BESTEMMINGSPLAN
Walenburgerweg 130
Opgesteld door: Stadsontwikkeling Ruimte & Wonen, bureau Bestemmingsplannen Galvanistraat 15 Postbus 6699 3002 AR ROTTERDAM
Vastgesteld d.d: 5 juni 2014
ROTTERDAM Walenburgerweg 130
BESTEMMINGSPLAN
© Rho Adviseurs bv Niets uit dit drukwerk mag door anderen dan de opdrachtgever worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van Rho Adviseurs bv, behoudens voorzover dit drukwerk wettelijk een openbaar karakter heeft gekregen. Dit drukwerk mag zonder genoemde toestemming niet worden gebruikt voor enig ander doel dan waarvoor het is vervaardigd.
Walenburgerweg 130 Rotterdam
bestemmingsplan
identificatie
planstatus
identificatiecode:
datum:
status:
06-06-2013 31-10-2013 05-06-2014
concept voorontwerp ontwerp vastgesteld
NL.IMRO.0599.BP2076Walenbwg130-va01 projectnummer:
021548.1794300 opdrachtleider:
R.A. Sips
Delftseplein 27b
aangesloten bij:
RBOI - Rotterdam postbusbv150 Delftseplein 27b 3000 AD Rotterdam Postbus 150 T: 010-20 18 555 3000 AD Rotterdam telefoon (010) E-mail: 201
[email protected] 55 E-mail:
[email protected]
2
Rho adviseurs voor leefruimte
021548.1794300
3
Inhoudsopgave
Toelichting
5
Hoofdstuk 1
Inleiding
7
1.1
Algemeen
7
1.2
Ligging plangebied
7
1.3
Vigerend bestemmingsplan
8
1.4
Opzet projectbestemmingsplan
9
Hoofdstuk 2
Beleidskader
11
2.1
Rijk
11
2.2
Provincie
11
2.3
Gemeente
12
Hoofdstuk 3
Gebiedstypering
13
3.1
Huidige situatie
13
3.2
Archeologie
14
Hoofdstuk 4
Planbeschrijving
15
4.1
Toekomstige situatie
15
4.2
Verkeer en parkeren
16
4.3
Juridische planbeschrijving
17
Hoofdstuk 5
Milieu
19
5.1
Bodem
19
5.2
Geluid
19
5.3
Luchtkwaliteit
20
5.4
Externe veiligheid
22
5.5
Flora en fauna
26
5.6
Water
26
5.7
Energie en duurzaamheid
27
Hoofdstuk 6
Financiële uitvoerbaarheid
29
Hoofdstuk 7
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
31
7.1
Participatie
31
7.2
Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
31
Rho adviseurs voor leefruimte
021548.1794300
4
Bijlagen toelichting
33
Bijlage 1
Historisch bodemonderzoek
35
Bijlage 2
Notitie akoestiek
37
Bijlage 3
Geluidsbelastingen
39
Bijlage 4
Luchtkwaliteit
41
Bijlage 5
Quickscan externe veiligheid
43
Bijlage 6
Onderzoek externe veiligheid
45
Regels
47
Hoofdstuk 1
INLEIDENDE REGELS
49
Artikel 1
Begrippen
49
Artikel 2
wijze van meten
52
Hoofdstuk 2
BESTEMMINGSREGELS
53
Artikel 3
Maatschappelijk
53
Artikel 4
Waarde - Archeologie
54
Hoofdstuk 3
ALGEMENE REGELS
57
Artikel 5
Antidubbeltelbepaling
57
Artikel 6
Algemene afwijkingsregels
58
Hoofdstuk 4
OVERGANGS- EN SLOTREGELS
59
Artikel 7
Overgangsrecht
59
Artikel 8
Slotregel
60
Rho adviseurs voor leefruimte
021548.1794300
Toelichting
6
Rho adviseurs voor leefruimte
021548.1794300
7
Hoofdstuk 1
1.1
Inleiding
Algemeen
Het pand aan de Walenburgerweg 130, kent een rijke historie sinds de bouw in 1939. Zo deed het pand jaren dienst als handelskantoor voor stoffen, heeft het pand de functie van stadskantoor van de deelgemeente Noord vervuld en als kantoor van de firma PinkRoccade. Sinds 2003 staat het pand echter leeg en is het pand in verval geraakt. Stichting BOOR is nu voornemens het pand nieuw leven in te blazen en het gebouw geschikt te maken voor de Voortgezet Onderwijsschool Wolfert College. In totaal zullen hier circa 680 leerlingen onderwijs gaan genieten. De uitvoering van dit plan is echter niet mogelijk binnen de kaders van het vigerende bestemmingsplan. Daarom is voorliggend bestemmingsplan opgesteld. Dit bestemmingsplan geeft inzicht in de aard en omvang van het project, de wijze waarop het ruimtelijk is ingepast in de omgeving en toont de haalbaarheid van het plan aan.
1.2
Ligging plangebied
Het plangebied ligt in deelgemeente Noord te Rotterdam. Het gebied ligt nabij het centrum van Rotterdam en ook het centraal station is nabij (op circa 400 meter afstand). Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Walenburgerweg en aan de oostzijde door de Stationssingel. Ten zuiden van het plangebied is het Walenburghof gelegen en ten westen de Statenweg. Rondom het plangebied zijn diverse woningen en bedrijven gesitueerd. Navolgende afbeeldingen geven de ligging van het plangebied weer.
Globale ligging in de omgeving van het plangebied
Rho adviseurs voor leefruimte
bron: Google Earth, 2012
021548.1794300
8
Globale ligging van het plangebied
1.3
bron: Google Earth, 2012
Vigerend bestemmingsplan
Het vigerend bestemmingsplan voor het plangebied betreft het "Uitbreidingsplan in onderdelen Centrum Blijdorp", vastgesteld door de Gemeenteraad d.d. 14-06-1956 en goedgekeurd door de Gedeputeerde Staten d.d. 19-11-1956 (plannummer 265). Hierbij heeft de locatie de bestemming bedrijfsterrein. Deze gronden zijn aangewezen voor bedrijfsterrein en bestemd voor bedrijfsbebouwing met bijbehorend terrein. Daarbij zijn Burgemeester en wethouders bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de aard, de plaatsing en de afmeting van de bebouwing. Bijgevoegde uitsnede van de plankaart maakt dit inzichtelijk.
Uitsnede van het vigerende bestemmingsplan, waarbij het plangebied met een rode blokarcering is aangegeven.
Rho adviseurs voor leefruimte
021548.1794300
9
In het vigerende bestemmingsplan zijn geen mogelijkheden opgenomen die een voortgezet onderwijs school toestaan. Zodoende is een aanpassing van het juridisch-planologisch regime noodzakelijk.
1.4
Opzet projectbestemmingsplan
De toelichting van het projectbestemmingsplan bestaat uit zeven hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk is in hoofdstuk 2 het beleidskader opgenomen. In de hoofdstukken 3 en 4 is de inhoud van het plan nader omschreven. In hoofdstuk 5 wordt de haalbaarheid van het initiatief aangetoond ten aanzien van flora en fauna, energie en duurzaamheid, overige milieuaspecten en water. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid Tenslotte is in hoofdstuk 7 de maatschappelijke uitvoerbaarheid opgenomen.
Rho adviseurs voor leefruimte
021548.1794300
10
Rho adviseurs voor leefruimte
021548.1794300
11
Hoofdstuk 2
2.1
Beleidskader
Rijk
Beleid Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) richt het Rijk zich op zaken die voor Nederland al geheel van belang zijn. Dit zijn bijvoorbeeld: de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer en energie (inclusief het aanwijzen van gebieden waar grootschalige windparken kunnen komen); de waterveiligheid (zoals de Afsluitdijk), het kustfundament en de milieukwaliteit; de bescherming van het cultureel erfgoed en unieke natuur (zoals de Waddenzee, de Stelling van Amsterdam en de Veluwe). In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft het Rijk de algemene regels aan, waaraan bestemmingsplannen en beheersverordeningen moeten voldoen. In samenhang met het beleid dat is aangegeven in de Structuurvisie, zijn deze regels vooral gericht op het veilig stellen van de nationale belangen waarvoor, gelet op de belangen, beperkingen gelden voor de ruimtelijke besluitvorming op lokaal niveau. Conclusie Gezien de aard van het gebied en het feit dat de ontwikkeling een functieverandering betreft van één bestaand pand past de ontwikkeling binnen het beleid van het Rijk.
2.2
Provincie
Beleid Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie De provincie beschrijft in zijn Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PSV) het ruimtelijk beleid tot 2028. In de PSV zijn de doelstellingen beschreven, het bijbehorende beleid en de uitvoering van het beleid. Uitvoering van het beleid wordt deels via de Provinciale Ruimtelijke Verordening geregeld. De provincie wil aantrekkelijk zijn om te wonen, werken en recreëren. Hierop wordt ingezet op drie belangrijke pijlers: een duurzame leefomgeving, vitale dorpen en steden en een landelijk gebied met kwaliteit. Deze pijlers leiden tot de volgende twee beleidsuitgangspunten: Accent op de binnenstedelijke opgave De provincie wil ten minste 2/3 van de woningbouwopgave binnenstedelijk realiseren. Dit sluit aan bij de vraag, vergroot het draagvlak voor voorzieningen en het openbaar vervoer en vermindert de druk op het landelijk gebied. Ook het verminderen van kantoren en het herstructureren van bedrijventerreinen vallen binnen deze binnenstedelijke opgave. Behoud en versterking kwaliteit landelijk gebied De cultuurhistorische waarden in de provincie dragen bij aan een aantrekkelijk landelijk gebied, daarnaast is de landbouw een belangrijke drager van het agrarisch cultuurlandschap. Dit vraagt om mogelijkheden van rood-voor-groenconstructies en ruimte voor economisch duurzame landbouw.
Rho adviseurs voor leefruimte
021548.1794300
12
Provinciale Ruimtelijke Verordening In de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) zijn de belangrijke beleidsuitgangspunten die zijn opgenomen in de PSV vastgelegd. In de PRV zijn regels opgenomen die direct doorwerken in de ruimtelijke plannen van gemeenten. Conclusie Het plangebied is in de structuurvisie aangeduid als Stads- en dorpsgebied. De ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt past binnen het beleid van de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie. Het planvoornemen past binnen de pijler accent op binnenstedelijke opgave. Het betreft de ontwikkeling van een als bedrijventerrein bestemd pand tot school. In de verordening ligt het plangebied binnen de bebouwingscontour. Het bestemmingsplan maakt ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan een functiewijziging mogelijk. De provinciale verordening stelt verder geen eisen.
2.3
Gemeente
Beleid Stadsvisie Rotterdam: Ruimtelijke ontwikkelingsstrategie 2030 (Vastgesteld op 29 november 2007 door de Rotterdamse gemeenteraad) De Stadsvisie vormt het ruimtelijk kader voor alle investeringen, projecten en plannen die in de stad worden gerealiseerd. De Stadsvisie is een ontwikkelingsstrategie voor de stad Rotterdam, voor de periode tot 2030. De Stadsvisie heeft als missie een sterke economie en een aantrekkelijke woonstad. Deze missie is uitgewerkt in een aantal kernbeslissingen op de onderwerpen wonen en economie en deze bepalen wat er de komende jaren op deze gebieden gebeurt in de stad. Veel van de kernbeslissingen zullen de komende vijftien jaar worden omgezet in de uitvoering van een aantal (bouw) projecten in de stad, waardoor Rotterdam over pakweg vijftien jaar inderdaad een sterke economie heeft en aantrekkelijke woongebieden kent, ook voor haar hoogopgeleide bewoners. Op basis van effectmeting zijn dertien gebiedsontwikkelingen aangewezen die het belangrijkst zijn voor de realisatie van de doelen 'sterke economie' en 'aantrekkelijke woonstad', zogenoemde VIP-gebieden. Deze dertien grote gebiedsontwikkelingen krijgen prioriteit in de nabije toekomst (de komende 10 jaar). Deelgemeente Noord Het plangebied ligt binnen Deelgemeente Noord. Voor deelgemeente Noord is de Gebiedsvisie Noord 2012-2014 opgesteld. Onderstaand citaat komt uit de gebiedsvisie: [Perspectief 2020 Noord is een aantrekkelijk en levendig gebied, dat zowel sociaal als economisch sterk is, en volwassenen, jongeren en kinderen met een diversiteit aan achtergronden alle kansen en mogelijkheden biedt om er gezond en veilig op te groeien, te leven en te werken. Goede voorzieningen en goed onderwijs geven kinderen en jongeren de gelegenheid hun talenten te ontwikkelen en volwaardig deel te nemen aan de samenleving. ....] Conclusie Het plangebied ligt niet binnen één van de VIP-gebieden uit de Stadsvisie Rotterdam. Het plangebied ligt binnen de Provenierswijk. In de Provenierswijk is op onderwijsgebied het aanbod divers. Extra levendigheid is wenselijk, zonder afbreuk te doen aan het karakter van de wijk en de woonfunctie. De ontwikkeling die dit plan mogelijk maakt past binnen de Gebiedsvisie Noord 2012 -2014.
Rho adviseurs voor leefruimte
021548.1794300
13
Hoofdstuk 3
3.1
Gebiedstypering
Huidige situatie
De omgeving Het plangebied bevindt zich aan de rand van de Provenierswijk, deelgemeente Noord te Rotterdam. De deelgemeente Noord wordt aan het Noordzijde begrensd door de rijksweg A20 en de Schie, aan de oostzijde door rivier de Rotte en aan de zuid- en westzijde door het spoor. Het plangebied ligt ten noorden van het Rotterdamse centrum en op circa 400 meter afstand van het centraal station. Met de recente ontwikkeling rondom Rotterdam CS is deze node meer dan een treinstation alleen. Deze ‘ov-terminal’ biedt toegang tot een veelheid aan vervoersnetwerken, zoals de metro, de Randstadrail, een ondergrondse fietsenstalling en uiteraard het bestaande spoornetwerk. Door de komst van de HSL Zuid en de Randstadrail neemt het aantal reizigers naar verwachting toe tot 323.000 per dag in 2025. Het plangebied is dan ook zeer goed bereikbaar per openbaar vervoer. Daarnaast is de Statenweg een belangrijke verkeersader, die de A20 met het centrum van Rotterdam verbindt. In de omgeving zijn diverse functies aanwezig, die van een dergelijk stedelijk gebied verwacht mogen worden. Wat overheerst is de woonfunctie. Dit betreffen zowel gestapelde als eengezinswoningen. Daarnaast zijn in de plint van de Statenflat en bij de Europaflat/Statenhof diverse (winkel)voorzieningen aanwezig. Aan de Bentincklaan, richting Diergaarde Blijdorp, zijn sportvoorzieningen met een atletiekbaan gelegen. Aan het Bentinckplein bevinden zich horecavoorzieningen. Walenburgerweg 130 In 1939 werd aan de Walenburgerweg 130 het gebouw St. Homobonus voor de detailhandel gebouwd, naar een ontwerp van G. Holt. Dit oorspronkelijke gebouw is wel omschreven als ‘een gracieuze mengeling van het Nederlandse Nieuwe Bouwen en het meer monumentale Corbusiaanse funtionalisme’. In de jaren vijftig werd aan de zuidzijde een wat grovere aanbouw gerealiseerd en in 1977 werd het hele complex gerenoveerd. De tijdens deze renovatie aangebrachte vaste louvres aan de buitenzijde van de gevel betekenden een ingrijpende gevelwijziging. Het pand deed jaren dienst als handelskantoor voor stoffen. Daarna heeft het pand de functie van stadskantoor van de deelgemeente Noord vervuld en deed het ook dienst als kantoor van de firma PinkRoccade. De laatste gebruiker heeft het pand in 2003 verlaten. Sindsdien is het pand in verval geraakt en bewoond door (anti)krakers.
De administratie en de beursvloer, toen het pand in gebruik was als handelskantoor
Rho adviseurs voor leefruimte
021548.1794300
14
In de huidige situatie kent het gebouw vier bouwlagen en heeft het een oppervlakte van circa 10.000 2 m . Er zijn in het verleden diverse initiatieven ontplooid om het gebouw te amoveren ten gunste van grootschalige onderwijs-, kantoren- en woningcomplexen. Door diverse redenen is het project Walenburghof nooit van de grond gekomen. Navolgende afbeelding geven een impressie van de bestaande situatie van de noordoost- en westgevel van het gebouw.
Noordoostgevel (links) en westgevel (rechts) van het gebouw
3.2
bron: Penta Rho, 2012
Archeologie
Algemeen Door ondertekening van het verdrag van Malta (1992) heeft Nederland zich verplicht om bij ruimtelijke planvorming nadrukkelijk rekening te houden met het niet-zichtbare deel van het cultuurhistorisch erfgoed, te weten de archeologische waarden. In de Monumentenwet 1988 is geregeld hoe met in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden moet worden omgegaan. Het streven is om deze belangen tijdig bij het plan te betrekken. Op de Archeologische Waarden- en Beleidskaart Rotterdam (AWK 2005) wordt aan de locatie een redelijke tot hoge archeologische verwachting toegekend. De noodzaak van een archeologisch vooronderzoek dient te worden getoetst bij verstoringen over een oppervlakte van meer dan 200 m². Onderzoek In onderhavige situatie wordt een bestaand kantoorpand enkel voorzien van een onderwijsfunctie. Het gebouw zelf zal in stand blijven, waarbij de grond niet geroerd zal worden. Wel wordt voor de bescherming van de archeologische waarden een dubbelbestemming opgenomen. Op het hele plangebied ligt de dubbelbestemming Waarde - Archeologie, waarbij een bouwregeling en een omgevingsvergunning geldt voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden dieper dan 1,0 meter beneden het maaiveld en die een terreinoppervlakte van meer dan 200 m² beslaan. Conclusie Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig initiatief. Er is geen aanvullend archeologisch onderzoek noodzakelijk.
Rho adviseurs voor leefruimte
021548.1794300
15
Hoofdstuk 4
4.1
Planbeschrijving
Toekomstige situatie
Algemeen Stichting BOOR is voornemens het in vervalgeraakte, leegstaande pand aan de Walenburgerweg 130 aan te wenden voor onderwijs. In de beoogde situatie zullen circa 680 leerlingen in het plangebied worden onderwezen. Dit aantal is verdeeld over twee scholen die in het pand zullen worden gehuisvest. Circa 560 leerlingen zullen onderwezen worden in het Wolfert College en circa 120 leerlingen in de ISK (Internationale SchakelKlas). Het gebouw Het pand aan de Walenburgerweg 130 wordt grotendeels behouden. Echter, moet het gebouw qua omvang en functionaliteit geschikt worden gemaakt voor onderwijs. Het bestaande pand is omvangrijker dan voor het beoogde gebruik noodzakelijk is. Daarom wordt een gedeelte van de tweede verdieping (circa 800 m2) het gebouw gesloopt. Tevens wordt de kelder ontoegankelijk gemaakt. Daarnaast wordt het gebouw door middel van renovatie en interne verbouwingen geschikt gemaakt voor onderwijs, gelet op de eisen van deze tijd. Dit betreft onder andere de volgende aspecten: het verwijderen van de uitwendige zonwering (stalen lamellen); het maken van een inpandige stallinggarage voor auto’s; het maken van een inpandige fietsenstalling; het maken van een buitenruimte (patio) op de begane grond; het wijzigen van de functionele indeling van het gebouw (onder andere lesruimte en gymlokaal); inwendige facelift voor wat betreft vloer-, wand- en plafondafwerking; het aanpassen en verbeteren van de aanwezige installaties; renovatie dakbedekking; renovatie buiten beglazing (hogere thermische en geluidwerende isolatie dan bestaand). Navolgende impressies geven een beeld van de mogelijk toekomstige situatie.
