Tussen behouden en vernieuwen Een notitie over Bijbelvertalen in historisch en oecumenisch perspectief1* Dr. Guy Liagre
Ik wil beginnen met het overbrengen van mijn gelukwensen aan het adres van onze jubilaris, dhr. Pascal Lauwaert. Hij is vandaag een kwart eeuw in dienst van het Bijbelgenootschap en dat verdient een felicitatie. Van een 'dankjewel' kan je geen bontjas kopen, luidt een Russisch spreekwoord. Er zijn echter ook mensen die hun dankbaarheid uitsluitend bewijzen door naar je begrafenis te komen en die zijn we vandaag gelukkig voor! Proficiat aan Pascal Lauwaert, zijn echtgenote, de hele ploeg van het Vlaams Bijbelgenootschap en ook aan de opeenvolgende besturen.
Wandelen door Bijbels landschap… Ik nodig u uit voor een wandeling door het historische landschap van de Bijbelvertalingen. Al wandelend, zullen we af en toe ook even stilstaan. Genietend van het uitzicht, maar beseffend dat het doel nog voor ons ligt. Dat uiteindelijke doel is het Koninkrijk Gods zelf, waar God zal zijn “Alles en in allen”. Als je inzake Bijbelvertalingen nergens kijk op hebt, moet je als gelovige immers in de toekomst kijken! Al wandelend zal duidelijk worden waarom de Verenigde Protestantse Kerk in België géén leesregels in verband met de Nieuwe Bijbelvertaling uitvaardigt. Liever dringt ze aan op een goede en degelijke scholing van de reisgenoten, die in hun taak als schriftuitlegger anderen op hun levensweg vervoegen. Zoals Philippus die in Handelingen 8 als tochtgenoot de levensweg van de Eunuch vervoegt om hem de Schriften uit te leggen. Eenmaal diens ogen zijn geopend voor de dieptedimensies van het Schriftgetuigenis, is Philippus al weer weg. Van zijn kant uit is er geen dwang, maar vrijheid. De Geest waait immers waar hij wil… Felix Timmermans schreef al: De Geest waait waar hij wil en staat nooit stil Nu eens bij u, dan bij een ander. Waarom bezien wij zo elkander? Zie, wat bij u is, is bij mij. 't Komt uit hetzelfde klaar getij, gelijk de waatren van de beken zich voeden aan dezelfde stroom of uit dezelfde bronnen breken. Wij zijn de takken van één boom, 1
Deze notitie bevat de tekst van de inleidende redevoering gehouden op zaterdag 31 mei 2008 in Boechout (België). Dit symposium werd georganiseerd als bezinning over de Nieuwe Bijbelvertaling, ter gelegenheid van het zilveren ambtsjubileum van dhr. Pascal Lauwaert, voorzitter van het Vlaams Bijbelgenootschap.
1
van 't zelfde huis de gangen, de aders van het eendre bloed. En of de Geest met vlam en zangen, bij U nu, dan bij mij verwijlt, of weer verterend naar een ander ijlt. Hij is in ons! In ons! Zo is het goed! En laat ons zwijgen en verlangen.
