet nu twee bollingen in het rode badpak die zachtjes heen-en-weer wiegen! De instructeur praat gewoon door, maar inzicht in de instructies die hij geeft, heeft de kijker al enige tijd niet meer. Het beeld verschuift na tien seconden via de slanke taille en buik, verder naar beneden tot de heupen van de vrouw. Op het scherm zie ik ze ritmisch bewegen op de muziek en de commando's van de sportleraar. Merkwaardig: dit beeld blijft gedurende enkele minuten hetzelfde en er wordt niets anders uitgezonden dan deze zacht bewegende heupen in rood badpak... Het werkt: ik heb zin in sport, althans lichamelijke arbeid, gekregen.
China langs de achterdeur door Theo Groen op zondag 6 april 2008 Langs de achterdeur Het is altijd leuker om langs de achterdeur binnen te komen. China's voordeuren liggen allemaal aan de oostkust. Je landt op een modern vliegveld en rijdt naar Beijing, Sjanghai of Hong Kong. De eerste indrukken: hoogbouw, snelwegen en reclames van bekende multinationals. Pas als je beter kijkt, krioelt er Chinees leven tussen de flats en onder de viaducten. Begin liever in het uiterste westen en reis langzaam oostwaarts. De beloning: ruim 5000 km fascinerende verschillen in landschappen, mensen, eten en cultuur - en een reis door de tijd. Kashgar Kashgar, eeuwenoud kruispunt op de Zijderoute, is een prima begin. Je kunt er via Pakistan komen, maar veiliger is de route via Kirgizië. Kashgar wordt vooral bevolkt door Oejgoeren. De binnenstad ademt een
middeleeuwse sfeer, met talloze winkeltjes, kraampjes, geroosterde schapen en moskeeën. Onderhandelen over de prijs van de befaamde meloenen doe je in het Turks, of met gebarentaal. Houd dan zuidwaarts aan. Rechts bij helder weer de contouren van het Pamirgebergte, links de Taklamakan woestijn, berucht om zijn snel bewegende zandduinen en kerkhof van 300 dorpen en steden. Volg de G315 naar Khotan en dan de nieuwe Desert Highway op, richting oliestad Korla. Een dag rijden over een smalle asfaltstreep, verdedigd tegen het stuivende zand door taaie struiken en 40.000 km irrigatieleiding. Rozijnenteelt Door naar Turpan, verstopt in een kuil in de Gobi-woestijn. Warmste stad van China. Gevoed door smeltwater van de bergen groeien hier massaal druiven, maar het klimaat maakt er direct rozijnen van. De bevolking is nieuwsgierig, verrassend open en geheel onkundig van begrippen zoals ‘Holland' of zelfs ‘Europa'. Jij bent lang, grootneuzig en vooral goed om Engels te oefenen. Na Turpan volgt een verplicht bezoek aan de Mogaogrotten bij Dunhuang en aan Jiayuguan, de Westpoort van de Chinese Muur. Hier betraden vroeger Europese reizigers en andere barbaren het Hemelse Rijk. Voel je even Marco Polo als je onder de immense poort loopt. Verder oostwaarts, langs de Qilianbergen, uitlopers van Tibet, beland je in het verstilde Zhangye, met 's lands grootste liggende Boeddha, wiens teen je voor een steunpilaar aanziet. Een prima terrasje met lokaal bier ligt direct links van de ingang. Na 2500 km zit je midden in China. Je bent op de helft! Verder oostwaarts Kies naar welke voordeur je gaat. Noordoost naar Beijing, waar iedereen heen gaat? Misschien naar Xi'an, ooit 's werelds grootste stad maar nu bekender door het Terracotta Leger? Zuidoost, naar Sjanghai of Hongkong, om onderweg panda's en de laatste stroomversnellingen van de Yang Tse te zien? China zal langzaam verwesteren, hoe verder je komt. Grintwegen worden snelwegen, treinen drukker, grote steden megasteden. Onooglijke werkplaatsen veranderen in fabriekshallen. Opeens zie je de eerste vestiging van Kentucky Fried Chicken, vol jonge Chinezen. Jij weet beter. Je bent achterlangs gekomen. Later, als Kashgar is geasfalteerd en een McDonalds opent in de hoofdstraat van Turpan, zullen je kleinkinderen over het echte China horen... Niet doen: Proeven van 'opke' (gestoofde geitenkoppen, onherkenbaar als je zelf geen geiten slacht), Proberen om de Chinese bureaucratie te begrijpen (daar zit 4000 jaar bestuurservaring achter, veel meer dan bij ons dus) Wel doen: Probeer ook eens de Oejgoerse keuken (maar geen 'opke'), Voorkom dat je zelf 'n rozijn wordt: De Taklamakanwoestijn vraagt enige conditietraining en veel water. Reis de saaie stukken per nachttrein (kies de 'soft sleeper', maar ook de hard sleeper is nog best te doen, het verschil is alleen dat de soft sleeper coupé's zijn voor 4 mensen en de hard sleeper voor 6 mensen. De soft sleeper is afsluitbaar. Neem ook een kijkje in de 'hard seats' wagons, zeer de moeite waard.)
Een knappe kapper kapt niet alleen door Reisfrits op zondag 6 april 2008 Naast een massagesalon is in China de kapper de plaats voor betaalde seks. Een kapper knipt niet alleen maar kan ook andere hand- en spandiensten verrichten. Aan de uitdagende kleding van de kapsters is vaak al bij voorbaat te zien of men met een echte kapper te maken heeft of niet. Vandaag sta ik voor een dilemma. Ik ben aan het einde van mijn reis en mijn haar moet nodig worden geknipt. Dat kan ik in Nederland laten doen, maar aangezien ik bij thuiskomst meteen aan de slag moet, besluit ik om in Beijing naar de kapper te gaan. Op de tweede verdieping van mijn viersterren hotel is een kapsalon en ik besluit de gok te wagen.. Bij binnenkomst zie ik een dame van middelbare leeftijd enigszins verveeld in een kappersstoel hangen. Door middel van knipgebaren met mijn vingers maak ik duidelijk wat de bedoeling is. Na wat geschreeuw in de richting van een kamerscherm komt er een jongere vrouw te voorschijn die duidelijk geïrriteerd is. Geen idee waar het over gaat, maar nadat ze mij duidelijk heeft gemaakt dat het 50 yuan kost,