Noordgevel van het gebouw
Zuidgevel van het gebouw
Rho adviseurs voor leefruimte
Oostgevel van het gebouw
bron: Anton Vermeulen, 2012 Westgevel van het gebouw
021548.1794300
16
Groenstructuur De bestaande bomen worden in het plangebied zoveel mogelijk behouden. De deelgemeente heeft reeds aangegeven na de realisatie van het project, de groenvoorziening in de directe omgeving van het plangebied te verbeteren.
4.2
Verkeer en parkeren
Algemeen Voor een nieuwe bouwontwikkeling moet worden beoordeeld of het plan kan worden gerealiseerd binnen de bestaande verkeersituatie van het plangebied en de directe omgeving. Daarnaast moet beoordeeld worden of er voldoende parkeerplaatsen in het plangebied kunnen worden gerealiseerd. Het aantal parkeerplaatsen dat nodig is hangt af van het gebruik van het plangebied en de eigenschappen van de locatie. Verkeer Het plangebied wordt ontsloten vanaf de Walenburghof. Het Walenburghof sluit (via de Stationsweg) aan op de Statenweg. De Statenweg is een belangrijke verkeersader, die de A20 met het centrum van Rotterdam verbindt. Gezien het karakter van de omliggende wegen, kan de eventuele toename van het verkeer prima in het heersende verkeersbeeld worden opgenomen. Daarnaast heeft de bebouwing in het plangebied altijd als kantorenpand gefungeerd, wat ook de nodige verkeersbewegingen met zich meenam. Parkeren Het aantal benodigde parkeerplaatsen wordt bepaald door de aard en omvang van de activiteit en de omgeving waarin het bouwplan voorziet. Indien de omvang of de activiteit van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet worden voorzien in parkeerruimte in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoord. Het uitgangspunt van zowel initiatiefnemer, omwonenden als de gemeente is dat de komst van een onderwijsgebouw de parkeervoorzieningen in de omgeving niet onder druk mag zetten. Voor het berekenen van de parkeerbehoefte is aangesloten bij de gemeentelijke parkeernormen (2012). De parkeernorm voor voorbereidend dagonderwijs bedraagt 0,50 parkeerplaats per leslokaal van 30 leerlingen, uitgaande van sector B (Knooppunten en stadswijken). Het gebouw krijgt 20 leslokalen van 30 leerlingen en 8 leslokalen van 16 leerlingen. Dit resulteert in een parkeerbehoefte van 13 parkeerplaatsen. Op de begane grond van het plan is een autostalling opgenomen met 14 parkeerplekken, bestemd voor eigen gebruik. Dit is voldoende om in de eigen parkeerbehoefte te voorzien. Bezoekers die met de auto komen, moeten gebruik maken van de door de gemeente gefaciliteerde voorzieningen in de omgeving. In de directe omgeving van de school (o.a. aan de Walenburghof) zijn een groot aantal openbare parkeerplaatsen aanwezig. Deze parkeerplaatsen zijn in de avonden en weekenden druk bezet. Gedurende de tijden dat de school in gebruik is, is de druk op deze parkeerplaatsen zeer gering. De bezoekers van de school kunnen dan prima van deze parkeergelegenheid gebruik maken. 2
Daarnaast wordt voorzien in een fietsenstalling van circa 1.750 m . Leerlingen die op de fiets komen kunnen hun fiets stallen in de fietsenstalling. Het beleid van de school is er op gericht dat het personeel zo veel mogelijk met het openbaar vervoer en de fiets reist. De leerlingen komen zonder meer met het openbaar vervoer of de fiets. Door de nabije ligging van Rotterdam CS is ook de verwachting men veel gebruik zal maken van het openbaar vervoer. In de praktijk blijkt dat ook op de huidige locatie van de school (Schiekade 34 Rotterdam), het merendeel van het personeel en de leerlingen met het openbaar vervoer c.q. met de fiets reist.
Rho adviseurs voor leefruimte
021548.1794300
17
Conclusie Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig initiatief.
4.3
Juridische planbeschrijving
Algemeen In deze paragraaf wordt een koppeling gemaakt tussen de hierboven beschreven elementen en de verbeelding met bijbehorende regels. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze moeten worden gepresenteerd. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012 bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP 2012 kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi. Op de verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels. In de regels zijn eventuele aanlegregels, uitwerkingsregels, nadere eisen, ontheffing- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Inleidende regels Conform SVBP 2012 bevatten de inleidende regels artikelen met de begripsbepalingen en de wijze van meten. Deze zijn opgenomen in de artikelen 1 en 2. Bestemmingsregels Op de verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels. In de bestemmingsregels zijn eventuele nadere eisen, afwijkingsregels en wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Begrenzing van de bebouwingsmogelijkheden vindt plaats door het hanteren van bouwvlakken met eventueel bijbehorende bebouwingspercentages, bouwvolumes en/of aanduidingen. Verticale begrenzing van de bouwmogelijkheden geschiedt door het aangeven van de maximale goot- en bouwhoogte. Onderstaand volgt een toelichting per bestemmingsartikel.
Rho adviseurs voor leefruimte
021548.1794300
18
Maatschappelijk (artikel 3) Onder maatschappelijke voorzieningen worden sociale, culturele, medische, educatieve en levensbeschouwelijke voorzieningen verstaan. Dit betekent dat een functie die past in deze definitie zonder planwijziging vervangen kan worden door een andere passende functie. Gebouwen mogen niet hoger worden dan 14,5 meter. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet hoger dan 3 meter. Waarde - Archeologie (artikel 4) De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud van de aanwezige archeologische (verwachtings)waarden. In het belang van de archeologische monumentenzorg is het in principe verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 1,0 m beneden 2 het maaiveld en die tevens een terreinoppervlak groter dan 200 m beslaan. Algemene regels In de algemene regels zijn aanvullende regels opgenomen. Dit hoofdstuk bevat antidubbeltelregeling, algemene bouwregels, algemene afwijkingsregels en algemene wijzigingsregels. Deze regels zijn opgenomen in de artikelen 5 t/m 6. Overgangsrecht en slotregels In artikel 3.2.1 Bro zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik. Deze maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan. Ook is een strafbepaling opgenomen voor overtreding van de gebruiksbepalingen. Deze regels zijn opgenomen in artikel 7. In artikel 8 is de slotregel opgenomen.
Rho adviseurs voor leefruimte
021548.1794300
19
Hoofdstuk 5
5.1
Milieu
Bodem
Algemeen Voor vaststelling van het bestemmingsplan of omgevingsvergunning met ruimtelijke onderbouwing moet zijn aangetoond dat de bodem en het grondwater geschikt zijn voor het beoogde gebruik. Wanneer de bodem echter niet geroerd wordt, kan een verkennend bodemonderzoek in bepaalde situaties achterwege blijven en worden volstaan met een historisch bodemonderzoek. Onderzoek In onderhavige situatie wordt alleen het gebruik van het pand gewijzigd. De bodem blijf ongeroerd. In bijlage 1 is het historisch bodemonderzoek opgenomen. Uit de verzamelde historische gegevens blijkt dat binnen het plangebied (en in de directe omgeving daarvan) met het oog op het toekomstig gebruik geen concrete aandachtspunten aanwezig zijn met betrekking tot risico’s in relatie tot mogelijk aanwezige bodemverontreiniging. Vervolgonderzoek is in het kader van dit bestemmingsplan niet noodzakelijk. Conclusie Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig initiatief.
5.2
Geluid
Algemeen De mate waarin het geluid, veroorzaakt door het (spoor)wegverkeer en/of door inrichtingen, de omgeving mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Op onderhavige situatie zijn spoorwegverkeerslawaai en wegverkeerslawaai van toepassing. Gelet op wegverkeerslawaai volgt uit artikel 3.1 Besluit geluidhinder (Bgh) een voorkeursgrenswaarde voor de geluidsbelasting van een school (ander geluidgevoelig gebouw) van maximaal 48 dB. De effecten van geluid worden dan aanvaardbaar geacht. Artikel 3.2 Bgh biedt de mogelijkheid om in stedelijk gebied een hogere grenswaarde vast te stellen van maximaal 63 dB voor scholen. Ten aanzien van spoorwegverkeerslawaai bedraagt de voorkeursgrenswaarde (conform artikel 4.9 Bgh) maximaal 53 dB. De maximaal toelaatbare grenswaarde bedraagt 68 dB (artikel 4.11 Bgh). Deze zaken zijn nader toegelicht in een notitie van DGMR. Deze notitie is opgenomen als bijlage 2 bij de toelichting. Onderzoek DGMR heeft in november 2012 ook een onderzoek gedaan naar de geluidsbelasting op het pand aan de Walenburgerweg 130. Dit onderzoek is als bijlage 3 opgenomen bij de toelichting. Hierbij is gelet op de volgende geluidsbronnen: Wegverkeerslawaai van de Bentincklaan/ Walenburgerweg; Wegverkeerslawaai van de Statenweg/ Statentunnel; Wegverkeerslawaai van de Stationssingel; Spoorwegverkeerslawaai.
Rho adviseurs voor leefruimte
021548.1794300
20
Uit dit onderzoek is gebleken dat de maximale geluidsbelasting ten aanzien van wegverkeerslawaai (Statenweg) 58 dB bedraagt en ten aanzien van spoorwegverkeerslawaai 51 dB. Hogere grenswaarde procedure Gelet op de maximale geluidsbelasting dient een hogere grenswaarde procedure opgestart te worden. Het gemeentelijk ontheffingsbeleid richt zich echter alleen op woningen. Op andere geluidgevoelige bestemmingen, zoals scholen, is het ontheffingsbeleid niet van toepassing. Zodoende gelden voor het onderwijsgebouw aan de Walenburgerweg 130 alleen de bepalingen uit de Wgh en het Bgh. Bij overschrijding van de voorkeursgrenswaarden moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening gekeken worden naar mogelijke geluidsreducerende maatregelen. Er zijn daarbij drie type geluidsreducerende maatregelen: bronmaatregelen, overdrachtsmaatregelen en maatregelen bij de ontvanger. Gezien de beperkte schaal van dit plan is het niet mogelijk of wenselijk (gelet op het gemeentelijk beleid) om effectieve maatregelen te treffen die de geluidsbelastingen terugbrengen bij de bron of de overdracht. Er zullen dan ook maatregelen bij de ontvanger genomen moeten worden, om een goede binnenwaarde te garanderen. Binnenwaarde In de Wgh en het Bgh zijn voor nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen sinds de wijziging van de Wgh op 1 juli 2012 geen eisen meer opgenomen voor het geluidniveau dat maximaal toelaatbaar is in de verblijfsruimtes (van een school). Op grond van het Bouwbesluit dient bij nieuwbouw een akoestische binnenwaarde van 33 dB bij scholen ten gevolge van wegverkeerslawaai en railverkeerslawaai gegarandeerd te worden. Voor bestaande bouwwerken geldt het van rechtswege verkregen niveau. Dit betekent dat de nieuwe situatie geen verslechtering ten opzichte van de oude situatie mag zijn. De maatregelen die kunnen worden genomen bij de ontvanger (de school) zijn erop gericht om ten minste een verbetering van de bestaande situatie te realiseren en een maximale binnenwaarde van 40 dB te garanderen. Binnen de kaders van het project is dit het maximaal haalbare niveau. Maatregelen ontvanger De maatregel van de school betreft het vervangen van het glas in de gevel. Het glas wordt vervangen door geïsoleerd glas met een maximale dikte van 20 mm. Het nieuwe glas heeft en minimale isolatiewaarde van 28 dB. Rekening houdend met de bestaande kozijnen, de grootte van de binnenruimten en de binnenafwerking (nagalm/ absorptie) wordt een akoestisch binnenklimaat gegarandeerd van 40 dB. Ten opzichte van het van rechtswege verkregen niveau betekent dit een aanzienlijke verbetering. Het binnenklimaat van 40 dB is een niveau gelijk aan een kantoorfunctie. Voor binnenstedelijke locaties wordt dit niveau als acceptabel beschouwd. Dit geluidsniveau is vergelijkbaar met het de binnenwaarde die de school op de huidige locatie heeft, aan de Schiekade 34 te Rotterdam. Conclusie Het aspect geluidhinder vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig initiatief.
5.3
Luchtkwaliteit
Algemeen Door DGMR Bouw B.V. is in december 2012 een onderzoek naar de luchtkwaliteit uitgevoerd ten behoeve van de ontwikkeling voor het Wolfert College in Rotterdam. Dit onderzoek is als bijlage 4 opgenomen in de toelichting. Het project betreft de renovatie van een kantoorpand uit de jaren ‘30, die verbouwd wordt tot onderwijsgebouw voor het Wolfert College en de Wolfert ISK.
Rho adviseurs voor leefruimte
021548.1794300
21
Onderzoek Het te realiseren plan is geprojecteerd binnen de invloedssfeer van de Walenburgerweg, Stationsingel en de Statenweg. De luchtkwaliteit nabij deze wegen is bepaald en getoetst aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. 3 Uit de berekeningen volgt dat de jaargemiddelde concentratie NO2 maximaal 35.8 ìg/m bedraagt langs 3 3 de Walenburgerweg, 34.0 ìg/m langs de Stationsingel en 39.3 ìg/m langs de Statenweg. De 3 jaargemiddelde concentratie PM10 bedraagt langs de Walenburgerweg maximaal 26.2 ìg/m , langs de 3 3 Stationsingel 25.9 ìg/m en maximaal 27.0 ìg/m langs de Statenweg. De concentraties voldoen hiermee aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Kinderen zijn over het algemeen gevoeliger voor luchtverontreiniging dan volwassenen en daarom is door de gemeente Rotterdam in 2012 beleid vastgesteld om deze groep extra te beschermen. In de 'Beleidsregel Buitenklimaat: luchtkwaliteit bij scholen en kinderopvang 2012' is vastgelegd dat voor nieuwe scholen en kinderopvang binnen 100 meter vanaf een rijksweg en binnen 50 meter vanaf een drukke stedelijke weg een nee-tenzij benadering geldt. De Beleidsregel is bedoeld om toegepast te worden bij het opstellen van een ruimtelijk plan (zoals een bestemmingsplan of een omgevingsvergunning) dat voorziet in de nieuwvestiging van een school of kinderopvang. De beleidsregel is van toepassing op het voorgestelde plan voor voortgezet onderwijs aan de Walenburgerweg, aangezien het gaat om nieuwvestiging waarvoor een bestemmingsplanwijziging voor nodig is”. De beleidsregel is bedoeld om tegen te gaan dat scholen en kinderdagverblijven worden gesitueerd binnen de zones van 100 meter vanaf een rijksweg en 50 meter vanaf een drukke stedelijke weg. Daarbij wordt in eerste instantie gekeken naar de bestemming waarin de school of het kinderdagverblijf mogelijk wordt gemaakt. Er kunnen echter redenen zijn voor het bestuur om van de Beleidsregel af te wijken. Het bestuur kan tot het oordeel komen dat een ander belang zwaarder moet wegen. Indien na een belangenafweging tot het toestaan van vestiging van de school binnen de zone wordt besloten, dan dient bij de nadere uitwerking (indeling van gebouwen en terreinen) zoveel mogelijk aan het gezondheidsbelang tegemoet te worden gekomen. Het bestuur maakt van de in de beleidsregel vervatte mogelijkheid gebruik om voor voorliggende plan af te wijken van de beleidsregel. De motivatie om van het beleid af te wijken ligt in dit specifieke geval in het feit dat reeds 10 jaar geleden is uitgesproken dat op deze locatie onderwijshuisvesting zal worden ontwikkeld. Destijds was er nog sprake van een nieuwbouwproject met totaal drie scholen. Na het stranden van de nieuwbouw ontwikkeling is in 2009 besloten om het Wolfert College te huisvesten in het bestaande gebouw aan de Walenburgerweg 130. Het gebouw staat op 30 meter van de Statenweg. Slechts een beperkt deel van het gebouw ligt binnen de straal van 50 meter vanaf de rand van de Statenweg. Het buitengebied van de school (verblijfsgebied voor leerlingen) is een patio die buiten de 50 meter van de weg ligt en tevens geheel is omsloten door het gebouw. Het buitengebied is met andere woorden afgeschermd van de weg. Het gebouw is voorzien van gebalanceerde mechanische ventilatie. Er wordt niet natuurlijk geventileerd. De ventilatie vindt plaats aan de hand van luchtbehandelingskasten die de buitenlucht in het gebouw brengen. De luchtbehandelingskasten worden voorzien van filters waarmee kwalijke stoffen uit de buitenlucht worden gefilterd. Hiermee wordt voor een goede luchtkwaliteit in het gebouw gezorgd. Conclusie Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig initiatief.
Rho adviseurs voor leefruimte
021548.1794300
22
5.4
Externe veiligheid
Algemeen Bepaalde maatschappelijke activiteiten brengen risico’s op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van de risico’s bij de productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. De aanwezigheid of het nieuw vestigen van dergelijke activiteiten kunnen beperkingen opleggen aan de omgeving, doordat veiligheidsafstanden tussen risicovolle activiteiten en bijvoorbeeld woningen nodig zijn. Aan de andere kant is het rijksbeleid er op gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed op elkaar worden afgestemd. De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (artikel 1 van het BEVI). Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, bejaardentehuizen en kinderopvang- en dagverblijven. Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kleine kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen. Er wordt bij externe veiligheid onderscheid gemaakt in plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico betreft de kans dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend), dodelijk verongelukt door een ongeval. Deze kans mag niet groter zijn dan eens in de miljoen jaar. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico van 10-6 als grenswaarde. Het groepsrisico geeft de kans aan dat in één keer een groep mensen die zich in de omgeving van een risicosituatie bevindt, dodelijk door een ongeval wordt getroffen. Groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij groepsrisico is het dan ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de ramp. Een ongeval met 100 doden leidt tot meer ontwrichting, leed en emoties, dan een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers. Aan de kans op een ramp met 100 doden wordt dan ook een grens gesteld, die een factor honderd lager ligt dan voor een ramp met 10 doden. In het Bevi (stb. 250, 2004) wordt verder een verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico rond inrichtingen wettelijk geregeld (art. 13). De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico’s acceptabel zijn en welke maatregelen worden genomen om de risico’s te verkleinen. Inventarisatie risicobronnen In opdracht van stichting BOOR heeft DGMR Industrie, Verkeer en Milieu B.V. in december 2012 een quickscan externe veiligheid uitgevoerd ten behoeve van het project Walenburgerweg in Rotterdam. Dit onderzoek is als bijlage 5 opgenomen in de toelichting. Bedrijven en transportassen in de omgeving van het plangebied kunnen het externe veiligheidsniveau in het plangebied beïnvloeden. Daarnaast beïnvloeden aanwezigen binnen het invloedsgebied van een risicobron de hoogte van het groepsrisico. In dit hoofdstuk zijn het groepsrisico en het plaatsgebonden risico van alle in de omgeving van het plangebied aanwezige risicobronnen beschouwd. Hierbij is een gebied van circa 800 meter rondom het plangebied beschouwd. Voor verder weggelegen risicobronnen wordt, mede gezien de grootte van het plan, verondersteld dat het plan geen significante invloed heeft op het groepsrisico. In het plangebied worden geen nieuwe risicobronnen gerealiseerd. De relevante risicobronnen zijn bepaald op basis van de risicokaart (www.risicokaart.nl , december 2012), het Basisnet Weg (Eindrapportage Basisnet Weg, versie 1.0, kenmerk 121223/EA9/001/000494/sfo, oktober 2009) en het Basisnet spoor (Basisnet Spoor, kenmerk IENM/BSK-2011/151455, 20 september 2011). In navolgend figuur is een overzicht gegeven van de risicobronnen die in de directe nabijheid van het plangebied zijn gelegen.