De Bijbel in de Reformatietijd We schrijven Delft 1477. De eerste Nederduitsche - waarschijnlijk door een Vlaming gemaakte - Bijbelvertaling ziet het levenslicht. De Bijbel komt nu héél voorzichtig binnen het bereik van de leek. De drukpers is op dat moment nog net niet de artillerie van het denken, maar jaar na jaar groeit de belangstelling. Aanvankelijk gaat het slechts om gedeeltelijke vertalingen van de Latijnse Vulgaat-tekst. Men vermengt de Bijbeltekst daarbij soms met allerlei wonderlijke verhalen en gebeurtenissen uit de Middeleeuwen. Is het drukken van bijbels in de landstaal op dat moment nog een riskante onderneming, dat verandert echter later. Dé grote vraag komt er namelijk vanaf het begin van de zestiende eeuw. Op de legendarische én symbolische datum van 31 oktober 1517 luidt de Duitse Augustijnermonnik Maarten Luther een (let wel: niet dé!) nieuwe reformatie in. Deze keer is ze echter diepingrijpend en historisch onomkeerbaar. Gelijktijdig met de eerste Lutherdrukken, verschijnen bijbels in het Nederduits. Het begint schoorvoetend in 1524 met Erasmus, in 1525 gevolgd door een Nieuw Testament in de Luthervertaling. In 1526 rolt in Antwerpen de vermaarde Liesveldtbijbel van de persen, een monument in de geschiedenis van de Reformatie. Belijders van de nieuwe leer vinden er precies wat ze nodig hebben: een bruikbare vertaling. Vertalen, schreef ooit Gabriel de Marquez, is de meest diepgaande vorm van lezen. Voor de reformatoren bestaat er géén twijfel over: wie wil vertalen moet ook kunnen lezen. Hebreeuws, Grieks, Latijn, Aramees… Vertalen is immers verraden. Ook leren spreken is al leren vertalen en dus in feite verraden. Een pasgeboren kind heeft gevoelens, maar kan die niet in taal vertalen. Het huilt. Tot het van papa en mama een taal leert. Het vertalen van emoties, gevoelens en ervaringen in begrippen, doe je in een taal die je van buitenaf wordt aangereikt. Het is geen toeval dat mensen in grenssituaties of bij erge zaken in het leven zwijgen, of aan één stuk door praten. Taal noch stilte (de joodse traditie kent ook een specifieke theologie van de stilte…) zijn namelijk in staat het diepste binnenste noch de diepste emoties en gevoelens van mensen te communiceren.
Een lange traditie van tekstuitleg… De Reformatie luidt een lange traditie van protestantse tekstuitleg, tekstvertaling, tekstinterpretatie in. Beseffend, dat elke vertaling hierbij ten opzichte van de brontekst een vorm van kannibalisme in zich bergt. Het doet mij denken aan een verhaal dat zich vele jaren na de Reformatie, aan het begin van de 20ste eeuw, afspeelt. De Duitse dichter Rainer Maria Rilke staat met een vriend in Parijs op de Place d’Odéon voor een tweede handsboekwinkel. De bejaarde boekenverkoper komt op hen toe met een klein, in leer gebonden boekje. “Dit heren” roept hij hen toe, “is de Ronsard van 1867, in de editie van Blanchemin”. (Ronsard is, voor diegenen onder de lezers die het niet weten, een Frans dichter uit de zestiende eeuw, één van de zogenaamde Pléiade-dichters die in het Frans en niet in het Latijn schreven). Rilke antwoordt hem dat hij dol is op Ronsard en van het één komt het ander. De boekenverkoper, bijna euforisch, citeert een paar versregels van Racine, volgens hem een letterlijke vertaling van Psalm 36. “Ja”, zegt Rilke daarop instemmend “Het zijn dezelfde menselijke woorden, dezelfde gedachten, dezelfde ervaring en intuïtie”. En hij voegt er aan toe, alsof hij het plots heeft ontdekt: “vertalen is de zuiverste methode om poëtische vaardigheid te herkennen”. 2
Vertalen is een zware bezigheid en het toppunt van begrijpen. Voor Rilke begint de lezer die wil vertalen aan een uiterst zuivere procedure van vragen en antwoorden. Vertalen is voor hem een soort alchemistische bezigheid waarbij de betekenis die de vertaler onderkent, onmiddellijk wordt getransformeerd in een metamorfose van de ene taal in de andere.