vertrekt ze. De eerste dame gebaart mij om in de stoel plaats te nemen en begint mijn haar te wassen. Dat wil zeggen: ze giet een halve fles shampoo leeg op mijn hoofd en verdunt dit met water uit een drinkflesje. Vervolgens wordt mijn hoofd uitgebreid gemasseerd en bovenop mijn haardos vormt zich een dikke laag schuim. Na een kwartier begin ik mij wat zorgen te maken, ik heb namelijk nergens een kraan of spoelbak gezien. Hoe krijgt ze in vredesnaam al die shampoo weer uit mijn haar? Dan begint ze met beide handen het schuim van mijn hoofd te scheppen en deponeert dit in een prullenbak. Hier schieten we weinig mee op natuurlijk! Maar dan wordt ik naar een ligbank geleid waar ik ruggelings op moet gaan liggen. Bij het hoofdeind staat een afvalemmer en kort daarop verschijnt de jongere vrouw met een emmer water. Met behulp van een maatbeker wordt alle shampoo uit mijn haar gespoeld, maar dan wel nadat er nog een tweede emmer is aangevoerd. Nu kan ik eindelijk geknipt worden. Ik geef aan dat er maar een klein stukje af mag en hoop dat mijn gebaar voor klein niet uitgelegd zal worden als ‘kortgeknipt'. De dame gaat voortvarend te werk: mijn nek wordt uitgeschoren, er wordt gekamd en geborsteld en de tondeuse zweeft onophoudelijk over mijn haar. Ik kan niets zien, want mijn bril is af, maar krijg het gevoel dat ze mijn hoofd aan het boetseren is! Ik voel enkele zweetdruppeltje onder mijn oksels vandaan lopen en krijg een visioen van olympische ringen in mijn nek. Eindelijk is ze klaar. Nog even föhnen, een laatste aai met de haarborstel en dan komt de onvermijdelijke vraag: "Do you want bodymassage?" Door mijn aangereikte bril zie ik niet alleen dat mijn kapsel er alleszins redelijk uitziet, maar ook dat er inmiddels een beeldschoon meisje is binnengekomen met prachtig lang zwart haar..... Noot van de redactie: Dit gebeurd alleen in armoedige achteraf steegjes. Zeker de grote steden hebben zeer moderne kapperszaken waar op zeer kundige wijze je haar gewassen wordt met de meest moderne middelen. Prijzen tussen de 20 en 150 yuan. (2 tot 15 euro)
City life on a train door Tibetgirl op zaterdag 5 april 2008 Een treinreis begint met het kopen van een kaartje. Dat klinkt gemakkelijker dan dat het is. Het moment dat je (het vaak gigantische) treinstation binnenloopt is cruciaal voor het slagen of falen van je missie. Waar staan de langste rijen? Welke kaartjesverkoper lijkt het meest vriendelijk? Als je dan op goed geluk in een rij gaat staan en je vooral niet druk maakt over voordringers -want die zijn er in China overal- sta je ineens oog in oog met de kaartjesverkoper, onberispelijk gekleed in uniform. Als je dan eindelijk duidelijk hebt gemaakt wat je nodig hebt en het treinkaartje hebt bemachtigd zou je uit pure blijdschap gelijk het perron op willen rennen. Dat kan hier helemaal nergens. De gigantische treinstations beschikken over wachtkamers zo groot als voetbalvelden. Daar moet iedereen netjes wachten tot men losgelaten wordt en naar de trein kan sprinten. Het eerste moment dat je de trein betreedt is altijd een spannend moment. Naast wie of wat kom ik te zitten? Kan ik uberhaupt wel zitten? Kan ik mijn tas wel kwijt? Het is de plek waar je soms 18 of 20 uur verblijft en je kunt het dan maar zo aangenaam mogelijk proberen te maken. Eten meenemen is dan altijd een goede binnenkomer. Ook al verloopt de communicatie tussen jou en de Chinees in kwestie door de onvermijdelijke taalbarriere nog zo moeizaam, als je iets te eten of te drinken aanbiedt is het ijs gauw gebroken. Gedurende de gehele reis -met uitzondering van de nacht- wordt er muziek ten gehore gebracht. Nu staat er natuurlijk geen liveband in iedere wagon te spelen, het betreft een ouderwets cd'tje of cassettebandje. De muziek zou de soundtrack kunnen zijn van het onvolprezen EO-programma 'Rail Away', of uit de intro van 'Het kleine huis op de prairie' kunnen komen. Het is muziek met een verwachtingsvolle toon, soms een tikje mysterieus: waar brengt deze reis ons naar toe, welke avonturen gaan we beleven? En ik moet zeggen, het werkt! Iedere keer dat ik de trein instap maakt het de
ontdekkingsreiziger in mij wakker! Zal ik de Chinese Spoorwegen eens een briefje schrijven waar ik deze cd kan bestellen? Welke plaats, dorp of gehucht de trein ook aandoet, als het een station heeft dan staan er altijd wel drie of vier spoorwegbeambten op het perron, gekleed in uniformen versierd met epauletten en emblemen, te salueren als de trein binnen komt rijden, als ware het een hooggeeerde gast die, na lang verpozen in den vreemde, terugkeert naar het vertrouwde nest. Ook al stopt de trein hier niet, de beambten staan er altijd, dag of nacht, bij regen en zonneschijn. In de nachttrein van Guilin, Guanxi province naar Kunming, Yunnan province ontmoet ik een Chinees die heel toevallig in het bedje tegenover het mijne slaapt. Hij blijkt door het leven te gaan als Chau Lan en zijn eerste vraag aan mij is niet of ik een echtgenoot heb maar waar mijn echtgenoot is. Nu spreekt mijn nieuwe reisgenoot geen woord Engels en godzijdank heb ik enkele dagen voor deze ontmoeting het Mandarin Phrasebook op de kop getikt zodat we toch kunnen communiceren. Als ik hem duidelijk maak dat er helemaal geen zhangfu in mijn leven is beginnen zijn ogen te glinsteren. Op datzelfde moment stopt de trein op het station van Litang. Het is rond negenen en ik merk nu eigenlijk pas hoe hongerig ik ben. Op het perron zijn de immer saluerende spoorwegbeambten alom vertegenwoordigd, alsmede de vele verkopers met karretjes vol etenswaren. Chau Lan gebaard enthousiast dat ik met het mee moet, snel! Ik schiet in mijn bergschoenen en met losse veters ren ik achter hem aan, het perron op. Bij het eerste karretje begint mijn Chinese vriend geestdriftig inkopen te doen. Allerlei ondefinieerbare, obscure dingen verdwijnen in zijn tas. Als hij ook het een en ander voor mij wilt kopen vertel ik hem maar dat ik heel erg vegetarisch ben (Wo chi su). Nadat we ook een fles bier hebben gekocht rennen we snel weer de trein in, ons onderkomen voor vannacht. We delen het lauwe bier, gedroogde vis en de spicy tofu. Van al het communiceren ben ik ietwat vermoeid geraakt, het is meer "lost in translation" dan een gericht gesprek. Maar het maakt me heel gelukkig om juist in deze trein te zitten, met juist dit gezelschap en de onvermijdelijke soundtrack op de achtergrond . Ik blijf dus luisteren naar wat Chau Lan te zeggen heeft en let goed op hoe hij zijn woorden uitspreekt. Een klemtoon kan in China een wereld van verschil uitmaken. Zo kun je, als je even niet oplet, je vriendinnetje voor vet varken uitmaken terwijl ze toch echt je allerliefste prinsesje is! Als mijn ogen bijna dichtvallen wil hij nog graag mijn (Chinese) telefoonnummer weten. Ik geef het hem. Dan worden alle lichten in de trein gedoofd en schommelt de trein ons in slaap. Bij het ontwaken moet mijn Chinese vriend al op zijn bestemming zijn gearriveerd. Zijn bed is leeg en zijn spullen weg. Als ik later op die dag door de straten van miljoenenstad Kunming struin gaat mijn telefoon. Ik herken het nummer! Het is Chau Lan! Waarom belt hij? Wat hebben wij elkaar te zeggen? Ik spreek geen Mandarijn! Ik besluit niet op te nemen. Vijf minuten later probeert hij het weer. En weer. En nog weer. Het houdt niet op. Chau Lan, do you know how to say S.T.O.P.?