Rho adviseurs voor leefruimte
021548.1794300
23
Overzicht risicobronnen in de directe omgeving van het plangebied (rode cirkel) Bron: DGMR 2012 Navolgend zijn deze risisobronnen nader beschouwd. Europcar Autoverhuur Rotterdam-Centrum In de directe nabijheid van het plangebied, aan de Walenburghof 17, is Europcar gesitueerd. Onderdeel van het verhuurbedrijf is volgens de risicokaart een tankstation. Momenteel lijkt dit een separaat tankstation van Avia te zijn. Op het tankstation wordt geen LPG verkocht, enkel diesel en benzine. Het tankstation valt hiermee onder het Activiteitenbesluit. In het Activiteitenbesluit wordt verwezen naar de veiligheidsafstanden uit de PGS 28 (versie 2005). Voor onbemande pompen geldt een externe veiligheidsafstand van 20 meter tussen een bezineafleverzuil en kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Het nieuwe schoolgebouw ligt op circa 45 meter afstand van de afleverzuilen. Er wordt derhalve voldaan aan de veiligheidsafstand uit PGS 28. Gezien de afstand tussen het tankstation en het bouwplan zijn er geen belemmeringen voor het aspect externe veiligheid. Sportfondsenbad Rotterdam Noord Het Sportfondsenbad Rotterdam Noord is gelegen aan de Van Maanenstraat 8. Het zwembad beschikt -6 over een chloorbleekloogtank van 2000 liter. Het plaatsgebonden risico 10 /jaar bedraagt volgens de Risicokaart 0 meter. Het zwembad is op circa 620 meter afstand van het plangebied gelegen. Gezien de afstand tot het plangebied is deze risicobron niet relevant voor het plan.
Rho adviseurs voor leefruimte
021548.1794300
24
Doorgaand spoor Rotterdam CS Het plangebied is gelegen nabij station Rotterdam Centraal. Over de sporen van Rotterdam CS vindt volgens het Basisnet Spoor transport van gevaarlijke stoffen plaats. Het plangebied ligt op circa 125 meter afstand van de meest dichtbij gelegen spoor waarover transport met gevaarlijke stoffen plaatsvindt (op basis van PlanMER Rotterdam Central District, kenmerk 20080327, 17 maart 2011). Hiermee ligt het plangebied binnen het aandachtsgebied (200 meter volgens Circulaire RNVGS) van het spoortraject. Uit eerder kwantitatief onderzoek voor het doorgaande treinverkeer van en naar Rotterdam CS is bepaald dat het plaatsgebonden risico ten hoogste 10 meter afstand bedraagt. Het plangebied is -6 derhalve niet binnen het PR 10 /jaar gelegen. De veiligheidszone uit de Circulaire RNVGS bedraagt 7 meter. Het groepsrisico ten gevolge van het doorgaande treinverkeer dient inzichtelijk gemaakt te worden. Hiervoor dient een berekening (een zogenoemde kwantitatieve risicoanalyse) met het voorgeschreven rekenpakket RBMII uitgevoerd te worden. Dit onderzoek is in mei 2013 uitgevoerd door DGMR, zie bijlage 6. Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg De Statenweg en de overige wegen rondom het plangebied zijn geen hoofdroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Deze wegen zijn daarmee niet relevant voor de beschouwing van externe veiligheid. Er hoeft bij de beoogde ontwikkeling dan ook geen rekening te worden gehouden met het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg.
Rho adviseurs voor leefruimte
021548.1794300
25
Samenvattend In navolgende tabel zijn de besproken afstanden samengevat weergegeven. risicobron
invloedsgebied
afstand tot plan 45
plasbrandaandachtsgebied
benzineservicestation 1 45 n.v.t. (zonder LPG) 2 zwembad: enkele 90 chloorbleekloog 2.000 tientallen n.v.t. liter meters 3 sporen van en naar 125 30 >4.000 Rotterdam CS Statenweg n.v.t. >20 m n.v.t. Risicobronnen in de omgeving en hun invloedsgebied (afstand in meters) Bron: DGMR, 2012
-6
PR 10 contour/ veiligheidszone n.v.t. 0 4
7
n.v.t.
1 Invloedsgebied behorende bij LF1 en LF2 tankwagens voor wegtransport. 2 Op basis van Gevarenkaart nr. 9. LRI-gevaarlijke stoffen, Provincie Noord-Brabant, GK09, versie 5.1.3. 3 Gemeten vanaf het buitenste spoor, op basis van Basisnet Spoor. 4 Gemeten vanuit het midden van de doorgaande spoorbundel (Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen).
In de directe omgeving (inventarisatie tot circa 1.000 meter rondom het bouwplan) is een drietal risicobronnen geïdentificeerd. Dit betreft de volgende risicobronnen: Europcar Autoverhuur/Avia: tankstation (geen LPG). Zwembad Sportfondsenbad Rotterdam Noord: opslagtank chloorbleekloog. Spoortrajecten van en naar Rotterdam CS: transport van wagons met gevaarlijke stoffen Van geen van de bovenstaande risicobronnen is het plangebied binnen de PR-contour gelegen of, in het geval van het benzinetankstation, binnen de veiligheidsafstand. Dit betekent dat er geen directe belemmering voor de realisatie van de school bestaat. Het plangebied is wel binnen het invloedsgebied van het spoor (trajecten van en naar Rotterdam CS) gelegen. Aangezien het plangebied binnen het aandachtsgebied van het spoortraject ligt, is een berekening van het groepsrisico uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage 6 opgenomen in de toelichting. Hieruit blijkt dat binnen het plangebied wordt voldaan aan de grenswaarden voor het plaatsgebonden risico van het spoor. Het plangebied ligt buiten het plasbrandaandachtsgebied van het spoor. In het externe veiligheidbeleid van de gemeente Rotterdam is opgenomen dat gestreefd moet worden naar een situatie waarbij het groepsrisico de oriëntatiewaarde niet overschrijdt. Indien dit niet haalbaar is wordt er naar gestreefd het groepsrisico niet toe te laten nemen. Het groepsrisico van het spoor bedraagt in de omgeving van het plangebied 2,3 maal de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico stijgt niet significant als gevolg van de ontwikkeling. Hiermee wordt voldaan aan de eisen uit het gemeentelijk beleid. Wel is een verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk. Verantwoording groepsrisico Door de ligging van het plangebied binnen het aandachtsgebied van het spoortraject is een verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk. Hierboven is reeds aangegeven dat sprake is van een groepsrisico van 2,3 maal de oriëntatiewaarde. Omdat het groepsrisico door de beoogde ontwikkeling niet significant stijgt als gevolg van de ontwikkeling kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR, waarin aandacht wordt besteed aan zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid voor hulpdiensten. Over deze aspecten is advies gevraagd aan de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond.
Rho adviseurs voor leefruimte
021548.1794300
26
Ten behoeve van het verbeteren van de zelfredzaamheid en de bestrijdbaarheid wordt volgend advies gegeven door de Veiligheidsregio: Bij de voorgenomen ontwikkeling geldt dat bij een toxische wolk de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen verbeterd kunnen worden door het gebouw geschikt te maken om enkele uren in te schuilen ("safe haven" principe). Hiervoor zullen deuren, ramen en ventilatieopeningen afsluitbaar moeten zijn en het luchtverversingssysteem uitgeschakeld kunnen worden; Draag zorg voor een goede voorlichting en instructie van de aanwezige personen zodat men weet hoe te handelen tijdens een calamiteit door middel van de campagne "goed voorbereid zijn heb je zelf in de hand". Beide maatregelen ten behoeve van de verbetering van de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid kunnen niet geborgd worden binnen de context van de Wet ruimtelijke ordening. Het gebouw zal echter wel worden uitgevoerd met ramen en deuren die kunnen worden afgesloten en een gebalanceerd ventilatiesysteem. In geval van calamiteiten (toxische wolk) kan het ventilatiesysteem worden uitgeschakeld. Hierdoor is het gebouw geschikt om enkele uren in te schuilen, hetgeen een bevordering betekent van de zelfredzaamheid van personen. Tevens heeft het gebouw op elke gevel een of meerdere (nood)uitgangen. Hierdoor is het altijd mogelijk om het gebouw te verlaten in een tegengestelde richting van de risicobron. Omdat er maatregelen aan het gebouw genomen worden om de zelfredzaamheid van de aanwezigen te vergroten en gelet op de toegevoegde waarde van het gebouw in de omgeving wordt het groepsrisico aanvaardbaar bevonden. Conclusie Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig initiatief.
5.5
Flora en fauna
Algemeen Bij ruimtelijke ingrepen moet rekening worden gehouden met de aanwezige natuurwaarden van het plangebied. Hierbij kan onderscheid worden gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Er moet worden nagegaan of er sprake kan zijn van negatieve invloeden op natuurwaarden/ beschermde soorten. Onderzoek In onderhavige situatie wordt een bestaand kantoorpand enkel voorzien van een onderwijsfunctie. Het gebouw zelf zal in stand blijven, groenopstanden blijven behouden en watergangen worden blijven ongeroerd. Conclusie Het aspect flora en fauna vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig initiatief.
5.6
Water
Algemeen De waterhuishoudkundige aspecten van het bouwplan dienen onderzocht te worden. Uitgangspunt daarbij is het realiseren van een hydrologisch neutrale situatie.
Rho adviseurs voor leefruimte
021548.1794300
27
Situatie plangebied In het plangebied is door de ontwikkeling geen sprake van een toename van de verharde oppervlakte. Voor de bebouwing aan Walenburgerweg blijft de waterhuishoudkundige situatie ongewijzigd aangezien er alleen sprake is van functiewijziging, waarbij van nieuwbouw geen sprake is. Conclusie Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig initiatief.
5.7
Energie en duurzaamheid
Algemeen Duurzaamheid is een speerpunt van de gemeente Rotterdam. Gemeente Rotterdam hanteert hiervoor het Programma Duurzaam. In voorliggende plan is veel aandacht geweest voor het aspect duurzaamheid. Het bestaande gebouw aan de Walenburgerweg 130 heeft langdurig leeg gestaan en is hierdoor in verval geraakt. Het plan betreft het hergebruik van het bestaande gebouw, waardoor de sloop van het gebouw wordt voorkomen. Tevens wordt een nieuwbouw van een onderwijshuisvesting voorkomen. De hierdoor gerealiseerde besparing aan energie en voor het milieu is aanzienlijk. Met de realisatie van het plan worden verbeteringen in het gebouw aangebracht. Door het plan wordt het bestaande gebouw geschikt gemaakt voor een onderwijsfunctie voor de komende 20 jaar. Het gebouw Het gebouw wordt voor de ruimteverwarming aangesloten op het stadsverwarmingsnetwerk van Eneco. Met stadsverwarming wordt het gebouw voorzien van een duurzaam verwarmingssysteem. De gasaansluiting van het gebouw zal worden afgesloten. Aangezien het stadsverwarmingsnetwerk reeds nabij het gebouw aanwezig is, kan het gebouw met beperkte middelen worden aangesloten. Bouwkundig zal in de kozijnen het enkele glas worden vervangen voor geïsoleerd glas. Tevens zal bij de nieuwe dakbedekking isolatie worden aangebracht. In het huidige gebouw is het dak niet voorzien van isolatie. Met deze maatregelen wordt een aanzienlijke verbetering gebracht aan de warmteverliezen van het gebouw. Door het beperken van de warmteverliezen is er minder energie nodig voor het opwarmen van het gebouw. De installatie in het gebouw wordt grotendeels vervangen, waarbij aandacht is voor energiezuinige onderdelen (luchtbehandelingskasten met een hoog rendement warmteterugwinning, energiezuinige armaturen met aanwezigheidsdetectie, etc.). Waar mogelijk is gekeken naar hergebruik van bestaande materialen. Dit is voordelig voor het milieu omdat er minder hoeft te worden gesloopt en er minder materialen worden gestort. Daarbij wordt er een besparing gerealiseerd op de productiekosten van nieuwe materialen. De ligging In het kader van duurzaamheid is ook van belang te melden dat het huisvesten van een school op deze binnenstedelijke locatie tevens andere voordelen heeft. Door de nabijheid van het centraal station en goede bus- en tramverbindingen zullen veel leerlingen en personeelsleden gebruik maken van het Rotterdamse openbaar vervoer. Daarbij is het beleid van de school gericht om het personeel uit de auto te halen en met de fiets naar het werk te laten komen.
Rho adviseurs voor leefruimte
021548.1794300
28
Rho adviseurs voor leefruimte
021548.1794300
29
Hoofdstuk 6
Financiële uitvoerbaarheid
Economische haalbaarheid In verband met de huisvestingsvraag van de school is door de Gemeente Rotterdam een beschikking afgegeven. Op basis van deze beschikking wordt het plan, binnen de gestelde kaders, voor rekening en risico van de initiatiefnemer gerealiseerd. Privaatrechtelijke uitvoerbaarheid Het bestaande gebouw is juridisch eigendom van Stadsontwikkeling Rotterdam. Het gebouw is economisch overgedragen aan Stichting BOOR. Voor de aanpassingen en de verbouw van het gebouw is door de gemeente een omgevingsvergunning afgegeven. Exploitatieplan In het kader van artikel 6.12 Wro dient de gemeente bij elk bestemmingsplan dat een aangewezen bouwplan mogelijk maakt een exploitatieplan vast te stellen. Het bestemmingsplan voorziet niet in een dergelijk aangewezen bouwplan. Er wordt namelijk geen nieuwe woning of hoofdgebouw gebouwd, niet voorzien in een uitbreiding van een bestaand pand of voorzien in een functie verandering naar wonen, kantoor, detailhandel, horeca of dienstverlening. Het opstellen van een exploitatieplan is derhalve niet noodzakelijk. Conclusie Het aspect economische haalbaarheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig initiatief.
Rho adviseurs voor leefruimte
021548.1794300
30
Rho adviseurs voor leefruimte
021548.1794300
31
Hoofdstuk 7
7.1
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Participatie
In het verleden heeft in het kader van het ontwikkelingsplan ‘Walenburgerhof’ een aantal buurtinformatieavonden plaatsgehad. Mede in verband met de weerstand vanuit de buurt tegen deze grootschalige ontwikkeling hebben de initiatiefnemers afgezien van het doorzetten van dit plan. Stichting BOOR heeft ten behoeve van de huisvestingsvraag van de school Wolfert College het initiatief genomen om Wolfert College te huisvesten binnen het bestaande kantoorpand aan de Walenburgerweg 130. Hierover is de buurt eind 2011 geïnformeerd. De omwonenden waren positief gestemd over deze nieuwe planvorming. Op 25 september 2012 is de buurt wederom geïnformeerd over de status van deze planontwikkeling om Wolfert College in het bestaande gebouw te huisvesten. De omwonenden hebben tijdens deze avond opmerkingen geplaatst over de bouwperiode, met name over het bouwterrein en het afzetten van een gedeelte van de openbare parkeerplaatsen. De bouwplaatsinrichting zal met name inpandig plaatsvinden. Het afzetten van de openbare parkeerplaatsen zal slechts kortstondig plaatsvinden. Over het plan om de school in het bestaande gebouw te huisvesten waren de omwonenden wederom positief. Tijdens de bouwperiode is een goede communicatie naar de omwonenden belangrijk. Met name tijdens de momenten waarbij sprake is van overlast naar de buurt. De uitvoerder van de bouwkundige aannemer is hierbij het eerste aanspreekpunt.
7.2
Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het conceptontwerpbestemmingsplan aan diverse instanties toegestuurd. De binnengekomen overlegreacties zijn in deze paragraaf samengevat, indien de reacties hebben geleid tot aanpassingen is dit vermeld. 1. Gasunie, 17 juni 2013 Samenvatting Het plangebied ligt buiten de 1%-letaliteitsgrens van de dichtst bij gelegen leiding, deze leiding heeft geen verdere invloed op de planontwikkeling. Reactie Hiervan nemen wij kennis Conclusie De overlegreactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Rho adviseurs voor leefruimte
021548.1794300
32
2. Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam, 19 juni 2013 Samenvatting Het BOOR vraagt een aantal tekstuele aanvullingen in de paragraaf over archeologie, de toelichting op artikel 4 in de juridische planbeschrijving en artikel 4 waarde-Archeologie. De werkzaamheden mogen niet dieper dan 1,0 m beneden maaiveld reiken. Reactie 1. De paragraaf Archeologie (3.1) van de toelichting is conform de aangeleverde aanvulling aangepast. 2. De paragraaf Juridische planbeschrijving (4.2) van de toelichting is conform de aangeleverde aanvulling aangepast. 3. Artikel 4 waarde - Archeologie is conform de aangeleverde aanvulling aangepast. Conclusie De overlegreactie leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan. 3. KPN, 26 juni 2013 Samenvatting Het bestemmingsplan heeft consequenties voor de infrastructuur van KPN. Aan het Statenpad is een wijkcentrale gelegen, daarnaast liggen er belangrijke kabeltracés in de nabijheid van het plangebied. Verzocht wordt om door middel van een KLIC-melding de aanwezige kabels te inventariseren, zodat bij de planontwikkeling hiermee rekening gehouden kan worden. Reactie Het bestemmingsplan voorziet in uitsluitend een functiewijziging van kantoor naar maatschappelijk. Bij het bouwplan, waarvoor reeds een omgevingsvergunning voor is verleend, blijft de bodem onaangetast. Conclusie De overlegreactie leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan. 4. Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, 26 juni 2013 Samenvatting Ten behoeve van het verbeteren van de zelfredzaamheid en de bestrijdbaarheid kunnen geen maatregelen geborgt worden die vallen binnen de context van de Wet ruimtelijke ordening. De maatregelen kunnen echter wel gerealiseerd worden binnen de context van de gemeentelijke verantwoordelijkheid ex artikel 3 Wet Veiligheidsregio's: Bij de voorgenomen ontwikkeling geldt dat bij een toxische wolk de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen verbeterd kunnen worden door het gebouw geschikt te maken om enkele uren in te schuilen ("safe haven" principe). Hiervoor zullen deuren, ramen en ventilatieopeningen afsluitbaar moeten zijn en het luchtverversingssysteem uitgeschakeld kunnen worden. Draag zorg voor een goede voorlichting en instructie van de aanwezige personen zodat men weet hoe te handelen tijdens een calamiteit door middel van de campagne "goed voorbereid zijn heb je zelf in de hand". Reactie Dit advies wordt opgenomen in de toelichting. Bovendien zal een nadere toelichting over de maatregelen worden opgenomen. Conclusie De overlegreactie leidt tot aanpassing van de desbetreffende paragraaf van de toelichting van het bestemmingsplan.