Bijbeltransformaties Van het bovenstaande is Willem Vosterman zich bewust. Hij zet in 1528 de katholieke puntjes op de spreekwoordelijke protestantse I. Hij corrigeert de Liesveldtbijbel uit 1526, maar moet uiteindelijk vluchten. Ook de universiteit van Leuven gaat er hard tegenaan en publiceert in reactie op de ketterse lutherij 20 jaar later - in 1548 - een nieuwe gesanctioneerde Vulgaatbijbel, een Latijnse editie dus. Vertaling na vertaling volgen elkaar nu op. Ondertussen verschijnt in het stormjaar 1566 de katholieke polyglot-bijbel, gedrukt in vier talen. De protestanten van hun kant, blijven zoeken naar nieuwe wegen. Later, véél later, zal de Franse existentialist Jean-Paul Sartre ons zoals Rilke vertellen waarom: alleen al een boek lezen, betekent het herschrijven. De existentialist Sartre bedoelde uiteraard: lezen betekent de tekst herschrijven in je eigen leven. Ik ga zelf nog een stap verder. Zelfs zonder hem te lezen ben je als mens al in de Bijbel! Gods Woord - de Bijbel - heeft in handen van zijn opeenvolgende lezers een lange reeks van transformaties ondergaan. Vanaf de canon van het Oude testament die in de tweede eeuw onder Rabbi Akiva ben Joseph zijn definitieve vorm kreeg, tot aan de Engelse Bijbelvertaling van John Wycliffe in de veertiende eeuw. Het boek dat men de Bijbel noemt, is soms de Griekse Septuaginta van de derde eeuw voor Christus, soms de zogeheten Vulgaat. Daarna komen een hele reeks andere vertalingen: Gothisch, Slavisch, Armeens, Oud-Engels, West-Saksisch, Anglo-Normandisch, Frans, Fries, Duits, Iers, Nederlands, Midden-Italiaans, Provençaals, Catalaans, Pools, Welsh. Elk daarvan is voor de lezers dé Bijbel. En toch bieden ze allemaal de mogelijkheid van een andere interpretatie…
King Jamesbijbel en andere vertalingen Hugh Broughton (1549 - 1612), Bijbelvertaler en groot kenner van de hebreeuwse taal, stelt in de zeventiende eeuw voor de Engelse Koning Jacobus (bekend als King James) een lijst van aanbevelingen op voor de Bijbelvertaling. Hij suggereert om technische termen zorgvuldig weer te geven. Ambachtslieden moeten hierbij helpen. Borduurders voor de Efod van Aäron, timmerlui, landmeters, metselaars voor de tempels van Salomo en Ezechiël, hoveniers voor alle takken en twijgen van Ezechiëls boom. Opvallend, want anderhalve eeuw later zullen de verlichtingsfilosofen Diderot en d’Alembert op precies dezelfde manier tewerk gaan om de technische details voor hun beroemde – totaal a-godsdienstige - encyclopedie in orde te krijgen! Broughton redeneert dat een veelheid aan denkers nodig is om de oplossing van de eindeloze zin een betekenis te geven. Tegelijk moet men echter een algemene samenhang handhaven. Daarom stelt hij de Koning voor “velen een deel te laten vertalen, en wanneer zij een goede stijl en een ware betekenis hebben ingeleverd, moeten anderen eenvormigheid aanbrengen, opdat er geen verschillende woorden gebruikt worden wanneer het oorspronkelijke woord gelijk was”. Waarschijnlijk is hiermee de Angelsaksische gewoonte ontstaan om teksten te redigeren - te herzien - voordat ze worden uitgegeven. De Nieuwe Bijbelvertaling heeft - dat is opvallend - in haar genese een ongeveer gelijkaardige weg gevolgd. Opmerkelijk is verder dat men in de Engelse vertaalregels ook aangeeft dat de oudere bisschopsbijbel van 1568 referentieel dient te zijn. Het verleden als referentie bij het vertalen. Er is niets nieuws onder de zon….