Vooruitgang in Bamboeheuvel door Gdeinum op zaterdag 5 april 2008 In 1998 kwam ik er voor het eerst. Op dat moment was Bamboeheuvel een vieze plek in de provincie Hunan in China. De kleine stad was een van de vele plaatsen door Mao gesticht in de jaren vijftig in de binnenlanden van China. De verplaatste militaire machinefabriek zou daar veilig zijn in het geval van een invasie. Verder waren er alleen de rijstvelden die er al waren voor de fabriek. In de jaren negentig was de fabriek sterk in verval geraakt omdat de produkten van erg lage kwaliteit waren en niet konden concurreren met produkten gemaakt in modernere fabrieken. Dicht kon de fabriek natuurlijk niet omdat in het Chinese systeem de arbeiders niet zomaar op
straat konden worden gezet. In de fabriek zelf zag je daarom werklui uitgebreid de krant lezen in enorme hallen met grote machines die allemaal uit stonden. Ook waren veel werknemers met vervroegd pensioen. Men probeerde met het produceren van auto's gebaseerd op de Suzuki Alto er nog iets van te maken, maar zelfs lokaal had deze auto een slechte reputatie. Er was veel luchtvervuiling door kolenverbranding en door vreselijk slechte tractoren. Afval lag overal op grote hopen op straat. Ook zag je veel mensen, die toch niets te doen hadden, bezig met mah-jong of Chinees schaken. 's Avonds brandde er geen straatverlichting want daar was geen geld voor. De mensen in Bamboeheuvel houden erg van dansen, maar moesten dat doen in het pikkedonker. In het centrum was een paar jaar eerder een V&D-achtig warenhuis gebouwd, maar dat ging al gauw weer dicht: er waren geen klanten en het management was op ouderwets communistische leest geschoeid. Toch waren de mensen hier niet depressief of gaven ze de overheid de schuld van alles. Langzaam maar zeker kwam ook hier het kapitalisme op: er verschenen de eerste Karaoke bars, er kwamen een paar restaurants, kapsalons en een particuliere kliniek. Veel mannen gingen naar de kust, 1000 km verder op, om geld te verdienen. De mensen hadden alle hoop gevestigd op de toekomst, en jongelui hadden duidelijk een andere mentaliteit dan veel leeftijdsgenoten in het westen. Ik heb er op een middelbare school wat verteld over Nederland, en hoe ik China zag. Het enthousiasme van de leerlingen daarop bracht haast tranen in mijn ogen en vormde een scherp contrast met het cynisme in het westen. In de laatste tien jaar is er veel veranderd. Bamboeheuvel in 2008 is nog steeds geen toeristische of welvarende stad, maar er zijn betere flats gebouwd, er is een sportveld met atletiekbaan aangelegd, en het nieuwe zwembad is erg populair. Er is nu zelfs iets dat lijkt op een boulevard. De fabriek is er nog, en produceert nog steeds niets interessants. Ook staat de V&D in het centrum nog leeg, maar er naast is nu een supermarkt van de keten "Better Life". De mensen hebben niet stil gestaan door krampachtig vast te houden aan oude dingen, maar hebben risico's genomen door geld te investeren in nieuwe.
Een Zondag met Chinese bejaarden door Johan van den Bos op vrijdag 4 april 2008 Na veel gezeur heeft mijn Deense vriendin Katrine me overgehaald voor een tweede karaoke avontuur. Zelfs na veel drankgebruik was het de eerste keer geen succes. Maar goed, we zijn uitgenodigd door onze Chinese buurvrouw in Guangzhou (ten noorden van Hong Kong). Een vriendelijk gebaar dat we niet kunnen weigeren. Het duurt hooguit twee uur en ook mijn Tai Chi leraar komt, dus waarom zo moeilijk doen? Zondagmiddag drie uur vertrekken we richting de karaokebar. Buiten staan de buurvrouw en haar beste vriendinnen al op ons te wachten. Ni hao, ni hao zeg ik enigszins zuur. We belanden in een fancy kamer waar de Chinese dames op leeftijd druk in de weer gaan met de karaoke computer. De playlist is gereed, de thee staat op tafel. We zijn klaar voor een aantal uurtjes samen zingen. De eerste paar nummers zingen de dames vol enthousiasme traditionele Chinese liederen. Mijn tai chi leraar met wie ik twee keer per week in het park train, doet de bas. De dames gaan voor de soms onbereikbare hoge tonen. Tenmidden van al dit vrolijke gezangen nippen Katrine en ik enigszins ongemakkelijk van onze thee. ‘We are sailing' Na een hoop gedoe met de computer verschijnt ‘We are sailing' op het scherm. Beelden van Chinese geliefden die elkaar uitzwaaien worden afgewisseld door weilanden die Hollands aandoen. Dit is het eerste Engelstalige nummer. De microfoon belandt via de Chinese vrouwen razendsnel in mijn handen. Nu moet ik er dan toch aan geloven. Alhoewel de dames ook niet echt de sterren van de hemel zingen, word ik toch enigszins nerveus. Mijn hartslag stijgt. Kortademig probeer ik de tekst bij te houden. Na een aantal regels friemelt mijn leraar aan de microfoon. Jah, inderdaad deze staat aan. Enigszins gegeneerd lacht Katrine me bemoedigend toe. Het tietenkont, tientenkont wat ik een tijdje terug voor haar zong viel wel in de smaak. Alhoewel dit meer door de tekst kwam. Uit volle borst zing ik de melodie eenmaal mee. Daarna is het ook voor de Chinezen allemaal wel mooi geweest. Tai Chi show Terwijl de dames al zingende een heerlijke middag beleven, kak ik aardig in. Denkend over de zin van het
leven en de schoonheid van mijn vriendins enkels merk ik dat het gezelschap in een heftige discussie beland is. Katrine die Chinees spreekt vraagt of ik wat Tai Chi wil laten zien. Mijn leraar is evenals ik niet dolenthousiast over dit plan. Beiden bezwijken wij onder de vrouwelijke druk. Onder begeleiding van schel Chinees gezang doen wij onze Tai Chi serie. De omgeving verdwijnt. Ik ben gefocust zoals normaal in het park. De vrouwen onder wie mijn Deense vlam joelen en applaudisseren. Of het nu door mijn soepele heupbewegingen of het welgevormde lichaam van mijn leraar kwam, we zijn hun toef slagroom op een heerlijke middag.
Hoeveel Chinezen gaan er in een bus? door Wereldopreis op donderdag 3 april 2008 Na een prachtige serene boottocht op de Li River bij Yangshuo besluiten we definitief dat China een prachtig land is. En met alle vooroordelen valt het reuze mee. Natuurlijk horen we zo af en toe wat gerochel en luid geboer, maar dat nemen we voor lief. Zolang er geen fluimen tussen onze benen belanden vinden we het allemaal prima. Dan volgt onze trip met de locale bus van Xingping naar Yangshuo. Bij het primitieve busstation is de goede bus snel gevonden. De chauffeur start de motor en wij stappen in, we zijn de enige passagiers. We nemen plaats op de zeer krappe stoeltjes en besluiten allebei op een eigen bankje plaats te nemen. Na nog geen vijf meter te hebben gereden, komt de bus alweer tot stilstand. We zijn nu pas bij de beginhalte. Vanuit het raampje zien we hoe een moeder de luier van haar kind verschoont. De Chinese rompertjes hebben een gat aan de achterkant, dus het verwisselen van een luier is zo gebeurd. De vrouw stapt met kind en moeder de bus in. We denken nog “gelukkig zullen we geen last hebben van vieze luiers”. Al snel begint de bus vol te stromen. Achter ons steekt een man nog maar eens een sigaret op. Inmiddels komt de conductrice aan boord. Zij int niet alleen het geld, maar doet ook promotie voor de busrit. Na een minuut of tien vertrekt de bus, al redelijk gevuld. Wij worden verzocht om naast elkaar plaats te nemen. Dit past maar net. Op iedere straathoek wordt gestopt, steeds meer mensen worden opgepikt. De dames op de bank voor ons trekken wat wit weg en zitten voorovergebogen. Gelukkig merkt ook de conductrice dit op. In de bus hangt een haak met een hele berg plastic zakjes. Geroutineerd trekt ze er een paar van de haak en verstrekt die aan de dames. Naar rechts uitwijken kan niet, de bus raakt elke 100 meter voller en voller. Onder de banken komen kleine krukjes vandaan en worden in het gangpad geplaatst. Overal staan mensen tegen elkaar aangedrukt. We kunnen geen kant meer op. De dame voor ons hangt inmiddels met haar hoofd uit het raam. Hoog tijd om het openstaande raam aan onze kant te sluiten. De vrouw met kind krijgt ook een plastic zak uitgereikt, de schone luier is al behoorlijk aan het doorlekken. Voor alle zekerheid gaat er ook nog een krantje onder. Toch niet een beeld dat je dagelijks in lijn 2 aan je voorbij ziet trekken. Na ruim drie kwartier hebben we onze bestemming bereikt. De dames hebben de boel binnengehouden en de krant is behoorlijk nat geworden. We zijn nog nooit zo snel een bus uitgestapt.