Rho adviseurs voor leefruimte
021548.1794300
bijlagen bij de Toelichting
34
Rho adviseurs voor leefruimte
021548.1794300
35
Bijlage 1 Historisch bodemonderzoek
Rho adviseurs voor leefruimte
021548.1794300
RAPPORT betreffende een historisch onderzoek conform NEN 5725 Walenburgerweg 130 te Rotterdam
Datum Kenmerk Auteur
: 30 augustus 2013 : 1308F678/DBI/rap1 : De heer D.D.C.A. Bijl
Vrijgave
: C. Brouwer bba (projectleider)
: ………………….
Opdrachtgever
: Rho adviseurs : De heer R. Sips : Postbus 150 : 3000 AD Rotterdam
© IDDS bv. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd, opgeslagen in een geautomatiseerd bestand en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, elektronisch of anderszins zonder voorafgaande, schriftelijke toestemming van de uitgever.
INHOUDSOPGAVE
1. INLEIDING .......................................................................................................................................... 3 2. VOORONDERZOEK ........................................................................................................................... 4 2.1. ALGEMEEN ........................................................................................................................... 4 2.2. REGIONALE BODEMOPBOUW EN GEOHYDROLOGIE .................................................... 4 2.3. BESCHRIJVING ONDERZOEKSLOCATIE ........................................................................... 5 2.4. HISTORISCHE INFORMATIE ............................................................................................... 6 3. CONCLUSIES EN ADVIES ................................................................................................................ 8 4. BETROUWBAARHEID ..................................................................................................................... 10
BIJLAGEN 1 2
Afbeeldingen en situatietekeningen Historische informatie
1. INLEIDING
In opdracht van Rho adviseurs is een historisch onderzoek verricht voor de projectlocatie Walenburgerweg 130 te Rotterdam. Aanleiding en doelstelling onderzoek Het onderzoek is uitgevoerd in verband met het bestemmingsplan Walenburgerweg 130. Op de locatie is een gebouwencomplex aanwezig welke met name grotendeels inpandig wordt gerenoveerd ten behoeve van een scholencomplex. Doel van het onderzoek is op basis van de locatiespecifieke informatie (historie en huidige situatie) vast te stellen in hoeverre een verontreiniging van de bodem verwacht kan worden. Het vooronderzoek wordt uitgevoerd voorafgaand aan het feitelijk onderzoek van de bodem (= veld- en laboratoriumonderzoek). Echter niet in alle situaties zal na het uitvoeren van een vooronderzoek een compleet bodemonderzoek nodig zijn. De bij het vooronderzoek verzamelde informatie wordt gebruikt voor het verkrijgen van een adequate invulling van het veld- en laboratoriumonderzoek en draagt bij aan de verklaring van de resultaten van het bodemonderzoek. Het vooronderzoek wordt uitgevoerd conform de NEN 5725 en omvat in hoofdlijn het verzamelen van informatie over: -
-
-
-
het vroegere gebruik van de locatie en de directe omgeving tot aan het heden, zodat duidelijk is waar potentiële bodemverontreinigende activiteiten hebben plaatsgevonden en/of thans plaatsvinden; het huidige gebruik van de locatie, zodat duidelijk is waar voor bodemverontreiniging kritische locaties bekend zijn. Deze informatie is tevens van belang, indien een analyse wordt uitgevoerd van de risico’s die het gevolg zijn van de bodemverontreiniging; het toekomstig gebruik van de locatie. Dit is van belang bij bouw- of herinrichtingsplannen, zodat kan worden beoordeeld of de bodem geschikt is voor de geplande bebouwing en het hierbij horende bodemgebruik. In die gevallen dat van de locatie grond zal worden ontgraven en elders worden toegepast binnen de werkingssfeer van het Bouwstoffenbesluit is het van belang om de te ontgraven partij grond ruimtelijk te kunnen definiëren. Het toekomstig gebruik is ook van belang bij nulsituatie-onderzoek, waarvoor geldt dat de aard van de toekomstige potentiële verontreinigingsbron bekend moet zijn. Aan dit aspect zal in een vervolgfase aandacht worden besteed; de bodemopbouw en geohydrologische situatie.
Leeswijzer Een beschrijving van de geohydrologie, onderzoekslocatie en de historische informatie is weergegeven in hoofdstuk 2. In hoofdstuk 3 zijn de conclusies van het vooronderzoek verwoord en gekoppeld, waar mogelijk, aan een bruikbaar advies voor de mogelijk te nemen vervolgstappen. In hoofdstuk 4 zijn de factoren beschreven die de verkregen resultaten mogelijk beïnvloeden.
Walenburgerweg 130 te Rotterdam: 1308F678/DBI/rap1
3/10
2. VOORONDERZOEK
2.1. ALGEMEEN Bij toepassing van de NEN 5740 (onderzoeksnorm bij bodemonderzoek) moet een hypothese worden opgesteld omtrent de aan- of afwezigheid, de aard en de ruimtelijke verdeling van eventueel te verwachten verontreinigingen. Ten behoeve van het opstellen van de hypothese dient een vooronderzoek uitgevoerd te worden overeenkomstig de NEN 5725 (Leidraad bij het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend, oriënterend en nader onderzoek, NNI, januari 2009). Het onderhavig onderzoek is uitgevoerd op basisniveau conform NEN 5725. In dit kader is informatie verzameld over de volgende aspecten van de locatie: -
regionale bodemopbouw en geohydrologie (paragraaf 2.2); huidig (en toekomstig) gebruik van de onderzoekslocatie (paragraaf 2.3); historische informatie (paragraaf 2.4).
De verzamelde informatie is vastgelegd per bron en weergegeven in de genoemde paragrafen van onderhavige rapportage. Als afbakening van de onderzoekslocatie, ten behoeve van het vooronderzoek, is gekozen voor het te onderzoeken perceel alsmede de aangrenzende percelen tot maximaal 50 meter gerekend vanaf de grens van het te onderzoeken perceel. Genoemde afstand betreft een arbitraire keuze.
2.2. REGIONALE BODEMOPBOUW EN GEOHYDROLOGIE Teneinde inzicht te kunnen verkrijgen in de samenstelling van de diepere bodemlagen is de Grondwaterkaart van Nederland, kaartbladen 37 West, 37 Oost (Rotterdam) geraadpleegd. Deze is uitgegeven door het Instituut van Grondwater en Geo-energie TNO (IGG). De regionale geohydrologische opbouw kan als volgt worden omschreven: Antropogene laag Het gebied waarin de onderzoekslocatie is gelegen is in de jaren '50 in ontwikkeling gebracht waarbij circa 3 meter havenslib is opgespoten waarna deze is afgedekt met circa 1 meter zand. Deklaag In het algemeen wordt de slecht doorlatende deklaag gevormd door fijne slibhoudende zanden, kleien en veenafzettingen van holocene ouderdom (Westlandformatie). De dikte van de deklaag bedraagt circa 10 meter. De deklaag wordt direct vanaf het maaiveld aangetroffen (circa 5 m.N.A.P.). Er is sprake van een kwelsituatie (opwaartse gerichte grondwaterstroming). e
1 watervoerende pakket Het eerste watervoerende pakket wordt globaal gevormd door goed doorlatende afzettingen tussen de slecht doorlatende deklaag en de scheidende laag, gevormd door de Formatie van Kreftenheye. Het eerste watervoerende pakket bestaat met name uit matig grof tot matig fijne zanden. In de directe nabijheid van de onderzoekslocatie bevindt dit pakket zich op een diepte van circa 16 m.N.A.P. en bedraagt de dikte van dit pakket circa 10 meter. Het doorlaatvermogen (kD-waarde), zijnde het product van de doorlaatbaarheidscoëfficiënt (k) en 2 de dikte (D) van het eerste watervoerende pakket wordt geschat op circa 500 m /d. De grondwaterstroming in het eerste watervoerende pakket is noordoostelijk gericht. De stijghoogte in het eerste watervoerend pakket bedraagt 6 m.-N.A.P.
Walenburgerweg 130 te Rotterdam: 1308F678/DBI/rap1
4/10
e
1 scheidende laag Het eerste en tweede watervoerende pakket worden gescheiden door kleiige en slibhoudende afzettingen, gevormd door de Formatie van Kedichem. De top van de scheidende laag in de nabijheid van de onderzoekslocatie is gemeten op een diepte van circa 25 m.-N.A.P. De dikte van deze laag, waarvan de onderzijde zich bevindt op circa 55 m.-N.A.P. bedraagt circa 30 meter. Verwacht wordt dat de verticale hydraulische weerstand van de slecht doorlatende laag over het algemeen enkele duizenden dagen zal bedragen. e
2 watervoerende pakket Het tweede watervoerende pakket wordt globaal gevormd door goed doorlatende afzettingen e (grind- of slibhoudende fijne tot grove zandhoudende afzettingen) beneden de 1 scheidende laag, welke worden gerekend tot de formaties van Tegelen en Maassluis. Het tweede watervoerend pakket wordt aangetroffen vanaf circa 55 m.-N.A.P. De ondergrens van dit pakket is niet bekend. Omtrent de kD-waarde voor het tweede watervoerende pakket zijn geen gegevens voorhanden. Algemeen De onderzoekslocatie is niet gelegen in een grondwaterbeschermingsgebied, waterwingebied danwel een boringvrije zone. De locatie is gelegen in gerioleerd gebied.
2.3. BESCHRIJVING ONDERZOEKSLOCATIE De ligging van de onderzoekslocatie is globaal weergegeven in onderhavige plattegrond alsmede in enkele verbeeldingen in bijlage 1.
Huidig gebruik De locatie is gelegen in het centrum van Rotterdam en is grotendeels bebouwd. De bebouwing is hoofdzakelijk in gebruik geweest ten behoeve diverse bedrijvigheid / kantoren. Het niet bebouwde maaiveld is verhard met tegels danwel klinkers.
Walenburgerweg 130 te Rotterdam: 1308F678/DBI/rap1
5/10
2.4. HISTORISCHE INFORMATIE In augustus 2013 is het digitale informatieportaal van de DCMR alsmede het internet geraadpleegd inzake het historische gebruik van de onderzoekslocatie en de omliggende percelen. Ter volledigheid is de verkregen historische informatie opgenomen in bijlage 2 van onderhavige rapportage.
Historie In de tweede wereldoorlog is Rotterdam grotendeels gebombardeerd en derhalve (met name) in de jaren ’50 weer herbouwd. De bebouwing is met name in gebruik geweest als kantoor door diverse bedrijven (ook wel bekend als het ‘Homobonus’-gebouw, zie ook bijlage 2). In de nabije omgeving wordt melding gemaakt van diverse bedrijvigheid, zoals autoverhuurbedrijven, garagebedrijven en tankstations. Op basis van informatie van de DCMR zijn op of in de nabijheid van de onderzoekslocatie (voormalige) ondergrondse brandstoftanks aanwezig (geweest). In de geraadpleegde informatie wordt melding gemaakt van een in 1992 gesaneerde huisbrandolietank (ten behoeve van bouwlocatie ‘Wolfert van Borselen’), zie ook bijlage 2.
Walenburgerweg 130 te Rotterdam: 1308F678/DBI/rap1
6/10
Eerder uitgevoerde bodemonderzoeken Op basis van informatie van de DCMR zijn er in de nabijheid van de projectlocatie de volgende (bodem)gegevens dan wel onderzoeken bekend: Walenburgerwg 130
Adres
Walenburgerwg 130 Rotterdam (Rotterdam)
(Historisch) verdachte activiteiten Bedrijfsnaam
Beginjaar
Eindjaar
Activiteit
onbekend onbekend elektrotechnisch installatiebedrijf GEMEENTE ROTTERDAM 1958
onbekend hbo-tank (ondergronds)
ST. HOMOBONUS
onbekend hbo-tank (ondergronds)
1960
onbekend onbekend onbekend onbekend onbekend onbekend onbekend onbekend onbekend Wolfert van borselen (bouwlocatie) Adres
Wolfert van borselen (bouwlocatie) Walenburgerweg 130 Rotterdam
Opslagtanks Soort tank
Vloeistof
Capaciteit(l) Plaatsingsdatum Saneringdatum Saneringswijze
Ondergronds Huisbrandolie 20000
16-10-1958
11-05-1992
Anders
Vroesenpark / Blijdorpsepolder Adres
Vroesenpark / Blijdorpsepolder NAVANDERSTRAAT 9a ROTTERDAM (Rotterdam)
Beoordeling verontreiniging
Potentieel Ernstig
Vervolg
Uitvoeren aanvullend OO
Besluiten Datum
Besluit
Status
Document
07-08-1995 Vervolg op termijn Definitief 953104
Walenburgerweg 130 te Rotterdam: 1308F678/DBI/rap1
7/10
Rapporten
Basis Details Datum
Soort onderzoek
Adviesbureau
Rapportnummer
1 17-02-2011 Historisch onderzoek Ingenieursbureau GW 1202602 2 20-07-1995 Indicatief onderzoek
Ingenieursbureau GW 953104
(Historische) bedrijfsactiviteiten Bedrijf
Beginjaar Eindjaar
baggerspeciedepot (op land) 1910
1920
chemische wasserij/stomerij 1500
onbekend
Walenburgerweg/Stationssingel/Walenburghof
Adres
Walenburgerweg/Stationssingel/Walenburghof Walenburgerweg ROTTERDAM (Rotterdam)
Beoordeling verontreiniging Vervolg
uitvoeren OO
Rapporten
Basis Details Datum
Soort onderzoek
Adviesbureau Rapportnummer
1 15-06-2007 Verkennend onderzoek NEN 5740 EnviroPlan
064627
Pink roccade
Adres
Walenburgerweg 130 3033AK Rotterdam
Hoofdactiviteit
Installaties: stookinstallaties > 900 kw t
Status
Meldingsplichtig
Locatienummer
415286
Beschikkingen Beschikking Datum Document Status afgerond
Algemeen Voor het binnenstedelijk gebied van Rotterdam is bekend dat er diverse ophooglagen in het verleden zijn aangebracht. Deze lagen kunnen bijmengingen met slib, danwel andersoortige bodemvreemde bijmengingen bevatten. Derhalve kunnen in dergelijke lagen met name de parameters zware metalen en PAK in variërende mate voorkomen.
Walenburgerweg 130 te Rotterdam: 1308F678/DBI/rap1
8/10
3. CONCLUSIES EN ADVIES In opdracht van Rho adviseurs is een historisch onderzoek verricht voor de projectlocatie Walenburgerweg 130 te Rotterdam. Aanleiding en doelstelling onderzoek Het onderzoek is uitgevoerd in verband met het bestemmingsplan Walenburgerweg 130. Op de locatie is een gebouwencomplex aanwezig welke met name grotendeels inpandig wordt gerenoveerd ten behoeve van een scholencomplex. Doel van het onderzoek is op basis van de locatiespecifieke informatie (historie en huidige situatie) vast te stellen in hoeverre een verontreiniging van de bodem verwacht kan worden. Conclusies vooronderzoek Uit de verzamelde historische gegevens kan worden afgeleid dat, op en in de nabijheid van het onderzoeksterrein met het oog op het toekomstig gebruik (alsmede beredeneerd vanuit de huidige verhardingssituatie), geen concrete aandachtspunten aanwezig zijn met betrekking tot risico’s in relatie tot mogelijk aanwezige bodemverontreiniging. Uitgangspunt hierbij is dat er geen grondverzet plaatsvindt en dat de huidige verhardingssituatie gehandhaafd blijft. In het kader van een omgevingsvergunning (activiteit bouwen) is het, conform de huidige regelgeving, een verplichting een milieukundig bodemonderzoek conform de NEN 5740 uit te voeren. Echter, gezien de afwezigheid van directe risico’s, kan een (volledig) onderzoek conform de NEN 5740 ons inziens achterwege blijven. Advies Geadviseerd wordt onderhavige rapportage voor te leggen aan het bevoegd gezag, aangezien voornoemde instantie haar eindoordeel geeft omtrent de onderzoeksresultaten en geformuleerde conclusies.
IDDS Milieu bv Noordwijk (ZH)
Walenburgerweg 130 te Rotterdam: 1308F678/DBI/rap1
9/10
4. BETROUWBAARHEID
Het onderhavige vooronderzoek is op zorgvuldige wijze verricht volgens de algemeen gebruikelijke inzichten en methoden. Echter, het vooronderzoek is gebaseerd op de beschikbare historische informatie. IDDS streeft naar een zo groot mogelijke representativiteit van het vooronderzoek. Toch blijft het mogelijk dat bepaalde informatie niet kan worden achterhaald. IDDS acht zich niet aansprakelijk voor de schade die hier mogelijkerwijs uit voortvloeit. Meer informatie over ons bedrijf en kwalificaties kunt u vinden op onze website www.idds.nl Naarmate de periode tussen de uitvoering van het vooronderzoek en het gebruik van de resultaten langer wordt, zal meer voorzichtigheid betracht moeten worden bij het gebruik van dit rapport. In veel gevallen hanteren de beoordelende instanties een termijn (van meestal maximaal 5 jaar) waarbinnen de onderzoeksresultaten representatief zijn. Bij het gebruik van de resultaten van dit onderzoek dient het doel van het onderzoek goed in ogenschouw te worden genomen. In dit kader is met name het gekozen geografische besluitvormingsgebied en de onderzoekslocatie voor het vooronderzoek van belang.
Walenburgerweg 130 te Rotterdam: 1308F678/DBI/rap1
10/10
BIJLAGE 1 AFBEELDINGEN EN SITUATIETEKENINGEN
BIJLAGE 2 HISTORISCHE INFORMATIE
Bron: internet
Hoek Walenburgerweg - Statenweg De eerste steen werd gelegd door Ferdi Meijer, de bijna vijfjarige kleinzoon van de stichter. Zo kennen oudRotterdammers dat gebouw op de hoek Walenburgerweg - Statenweg als 'Homobonus'.
Homobonus gebouw Walenburgerweg 130
Homobonus inwendig
Interieur Homobonus gebouw
Bron: internet
Walenburgerweg 130 In het souterrain waren de showroom en permanente monsterzaal, en een schuilkelder voor 200 personen. Op de parterre vond opslag en transport van alle goederen plaats. Het personeel kon er de jassen kwijt in de garderobes en lunchen in de personeelskantine.