3
De vertaling Louis Segond In het Franse taalgebied - vertrouwde de directeur van het Franstalig Bijbelgenootschap dominee Germain Mahieu mij onlangs toe - is de Louis Segond (1810–1885) momenteel de best verkochte Bijbelvertaling. In evangelische kringen valt men steeds op deze ‘normatieve’ vertaling terug. Opvallend, want diezelfde vertaling van Louis Second werd bij het verschijnen van de eerste editie vanwege haar vrijzinnigheid juist zwaar door de orthodoxie onder vuur genomen! Men achtte de vertaling niet Schriftgetrouw en was in behoudendevangelische en orthodoxe kring zéér argwanend - om niet te zeggen afwijzend - om ze te gebruiken. Geschiedenis gaat bijna altijd over slechte mensen, waarover men later niets dan goed zegt, dat wist Friedrich Nietsche al….
De Engelse vertalingen De in Vilvoorde gestorven William Tyndale (ca. 1494–1536) zorgt voor een geheel eigen vertaalproject. De taal moet volgens hem eenvoudig én kunstig zijn. Hij voorziet de Engelse taal daarom van een aantal neologismen. Woorden die hij zomaar zelf uitvindt. Passover, Peacemaker, long-suffering en het onverklaarbaar ontroerende bijvoeglijk naamwoord beautifull. Hij gebruikt ook als allereerste in een Engelse Bijbel de naam Jehovah. Ik ga hier uiteraard niet verder in op de Engelse Bijbelvertalingen. Maar weet u bijvoorbeeld dat we het dal van diepe duisternis uit Psalm 23 aan de Engelse Bijbelvertaler Miles Coverdale te danken hebben? De uiteindelijke ‘normatieve’ Engelse vertaling werd de King James. Ze heeft een poëtische diepgang die veel verder gaat dan alleen de weergave van de betekenis. In hun voorwoord tot de lezers schrijven de vertalers: Het is de vertaling die het raam openzet om het licht binnen te laten; die de bolster openbreekt opdat we de pit kunnen eten; die het gordijn openschuift opdat wij tot in de heiligste plaatsen kunnen zien; die het deksel van de put verwijderd opdat wij bij het water kunnen…. De vertaling is een constructie. Aan dezelfde vertalers om zich af te vragen: Is het Koninkrijk Gods soms veranderd in woorden of lettergrepen? Waarom zouden wij hun slaaf zijn als we vrij kunnen zijn? Diezelfde vraag stelt men ook vandaag nog. Aanvankelijk zijn er namelijk heel wat mensen die moeite hebben met dingen in de Bijbel die ze niet begrijpen. Naarmate in de loop van de geschiedenis de vertalingen op de markt komen, krijgen ze echter meer en meer moeite met de dingen die ze wél begrijpen! De Bijbel trekt door een intensieve lectuur in protestantse kring, diepe sporen in het Nederlandse volksleven. Nederland ontwikkelt tot een Bijbellezend volk. Het taalidioom ondergaat hiervan de diepingrijpende invloed. Bijbelse uitdrukkingen, zegswijzen, woorden en begrippen kleuren langzaam het Noord-Nederlandse taaleigen. Het ravijn tussen Essen en Roozendaal is ook een Bijbelse ravijn! Een ravijn van taal, begrip en zegswijzen. Allen geïnspireerd door de dagelijkse Bijbellectuur van het cultuurmonument van de Statenbijbel boven de Noordkant van de grens en een niet-lezen van de Bijbel onder de zuidgrens. Daar is men bijvoorbeeld niet Lazarus, maar dronken. En daar weet men niet waar Abraham de mosterd vandaan haalt, omdat het verhaal over de gevonden mutsaard (het takkenbos) voor het offer van Isaäk niet in het collectief zelfverstaan is ingeslepen.