Tagong Grasslands door Tibetgirl op donderdag 3 april 2008 De wind blaast door mijn natte, zojuist gewassen haren. Het is koud op 2780 meter hoogte en zet mijn muts op. Ik luister. Hoor het wapperen van de gebedsvlaggen op de heuvel tegenover me. Het grazen van de yaks die mij op deze vlakte vergezellen. Heel in de verte, beneden in het dal het brommen van een motor. Verder is alles in totale rust. Ik kijk. Zie het dramatische landschap recht voor me. De Yulong Xueshan (Jade Dragon Snow Mountain) rijst hoog boven alles uit. Dan trekt de mist op en laat de berg zijn ware gezicht zien. Ik ben diep onder de indruk en kan mijn ogen niet van het schouwspel afhouden. Zo blijf ik een paar uur zitten, alleen en toch samen met een paar honderd grazende yaks. Een meditatief moment. Deze plek, zo desolaat en prachtig. Hoe ben ik hier erecht gekomen? Enkele dagen eerder. Mijn plan is om naar Litang te reizen, een dorp gelegen in West-Sichuan op een oogvlakte van zo’n 4100 meter. Het lot bepaald anders. Op een koude woensdagochtend sta ik in het pikkedonker om 05:30 uur in de hoofdstraat van Xiangcheng op mijn bus te wachten. Ik kijk omhoog. Wat een sterrenpracht! Mijn handen warm ik aan mijn thermosje jasmijnthee. Ik ben niet de enige die zo vroeg uit de veren is. Vele mannen en iets minder vrouwen staan ook te wachten, sommigen met zware bepakkingen op de rug gedragen. Als de bus arriveert lukt het mij om een goede plek voorin de bus te veroveren. De rit zelf is van minder gemakken voorzien. Ongeveer iedere Chinese man die ik op mijn reis ben tegen gekomen is een roker. En ze zijn in deze bus dan ook alom vertegenwoordigd. Mijn smeekbedes om het raam te mogen openen worden niet beantwoord. Het is immers koud buiten en daar kunnen rokende Chinezen niet tegen. Een schreeuwende cochauffeur om 06:00 uur ‘s ochtends doet ook geen wonderen voor mijn humeur. Na vier Jackie Chan films die achter elkaar worden vertoond met de volumeknop voluit (die ik gelukkig door het rookgordijn niet goed kan waarnemen), rochelende mensen naast mij en de immer schreeuwende co-chauffeur wordt het me bijna teveel. Gelukkig zijn we in een mooi dorp aangekomen en stoppen we voor een versnapering. Snel wat noodle-soup naar binnen slurpen. In mijn reisgids lees ik dat de rit naar Litang zo’n 7 uur in beslag zal nemen. We zijn nu ongeveer 4 uur onderweg en dat betekent nog 3 uur overleven. Na de soep is het vreemd genoeg goed toeven in de bus. De schreeuwende buschauffeur blijkt eigenlijk een hele vriendelijke gast en samen zingen wij uit volle borst met de karaoke-video’s mee. Mijn mede-passagiers delen continue allerlei lekkers uit en het uitzicht is fantastisch. Als ik dan eens voorzichtig informeer wanneer we in Litang zullen aankomen moet iedereen heel erg lachen. Ze wijzen allemaal in de richting waar we vandaan komen. Litang is 2 uur terug rijden! Ook ik moet erg lachen en bedenk dat het niet voorbestemd was om naar deze verlanglijst-bestemming te gaan. Ik besluit om uit te stappen in Tagong Caoyuan, het eerstvolgende dorp. Geen idee wat daar is en of daar wat is. Als ik na 12 uur reizen op mijn bestemming aankom lijkt het wel of ik in een spookstad ben beland. De avond is ingevallen en er is geen electriciteit. Toch vind ik een hele fijne plek om te overnachten. Een understatement: het is de meest prachtige kamer waar ik ooit in sliep! Als ik 's ochtends wakker word hoef ik mij slechts uit bed op te richten om een prachtig uitzicht gewaar te worden: de Tagong Temple in al haar pracht wenst mij goedemorgen. Als ik na een douche frisgewassen in de sneeuw naar buiten loop merk ik pas in welk paradijs ik ben beland. De wind blaast door mijn natte, zojuist gewassen haren. Het is koud op 2780 meter hoogte en zet mijn muts op.
Een vleugje Tibet door wereldopreis op donderdag 3 april 2008 Vandaag brengen we een bezoek aan het Songzanling klooster, een paar kilometer ten noorden van Zhongdian. We willen aanvankelijk met de fiets, want het is mooi en helder weer. We vinden echter maar een enkele fietsverhuur en de aanwezige verhuurder wekt niet de indruk graag fietsen te verhuren. Na veel aandringen haalt hij er een uit de stalling, maar het ding is te klein. We besluiten om dan maar met de bus te gaan, dat kost slechts 2 yuan voor een ritje. Achteraf een goede keuze, want de fietstocht was niet erg spannend geweest. Het Songzanling klooster is een van de oudste en belangrijkste kloosters van Tibet geweest. Sinds de Chinese invasie in Tibet in 1950 is de regio waar we ons nu bevinden ingelijfd bij China en maakt het onderdeel uit van de provincie Yunnan. Het klooster werd tijdens de Culturele Revolutie vernietigd, net als 6000 andere kloosters in Tibet, maar is sinds 1980 weer herbouwd onder de vleugels van hervormer Deng Xiaoping. De bus zet ons voor de ingang van het kloosterdorp af. Het is een indrukwekkend gezicht, het lijkt wel het Potala paleis in het klein. Omdat er nog aan de muren wordt gewerkt, lopen we via een zij-ingang naar binnen. Een lange trap voert naar de bovenste delen, waar de tempels staan. De eerste die we betreden, heeft meteen een grote verrassing in petto. Er hangt een foto van de Dalai Lama, officieel verboden in China. Het verhindert een aanwezige monnik niet om ons erop te wijzen. Wij proberen de monnik duidelijk te maken dat wij de Dali Lama in Antwerpen hebben gezien, maar helaas schiet ons Tibetaans daarvoor tekort. We knikken dan maar vriendelijk en steken een boterkaars aan. Er zijn meer tempels en gebedsruimtes en in een andere zien we nog een foto van de Dalai Lama. Het geeft een goed gevoel. Volgens bronnen die we hebben gelezen zouden er in dit klooster ongeveer 600 monniken moeten zijn, maar we zien er slechts een tiental. Sommigen zitten te kaarten, een ander telefoneert, maar gelukkig zijn er ook nog die met meditatie bezig zijn. We zijn diep onder de indruk van het complex en dwalen er lange tijd rond. Gelukkig zijn er weinig (Chinese) toeristen die de rust verstoren. In volmaakte harmonie dalen we de trappen weer af op weg naar de uitgang. We zijn klaar voor onze reis naar Lhasa.