Administratie Homobonus Walenburgerweg 130 Bezoekers werden op de 1e verdieping ontvangen waar de receptie was en de telefooncentrale. Daar was ook de bestuurskamer. Verder bevonden zich in een vleugel van deze verdieping de afdeling verkoopbevordering, de correspondentieafdeling, zelfs een laboratorium en de kantoren van de inkopers. (In latere jaren hebben een aantal inkopers zich nog misdragen; zij kregen dollartekens in hun ogen en gingen geheel voorbij aan de oorspronkelijke doelstellingen van de Vereniging; een flinke rel geweest.) De andere vleugel van dezelfde verdieping huisvestte de administratieafdeling. De boekhouding zat er, de postkamer en de cyclostyleafdeling, jazeker, zeg maar kopieerafdeling voor het maken van stencils. Op de verbinding van deze twee vleugels lagen de directiekamer, het directiesecretariaat en de kas, een heel belangrijke plek in de tijd van het wekelijkse loonzakje. Er werkten overigens uitsluitend mannen.
Bron: internet
Directiekamer Th. Kuyper Homobonus Walenburgerweg 130 In de beurszaal op de 2e verdieping, met het restaurant op een entresol ofwel tussenverdieping, werden regelmatig beurzen gehouden. De textielwinkeliers uit heel Nederland, mits r.k., bekeken er stoffen en waren en deden hun bestellingen.
Beurszaal Homobonus Walenburgerweg 130 De afdeling Expeditie met eigen vrachtwagen bracht een flink deel van de goederen naar de winkels van de leden. Bij de afdeling Grossierderij Kleinvak konden de leden kleingoed uit voorraad aanschaffen, zoals veiligheidsspelden, garen, stopwol en knopen. Op 20 januari 1959 kwam de uitbreiding van het gebouw, begonnen op 6 oktober 1958, gereed. Onder leiding van architect J.A. Lelieveldt was het grondoppervlak 1400 m2 groter geworden en de totale vloeroppervlakte met 4300 m2 uitgebreid.
Maquette Nieuwbouw Oostzijde Homobonus gebouw
Bron: internet
Walenburgerweg 130
Homobonus ten Hemelvaart Om niet alleen te bemiddelen bij transacties tussen leden en leveranciers maar ook voor eigen rekening in te kopen wordt de N.V. Groothandels-Mij. Hobo opgericht. Deze naam, waarin homo en bonus verdoezeld zijn, houdt voeling met de behoeftigen, want in het Amerikaans betekent het woord hobo thuisloze zwerver, vagebond, maar dat zal niet de opzet zijn geweest van de naamgevers. Was deze N.V. een onderdeel van het grote geheel, in 1963 gaat de naam St. Homobonus officieel over in HOBO G.A.. Tijden veranderen, inzichten ook. Het winstbelang treedt op de voorgrond. Met het opgeven van de naam van de heilige worden ook de heilige huisjes afgebroken. Voortaan gaat het uitsluitend om de commercie. Er moet worden groter gegroeid. Men zoekt aansluiting bij een andere inkoopcoöperatie: Faam en vanaf 1971 gaan beide samen onder de naam Hobo-Faam met de vestiging in Gouda. Er volgen, geheel in de tijdgeest, overnames waaronder Marskramer, Piet Lap en Prénatal (eens ook begonnen door een Meijer, maar geen familie, hun geschiedenis staat op een mooie site:
http://atelierpandora.nl/retailnet/kantine/tmp/historie.pdf NRC/Handelsblad meldt op 13 december 1984 dat de in- en verkoopcombinatie Hobo-Faam BV en de Westduitse inkoopcombinatie Kaufring eG per 1 januari van het volgend jaar hun textielbelangen op de Nederlandse markt zullen bundelen in de Inkoopcombinatie Hoboring. Hoe dan ook In 1987 vindt er een transformatie plaats en vormen zich de Inkoopcombinatie HoboFaam en Retailnet. Retail-organisatie Hobo Faam N.V. hevelt per 3 april 2000 zijn bedrijvigheden over van de Stationsstraat te Groot-Bijgaarden naar een nieuwe stek te Zellik, België is een bericht dat men nu op internet kan aantreffen. Er rust allang geen zegen van St. Homobonus meer op deze organisatie. Thans huisvest het gebouw aan de Walenburgerweg productiebedrijven op het gebied van animatiefilm en design.
Bron: internet
2010 Het voormalige Homobonus gebouw Walenburgerweg 130
36
Rho adviseurs voor leefruimte
021548.1794300
37
Bijlage 2 Notitie akoestiek
Rho adviseurs voor leefruimte
021548.1794300
Notitie Project
1.
Het Wolfertcollege, Rotterdam
Betreft
Realisatie schoolbestemming
Ons kenmerk
B.2012.1011.01.N001
Versie
002
Datum
5 november 2012
Verwerkt door
JGE|LVE
Contactpersoon
drs. A.K. (Aneta) Krikke
E-mail
[email protected]
Inleiding In verband met de realisatie van een schoolbestemming (functieverandering) aan de Walenburgerweg 130 in Rotterdam bestaat er behoefte aan de analyse van de wettelijke en beleidsmatige voorwaarden voor realisatie van een dergelijke bestemming. In deze notitie worden de vereisten van de wet en het beleid toegelicht. Deze notitie is niet gebaseerd op de berekende geluidsbelasting, maar is een opsomming van de voorwaarden met betrekking to geluid.
2.
Wet en hogere waarden
2.1
Wettelijke kaders De Wet geluidhinder (Wgh) regelt de bestrijding van geluidsoverlast en de bescherming van de burger in zijn woonomgeving. Daarom gaan de geluidsnormen uit van de geluidsbelasting die verschillende geluidsbronnen hebben op omliggende woningen en andere zogenoemde geluidsgevoelige gebouwen. Een "ander geluidsgevoelig gebouw" is aangewezen in het Besluit geluidhinder (Bgh). Als "ander geluidsgevoelig gebouw" zijn aangewezen 1: •
Onderwijsgebouwen.
•
Ziekenhuizen en verpleeghuizen.
•
Verzorgingstehuizen.
•
Psychiatrische inrichtingen.
•
Kinderdagverblijven.
Alle objecten die niet onder bovenstaande categorieën vallen, zijn op basis van de Wet geluidhinder niet beschermd tegen geluidhinder. De bepalingen van de Wet geluidhinder zijn van toepassing wanneer door een ruimtelijke ordeningsprocedure, zoals een bestemmingsplan, nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen een geluidszone van een weg, spoorweg en/of industrieterrein worden gerealiseerd. De wet stelt een streefwaarde (de voorkeursgrenswaarde) en een grenswaarde (de maximaal toelaatbare geluidsbelasting) vast voor de betreffende geluidsbron. Uit het akoestisch onderzoek bij de ruimtelijke ordeningsprocedure kan blijken dat, ondanks maatregelen, de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden.
1
art. 1.2 Bgh
k:\doc\b\2012\101101\b2012101101n001-002.docx 05-11-2012
1
B.2012.1011.01.N001 Het Wolfertcollege, Rotterdam – Realisatie schoolbestemming
Indien
toepassing
van
maatregelen,
gericht
op
het
terugbrengen
van
de
verwachte
geluidsbelasting op de gevel van het betrokken geluidsgevoelig object, onvoldoende doeltreffend zijn,
dan
wel
stuit
op
overwegende
bezwaren
van
stedenbouwkundige,
verkeer-
of
vervoerkundige, landschappelijke of financiële aard, is een hogere waarde mogelijk (art. 110a, lid 5). De Wet geluidhinder heeft voor die gevallen bepaald dat het college van burgemeester en wethouders bevoegd is een ontheffing te verlenen van deze voorkeursgrenswaarde. Indien er een hogere waarde wordt vastgesteld, zal gemotiveerd moeten worden waarom dergelijke maatregelen redelijkerwijs niet of in onvoldoende mate realiseerbaar zijn. In artikel 110a, lid 6 Wgh is aangegeven dat bij het vaststellen van hogere grenswaarden moet worden afgewogen of de cumulatie van geluid mogelijk leidt tot een onaanvaardbaar akoestisch klimaat. Het gaat hierbij zowel om bronnen van dezelfde soort (bijvoorbeeld verschillende wegen) als om bronnen van verschillende soorten (bijvoorbeeld weg- en spoorweglawaai). Een vaststelling van een hogere waarde is altijd gekoppeld aan een ruimtelijk besluit (bestemmingsplan).
2.2
Grenswaarden wegverkeer De voorkeursgrenswaarde voor de geluidsbelasting van een school (ander geluidsgevoelig gebouw) volgt uit artikel 3.1 Besluit geluidhinder (Bgh) en bedraagt 48 dB. Een geluidsbelasting onder de voorkeurgrenswaarde is in het algemeen zonder meer toelaatbaar. De effecten van geluid worden dan aanvaardbaar geacht. Artikel 3.2 Bgh biedt de mogelijkheid om in stedelijk gebied een hogere grenswaarde vast te stellen van maximaal 63 dB voor scholen.
2.3
Grenswaarden spoorverkeer De voorkeursgrenswaarde voor de geluidsbelasting vanwege spoorwegen volgt uit artikel 4.9 Bgh en bedraagt 53 dB voor scholen. De maximaal toelaatbare grenswaarde bedraagt voor scholen 68 dB en volgt uit artikel 4.11 Bgh. Een geluidsbelasting hoger dan de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting is niet toelaatbaar. Een geluidsbelasting in het gebied tussen de voorkeursgrenswaarde en de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting is alleen toelaatbaar na een bestuurlijk afwegingsproces.
2.4
Grenswaarden industrie De invloed van bedrijven op geluidsgevoelige bestemmingen wordt geregeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en in het Activiteitenbesluit. Voor bedrijven geldt de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) op de gevels van geluidsgevoelige bestemmingen. De invloed van bedrijven (zoals het spoorwegemplacement) op de te realiseren geluidsgevoelige bestemmingen wordt getoetst op basis van de vergunde geluidsbelasting. Indien er sprake is van de aanwezigheid van een gezoneerd industrieterrein kunnen hogere waarden worden verleend to maximaal 55 dB(A). Buiten de zone van een gezoneerd industrieterrein is de Wet geluidhinder niet van toepassing. Indien er geen zone is aangewezen, worden ook geen hogere waarden verleend.
k:\doc\b\2012\101101\b2012101101n001-002.docx 05-11-2012
2
B.2012.1011.01.N001 Het Wolfertcollege, Rotterdam – Realisatie schoolbestemming
2.5
Binnenwaarde In de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder zijn voor nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen sinds de wijziging van de Wet geluidhinder op 1 juli 2012 geen eisen meer opgenomen voor het geluidsniveau dat maximaal toelaatbaar is in de verblijfruimtes (van een school). Vanuit het Bouwbesluit worden er alleen in bepaalde situaties eisen gesteld aan de geluidwering van de gevel en niet aan het binnenniveau. Deze worden tijdens de aanvraagprocedure voor de omgevingsvergunning behandeld.
3.
Beleid gemeente Rotterdam Om geluidhinder zoveel mogelijk te voorkomen en daarnaast ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk te maken heeft de gemeenteraad van Rotterdam een ‘Ontheffingsbeleid Wet geluidhinder vastgesteld voor bouw- en bestemmingsplannen in de gemeente Rotterdam’. Dit beleid hogere waarden biedt de basis en het gereedschap voor een goede afweging tussen de geluidssituatie en ruimtelijke ontwikkelingen. Het gemeentelijke ontheffingsbeleid richt zich volledig op woningen. Op andere geluidsgevoelige bestemmingen, zoals ziekenhuizen en scholen, is het ontheffingsbeleid niet van toepassing. Aan de nieuwe Wet geluidhinder zijn ook geen uitvoeringsbesluiten met ontheffingscriteria verbonden die op deze bestemmingen van toepassing zijn. Het beleid is niet gericht op scholen, maar indien nodig zou aansluiting bij het beleid gezocht kunnen worden, bijvoorbeeld bij beoordeling van de te nemen maatregelen. In het ontheffingsbeleid zijn de volgende voorwaarden geformuleerd: • •
•
•
Als er geen overschrijding van de voorkeursgrenswaarde is, is er geen belemmering voor realisatie van het ruimtelijke plan. Bij overschrijding van de voorkeursgrenswaarde wordt in principe beoordeeld of maatregelen aan de bron (bijvoorbeeld snelheidsbeperking of ‘stil’ asfalt) of in de overdracht (bijvoorbeeld schermen of wallen) op de juiste manier zijn overwogen, mogelijk zijn en worden gerealiseerd. Bij veel projecten worden bronmaatregelen echter bij voorbaat als weinig zinvol ervaren. Vooral bij projecten van beperkte omvang, zoals de realisatie van één of enkele bouwblokken langs een bestaande weg, wordt niet of in beperkte mate naar bronmaatregelen gekeken. Als maatregelen aan de bron of in de overdracht niet uitvoerbaar zijn, of niet het gewenste resultaat opleveren, wordt veelal een hogere grenswaarde toegekend, eventueel in combinatie met een aanvullende eis voor een geluidsluwe gevel of maatregelen die de indeling van de woning betreffen. Bij overschrijding van de wettelijke grenswaarde kan uitsluitend met behulp van bijzondere toepassingen, zoals een ‘dove’ gevel, worden gebouwd (dit is een gevel zonder te openen delen en met een karakteristieke geluidwering).
k:\doc\b\2012\101101\b2012101101n001-002.docx 05-11-2012
3
B.2012.1011.01.N001 Het Wolfertcollege, Rotterdam – Realisatie schoolbestemming
In het ontheffingsbeleid worden bepalingen betreffende geluidsluwe en dove gevel opgenomen. Onder dove gevel wordt begrepen een bouwkundige constructie zonder te openen delen, die een
ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht daaronder begrepen het dak. Deze definitie is van toepassing op woningen en andere gebouwen. Op basis van het ontheffingsbeleid zijn de volgende situaties/elementen met betrekking tot dove gevel toegestaan: suskast, mechanische wandsuskast, mechanische spuivoorziening in plaats van te openen delen, spuien via een ventilatie rooster, incidenteel te openen raam of deur (bijvoorbeeld voor bewassing), verhuisraam, toegangsdeur tevens nooduitgang, onbenoemde ruimte met regulier raam of deur die als vluchtweg gebruik mag worden conform het Bouwbesluit. Het gemeentelijk ontheffingsbeleid stelt (ondermeer) ook eisen aan het creëren van een geluidsluwe gevel en een geluidsluwe buitenruimte. Wanneer geen buitenruimte aanwezig is wordt met de aanwezigheid van een geluidsluwe gevel voldoende kwaliteit gerealiseerd.
4.
Beoordeling van een school Aangezien scholen in de meeste gevallen in de avond en nachtperiode niet overeenkomstig hun bestemming gebruikt worden op grond van art. 1.6, lid 1 Besluit geluidhinder moet bij de bepaling van de geluidsbelasting (in dB) op de gevel van een schoolgebouw de avondperiode en/of de nachtperiode buiten beschouwing gelaten worden. Dit geldt voor de bepaling van de geluidsbelasting vanwege een industrieterrein, vanwege een weg of vanwege een spoorweg. Voor een school die alleen overdag in gebruik is, wordt dus uitgegaan van de geluidsbelasting Lday (in dB) in de dagperiode. Voor een school die tevens in de avonduren gebruikt wordt, wordt uitgegaan van de geluidsbelasting Lde (in dB) in de dag- en avondperiode.
5.
Het Wolfertcollege Het Wolfertcollege wordt gerealiseerd op een plek, waar volgens het vigerend bestemmingsplan geen geluidsgevoelige bestemmingen zijn toegestaan. Om de school te kunnen realiseren is een aanpassing van het bestemmingsplan noodzakelijk. Daardoor is sprake van een nieuwe geluidsgevoelige bestemming. Het gebied ligt binnen de invloedsfeer van drie soorten geluidsbronnen: wegverkeer, spoorverkeer en industrie (emplacement). Naar verwachting zal de geluidsbelasting van de bestreffende geluidsbronnen hoger zijn dan de geldende grenswaarden (voorkeursgrenswaarden en/of maximaal toelaatbare grenswaarden).