4
De verspreiding en vertaling van de Bijbel De eerste Bijbelcompagnieën die bijbels verspreiden, dateren uit 1681. Sindsdien zijn op de lange tocht door de geschiedenis vele mijlpalen gepasseerd. Met veel verschillende inzichten. Te beginnen bij de zojuist al geïntroduceerde Statenbijbel. Die beschouwt de Hebreeuwse en Griekse taal als de taal van de heilige Geest, die met groot ontzag moet worden behandeld. Daarom dat er op de titelpagina staat: uit de oorspronkelijke talen in onse Nederlandsche tale getrouwelick over-geset. De vertaling moet als het ware de grondtekst leesbaar maken, meer niet. Niet enkel de tekst is heilig, ook de Bijbelse talen zijn heilig! Een visie die Maarten Luther overigens niet deelt. Voor hem is de Bijbeltekst wel heilig, maar niet de taal. Bijna alle latere pogingen om de Statenvertaling te herzien, stuiten daarom op groot verzet. De vreemde taal is zoals collega Wursten ooit opmerkte, ondertussen dierbaar geworden en sacrosanct. Misschien juist wel omdat ze vreemd, d.w.z. ‘anders’ is…. (net als God). Een voorbeeld. Wanneer men in 1847 een editie op de markt brengt “ingerigt overeenkomstig de thans gebruikelijke spelling” is de wereld te klein voor de verontwaardiging. Behalve de spelling heeft men namelijk ook enkele verouderde woorden vervangen door nieuwe. Dat neemt het vrome volk niet. Het kindeken springt voortaan niet meer op in de ‘buyck’ van Elisabeth toen Maria als Maria haar groet, maar in ‘haar schoot’… En dat men de “poëten” uit Handelingen 17 vers 28 door dichters vervangt, kan er al helemaal niet in. In het jargon van de Nieuwe Bijbelvertaling is de Statenvertaling brontekstgetrouw en brontaalgericht. De zinsbouw en de grammatica van het Hebreeuws (en Grieks) volgt men ook in de vertaling. De doeltaal (= het Nederlands) hoeft men enkel te respecteren. Martin Luther is zoals gezegd veel vrijer in zijn vertaalprincipes. Hij wil brontekst getrouw zijn, maar brontaalgericht blijven vindt hij onzinnig. Hij is consequent doeltaalgericht. Zijn vertaling moet ‘normaal Duits’ zijn. Een taal die zo dicht mogelijk de toenmalige gesproken en geschreven taal benadert. Alles heeft een einde zegt het spreekwoord, behalve een worstje, dat heeft er twee. Wat het einde van de weg lijkt, is misschien een bocht. Ik trap dus niet meteen op de rem, maar ga wel naar een afronding toe. Na een heel lange bevalling verschijnt in 1951 de Nieuwe Bijbelvertaling. Van conceptie tot geboorte gaan er ongeveer 40 jaar overheen. Het enorme gewicht van de Statenvertaling blijft echter voelbaar. Sommige dierbare teksten durft men gewoon niet echt opnieuw (of ànders) vertalen. Een compromisvertaling kan men het noemen. Een cultuurmonument zoals de Statenvertaling is het nooit geworden. Maar de invloed is wel enorm. Ik ga voorbij aan Willibrordbijbel en Canisiusvertaling. Hoewel de eerstgenoemde mij in de kerkdiensten gezien het communicatieve gehalte vaak héél goede en nuttige diensten heeft bewezen. Groot Nieuws voor U , verschenen in 1972, betekent immers de échte doorbraak in het oecumenisch Bijbelvertalen. Hiermee komt een einde aan het gescheiden optreden van protestanten en katholieken op het terrein van Bijbelvertalen. De kers op de taart, of zo u wil de parel op de kroon, is de Nieuwe Bijbelvertaling. Doel is het zo getrouw mogelijk weergeven van de betekenis van de Bijbelteksten. Methode is het zo getrouw mogelijk behouden van bijzondere vormkenmerken van het origineel. Middel het inachtnemen van de conventies van het Nederlands. Een samenwerkingsproject tussen Bijbel(taal)geleerden en kenners van de Nederlandse taal. Brontekstgetrouw en tegelijk doeltaalgericht… En zelfs een apart ‘Vlaams lezerspanel’ om ‘hollandismen’ uit de vertaling te halen! Met aandacht voor de analyse van Bijbelboeken, hun genre en de consequenties daarvan voor de vertaling. Een psalm is immers wat anders dan een brief. En de ene brief is ook weer de andere niet. Poëzie is voluit poëzie gebleven. Geen nadrukkelijk modieus en archaïsch Nederlands. Traditionele Bijbelse termen en begrippen zijn gebruikt, voorzover ze geen extra barrières opwerpen voor 5