Sky burial in bijna Tibet door Johan van den Bos op donderdag 3 april 2008 De vele Tibetaanse vlaggen wapperen ongedwongen in de wind. In de verte zien we een aantal mannen bij een vuur. We volgen een hek dat uitkomt op een hobbelige zandweg. Een laatste steile klim leidt naar het groepje Tibetanen. Boven hun hoofden cirkelen ongeveer twintig gieren. Azend op de laatste restjes vers mensenvlees. We zijn in Langmusi, op de grens van de Chinese Sichuan en Gansu provincies. Een bijzonder dorpje. Op een van de omliggende bergtoppen vinden namelijk geregeld sky burials plaats. Dit Tibetaanse ritueel is volgens de Lonely planet uit geloofsovertuiging en noodzaak geboren. Wanneer iemand overleden is wordt zijn lichaam naar deze top gedragen. In de omgeving van deze plek leven grote gieren. Met een ritueel wordt het lichaam in stukken gesneden, bestrooid met kruiden, waarna de vogels erop duiken om het op te eten. Teruggeven aan de natuur Dit is het laatste offer dat de overledene kan brengen. Het lichaam is niet langer van hem, het is als een leeg vat, daarom geeft hij het terug aan de natuur. De praktische noodzaak is volgens onze reisgids dat de grond op deze hoogte te hard is om een graf te delven. Daarnaast zouden er te weinig bomen groeien om een crematie te kunnen houden. Tot op ongeveer twintig meter afstand naderen we de drie mannen. Inmiddels merken zij ons ook op. Ze lijken niet echt verstoord door onze aanwezigheid. We lopen naar hen toe. Een van de mannen lacht naar ons. In het Engels en met wat handgebaren vragen we of we rond mogen kijken. De man roept ‘yes, yes' en zwaait met zijn arm om zich heen. De gieren zijn inmiddels neergestreken op een bergkam. Behoedzaam beklimmen we de berg om van dichtbij
wat foto's te kunnen maken. Halverwege komen we op een vlak stuk, dat bezaaid is met roestige messen en bijlen. Rondom liggen al dan niet verteerde menselijke resten. We hebben de plek gevonden waar we zo nieuwsgierig naar waren. We veranderen in twee ramptoeristen, die al fotograferend de gieren verjagen. Een pad bergafwaarts leidt ons tot ongeveer dertig meter van het smeulende vuur. De mannen zijn inmiddels vertrokken. Een hond snelt naar de plek en ook een aantal kraaien strijken neer. Gulzig eten zij van wat daar ligt. Van dichtbij zien we eenzelfde plek als een tiental minuten eerder. Maar dan met scherpe glimmende messen. En de resten van een man die twee dagen eerder nog leefde. Terug in het hotel verwijder ik de meeste van de door ons genomen foto's. Ik voel schaamte voor onze zucht naar sensatie. Dit was onze kennismaking met de Tibetaanse uitvaartgewoonte. Voor ons westerlingen luguber, voor de Tibetanen een vanzelfsprekende nobele daad.
De dagelijkse gang van zaken door Marije Huis op donderdag 3 april 2008 Mijn koffer tussen de bevroren fluimen door manoeuvrerend loop ik het station binnen. Met de trein van Zhengzhou naar Beijing kost 5 uur en 25 euro. Alleen hoe neem je de trein in een land waar niemand jouw taal spreekt en je de meeste bordjes niet kan lezen? Waar het bijna Chinees Nieuwjaar is en heel China op de been is naar huis, ouders of vakantiebestemming? Wanhopig kijken en veel xiexie (dank je) zeggen werkt het best, heb ik zo langzamerhand proefondervindelijk vastgesteld. Geslaagd voor opdracht 423 van het grote Chinaexamen. Na twee weken Zhengzhou ben ik weer onderweg naar de hoofdstad. Zhengzhou is niet de meest interessante stad, maar er zijn wel wat activiteiten te bedenken. Zoals Chinese les. In Beijing ben ik begonnen met het Pin Yin alfabet. Mijn lerares in Zhengzhou heeft een meer praktische insteek en leert mij de woorden voor station, ziekenhuis en snowboard. Wat ze mij ook wel mag leren is het Chinees voor "Ik bevries". Mijn lessen volg ik in een onverwarmd, vervallen kantoor in een gebouw waarvan de voordeur open staat (waarschijnlijk onder de filosofie dat er toch geen netto-warmteverlies optreedt.) Dus bij Chinese les zit ik als een Michelinmannetje in mijn snowboardkleren met daaronder nog drie shirts en een maillot. Heel Chinees, want hier doen ze in de winter niet aan zo iets praktisch als mode maar alleen aan functionaliteit (niet bevriezen). Iedereen draagt lang ondergoed en gewatteerde broeken. Waarschijnlijk ook omdat je dan wat zachter valt als je onderuit gaat op straat. Want het heeft gesneeuwd en na een goede bui ligt meteen de hele stad plat. Taxi's rijden niet meer, of met 5 km/h. De sneeuw koekt al gauw samen tot grote stukken ijs en hele stukken trottoir hebben het op je botten voorzien. Maar na een paar dagen en ettelijke legionen sneeuwschuivende Chinezen is de stad weer redelijk begaanbaar. Van het thuisfront heb ik begrepen dat er geen dag voorbij gaat of de Chinese economie, het Chinese milieu of de Olympische Spelen zijn in het nieuws. Dat laatste onderwerp lusten ze hier ook wel pap van. In Beijing kun je geen 20 meter lopen of je ziet het 5-ringen logo. In de metro, in etalages, op producten, overal wordt het erbij gesleept. Op het belangrijkste kruispunt van Zhengzhou staat een groot bord dat aftelt tot 8-8-2008 en er is blijkbaar zelfs een kanaal waarop dag in dag uit Olympisch nieuws wordt vertoond. Niet dat de normale kanalen het links laten liggen. Het CCTV ochtendjournaal bracht laatst na het nieuws over de dalende aandelenprijzen in Amerika vol trots het item over de outfits die de vrijwilligers tijdens de Spelen gaan dragen. De medailles werden vorige maand gepresenteerd, een combinatie van het in China o-zo-geliefde jade met edelmetaal en zo'n hebbedingetje dat ik er bijna spontaan voor wil gaan sporten. Laatst werd de magische "200 dagen te gaan" barrière doorkruist. De Chinezen zijn er klaar voor. En hoe staat het verder met mij? Ben weer helemaal geïntegreerd, eet voor de lunch een bak witte rijst leeg, wurm mij twee keer per dag een Chinese bus in, spuug routineus op de grond en heb inmiddels mijn eerst karaoke avond achter de kiezen. Vals zingen geen bezwaar, alcohol een vereiste.
Computer says "No" door Marije Huis op donderdag 3 april 2008 Er is een sketch van het briljante satirische programma Little Britain waarin een dame in een reiswinkel elke prangende vraag beantwoordt met "Computer says "No". Blijkbaar kennen ze deze Britse humor ook in China. Na vorige maand braaf mijn achterstallige telefoon en internetkosten te hebben betaald (niemand vertelt mij dat ik ergens moet betalen, dus niet heel vreemd dat het achterstallig wordt) heb ik zorgvuldig gecheckt of ik nu inderdaad internet had totdat het betaalde bedrag op was. "Ja", zeiden ze, na dezelfde vraag op 5 verschillende manieren hergeformuleerd te hebben. "Goed", dacht ik, "daar zijn we ook weer even vanaf." Helaas, helaas, zo makkelijk is het niet hier. Net terug uit Nederland wil ik het internet op maar dat kan niet. Mijn telefoon braakt uit (in het Engels, dat wel) dat ik mijn rekening moet betalen. Diepe zucht en ik weer naar de bank. Ik wil ze duidelijk maken dat ik voor januari tot en met maart in een keer alles wil betalen, maar....computer says "No". Ik mag alleen voor oktober (?) betalen. "En januari tot en met maart dan?" vraag ik aan de mevrouw die gelukkig wat Engels blijkt te spreken. Dat kan pas per 10 januari. En het is de 5e. Waar is de logica? Ik moet dus 5 dagen wachten, zonder internet, tot ik naar de bank kan om weer mijn internet te betalen en dan voor 1 maand, want vooruit betalen is blijkbaar ook niet handig. "This society makes no sense", zeg ik in mijn frustratie tegen de mevrouw van de bank. "No", is haar antwoord. Een uur later deed mijn internet het weer.