5.1
Bij overschrijding voorkeursgrenswaarden Voor
het
plangebied
zouden
hogere
waarden
verleend
moeten
worden
indien
de
voorkeursgrenswaarde voor wegen en spoorwegen worden overschreven. Aangezien er geen sprake is van een zone van een industrieterrein is het verlenen van hogere waarden vanwege industrielawaai niet aan de orde.
k:\doc\b\2012\101101\b2012101101n001-002.docx 05-11-2012
4
B.2012.1011.01.N001 Het Wolfertcollege, Rotterdam – Realisatie schoolbestemming
Het beleid van de gemeente Rotterdam heeft alleen betrekking op de bouw van woningen, en niet op de realisatie van andere geluidsgevoelige bestemmingen zoals scholen. Voor het Wolfertcollege gelden dus alleen de bepalingen uit de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder. Bij overschrijding van de voorkeurswaarden moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening gekeken worden naar mogelijke maatregelen. In stedelijk gebied zijn overdrachtsmaatregelen vaak niet gewenst. Bronmaatregelen voor realisatie van één bestemming worden (ook in het gemeentelijk beleid) niet gezien als doelmatig. In het geval van verandering van de functie van het bestaande gebouw kan eventueel gekeken worden naar de indeling van het gebouw en locatie van de verblijfsruimtes ten opzichte van de geluidsbronnen. Ook cumulatie van het geluid moet onder de aandacht gebracht worden, al bestaan geen te hanteren grenswaarden wat dit betreft. Op 1 juli 2012 is de nieuwe wetgeving SWUNG-1 van kracht geworden. Op basis daarvan worden voor rijkshoofdinfra het systeem van geluidsproductieplafonds geïntroduceerd. Het spoortraject in de buurt van het plangebied valt onder de nieuwe wetgeving. Voor de berekeningen van geluidsbelasting van het spoor moeten gegevens van het geluidregister spoorwegen gebruikt worden, indien de gemeente geen gebruik wenst te maken van een overgangstermijn die voor de voorbereiding van nieuwe bestemmingsplannen tot 1 juli 2013 geldt. Binnen deze termijn moet het ontwerp bestemmingsplan en het ontwerp hogere waarde ter inzage gelegd worden. In een ander geval kan niet gebruikgemaakt worden van de overgangstermijn. Aangezien de voorbereiding van het bestemmingsplan nog opgestart moet worden, wordt geadviseerd om geen gebruik te maken van de overgangstermijn. De realisatie van een geluidsluwe gevel is geen vereiste van de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder. Aangezien het gemeentelijk geluidbeleid alleen voor woningen van toepassing is kan realisatie van een geluidsluwe gevel niet een voorwaarde voor het verlenen van hogere waarden zijn. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dienen geluidsaspecten echter meegenomen worden. De geluidsbelasting
vanwege de aanwezige bronnen kan
bijvoorbeeld een aanleiding zijn om de indeling van het schoolgebouw anders te bepalen, met zo min mogelijk verblijfsruimtes aan de meest geluidsbelaste zijde. Dergelijke aanpassingen aan het gebouw kunnen echter niet gezien worden als een eis. In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt daarnaast rekening gehouden met de gecumuleerde geluidsbelasting vanwege alle in het gebied en de daaromheen aanwezige geluidsbronnen. In het geval van het Wolfertcollege gaat het om drie soorten bronnen: weg, spoor en industrie. Er zijn geen wettelijke eisen betreffende cumulatieve geluidsbelasting bij de geluidsgevoelige bestemmingen.
k:\doc\b\2012\101101\b2012101101n001-002.docx 05-11-2012
5
B.2012.1011.01.N001 Het Wolfertcollege, Rotterdam – Realisatie schoolbestemming
5.2
Bij overschrijding maximale grenswaarden Bij een overschrijding van de maximale grenswaarden (63 dB voor wegverkeer en 68 dB voor spoorwegverkeer) is het niet mogelijk een schoolgebouw te realiseren op de bestemming. Arnhem, 5 november 2012 DGMR Bouw B.V.
ir. P.J. (Paul) van Bergen Voor deze: ir. F.W.M. (Frank) Lambregts Behandeld door: drs. A.K. (Aneta) Krikke/ir. J. (Jan) Geerts
k:\doc\b\2012\101101\b2012101101n001-002.docx 05-11-2012
6
38
Rho adviseurs voor leefruimte
021548.1794300
39
Bijlage 3 Geluidsbelastingen
Rho adviseurs voor leefruimte
021548.1794300
alle resultaten in Lde (nachtperiode uitgesloten)
Wegverkeer 1. Bentincklaan/Walenburgerweg
2. Statenweg/Statentunnel
3. Stationssingel
Railverkeer
40
Rho adviseurs voor leefruimte
021548.1794300
41
Bijlage 4 Luchtkwaliteit
Rho adviseurs voor leefruimte
021548.1794300
Rapport B.2012.1011.05.R001 Wolfertcollege, Rotterdam Onderzoek naar de luchtkwaliteit Status: CONCEPT
Van Pallandtstraat 9-11 Postbus 153 6800 AD Arnhem T +31 (0)26 351 21 41
Casuariestraat 5 Postbus 370 2501 C J Den Haag T +31 (0)70 350 39 99
Lavendelheide 2 Postbus 671 9200 AR Drachten T +31 (0)512 52 23 24
Geerweg 11 Postbus 640 6130 AP Sittard T +31 (0)46 411 39 30
Adviseurs voor bouw, industrie, verkeer, milieu en software
[email protected] www.dgmr.nl
B.2012.1011.05.R001 Wolfertcollege, Rotterdam, onderzoek naar de luchtkwaliteit
Colofon Rapportnummer:
B.2012.1011.05.R001
Plaats en datum:
Arnhem, 11 december 2012
Versie:
001
Opdrachtgever:
PentaRho
Status: CONCEPT
Postbus 2145 7302 EM APELDOORN Opdrachtnummer: Contactpersoon:
de heer R. (Robert) Geerdink
Telefoon:
055 538 66 90
E-mail:
[email protected]
Uitgevoerd door:
DGMR Bouw B.V.
Informatie:
ing. E.P.M. (Edwin) de Backer
E-mail:
[email protected]
Telefoon:
046 411 39 30
Fax:
026 443 58 36
Auteur(s):
ing. E.P.M. (Edwin) de Backer
Eindverantwoordelijke: ir. P.J. (Paul) van Bergen Voor deze:
ir. F.W.M. (Frank) Lambregts
Verwerkt door:
JS|BR
©DGMR Bouw B.V. Alle rechten voorbehouden. Wilt u (delen van) dit rapport kopiëren of vermenigvuldigen, vraagt u dan schriftelijk toestemming daarvoor bij DGMR Bouw B.V.
k:\doc\b\2012\101105\b2012101105r001.docx 11-12-2012
2
B.2012.1011.05.R001 Wolfertcollege, Rotterdam, onderzoek naar de luchtkwaliteit
Inhoudsopgave
Pagina
1.
INLEIDING................................................................................................................... 4
2.
SITUATIE .................................................................................................................... 5
3.
REGELGEVING LUCHTKWALITEIT ................................................................................. 6
4.
5.
3.1
Wet milieubeheer, hoofdstuk 5 .............................................................................. 6
3.2
Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) ...................................... 7
ONDERZOEK NAAR DE LUCHTKWALITEIT ..................................................................... 8 4.1
Invloed van het plan op de omgeving .................................................................... 8
4.2
Invloed van de omgeving op het plan .................................................................... 8
CONCLUSIE ................................................................................................................. 9
Bijlage 1: Rekenresultaten en uitgangspunten onderzoek luchtkwaliteit
k:\doc\b\2012\101105\b2012101105r001.docx 11-12-2012
3
B.2012.1011.05.R001 Wolfertcollege, Rotterdam, onderzoek naar de luchtkwaliteit
1.
Inleiding In opdracht van PentaRho is door DGMR Bouw B.V. een onderzoek naar de luchtkwaliteit uitgevoerd ten behoeve van de bestemmingsplanprocedure voor het Wolfertcollege in Rotterdam. Het project betreft de renovatie van een kantoorpand uit de jaren ‘30, dat verbouwd wordt tot onderwijsgebouw voor het Wolfertcollege en de WolfertISK. Het te realiseren plan is geprojecteerd binnen de invloedssfeer van de Walenburgerweg, Stationsingel en de Statenweg. De luchtkwaliteit nabij deze wegen is bepaald en getoetst aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. De uitgangspunten voor het onderzoek zijn: een situatietekening met de ligging van de planlocatie aangeleverd door PentaRho; een digitale ondergrond van de omgevingssituatie; de verkeersgegevens van de peiljaren 2013 en 2023 aangeleverd door de gemeente Rotterdam. In dit rapport worden de situatie, het wettelijk kader en de rekenresultaten toegelicht. Vervolgens worden de conclusies gegeven.
k:\doc\b\2012\101105\b2012101105r001.docx 11-12-2012
4
B.2012.1011.05.R001 Wolfertcollege, Rotterdam, onderzoek naar de luchtkwaliteit
2.
Situatie Het project betreft de renovatie van een bestaand kantoorpand uit de jaren ‘30, dat verbouwd wordt tot onderwijsgebouw. Het pand is gelegen op de hoek van de Walenburgerweg en de Statenweg binnen de bebouwde kom van de gemeente Rotterdam. In onderstaande figuur is de situatie weergegeven.
Walenburgerweg
Stationssingel
Statenweg
Figuur 1: Situatie
Ter plaatse van het plangebied zijn stoplichten aanwezig op de Statenweg, Walenburgerweg en Stationssingel. Voor al deze wegen is in het onderzoek dan ook uitgegaan van stagnerend stadsverkeer. Links en rechts van de onderzochte wegen staan bomen en is bebouwing gelegen, hetgeen een negatieve invloed heeft op de verspreiding van luchtverontreinigende stoffen.
k:\doc\b\2012\101105\b2012101105r001.docx 11-12-2012
5
B.2012.1011.05.R001 Wolfertcollege, Rotterdam, onderzoek naar de luchtkwaliteit
3.
Regelgeving luchtkwaliteit Bij wet van 11 oktober 2007, tot wijziging van de Wet milieubeheer, zijn normen (grenswaarden en plandrempels) vastgesteld voor onder andere de concentraties zwaveldioxide (SO 2), stikstofdioxide (NO2), zwevende deeltjes (fijn stof (PM10), koolmonoxide (CO) en benzeen (C6H6) in de lucht. Deze normen zijn vastgelegd in de Wet milieubeheer en gebaseerd op de waarden in Europese Kaderrichtlijn en dochterrichtlijnen voor luchtkwaliteit. Een grenswaarde geeft de kwaliteit aan die op een aangegeven tijdstip tenminste moet zijn bereikt. Een plandrempel is het kwaliteitsniveau, dat bij overschrijding aanleiding geeft tot het opstellen van een plan, waarin aangegeven wordt op welke wijze kan worden voldaan aan bepaalde waarden. De voor dit onderzoek relevante plandrempel- en grenswaarden zijn in tabel 1 weergegeven. Tabel 1 Grenswaarden en plandrempelwaarden Wet milieubeheer stof zwevende deeltjes (PM10 )
stikstofdioxide (NO2)
type norm jaargemiddelde concentratie in µg/m
grenswaarde 3
2013
2015
2022
40
40
40
24-uursgemiddelde dat 35 keer per jaar
50
50
50
overschreden mag worden in µg/m3 jaargemiddelde concentratie in µg/m3
60
40
40
300
200
200
uurgemiddelde dat 18 keer per jaar overschreden mag worden in µg/m3
Op 11 juni 2008 is de nieuwe Europese Richtlijn betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (20 mei 2008) gepubliceerd. Daarmee zijn de oude kaderrichtlijn en de dochterrichtlijnen komen te vervallen. Een belangrijke toevoeging in de nieuwe Europese richtlijn is een grenswaarde voor het meest schadelijke fijn stof, PM 2.5. Vooralsnog wordt PM10 nog als maatgevend gezien bij overschrijdingen van de grenswaarden. Wanneer de grenswaarde voor PM10 niet wordt overschreden zal dat ook het geval zijn voor PM 2.5. Er vindt op dit moment nog onderzoek plaats naar de concentraties en toetsing van PM 2.5. De nieuwe Richtlijn is daarom nog niet in zijn geheel geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving.
3.1
Wet milieubeheer, hoofdstuk 5 Op 15 november 2007 is de zogenoemde Wet luchtkwaliteit, hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm), in werking getreden ter vervanging van het Besluit luchtkwaliteit 2005. In deze wet is gestreefd naar meer flexibiliteit als het gaat om de koppeling van luchtkwaliteitseisen en ruimtelijke ontwikkelingen. Deze flexibiliteit is met name terug te vinden in een verdeling in projecten die wel of niet in betekenende mate ((N)IBM) bijdragen aan de luchtkwaliteit. NIBMprojecten hoeven niet langer getoetst te worden aan de grenswaarden. Tegelijk met het inwerking treden van het nieuwe hoofdstuk 5 in de Wet milieubeheer zijn nieuwe regelingen van kracht geworden. Alle regelingen onder het Besluit luchtkwaliteit 2005 zijn hiermee komen te vervallen.
k:\doc\b\2012\101105\b2012101105r001.docx 11-12-2012
6
B.2012.1011.05.R001 Wolfertcollege, Rotterdam, onderzoek naar de luchtkwaliteit
3.2
Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) Om te kunnen voldoen aan de grenswaarden heeft het Ministerie van VROM het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) ontwikkeld. Het NSL is een samenhangend pakket van ruimtelijke en infrastructurele projecten en maatregelen van Rijk en regio's die de luchtkwaliteit verbeteren. Ook staan in het NSL financiële middelen van het Rijk voor de maatregelen die gemeenten en provincies nemen. Tenslotte bevat het NSL een onderzoeksysteem waarmee gevolgd kan worden of de maatregelen inderdaad het beoogde effect hebben. Bij het van kracht worden van het NSL en de implementatiewet (1 augustus 2009) is de NIBMgrens verschoven van 1% naar 3%. In het Besluit niet in betekenende mate is vastgelegd dat het gaat om 3% van de jaargemiddelde grenswaarde voor stikstofdioxide of fijn stof van 40 µg/m3, zijnde 1.2 µg/m3. De 3% is met andere woorden gerelateerd aan de grenswaarden waarvoor derogatie is verkregen. Gedurende
de
derogatieperiode
gelden
er
op
grond
van
de
richtlijn
tijdelijke
overschrijdingsmarges. Die zijn in de implementatiewet technisch vertaald in grenswaarden. Tot 2015
geldt
er
voor
stikstofdioxide
3
(NO 2)
een
verhoogde
grenswaarde
van
3
60 µg/m (jaargemiddelde), respectievelijk 300 µg/m (uurgemiddelde). In het Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) is geregeld welke projecten niet meer getoetst hoeven te worden aan de grenswaarden. De 1%-/3%bijdrage is voor bepaalde ruimtelijke ontwikkelingen, zoals woningbouwlocaties, omgezet in eenduidige kengetallen die de criteria vormen of wel of niet sprake is van een NIBM-project.
k:\doc\b\2012\101105\b2012101105r001.docx 11-12-2012
7
B.2012.1011.05.R001 Wolfertcollege, Rotterdam, onderzoek naar de luchtkwaliteit
4.
Onderzoek naar de Luchtkwaliteit
4.1
Invloed van het plan op de omgeving De invloed van het plan op de omgeving is afhankelijk van het verschil in verkeersaantrekkende werking tussen de huidige en de toekomstige functie. De huidige functie van de planlocatie is een kantoorfunctie. Volgens de publicatie CROW 256 ‘Verkeersgeneratie woon- en werkgebieden’ kan voor een kantoor op een centrumlocatie worden uitgegaan van 6 voertuigbewegingen per 100 m 2 bedrijfsvloeroppervlak per werkdag. Dit komt overeen met 4.3 voertuigbewegingen per 100 m 2 bedrijfsvloeroppervlak per weekdag. De toekomstige functie van de planlocatie is een middelbare school. Volgens de publicatie CROW 272 ‘Verkeersgeneratie voorzieningen’ kan voor een middelbare school op een centrumlocatie worden uitgegaan van 1.9 voertuigbewegingen per 100 m 2 bedrijfsvloeroppervlak per weekdag. Aangezien de verwachte verkeersaantrekkende werking van het plangebied daalt is de invloed van het plan op de omgeving niet in betekenende mate.
4.2
Invloed van de omgeving op het plan De luchtkwaliteit langs de Walenburgerweg, Statenweg en Stationsingel is berekend met de SRM1 methode in CARII versie 11.0. De luchtkwaliteit is in kaart gebracht voor de peiljaren 2013, 2015 en 2023. Aangezien de verkeersgegevens van de peiljaren 2023 en 2013 nauwelijks verschillen is voor het peiljaar 2015 uitgegaan van de verkeersgegevens van het peiljaar 2023. Dit betreft een worst-case aanname. Het immissiegebied in het model ligt op rijksdriehoekscoördinaten. Op basis van deze rijksdriehoekscoördinaten wordt rekening gehouden met de lokale achtergrondconcentraties. Voor de berekeningen is verder uitgegaan van de meerjarige meteorologische condities. Uit de berekeningen volgt dat de jaargemiddelde concentratie NO 2 maximaal 35.8 µg/m3 bedraagt langs de Walenburgerweg, 34.0 µg/m3 langs de Stationsingel en 39.3 µg/m 3 langs de Satenweg. De jaargemiddelde concentratie PM10 bedraagt langs de Walenburgerweg maximaal 26.2 µg/m3, langs de stationsingel 25.9 µg/m3 en maximaal 27.0 µg/m3 langs de Statenweg. De concentraties voldoen hiermee aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Bovenstaande concentraties zijn voor het maatgevende peiljaar 2013. De resultaten van het peiljaar 2013, 2015 en 2023 zijn opgenomen in bijlage 1.
k:\doc\b\2012\101105\b2012101105r001.docx 11-12-2012
8
B.2012.1011.05.R001 Wolfertcollege, Rotterdam, onderzoek naar de luchtkwaliteit
5.
Conclusie In opdracht van PentaRho is door DGMR Bouw B.V. een onderzoek naar de luchtkwaliteit uitgevoerd ten behoeve van de bestemmingsplanprocedure voor het Wolfertcollege in Rotterdam. Het project betreft de renovatie van een kantoorpand uit de jaren ‘30, die verbouwd wordt tot onderwijsgebouw voor het Wolfertcollege en de WolfertISK. Het te realiseren plan is geprojecteerd binnen de invloedssfeer van de Walenburgerweg, Stationsingel en de Statenweg. De luchtkwaliteit nabij deze wegen is bepaald en getoetst aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Uit de berekeningen volgt dat de jaargemiddelde concentratie NO2 maximaal 35.8 µg/m3 bedraagt langs de Walenburgerweg, 34.0 µg/m3 langs de Stationsingel en 39.3 µg/m3 langs de Statenweg. De jaargemiddelde concentratie PM10 bedraagt langs de Walenburgerweg maximaal 26.2 µg/m 3, langs de stationsingel 25.9 µg/m3 en maximaal 27.0 µg/m3 langs de Statenweg. De concentraties voldoen hiermee aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Bovenstaande houdt in dat luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de realisatie van het plan. Arnhem, 11 december 2012 DGMR Industrie, Verkeer en Milieu B.V.
k:\doc\b\2012\101105\b2012101105r001.docx 11-12-2012
9
B.2012.1011.05.R001 Wolfertcollege, Rotterdam, onderzoek naar de luchtkwaliteit
Bijlage 1
Rekenresultaten en uitgangspunten onderzoek luchtkwaliteit
Adviseurs voor bouw, industrie, verkeer, milieu en software
Rekenresultaten onderzoek luchtkwaliteit Naam
ing. E.P.M. de Backer
CAR II versie
7
Stratenbestand
Wolfertcollege
Jaartal
2013, 2015 en 2023 Meerjarige meteorologie
Meteorologische conditie
Resultaten 2013
Y
Jaargemiddelde
Jm achtergrond
# Overschrijdingen grenswaarde
# Overschrijdingen plandrempel
Jaargemiddelde
Jm achtergrond
# Overschrijdingen grenswaarde
# Overschrijdingen plandrempel
Rotterdam
Bergweg
91391
437960
35,8
32,4
0
0
26,2
25,6
15
0
Rotterdam
Stationsingel
91461
437928
34,0
32,4
0
0
25,9
25,6
14
0
Rotterdam
Statentunnel
91332
437919
39,3
32,4
0
0
27,0
25,6
17
0
Plaats
X
PM10 [ug/m3]
Straatnaam
NO2 [ug/m3]
Resultaten 2015
Y
Jaargemiddelde
Jm achtergrond
# Overschrijdingen grenswaarde
# Overschrijdingen plandrempel
Jaargemiddelde
Jm achtergrond
# Overschrijdingen grenswaarde
# Overschrijdingen plandrempel
Rotterdam
Bergweg
91391
437960
33,9
30,9
0
0
25,2
24,7
12
0
Rotterdam
Stationsingel
91461
437928
32,3
30,9
0
0
24,9
24,7
12
0
Rotterdam
Statentunnel
91332
437919
37,0
30,9
0
0
25,8
24,7
14
0
Plaats
X
PM10 [ug/m3]
Straatnaam
NO2 [ug/m3]
Resultaten 2023
Y
Jaargemiddelde
Jm achtergrond
# Overschrijdingen grenswaarde
# Overschrijdingen plandrempel
Jaargemiddelde
Jm achtergrond
# Overschrijdingen grenswaarde
# Overschrijdingen plandrempel
Rotterdam
Bergweg
91391
437960
28,7
26,9
0
0
24,1
23,7
10
0
Rotterdam
Stationsingel
91461
437928
27,7
26,9
0
0
23,9
23,7
9
0
Rotterdam
Statentunnel
91332
437919
30,7
26,9
0
0
24,7
23,7
11
0
Plaats
X
PM10 [ug/m3]
Straatnaam
NO2 [ug/m3]
Invoergegevens 2013 Plaats
Straat
X(m)
Y(m)
naam
Intensiteit
Fractie
(mvt/etm) licht
Fractie
Fractie
Snelheids
Weg
Bomen
Afstand
middel
zwaar
type
type
factor
tot wegas
Rotterdam
Bergweg
91391
437960
15025
0,98
0,02
0,01 Stagnerend stadsverkeer
Beide zijden van ...