lezers die niet vertrouwd zijn met oudere Bijbelvertalingen. Kortom: men hoeft géén kerkelijke achtergrond te hebben om de Nieuwe vertaling te lezen! De Nieuwe vertaling is niet alleen bedoeld om stilletjes te lezen. Dat stil lezen is trouwens een late uitvinding. Kerkvader Augustinus beschrijft in zijn Belijdenissen in de vierde eeuw het stillezen van Ambrosius. Hij maakt hierbij de opmerking dat deze nooit hardop leest en dat is ongezien voor Augustinus. Lezen is in zijn tijd hardop lezen. In stilte lezen wordt in Europa pas algemeen in de tiende eeuw… Letters zijn - dixit Augustinus - uitgevonden om zelfs met afwezigen te communiceren. En dat doe je luidop! De Nieuwe Bijbelvertaling, een vertaling om persoonlijke Bijbelstudie mee te doen, maar ook nadrukkelijk bedoeld om te horen. De voorleesbaarheid van de tekst is dus héél belangrijk. Lees maar eens Efeze 1 in meerdere vertalingen en zie hoe moeilijk dat is. Om dan nog te zwijgen van de verschillende betekenis van woorden bij protestanten en katholieken. Prof. Van Segbroeck (voorzitter van het Vlaamse lezerspanel) noemt enkele voorbeelden: Wat voor de één een ‘leerling’ is, is voor de ander even vanzelfsprekend een ‘discipel’. Wat de één ‘kerk’ ‘noemt zal een ander ‘gemeente’ ‘noemen. Is een presbyter nu een ‘ouderling’ een ‘oudste’of een ‘priester’? En waar katholieken bekoord worden, geraakt een protestant in verzoeking. Eeuwen van theologische ontwikkeling en controversen spelen mee in het vertaalproces. De druk van de uiteenlopende, heilige tradities is soms loodzwaar. Toch – zo gaat van Segbroek verder – is de intense samenwerking een mooi voorbeeld van praktisch beleefde oecumene. De Bijbel die zo lang de christenen van ons taalgebied heeft verdeeld, brengt ze nu weer samen. Alleen reeds daarom is het experiment van de nieuwe Bijbelvertaling geslaagd te noemen.
Conclusie Heeft de Verenigde Protestantse Kerk in België leesvoorschriften? Neen. Gebruikt men de Nieuwe Bijbelvertaling? Jazeker. Zijn allen er gelukkig mee? Ach, wanneer we gelukkig zijn is onze fantasie levendiger. Wanneer wij ongelukkig zijn, is onze herinnering levendiger. Beide houdingen kom ik in de Verenigde Protestantse Kerk in België tegen. Het belangrijkste is echter dat de NBV ons een instrument aanreikt om in de continuïteit van de geslachten de Viva Vox Evangeliï ter sprake te brengen. Al de rest is hieraan naar mijn mening ondergeschikt. Ondanks alle andere exegetische overwegingen, theologische bespiegelingen, taalsociologische vragen en aan versteende tradities vasthoudende overwegingen. Wie de Bijbel écht wil lezen, kere terug ad fontes. En die bron ligt niet in een vertaling, ook niet in een tekst, maar in de levende aanspraak van de Heer die mij roept en persoonlijk vraagt of ik bereid ben achter hem aan te komen. Elke Bijbelvertaling is slechts hulpmiddel. Want dààr is het uiteindelijk allemaal om te doen.
Over de auteur Guy LIAGRE (°1957) studeerde theologie in Brussel en Claremont (USA). Hij promoveerde in 1998 op een kerkhistorische studie aan de Protestantse Theologische Faculteit te Brussel. Thans voorzitter van de Verenigde Protestantse kerk in België.
6