In de achterlanden van China door Marije Huis op donderdag 3 april 2008 Een voor een draaien de schotels voor mijn neus langs. Eerst staart het afgehakte hoofd van een kip mij vol afgrijzen aan, vervolgens gaapt een verder volledig ontlede vis onverschillig over zijn lot. Dan komen de poten van de kip voorbij, wel met de nageltjes netjes eraf geknipt. De volgende schaal is bedekt met opengewerkte zeesterren. Voor de nieuwsgierigen: van binnen zijn ze groen. Zal het iemand verwonderen dat de maaltijden niet het meest optimale moment waren van de afgelopen field trip? Maar ik zit hier nu inmiddels 3 maanden, dus ik was enigszins voorbereid. En in mijn koffer zat dan ook normaal voedsel, waar ik mij op stortte op het moment dat ik de hotelkamerdeur achter mij dichttrok. Iets anders waar je beducht op moet zijn in China is de beruchte baitsjo, een soort wodka, maar dan eentje waar westerlingen wonderbaarlijk genoeg niet tegen kunnen en Chinezen wel. Het ritueel is als volgt; er komt iemand bij je stoel staan, deze gebaart eerst dat je je glas leeg moet drinken. Vervolgens wordt deze tot de rand toe volgeschonken. Dan word je geacht hem in een keer achter over te slaan en daarna vult men het glas weer tot het randje. Aangezien niet alleen je gastheer, maar zowat elke persoon aan tafel bij je langs komt gaat het om flinke hoeveelheden. En nou kun je als vrouw best weigeren alcohol te drinken, maar dat is niet heel erg beleefd en ze blijven het gewoon proberen. Het ritueel is bedoeld om te laten zien hoe gastvrij ze zijn, maar ik vind dat klinkklare onzin en volgens mij is het gewoon bedoeld om je gasten dronken te voeren. En aangezien mijn lever mij dierbaar is specialiseer ik mij in uitvluchten. Na een heel pleidooi over hoe gastvrij het wel niet van ze is dat ze mij proberen alcohol te voeren antwoord ik dat ik hier wel het Nederlandse volk vertegenwoordig en dat ik dat niet kan doen als ik dronken ben. En na mijn speech over dat ik één baitsjo meer drink dan normaal speciaal ter ere van de gastheer heb ik meteen een excuus om alle andere drankjes af te slaan, want dat zou een belediging zijn voor de gastheer. Of ik hou gewoon mijn baitsjo glas boven het midden de tafel, want ik heb langere armen en dan kunnen ze hem niet bijvullen. Enfin. Maar goed ik was dus op field trip om in de provincie Henan afvalwaterzuiveringsinstallaties te bekijken. Erg interessant om te zien, want ze waren in verschillende stadia van constructie. En ze zien er voor mijn lekenoog hetzelfde uit als die in Nederland, alleen worden ze hier gebouwd door honderden werklieden die als mieren eroverheen zwermen. En die collectief het werk neerleggen als ze mij zien want ik werd aangegaapt als een aap in een dierentuin. Mensen laten zelfs de taxi stoppen en stappen uit om te kijken naar die vreemde albino. En de mensen van het project die er met een fototoestel rondlopen proberen heel sneaky mij op de foto te krijgen, dus heb ik mij geamuseerd met op het laatste moment wegdraaien zodat alle foto's mislukten.
Dit was mijn eerste echte verblijf buiten een grote stad en wat mij van het platteland in Henan opviel was dat het een ontzettend desolate bedoening is. Het is net zo plat als Nederland, maar dan zonder water en groen, ontzettend stoffig en vuil. Het enige dat voor kleur zorgde was de net geoogste maïs die overal lag te drogen. En het is arm. Niet Afrika-arm met uitgemergelde bedelkindjes, maar arm dat me doet denken aan de beginjaren van de vorige eeuw. Maar dan vervuild met lappen plastic en ondergestoft. Waarin je niet de luxe hebt je druk te maken over triviale zaken als mode of relaties. Waarbij werklieden op de werkplaats blijven slapen in een zelf gebouwd bed van stalen buizen. Waar een opleiding ontoegankelijk is en waar mensen nooit verder dan 50 km zullen reizen van de plek waar ze geboren zijn. En ik maar klagen over dat ze me aanstaren en eten voorzetten.
Beijing per fiets door Marije Huis op donderdag 3 april 2008 Van het steegje achter mijn huis waar ze afval sorteren naar de rijkeluisbuurt met professionele bedelaars. Tweemaal daags leg ik deze route af op weg van en naar mijn werk. Op de fiets krijg je een beeld van Beijing dat mijlenver ligt van wat de gemiddelde toerist ervaart. Mijn route leidt rechtstreeks de stad uit over twee recentelijk nog bevroren kanalen en onder de 3e en 4e ringweg door. Langs de bouwputten rond de Gong Ti Bei Lu waar de nieuwste wolkenkrabbers uit de grond worden gestampt. Door de Sanlitun barstreet, die in de avond met honderden lampjes toeristen probeert te lokken. In de ambassadewijk die hier op volgt worden 's ochtends de expatkindertjes bij hun internationale school afgezet. Even verderop wijkt de rust van deze met wachtposten bespikkelde buurt voor een ware kakofonie van mensen, geluiden en auto's. Een bataljon forenzen te voet en op de fiets mixt met groenteverkopers van het platteland en talloze auto's. Heb je dit eenmaal gehad dan volgt een stukje rust. Temidden van deze miljoenenstad ligt een woestenij waar de gebouwen nog uit de grond moeten rijzen of roemloos ten onder zijn gegaan. Dit dorre niemandsland kent poëtische namen als Weg van de Weg van de Sneeuwwolk en Geurend Park Straat en is de laatste etappe voor ik bij mijn eindbestemming aankom. En onderweg valt er zoveel te zien. De man die zijn vogeltjes naar het park brengt om uit te laten, de fietsenmaker die met zijn verrijdbare kraampje langs de weg zijn geld verdient, de stalletjes waar Chinezen in de rij staan voor hun ontbijt, de bankbeveiliging van 18-jarige jongetjes met megageweren, de ezelskar afgeladen met aardappels die ingehaald wordt door de nieuwste Audi. Fietsen in Beijing is een ware belevenis, al twijfel ik nog steeds of er wel netto gezondheidswinst op treedt.