1,25
Rotterdam
Stationsingel
91461
437928
4150
0,99
0,01
0,01 Stagnerend stadsverkeer
Beide zijden van ...
1,25
30 23
Rotterdam
Statentunnel
91332
437919
33950
0,98
0,02
0,01 Stagnerend stadsverkeer
Beide zijden van ...
1,5
35
Invoergegevens 2015 en 2023 Plaats
Straat
X(m)
Y(m)
Intensiteit
Fractie
(mvt/etm) licht
naam
Fractie
Fractie
Snelheids
Weg
Bomen
Afstand
middel
zwaar
type
type
factor
tot wegas
Rotterdam
Bergweg
91391
437960
15025
0,98
0,02
0,01 Stagnerend stadsverkeer
Beide zijden van ...
1,25
Rotterdam
Stationsingel
91461
437928
4275
0,99
0,01
0,01 Stagnerend stadsverkeer
Beide zijden van ...
1,25
30 23
Rotterdam
Statentunnel
91332
437919
33950
0,98
0,02
0,01 Stagnerend stadsverkeer
Beide zijden van ...
1,5
35
43
Bijlage 5 Quickscan externe veiligheid
Rho adviseurs voor leefruimte
021548.1794300
Notitie
1.
Project
Verbouwing kantoorgebouw Walenburgerweg, Rotterdam
Betreft
Quickscan inventarisatie risicobronnen externe veiligheid
Ons kenmerk
B.2012.1011.04.N001
Versie
001
Datum
13 december 2012
Verwerkt door
RKC|MBR
Contactpersoon
ir. R.J. (Robert) Bos
E-mail
[email protected]
Inleiding In opdracht van stichting BOOR heeft DGMR Industrie, Verkeer en Milieu B.V. een quickscan externe veiligheid uitgevoerd ten behoeve van het project Walenburgerweg in Rotterdam. Externe veiligheid gaat over de risico’s voor de omgeving, veroorzaakt door de productie, de opslag, het transport en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Het vrijkomen van een gevaarlijke stof als gevolg van een ongeval, brengt een overlijdensrisico met zich mee voor aanwezigen in de nabijheid van de risicobron. In deze notitie is geïnventariseerd welke risicobronnen het externe veiligheidsniveau van het plan kunnen beïnvloeden. Dit betreft een kwalitatieve inschatting. Het gaat hierbij om de risicocontouren voor het plaatsgebonden risico en de omvang van het invloedsgebied. Een ontwikkeling binnen het invloedsgebied van een risicobron beïnvloedt de hoogte van het groepsrisico. In deze notitie staat daarom het antwoord op de volgende vragen: Voorziet het plan in de realisatie van kwetsbare objecten binnen de normcontouren voor het plaatsgebonden risico? Beïnvloedt het plan het groepsrisico van risicobronnen in de omgeving van het plan? De gemeente Rotterdam kan mede op basis van de antwoorden op deze vragen de verantwoordingsplicht groepsrisico invullen.
2.
Situatieschets Het plan betreft de renovatie van een bestaand kantoorpand aan de Walenburgerweg. In de toekomstige situatie zal een middelbare school zich in het pand vestigen. Hiertoe is onder andere een bestemmingsplanwijziging benodigd. In figuur 1 is de ligging van het plangebied weergegeven.
k:\doc\b\2012\101104\b2012101104n001.docx 13-12-2012
1
B.2012.1011.04.N001 Verbouwing kantoorgebouw Walenburgerweg, Quickscan risicobronnen
Walenburgerweg
Rotterdam CS
Figuur 1: ligging plangebied en directe omgeving (bron: Google Earth)
3.
Toetsingskader externe veiligheid In het externe veiligheidsbeleid wordt de risicobenadering gehanteerd. Op grond van de risicobenadering worden grenzen gesteld aan de risico’s gelet op de kwetsbaarheid van de omgeving en vice versa. Het begrip risico wordt in beeld gebracht door middel van twee begrippen: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor het plaatsgebonden risico 1 geldt een grens- en een richtwaarde. De beoordeling van het groepsrisico2 vindt niet plaats door toetsing aan een vaste norm, maar door middel van het afleggen van een verantwoording. Het bevoegd gezag beoordeelt hierbij de aanvaardbaarheid van het groepsrisico in het omgevingsbesluit. Dit wordt de verantwoordingsplicht groepsrisico genoemd. De regels ten aanzien van vervoer van gevaarlijke stoffen per weg, buis, water en spoor zijn opgenomen in de Nota Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (nota RNVGS) en zijn nader uitgewerkt in de Circulaire RNVGS. Voor wat betreft bedrijven zijn normen vastgelegd in het
1
De kans per jaar dat één (fictief) persoon, die zich permanent en onbeschermd op dezelfde plaats bevindt, komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico kan rond een inrichting of een vervoersas als lijn op een kaart worden weergegeven, de zogenaamde risicocontouren. 2 De cumulatieve kans per jaar, dat ten minste tien of meer personen komen te overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting of transportroute, bij een ongeval waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Aangezien er meerdere groepsgroottes kunnen bestaan, is het groepsrisico een verzameling van meerdere kansen die meestal worden uitgezet in een zogenaamde groepsrisicografiek (fN-curve).
k:\doc\b\2012\101104\b2012101104n001.docx 13-12-2012
2
B.2012.1011.04.N001 Verbouwing kantoorgebouw Walenburgerweg, Quickscan risicobronnen
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Het Bevi en de Circulaire RNVGS verplichten het bevoegd gezag afstand te houden tussen gevoelige objecten en risicobronnen.
4.
Inventarisatie risicobronnen Bedrijven en transportassen in de omgeving van het plangebied kunnen het externe veiligheidsniveau in het plangebied beïnvloeden. Daarnaast beïnvloeden aanwezigen binnen het invloedsgebied van een risicobron de hoogte van het groepsrisico. In dit hoofdstuk zijn het groepsrisico en het plaatsgebonden risico van alle in de omgeving van het plangebied aanwezige risicobronnen beschouwd. Hierbij is een gebied van circa 800 meter rondom het plangebied beschouwd. Voor verder weggelegen risicobronnen wordt, mede gezien de grootte van het plan, verondersteld dat het plan geen significante invloed heeft op het groepsrisico. In het plangebied worden geen nieuwe risicobronnen gerealiseerd. De relevante risicobronnen zijn bepaald op basis van de risicokaart 3, het Basisnet Weg4 en het Basisnet spoor5. In figuur 2 is een overzicht gegeven van de risicobronnen die in de directe nabijheid van het plangebied zijn gelegen.
3
www.risicokaart.nl (december 2012).
4
Eindrapportage Basisnet Weg, versie 1.0, kenmerk 121223/EA9/001/000494/sfo, oktober 2009. Basisnet Spoor, kenmerk IENM/BSK-2011/151455, 20 september 2011.
5
k:\doc\b\2012\101104\b2012101104n001.docx 13-12-2012
3
B.2012.1011.04.N001 Verbouwing kantoorgebouw Walenburgerweg, Quickscan risicobronnen
Sportfondsenbad
Europcar
sporen Rotterdam CS
Figuur 2: overzicht risicobronnen in de directe omgeving van het plangebied (rode cirkel).
Onderstaand zijn deze risisobronnen nader beschouwd. Europcar Autoverhuur Rotterdam-Centrum In de directe nabijheid van het plangebied, aan de Walenburghof 17, is Europcar gesitueerd. Onderdeel van het verhuurbedrijf is volgens de risicokaart een tankstation. Momenteel lijkt dit een separaat tankstation van Avia te zijn. Op het tankstation wordt geen LPG verkocht, enkel diesel en benzine. Het tankstation valt hiermee onder het Activiteitenbesluit. In het Activiteitenbesluit wordt verwezen naar de veiligheidsafstanden uit de PGS 28 (versie 2005). Voor onbemande pompen geldt een externe veiligheidsafstand van 20 meter tussen een bezineafleverzuil en kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Het nieuwe schoolgebouw ligt op circa 45 meter afstand van de afleverzuilen. Er wordt derhalve voldaan aan de veiligheidsafstand uit PGS 28. Gezien de afstand tussen het tankstation en het bouwplan zijn er geen belemmeringen voor het aspect externe veiligheid.
k:\doc\b\2012\101104\b2012101104n001.docx 13-12-2012
4
B.2012.1011.04.N001 Verbouwing kantoorgebouw Walenburgerweg, Quickscan risicobronnen
Sportfondsenbad Rotterdam Noord Het Sportfondsenbad Rotterdam Noord is gelegen aan de Van Maanenstraat 8. Het zwembad beschikt over een chloorbleekloogtank van 2000 liter. Het plaatsgebonden risico 10-6/jaar bedraagt volgens de Risicokaart 0 meter. Het zwembad is op circa 620 meter afstand van het plangebied gelegen. Gezien de afstand tot het plangebied is deze risicobron niet relevant voor het plan. Doorgaand spoor Rotterdam CS Het plangebied is gelegen nabij station Rotterdam Centraal. Over de sporen van Rotterdam CS vindt volgens het Basisnet Spoor transport van gevaarlijke stoffen plaats. Het plangebied ligt op circa 125 meter afstand van de meest dichtbij gelegen spoor waarover transport met gevaarlijke stoffen plaatsvindt6. Hiermee ligt het plangebied binnen het aandachtsgebied (200 meter volgens Circulaire RNVGS) van het spoortraject. Uit eerder kwantitatief onderzoek voor het doorgaande treinverkeer van en naar Rotterdam CS is bepaald dat het plaatsgebonden risico ten hoogste 10 meter afstand bedraagt. Het plangebied is derhalve niet binnen het PR 10-6/jaar gelegen. De veiligheidszone uit de Circulaire RNVGS bedraagt 7 meter. Het groepsrisico ten gevolge van het doorgaande treinverkeer dient inzichtelijk gemaakt te worden. Hiervoor dient een berekening (een zogenoemde kwantitatieve risicoanalyse) met het voorgeschreven rekenpakket RBMII uitgevoerd te worden. In tabel 1 zijn de hierboven besproken afstanden samengevat weergegeven.
Tabel 1 Risicobronnen in de omgeving en hun invloedsgebied (afstand in meters) risicobron benzineservicestation (zonder LPG) zwembad: chloorbleekloog 2.000 liter sporen van en naar Rotterdam CS
6 7
invloedsgebied 457 enkele tientallen meters >4.000
afstand tot plan 45
plasbrandaandachtsgebied n.v.t.
PR 10-6 contour/ veiligheidszone n.v.t.
908
n.v.t.
0
125
309
710
Op basis van PlanMER Rotterdam Central District, kenmerk 20080327, 17 maart 2011. Invloedsgebied behorende bij LF1 en LF2 tankwagens voor wegtransport.
8
Op basis van Gevarenkaart nr. 9. LRI-gevaarlijke stoffen, Provincie Noord-Brabant, GK09, versie 5.1.3.
9
Gemeten vanaf het buitenste spoor, op basis van Basisnet Spoor. Gemeten vanuit het midden van de doorgaande spoorbundel (Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen).
10
k:\doc\b\2012\101104\b2012101104n001.docx 13-12-2012
5
44
Rho adviseurs voor leefruimte
021548.1794300
45
Bijlage 6 Onderzoek externe veiligheid
Rho adviseurs voor leefruimte
021548.1794300
Rapport B.2012.1011.08.R001 Wolfertcollege, Rotterdam Onderzoek externe veiligheid - groepsrisico Status: DEFINITIEF
Van Pallandtstraat 9-11 Postbus 153 6800 AD Arnhem T +31 (0)26 351 21 41
Casuariestraat 5 Postbus 370 2501 C J Den Haag T +31 (0)70 350 39 99
Lavendelheide 2 Postbus 671 9200 AR Drachten T +31 (0)512 52 23 24
Geerweg 11 Postbus 640 6130 AP Sittard T +31 (0)46 411 39 30
Adviseurs voor bouw, industrie, verkeer, milieu en software
[email protected] www.dgmr.nl
B.2012.1011.08.R001 Wolfertcollege, Rotterdam - Onderzoek externe veiligheid - groepsrisico
Inhoudsopgave
Pagina
1.
INLEIDING................................................................................................................... 4
2.
SITUATIE .................................................................................................................... 5
3.
BEOORDELINGSKADER EXTERNE VEILIGHEID ............................................................... 6
4.
5.
3.1
Plaatsgebonden risico (PR) .................................................................................... 6
3.2
Groepsrisico (GR).................................................................................................. 6
3.3
Plasbrandaandachtsgebied .................................................................................... 7
3.4
Gemeentelijk beleid .............................................................................................. 7
ONDERZOEK EXTERNE VEILIGHEID .............................................................................. 9 4.1
Vervoer gevaarlijke stoffen over het spoor ............................................................. 9
4.2
Resultaten plaatsgebonden risico ........................................................................... 9
4.3
Resultaten groepsrisico ....................................................................................... 10
CONCLUSIE ............................................................................................................... 12
k:\doc\b\2012\101108\b2012101108r001.docx 01-05-2013
3
B.2012.1011.08.R001 Wolfertcollege, Rotterdam - Onderzoek externe veiligheid - groepsrisico
1.
Inleiding In opdracht van PentaRho heeft DGMR Bouw B.V. een onderzoek externe veiligheid uitgevoerd ten behoeve van de bestemmingsplanprocedure voor het Wolfertcollege in Rotterdam. Het betreft een vervolgonderzoek op DGMR-notitie B.2012.1011.04.N001 van december 2012. Uit deze voorgaande notitie volgt dat nader onderzoek naar het groepsrisico ten gevolge van de spoorlijn noodzakelijk is. De voorliggende rapportage gaat hierop in. Het project betreft de renovatie van een kantoorpand uit de jaren ’30, dat verbouwd wordt tot een onderwijsgebouw voor het Wolfertcollege en de WolfertISK. Externe veiligheid gaat over de risico’s voor de omgeving, veroorzaakt door de productie, de opslag, het transport en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Het vrijkomen van een gevaarlijke stof als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, brengt een overlijdensrisico met zich mee voor aanwezigen in de nabijheid van de risicobron. Het bevoegd gezag moet de beleidskeuzes voor de ontwikkeling in het bestemmingsplan verantwoorden. In het kader van een goede ruimtelijke ordening en het zorgvuldigheidsbeginsel is externe veiligheid een aspect dat in de toelichting bij het plan aan de orde moeten komen. Doel van het onderzoek is invulling te geven aan de onderzoeksplicht. Vanuit deze doelstelling is de volgende centrale vraag geformuleerd: Wat zijn de (wettelijke) belemmeringen als gevolg van het externe veiligheidsniveau van het plan ‘Wolfertcollege’ en op welke manier kunnen deze worden weggenomen? In dit rapport worden de situatie, het wettelijk kader en de rekenresultaten toegelicht. Vervolgens worden de conclusies gegeven.
k:\doc\b\2012\101108\b2012101108r001.docx 01-05-2013
4
B.2012.1011.08.R001 Wolfertcollege, Rotterdam - Onderzoek externe veiligheid - groepsrisico
2.
Situatie Het project betreft de renovatie van een bestaand kantoorpand uit de jaren ‘30, dat verbouwd wordt tot onderwijsgebouw. Het pand is gelegen op de hoek van de Walenburgerweg en de Statenweg binnen de bebouwde kom van de gemeente Rotterdam. In onderstaande figuur is de situatie weergegeven.
Traject Rotterdam Lombardijen - Breukelen
Figuur 1: Situatie
Aan de zuidzijde van het plangebied is de het spoortraject Rotterdam Lombardijen - Breukelen gelegen. Over dit traject worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Een ongeval met gevaarlijke stoffen op het spoor kan leiden tot doden en gewonden in het plangebied.
k:\doc\b\2012\101108\b2012101108r001.docx 01-05-2013
5
B.2012.1011.08.R001 Wolfertcollege, Rotterdam - Onderzoek externe veiligheid - groepsrisico
3.
Beoordelingskader externe veiligheid In het externe veiligheidsbeleid wordt de risicobenadering gehanteerd. Op grond van de risicobenadering worden grenzen gesteld aan de risico’s gelet op de kwetsbaarheid van de omgeving en vice versa. Het begrip risico wordt in beeld gebracht door middel van twee begrippen: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. De regels ten aanzien van vervoer van gevaarlijke stoffen per weg, buis, water en spoor zijn opgenomen in de Nota Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (nota RNVGS) en zijn nader uitgewerkt in de Circulaire RNVGS. Voor wat betreft bedrijven zijn normen vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Het Bevi en de Circulaire RNVGS verplichten het bevoegd gezag afstand te houden tussen gevoelige objecten en risicobronnen. Op basis van dit huidige rijksbeleid moet decentraal rekening gehouden worden met externe veiligheid bij ruimtelijke ontwikkelingen binnen het invloedsgebied van risicobronnen. De regels hebben als doel: het voor zowel individuele als groepen burgers garanderen van een minimum beschermingsniveau tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen.
3.1
Plaatsgebonden risico (PR) Onder het plaatsgebonden risico wordt verstaan: de kans per jaar dat één (fictief) persoon, die zich permanent en onbeschermd op dezelfde plaats bevindt, komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico kan rond een inrichting of een vervoersas als lijn op een kaart worden weergegeven, de zogenaamde risicocontouren. Voor het plaatsgebonden
risico
geldt
een
wettelijke
norm.
Voor
kwetsbare
objecten
(bijvoorbeeld woningen) geldt een grenswaarde waarbij nieuwe objecten niet binnen een 10-6/jaar contour 1 mogen liggen. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt een richtwaarde en mag in het geval van gewichtige redenen worden afgeweken van de 10-6/jaar norm. Welke objecten als kwetsbaar en beperkt kwetsbaar worden aangemerkt, staan onder meer in het Bevi en de Circulaire RNVGS. De in het plangebied gelegen woningen zijn aan te merken als een kwetsbaar object.
3.2
Groepsrisico (GR) Het groepsrisico is gedefinieerd als de cumulatieve kans per jaar, dat ten minste tien of meer personen komen te overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting of transportroute, bij een ongeval waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Aangezien er meerdere groepsgroottes kunnen bestaan, is het groepsrisico een verzameling van meerdere kansen die meestal worden uitgezet in een zogenaamde groepsrisicografiek.