China is van mij door Flamboyante Sjacheraar op maandag 7 april 2008 Na al deze reisverhalen moet ik het even kwijt: China is van mij. Ik weet dat ik concurrenten heb op dit gebied. Het aantal ‘China kenners’ is de laatste jaren zo snel gestegen dat de Volkskrant er een bijlage aan kan wijden. Toch voelt China een beetje als mijn ontdekking. Een vriendin heeft hetzelfde bij de muziek van Anouk. In een uitverkocht Gelredome draaide ze zich naar mij toe en zei, in volle overtuiging: ‘Ik dacht dat ik de enige was die Anouk leuk vond. Nu voelt het helemaal niet meer exclusief’ . Onnozel. Ze wist het. Maar toch. Anouk is van haar en China is van mij. Maar wat trekt mij dan zo aan in China? De mensen? Ondanks mijn cursus Chinees versta ik ze niet. Aardig zijn ze ook niet echt. Soms zelfs ronduit asociaal. Botsingen, ruzies, ongelukken, een chinees ziet er wel de humor van in. Meerdere malen heb ik op straat een groepje lachende chinezen aangetroffen rondom een ongelukkig valpartij. En het eten dan? Ik kan smakelijker landen verzinnen. Zo heb ik in Thailand nooit een misser begaan, terwijl het in China nog wel eens kan gebeuren dat mijn bord onaangetast terug gaat naar de keuken. Hoe vaak ik er ook kom, ik kan niet wennen aan de enorme variatie aan gerechten met wat wij beschouwen als slachtafval. Het menu van de afhaalchinees om de hoek bevat nog niet een tiende van de ‘varkensoren’ en ‘darmen’ van een echt Chinees menu. En waarom heeft ook niemand mij ooit gewaarschuwd, dat de ‘verboden stad’ er niet uitziet zoals in de film ‘The Last Emperor’? Dat er heel wat fantasie voor nodig is, om al die muren in constante staat van renovatie op waarde te schatten. (als de laatste renovatie klaar is, kan de eerste weer beginnen). Of dat oude afbeeldingen van mannen met staarten enkel nog te vinden zijn op de televisie, die overigens dag en nacht overal aan staat? Dat niemand meer in Mao-pakjes loopt, behalve in sommige zeer afgelegen provincies? Dat je op de Chinese muur een grote kans hebt om tegen een Nederlander in een rode broek aan te lopen? Dat vier van de meest vervuilde steden ter wereld in China liggen? De grote sprong voorwaarts en de culturele revolutie ervoor hebben gezorgd dat gigantische natuurgebieden verwoest zijn, en er een totaal gebrek aan beschaving is in de manier waarop mensen met elkaar omgaan? Bent u al afgeknapt? Ik hoop het maar. Mijn advies: Huur de Last Emperor en ga met een Foe Yong Hai van restaurant de Lange Muur lekker op de bank zitten. Met naast U de pasgelezen bijlage van De Volkskrant. Dan blijft China van mij alleen. Want ik hou van China. Al was het alleen maar omdat ze ter voortplanting van een bedreigde diersoort de ‘panda porno’ hebben uitgevonden.
Chinese Mijmeringen door Gina op zondag 13 april 2008 Gezond BoerenVerstand (of “ De wet van GBV” zoals een oud collegaaltijd zei) is geen exportartikel. Wat je thuis vanuit je klompen kanaanvoelen, snijdt weinig hout in het buitenland. Neem een willekeurigvoorbeeld. Stel je wil een kopje thee gaan drinken in China. Op een mooie zonnige morgen in Xiamen bezoek je een monumentale tempeldie ligt vastgekluisterd aan een berg. Je klimt ‘ns wat, je kijkt ‘nswat en bovenop aangekomen denk je: “ laat ik thee bestellen”. Dat doenal je Chinese collega-toeristen tenslotte ook. De meneer in het theehuis lacht vriendelijk en vraagt een prachtigbedrag. Je lacht vriendelijk terug en betaalt zonder morren, weet jijveel. Nou daar komt het! Je krijgt helemaal waar voor je geld. Een heeldienblad met een aardewerken theepotje, een even groot kannetje met eensoort filter los erbij, een vacuum familiepak met groene thee en nogeens 4 vingerdopjes alias theekopjes. Daar hoort dan een stevig 2literkan met heet water bij. Veel plezier. De Chinezen doen niet aansolo-theedrinken, dus bij deze ben je de trotse eigenaar van hetgroepspakket. Waar was de WC ook alweer? Goed, en nu? GBV zegt: “ Maak dat pak thee open, doe die knolletjes inhet filter, giet er water overheen en drinken maar. En doe dan snelmeteen maar 3 van die vingerhoedjes vol anders schiet het niet op metdie 2literkan.” GBV denkt nog wat langer en zegt dan: “ Waarom hebbenwe hier 2 aardewerken kannetjes? Dat kannetje met die filter heeft geendeksel dus die thee blijft zo nooit lekker warm. Mmmm…. Vreemd”.
GBVzegt: “ Even checken wat de buren doen”. Nou die buren blijken water te gieten in het theepotje. “ AHA!” denkje, “ handig!” Vanuit de megakan giet je in het theepotje en danvoorzichtig in het filter ” Zo gezegd zo gedaan. De buren liggenondertussen helemaal in en deuk na je enthousiaste schenkactie. Zebeginnen met een vriendelijke glimlach in vriendelijk Chinees tegen jete praten. Er is geen ondertiteling. Je glimlacht dus maar vriendelijken verontschuldigend terug en besluit nu toch wat beter op te letten.Deze theedrinkstrategie was duidelijk niet correct. Maarja, ondertussensmaakt die thee wel best lekker en lijkt er een soort van bevredigendresultaat bereikt. Tenminste, je blaas kondigt al luid de noodzaak vaneen eerste WC bezoek aan. Dus wat is nou eigenlijk de bedoeling? Ons GBV wil snel thee. Efficient en zonder troep. Als consument wil ikniet te veel actie hoeven ondernemen om m’n thee naar binnen te werken,en dan graag in aantrekkelijke hoeveelheden. Maar Chinesetheeliefhebbers stellen hun prioriteiten helemaal anders. Samen rondhet dienblad worden de goed geconserveerde gedroogde theebladeren inhet aardenwerken theepotje gestopt en vanuit de thermoskan uitgebreidin het hete water geweekt. Lekker lang trekken en vervolgens wordt dethee opgeschonken door het filter in het kannetje. Van daaruit wordende kleine theekopjes per keer bedient voor het meest directe versetheegenot. En met je hele Chinese familie leeg je dan zo een theepotjeper drinkronde, helemaal op maat. Hartstikke gezellig. Dat geklooi vanzo’n Westerse individualistische solo-artiest kan er niet aan tippen. Dus om maar te zeggen. GBV is geen exportartikel. Je hebt meer aan eengoed stel ogen en een talenknobbel. Of ondertiteling natuurlijk. PS.. Een paar dagen na dit voorval las ik het volgende in de China Daily: “Xiamen is Fujian Province main producer of semifermented Oolong teawhich is brewed in small teapots and served in tiny teacups, ideally ofYixing purple sand pottery (zie foto!). Brewing Oolong is a detailed,timeconsuming procedure which is why it is called *Gongfu (-time-) teaby the local people.” Voorzover de ondertiteling! Met dank.