1
10-6/jaar is een verkorte schrijfwijze voor eenmaal per miljoen jaar.
k:\doc\b\2012\101108\b2012101108r001.docx 01-05-2013
6
B.2012.1011.08.R001 Wolfertcollege, Rotterdam - Onderzoek externe veiligheid - groepsrisico
De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico bij het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt per transportsegment gemeten per kilometer en per jaar: • • • •
10-4 voor een ongeval met ten minste 10 dodelijke slachtoffers. 10-6 voor een ongeval met ten minste 100 slachtoffers. 10-8 voor een ongeval met ten minste 1.000 slachtoffers. enz. (een lijn door deze punten bepaalt de oriëntatiewaarde).
Het groepsrisico maakt geen onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. In het huidige beleid is geen harde grenswaarde vastgesteld, maar een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag mag van deze oriëntatiewaarde afwijken, mits het daarvoor een motivatie geeft. Deze verantwoordingsplicht groepsrisico staat in de Circulaire RNVGS en het Bevi. De manier van afwegen
is
nader
uitgewerkt
in
de
Handreiking
Verantwoordingsplicht
Groepsrisico
(november 2007). Het bevoegd gezag beoordeelt hierbij de aanvaardbaarheid van het risico op basis van de criteria uit de Circulaire RNVGS. Dit is samengevat: 1. De aanwezige dichtheid van personen in het invloedsgebied. 2. De hoogte van het groepsrisico ten opzichte van de oriëntatiewaarde, voor en na het ruimtelijk besluit. 3. Voor- en nadelen van ruimtelijke alternatieven met een lager groepsrisico (nut en noodzaak van de ontwikkeling). 4. Mogelijkheden tot beperking groepsrisico (nu en in de toekomst). 5. Mogelijkheden tot voorbereiding en bestrijding van een ramp (veiligheidsketen). 6. Mogelijkheden voor zelfredzaamheid en vluchtmogelijkheden aanwezigen. De gemeente heeft bij het invullen van de verantwoordingsplicht groepsrisico een grote mate van beoordelingsvrijheid. Nergens is vastgelegd met welke diepgang voorgaande criteria aan de orde moeten komen. Ten aanzien van criteria 5 en 6 heeft de Veiligheidsregio adviesrecht.
3.3
Plasbrandaandachtsgebied Voor
de
meest
vervoerde
stofsoort,
namelijk
brandbare
vloeistoffen,
is
een
extra
veiligheidsambitie gedefinieerd voor Rijkswegen en spoorwegen opgenomen in het basisnet. Het meest
denkbare
scenario
rond
infrastructuur
is
een
plasbrand.
Een
zogenaamd
plasbrandaandachtsgebied houdt rekening met de effecten van een plasbrand in een gebied rond de infrastructuur. Rond het traject Rotterdam Lombardijen - Breukelen is sprake van een plasbrandaandachtsgebied van 30 m. Het plangebied ligt buiten deze 30 m.
3.4
Gemeentelijk beleid Rotterdam streeft voor stad en haven naar een situatie waarbij het groepsrisico voor alle nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen en/of uitbreidingen van risicovolle activiteiten zo laag mogelijk is, en waarbij tevens geldt dat, bij voorkeur, de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden. Uitgangspunt van het beleid is dat er voldoende ruimte is voor de ruimtelijke en economische ambities van de stad en de haven, maar dat initiatiefnemers het noodzakelijke doen om de risico’s als gevolg van die ontwikkelingen zo laag mogelijk te houden. Het is niet de bedoeling om ruimtelijke ontwikkelingen of activiteiten van bedrijven op voorhand tegen te houden of te beperken. k:\doc\b\2012\101108\b2012101108r001.docx 01-05-2013
7
B.2012.1011.08.R001 Wolfertcollege, Rotterdam - Onderzoek externe veiligheid - groepsrisico
Rotterdam probeert deze ambitie in drie stappen te bereiken: 1. Door te streven naar een situatie waarbij het groepsrisico de oriëntatiewaarde niet overschrijdt. 2. Als dat niet haalbaar is wordt er naar gestreefd het GR niet toe te laten nemen. 3. Indien dit niet realistisch is wordt bezien of het mogelijk is om door middel van maatwerk tot een zo verantwoord mogelijk GR te komen.
k:\doc\b\2012\101108\b2012101108r001.docx 01-05-2013
8
B.2012.1011.08.R001 Wolfertcollege, Rotterdam - Onderzoek externe veiligheid - groepsrisico
4.
Onderzoek externe veiligheid In dit hoofdstuk zijn het groepsrisico en het plaatsgebonden risico van het spoor beschouwd. In het plangebied worden geen nieuwe risicobronnen gerealiseerd.
4.1
Vervoer gevaarlijke stoffen over het spoor Over het traject Rotterdam Lombardijen - Breukelen worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Het plangebied ligt op circa 130 m van het spoor. In onderstaande tabel zijn de vervoerscijfers over het spoor opgenomen. Tabel 1 Transportgegevens traject Rotterdam Lombardijen - Breukelen Stof Brandbare Gassen (A) Giftige Gassen (B2) Zeer brandbare vloeistoffen (C3) Giftige vloeistoffen (D3) Zeer giftige vloeistoffen (D4)
Aantal transporten per jaar 1400 910 6020 1110 190
Het groepsrisico en het plaatsgebonden risico van de spoorlijn zijn berekend met het rekenpakket RBMII versie 2.2. Hierbij is uitgegaan van de transportcijfers en BLEVE-verhouding uit het basisnet spoor. Voor het weerstation is uitgegaan van Rotterdam. De gehanteerde uitgangspunten zijn opgenomen in bijlage 2.
4.2
Resultaten plaatsgebonden risico De betreffende spoorlijn heeft een PR 10-6/jaar op circa 1 meter uit het hart van de spoorbundel. De PR 10-8/jaar contour ligt op circa 250 m van het spoor en valt samen met het plangebied. Aangezien het plangebied buiten de 10-6/jaar contour ligt is geen sprake van een overschrijding van de normen voor het plaatsgebonden risico. De PR contouren zijn weergegeven in figuur 2.
Figuur 2: Plaatsgebonden risico. 10-6/jaar contour is weergegeven met rood. 10-7/jaar contour is weergegeven met blauw, de 10-8/jaar contour met groen
k:\doc\b\2012\101108\b2012101108r001.docx 01-05-2013
9
B.2012.1011.08.R001 Wolfertcollege, Rotterdam - Onderzoek externe veiligheid - groepsrisico
4.3
Resultaten groepsrisico
4.3.1
Gehanteerde populatie De populatie per buurt is overgenomen uit de Nationale Risicokaart en aangevuld met de bijzondere bestemmingen die zijn opgenomen op de Risicokaart (scholen, grote kantoren sporthallen, horeca) Voor Blijdorp is in de Risicokaart geen populatie opgenomen. Voor deze locatie is uitgegaan van 1.500.000 bezoekers per jaar. Voor de aanwezigheidsgegevens in de huidige situatie op de planlocatie (kantoor circa 8.000 m2 BVO) is uitgegaan van 1 aanwezige per 25 m2 BVO. Voor de plansituatie is aangesloten bij de kentallen voor een grote school uit de PGS1 deel 6. Hiermee komt de populatie in de huidige situatie op 320 aanwezigen in de dagperiode en in de plansituatie op 1000 personen in de dagperiode en 190 personen in de nachtperiode.
4.3.2
Groepsrisico Het groepsrisico in de huidige en de toekomstige situatie rondom het plangebied is weergegeven in figuur 3. Het groepsrisico bedraagt zowel in de autonome situatie als in de plansituatie 2.3 maal de oriënterende waarde.
Figuur 3: Groepsrisico. Autonome situatie is weergegeven met de rode lijn. De plansituatie met de blauwe lijn. De lijnen liggen nagenoeg op elkaar.
k:\doc\b\2012\101108\b2012101108r001.docx 01-05-2013
10
B.2012.1011.08.R001 Wolfertcollege, Rotterdam - Onderzoek externe veiligheid - groepsrisico
De met het rekenmodel berekende groepsrisico’s zijn weergegeven in tabel 2. Tabel 2 Resultaten berekening groepsrisico Situatie
Hoogste overschrijdingsfactor van het groepsrisico
Autonoom Plansituatie
2,3 2,3
Aantal slachtoffers bij het hoogste groepsrisico met bijbehorende frequentie 2065 (2,2x10-9/jaar) 2065 (2,2x10-9/jaar)
Uit de berekeningen blijkt dat de ontwikkeling geen significante invloed heeft op het groepsrisico.
k:\doc\b\2012\101108\b2012101108r001.docx 01-05-2013
11
B.2012.1011.08.R001 Wolfertcollege, Rotterdam - Onderzoek externe veiligheid - groepsrisico
5.
Conclusie In opdracht van PhentaRho heeft DGMR, Industrie Verkeer en Milieu B.V. een onderzoek externe veiligheid uitgevoerd in het kader van het ruimtelijk besluit, dat de ontwikkeling van het plan Wolfertcollege op de voormalige kantoorlocatie, mogelijk gaat maken. Binnen het plangebied wordt voldaan aan de grenswaarden voor het plaatsgebonden risico van het spoor. Het plangebied ligt buiten het plasbrandaandachtsgebied van het spoor. In het externe veiligheidbeleid van de gemeente Rotterdam is opgenomen dat gestreefd moet worden naar een situatie waarbij het groepsrisico de oriëntatiewaarde niet overschrijdt. Indien dit niet haalbaar is wordt er naar gestreefd het groepsrisico niet toe te laten nemen. Het groepsrisico van het spoor bedraagt in de omgeving van het plangebied 2,3 maal de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico stijgt niet significant als gevolg van de ontwikkeling. Hiermee wordt voldaan aan de eisen uit het gemeentelijk beleid. Arnhem, 1 mei 2013 DGMR Bouw B.V
k:\doc\b\2012\101108\b2012101108r001.docx 01-05-2013
12
46
Rho adviseurs voor leefruimte
021548.1794300
Regels
48
Rho adviseurs voor leefruimte
021548.1794300
49
Hoofdstuk 1
Artikel 1
INLEIDENDE REGELS
Begrippen
1.1 Plan Het bestemmingsplan Walenburgerweg 130 van de gemeente Rotterdam.
1.2 Bestemmingsplan De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0599.BP2076Walenbwg130-va01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.3 Aanduiding Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 Aanduidingsgrens De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 Archeologisch deskundige Het Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam of een andere deskundige op het gebied van archeologie.
1.6 Archeologisch monument Monument als bedoeld in artikel 1 onder c. van de Monumentenwet 1988.
1.7 Bebouwing Een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.8 Bestemmingsgrens De grens van een bestemmingsvlak.
1.9 Bestemmingsvlak Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
Rho adviseurs voor leefruimte
021548.1794300
50
1.10 Bouwen Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.11 Bouwgrens De grens van een Bouwvlak.
1.12 Bouwlaag Het tussen twee opeenvolgende vloeren (of tussen een vloer en plat dak) gelegen, voor verblijf geschikt deel van een gebouw. Een kap, vliering, zolder, souterrain, alsmede een dakopbouw binnen het theoretisch profiel van een kap, worden niet als een afzonderlijke bouwlaag beschouwd. Alleen ingeval een dakopbouw breder is dan tweederde van de pandbreedte, wordt dit als een aparte bouwlaag geteld. NB: onder het "theoretisch profiel van een kap" wordt verstaan de ruimte binnen een kap met schuine zijden waarvan de hellingshoek ten minste 20 en maximaal 60 graden bedraagt.
1.13 Bouwvlak Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.14 Bouwwerk Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.15 Bijgebouw Vrijstaand gebouw dat door constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan een hoofdgebouw gelegen op hetzelfde perceel.
1.16 Gebouw Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.17 Hoofdgebouw Gebouw dat door zijn constructie en/of afmeting als dominant is aan te merken ten opzichte van de bijbehorende bijgebouwen gelegen op hetzelfde perceel.
1.18 Maaiveld De bovenkant van het aansluitende, afgewerkte terrein dat een bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein het gemiddelde van die bovenkanten wordt aangehouden.
1.19 Maatschappelijke dienstverlening Voorzieningen op het gebied van onderwijs, religie, gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening en publieke dienstverlening.
Rho adviseurs voor leefruimte
021548.1794300
51
1.20 Peil (straat-) a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de kruin van de weg; b. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang, na voltooiing van de aanleg van dat terrein. Indien een bouwwerk aan meer dan één weg wordt gebouwd, is het peil van de hoogstgelegen weg maatgevend.
1.21 Publieke dienstverlening Bestuursorganen van de overheid en de daaraan gekoppelde ambtelijke diensten ten behoeve van de beleidsvoorbereiding en -uitvoering, alsmede politie, brandweer, reinigingsdiensten, gezondheidsdiensten.
1.22 Wet geluidhinder De Wet geluidhinder zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan.
Rho adviseurs voor leefruimte
021548.1794300
52
Artikel 2
wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1 de inhoud van een bouwwerk tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels ( en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, installatieruimtes, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 de oppervlakte van een bouwwerk tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van een bouwwerk.
2.4 de breedte van een gebouw van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels verspringen of niet evenwijdig lopen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte.
Rho adviseurs voor leefruimte
021548.1794300
53
Hoofdstuk 2
Artikel 3
BESTEMMINGSREGELS
Maatschappelijk
3.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. voorzieningen op het gebied van onderwijs, religie, gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening en Publieke dienstverlening, met het daarbij behorende erf; b. Waarde - Archeologie als bedoeld in Waarde - Archeologie, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
3.2 Bouwregels 3.2.1 Algemeen Op de voor 'Maatschappelijk' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 3.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor Waarde - Archeologie, is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing. 3.2.3 Bebouwingsnormen Gebouwen mogen niet hoger worden dan 14,5 meter; bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet hoger dan 3 meter.
Rho adviseurs voor leefruimte
021548.1794300
54
Artikel 4
Waarde - Archeologie
4.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.
4.2 Bouwregels 4.2.1 Rapport archeologisch deskundige In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke voldoen aan de oppervlakte- en dieptematen welke genoemd zijn in 4.3.1. 4.2.2 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels verbinden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek; c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 4.3.1 Verbod In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de hierna onder 4.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die: a. dieper reiken dan 1,0 meter beneden het maaiveld en die tevens een terreinoppervlak groter dan 2 200 m beslaan. 4.3.2 Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook); b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; c. het indrijven van voorwerpen in de bodem; d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven; e. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.; f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen. 4.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden Het vergunningvereiste geldt niet voor werken (geen bouwwerken zijnde) of werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden, niet voor bedoelde activiteiten welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.
Rho adviseurs voor leefruimte
021548.1794300
55
4.3.4 Vergunning Vergunning wordt verleend, nadat de aanvrager van een omgevingsvergunning een rapport aan burgemeester en wethouders heeft overgelegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. 4.3.5 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan vergunning Aan een vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek; c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
Rho adviseurs voor leefruimte
021548.1794300
56
Rho adviseurs voor leefruimte
021548.1794300
57
Hoofdstuk 3
Artikel 5
ALGEMENE REGELS
Antidubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Rho adviseurs voor leefruimte
021548.1794300
58
Artikel 6
Algemene afwijkingsregels
6.1 Afwijking toegestane bouwhoogte architectuur Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van de regels ten aanzien van de maximum toegestane bouwhoogte van een gebouw, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,5 meter, uitsluitend toe te passen ingeval extra bouwhoogte nodig is voor een architectonisch verantwoorde afronding van de bovenste bouwlaag c.q. kap/schuin dakvlak;
6.2 Afwijking toegestane bouwhoogte techniek Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van de regels van dit bestemmingsplan ten aanzien van de maximum toegestane bouwhoogte van een gebouw, ten behoeve van technische voorzieningen op het dak, welke noodzakelijk zijn voor het doelmatig functioneren van het bouwwerk, zoals liftopbouwen, lichtkoepels, schoorstenen, antennemasten, luchtverversingsapparatuur, glazenwas installatie e.d., mits de overschrijding van de maximum bouwhoogte niet meer dan 5 meter bedraagt.
Rho adviseurs voor leefruimte
021548.1794300
59
Hoofdstuk 4
Artikel 7
OVERGANGS- EN SLOTREGELS
Overgangsrecht
7.1 Overgangsrecht bouwwerken 7.1.1 Aanwezige bouwwerken Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 7.1.2 Afwijking Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van lid 7.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 7.1.1 met maximaal 10 %. 7.1.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken Lid 7.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
7.2 Overgangsrecht gebruik 7.2.1 Bestaand gebruik Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. 7.2.2 Strijdig gebruik Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 7.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. 7.2.3 Verboden gebruik Indien het gebruik, bedoeld in lid 7.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. 7.2.4 Uitzonderingen op het overgangsrecht gebruik Lid 7.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Rho adviseurs voor leefruimte
021548.1794300
60
Artikel 8
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "Walenburgerweg 130", gemeente Rotterdam.
Rho adviseurs voor leefruimte
021548.1794300
Raadsbesluit
C
GEMEENTERAAD vergadering vare
11
De Raad van de gemeente Rotterdam,
20W
S í í ï ĩ ï ï ™ Besloten
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 22 april 2014 (raadsvoorstel nr. 14/006239); gelet op de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening; besluit: 1.
Het bestemmingsplan "Wa lenburgerweg 130", NL.IMRO.0599.BP2076Wa lenbwg130met bijbehorende ondergrond 20130514 ondergrondWalenburgerweg 130.dwg, ongewijzigd in elektronische en papieren vorm vast te stellen; geen exploitatieplan vast te stellen. -
2.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 5 juni 2014. De griffier,
De voorzitter,
t
Registratienummer dienst: 14/006239 Portefeuillehouder: Steller: mr. Y . H . Akkulak, 010-489 96379
raadsvergadering van: raadsstuk 14BB1248
05062014 pagina 3
Verbeelding
115
Schepenstraat
112
42
6
7
40
8 9
12 7 12
9
131
135
137
122
133
120
55
3 14
7
7 15
12
3
118
5-1
in ckple
4
130
* 26 6-1
12
116
14
in Bent
11
114
118
120
g erwe nburg
Wale
7*
85-8
*
4 82-8
113
1*
79-8
111
Plangebied
* 76-78
109
Plangrens
5* 73-7 2* 70-7
tion
Sta
107 105
el
130
128
ng
ssi
Enkelbestemmingen
103
M
101
Maatschappelijk
104 99
Dubbelbestemmingen
97
95
M
WR-A
Waarde - Archeologie
91
93
196
87
89
WR-A
Bouwvlakken 100
St ati
bouwvlak
on
90
ss
ing
el
MON
11 80
200 202
Staten
12 13
nburg Wale
hof
Rotterdam
gemeente
weg
bestemmingsplan
17
9 31-15
Walenburgerweg 130
3
identificatie
planstatus
identificatiecode
datum
enpa Stat
d
tekening status
schaal
: 1:1000
concept
afmeting
: A3
06-06-2013
voorontwerp
bladnummer
: 1
projectnummer
31-10-2013
ontwerp
aantal bladen : 1
021548.17943.00
05-06-2014
vastgesteld
bestand
NL.IMRO. 0599.BP2076Walenbwg130-va01
34 400-8
noordpijl
postbus 150 3000 AD Rotterdam 010-2018555
[email protected] www.rho.nl
referte getekend
: ir R. Sips : ED
: 0XUL-BpL