37 in Suzhou door Jacqinchina op zondag 6 april 2008 De stad stoomt na de stortregen van de vroege ochtenduren. Voor de derde achtereenvolgende dag stap ik op de fiets om de straten, parken en tuinen van Suzhou te verkennen. Miljoenenstad die binnen de restanten van de vestingmuur aardig overzichtelijk en sfeervol is. Het contrast tussen oude binnenstad en moderne buitenwijken is goed te zien vanaf het topje van de Noord Pagoda. De stad strekt zich kilometers lang vlak uit om aan de horizon ineens omhoog te komen. Wolkenkrabbers als moderne poortwachters. De omvang van Suzhou en andere Chinese steden doet zich het beste voelen vanuit de bus. Van Yangzhou naar Suzhou is het slechts drie uur reizen over bijna perfecte snelwegen. Het landschap is vlak en verstedelijkt. Nog steeds gaat elke aankomst gepaard met opwinding vanwege de grootte van de stad, en met de behoefte er zo snel mogelijk de weg in te vinden en vertrouwd te raken met de nieuwe omgeving. Dat lukt doorgaans aardig. Pagoda's verraden hun aanwezigheid op grote afstand en ook parken zijn niet moeilijk te missen. Een keer raak ik min of meer opzettelijk de weg kwijt, "lost in the lanes of Suzhou", de smalle, witgrijze straatjes. Van tuin naar tuin gaat de fietstocht en eerlijk is eerlijk, na meer dan drie tuinen zie ik het verschil niet meer. Ze zijn allemaal hetzelfde; galerijen met kalligrafie, talloze doorkijkjes, water en rotspartijen, palviljoentjes waar de toenmalige bewoners konden mediteren, studeren of naar de maan staren. Ze zijn mooi en worden keurig onderhouden wat de pijn van de hoge entreeprijzen een beetje verzacht, maar het zijn er te veel in te korte tijd. Al race ik niet. Als het mij ergens bevalt, kan ik er zo een uur of anderhalf zitten. Maar het oog is moe. De hitte vreet energie. Elke dag rond het middaguur vecht ik tegen de slaap, m'n suikerpeil gedijt op coca cola, m'n contactlenzen plakken aan m'n ogen, m'n benen tellen tientallen muggenbulten. Het zijn geen klachten, maar constateringen. Het wordt tijd om weer naar een vaste plek te gaan. Niet dat ik het reizen zat ben. Integendeel, maar het is intensief. Deze stedenreis zet mij aan het denken - dat is wat reizen sowieso zou moeten doen. Denken over de grote verschillen tussen stad en platteland die, nu ik ze aan den lijve heb ondervonden, geen cliche's meer zijn maar voorstelbare plaatsen en situaties. Veel positiever ook dan verwacht. De steden die ik deze zomer heb bezocht, zijn stuk voor stuk interessante plaatsen, elk met een eigen sfeer. Goed, ze zijn allemaal groot, druk en heet, maar ze zijn niet de eenheidsworst waarvoor ze vaak worden gehouden. Er wordt inderdaad enorm gebouwd en in de bouwdrift sneuvelt ongetwijfeld het een en ander, maar
het 'oude China' (wat IS het oude China? Zijn het de tempels die waarschijnlijk al een paar keer gerenoveerd zijn, de in zijde gestoken keizers die in films als "The Banquet" figureren?) is nog voldoende te vinden in de zijstraten. De menselijke maat lijkt door alle hoogbouw soms te ontbreken, maar op straatniveau is de wereld weer klein. Chinese steden zijn in tegenstelling tot Amerikaanse steden niet anoniem. Een ter plekke bedachte verklaring is, jawel daar is 't ie weer, De Fiets. Waar mensen fietsen en wandelen of van het openbaar vervoer gebruik maken, is er contact. Zodra mensen zich in hun eigen koninkrijkjes verplaatsen, scheppen ze afstand tussen henzelf en de rest van de wereld. Contact leidt soms tot frictie, zoals tussen de ruziende mannen in de lijn 5 in Nanjing. De bus zet zich onverwacht snel in beweging en doet de ene passagier bijna bovenop de andere belanden. Geheel buiten diens schuld, maar desondanks is de reactie heftig. "Dui bu qi, keyi ma?". Nee, het is niet Ok. Uiteindelijk laat de ene man zich overhalen elders te gaan zitten. Bevolkingsdruk en verkeersdrukte. Ik vraag mij af hoe het in China met tolerantie en agressie is gesteld. Ik voel me in China veilig, relaxed en door Chinezen doorgaans vriendelijk bejegend. Volgens de journalistiekstudente die m'n kamer in Yangzhou deelt, komt het omdat ik een buitenlander ben. Dat geloof ik zeker. Ik besluit daarom eens wat meer op het gedrag van medepassagiers en medeweggebruikers te letten, maar vooralsnog word ik er niet veel wijzer van. Ik kan alleen m'n eigen interactie met de Chinezen beschrijven die bijna altijd volgens een vast patroon verloopt. Dezelfde vragen en antwoorden, de onthulling dat ik de eerste buitenlander ben met wie ze Engels spreken, de opgetogenheid daarover, de wens om het mij in hun land naar de zin te maken; "Welkom op Mount Emei", riep een vreemdeling mij een paar weken geleden toe, 'ik wil je iets geven' (drie middelbare scholieren van wie een in de bus terug naar Chengdu), 'je moet me bellen hoor als je hulp nodig hebt'. Nee, ik ben niet eenzaam, bang, alleen, verveeld of verloren. Met 1,3 miljard Chinezen van wie een groot deel aardig en behulpzaam, ben ik een gelukkiger mens dan ooit tevoren. Da's een enge uitspraak, dus stap ik maar snel op de fiets naar het laatste park op deze laatste dag in Suzhou. Vanavond kies ik heel onavontuurlijk hetzelfde gerecht in hetzelfde restaurant als gisteravond. Een dag later, een jaar ouder, 37 in Suzhou.
Chinese verkeerschaos door John Hoogeveen op zondag 6 april 2008 Het vliegtuig waarmee ik naar China vloog had een kleine vertraging. De defecte airconditioning in het vliegtuig zorgde voor forse ademhalingsproblemen en droge ogen. Vermoedelijk was het omgaan met dit soort onvolkomenheden en problematisch reizen onderdeel van de chinese inburgeringscursus voor congresgangers. Als chinees wordt je getraind op dit soort mankementen. Eindelijk aangekomen in Sjanghai was ik moe, geterg door het vliegtuig-personeel wat vooral wou voorkomen dat ik sliep door maar te blijven storen met eten, drinken, snacks, doekjes, dekens, kussens en formulieren die van te voren ingevuld moesten worden om China binnen te mogen komen. Van Sjanghai word ik per auto naar Hangzhou gegeden begeleid door een chinees die , vervelend om te zeggen toch lijkt op alle andere chinezen. Ikzelf steek in mijn roze polo en smurfjesblauwe jas nog al af. Sterker nog ik val op. De vlieguighal uitlopend staan er veel chinezen met bordjes. Zodoende vind ik mijn begeleider en die stelt na zorgvuldig kijkend direct een prangende vraag: "Hoe lang bent U?". Ik antwoord oprecht dat ik in Nederland een dwerg ben en slechts 1.80 meet. Als grap denk ik: "Hoe lang is een chinees!" Ik zeg hem niet dat ik hele kekke krokodillenleren laarzen met hoge hakken draag. Tijd om te lunchen. Tijdens de lunch, natuurlijk rijst, kijken de chinezen nieuwsgierig naar hoe ik aan het stunten ben met de stokjes. Uiteindelijk wordt er toch een lepel ergens vandaan getoverd want ik kreeg nauwelijks wat binnen. Mijn grap dat ik makkelijker met mijn lul eet is moeilijk in het chinees te plaatsen. Het lijkt alsof chinezen ook autorijden met stokjes daar ze bizarre capriolen uithalen in hele kleine autotjes. Ik rijd beter met mijn eigen stuurknuppel, grap ik. Mijn appartement is te vies, te ranzig en te klam om te bewonen en ik besluit snel wat beddengoed te kopen. Ik schenk het uiteindelijk aan het hotel.Daarna kruip ik mijn bed.
De volgende ochtend ging ik China verkennen. Op een geleende fiets die in Nederland in de categorie kinderfietsen valt en waar ik bijna met mijn kont op het asfalt zit en verbaasd vraag of er geen zijwieltjes bijhoren probeer ik met het verkeer mee te komen. Een ontspannen tocht is het niet. Chinezen rijden als echte kamikaze piloten links en rechts rakelings langs me. Ze maken gebruik van elektrische fietsjes. Brommers zijn verboden om zo de hoeveelheid smog boven de stad terug te dringen. Alle verkeersregels en borden worden zorgvuldig genegeerd en ieder zijn eigen ding, van auto tot voetganger. Uiteindelijk kom ik bij een winkelcentrum waar ook een KFC gevestigd is. Heerlijk. Ik ben een barbaar, maar eindelijk iets anders dan rijst. Ik eet mijn hamburger en zie dat hier geen stokjes zijn. Ik kijk uit op een kruispunt. Verschillende wegen komen hier samen. Autos botsen nog net niet egen elkaar vanwege het zien van een roze polo en prachtige laarzen. Of zouden ze in china gewoon echt niet kunnen rijden. Ik denk echt het laatste.